. ONTHULLINGEN uit de VROUWENKAMPEN «- *- IN ZUID-AFRIKA door Emily Hobhouse. G. DELWEL & Co., Rotterdam. \ie\ J&omWê i?an ^cVccr Ve\ ^otv^ \o\ \etv\3\tv3 &ev eWeu&c ox\^ev &e ■Jvou^cxv en VvcvAevexi \xv ^vüA-'^vS.Va, 1. Verslag en uittreksels uit brieven. In mijn qualiteit als uwe afgevaardigde in Zuid-Afrika haast ik mij U eenig bericht te zenden van de kampen, waarin de vrouwen en kinderen zijn samengebracht en U te wijzen op de noodzakelijkheid van verderen steun te hunnen behoeve. Door de vriendelijke toestemming van lord Milner en lord Kitchener werd ik in staat gesteld een zeker aantal dezer kampen te bezoeken, de behoeften hunner bevolking vast te stellen en daarin te voorzien uit dat gedeelte van het Fonds, dat U mij toevertrouwde. I11 overweging nemende het verschil van toestand in de onderscheidene kampen, is het hoogst moeilijk daarvan een geregeld, gewoon verslag te geven. Beter is het U te doen kennis nemen van datgene- wat dag aan dag werd gezien, zich afspeelde en werd opgeteekend. Hier en daar duiden noten aan den voet der pagina's de veranderingen of verbeteringen aan van later datum. Zoodoende moge U een zwakke schildering krijgen van hetgeen geleden wordt door de zwakkere leden van twee geheele landen. Enkele wenken zijn daaraan toegevoegd, die, zoo zij worden opgevolgd, volgens mijn meening, zeer veel zouden bijdragen tot verzachting van het kampleven, gedurende de maanden of jaren, dat het nog gehandhaafd zal blijven. Ik heb de eer enz. E. HOBHOUSE. 22 Januari. Ik had een prachtige kar, mij te Kaapstad gegeven door de vriendelijke bemoeiingen van Sir Alfred Milner — een groote wagen met dubbele zeilen, met een inhoud van 12 ton. Ik nam voor een waarde van 2400 gulden aan kruidenierswaren mee, benevens alle pakken kleeren, die ik kon machtig worden. De wagen verliet Kaapstad een dag vroeger dan ik, werd geladen op den trein waarmee ik naar de Aar vertrok en kwam zoodoende gelijktijdig met mij aan. Het allereerste wat ik den volgenden dag deed, was mij te wenden tot den chef der goederenloods, den wagen op te eischen en maatregelen te nemen hem te ontladen. Dien morgen heb ik besteed om alle artikelen te rangschikken, ze te ontpakken en te sorteeren. Het was erg warm. Ik geloof, dat de kracht van aangenaam werk gelegen is in de omstandigheid, dat men geheel vergeet een lichaam te hebben, maar hier bracht de hitte den mensch voortdurend in herinnering, dat hij van vleesch was en dat is zeer onaangenaam. Ik had geen slechte reis van Kaapstad, maar zij was erg eentonig. In de Karoo was het vreeselijk warm en den tweeden dag woedden er verschrikkelijke zandstormen, afgewisseld Jjij onweersbuien. Het zand drong door de gesloten portieren, vulde oogen en ooren, kleurde mijn haar rood en bedekte alles als een tafellaken. Wat betreft uitgestrektheid van land en lucht is de Karoo heerlijk, maar vreeselijk eenzaam en op vele plaatsen groeien de planten twee of drie meter van elkaar als verafschuwen zij elkanders bijzijn. Vanaf Colesberg was het uitzicht troosteloos. Het land scheen dood en verlaten voor zoover het oog reikte, zonder een sprankje leven, slechts paarden en muilezels en kudden als geraamten zoo mager, met een soort van gestadigen angst in hun oogen, en verbleekte beenderen en overblijfselen van allerlei soort. Ik zag eenige verbrande hoeven, maar die welke niet verbrand waren, schenen even eenzaam en verlaten, terwijl geen arbeid wordt verricht op de velden. Werkelijk, de lijn langs den geheelen wegjiseen keten van Tommies, geeuwend op hun post en allen opklimmend naar de portierraampjes om te vragen naar kranten of iets, zooals zij zeggen, om den tijd mee te dooden. Ik gaf hen die, welke ik had en al mijn novellen. Maar ik moet voortgaan u te vertellen van de Vrouwenkampen, die met dat al, het centraalpunt van belangstelling vormen. Het kamp te Bloemfontein. 26 Januari. Het bannelingenkamp hier is goed twee mijlen van de stad, beneden aan de zuidelijke helling van een kopje: recht er voor strekt zich het naakte, bruine veld uit, zonder een enkele schuilplaats of een boom in welke richting ook. geen schaduw, wat naam hebben mag. Het was ongeveer vier uur van een verzengenden middag toen ik in het kamp aankwam en ik kan niet zeggen, wat ik gevoelde, daarom zal ik het niet probeeren. Het allereerst begon ik een vrouw te zoeken, wier zuster ik had ontmoet in Kaapstad. En het is zoo moeilijk een weg te vinden in zoo'n dorp van eenvormige tenten, geen straten of namen of nummers! Er zijn bijna 2000 (') vrouwen in dit ééne kamp, waaronder slechts weinig mannen — men noemt hen „hands-up men" — en meer dan 900 (l) kinderen. Stel u voor de hitte buiten de tenten en de verstikkende warmte daarbinnen! Wij zaten op de deken, die was opgerold, in de tent van mevr. B- en de zon boorde door het dunne canvas en de vliegen lagen dik en zwart op alles. Geen stoel, geen tafel, noch ruimte voor zoo iets, slechts een deel-kist, rechtop staande, dienende als kleine etenskast. In eene kleine tent leefden mevr. B's vijf kinderen (drie reeds volwassen) en een kleine kaffer-dienstmeid. Vele tenten hebben meer bewoners. Mevr. P. kwam binnen en mevr. R. en anderen en vertelden mij haar geschiedenis en wij weenden te zamen en zelfs lachten we samen en brabbelden slecht Hollandsch en slecht Engelsch den geheelen namiddag- Als het 's nachts regent, stroomt het water door het zeildoek, vliet als het ware naar binnen — als het regent, giet het in dit land — onder het zeil van de tent en doorweekt de deken, waaronder men op den grond slaapt. Terwijl wij daar zaten, kroop een slang naar binnen. Men zei, het was een adder, erg vergiftig, waarom allen naar buiten snelden; ik viel het ondier aan met mijn parasol. Ik kon de gedachte niet verdragen, dat het beest vrij en frank zou verkeeren in een gezelschap, waarvan de meesten op den grond slapen. Na eenigen strijd verwondde ik de slang en toen kwam een man met een houten hamer en maakte een eind aan haar leven. Mevr. P. is erg moedig en kalm. Zij heeft zes kinderen, varieerend van vijftien tot twee jaar en zij weet niet, waar een van hen is ('). Zij werd zonder veel omhaal van hen gescheiden ; haar man is voor een of ander in gevangenschap te Bloemfontein, maar hem wordt niet toegestaan haar te zien. Zij verwacht haar bevalling in ongeveer drie weken en moet toch slapen op den naakten grond, zoodat zij stijf en pijnlijk is geworden; zij heeft langer dan twee maanden niets om op te zitten, maar moest neerhurken op een opgerolde deken. Ik ben overtuigd, dat u haar een matras zoudt toewenschen en ik vroeg haar of zij er een wilde hebben. Dankbaar accepteerde zij dit aanbod en ik rustte niet voor zij er een had. Al het kindergoed was thuis in gereedheid, maar alles is zij kwijt. Dat is slechts één geval, heel gewoon, onder de honderden en honderden. De vrouwen wekken bewondering, zij weenen heel weinig en klagen nimmer. Haar ontzettend lijden, de beleedigingen, haar verliezen en angst schijnen haar tranen te hebben doen opdrogen. De menschen, die comfortabele huizen hebben gehad, zelfs met eenige luxe ingericht, schikken zich tot stille lijdzaamheid en trachten haar hard en vreeslijk lot zoo goed mogelijk te dragen. Slechts wanneer de wonden worden opengereten door het lijden van haar kinderen dan kunnen zij haar gevoel niet bedwingen. Mevr. M. bijvoorbeeld. Zij had zes kinderen in het kamp, allen ziek, twee in het kleine hospitaal aan typhus, en vier ziek in de tent. Ook zij verwacht spoedig haar bevalling. Haar echtgenoot is op Ceylon, zij heeft middelen en zou gaarne voor zich zelf zorgen, hetzij in de stad of in de Kolonie, waar zij familie heeft of door terug te gaan naar haar hoeve. Deze was niet verbrand, alleen het huisraad was vernield; maar zij moest hier blijven, ziende hoe haar kinderen kwijnden en ziek werden. Ter wille van hen smeekte zij met tranen in de oogen heen te mogen gaan en voor zich zelf te zorgen. Ik noem dit kampsysteem een wreedheid op groote schaal. Nimmer kan het worden uitgewischt uit de herinnering van het volk. Het hardst drukt het op de kinderen. Zij kwijnen weg in de vreeselijke hitte met het onvoldoende, ongeschikte voedsel; wat gij ook doet, wat de autoriteiten doen — en zij doen, geloof ik, hun best met heel beperkte middelen,— het is alles slechts een ongelukkig klein pleistertje op een heel groote wonde. Duizenden, physisch ongeschikt, zijn in levensomstandigheden geplaatst, waartoe zij de kracht missen om die te verduren. Hun wacht niets anders dan een treurige ondergang. Er zijn ook gevallen, waarin geheele families zijn gescheiden en verspreid, men (!) Dit getal is thans bijna verdubbeld. (!) Drie maanden tater werd mevr. P. met al haar kinderen hereenigd, uitgezonderd twee. weet niet waarheen. Wilt gij trachten, hoe dan ook, het Engelsche publiek den toestand te doen begrijpen en het te dwingen zich zelf af te vragen, wat het zal beginnen met deze menschen? Er moeten er ruim 15000 (') zijn; het zou mij niet verwonderen als er meer waren. Enkele weinigen hebben middelen, maar het meerendeei is geruïneerd en bezit op het oogenblik geen cent. Op twee wijzen moet Engeland hen ondersteunen, öf door belasting van regeeringswege öf door vrijwillige liefdadigheid. Wanneer de menschen thuis hun beurs willen sparen (ge ziet, ik doe een beroep op het laagste motief) waarom dan niet hen, die zich zelf kunnen redden, toegestaan om naar vrienden of bloedverwanten te gaan in de Kaapkolonie? Velen wenschten vurig om dat te doen. Dat zou reeds eenige verlichting geven. Als het Engelsche volk slechts trachtte zich een kleine voorstelling te vormen van den geheelen rampzaligen toestand. Geheele dorpen en districten worden uitgeroeid en veranderd in een vreemde, naakte woestenij. Het instandhouden dezer kampen is een moord plegen aan de kinderen. Altijd nog natuurlijk, kan er verbeterd worden door meer oordeelkundig voedsel; maar doe wat ge wilt, de zaak zelf kan niet ongedaan gemaakt worden. Vandaag is het Zondag, en den geheelen dag heb ik mij afgetobd en afgesjouwd met de balen kleederen, met het uitpakken, sorteeren en het weer bijeenpakken in bundels. Wij waren zoo blij met zulke dwaze dingen, zooals corsetten en bretels voor kleine jongens. Ik vond wat kindergoed voor mevr. P. Ik geloof niet, dat er een enkel overtollig artikel is. Maar wat een familie om te kleeden ! Thans moet ik U iets vertellen van hun rantsoenen! Dagelijks — vleesch Vj pond (met been en vet); (2) koffie 2 ons; meel pond; gecondenseerde melk Vu busje; suiker 2 ons; zout Va ons. Dat is alles, niets anders om aan te vullen. Vroeger kreeg men somtijds aardappelen, zeven aardappelen voor zeven personen, maar reeds lang was dat onmogelijk geweest. Zeep was eveneens niet verkrijgbaar geweest, (') Natuurlijk is dat aantal thans belangrijk toegenomen, over de 20.000 in den OranjeVrijstaat alleen; 25.000 in de kampen in Transvaal, behalve die in de Kaapkolonie en Na tal. (s) Engelsch gewicht = 4Va ons hollandsch ongeveer. en werd nooit in rantsoenen gegeven. ') Sommigen hebben geld en mogen het bovenstaande aanvullen en sommige dingen bijkoopen in enkele kleine winkels, waar alleen in het klein verkocht wordt en die toegestaan worden in het kamp. Buitensporige prijzen worden gevraagd, bijv. 30 cent voor een knot katoen. Maar men is natuurlijk uitermate bang om van het geld te scheiden, begrijpende, dat dit alles is om het leven opnieuw weer te beginnen, daar niemand eenig inkomen heeft. Het is werkelijk een troosteloos vooruitzicht. Enkelen van hen, die contant geld hadden, begroeven het om veiligheidsmaatregelen op hun boerderij en kunnen thans er natuurlijk niet bij komen. Allen zeggen, dat, worden zij in vrijheid gesteld, zij zich wel zullen trachten te redden en een schuilplaats in het verwoeste huis is minstens even goed als onder deze dikwijls half verrotte tenten. De gedachte is hard genoeg, dat ontelbare kinderlevens daardoor gered zouden worden. De typhus heerscht erg en wij vreezeu ieder oogenblik het uitbreken eener epidemie, daarom wend ik al mijne krachten aan om het water uit de Modder-rivier te laten koken. Typhuskiemen slikken is hetzelfde als dat water te drinken, zeggen de dokters. Toch kan men alles niet koken, want in de allereerste plaats is brandstof erg schaarsch ; de hoeveelheid, die wekelijks wordt verdeeld, is nog niet voldoende om één maaltijd per dag te koken en men moet de reeds kale kopjes afzoeken om haar aan te vullen. Er is nauwelijks een splinter te vinden. In de tweede plaats heeft men geen extra benoodigdheden om het water te bewaren als het gekookt is. Ik stel daarom voor, in iedere tent een extra kruik te geven en een proclamatie uit te vaardigen, dat al het drinkwater gekookt moet worden. Het zal ongeveer 600 gulden kosten, wanneer er kruiken verkrijgbaar zijn. Niettegenstaande de geringe hoeveelheid water, die wordt uitgereikt, en dat is erg spaarzaam, zijn al de tenten, waar ik geweest ben, uitermate netjes en zindelijk, twee uitgezonderd, die waren gewoon, en dat met zulke beperkingen! 31 Januari. Ik trachte een grooten locomotiefketel (2) te krijgen om iederen druppel water te koken voor het werd rondgedeeld. Daardoor zou ') Op aanhoudend aandringen en nadat er weken achtereen om gevraagd was, wordt thans at' en toe zeep gegeven in uitermate kleine hoeveelheid — zeker niet genoeg voor kleeding en persoonlijk gebruik. (2) Er was er geen te krijgen, daarom liet het kampbestuur fornuizen en tanks maken. brandstof bespaard worden en het zou goedkooper zijn op den langen duur; daarenboven zou het ons verder brengen naar het verlangde doel, want menigeen kon nietten volle vertrouwd worden, dat zij het water voor persoonlijk gebruik kookte. Wat wij nog meer noodig hadden, was voedsel voor de koeien. Er waren er vijftig in het kamp, maar zij gaven te zamen slechts vier emmers melk, arme half verhongerde dieren. (') Wat vooral noodig-is, is een waschhuis met watertoevoer uit de stad, maar daar zie ik geen kans toe. Sommige menschen in de stad willen beweren, dat het kamp een zegen des hemels is. Welnu, zien en zien is twee. Ik was vandaag in het kamp in een afgelegen hoekje en zag dar.r het volgende: Een pleegzuster, slecht gevoed en overwerkt, zonk juist op haar bed, nauwelijks in staat zich staande te houden, na zich te hebben bezig gehouden met dertig typhuslijders en andere patienten, met de ongeoefende hulp van twee Boerenmeisjes; koken en oppassen moest zij alles zelf doen. Vervolgens werd ik geroepen bij een vrouw, bevangen door de warmte, met de eerste verschijnselen, dat zij bevallen moest. Gelukkig had ik nachtgoed in mijn pakje, ik gaf het haar en twee kleine kinderjurkjes. In de volgende tent blies een kindje van zes maanden'den laatsten adem uit op zijn moeders knie. De dokter had het 's morgens een poeder gegeven, maar sedert dien tijd had het niets gehad. Twee of drie anderen kwijnden ziekelijk weg in die tent. In de volgende was een kind herstellende van de mazelen; het werd uit het hospitaal ontslagen voor het loopen kon, en lag thans uitgestrekt op den grond; drie of vier anderen lagen er bij. In de volgende lag een meisje van 21 jaar te sterven op een veldbed- De vader, een groote, goedige boer, knielde naast haar; terwijl in de aangrenzende tent zijn vrouw waakte bij een kind van zes jaar, eveneens stervende en een van vijf jaar, dat wegteerde. Dit ouderpaar had reeds drie kinderen in het hospitaal verloren en daarom wilde het deze niet laten gaan, ofschoon ik smeekte hen uit de gloeiend heete tent te brengen. „Wij moeten deze zelf oppassen," zeide de boer. Ik zond iemand om wat brandewijn te halen en liet wat in de keel van het meisje loopen, maar in de meeste gevallen Toen het kamp verdubbelde, waren deze niet voldoende, daarom liet ik geld achter voor meerdere. (!) Voedsel werd geweigerd omdat liet te kostbaar was. Na de regens werd de melkhoeveelheid beter. moet men er bij staan en toezien, gedoemd tot hulpeloosheid omdat er niets is om iets te doen. Toen kwam een man naar mij toe en zeide: „Zuster," (zij noemen mij „Zuster" of „Die meissie van Engeland") „kom eens kijken naar mijn kind, 't is bijna drie maanden ziek." Het was een klein, aardig ventje van vier jaar en niets was van hem over dan zijn groote bruine oogen en zijn witte tanden, waarvan de lippen teruggetrokken waren, te zwak om zich te sluiten. Zijn lichaam was weggeteerd. Het ventje had gesmacht om versche melk; maar, natuurlijk, die was er niet geweest, behalve de *twee laatste dagen en nu de vijftig koeien slechts vier emmers geven, kan men zich voorstellen wat voor voedsel daarin is. Evenwel ik zond er iemand om en liet het kind buiten brengen, op een kussen, in het avondkoeltje, dat steeds komt opzetten als de zon ondergaat. Ik kan niet beschrijven, wat men gevoelt als men deze kinderen als het ware " ineengekrompen ziet liggen. Het zijn net verwelkte bloemen, die men heeft weggegooid. En men moet er bij blijven staan en naar zulke ellende kijken, zonder in staat te zijn bijna iets te doen. Norvals Pont en Aliwal Nord. 10 Februari. Ik zal u thans iets vertellen van het kamp te Norvals Pont. Het was een week van opgewondenheid omdat alles voorviel op dezelfde dagen dat De Wet de Engelschen noodzaakte de lijn op en neer te rennen. Op de beste tijden reizend is reeds hard genoeg in dit heete, langzame, dorstige land, voeg daarbij de warmte militaire controle op alles, afwezigheid of gedeeltelijke verdwijning van de gewone spoorwegbeambten, permits en passen in eindelooze verscheidenheid, het gevaar van het reizen bij nacht, af en toe de lijn opgebroken of een trein verbrand, en de spoorweg geblokkeerd door ontelbare troepen-treinen, proviand-treinen, die alle op zijlijnen gebracht moeten worden omdat het enkel spoor is en gij hebt een idee van het geduld, dat men moet oefenen. Op een vreeslijk heeten dag werden onze oogen verfrischt door onafgebroken luchtspiegelingen, voorstellende een heerlijk gezicht op koele uitgestrektheden water en zinnebeeldige klippen. Somtijds heb ik geslapen in een trein, die op een zijspoor stond, somtijds in spookachtige, zoogenaamde hotels. Een Duitsche Lutheraansche zendeling toonde mij veel gastvrijheid en de wachten waren zeei vriendelijk door mij toe te laten in hun wagen. Ik was bevreesd omtrent hetgeen ik vinden zou in het kamp te Norvals Pont, daar ik wist, dat er geen stad in de nabijheid was, waar men zich van voorraad kan voorzien of waarvan men hulp kon verwachten in een of ander opzicht. Maar het doet mij genoegen, te kunnen mededeelen, dat het verreweg het kamp te Bloemfontein overtrof. De plek, die men gekozen had is een dal, omringd door heuvels, ongeveer een mijl van het station. Van uit de tent van den kampcommandant, heeft men een heerlijk gezicht op een gedeelte der Oranje-rivier en verderop den bruinen heuvel met vierkanten top van Bethulie. Het algemeen karakter der heuvels komt hiermede overeen — vierkant en vlak van boven tafelbergen over het geheele land verspreid. De bevolking van dit kamp bedraagt ongeveer 1500; het is goed ingericht in rijen en straten met nummers, zoodat men er tenminste den weg kan vinden. Er waren slechts weinig veldtenten en deze zijn nog in een rij geplaatst aan eene zijde ten gerieve van de weinige werkelijke vluchtelingen. Daar deze menschen echter verreweg in de minderheid zijn, is het heel verkeerd het kamp aan te duiden met „vluchtelingenkamp", te meer daar men moeilijk van hen kan zeggen, dat zij geheel uit vrijen wil gekomen waren. Hun werd verteld, dat hun eigen stad ontruimd moest worden en dat zij den hongerdood zouden sterven als zij niet kwamen. De menschen, die werkelijk krijgsgevangen gemaakt waren, hadden het midden en vooruitspringend gedeelte van het kamp in gebruik en over een groot gedeelte aan den anderen kant zijn de tenten geplaatst van de weinige mannen, die zich overgaven en dergelijken. Van 6 uur 's middags tot 8 uur 's morgens is het verboden dit gedeelte van het kamp te verlaten naar de andere zijde en de soldaten hebben geen tenten in den omtrek van het kamp. In plaats van het water uit de Oranjerivier te drinken, gebruikt men de rivier alleen om te baden en de kampcommandant heeft buizen laten leggen naar een boerderij, waar een bron 14000 gallons water per uur levert; dit zuivere water wordt in het kamp aangevoerd. Zeer tot mijn vreugde bevond ik, dat het te Norvals Pont veel minder overbevolkt was en dat iedere tent was voorzien met een laag houten bed, een matras, een bank, een tafel en enkele andere benoodigdheden. Als een natuurlijk gevolg was het geheele uiterlijk van de menschen anders. Er woedden geen heftige ziekten, ofschoon mij werd medegedeeld, dat elke zieke, die in het hospitaal was opgenomen, gestorven was, wat ik toeschrijf (en zoo deden ook de menschen) aan slechte verzorging. Er zijn geen geoefende verpleegsters. Ik hoop, dat er spoedig een komen zal. (') Er is geen geestelijke en men begraaft zelf de dooden. (*) De hitte was groot. Zelfs in de groote, koele, luchtige veldtent was het dikwijls 104 graden Fahrenheit, en in de kleine tenten van enkel zeildoek steeg de thermometer tot 108 en 110 graden. De dokter verklaarde, dat hij zijn medische thermometer daar niet kan gebruiken, omdat hij niet wilde dalen. Ik was doodelijk vermoeid, als ik een geheelen dag met de menschen in zoo'n tent had zitten praten, vooral als er zes of zeven waren, en anderen van buiten de nauwe opening vulden, waardoor de mogelijkheid werd uitgesloten, dat eenige frissche lucht binnenkwam. Sir Alfred Milner zend den commissaris van onderwijs rond om scholen op te richten in elk dezer kampen. In Norvals Pont zijn twee groote tenten apart gezet en juffrouwen met diploma's zijn ter beschikking van de kampbewoners. De behoefte aan kinderkleeding is zeer groot. De kampcommandant was zoozeer overtuigd van die kleedernood, dat hij voor 1800 gulden kleedingstukken liet komen en deze uitdeelde. Ik wist er eenige machtig te worden en zocht enkele vrouwen in het kamp uit, die ze verdeelden, waar zij het meest noodig waren. Hoewel hoog was het sterftecijfer hier minder dan te Bloemfontein. Minder overbevolking en beter water Aliwal Nord, 12 Februari. Het was een vreeselijke reis van Norvals Pont naar Aliwal Nord, maar ik kwam er ten laatste aan. Het arme, kleine Aliwal, met slechts een bevolking van 800 zielen, kreeg binnen vier weken een bevolking van 2000 menschen ei bij, waarvoor het moest zorgen; bijna het driedubbele van zijn eigen getal, maar het zij te zijner eer gezegd, alles werd goed georganiseerd en voor zoover dat mogelijk (1) Een der Hollandsclie verpleegsters (zuster II. Broers) is daar thans, benevens een ervaren vrouw uit Kaapstad, uitgezonden door liet «Scarlatina Hospital". (2) De heer Van dhr Werve van Beaufort West. heeft sedert de tweede week van April verlof tot blijven. was, de ellende verzacht. De kampcommandant was uitbundig in zijn lof over de bewoners — hun geduld, hun goed gedrag en hun weinige klachten onder de vele bezoekingen en verliezen. Het kamp kon nauwelijks een gevangenkamp genoemd worden; er zijn geen soldaten of schildwachten, en het grootste deel der menschen mag vrij in het dorp rondloopen en bezoek ontvangen zonder passen. De geheele bevolking van Smithfield, Rouxville en Zastron is hier en tot heden kwamen slechts twee sterfgevallen voor, maar het kamp bestaat nog slechts een maand. Alles is uitstekend geregeld en voor alles is gezorgd. De commandant gaf twee tenten aan groote huisgezinnen en stelt zeildoek beschikbaar voer ieder, die de moeite neemt, houten latwerk tc maken voor extra kamers. Hij spoort hen aan bij hem te komen en hun behoeften bloot te leggen. De rantsoenen voedsel zijn hier beter. Blikgroenten werden gegeven en 1 pond aardappelen tweemaal per week (en de aardappelen kosten 30 cent per pond of achtmaal zoo duur als in Londen). Ik vond er een kreupele jonge vrouw, in 't geheel niet bestand tegen het leven in een tent, bovendien wilde zij gaarne haar eigen kost verdienen, waartoe zij volkomen in staat was, als haar slechts werd veroorloofd in de stad uit naaien te gaan. De kampcommandant wilde haar hierin ter wille zijn, mits hij slechts wist, waar ze heen zou gaan en nu tracht ik de zaak voor haar in orde te brengen in Aliwal Nord. Er is daar namelijk groote behoefte aan kinderkleeding, vooral nu de school waarschijnlijk weder geopend zal worden en ik koos eenige vrouwen om kleederen te maken. Hetgeen in dit kamp echter 't meest wordt ontbeerd, is zeep. Noch hier noch in Norval's Pont wordt in deze zoo noodige behoefte voorzien en zij, die geen geld hebben, zijn niet in staat zich zelve of hunne kleeding behoorlijk te reinigen. Mannen denken aan zulke zaken niet, tenzij men er hen opmerkzaam op maakt. Zij verwonderen zich eenvondig, dat deze menschen zoo onzindelijk zijn. Ik kocht zeep in de stad en zond die om in de eerste behoefte te voorzien en tegelijkertijd eenige stoffen voor de vrouwen om zich eenige kleedingstukken te maken. Velen hebben haar naaimachines meegebracht; het eenige wat zij redden van alles wat zij bezaten. Terug- in Bloemfontein. 17 Februari. Ik wilde zoo graag de jonge meisjes der meer gegoede klasse, die zich hier in dit kamp bevinden, bevrijden en een plaats bezorgen op een of andere kostschool. De moeders kunnen het niet aanzien, dat haar dochters maanden lang niets te doen hebben. Zulk een leven is zeer demoralise-erend, vooral voor een jong meisje. Ik ben in staat deze kinderen een uitrusting te geven van de kleedingstukken, welke ik in voorraad heb. Thans begin ik in te zien, hoe wij ons geld op de beste wijze kunnen besteden. Ten eerste, door te zorgen voor deze kinderen, want bevrijding uit het kamp is het beste- Ten tweede, door mannen en vrouwen, die blijven moeten, werk te verschaffen,'t zij om 't vervaardigde voor eigen gebruik aan te wenden, 't zij om het te verkoopen, maar bovenal, om hen van die martelende ledigheid te verlossen, die hen thans kwelt. Een man zeide mij, dat indien hij slechts leder had hij zijn heele gezin van schoenen zou voorzien en ze voor anderen tegen den prijs van eenige stuivers lappen. Morgen zal ik een en ander aankoopen, maar gij moet bedenken, dat alles hier zeer schaarsch is en ik misschien naar Kaapstad zal moeten gaan. Vandaag vond ik een man, die zeer aardige mandjes maakte van de takjes der struiken, welke op de kopjes groeien. Die Boeren weten zich zoo goed en tevens zoo knap te behelpen. Zij kunnen zelf hun eigen zeep maken en indien de regeering er toe komt dit artikel aan deze menschen te verschaffen, kan het misschien goedkooper zijn, in de grondstoffen te voorzien en eenige vrouwen te bezigen om in elk kamp de noodige hoeveelheid te bereiden. Eindelijk ontvingen we nu ook de ketels om het water, eer het wordt uitgereikt, te kooken. De dokters zeggen, dat de keelziekten, die hier heerschen nergens anders aan te wijten zijn, dan aan den onaangenamen geur, welke het gevolg is van zeer onvoldoende gezondheidsmaatregelen. Aan een zijde van het kamp is de stank bepaald onverdraaglijk. Een zuigeling, die deze week in een der kleine tenten geboren werd onder zeer armoedige omstandigheden, boezemt mij veel belangstelling in. De moeder vroeg me, haar kind een naam te geven, die bij de omstandigheden der geboorte paste. Ik stelde voor „Dolores" of hetgeen mij beter voorkwam „Hoop," maar de arme vrouw had geen hoop meer en koos Dolores als naam voor haar arm, klein kind. Daar zij niet in staat was zich zelf te wasschen, wist ik een andere vrouw over te halen, dit te doen en de vader lapte haar schoenen als belooning. In Irenekamp alleen, hoorde ik, zijn meer dan 200 gevallen als dit voorgekomen, zoodat kinderkleeding overal welkom zal zijn. Ik tob er erg over, hoe in de behoefte aan matrassen te voorzien. Indien de militaire overheid mij hooi of stroo wil verschaffen, zou ik de menschen aan 't werk zetten om ze voor zich te maken. Hooi of stroo geeft wel geen zachte ligging, maar 't schijnt dat geen andere vulling in genoegzame hoeveelheid te krijgen zal zijn en daar deze nu zelfs ook nog ontbreekt- is de meerderheid genoodzaakt op den harden grond te slapen. Toch voel ik me zeer opgeruimd want ik heb zooeven voor een lieve jonge moeder met drie nog kleine kinderen toestemming gekregen, dat ze bij haar vrienden in de Kaapkolonie kon gaan wonen. Er zijn er velen, die op deze wijze konden worden ontslagen. Ik moet u ook nog de verzekering geven, dat de kleeding uitstekend bevalt en onze gave zeer wordt gewaardeerd. Ook voel ik, dat zij, die ze vervaardigden, recht hebben op de zegeningen, de vurige dankbetuigingen, de handkussen, die ik ontving. Lange boezelaars worden veel gedragen door meisjes, zoowel als vrouwen, en ook eigenaardige hoofddeksels, die ze Kappies noemen, en welke ik niet beter kan beschrijven dan als een soort van hooge zonnehoeden. Zij staan den vrouwen zeer aardig en maken dat zij er uitzien als jonge meisjes, ook vormen ze een zeer schilderachtige dracht. 18 Februari. Wij hebben een grooten voorraad tenten noodig, want alle zijn overvol. Op 't oogenblik leven er gemiddeld zes personen in elk dier kleine tenten, 'twelk natuurlijk in vele gevallen negen of tien bedraagt. De inhoud van zulk een tentis doorgaans minder dan500kubieken voet, zoodat ge u verbeelden kunt in welk een dampkring de nacht wordt doorgebracht. Het is zulk een zonderlinge, doch tevens lafhartige, verachtelijke handelwijze, over dit geheele land groote, ongeriefelijke verblijfplaatsen te hebben opgericht, waar menschen, die men vluchtelingen noemt worden beschermd, op zulk een wijze, dat ze zichzelven als krijgsgevangenen beschouwen, dewijl men ze een bescherming opdringt, die ze verfoeien. Degenen, die het meest hebben geleden, die 't meest hebben verloren, 't zij hun kinderen door den dood, of al wat ze bezaten, door 't vuur en 't zwaard zooals bijna allen der hier samengebrachte vrouwen, toonen het grootste geduld en nimmer hoorde ik haar den wensch uiten, dat hun mannen den oorlog mochten opgeven; want ze begrijpen, dat thans gestreden moet worden tot het bitter einde. 22 Februari. Van morgen ontving ik bericht, dat het mij werd toegestaan de vier meisjes, welke ik had uitgekozen, op een kostschool te doen en nu ging ik zien of zij gekleed en geschoeid waren. Arme kinderen; zij zeiden mij, dat het zoo heerlijk was, weer eens op een bed te mogen slapen, na langer dan zeven maanden in 't kamp te hebben vertoefd, waar men geen andere rustplaats heeft dan den harden grond. Een van haar had last van aanvallen van doofheid, nu vrees ik dat ze voor altijd stokdoof zal zijn. Zij was blootgesteld aan den tocht en den mist, die onder de tent doordrong en de gevolgen bleven niet uit. Zulke gevallen komen niet op de doodenlijst en men hoort ze niet in Europa en toch gebeuren ze dagelijks. Het zijn de vruchten van dit verfoeilijke kampsysteem. Ik wenschte, dat er iemand opstond, die zich de zaak dezer gevangenen aantrok. Ik hoorde zonderlinge dingen, die dit m.i. zeer noodig maken. Een oude man werd gisteren in 't kamp gebracht. Het schijnt, dat een der babbelzieke vrouwen naar den commandant ging en verhaalde, dat zij den oude had hooren zeggen: „De boeren zullen vandaag of morgen weer in Bloemfontein zijn." Hij werd daarom in de gevangenis gesloten. Ik denk vaak aan de toekomst en hoe het best te handelen. De vraag naar kleeding is zeer groot en het is een hopelooze gedachte, maar niettemin waar, dat de weldadigheid van Engeland en de Koloniën te zamen, slechts voor een klein gedeelte toereikend zal zijn, krachtdadigen onderstand te verleenen. De regeering erkent dat zij in de noodzakelijkste kleeding behoort te voorzien en ik geloof, dat iedere Engelschman dit zal toestemmen. Wij toch brachten deze menschen in zulk een toestand en daarom is het onze plicht hen te helpen. Het is natuurlijk een zaak, die 't Engelsche volk zelf heeft te beslissen, hoelang het voort wil gaan zooveel ellende te veroorzaken, om daarna, door zich liefdadig te toonen, te trachten deze weer te lenigen. Zonder twijfel worden echter onze pogingen om de ellende te verminderen gewaardeerd. Het zenden van kleeding door particulieren heeft dit op de ontvangst van gouvernementskleeding voor, dat ze meestal nog in orde gemaakt moet worden en dus bezigheid verschaft. Tot nog toe zijn vijf kampen voor mij opengesteld, doch er blijven in dezen staat, alsmede in Transvaal zeer grooteen belangrijke voor mij gesloten. Ik mag van geluk spreken, dat ik tot Kroonstad kon doordringen; maar Lord Kitchener heeft mij nu tweemalen op zeer duidelijke wijze, toestemming, verder Noordelijk te gaan, geweigerd. Maar 'tgeen ik heb gezien, doet ine begrijpen, dat er een groote som gelds noodig zal zijn om 't dezen menschen een weinig geriefelijker te maken, vooral nu de kleine sommen, welke zij bij zich hadden, opraken. Veel geld zal ook worden vereischt om jongens en meisjes op goede scholen te krijgen, maar toch de grootste offers zullen moeten gebracht worden om het dezen menschen mogelijk te maken, hun gewone leven weder 'op te vatten. Indien ik wist hoeveel geld te zamen zal worden gebracht, ik zou nu reeds weten, hoe het het nuttigst aan te wenden- zoodat deze menschen er het meeste voordeel van hadden. De vier meisjes, die ik uitkoos om naar 't instituut te zenden, hebben den leeftijd van 13—18 jaar. De dag na haar aankomst in de school kreeg een van haar typhus. We moesten haar naar het hospitaal zenden en een ander meisje uitkiezen in haar plaats. Mrs moeder van twee van die kinderen bovengenoemd, werd mijn grootste hulp en bijstand in het kamp- Zij behoort tot een oude Haagsche familie, haar echtgenoot was Landdrost en ze heeft natuurlijkalles verloren. Maar zij is een voorbeeld voor allen in het kamp, want ze bezit veel van wat men gezond verstand mag noemen. Zij stond ons toe hare tent tot een vast depót voor bundels kleeren, boufanten, enz. te maken, en bewees mij persoonlijk veel dienst, door mij uren te vergezellen bij mijne rondgangen in het kamp en door mij als tolk ten dienste te staan. Ik kon geen bejaarde, getrouwde vrouw vinden, en toch had ik die noodig om kranken en zuigelingen op te zoeken en nu heb ik Mrs gevraagd de tenten rond te gaan en de zieke vrouwen te helpen, die niet in staat zijn naar 't hospitaal te gaan, omdat zij haar kleine kinderen niet alleen durven laten, of ook omdat daar geen plaats meer is. Zoovele van deze onwetend gevangenen worden in de war gebracht door dokters en controleurs en de meesten behoeven de voorlichting van een verstandige vrouw gelijk Mrs Zij bewijst veel vrijwillige diensten, zooals het opnemen van 200 families voor de kleedingscommissie, ook kookt ze voor een oud eenvoudig man, een lieven gevangenen dien ze verzorgt, welke ons van Groene Punt_ gezonden werd omdat hij de tering heeft en de zeelucht hem doodde. Gij weet, dat we hier drie kleine hospitalen hebben. Elk bevat 16 bedden, doch ze zijn altijd vol met mannen en vrouwen. Ook twee groote veldtenten voor andere zieken. De zuster hier heeft prachtig gewerkt. Zij had te strijden met bijna onoverkomelijke moeilijkheden en is hier al sedert de oprichting van het kamp. Er zijn hier reeds 70 gevallen van typhus voorge¬ komen, bovendien een mazelen-epidemie en acute longontsteking, keelontsteking en vele dergelijke ziekten. Gi.i kunt dan ook begrijpen, welke inspanning van de verpleegster wordt gevergd. Daarenboven vond ze niets gereed en niets was dadelijk bruikbaar, zelfs het hospitaal was slecht gebouwd en werd bij gedeelten voltooid. Om 't werk te kronen heeft ze eerst een aantal boerenmeisjes moeten onderwijzen in de kunst van verplegen. Men heeft ook nog twintig gegalvaniseerd ijzeren kamers opgericht, tien in een rij, (men kan ze te zamen nauwelijks een huis noemen) en elk van deze kamers bevat een of meer families. Ongeveer honderd huisgezinnen zijn op deze wijze onder dak; docli de ijzeren tusschenschotten reiken niet tot den zolder, zoodat het er vreeselijk tocht, vol smetstoffen is en eik gerucht van de eene in de andere kamer kan doordringen, t 2,500 zijn besteed om deze ellendige naakte wanden op te richten, behalve de andere kosten van het kamp. Zoo ziet men, dat Engeland op een zeer waardige wijze zijn geld belegt en met zulke kosten zelfs niet in het meest noodige kan worden voorzien. Het is zoo pijnlijk te denken, dat in ieder dier tenten een huisgezin leeft, misschien eens welgesteld, doch thans in de grootste moeilijkheden, met armoede in 't verschiet en in de nabijheid van dreigende ziekten en dood. Doch vreemd genoeg, deze menschen zijn goedsmoeds, en trachten zich in dit leven te schikken en toonen allen een wonderlijke berusting. Springfontein. Thans ben ik in dit kleine vlek, naar men zegt de hoogste plaats in den Vrijstaat en ik heb mijn intrek genomen bij een gastvrijen Duitschen missionaris. Deze menschen zijn zeer vriendelijk. Zij gaven mij een kamelen het beste van alles, wat zij gebruikten. Zij leven zeer gelukkig en eenvoudig. Ik bracht een grooten koffer vol kruidenierswaren met mij mede van B. Alles is zoo schaarsch hier en vele benoodigdheden niet te verkrijgen. Het speet mij erg Mrs te moeten vaarwel zeggen, zij was zeer goed voor mij, maar ik heb een kleine commissie achtergelaten, om in 't kamp te werken en te waken over de belangen van de arme gevangenen. Zeer nieuwsgierig ben ik, hoe het te Kimberley en in andere kampen gesteld is. De moeilijkheid is echter, dat, niettegenstaande ik in 't bezit ben van een pas, het mij niet veroorloofd is beneden Norval's Pont te reizen en toch zal ik de Aar af moeten gaan, om Kimberley te bereiken. Ik heb hier verscheiden dagen handen vol werk. Het is slechts een klein en nog nieuw kamp, maar de menschen zijn armer en behoeftiger, dan ik ze tot nog toe gevonden heb. De commandant is een vriendelijk man en gewillig mij en de menschen zooveel mogelijk te helpen, maar wij kunnen beiden weinig doen, want de behoeften zijn groot en 't geen we te geven hebben, is vergelijkender wijze zeer weinig. Gelukkig bracht ik drie pakken kleederen mee, maar 't is een druppel in zulk een zee van behoeften. Dezen dag bracht ik door in een der naburige boerderijen en liet de verschillende familiën achtereenvolgens bij mij brengen. Ik trachtte hen van kleederen te voorzien, om zoo goed als mij mogelijk was, hun naaktheid te bedekken. Iedere vrouw, die tot mij kwam, vertelde mij hare geschiedenis. Alle waren van denzelfden inhoud, 't werd vervelend, ze aan te hooren. Doch 't was wel belangwekkend te letten op de verschillende wijzen, waarop groote en algemeene rampen door menschen van verschillend karakter gedragen worden. Sommigen zijn als versuft; anderen schijnen zich onmogelijk met hun treurig lot te kunnen verzoenen en toonen eene voortdurende onrust; er zijn er, die in tranen smelten als ge over hunne ellende spreekt; anderen weer, die niets zeggen en als 't ware het verleden vergetend, aan niets dan de sombere toekomst denken; ze klagen en weenen niet, hoewel ze alles verloren en na hun bevrijding de bitterste armoede hun wacht. Sommigen gloeien van trots, omdat zij de martelaren mogen zijn van hun vaderland. Eenige bijna naakte vrouwen hadden rokken gemaakt van de bruine ruwe dekens, zelfs droeg er een een mansbroek. Bijna alle kinderen hebben niets aan 't lijf dan een versleten jurkje en hun schoenen en kousen zijn sedert lang afgedragen. Al die menschen schoeisel te verschaffen, is een hopelooze onderneming, alleen door 't zenden van rollen zoolleder en bovenleer zullen we in deze behoeften kunnen voorzien, daar de mannen hier een soort van ruwe schoen vervaardigen, die zeer wel voldoet. Ik kleedde vandaag ongeveer vijftien familien of ongeveer 60 personen; morgen hoop ik hetzelfde te doen en ik kan misschien eenige oude kleeren verzamelen bij de inwoners van het dorp, nog geschikt, om door deze menschen gedragen te worden. Toch is er aan kleeren zeer veel behoefte. In wanhoop ging ik naar den dorpswinkel, maar hij was sedert lang ledig en ik kwam met niets anders dan drie pakken naalden en eenige pakken spelden terug. Eenige vrouwen heb ik stoffen gegeven om voor hun jongens kleeding te maken, maar mijn voorraad katoen en garen was spoedig uitgeput. Ook scharen zijn van tent tot tent uitgereikt, doch vingerhoeden zijn er zeer weinig. Alles is hier zoo schaarsch. Bij 't zien van mijn kisten was er groote vreugde, niet om 't geen er in was, maar alleen om het hout. Zij werden bestemd voor ledikanten en tafels, terwijl men de snippers als brandstof bewaarde. Matrassen, vrees ik, zijn niette verkrijgen, daar alles, om ze te maken, hier ontbreekt. Indien we hout genoeg hadden, geloof ik dat in de behoefte aan bedden gemakkelijk kon worden voorzien, want we zouden ramen maken, waarover linnen gespannen kon worden, de menschen zouden dan ten minste niet op den grond behoeven te slapen. Ook brandstof is hier zeer weinig. Hout is er niet en kolen worden in zoo'n geringe hoeveelheid uitgereikt, dat de arme lieden vele dagen hun eten niet kunnen koken en zich tevree moeten stellen, met hun rantsoen vleesch en meel rauw te verslinden. Indien gij slechts een oogenblik in Springfontein vertoefde, zoudt gij dadelijk inzien, hoe hopeloos het is, hier voor brandstof te willen zorgen. Rondom het dorp is een woest veld met weinig plantengroei, bedekt met naakte kopjes, zelfs geen gras groeit op dezen steenachtigen bodem. Uitgezonderd op de boerderij, waar ik verblijf hield, zijn er geen boomen en deze heeft men met veel moeite in 't leven gehouden, dus is hier volslagen gebrek aan brandstof. Vrouwen, die ik niets gaf en ook niets aanbood, die onze weldadigheid vragen noch wenschen, drukten toch haar groote dankbaarheid uit, als ik haar zeide, dat ook het Engelsche volk medelijden heeft met haar leed. Zij zijn het echter moede van de Engelsche officieren te vernemen, dat zij vluchtelingen zijn onder de vriendelijke, welwillende bescherming van Engeland. In vele gevallen zijn haar hoeven verbrand, zonder dat er eenige reden tot verdenking van hoogverraad bestond; ze bergden geen amminutie, hadden haarmannen en vrienden geen voedsel verschaft, maar er is eenvoudig een bevel uitgevaardigd, om het land te vuur en te zwaard te verwoesten. Een oude vrouw vertelde mij dezen morgen, dat een wagenvracht van haar bezittingen was weggevoerd door soldaten en hoe zij hun convooi was gevolgd en gesmeekt had haar lievelingsstoel te mogen behouden, maar 't werd haar kortweg geweigerd. Eens op een middag kwam een arme jonge Tommie naar dit huis, om eieren te koopen. Hij was in Somersetshire geboren nabij Taunton en sprak te veel dialect om zich verstaanbaar te maken, zoodat ik wat hij zeide, moest vertolken. Arme jongen, hij was zeer verdrietig en verlangde naar huis terug. Nooit, nooit wilde hij weer ten oorlog. Hij was zeer ziek geweest en juist uit het hospitaal ontslagen, genezen van een aanval van koorts. Hij was jaloersch op de C. 1. V.'s, die zoo spoedig naar huis gingen. Ik gaf hem een bus chocolade, welke hem zeer te stade kwam, zooals hij zeide, daar hij in drie duim water had moeten slapen en geheel zijn rantsoen was weggespoeld. Voor ik het vergeet, wil ik nog zeggen dat de blouses, die van Engeland gezonden zijn, alleen de kinderen van 14 tot 16 jaar passen en te klein zijn voor de flink ontwikkelde boerenmeisjes, die werkelijk'schoone, krachtig^ vrouwen zijn. Donkere kleuren zijn het meest geschikt. Het is moeilijk het goed hier te wasschen, want zeep, gij weet het, is een weeldeartikel en water ook niet overvloedig. Gij zoudt van de schaarschheid en de armoede een weinig overtuigd zijn, hadt ge gezien, hoe ik naalden en spelden uitdeelde. Drie of twee aan iedere moeder, ook gaf ik banen katoen en soms lompen om aan elkander te flansen. Ik bracht ook eenige kammen van Kaapstad mee; ze werden vol dankbaarheid ontvangen. Er is hier weinig tijd om brieven te schrijven, want ik ben alle dagen druk bezig in het kamp en dan mogen we na half negen geen licht meer branden. Het is zeer pleizierig op deze wijze met de zon mee te leven. Met betrekking tot de ergerende vraa"g over 't verschil der nationaliteiten is 't algemeen bekend in Engeland, dat er groote kampen zijn ook voor de kleurlingen. Naar mijn meening moet ook daarvoor gezorgd worden. Ik weet, dat het sterftecijfer in dat bij Bloemfontein zeer hoog is en ook in die op andere plaatsen, maar ik zelf kan ze onmogelijk eenige aandacht schenken. Waarom zou de Society of Friends niet iemand zenden, of indien de oorlog voortduurt, de Aboregines Protection Society. De Spoorweg-directie. Norvals Pont, 10 Maart. Ik wacht hier reeds zeven uren op den trein en als hij verschijnt, zal ik waarschijnlijk toch den nacht in dit station moeten doorbrengen. Ik had geen moeite een kaartje te krijgen naar Kimberley, maar met opzet zei men mij, dat ik kon gaan, maar op eigen verantwoording. Ik wenschte, dat ik de Engelschen kon doen inzien, dat iemand over deze verschillende kampen moeilijk in 't algemeen kan spreken. Het eene is zeer verschillend van het andere. Ik zeg dit, omdat er waarschijnlijk hieromtrent veel wordt verklaard, dat later weer wordt tegengesproken. Alle kampen zijn verschillend, want in elk wordt de ellendige toestand door verschillende oorzaken te weeg gebracht. Deze oorzaken zijn: 1°. De commandant. 2". De ligging en voorraden hout en water. 3°. Afstand van de magazijnen. 4°. De publieke opinie. 5°. De tijd die 't kamp reeds bestaat. De kampen toch, welke het eerst zijn opgericht, hadden gelegenheid veel benoodigdheden te verkrijgen, die men zich nu voor geen goud zou kunnen aanschaffen. Kimberley. 12 Maart. Het was een sombere reis, de reis naar Kimberley. De trein voerde ons over het oorlogsterrein, het historisch tooneel van groote rampen. Belmont, Modderrivier, Magersfontein verschenen achtereenvolgens en wij konden den weg zien, tot waar de Hooglanders voortdrongen. Ook zagen wij de lange, lange loopgraven, waar de boeren lagen verborgen en de Zwarte Wacht doodschoten. Nu is het hier zeer rustig; in de vlakte evenals op de heuvelen niets, dat de plek kenmerkt, behalve de graven. 13 Maart. Den geheelen dag ben ik in het kamp geweest — gelukkig slechts 20 minuten loopen van mijn hotel. Het is het kleinste van die ik tot nog toe bezocht. De tenten staan veel te dicht opeen en 't geheel is omheind door een 8 voet hooge afsluiting van prikkeldraad, welke als onoverkomelijk wordt beschouwd. De oprichtingskosten bedragen t 500. Schildwachten staan voor de poorten en wandelen langs de zijden. Geen verpleegster is hier en een onvoltooide ledige tent werd mij aangewezen als het hospitaal. Alle tenten zijn overvol, mazelen en kinkhoest heerschen, het kanip is vuil en 't stinkt er, een officier van gezondheid, die natuurlijk weinig van kinderziekten weet, doet er als geneesheer dienst en brandstof is er bijna niet. Hier is een vrouw van een commandant met zes kinderen. Zij treurt over 't verlies van haar zuigeling. Een generaal kwam met zijn kolonne naar haar woning en voerde haar weg. Zij is een bevallige, zachtzinnige vrouw, bevallig uiterlijk en helder roode lippen, een vrouw, zooals dikwijls beschreven wordt, maar zooals men er weinig ziet. Haar zuigeling was slechts 17 dagen, toen de troepen haar uit haar woning verdreven. Zij was toen zeer zwak en kon het kind niet verzorgen, want gelijk alle kinderen hier, werd de kleine met ezelinnenmelk groot gebracht. Zij verklaarde dit aan den generaal en deze zeide, dat een der ezelinnen haar volgen moest, 't geen dan ook gebeurde. Zij kwam met korte dagreizen te Kimberley aan en de ezelin maakte de reis mede. Maar toen zij eenmaal in het kamp was aangekomen, verdween het dier. Men wilde noch kon ze haar teruggeven. Het kind werd zwak en kwijnde weg. Vrienden uit Kimberley trachtten alles te doen, wat in hun vermogen was. Zij gaven koemelk, gecondenseerde melk, niets kon de verdwenen voedster vervangen. Het was een krachtig, gezond, lief kind en het verkwijnde tot vel over been. Ten laatste kwam de controleur in het kamp, de moeder beriep zich op hem en toonde hem haar stervenden lieveling. Toen kwam de ezelin plotseling weer voor den dag, maar te laat. Het kind was zoo verzwakt, dat het niet nieer kon herstellen. Wij beproefden alles om het te redden, maar 't stierf vandaag, nauwelijks drie maanden oud. 't Was zoo'n bevallig, lief kindje. De smart der moeder wordt algemeen geëerbiedigd, men voelt diep medelijden met haar. Het leefde dezen morgen nog; toen ik ze in den namiddag bezocht was de kleine reeds gestorven. Daar lag het onschuldige kleine ding met een witte bloem tusschen de teedere waschachtige handjes. Mij schijnt het een vermoorde onschuld toe. En een uur of twee daarna stierf nog een ander kind. Een vreeselijk kwaad voor deze arme ongelukkigen is de dauw. Deze is zoo zwaar, dat hij door het zeildoek der tenten heendringt en alles doorweekt. De nacht, dien ik te Norvals Pont doorbracht, sliep ik in een tent met dubbele bedekking, maar mijn kleederen waren door en door vochtig en deze arme menschen moeten hun geheel van 't nat verzadigde kleeren dag aan dag weer opnieuw aandoen. Eiken morgen zijn de ingangen behangen met dekens en vodden, die naar buiten werden gebracht om in de zon te drogen. De dokter vertelde mij vandaag, dat hij deze tenten ten hoogste afkeurde als verblijf voor jonge kinderen en verwachtte een zeer hooge sterfte onder hen in de maand Juni. Ik ben van plan eenige rouwstoffen te koopen voor deze beroofde moeder. Denk niet, dat dit dwaas en buitensporig is. Gij zoudt, indien gij deze menschen kende en hoeveel ze aan uiterlijke rouw hechten, mij toestemmen, dat dit den besten weg is, om mijn medegevoel te toonen. Zij heeft behoefte aan kleeren en haar geschenk, dat ze van Engeland ontvangt, zal zwart zijn in plaats van gekleurd. 15 Maart. Vandaag kreeg de moeder zwarte kleeren (al de hare zijn verbrand) en zij deed ze aan. Ean ander kind was dien nacht gestorven en ik vond thans drie lijkjes. Ze werden gephotographeerd, om aan de vaders, die afwezig waren, ten minste het portret van hun kinderen te laten zien. Twee wit houten doodkistjes wachtten aan de poort, doch een derde ontbrak. Ik was blij, dat ze er waren, want te Springfontein had ik een jonge vrouw in een zak zien begraven en zoo iets doet de harten te pijnlijk aan. 16 Maart. Vandaag kocht en schonk ik eenige kleederen en kammen; ook zeep en handdoeken aan de vrouwen, die getracht hadden weg te loopen. Zij zijn natuurlijk in ongenade en ik had medelijden met haar, zoodat we lang spraken en ik ben er zeker van, dat het beste, 't welk wij doen kunnen, is haar een weinig genot te schenken. In elk geval zijn deze moeders gescheiden van hun kinderen, wanhopig verlangen zij hen te zien. Ik vertelde haar, dat ik in haar plaats ook zou getracht hebben te ontkomen, ofschoon ik volkomen zeker was, dat het mij niet gelukt zou zijn en ik zei, dat ik niet geloofde, dat zij zeer verstandig hadden gedaan en raadde haar, het niet weer te probeeren. Ik verbeeld mij ze een weinig zachter te hebben gestemd en gerustgesteld, zoodat zij niet meer zullen trachten te ontkomen, maar zullen wachten, tot ze eenige tijding van haar kinderen bekomen. Vandaag heb ik de commissie ontmoet, die al reeds getracht had, de ellende in het kamp te verminderen. Zij werkt thans in dezelfde richting als ik doe, zonder op godsdienstige of politieke beginselen te letten. Natuurlijk bestaat zij voornamelijk uit menschen met geringe middelen, want al de welgestelde lieden hier zijn den gevangenen vijandig. Het is wonderlijk, wat hier verricht is met karige middelen. Mafeking, 9 April. Ik kwam hier aan na een lange en bijzonder vervelende reis. Ik voelde mij verplicht hier te komen, daar ik gehoord had, dat bijna 800 vrouwen in dit kamp leefden, behalve degenen te Warrenton. Ik voelde mij ontstemd, want ik kon geen bijzonderheden te weten komen van de menschen hier, behalve, dat het kamp vier mijlen buiten de stad was. Te Warrenton waren er alleen 870 opgesloten, in de kerk en de school, daar tenten niet meer te verkrijgen zijn, maar gisteren zijn er vele honderden daar aangekomen. Ik zal Warrenton in 't teruggaan bezoeken, indien alles goed gaat. Ik zie met leede oogen den tijd aan, dien ik genoodzaakt ben te verreizen, het ontneemt mij zooveel van de weinige mij nog restenden dagen. 10 April. Vandaag ben ik in 't kamp geweest. Ik moest een wagen nemen om erheen te rijden, want het is zes mijlen ver op een eenzame plek. Mafeking zelf voelt zich als van de wereld afgescheiden en het kamp schijnt zes mijlen verder van 's werelds end dan de stad. Hier zijn 800 of 900 menschen opgesloten en het is het oudste van alle kampen, die ik bezocht. Inderdaad is het bijna een jaar oud. De menschen waren zeer blijde mij te zien. De ziekenverpleegster zeide mij, dat mijn komst haar nieuwen moed had geschonken. Zij was zoo somber geworden, zoo onverschillig omtrent alles. Ik vond er vele lieden, wier bloedverwanten ik tot mijn vrienden had gemaakt in het kamp te Bloemfontein. Het is zeer belangwekkend deze menschen op te zoeken en hen te vertellen, waar hun bloedverwanten zijn. Ik ben op 't oogenblik naar een moeder'aan't zoeken van twee kleine jongens, ongeveer zes of zeven jaar oud. Zij werden weggevoerd door een verschillend convooi. In het kamp te Mafeking waren de lieden zeer verrast te vernemen, dat Engelsche vrouwen iets met haar lijden te doen hadden. Het heeft haar goed gedaan te hooren, dat men werkelijk medegevoel voor haar heeft in ons land en daarom ben ik blijde, dat ik de moeilijkheden trotseerde, om tot haar door te dringen, al was het alleen om haar dit mede te deelen. Het kamp was bijzonder belangwekkend voor mij, als zijnde het oudste dat in Transvaal werd gesticht. Wat rantsoenen, voedsel en brandstof betreft, is het verreweg het beste, dat ik bezocht, maar als gewoonlijk is er geen zeep. De Controleur is een Schot, een degelijk en bekwaam man, maar helaas waarschijnlijk bestemd, om spoedig overgeplaatst te worden. De rantsoenen zijn beter dan in eenig ander kamp, er is gebrek aan dekens. Velen hebben er geen en ook zeep en kaarsen en kleederen zijn zeer noodig. Zij hebben niemand, die haar van buiten het kamp bezoekt en voor haar zorgt. Mijlen in den omtrek is geen woning te zien en het volk te Mafeking is veel te verbitterd om haar te helpen. 11 April. Ik pakte groote kisten goederen uit zooveel, om 't kamp te voorzien van 't hoogst noodige. Ik vormde een kleedingcommissie van zeven vrouwen. In den namiddag kwamen wij bij elkander en ik zeide haar, hoe ze het best konden arbeiden. Zij waren met mijn voorstel zeer ingenomen en komen nu eiken Donderdag bijeen. Ze hebben het kamp in afdeelingen verdeeld en leggen in elke tent een bezoek af. Deze zeven vrouwen hebben zelve ook aan alles gebrek. Haar huizen werden verbrand, een door de kaffers, de anderen door de Engelsche troepen. Een oude dame had, naar ik bemerkte, een zeer belangwekkend karakter. Zij was zeer hopeloos, meer nog dan een van de vele moedelooze, die ik ontmoette. Zij verhaalde mij hare geschiedenis in welsprekend Hollandsch. Zij beschreef met de buitengewone ongemaaktheid, welke al dezen menschen eigen is, de geheele historie, van de komst van den generaal en diens handelwijze. Hoe zij zich op den grond had geworpen en gesmeekt, dat hij haar vertrappen zou, of ten minste zou dooden. En zij toonde mij de kleederen, die ze met zich bracht 't Was niets anders dan haar doodskleed. Bij onze aankomst hier zag ik den Controleur reeds bij de hand, om de nieuwe kudde in ontvangst te nemen. Hij vertelde mij, dat na veel smeeken, door leenen en koopen, hij er in geslaagd was 25 tenten te verkrijgen voor deze 240 menschen, zoodat er veel ruimte over zal zijn. Ik ging naar een der vrouwen van de commissie om te zien, of er na de reis ook eenig voedsel aan deze menschen kon worden verschaft, maar niets was er bekend geweest van hunne komst en Zaterdag-avond wisten we niet hoe wij brandstof genoeg zouden verzamelen of de ketels verschaffen, waarop deze arme, zoo plotseling verschenen menschen recht hadden. 15 April. Ik schrijf deze weinige regels, voor ik vertrek, 't Is nu Vrijdag. Ik ben zeer bedroefd vandaag, want ik kwam in de tent van twee zusters, wier kinderen wegkwijnden. Wij hebben hier laatst een nieuwen, doch burgerdokter gekregen, die Hollandsch spreekt, zoodat ik hoop, dat hij ons een weinig verder kan brengen. Zeven kinderen stierven binnen de weinige dagen, welke ik in Kaapstad vertoefde'en twee sinds ik terug keerde. Mrs is opgenomen in het hospitaal. Zij is zeer ziek want ze ontving een stomp in de maagstreek van een dronken soldaat. Zij is inwendig gekwetst, 't Is waar, de man is gestraft, maar daarmede het kwaad niet hersteld. 15 April. Den geheelen namiddag werd ik opgehouden door den neerstroomenden regen. De vloer van de tent was een poel, welke de kafferjongen vruchteloos leeg trachtte te hoozen. Het water droop gestadig neer en maakte plassen op bedden en matten, waar wij op zaten, twee kaffers en vijf kinderen. Mrs. L en ik in een atmosfeer, die steeds benauwder werd, tot ik, als gewoonlijk onpasselijk, mij naar buiten moest begeven. Wanneer het 's nachts regent, zooals vaak gebeurt, dan druipt het gestadig op deze menschen en wordt de grond der tent een poel. Geen wonder, dat de kinderen ziek worden en sterven. De dekking van de tent is zoo dun en daarom zoo onvoldoende. Bloemfontein, 22 April. Ik ben weer terug in Bloemfontein, ik kwam hier gisteren aan d. i. 2V> dag van Kimberley. Het werk in het kamp wordt zoo omvangrijk, dat ik het niet langer alleen kan verrichten. Hier zijn er nu ongeveer 4000 of het dubbele aantal van dat, wat ik zes weken geleden verliet. Te Springfontein vond ik een klein kamp van 500, nu is het toegenomen tot 3000 en zooals we vernamen, is er gistermorgen een trein gekomen met 600 menschen. Ze zijn beklagenswaardig en 't is roerend hen te zien opgepakt in den trein, velen van hen in open wagens, terwijl het zoo bitter koud is, dat ik mij in een grijze shawl wikkelen moest. Den geheelen nacht had het voortdurend geregend en 't water vormde overal groote plassen. Op den doorweekten grond trachtten zij zich zelf en hun kleederen te drogen. Er waren vrouwen die tot het perron zich een weg zochten te banen om voedsel voor haar kinderen te koopen, maar 't werd hen door de soldaten geweigerd. Ik onderhield deze mannen ernstig over hun gedrag. Ze zeiden mij, dat zij ook medelijden met deze ongelukkigen voelden, maar in de eerste plaats hun orders moesten opvolgen. Het was Zondagmorgen en Springfonteins eenige winkel gesloten. Ik wist dat de wachtkamer de eenige plaats was, waar men voedsel kon verkrijgen. Juist kwam er eene jonge vriendin van mij aan met een ketel koffie, gezonden door het zendelingenstation. Bij 't passeeren met den trein had ik de bewoonster toegewuifd. Nu gingen zij en ik naar de gevangen vrouwen en ik deelde al het voedsel uit dat ik bij mij had. Gelukkig had ik juist een tweestuiversbrood (voor een shilling) gekocht en had ook wat vleesch in 't blik. Een vriendelijke vrouw met zeer bleek gelaat sprak ons aan. Zij had twee dagen gereisd en geen voedsel was haar uitgereikt. Haar twee kinderen bestierven het van honger. Ik gaf aan 'mijn vriendin wat geld en zei haar, al het voedsel in 't station voorhanden te koopen en onder deze ongelukkigen te verdeelen. Zij beloofde mij hier den dag aan te wijden en niet ter kerke te gaan. Ik had nog juist tijd genoeg in den trein te springen. Gaarne had ik gebleven, maar mijn pas was niet afgestempeld en dus moest ik voort, doch ik weet, dat ze haar best zal doen; ze is wel slechts vijftien jaar, maar zachtaardig en toont echt vrouwelijk gevoel te bezitten. Als er te Springfontein geen ruimte was voor deze menschen, zou de geheele lading naar Bethulie worden gezonden, waar een nieuw kamp is gebouwd. Het is eindeloos en hopeloos. Ik heb gehoord van een man, die de zelfde vracht ontmoette te Edenburg, dat drie kinderen tijdens de reis stierven. Indien het kamp was gebleven, zooals ik het zes weken geleden vond, dan was misschien in staat geweest door organiseeren en beter toezicht de ellende te verminderen, maar deze aanvoer van honderden en duizenden in reeds volle kampen, heeft mijn geheele plan vernietigd en ik ben wanhopig er iets van te maken. Omtrent het voedsel ook nog eenige opmerkingen. De controleur van elk kamp krijgt rantsoenen naar 't aantal menschen, maar nu werden er plotseling 200 ingebracht en de verdeeling wilde niet vlotten. Verleden Zaterdag waren 200 of 300 families zonder vleesch, en Zondag daarop kon men hun ook niet geven wat hun toekwam. Dit zou er niet op aan komen, indien er afwisselend voedsel uitgereikt werd, maar er wordt slechts grof brood verschaft, waarop men het leven houdt met zwarte koffie en suiker. Geen wonder, dat ziekten overvloedig voorkomen. Sinds ik deze plaats zes weken geleden verliet, zijn er 62 sterfgevallen voorgekomen, en de dokter zelf is zeer ziek in de ingewanden. Twee van de boerenmeisjes, die als verpleegsters dienst deden, zijn ook gestorven. Een van hen heette Poppy Naudy. Ze was de lieveling van allen. Zij wist niet, waar haar moeder zich bevond. Haar vader is in Norvals Pont en er was reeds over gesproken, dat ik haar mede zou nemen, om die twee te hereenigen, maar ten laatste bedacht ze, dat het misschien beter was hier te blijven, want ze deed iets nuttigs hier en verdiende bovendien 2 shilling per dag. Ze wilde liever in Bloemfontein blijven verplegen. Ik kwam terug en vond haar overleden. Dokter en verpleegsters schenen zich te willen verontschuldigen, dat ze niet in staat waren geweest onze lieveling te sparen. Maar in spijt van het sterftecijfer geloof ik toch, dat ons fonds vele kinderen heeft gered. Ik heb voorzien in brandewijn, kindermelk, niaizena, mielies en waar 't mogelijk was versche melk; de gouvernementskleeren zijn tot nu toe nog niet aangekomen. Ik vormde zooals overeengekomen was een commissie- De kampen werden verdeeld in afdeelingen, het minimum neergeschreven en 't maximum opgecommandeerd. 1 Juni. Deze brieven eindig ik met de hoop uit te spreken naar Kroonstad, waar ik ernstig aangezocht ben te komen, te mogen gaan. Er is daar groote behoefte aan kleeding zoowel in 't kamp, als onder de pleegzusters, maar ik heb geen toestemming ontvangen. Deze daad in verband met andere tegen mij, hebben bij mij de meening bevestigd, dat men in Engeland meer kennis behoeft van deze omstandigheden, om de taak van 't fonds te verlichten en dit deed me besluiten een paar weken vroeger naar huis terug te keeren, dan ik anders gedaan zou hebben. Bovendien wordt het mij meer en meer duidelijk, dat één persoon niet in staat is al het werk te doen, vooral nu 't aantal gevangenen zoo is toegenomen. De maanden, toen ik de voorgaande uittreksels van mijn brieven schreef, zijn voorbijgegaan, maar de kampen bestaan nog en worden nog meer overvuld. Hieronder Iaat ik de lijst volgen van 't einde van April af. Op dit oogenblik zijn deze getallen nog grooter. Veel families zijn weer ingebracht. Gevangenkampen in den Oranje-Vrijstaat. Blanken Kleurlingen Totaal Brandfort 1022 2147 3169 Vredeford Road . . 1373 1859 3232 Norval's Pont . . . 1596 1596 Bloemfontein . . . 3689 1459 5148 Winburg 1145 1145 Springfontein . . . 3011 3011 Heilbron 1304 1219 2523 Aliwal North . . . 1786 1859 3645 Kroonstadt .... 2502 2502 Edenburg. . , . . 3048 3048 Harrismith 275 252 527 Kimberley .... 1200 200 1400 Bethulie 1125 1125 Ladybrand .... 361 361 Krommelleboog. . . 23 23 20412 12043 32455 Een brief van den Gouverneur van Pretoria deelt me mede. dat meer dan 25000 menschen in Transvaal in zulke kampen zijn opgesloten. Het Comité behoort hierbij in aanmerking te nemen, dat groote kampen van inboorlingen hieronder worden geteld; in verscheidene waren ziekten en dood rond. Gedurende de laatste drie maanden zijn ongetwijfeld veel pogingen aangewend, om den toestand te verbeteren; maar moeilijkheden van transport, schaarschheid van levensmiddelen, onvoldoende benoodigdheden voor uitleg, binden de handen der regeeringspersonen. Hierbij in aanmerking genomen de onmacht van eenige Controleurs en een overvullingssysteem, 't welk het goede, dat wij trachten te verrichten, verhindert tot stand te komen, kan men anders weinig dan op verbetering van de regeering hopen. Een andere fout die door haar uit den weg geruimd dient te worden, is de verbinding van burgerlijk en militair bestuur en de ongeschiktheid van de meeste militairen (hoe goed ook hunne bedoelingen mogen zijn), om vrouwen en kinderen te bevelen. Dus onze verbeteringen hebben in vele gevallen gefaald gedeeltelijk door deze omstandigheden, gedeeltelijke door den snellen en grooten menschentoevoer. Zoo is bijvoorbeeld een groote fout begaan door 2000 menschen in Pretoriakamp, reeds bekend als zeer ongezond, opeen te proppen. De fouten, die 't dringendst verbetering eischen en welke de gezondheid het meest bedreigen, zijn de volgende: Gebrek aan brandstof. Verbeeld u, drie stukken hout 18 duim lang of kleine stukjes steenkool genoeg om een hol bord te vullen, krijgen deze menschen als dagelijksch rantsoen, Het bakken wordt onmogelijk en dikwijls kan het vleesch niet eens worden gekookt en 't brood is bijna deeg. In Kimberley heeft de weldadigheid beter van brandstof voorzien. Springfontein mist elk toevoegsel bij dit rantsoen en de vrouwen ontwortelen het onkruid en trachten daarmee hun kleien ovens warm te houden. Kooktoestellen zouden kunnen helpen als olie slechts in genoegzame hoeveelheid kon worden bezorgd. Gebrek aan bedden en matrassen. Enkelen slechts slapen op matrassen, maar de groote meerderheid ligt op den grond. Zelfs indien elke tent een bed had, zou dit niet meer dan twee of drie inwoners kunnen bevatten. Bovendien dringt de regen en ook de tocht door het zeil en werken te zamen, om de gezondheid dezer vrouwen en kinderen te verwoesten. Gebrek• aan zeep. Dit noodige artikel was in geen enkel kamp. Na veel aandringen en vragen werd nu en dan een kleine, onvoldoende hoeveelheid uitgereikt- Hel voedsel. Het voedsel is onvoldoende en' niet geschikt voor kinderen. Groente ontbreekt geheel en al. Het is hard, wanneer het vleesch vol mijten is en de koffie ondrinkbaar of naar koper smaakt. Water. In Bloemfontein is de voorraad geheel onvoldoende en slecht ook. De kleederen van duizenden worden sedert maanden gewasschen in een stilstaand water, dat alleen verfrischt wordt door den regen. Het is vuil en stinkend. Vele andere kampen hebben behoefte aan waschhuizen. Overbevolking. Deze is zeer groot. Afzondering van gezinnen is onmogelijk. In sommige kampen zijn twee soms drie huisgezinnen genoodzaakt een tent te deelen. 10 of 12 personen zijn herhaaldelijk op die wijze op elkaar gepakt en elke tent heeft zooals ik reeds zeide een inhoud van niet meer dan 500 kubieken voet. In Mafeking en Norvals Pont is de overbevolking niet zoo groot. Schoenen, Kleederen, Dekens. In 't eerst was er overvloed van dekens, nu echter zijn ze zeer schaarsch en er is veel behoefte aan in de verschillende kampen. De nachten zijn zeer koud. Warme kleeding is dan 't eenige middel, om de gezondheid te bewaren. Deze uitgeplunderde menschen zijn natuurlijk zeer arm en hebben alleen van Hollandsche en Engelsche liefdadigheid iets te wachten. Nieuwe invoer is veroorloofd, nieuwe bedden en kleederen mogen wij zenden. En 't gouvernement gaat eindelijk voorzien in een flanelachtige stof, doch schoenen en laarzen ontbreken. 6'ezon dheidstoestan d. Deze zijn zeer onvoldoende naar't aantal menschen berekend, zij zijn wel gescheiden voor mannen en vrouwen, maar anders geheel open en zonder bedekking tegen regen en wind. Waar behoorlijk toezicht wordt gehouden van regeeringswege, is alles zeer helder en zindelijk, maar elders b.v. in Bloemfontein, is de stank zoo verschrikkelijk, dat het onmogelijk is binnen den afstand van vijftig meter te naderen, zonder neus en mond te sluiten. Aan eene zijde van het kamp is het zoo erg, dat tal van tenten onbewoonbaar zijn en verschillende keelziekten er door veroorzaakt worden. Elk kamp heeft een ruw maar nuttig, klein hospitaal. Vele benoodigdheden ontbreken evenwel, in welke ik voorzag. Het sterftecijfer is in de meeste dezer verblijfplaatsen zeer hoog. In Bloemfontein zijn er 172 menschen omgekomen sedert ik het verliet. Op Zondag 28 April stierven er 15 personen. Het is ongeveer 25 percent. Het leven in deze kampen is zeer doelloos en demoraliseerend. Moeders zijn zeer verlangend haar jonge kinderen uit deze atmospheer van verderf te verlossen. Het middel daartoe is hen op kostscholen te plaatsen. In onderwijs wordt nu gedeeltelijk voorzien. Allen te helpen is evenwel onmogelijk. Dat er nog maatregelen genomen zijn in deze richting, is men verschuldigd aan de energie van den heer Sargant, lid der commissie van onderwijs. Men heeft een paar mislukte pogingen gedaan om hier en daar ook iets dergelijks te doen, maar den meesten ontbreekt de moed er aan te helpen. Toch behoort iets in deze richting tot stand te worden gebracht. Opsomming. Er is geen twijfel aan, of de algemeene ellende kan zeer worden verminderd, door op deze punten te letten, doch men moet wel begrijpen, dat zij bij wijze van verbetering zijn voorgesteld. Het eenige middel is, deze menschen te laten gaan. De meesten zijn thans totaal geruineerd, daarom laat toch allen, die middelen of vrienden hebben, heengaan. Boven alles mag ik hopen, dat het gezond verstand, indien niet het medelijden van het Engelsche volk, zijn stem zal verheffen tegen het voortbestaan en de ontwikkeling van zulk een ellendig laaghartig systeem, 't welk vreeselijke verwoestingen aanricht onder kinderen en ouden van dagen. Moeten deze kampen blijven bestaan ? Moeten er steeds meer menschen opeen worden gehoopt? Sinds de dagen des ouden Testaments werd nimmer meer een geheele natie gevankelijk weggevoerd. De volgende raadgevingen zijn op verzoek van den heer St. John. Brodrick door mij naar 't Ministerie van oorlog gezonden- Ik heb de eer, enz. EMILY HOBHOUSE. Juni 1901. Raadgevingen. Daar Lord Milner zoo vriendelijk was mij zijn toestemming te geven, om verscheidene kampen te bezoeken en onderstand te verleenen aan hen, die ze behoefde, zoo neem ik de vrijheid u de volgende punten in overweging te geven als zijnde m. i. dringend noodige verbeteringen: In overweging nemende, de verbittering, die gekweekt wordt door een maanden lange gevangenschap bij deze arme vrouwen; de onvoldoende voorraad voedsel, alsmede de moeilijkheid, om in een behoorlijk aantal tenten of andere schuilplaatsen te voorzien, in overweging nemende de moeilijkheid der transporten en het voor de gezondheid zoo schadelijke leven in deze kampen, zoo ook de jongste mededeelingen hier omtrent in 't Lagerhuis gedaan, ben ik zoo vrij voor te stellen: 1°. Dat het aan allen, die nog kunnen, zal worden veroorloofd heen te gaan; o. degenen, die, hoewel zelf arm, vrienden of bloedverwanten bezitten in de KaapKolonie ; b. degenen, die voor zich zelve kunnen zorgen; c. degenen, die een verblijf hebben op 't land of in een der steden; d. moeders en vaders, die van hun kinderen gescheiden zijn, na hen eerst in staat gesteld te hebben, hun verlaten kroost weder te vinden. 2°. Dat de overigen vrij in en uit het kamp kunnen gaan om werk te zoeken. 3". Dat allen gelijkelijk worden behandeld, 't zij de vader der familie te velde isgevangen genomen of gedood. 4". Dat er niet meer menschen in een kamp verblijf mogen houden, dan het bevatten kan en een inwonende opzichter wordt aangesteld, of ieder, die er dicht bij woont vrije toegang wordt gegeven. 5°. Dat, in overweging nemende de ontelbare moeilijkheden bovengenoemd en de al reeds zeer groote overbevolking dezer kampen, geen vrouwen of kinderen meer mogen aangevoerd worden. 6". Dat, daar de meeste dezer menschen vrouwen zijn en gezien het goede voorbeeld te Port Elizabeth, wij veel goeds verwachten van een geregelde organisatie, onder liet oppertoezicht van een bejaarde verstandige vrouw,die beide talen, Engelsch en Hollandsch vloeiend spreekt. 7°. Dat, in aanmerking genomen den toestand der spoorwegen en de groote behoeften aan brandstof, een nieuw kamp zal worden gevormd in de Kaapkolonie, meer nabij de voorraadschuren, waar weldadige hulp gemakkelijker is te verleenen. 8". Dat vooral de huishoudelijke toestand dezer kampen veel verbetering eischt en ook kleeding en schoeisel dringend noodig is, doch daar dit alles alleen kan worden geregeld door groote oplettendheid en oprechter toewijding, zoo is het m. i. noodig, dat zes vertegenwoordigers van verschillende Engelsche philantropische vereenigingen, voorzien van altijd geldige passen, onder bescherming van den Hoogen Commissaris geheel boven achterdocht verheven, hier zullen arbeiden, terwijl alleen aan't gouvernement verantwoording schuldig zal zijn. 9°. Dat naar de rapporten van den dokter zal worden geluisterd, omtrent den gezondheidstoestand van de kinderen in 't kamp te Bloemfontein. 10°. Dat den vrouwen, die eenig werk in deze kampen verrichten, dadelijk zal worden toegestaan, elders heen te gaan. Hare gezondheid lijdt onder de voortdurende inspanning. Allen zijn eerwaardige vrouwen. Op verzoek van den heer St. John Brodrick werden deze raadgevingen aan het ministerie van oorlog toegezonden. Ik zelf zou er gaarne eenigen bijvoegen, welke ik persoonlijk van groot belang acht en die ongelukkig werden weggelaten. 11°. Dat zorg zal worden gedragen, dat de steeds aangroeiende onbeschoftheid der Kaffers, die blanke vrouwen in zulk een vernedering zien, niet zoo ver ga, dat dit ras zich als haar meerdere zal gaan beschouwen. AANHANGSEL. Persoonlijke mededeelingen, aanvragen 0111 vrijlating en verhalen. Aanhangsel A. Persoonlijke mededeelingen. In den tijd van haar bezoeken was Miss Emily Hobhouse bij voortduring omringd door duizenden vreemde personen, van wie ze weinig of niets af wist en wier taal ze niet eens volkomen verstond. Het is duidelijk, dat het noodig was een getrouw verslag te verkrijgen niet alleen van hun namen, maar de geheele geschiedenis van hun familie en vooral de omstandigheden, waaronder zij in de kampen waren gebracht. De noodzakelijkheid van zulk een onderzoek zal ieder duidelijk zijn, die de geringste ervaring heeft, hoe moeilijk 't is troost te brengen; 't zij die ervaring werd verkregen in Londen of ergens anders. Miss Hobhouse heeft gelukkig in dit opzicht veel ondervonden. Dit kwam haar zeer te pas bij 't beantwoorden van een stel vragen, ten einde iets van deze menschen te weten te komen. Maar men moet bedenken, dat Miss Hobhouse onder geheel nieuwe en buitengewone omstandigheden handelde. Deze menschen waren geen bedeelden, alleen toeval of dwang deed hen hier vertoeven. Velen waren beschaafde dames en opgevoed in weelde, al waren er ook vrouwen der armen onder. Maar de algemeene ellende vergemakkelijkte Miss hobhouse's werk. Zij kon hen allen eenzelfde stel vragen doen, betreffende hun tegenwoordigen toestand, het keerpunt van aller leven. Er bestond geen reden naar meer dan de tegenwoordige ellende te vragen. De volgende vragen werden opgeschreven, om de oogenblikkelijke nood te kennen en wat gedaan moet worden, om die te verlichten. 1°. Naam van den persoon? 2". Naam van de hoeve en 't district? 3°. Hoe vele kinderen? 4°. Waar de echtgenoot zich bevindt? 5°. Hoe lang reeds in het kamp? 6". Waarom zij hier gebracht werden ? (of zij vrijwillig of op een andere wijze hier kwamen). 7°. Of zij middelen bezitten? 8". Of hun hoeve verbrand is? 9". Indien niet, of de meubelen vernield zijn ? 10°. Indien 't u toegestaan werd het kamp te verlaten, hebt gij dan vrienden in de Kaapkolonie, waar gij heen kunt gaan, of hebt gij andere middelen om u zelve te onderhouden ? Algemeene Opmerkingen. a. Welke ziekten. h- Kleederen enz. Op deze vragen gaven deze menschen een oneindig aantal antwoorden. In vele gevallen waren deantwoordenneergeschreven door hen zeiven; ofdooreenzeervertrouwden vriend op wiens oordeel en zorg zij konden vertrouwen. Deze antwoorden zijn nu in Miss hobhouse's bezit en na langdurige overweging scheen 't haar het beste toe ze te publiceeren. De commissie heeft voldoende vertrouwen in de onschuld van het Engelsche gouvernement, om bevreesd te zijn, dat door een mogelijk publiek worden dezer zaken iemand in de kampen eenig nadeel zou ondervinden en zij is volkomen overtuigd, dat in elk geval een algeheele verspreiding verkieselijk is. Zelfs indien de tegenwoordige toestand van deze vrouwen noodig werd geacht door de hoogere politiek, dan rust op ons de plicht, zoo mogelijk, haar hardheid te temperen door liefderijke opoffering en weldadigheid. Maar weldadigheid mag niet blindelings handelen. Het schijnt het beste, de verhalen zonder omwegen weer te geven. Het zijn de geschiedenissen, zooals ze verteld werden in de kampen, door de vrouwen zeiven, en moeten door iederen lezer naar eigen goeddunken worden beoordeeld. De nummers der antwoorden moeten worden vergeleken met de vragen hierboven. 1°. Mrs. C. A. 2". Modderfontein, Bloemfontein. 3°. Vier kinderen. 4". Echtgenoot te Groenepunt. 5°. In 't kamp sedert 6 Nov. 6". De spoorweg had men in de lucht laten vliegen nabij haar boerderij. Zij wist niet, dat de boeren er waren, indien ze het geweten had, zou ze hen niet hebben verraden. 7°. Heeft zeer weinig geld. 8". Niet verbrand, toen ze verlaten werd. 9°. Meubelen vernield. Een meisje aan de mazelen en een aan de koorts. Alleen de kleederen aan het lichaam. 1°. Mrs. De B. 2". Middelrand, Vrijburg. 3". Een zuigeling. 4". Vader op Commando. 5". Gevangen 3 Maart, aangekomen 9 Maart. Gebracht in een open wagen, terwijl 't hard regende. Lord Methuen nam haar mee. Huisramen en deuren vernield doch niet verbrand. De voorraad genomen, kleederen verbrand. Geld gestolen. De Kaffers kregen van de soldaten haar naaimachine. Bezit drie stuivers. Drie families zijn in Mrs. B's tent; in 't geheel 12 personen. Hitte ondragelijk. Ik viel bijna fiauw. 1". Mrs. van der B. 2°. Klipfontein, Jacobsdal. Vader woonde op een boerderij. Zij leefde in de stad Jacobsdal. De oude vader was 15 maanden ziek en nooit opgecommandeerd, om te vechten. Engelschen namen hem gevangen en zonden hem naar Groenepunt. Vernielden het huis van de boerderij. 3°. Mrs. v. B. was een weduwe en leefde met haar kinderen in Jacobsdal, 25 October kwamen de Engelschen en vochten daar. Een Maxim werd op haar huis gericht dat werd platschoten. Zij en haar kinderen vonden een schuilplaats in 't hospitaal. De kleederen en meubelen werden vernield. Soldaten stalen ƒ 36. Na 't gevecht kwamen de boeren den 29sten terug en gaven ieder mensch het zijne, na een paar dagen kwamen de Engelsche weer en zij werd met vele families in de school opgesloten en ontving geen voedsel. Toen werd ze naar haar eigen huis gebracht en drie weken lang opgesloten, 't werd haar zelfs niet toegestaan op den stoep te komen- Haar kind had roodvonk. De buurvrouw zond haar voedsel. Dit alles was bevolen door een Luitenant der koloniale vrijwilligers. Haar eenigst familielid, dat aan den oorlog deelneemt, is haar broeder en Luitenant L .... zeide, dat ze voor hem dus moest lijden. In 't kamp gebracht 13 Februari. 1°. Mrs. B. en Johannes Adriaan B. 2n. Van 't kopje Aleen, Winburg. 3". Vier kleinkinderen (halve weezen) één doofstom. Hun vaders zijn op commando. 4°. Haar echtgenoot oud 75, is op St. Helena. 5°. Sinds 26 November. 6". Arme oude Mr. B. en haar echtgenoot weten niet waarom zij weggevoerd zijn. Zij waren inenschen uit de Kaapkolonie en slechts vier jaar vertoefden zij nu in den Vrijstaat. Hij was geen burger en nimmer van plan de wapenen op te nemen. Hij wilde reeds naar de Kolonie terug gaan, maar de runderpest had zijn vee gedood en zoo kon het er niet af. Zij bleven dus bij een vriend op de boerderij. De Engelschen kwamen toevallig voorbij, zij en hun vrienden werden weggevoerd. In Bloemfontein werden zij gescheiden. Hij werd naar Groenepunt gezonden en zij in het kamp gebracht. Zij 'had gehoord, dat hij naar St. Helena was gezonden, maar zeker weten, waar hij vertoeft, doet zij niet. De oude vrouw is zeer arm en geheel verlaten, ze moet van kleederen worden voorzien voor zichzelf en de kinderen en zoo spoedig mogelijk moet ze hereenigd worden met haar ouden echtgenoot, indien hij niet gestorven is. Hij heeft zijn ballingschap niet verdiend. Ik sprak met den Commandant over dit geval. Hij zeide, dat een kolonne die vechtende 't land doortrok, niet op bijzondere gevallen kon letten, en alles over één kam scheerde. De menschen staan versteld. Er is niet de minste reden voor om zoo te handelen. 1». Mrs. B. 2". Brandfort. 3". Zeven in 't kamp. Een zoon te Groene Punt in de gevangenis. 4°. Echtgenoot op Commando. Ze had niets van hem gehoord de laatste 9maanden. 5°. Sinds 10 Januari. 6". Gedwongen had zij haar huis verlaten. De soldaten verschenen om twee uur in den nacht en zonden hen naar Brandford naar hun huis in de stad. Den volgenden dag moesten zij naar Bloemfontein, in open wagens werden zij vervoerd. 7°. Ja. 't Is overal beter dan hier. 8". en 9". Ik weet het niet. Alles is geroofd. De soldaten zeiden, dat haar huis niet van hun was en indien zij er bleef moest ze hun de huur er voor betalen. Ze velden 200 vrachten hout en betaalden ze niet. 10". Neen. Sinds ik hier kwam, ben ik gezond. Mijn dochter ligt ziek, een gezwollen keel en een ontstoken gelaat. Schoenen hebben wij noodig. Mrs. B. is een waarlijk knappe vrouw, met een nette familie, was een van degenen, die in 't voorjaar van Brandford uitgingen om den Boeren te vragen of zij 't op wilden geven. Zij weigerden en nu zeggen ze wij blijven doorvechten, wij zijn immers toch geruineerd, we hebben niets meer te verliezen. Roberts eerste proclamatie, indien ze gehouden was geworden, zou den oorlog hebben doen eindigen, maar het waren leugens, leugens, leugens 1°. Mr. en Mrs. J. B. 2". Groenvlei. Heilbron. 3". Zes in 't kamp, twee op commando. 4U. In 't kamp sinds 16 Febr. 5". Vader 68 jaren oud, nooit op commando. 6°. Kwamen hier als gevangenen. De boerderij was nabij den weg, en de Engelschen zwermden voortdurend om de hoeve. Zij hadden de Boeren in langen tijd niet gezien. Op zekeren dag, 11 Febr., kwam een officier en zeide, dat hij hen moest brengen naar Kopje Siding, om hen onder bescherming te stellen. Zij zeiden geen bescherming te behoeven. Zij kregen vijf minuten en werden in de wagens geladen, het huis verbrand met alles wat er in was, alsmede de drie andere huizen der boerderij en de school. Hun huis had drie slaapkamers, eetkamer, pronkkamer en keuken. Alles was verloren. Zij werden een nacht opgehouden aan 't station, dan vertoefden zij drie dagen in een open wagen. Al wat ze bezaten was vernield en weggevoerd zonder eenige betaling, 900 schapen, 36 koeien, 8 paarden en 8 muilezels. Een lieve jonge vrouw, oudste dochter, vertelde mij dit, ze had Engelsch geleerd op de gouvernementsschool. E H., Springfontein. 1°. Mrs. B. 2°. Hield een winkel in het dorp P. 3°. Vier kinderen, die weg werden gevoerd met hun vader. 4°. Echtgenoot heeft nooit gevochten. 5°. Troepen kwamen en* plunderden den winkel. Mooie vrouw met groote zachte oogen, maar wanhopig verlangend naar haar kinderen. Zij en Miss Du T. trachtten te ontkomen. Een soldaat (Engelsche) beloofde haar te helpen. Hij moest naar P. en hij bood aan haar mee te nemen. Zij gaven hem ƒ18,— (Miss Du T. heeft een weinig geld) en hij reed haar dien nacht naar het huis van een vriend in Baconsfield en was van plan haar den volgenden dag te halen. Den volgenden dag ging hij, als gewoonlijk, zich melden en hoorde hij, dat twee vrouwen werden vermist. Niet begrijpende, dat deze menschen gevangenen waren, zeide hij, dat ze in zijn gezelschap waren. Zoo werden ze weer gevat en teruggebracht. De soldaat kreeg 42 dagen dwangarbeid, naar men zegt. Verreweg de meest verbitterde vrouwen zijn in Kimberley en geen wonder. De toestanden zijn daar zoo slecht. 1°. Mrs. J. M. B. 2". Woonde te Jagersfontein. 3". Had vier kinderen, waarvan er een hier stierf. 4". Van haar man hoorde zij sedert 9 maanden niets. Hij was gouvernementsonderwijzer te Jagersfontein, sedert 10 jaren en ofschoon geboren Engelschman, daarom burger van den Vrijstaat. Maar ging voort met zijn school en ging niet op commando tot Maart 1900. Toen vroeg men hem de Nederlandsche Ambulance te helpen en sedert dien tijd heeft zij niets meer van hem gehoord. 5". Hier gebracht met een convooi. Eerst, toen de Engelschen te Jagersfontein kwamen werd zij uit de school gezet. Zij vond een toevlucht bij een kennis en nam de dure Orieksche en Latijnsche boeken, benevens eenige meubelen mee- Later, bij de plundering, toen de winkels werden opgeblazen, lieten de soldaten alles in de lucht vliegen of vernielden het. Zij wendde zich tot Majoor K. om toestemming, naar haar familie in de Kaapkolonie te gaan, welke haar beloofd werd als zij naar Bloemfontein ging. Zij werd onder geleide in een open wagen daarheen vervoerd, de vier kinderen hadden pas de mazelen gehad en waren niet genoeg hersteld, om zulk een reis te doen. Zij vroeg verlof eenige meubelen te verkoopen, om den dokter te betalen, maar 't werd haar niet toegestaan. Zij had geen inkomsten meer, sedert Maart 1900. Het was 's nachts in de open wagens zeer koud. Toen zij B. bereikt had moest zij naar het kamp. Zij ging regelrecht naar 't hospitaal en bleef daar met haar kinderen een geheele maand. Toen zij uit het hospitaal kwam werd het haar veroorloofd op eigen kosten in de stad te gaan leven. Volkomen nutteloos, want ze had geen geld, dan een Kerstgeschenk dat haar ouders aan hun kleinkinderen gezonden hadden en daarmede kocht zij kaarsen, zeep en een weinig voedsel. Haar kind van 16 maanden werd doornat op een regenachtigen nacht en stierf 15 dagen later. Zij vroeg me verlof voor haar te vragen om haar ouden vader te gaan bezoeken. Aardige jonge vrouw en drie lieve kinderen, smartelijk is 't om hen te hooren. 1". Mrs. B. 2°. Dorp P. 3". Vier dochters. 4". Echtgenoot, een metselaar, sedert 16 maanden in Groenepunt. 5". In 't kamp gebracht in Februari. 6°. Gedwongen hier heen te gaan, bij den schouder werd ze het huis uitgesleept. De Engelschen dachten, dat de Boeren in het dorp waren en schoten twaalf-maal met hun kanonnen. Geen boer was er evenwel. Toen marcheerden zij het dorp binnen en namen alle Boerenfamilies gevangen. Een Afrikaansche, met een Engelschman gehuwd, kwam hun tegemoet met de Britsche vlag. Zij alleen mocht met twee zieken blijven, de anderen werden meegevoerd. Moest vier dagen in een ossenwagen reizen. Zeer arm nu, 16 maanden lang zonder inkomsten. 1°. Mrs. T. DE B. 2°. Venterspaalmijn. Ventersburg. 3". Zes kinderen heeft ze bij zich en twee dochters zijn uit 't kamp te Kroonstad, sinds September. 4". Echtgenoot te Groenepunt. 5°. Aangekomen 10 November. 6". Dochters en echtgenoot werden weggezonden, omdat de Boeren over de boerderij waren getrokken, ofschoon ze er niet hadden vertoefd. Zij en haar kinderen werden gedwongen hier heen te gaan, om „bescheimd te worden. 7°. Geen middelen. 8". en 9". Niet toen zij haar huis verliet. 10. Kan terugkeeren naar huis. Alle kinderen hebben dysentery gehad. Kleeding bestaat uit vodden. Geen schoenen. 1°. Mrs. A. C. 2". Burgerskraal. District Winburg. 3°. Geen kinderen. 4". Echtgenoot in 't kamp. 5". Aangekomen 11 Januari. 6U. Als gevangene, omdat zij voedsel gegeven had aan de Boeren. 7". Geen middelen. 8°. 't Huis werd niet verbrand. 9°. Meubelen vernield. 10°. Nergens anders dan naar huis. Geen ziekte tot nog toe, doch zeer veel behoefte aan kleeding. 1°. Mrs. C. 2". Dorp Ficksburg. 3". Een zoon op commando, een op parool te Pretoria, een zoon doodgeschoten te Groenepunt, door den schildwacht (toen hij een bidstond leidde, hij leerde voor dominé) ieder zal zich het geval herinneren. 4°. Echtgenoot op commando. 5°. Juist den voorgaanden nacht aangekomen, d. i. 22 Februari, na een reis van 13 dagen in een open wagen. Mr. C. een bouw-ondernemer in Ficksburg, waar twee erven hun bezitting vormen. Ze weet niet, waarom ze hier gebracht werd. Majoor S. van het Manchester-regiment zeide, dat het was, omdat haar man nog op commando was, voordat generaal K. voorbijkwam en alles vernielde. Haar kleederen en al het andere werden haar ontnomen. Geen tent voor haar, toen zij aankwam. Zeide eenvoudig: ik leef op het veld. Volkomen bereid een gevangene te zijn voor de zaak van haar vaderland. Zij weende, toen ze over haar zoon sprak, dien men doodde. Arme moeder. 1°. Mrs. F. C. 2°. Woonde in de stad Philippolis. 3°. Een kind. 4°. Weduwe. 5Ü. Aangekomen 13 December. 6°. Gedwongen. Geen reden gegeven. 7°. Zeer weinig geld. 8". en 9°. Huis niet verbrand of vernield. 10". Kon een onderkomen vinden te Zouderhoudt nabij Phillippolis. Tot heden geen last van ziekte. Kleederen zeer noodig. 1°. Mr. en Mrs. P. J. H. D. 2". Huis in Edenburg, een kamer in Bloemfontein. 3". Zeven kinderen. 4". Echtgenoot metselaar. Kan ook schoenen maken en ander werk doen. Nooit gevochten, werkte rustig in Edenburg, werd van zijn werk afgehaald en in Bloemfonteinkamp gebracht. Geen enkele reden. Iemand moet slechte informaties gegeven hebben. Aangekomen 26 November. Meubelen vernield. Verlangen naar werk. Zijn vrouw beviel in de tent, zonder dat eenige bijstand werd verleend. Ik gaf hem leder en hij maakte de schoenen van zijn geheele familie en voor vele anderen. Ik bood hem betaling aan als hij voor anderen werkte, maar hij zeide, het gaarne voor niets te doen, omdat ik zijn kinderen geholpen had. 1°. Mrs. J. E. 2°. Dorp Jacobsdal. 3°. Tien kinderen, vijf in dit kamp, een zoon op St. Helena. 4°. Echtgenoot op commando, veldkornet, een Éngels'chman van afkomst, zoon van Engelsclie ouders; een Engelsche Officier Majoor E. is zijn neef en streed tegen hem te Magersfontein.Na 't gevecht van 25 October, verbrandden de Engelschen onder KolonelJ. haar huis. Zij wilden niet gelooven, dat er geen enkele boer in huis was, daarom verbrandden zij het en vonden er natuurlijk niet één. Naar haar smeekbeden werd niet geluisterd. Den 29sten kwamen de Boeren terug. Zij zag haar echtgenoot en hij zijn verbrand huis. Hij zweeg eerst, maar deed toen een duren eed. Hij zeide: „God beschikt, maar nu, nu zal ik het nooit, nooit, nooit, opgeven." Zij heeft hem na dien tijd niet meer gezien. Den 7den November keerden de Engelschen weer. Zij werd verscheidene dagen in de school opgesloten, zonder eten of drinken. Haar werd gevraagd, of zij haar man Roberts' proclamatie wilde brengen, maar ze antwoordde, dat ze nog niet zou gaan, indien zij 2000 nian troepen en l 100 mee kreeg, niettegenstaande zij niets bezat. Hetzelfde werd haar nogmaals gevraagd en indien ze niet aan 't verzoek voldeed, zou zij naar Kimberley worden gezonden. Zeer goed, antwoordde zij, dan naar het kamp. Vier anderen standvastigen vrouwen werd verzocht haar man over te halen tot onderwerping, maar even vruchteloos. 1. Mrs. E. 2. Woonde in een stad. 3. Twee kinderen. 4. Het laatst hoorde zii wat van haar echtgenoot, toen deze vertrok met Hertzog. 5. Aangekomen 13 December. 6. Gedwongen en zonder eenige reden. 7. Weinig geld. 8—9. Zij gelooft van niet. 10. Ze kon, indien 't haar toegestaan wordt, naar SnionskoD eaan. daar wonen vrienden van haar. Tot nog toe niet ziek geweest. Heeft volgende kleeding. 1. Mrs. T. F. 2. Hijsberg. Ladybrand. 3. Tien kinderen in 't kamp, een in Simonsstad. 4. Echtgenoot te Groenepunt, is verminkt en vocht nooit; hield zijn eed van neutraliteit. 5. Sinds November. 6. Gedwongen. Op een Zondag omstreeks twaalf uur kwamen de Boeren. Tusschen een en twee van denzelfden dag berichtte zij dit aan Mr. M. Den volgenden dag om drie uur kwam een afdeeling aan, om de Boeren te verdrijven. Zij vroeg, waarom de soldaten niet vroeger waren gekomen, nu was de vijand reeds lang weg. Majoor W. en kapitein D. lieten haar gevangen nemen en zonden haar naar Ladybrand. Zij moest acht dagen in de stad blijven en mocht alleen om wat beddegoed en kleeding zenden. Acht dagen duurde de reis naar Bloemfontein. Een van haar lieve dochters heeft een school opgericht in het kamp. Een ander is gekozen, om naar Miss Murray's Instituut te worden gezonden. 1. Mrs. C. F. 2. Lovedale. Thaba' Nchu. 3. Twee kinderen. 4. Echtgenoot op Ceylon. 5. Hier gekomen in November. 6. Gedwongen als gevangenen. 7. Geen middelen, wascht voor anderen. 8—9. Niets vernield, toen zij heenging. 10. Kan nergens heengaan dan naar huis. Behoefte aan kleeding. 1. Mrs. J. J. F. 2. Deelfontein, district Winburg. 3. Drie kinderen. 4. Echtgenoot te Groenepunt. 5. Aangekomen in 't kamp 27 November 6. Gedwongen, zonder eenige reden. 7. Zeer weinig geld. 8. Huis verbrand. 9. Vee geroofd. 10. Kan een onderkomen vinden bij haar vader te Rookraal. Sinds haar aankomst heeft haar kind de mazelen. Behoefte aan kleeding. 1. Miss F. 2. Lubbesfontein, Winberg. — Dochter van Commandant F., die den dag voor 't ontzet van Kimberley werd gedood. Zij en haar klein zusje en vele andere vrouwen en kinderen wilden zich vereenigen met het Boerenlager te Alexandersfontein. Toen zij dicht bij het kamp waren genaderd, zagen zij dat het bezet was door Engelsche soldaten. Deze schoten op een afstand van 20 meter op de wagens, waarin zich de vluchtelingen bevonden, men kan de soldaten hooren praten. Commandant F. sneuvelde, Miss. F. werd door haar arm geschoten en haar klein zusje door den schouder. Zij lag ongeveer 10 maanden in 't hospitaal, maar haar arm is onbruikbaar en haar eersten vinger moest zij missen. Draagt niemand een kwaad hart toe. Zij weet niet waar haar moeder is, maar ik hoop haar in Bloemfontein-kamp te vinden. Het meisje zou gaarne zich zelf onderhouden, maar kan niet naaien, want haar arm is te stijf en te pijnlijk door de wond, die bovendien ontstoken is. Is krijgsgevangene maar wordt ondersteund door een vriend in de stad. 1. Mr. en Mrs. G. 2. Pondamsfontein—Boshof. 3. Geen kinderen. Een zuster 4. Echtgenoot in 't kamp. Nooit vocht hij, of was op commando. Toen de oorlog uitbrak, was hij in de Kaapkolonie (zoowel hij, als zijn vrouw zijn geboren Britsche onderdanen) en ofschoon een burger van den Vrijstaat werd 't hem niet toegestaan, naar huis terug te keeren, maar bleef negen maanden in de Kaapkolonie. Bij de eerste proclamatie haastte hij zich naar zijn vrouw en leefde rustig van 5 Juni tot 3 Februari 1901, maar bevond, dat de Britsche troepen alles hadden vernield, behalve een latafel. Zij woonden in het ledige huis tot een kolonne kwam en hun vier uur tijd gaf, zich klaar te maken. Alles wat hun aan voorraad restte, werd medegenomen zonder betaling. Kwamen hier met alles wat hun gelaten was, n.l. een naaimachine, een latafel en een kleine tafel. De vrouw is zeer zwak en niet bestand het zware lot te dragen. Rantsoenen: '/< pond vleesch; 1 pond meel, 1 ons koffie, 2 ons suiker, Va ons zout om den anderen dag, 1—3 aardappelen per tent, al naar de grootte; beurtelings werden daar uien voor gegeven. Brandstof: Twee kleine hoeveelheden dun hout, de eene 14, de ander 18 cM. lang, nauwelijks genoeg om één ketel water op te koken. 1. Mrs. G. 2. Hoenderkop, dist. Winburg. 3. Acht kinderen van 14 tot 2 jaar. 4. Echtgenoot gevangen genomen te Paardenbergj weggevoerd naar St. Helena. 5. Sedert 9 November in 't kamp. 6. Gedwongen te komen. Zij vertelde, dat men voor 5 maanden geen gewapende Boeren zag. Op den 27™ Augustus trok een commando haar boerderij voorbij. Zij gaf voedsel en nam gewonden in haar huis, om die te verplegen. Een maand daarna 1 Oct., ging zij naar Winburg om voorraad te koopen en daar werd ze gevangen genomen. Alleen haar oudste kind (een meisje van 14 jaar) was bij haar. Luitenant D. zond dit kind naar de boerderij terug onder de zorgen van twee gewapende inboorlingen met bevel de rest van de familie bij hem te brengen en niets anders. Zij gingen haar kinderen met den wagen, waarmee zij gekomen was, halen. Afschrift van het bevelN". 4276. Winburg, 1 Oct. 1900. Breng vandaag Miss G. (klein meisje) met twee Kaapsche wagens en drijvers (twee inboorlingen) van Winburg naar Hoenderkop en zend ze morgen terug. Enz. F. P. D., 2e Luit. Asst. Provost Marshal. Luitenant L. nam den wagen en de paarden, gaf geen ontvangbewijs voor den wagen. De paarden waren £ 40 waard en hij gaf een bewijs voor slechts € 14. Deze vrouw werd een maand te Winburg gevangen gehouden, niet in haar eigen huis maar in dat van haar broeder. De kinderen kwamen tot haar, maar al dien tijd wilde noch Luitenant L., noch Majoor O'L., (wien ze, zooals Miss E. C., als zeer ruw beschrijft), haar toestaan haar kleederen te gaan halen. Zij had slechts weinig geld, en werd genoodzaakt daarvoor kleeren te koopen. Te huis had zij overvloed van geld, maar wist niet, hoe zij er om zenden zou. Na een maand in Winburg te hebben vertoefd, werd haar plotseling aangezegd, dat zij vertrekken moest. Er werd haar geen tijd gelaten iets bijeen te pakken, zoodat ze thans alles verloor. Toch moesten zij drie uur met vele anderen aan 't station wachten in de brandende zon, verboden werd naar binnen te gaan. Partijen van 22 menschen werden in beestenwagens geladen, die niet eerst behoorlijk gereinigd waren. Te Smalldeel werden ze overgepakt in een vleeschwagen, meer dan 22 personen moesten daarin slapen. Om 5 uur in den morgen bereikte men Bloemfontein en om 11 uur het kamp, na een reis van 24 uur zonder voedsel of een teug water. Te Winburg had men een bete broods meester kunnen worden. De andere gevangenen gaven een weinig water, toen zij aankwamen. 8. -9. Ze weet niets van haar hofstede. 10. Overvloed van geld thuis, niets heeft ze hier. Mrs. G. sprak met veel waardeering van kapitein M. van de lmperial Yeomanry. Deze logeerde eenigen tijd in haar huis en was zeer vriendelijk. 16 maanden geleden zag zij voor 't laatst haar echtgenoot. Haar dochter ligt voor de derde maal in 't hospitaal, 't kind heeft de typhus. De kinderen lijden allen aan de maag; kleederen dringend noodig- 1. Mrs. G. 2. Potchefstroom. 3. Drie in Kimberley bij haar. Een meisje van 20 jaar was ziek in Potchefstroom aan roodvonk; zij werd van haar weggevoerd en het meisje bleef alleen in 't huis, alleen en ziek. De moeder heeft niets van haar kind gehoord sedert dien tijd, d. i. 23 Sept. 4. Echtgenoot op commando. 5. Weggedreven van haar huis door gewapende Kaffers; naar Johannesburg gebracht en dan na acht dagen reizens in een ossenwagen bereikte ze Kimberley, in lompen en zeer behoeftig. Er was toen daar geen kamp, waarom zij bij vriendelijke menschen in de stad werd ondergebracht, waar zij blijven kon. Haar schoonzuster kwam ook hier met zes kinderen, het zevende bracht ze hier ter wereld en noemde het Smartrijk. Het bestuur geeft elk 30 shillings, om de weck door te komen, een schraal inkomen in Kimberley. 1. Mrs. W. G. 2. Bella Vista. Ficksburg. 3- Een kind in 't kamp, een wees en een Kaffer. 4. Echtgenoot te Ceylon, gevangen sedert 30 Juli. 5. Eenige maanden. 6. Gedwongen. Eerst nam Major W. haar mee naar Ladybrand waar zij 15 dagen bleef. Zij was zoo ziek, dat men haar terugzond. Na een week thuis vertoefd te hebben, kwamen 26 man haar halen, zij was er zeer slecht aan toe cn kon het niet verder brengen dan Mrs. A4. te J. P. waar zij flauw viel. Hier lag zij 12 dagen ziek en daarna werd ze op haar eigen karretje naar Bloemfontein gebracht. Het duurde vier dagen voor zij daar aankwam. Vrij goed toen, evenals het weesje, maar alles kwijt; alleen een koffertje over, 't kind had geen tweede hemd, zoodat het, als 't nat was, te bed gelegd moest worden om de klcederen te drogen. Luitenant I). van de Zwarte Wacht (gelooft ze) zeide: „het was eene vergissing," maar hij is sedert doodgeschoten. Soldaten vernielden alles. Buren brachten toetsen van haar piano en van haar orgel, beide instrumenten zijn vernield. De boerderij was 1000 morgen groot. Het huis bevatte zeven groote kamers. Nog een boerderij in Senekal, 600 zakken niet meel en een groote menigte andere zaken zijn verbrand. Was steeds in goeden doen en hield dienstpersoneel, 't Meest betreurt zij 't verlies van haar lievelingspaard, 't welk haar echtgenoot haar gaf voor hun trouwen. Dit paard bracht haar hier in Bloemfontein, maar sedert dien tijd verloor zij 't uit het gezicht, liet kon kunsten maken. Vermoedt, dat iemand er een schoolpaard van heeft gemaakt- Op zekeren dag kwam het naar 't kamp toeloopen en keerde ojh op 't geluid van haar stem. De sergeantmajoor merkte het op en zeide: „dat paard kent zeker uw stem." Deze jonge vrouw is asmatisch. Haar boerderij werd geconfiscecrd en ze heeft nu niets meer. 1. Mr. en Mrs. A. H. H. 2. Swartlapberg. Dist. Thaba' Nchu. 3. Drie kinderen in 't kamp, 3 zonen op Ceylon, een in Ladysmith-kamp. 4. Echtgenoot nu bij haar, oud 63 jaar. 5. In 't kamp sinds 21 October. Gedwongen hier te komen. Echtgenoot was op commando en heeft zich over moeten geven onder Prinsloo. Hij dacht, dat ze naar huis zouden worden gezonden, om rustig te leven. Hij ging naar huis. Spoedig daarna word hij naar Thaba' Nchu gezonden, waar hij in de gevangenis werd geworpen. Hier werd hij een maand in bewaring gehouden. De eerste 8 dagen ontving hij geen voedsel en zou zijn omgekomen. indien zijn vrienden uit de stad hem niet geholpen hadden. Dit was onder den dist. Comm. L. Toen kwam diens broeder, die een beter mcnsch was, tenminste niet zoo gestreng, zij werden afgescheiden. Mr. H. werd naar Bloemfontein gezonden en zijn zoon van 15 jaar naar Ceylon. Hij leefde in den Vrijstaat op een Gouvernements-hoeve. Deze werd verbrand. Nu heeft hij niets meer, zijn vrouw is zeer mooi, eveneens een Engelsche, en een zuster van Mrs. C. H, G. Beide broeders huwden met zusters. Mr. A. H. H. is een zeer flinke ondernemende man, met vroolijk schitterende oogen. Ik geloof, dat Prinsloo's mannen er zeer slecht afkomen en in geen geval vele anderen hun voorbeeld zullen volgen cn zich overgeven. Vechten is waarlijk pleizieriger. Niemand kan prinsloo's overgave begrijpen, of het moest zijn. dat hij zich liet omkoopen. Zijn mannen wilden van geen overgave weten. Overvloed van voedsel, een goede positie, een ontzachelijke slag was het voor hun medeburgers. A4rs. II. werd eveneens uit haar huis gejaagd cn naar dit kamp gebracht, waar zij elkander ontmoetten. 1. Mr. en Mrs. C. G. H. 2. Hex Rivier Distr. Ladybrand. 2. Heeft 6 kinderen. 2 in 't kamp, 4 achtergelaten. 4. Echtgenoot bij haar. 5. Zij kwam 18 Januari. 0. Gevangenen. Mrs. H. is een Engelsche en in Grahamstown geboren, een rustige verstandige vrouw, die een Boer trouwde. Mij was ziekelijk en dus nooit op commando. Toen de Engelschen Ladybrand namen, omstreeks April, zwoer hij den eed der neutraliteit. Mrs. H. had een pas en kon overal gaan, waar zij wilde en deed boodschappen voor anderen. Ze was bekend als een degelijke Engelsche en had altijd gehoopt, dat de Engelschen het winnen zouden, nu is ze zeer tegen haar eigen natie ingenomen. Haar echtgenoot had ook een pas, luidende als volgt: Verlof wordt verleend aan Mr. C. G. H. van Hex Rivier, dist. Ladybrand, om 35 koeien te weiden en een oude merrie, als zijnde het eigendom van zijn kinderen, die allen thuis zijn en een oude merrie met een veulen van zes maanden, waarom het laatste in zijn bezit gelaten werd. H. bewerkte niet zijn eigen land, want was ziekelijk en toch waren zij altijd rondgekomen. Nu zijn ze doodarm. Op zekeren dag kwam een patrouille en zcide, dat zij in verbinding stonden met de Boeren. Ouders en kinderen moesten naar Swartlaagte. Hun werd gezegd, dat ze weer naar huis mochten gaan en daarom namen ze niets mee, voedsel, noch kleeding. Majoor B. zeide, ze moesten naar Bloemfontein gaan, waar ze alles zouden hooren. Een lange reis dwars door 't land begon; gezonden van 't kasije naar den muur, ze moesten voedsel koopen; een onderkomen zoeken op eigen kosten. In Bloemfontein werden ze voor Kapitein H. Provost Marshal gebracht en vertelden he;n hun geschiedenis. Deze antwoordde: Gij kunt de rechte H. wel niet zijn, welnu dan zullen we u allen zoolang houden, tot de rechte H. gevonden is. Iedereen in Bloemfontein zond hen weer naar iemand anders. Het gaf niets, zij werden in het kamp gebracht. Alles, wat hun behoort, is geroofd. Nu leven ze in een gedeelte van een tent. Ik kegrijp niet, waarvan de menschen weer moeten beginnen; zij zijn noch jong, noch sterk meer. De echtgenoot is 60 jaar. 1. Mrs. H. H. 2. Woonde in Philippolis. 3. Een kind. 4. Echtgenoot ging heen met rechter Hertzog. 5. Aangekomen 18 Dec. 6. Gedwongen, geen reden werd opgegeven. 7. Een weinig geld. 8—9. Niet gedeerd toen zij vertrok. 10- Zou naar Spionskop kunnen gaan. Geen ziekte. Kleercn genoeg. 1. Mr. en Mrs. H. J. 2. District Heilbron. Bijwoners- 3. Vier kinderen. 4. Man in 't kamp. 76 jaar. Na de eerste proclamatie zich overgegeven. 5. Gekomen 8 Februari. « 6. Gedwongen. Alles achtergelaten in hun huis en weten niets van hun toestand; de voorraad weggenomen. Drie dagen in een kolenwagon. Niets bij zich. Acht dagen in wagens. Zoon van 19 jaar is op commando geweest. Hij gaf zich 1 Juli over. Copy. No. 153 Treinfontein 1—7—1600. Pas. — C. j. van de boerderij Treinfontein. District Heilbron. Hij heeft zich overgegeven en den eed van neutraliteit afgelegd. D. B. F. Mass. Provost Marshal. Heilbron 3—10—1900. Hernieuwd tot 15 October. B. O- J. A. L., Cap. Pas. Mr. C. J. met paard mag ongehinderd naar zijn woning te Treinfontein gaan, mits hij niet meer naar de stad teruekeere. H. H. C. B. (?) Luit. Provost Marshal. lil spijt van dit alles werden zij weggebracht. Men beloofde hun, dat ze alleen naar het station werden gevoerd, 't Is alles een leugen. Hun vee werd hun ontnomen en zij zelf naar Springfontein gebracht. 1. Mrs. H. M. K. 2. Nooitgedacht bij Kroonstad. 3. Geen kinderen. 4. Echtgenoot in 't kamp. 5. Gedwongen hier heen te gaan. 6. Aangekomen 11 November. 8 en 9. Huis veilig toen zij 't verlieten. 10. Kunnen nergens heen. Geen ziekte. Behoefte aan kleederen. 1. Mrs. K. 2. Stad Boshoff. 3. Acht kinderen; tien personen in een tent. 4. Gebracht 21 Januari. 5. Echtgenoot op commando. 6. Ze woonde in hei huis van de Engelsche weduwe P., die twee zonen had op commando. Engelschen onderzochten haar huis, dit geschiedde vijf maanden voor ze gevangen genomen werd. Ze namen alle voedsel mee om haar echtgenoot te dwingen, zich over te geven. In verloop van dien tijd bracht ze een kind ter wereld. Drie keeren waren ze geweest om 't huis te doorzoeken, en den tweeden keer was haar kind pas twee dagen oud. De soldaten hielden vreeselijk huis, braken den vloer op, sloegen de vensters stuk, stootten de kalk van den zolder enz. Ten laatste vernielden zij al de meubelen en toen haar zuigeling twee maanden oud was, werd zij naar het kamp gezonden. Zij wilde haar echtgenoot niet vragen, zich over te geven. 1. Mr. H. K. en zijn vrouw. 2. Moordenaarspoort, Bethulie. 3. Twee dochters, zoon en nicht. 4. Man in 't kamp. Nooit op commando geweest. Legde den eed van onzijdigheid af. 5. Sinds 10 Januari. 6. Gedwongen. Een reden werd niet opgegeven. Een patrouille van vier man werd naar 'de boerderij gezonden, omstreeks vijf uur, met het bevel, de famiiie tegen zonsondergang te Bethulie te brengen. Geen tijd werd gelaten iets te verzamelen. Dien nacht vertoefden zij in B., verlieten dit dorp den volgenden nacht in vuile veewagens. Dien nacht werd hun toegestaan in een veewagen te slapen. Voedsel werd hun eerst te Springfontein gegeven. Zij hebben gehoord, dat al hun meubelen vernield zijn, maar de hoeve is niet verbrand. Miss K's grootvader is de neef van Oom Paul. 1. Mrs. L. en Miss L. 2. Rhenosterfontein. District Winburg. 3. Alle andere kinderen getrouwd en nu in Brandfort-kamp. 4. Echtgenoot een boer. Hij is met twee zonen op commando. 5. Sedert 17 December. (j. Door geweld. Krijgsgevangenen. 7. Genoeg om van te leven,' indien ze naar huis gezonden worden. 8. Neen, maar de deuren en vensters werden vernield. 9. Goederen vernield, vee, wagens enz. w eggevoerd. 10. Neen. Sinds de aankomst zijn beiden zeer lijdende aan maagpijn en dysenterie. Nooit dan aan huis. Mrs. Leroux tehoeft een geheel nieuw stel kleeren en de dochter een schort. Een zeer eerbiedwaardige Boerenvrouw. Ze slaapt op den grond en 'zat sedert haar aankomst niet op een stoel. Ze hoopt, dat de mannen zullen vechten tot het laatste en haar een vroege dood wacht. 1. Mr. en Mrs. van L. 2. Wonende in Petrusville. 3. Drie kinderen in het kamp. 4. Ook de man is in 't kamp. Een smid. Hij was op Commando, maar gaf zich over bij Roberts eerste proclamatie, want hij vertrouwde, evenals vele anderen, de woorden van den opperbevelhebber. Hij toonde zich zeer rustig. Februari kregen hij en zijn vrouw bericht, dat ze zouden worden weggevoerd, na twee uren van voorbereiding. Kwamen 4 Februari in 't kamp aan. Hij trachtte smidswerk te krijgen in de stad, maar 't lukte niet daar de handel stil staat, omdat geen ijzer kan worden aangevoerd. Het was zoo treurig het voedsel in' Petrusville vernietigd te weten. Meelzakken opengesneden en de inhoud over de straat geslingerd. In de tent twee families, in 't geheel negen personen. Drie kinderen hebben de mazelen. Geen bedden. Er valt een zeer dichte dauw en bedden en kleeren worden telkens van dauw verzadigd. Ze moeten alle dagen in de zon uitgespreid worden, om ze weer te drogen. 1. Mrs. F. C. L. 2. Boerderij, Springfontein, nabij Fauresmith, maar zij woonde in de stad. 4. Een kind. 4. Echtgenoot gevangen te Groenepunt. 5. Sedert 20 November hier. 6. Gedwongen hier heen te komen. Geen enkele reden bestond er voor. 7. Een weinig geld. 8 -9- Ze weet het niet. 10. Vrienden in Tulbach, Kaapkolonie. Sinds haar aankomst disenterie. Heeft ook een hart-ziekte. Voor 't oogenblik voldoende gekleed. • 1. Mrs. H. L. 2. Hestersrust, Winburg. 3. Zeven kinderen. 4. Echtgenoot in 't kamp. 5. Hier aangekomen 27 November.. 6. Haar werd gezegd naar Virginia Siding te gaan met haar vee, om bescherming te zoeken voor de troepen. Sedert werd de familie hier gezonden en weet niet, wat er van haar vee geworden is. 7. Geen middelen. 8. Ze weet het niet. 9. Ze weten het niet. 10. Weten niet waar heen te gaan, behalve naar huis. Kinderen hebben disenterie. Zeer weinig kleeding. 1. Mrs. M 2. Woonde in Brandfort. 3. Acht kinderen, het jongste is vier, allen achtergelaten, zij alleen meegevoerd. 4. Ook te huis gelaten. Haar man was nooit op commando, omdat hij slechte oogen had, was hij wagenopzichter. 5. Sedert 28 November. 6. Meegevoerd als krijgsgevangene onder de krijgswet, geen reden werd opgegeven. Ze moest voor zichzelf een wagentje huren, om met haar bagage naar 't kamp te worden gebracht. 7. Ja; echlgcnoot kan haar onderhouden. 8.—9- In haar eigen huis werd vee! vernield, doch de inboedel gedeeltelijk gered. Kinderen zijn nu bij haar broeder. Gezondheid tot nog toe goed, behoefte aan kleeding. Mrs. M. woont nu in een afdeeling van een groote tent met 5 andere vrouwen, allen 6 slapen op den grond. 1. Mrs. J. C. M. 2. Boerderij Leeuwvlei, district Bloemfontein. 3. Zes kinderen. 4. Vader naar Ceylon. 5. Hier gekomen 28 November. 5. Hier heen gevoerd zonder eenige reden. 7. Heeft middelen. 8- 't Huis werd niet verbrand, toen zij 't verliet. 9. Meubelen vernield. 10- Heeft middelen, om naar huis te gaan, of naar vrienden in de Kaapkolonie. Drie kinderen in het hospitaal aan de typhus, twee ziek in de tent. Verwacht in April haar bevalling. 1. Mrs. J. N. 2. Vlakkuil Heilbron. 3. Zes in een kamp. 4. In 't kamp. Oude man, nooit gevochten of op commando geweest- Een lamme hand. 5. Drie weken sinds 15 Februari. 6. Gedwongen en weet niet waarom. Gelooft, dat ze verdacht werd boeren voedsel te hebben verstrekt. Dit was niet waar, zij had nauwelijks genoeg voor eigen gebruik. Alles werd verbrand. Ze heeft van anderen gehoord, dat haar huis verbrand werd, doch heeft het niet gezien. Ze werd hier gebracht in een open ossenwagen. Vier nachten bracht ze daarin door. De N's. zaten zeer slecht in de kleeren doch waren hier respectabel. De meisjes leenden kapjes en blouses om naar de hoeve te komen, waar ik kleederen uitdeelde. Old. Mr. N. Rabenthal. Boshof. Nooit gevochten, kocht zich vrij. Toen de Engelschen in Boshof waren, stond hij onder hun bescherming. De commandant was zeer vriendelijk en placht op zijn hoeve te komen jagen. De oude vrouw werd op de hoeve gelaten, een zeer groote hoeve, die l 2000 gekost heeft, met 'tien kamers. Sedert hij hier is, werd zijn huis verbrand, doch de commandant zeide: „dat dit een vergissing was." Gewapende inboorlingen zwierven dikwijls daar rond. De militairen hebben zijn huis in Boshof in beslag genomen. Zelfs geen kussen of deken werd* hem gelaten. Mrs. N. Mrs. N'S. hoeve is in de Kaapkolonie, Zoutpansfontein nabij Robert-Station- Zij snuft. Zij is sedert lang weduwe en geen van haar kinderen vecht mee. Zij spreekt slechts Hollandsch, maar is altijd een loyale Britsche onderdane geweest. Zij kan niet gelooven, dat de koningin weet, wat haar is aangedaan. Haar boerderij waj> 15 minuten van het station. 16 Februari 190u, zïig ze een Boeren-commando in de verte, na (ften dag zag ze nimmer Boeren. In den nacht van 10 December staken de Boeren Rivertonstation in brand- Zij dacht, dat dit toevallig had vlam gevat, maar den morgen van dien dag, kwam kapitein D. haar zeggen, dat zij vertrekken moest. Hoe konden ze haar, een oude, afgeleefde vrouw, verantwoordelijk stellen, voor het verbranden van het station ? Zij wist er niets van voor het gebeurd was. Men bracht haar naar Kimberley in de gevangenis. Deze schande zal zij nooit vergeten. Zij is rijk, 57 jaren eerlijk te hebben geleefd en dan in de gevangenis gezet! De koningin kon het niet weten- Nu is zij in Kimberley op parool en moet iedere week zich aanmelden. Zij deed niets, wist niets en mag niet naar huis gaan, hoewel het verblijf in de stad haar neerdrukt- 1. Mrs. U. 2. Elim-district, Heilbron. 3. Drie kinderen. 4. Echtgenoot gaf zich over bij de eerste proclamatie. Een maand daarna weid hij gearresteerd en naar Groenepunt gezonden. Hij is daar vele maanden geweest. 5. Zij werd weggevoerd 4 Februari en hier gebracht. 6. Kolonel W. nam haar gevangen en gaf haar 10 minuten. Zij ging met hetzelfde convooi als Mrs. Wessfj.. 1300 schapen, 300 paarden, 140 stuks rundvee werden haar. ontnomen. Deuren en vensters ingeslagen. Het lot van 'thuis onbekend. 1. Mrs. J. J. P. 2. Boerenwoning, Burgers Kraal, Winburg. 3. Een kind. 4. Gevangene in Bloemfontein. 5. Aangekomen 11 Januari 1901. . G. Door geweld gedwongen als krijgsgevangene. 7. Heeft geen middelen. 8. Niet verbrand bij haar heengaan. 9. Meubelen vernield en runderen geroofd. 10. Kan gaan naar Weltevreden, Winburg. Geen ziekte tot nog toe. Zeer schraal in de kleeren. 1. Mrs. P. 2. Hoeve Gruysfontcin nabij Bethulie. 3. Zes kinderen van 2 tot 15 jaar. Ze is van hen gescheiden en weet niet. waar zij zijn. 4. Haar echtgenoot is een Boer, gevangen in Bloemfontein en mag haar niet bezoeken. 5. Ongeveer twee maanden. 6. Door geweld gedwongen. Alles verloren. Verwacht haar bevalling in drie weken, keelt een enkele tent met acht anderen cn allen liggen op den grond en staan stijf en ellendig' op. . . 7. Zou in ieder geval vertrekken, indien zij vrijgelaten werd. 8—9. Weet niets. 10. Neen. Mrs. P. gedraagt zich bijzonder flink door de wijze, waarop zij de toekomst voor oogen ziet. Zij klaagt niet en vraagt niets. Ik ben er achter gekomen, waarnaar zij 't meest verlangt, n.1. een matras en kinderkleeding, want ze is in blijde verwachting. Alles was voorbereid, maar 't is verloren gegaan. 1. Mrs. B. 2. Woonde in Zastron. 3. Heeft zes kinderen, van 4—17 jaar, weet niets van hen. 4. Een Boer. Hij en zijn zoon op Ceylon. 5. Sinds 4 Januari. G. Als een gevangene hier gebracht. Behalve haar woning in Z. had zij een kudde bij Bethulie. Zij was heengegaan, om deze dieren te halen, geheel alleen, maar voor zij haar huis kon bereiken, werd zij gevangen genomen, want op weg naar Zastron werd de stad door de Engelschen genomen. 7. Ja. — Ze weet zeker, dat ze kan. 8—9. Weet niets. Geen nieuws. Schreef, maar geen antwoord. 10. Neen. Sedert haar aankomst voelde zij zich nooit gezond, maar zij ziet er meer gehard en gezonder dan anderen uit. Behoefte aan kleeding. Groot verlangen naar een peluw. Verschrikkelijk angstig voor de kinderen. 1. Mrs. P. 2. Woonde op haars vaders hoeve nabij Petersburg. 3. Had vijf kinderen in 't kamp. Ook drie jongens, die de soldaten meegenomen hadden in 'tveld met de schapen. Op zekeren dag, deed de Sergeant de knapen ontstellen met de bedreiging hen naar Ceylon te sturen en haar oudste jongens, van 13 en 9 jaar, vluchtten le zamen met drie anderen heen. Nooit heeft ze iets van hen gehoord en ze zijn niet vervolgd. Mrs. P. is krankzinnig van angst en daarom heeft ze zelf getracht te ontkomen met Mrs. V. B. en Miss T., zooals elders verteld wordt. 4. Echtgenoot op commando. Geen zeep of kleedeten. , 5. In 'tkamp sedert 13 Febr. 1. Mr. en Mrs. F. P. 2. Corneliusdam—Winburg. 3. Vijf kinderen in 't kamp. 4. Echtgenoot in 't kamp. Doof en met zwakke oogen. Nooit op commando. 5. Sedert 8 October in Bloemfontein. 0—7—8 en 9. Gedwongen. Mr. P. heeft altijd rustig geleefd, wegens zijn slechte gezondheid en slechte oogen. In Juni bij de nadering der troepen, legde hij den eed van neutraliteit af en ontving een pas, dat hij vrij door 't land mocht reizen en onder Britsche bescherming stond. In September bezetten de Boeren Thornburg, ongeveer een uur van zijn boerderij. Geen burgers waren in hun nabijheid geweest. Op 17 September naderden de Engelsche troepen. Mrs. P. en familie stond aan de deur, luisterende naar de muziek, die in de verte weerklonk. Toen gebruikten zij hun avondmaal. Toen het donker was, werd er aan de deur geklopt. Het was een man met een geweer op den schouder (een Engelsch officier) en hij zeide tot Mr. P.: Ik ben gekomen om u gevangen te nemen. Hoe kan dat mogelijk zijn, antwoordde P. Ik heb hier in vrede geleefd en mijn eed gehouden. Hebt ge een pas, vroeg de officier. Ja, zeide de Boer en liet hem zien. Zeer goed, hervatte de officier, dan is alles in orde. Zij gaven hem koffie en hij en Mrs. P. volgden hem al pratende. Zij zeide, ze hield er van een weinig te praten. Hij floot en een aantal mannen verschenen. Waarom is mijn huis aldus omringd, vroeg zij. Ja, zeide de officier, wij zoeken naar Boeren. Zij zijn hier niet, verzekerde zij hem, nimmer nog kwamen zij naar onze boerderij. Zij vroeg hem verder, of ze veilig waren met den pas van haar echtgenoot. Den volgenden morgen, 18 September, voor 9 uur kwam een kapitein en achtman. „Ik ben gekomen, om je huis te verbranden," zeide hij kortweg. „Je hebt vijf minuten." Zij pleitten daartegen, maar hij zeide: „het zijn mijn orders. Ik word doodgeschoten als ik niet gehoorzaam." Hij zond Mr. P. naar Generaal Macdonald, onder wien hij diende, om te vragen, of het goed was, wanneer hij deze boerderij spaarde. Eer een half uur verloopen was, zette hij de boerderij in brand, voordat P. terug kon zijn. Mrs. P. bad en smeekte, maar 't was alles vruchteloos. Hij zeide haar 't noodigste te zamen te vatten en zij begon haastig stoelen en latafels uit te dragen'met de kleederen der kinderen. Nu begonnen zij de meubelen te vernielen, daar zij zeiden niet te kunneli wachten. Zij bracht een kist buiten, die haar mans kleederen bevatten en een kleine doos met sieraden, bevattend: le. een gouden horloge. 2e. een zilveren horloge met gouden ketting. 3e. een diamanten ring. 4e. twee gladde ringen. 5e. een paar oorringen. Een stel zilveren manchetknoopen. Zilveren armbanden. Al deze dingen werden gestolen. Zoo ook de hemden van haar man en andere kleeren. In antwoord op haar gejammer gaf de kapitein haar een papier (ongeteekend) van welke het volgende Copy is. Het was een zeer schrale ruil voor een verbrande woning. Winburg. P. Corneliusdam. Huis verbrand op bevel van Generaal Macdonald. P. heeft aanspraak op vergoeding, want hij nam nooit de wapenen op. Hij werd van niets beschuldigd en had geen wapenen in zijn bezit 't geen aan zijn slecht gezicht geweten mag worden. Toen Mr. P. terug kwam, vond hij het huis verbrand. Dien dag brachten zij buiten door, maar des avonds werden zij in een wagon gestopt en naar Winburg gebracht. Den 8en October kwamen zij in Bloemfontein aan. Te Winburg toonde hij opnieuw zijn pas, die zijn eed van neutraliteit bevestigde en hem Britsche bescherming beloofde. Major L. nam dien van hem af en gaf in plaats daarvan een ruw stuk papier van den volgenden inhoud: lk bevestig dat F. T. F. van Corneliusdam den eed van neutraliteit heeft afgelegd. Datum onbekend. H. W. (of O'.) L. Major D. C. Winburg, 21 Aug. 1900. De Majoor was districts-commissaris. Zijn naam schittert ook in de geschiedenis van Ellie CronjÉ, en ik geloof, dat de data van 't verbranden der hoeven onder Macdonald, vrij wel samenvallen. September was een zwarte maand, voor de boerenhuizingen in Winburg-District. De Britsche bescherming is een wreede spot ten opzichte van de meesten dezer menschen. Te Winburg werd Mrs. P. den diefstal van haar goud en de kleederen van haar man gewaar, en daar ze dus geen enkel stel kleeren meer had, dan 't geen ze droeg, werd ze boos en deelde voor de eerste maal hare gevoelens aan Majocr L. mede Mrs. F. is een zeer eenvoudige vrouw, maar bijzonder kalm en zacht in haar spreken. Zij spreekt het Engelsch uitstekend. De vergelijking tusschen de boerenvrouwen in ons land"en de Transvaalsche dito is zeer in 't voordeel der laatsten. De meesten spreken twee talen, gedragen zich waardiger en zijn beter opgevoed. Gij begrijpt, zij zijn dames in dit land en gedragen zich als zoodanig. 1. Mrs. J. P. 2 Uitzicht. Venstersburg Road, Winburg. 3. Kinderen, drie in 't kamp. 4. Echtgenoot te Groenepunt sinds 14 December. 5. In November. 6. Door geweid gedwongen. Kapitein F. was dikwijls bij haar aan huis geweest en was zeer vriendelijk, waarlijk een gentleman. Hij had dikwijls bij haar gegeten enz. en zeide, haar huis was veilig. Maar een Generaal kwam en sloeg zijn kamp op nabij de hoeve. Er werd een gevecht geleverd. De Boeren trokken terug langs den hoofdweg bij haar huis. Zij kon dat toch niet helpen en de Engelschen achtervolgden hen. Den volgenden morgen 10 uur kwam een troep soldaten en dreven haar naar buiten. Het regende hard en zij weende en bad om genade, voor haar en haar kinderen. Haar huis werd verbrand en zij in een wagon gestopt. Zeven huizen in den omtrek stonden in brand, toen zij heenging. Zij trachtte eenige meubelen te redden, maar ze verdwenen hier en daar spoorloos of werden achtergelaten. Ze werd met 20 andere familiën in de kerk te Kroonstad opgesloten, omringd door wachten. Daar bleven zij drie dagen. Daarop werden zij naar Bloemfontein en in 't kamp gebracht. Was in goeden doen, bezit thans niets meer. Weinige weken na het hierboven verhaalde werd Mrs. Potgieter, die niet tegen dit leven en het eten kon, zwak, verminderde snel en stierf. 1. Mrs. W. P. 2. Weltevreden. Winburg. 3- Drie kinderen. 4. Echtgenoot kreeg op commando de koorts en stierf thuis in 't laatst van April. 5. Ingebracht 16 November. 6. Gedwongen om zich gevangen te geven. Twee zonen vechten onder J. Theron. 7. Een weinig geld. 8. Huis niet verbrand. 9. Meubelen, alle gestolen. 10. Indien 't kon, zou ze naar huis gaan. Tot heden geen ziekte. Tegenwoordig tamelijk goed gekleed. 1. Mrs. A. P. 2. Burgerskraal; Dist. Winburg. 3. Twee kinderen. 4. Echtgenoot in 't kamp sedert 6 October. 5- 11 Januari 1901. 7. Gedwongen verblijf. Hierheen gevoerd zonder eenige reden. 7. Heeft geen middelen. 8. Niet verbrand bij 't verlaten. 9. Eenige meubelen gestolen. 10. Kon naar vrienden gaan, indien 't haar veroorloofd werd. Kind heeft disenterie. Zeer weinig kleeding. 1. Mr. en Mrs. W. J. F. 2. Boerderij „Het Kruis" Smaldeel. 3. Vrouw en 4 kinderen in 't kamp. 4. 5. Sedert 7 Januari. 6. Gedwongen tegen wil en dank hier te zijn. Den eed afgelegd sedert 't laatst van Mei. Nooit gebroken. Engelschen hadden niets tegen hem. Slechts de wapenen opgenomen gedurende 28 dagen bij 't begin van den oorlog. Was er altijd tegen. Kreeg een pas van de Vrijstaatsche regeering om naar iuiis te gaan en huurde een plaatsvervanger om te vechten. Leefde rustig op zijn hoeve, tot de soldaten kwamen en ze plotseling werden weggevoerd, om een bescherming te genieten, die hij niet wenschte. 7. Ja, kon in zijn behoeften voorzien. 8. Neen. 9- Alles gepakt in den kelder. Geen ziekte, hier slechts 17 dagen. Nog geen behoefte aan klecding. Verlangt naar huis, om op zijn hoeve te werken. 1- Mrs. R. 2. Klipladrift. Heilbron. 3. Vier kinderen waren in 't kamp. 4. Echtgenoot ook in 't kamp. Nooit gevochten. Had een vrijstellingsbrief voor ziekte van de Vrijstaatsche regeering en een pas van de Engelschen. 5. Sedert 4 Februari. 6. Gedwongen. Zonder reden. De officier (Col. W.) van Vredefort kwam in den vroegen morgen en vroeg haar, of zij met hem wilde gaan. Zij weigerde. Hij zeide, dat hij haar moest beschermen. Zij zeide geen bescherming te behoeven en bood haar voorraad aan, alles wat zij had, om hier te mogen blijven, maar zij werd weggevoerd en na negen dagen te Kopjesidiug doorgebracht te hebben, naar hier geleid. Al haar voorraad werd verbrand en haar meubelen medegenomen door de Engelsche soldaten. Het huis bleef ledig staan en nu vreesde ze, dat het zou worden verbrand, want de Engelschen verbranden zoo veel ledig staande huizen. 1. Mrs. J. C. v. R. 2. Boerderij, Bornonansdrift, Ladybrand. 3. Vier kinderen en een wees in 't kamp. Twee zonen op commando. Twee op Ceylon. Een zoon in Simonstown gevangen. 4. Haar echtgenoot is een' veldkornet. Nog op commando. 5. Zij werd gevangen genomen op 21 December. Kapitein Davis vertelde haar. dat eenige buren inlichtingen omtrent haar gegeven hadden. Het waren valsche getuigenissen en zij geloofde, dat het een wraakneming is, omdat ze haar echtgenoot als veldkornet verplicht was gewees; eenig goed van hem op te commandeeren. Mrs. V. R. was zeer vriendelijk geweest voor de Engelsche soldaten en had velen van hen gevoed en dikwijls was van haar voorraad gecommandeerd. In Mei 1900 gaven eenige Engelsche officieren haar het volgende getuigschrift: 18 Mei 1900, In liet belang van allen, — voldoende in de oogen van de koloniale divisie, heeft Mrs. v. R. gewillig gegeven, wat haar gecommandeerd werd af te staan. Het is haar veroorloofd geworden op haar hoeve te blijven wonen met haar kinderen, ze is zeer vriendelijk voor ons geweest en wij hebben gisterennacht hier geslapen. J. H. Lyon, Grenspolitie. H. E. Spring, Grenspolitie. Mrs. V. R. kreeg een kwartier om zich gereed te maken haar huis te verlaten. Driehonderd man kwawen met twee kanonnen den weg langs. Zij mocht noch kleederen, noch voedsel meenemen. De soldaten zeiden, daar kon later om worden gezonden. In Ladybrand gekomen, werd haar geweigerd iemand naar de boerderij te zenden. 29 Deccmber bereikten zij Thaba' Nchu, na dien tijd werd voedsel verstrekt. Zij zorgde er voor wat brood en jam te koopen. Vier en twintig personen werden in een wagen gepakt en zij vertrokken naar Thaba' Nchu. Geen voedsel werd hun gegeven en des nachts moesten zij onder den wagen slapen. Op den lstcn Januari bereikten zij Bloemfontein-kamp. Niet voor den 8en werd haar een tent gegeven, sliep net zoolang en wanneer zij kon. Zij was eertijds een welgestelde vrouw, thans is ze verarmd zonder klecren en middelen. Kapitein W. heeft haar een beschermingsbrief gegeven, maar Kapitein D. nam er niet de minste notitie van. Zij heeft een ontvangbewijs betreffende zes wagenvrachten goederen, geleverd aan Brabant. Haar hoeve kostte L 2560. Het huis was 70 voet lang en 40 voet breed en had dertien kamers. Het dak is er afgenomen, deuren en vensters en alle houtwerk is vernield. Zevenhonderd zakken met koren verbrand, ook groote hoeveelheden mielies, 3000 schapen, (17 waren uit Duitschland geimporteerd en alleen ƒ 5400,— waard), 100 paarden, en een prachtige hengst, vele wagens, enz. zijn weggevoerd. De boerderij alleen was 1800 morgen groot, maar zij hadden een andere in Winburg-district waar het vee meestal weidde. Haar echtgenoot had als veldkornet weten te bewerken, dat 11, als Engelschen geboren, burgers, die niet tegen litin eigen landgenooten wilden vechten, werden vrijgesteld. Hij sprak voor hen en zond hen veilig naar huis. Mrs. V. R. is zeer rustig en kalm. Een van de meisjes Engela, zal ik op de kostschool bij Miss Murray zenden voor de eerstvolgende zes maanden. De moeder is zeer dankbaar. Zij waren zeer rijk, nu hebben zij niets dan wat zij aan het lichaam hebben. Een getrouwde dochter Mrs. J. J. van Concordia, Senekal, verpleegde twee gewonde Britsche soldaten. Een van hen stierf en zij begroef hem, de andere herstelde. Een officier kwam haar hartelijk bedanken en zei, dat haar niets kwaads zou geschieden. Den volgenden dag werd haar huis verbrand en zij en haar kinderen moesten vluchten. 1. Mrs. M. M. R. 2. Dorp Bethulie. 3. Zes kinderen, drie in hei kanip, een (slechts zestien) in Bloemfontein, in de gevangenis, ofschoon nooit op commando, twee zijn getrouwd. 4. Haar echtgenoot gaf zich met Prinsloo over, maar in plaats van vrij naar huis te mogen gaan, zooals beloofd werd, werd hij als gevangene naar Ceylon gezonden. 5. Hier gekomen in November. 6. Gedwongen. Gevangen genomen door Generaal G. Werd naar Smithfield gezonden, bleef daar drie maanden, keerde toen naar huis terug, maar vond alles vernield. Hij (de generaal) zeide, dat hij de helft van alles moest hebben en nam de beste helft van 't geen zij had. Deuren en houtwerk vernield. 1. Mrs. R. 2. Woonde in Phillipolis. 3. Dochter van vijftien in 't kamp, vier zonen op commando. 4. In 't kamp aangekomen op de 27sten October. 5. Echtgenoot te Groenepqnt in de gevangenis. 6. Gedwongen te komen, terwijl zij ziek was, in een open wagen vervoerd tot Springfontein, daarna verder in een open veewagen per spoor. 7. Genoeg om van te leven. 8 en 9. Weet daaromtrent niets. 10. Neen. Niet veel ziek. Mrs. R. heeft reeds drie maanden op den grond geslapen pn verlangt er zeer naar matrassen en schoenen te ontvangen. Een oude vrouw volkomen rustig en kalm. 1. Mrs. S. 2. Huis in Jacobsdal en boederij te Koffiefontein. 3. Drie dochters in 't kamp en een zoon op commando. Reeds veertien jaar weduwe, nam daarom een zetboer en leefde zelf in de stad om haar dochters op te voeden. De Engelschen namen Jacobsdal. Haar huis stond tusschen barakken en kanonnen en soldaten overal. Niemand kon in- of uitgaan zonder gezien te worden. 25 October een gevecht. De Engelschen kwamen er slecht af. Beschuldigden haar Duifschers in haar huis verborgen te houden. Zij vuurden zoolang dooide vensters en deuren tot de Kaatsten op ziften geleken. Toen zochten ze het luus door, maar vonden niemand. Toen werd het huis verbrand met 18 andere in het dorp op denzelfden dag, na eerst alles vernield te hebben. De meisjes wilden het portret van hun gestorven vader redden, maar 't werd geweigerd. De soldaten dreigden Mrs. S. neer te schieten, indien ze langer op zoo iets aandrong. Zij werd gevangen genomen en in de pastorie opgesloten, waar zij den geheelen nacht bewaakt werd. Toen werd zij met andere gezinnen in 't schoolgebouw gesloten en ze mochten dit alleen verlaten tusschen vier en zes uur. Voedsel werd hun niet gegeven en ze zouden zijn omgekomen, had zij zich en de anderen niet gevoed met haar eigen schapen. ColonelJ. was aan 't hoofd van de troepen. I laar boerderij te Koffiefontein isook verbrand. Een goede vrouw vol moederlijke tecderheid met een aangenaam, vriendelijk uiterlijk en aardige, welopgevoede dochters. Ik kan u geen stoel aanbieden, zeide zij, want alle zijn verbrand. Om een voorbeeld te geven van de onbeschoftheid der Kaffers vertelde zij mij, dat op zekeren nacht, zulk een man in haar huis drong en haar zeide, dat Generaal S. bevolen had, dat haar huis den volgenden morgen vroeg verbrand zou worden. Zij stond op, pakte haar kleederen en wachtte tot den dageraad, toen ze bemerkte, dat de kaffer haar voor den gek gehouden had. Zij vertelde dit aan een officier, die, inplaats van den kaffer met de zweep te straffen, slechts lachte. 1. Mrs- P. 2. Ramhoogte. Bethulie. 3. Vier kinderen in 't kamp en twee weezen. Drie zonen te Ceylon. 4. Echtgenoot gevangen te Groenepunt over de 60 jaar. Heeft nooit gevochten, als invalide met gebrekkige beenen. Heeft een gebrek aan het been. 5. In 't kamp sedert 19 Oct. 6- Gevangenen. (Zij hopen, dat ik 't haar niet kwalijk zal nemen, dat zij zich zoo noemt. Zij heeft twee hoeven. Men had haar gezegd, dat Boeren op haar boerderij waren geweest en zij het niet had gemeld. Zij had geantwoord, dat ze niet had kunnen komen, daar haar man ziek lag. Eenigen tijd later reed zij met hem naar den dokter. Hij werd gevangen genomen, weggebracht en ze heeft hem nooit weer gezien, sedert dien tijd. De familie werd in dit kamp gebracht, om slechts drie dagen werd haargezegd,waarvoor zij slechts een klein koffertje meenam. Ze mochten niet teruggaan om van 't noodige zich te voorzien en werden regelrecht naar Bloemfontein gebracht. Zij hadden voedsel en kregen een plaats in een eerste klasse wagon. Dit gebeurde in October, toen er zulk een groote toevoer niet was. Zij weet niets omtrent haar huis en overige bezittingen. 1. Mrs. P. een Duitsche. 2. Woonde te Ventersburgstation. 3. Geen kinderen. 4. Echtgenoot dronk, zoodat zij vier jaar geleden scheidden ; hij ging naar Duitschland terug en zij onderhield zich zelf in dit land. 5. Sedert 15 November. 6. Gedwongen. Zij was zoo gelukkig een goed inkomen te verdienen door aan 't station te Ventersburg koffie te verkoopen. Zij voorzag de tafels der officieren van melk. Kapitein B. kwam tot haar en was boos, omdat zij nauwelijks melk genoeg had, om nog een klant te bedienen. Eens op een morgen werd haar kaffer vermist; zij had niemand om haar koe te melken, zoodat zij niemand kon bedienen. De kapitein was zeer boos, kwam en dreigde haar weg te zenden. Dat was de eerste keer. Zij beefde van angst en werd voorzichtig. Haar klein huis was bijna in 't kamp, zoodat ze al haar bewegingen gade sloegen. Eens op een nacht, terwijl zij te bed lag en daar ze bang was, had de lamp laten branden, doch het venster goed bedekt, kwam Kapitein B., deed haar opstaan erf zeide, dat zij signalen wisselde met de Boeren. Hij dreigde haar weg te zenden; dat was de tweede keer. Op zekeren dag, eenigen tijd later, werd een man, Herwins genaamd, die reeds eenige dagen om het station rondzwierf, in haar koffiestalletje gezet en nam bezit van haar huis en goederen. Het fornuis alleen kostte ƒ180, zij werd naar Bloemfontein gebracht. Het was een harde slag. Zij had aan Hewins geschreven, haar voor 't geen hij nu stal te betalen, maar kreeg geen antwoord. Alles is verloren. Zij wenscht naar haar bloedverwanten in Duitschland te gaan. Zij wordt oud en kan niet voor de tweede maal beginnen- De vader van haar man is zeer vriendelijk en zal wel 't meest van't reisgeld willen betalen. Verlaten en treurende. Het was Mrs. P. veroorloofd te vertrekken en zij is nu in Duitschland. 1. Mrs. C. S. 2. Altona. — Ladybrand en ook een huis in de stad. 3. Drie kinderen in 't kamp, een zoontje op Ceylon. 4. Echtgenoot te Groenepunt. Nooit gevochten, gevangengenomen, omdat hij met de Boeren sympathiseerde. 5. Zij woonde in de stad, om haar kinderen op te voeden en haar broeder op de boerderij. Men zei, dat de Boeren op de boerderij waren en zij v/erd plat gebrand. Het huis koste l 1,262 en was slechts twee jaar oud. De grond beslaat 5000 morgen. Alle koren is verbrand. Allen van Engelsche afkomst, spreken Engelsch en zien er als Engelschen uit. Zij ontvingen een halven dag van te voren bericht, dat ze haar huis moest verlaten. Dat was ongeveer 10 dagen geleden. Een commissaris kwam bij haar en vertelde haar de reden. Zij had een brief geschreven aan een vriend, in welken zij er over geklaagd had, dat twee van haar buren zich met den vijand hadden verbonden en slechte inlichtingen gaven aan de Engelschen, omtrent oude vrienden. De zin werd haar door een officier voorgelezen. Hij luidde: Mr. v. D. en J. van S. zijn zeer trotsch en indien er zulke Afrikaanders niet waren zou de oorlog spoedig gedaan zijn. Hierom werd zij gevangen genomen en na een reis van 8 dagen naar Bloemfontein-kamp gebracht. Mooie vrouw, woedend, maar zwijgt. 1. Mr. en Mrs. M. S. 2. Ongegunde, Vrijheid, dist. Ventersburg. 3. Tien kinderen, vijf stierven in 't kamp. 4. Mr. Stander heeft nooit gevochten en was afgekeurd voor den dienst. 5. Kwamen Nov. hier. 6. Gedwongen. In de maand Mei kwamen de troepen naar 't Noorden, Mr. S. ging nooit van huis af, uit vrees, dat hij zou worden verdacht. Britsche soldaten gingen daar dikwijls voorbij en hij voedde hen telkens voor niets. In October werd er een gevecht geleverd en de Boeren passeerden den straatweg op de hielen gevolgd door de Engelschen. Den volgenden dag kwam Generaal H. met driehonderd man en verbrandde het huis. Hun boerderij was 1-976 morgen groot en het huis had zeven groote kamers. Zij hadden geen tijd kleederen en voedsel te verzamelen. Eenigen van hen werden op een wagen geplaatst en de overigen voor den troep, 350 man ongeveer, uitgedreven tot liet station, een afstand van twee uur. Dertig paarden werden uit een veewagen genomen en zij werden er ingestopt. Hij werd niet schoongemaakt en drie doode paarden lagen er nog in. Deze werden naderhand weggenomen. Er werden hun eenige beschuiten gegeven. Tc Bloemfontein aangekomen, sliepen zij aan 't station in een open bergplaats, het regende lievig. Zij vroegen om een zeil, maar 't werd hun geweigerd. Den volgenden dag bereikten zij 't kamp, 1800 zakken mielies werden verbrand, de buren, die later ook hierheen werden gevoerd zeiden, dat men er 14 dagen genoeg aan had gehad en dat ze nog brandden. De leden der familie S. zijn zeer op elkaar gesteld. Bijna is hun 't hart gebroken, als zij aan hun vijf zonen en huil dochter denken, die ze binnen den tijd van twee maanden verloren. Nu ligt de moeder zeer ziek in 't hospitaal, en vader en dochter hebben zieke handen, waaraan velen lijden. 1. Mrs. E. S. 2. Woonde in Philippolis. 3. Vijf kinderen. 4. Weduwe. 5- Gevangen sedert 14 December. 6. Gedwongen, eti zonder reden. 7. Geen middelen. 8—9. Niet, zoo ze weet- 10. Nergens kan ze heengaan, dan naar haar eigen huis. Geen schoenen. Drie van de kinderen liet ze achter in Philippolis bij vreemdelingen. 1. Mrs. T. 2. Kafferfontein, District Wijnburg. 3. Vier kinderen van 5—10 jaar. 4. Echtgenoot op commando, niet beter te weten. 5. Gekomen 9 Octobcr. 6. Gedwongen hier heen te gaan. Vijf dagen vertoefde ze in Winburg, waar ze niet mocht blijven, hoewel ze er een eigen huis had en voor haar zelve wilde zorgen. 7. Hoeve verbrand in September. 8.—9. Meubelen, ook voorraad verbeurd verklaard. 10. In April trokken Brabants-Horse en Border-Horse voorbij 1500 man sterk en nam al haar voedsel en voorraad mede, zij had dus niets te geven, als de Boeren kwamen. Zij had geld, eenige honderden ponds, maar inplaats van het te begraven, gaf zij het aan Dr. S. in Ventersburg, die het voor haar bewaren zou in zijn brandkast. De dokter is gevangen genomen en zijn goederen vernield. De brandkast is geopend en duizenden ponds gestolen. Gouvernementsschool op hun hoeve vernield, zelfs werden de banken en tafels verbrand. Sinds haar aankomst voortdurend onwelhen kind stierf aan de mazelen, een ander bijna aan longontsteking, een derde aan hersenvlies-ontsteking, de rest had de mazelen. Allen zijn zeer ziek. 1. Mrs. S. 2. Damplaats,Ventersburg, Dist. Winburg. 3. Zeven kinderen van 11 jaar tot 8 maanden. 4. Echtgenoot in 't kamp. Mij gaf zich over bij Lord Roberts' eerste proclamatie, omdat zijne vrouw ziek was. Daarna heeft hij nimmer den Boeren eenige hulp verleend. 5. Sedert November. (3. Gedwongen te komen. Hun voorraad werd genomen: 282 schapen, 19 koeien, 8 paarden. Quitantie ontvingen zij alleen voor twee paarden. Voor de overige werd het beloofd, maar nooit gegeven. 7. Een paar ponds hebben zij bij zich maar zijn gedwongen daarvan voedsel voor hun kinderen te koopen, ze zullen spoedig op zijn. 8.—9- Ze weten daaromtrent nietsSlechts 10 minuten werden hun toegestaan, om zich voor te bereiden. Zij werden daarna met vier andere families in een spoorwagen gesloten 10. Geen vrienden om bij te wonen, maar kunnen zich behelpen in hun huis, zij liet met kale wanden. Ze verzochten mij naar Engeland te gaan en dadelijk na aankomst te telegrapheeren, of ook zij hier vandaan mochten. Een kind aan de typhus in 't hospitaal- Allen zijn min of meer ziek. Kinderkleeding zeer noodig. 1- Mrs. W. S. 2. Eonteinspruit, Dist. Thaba' Nchu. 3. Twee kinderen. 4. Echtgenoot op Ceylon. 5. 27 November hier gekomen- 6. Gedwongen. 7. Een weinig geld over. 8.—9- Ze weet niets daaromtrent. 10. Haar zoon ziek aan de mazelen. Slechts weinig kleeding. 1. Mr. en Mrs. S. 2. Poedamoor, Transvaal. 3. Allen groot en weggegaan. De S's zijn een ovd, gerimpeld paar, oud 75 en 65. Hij heef een krom been, gehouden uit rheumatische koorts en zij heeft niet meer geloopen sedert 10 jaren. Ze kan zich zelve niet kleeden. Zij waren van hun eigen boerderij naar die van een buurman gebracht. Toen Lord Methuen'S colonne op zekeren Zondag daar langs kwam, werden deze hulpelooze mcnsche'n ontboden en in een wagen ge- sloten. Hierin moesten zij den geheelen nacht verblijf houden- om den volgenden morgen weggezonden te worden. 120 menschen vergezelden hen en van die 120 waren haar echtgenoot en een jongen van 15 jaar mannen. Te Vrijburg werden zij drie weken opgehouden en daarna bracht men hen naar Kimberley, in spijt van hun smeekingen, dat zij mochten blijven in een huis te Vrijburg. Zij was zeer verzwakt door de ruwe reis en kwam koud en moe in Kimberley aan. Er was geen tent voor hen gereed en ook geen voedsel. Een arme vrouw met 6 kleine kinderen in een kleine tent nam het hulpelooze paar op. Een dame van het Hollandsche comité, wond de oude vrouw in een deken en gaf haar voedsel. Zoo wonen zij met 9 personen in een kleine, wanne tent, metéén bed, de meesten slapen op den grond. Zij zijn diep ongelukkig. 1. H. G. T. en zijn vrouw. 2. Woonde te Ventersburg, Winburg. 3. Vrouw en vier kinderen. 4.-5. In 't kamp sinds September. De vrouw kwam in October. 6. Gedwongen. Hij is geboren in de Kaapkolonie, doch van Engelsche afkomst, leefde in den Vrijstaat, ongeveer 10 jaar, alzoo burger en gedwongen te vechten, maar trouwde een Hollandsche vrouw. Zijn broeders uit de Kaapkolonie vechten aan de zijde der Engelsehen. Hij ging van 't commando ziek naar huis. Een man met een zeer knap uiterlijk. Hij had een nieuw huis laten bouwen met zeven kamers en geploegd en gezaaid. Huis werd verbrand, of vernield. Kind van 16 maanden stierf in 't kamp. Hebben nog een uitgemergeld jongentje van 4 jaar bij zich. 1. Mrs. F. Du T. 2. Venstershoek, Winburg. 3. Twee kinderen. 4. Echtgenoot in 't kamp. 5. Kwam hier 27 November. 6. Gedwongen en zonder opgaaf van redenen. 7. Geen middelen. 8. Huis niet verbrand, toen ze het verliet. 10. Zou,indien ze toestemming kon krijgen, gaan naar J. de Beer, Rietspruit. j Een kind met slechte oogen. Zeer weinig kleeding. 1. Mrs. D. T. en dochters. 2. Petersburg. 3. Drie kinderen, ongetrouwd. 4. Vader, 58 jaar leefde van zijn geld, was nimmer op commando geweest. Hij was sedert jaren lid van 't stedelijk armbestuur. Niet in het kamp. Waar hij vertoeft, is onbekend. Den Donderdag voor 1 Februari, ging Mr. D. T. naar een zijner ver verwijderde hoeven, om zijn zoon van 14 jaar te brengén. In zijn afwezigheid kwamen de Engelschen, zij maakten een vuur in Airs. T's tuin en verbrandden al den voorraad voedsel, zelfs de zeep; twee uren werden haar toen gegeven om alles, wat zij noodig had, op wagens te laden. Zij namen wat kleeren en geld; t 600 waren stevig in een doos gepakt en geborgen in een bundel kleeren. Vier dagen onderweg, werden kleeren en doozen op last van kolonel C. van den wagen gegooid. Zij verloren dus alles, zelfs de t 600. Zij wendde zich tot den kolonel en beklaagde zich. Hij dacht, zei hij dat het een kaffer spulletje was, alles heeft zij verloren. De boerderijen werden „schoongeveegd" van den geheelen voorraad, zelfs zes koeien, die zij in den stal had, werden haar ontnomen. De vier volgende dagen ontvingen ze alleen harde beschuit tot voedsel. Zondag werd hun ook eenig vleesch gegeven. Ze weten niets van vader en zoon. Ik gaf Miss I). T. een nieuw paar schoenen en een schort. 1. Twee zusters U. 2. Brandfort. 3. Geen kleine zusters of kindei en bij haar. 4. Vader vocht nooit, is 66 jaar oud, nu gevangen gezet in Groenepunt. 5. Sedert 28 Nov. 6. Gedwongen zonder verklaring waarom. Moesten een wagen huren om hier te komen en dien zelf betalen. 7. Geen geld om naar huis te gaan, maar zoo ze er waren, konden ze leven. 8—9. Hieromtrent weten ze niets. 10- Getrouwde zuster is thuis gelaten. Hare gezondheid is slecht, voortdurende neuralgie en dysenterie. Tehuis lichte neuralgie maar nooit dysenterie. Haar vader was slachter. Zij kunnen geen redenen voor haar gevangenschap geven, maardenken, dat eenige mannen haar haatten. In t kamp verdienden zij iets door voor anderen te naaien en hielden zichzelf zoo in de kleeren. Blijkbaar zwakke meisjes met lieve gezichtjes en goede manieren; schijnen uitstekende naaisters. 1. Mrs. H. J. V. 2. Vraaiuitzich, Ventersburg. 3. Drie kinderen en een aangenomen kind. 4. De vader stierf in 't hospitaal. Bloemfontein Jan. 1901. 5. Hier aangekomen 3 Oct. 1900. 6. Ze waren gereed naar 't Zuiden te trekken met voedsel en vee. Ze hebben, de laatste bleef te Zandrivier, na hier opgesloten te zijn, niets meer van hun vee gehoord. 7. Geen middelen. 8. Huis verbrand. 9. Evenzoo verbrand. 10. Indien vrijgelaten, kon zij naar haar schoonvader gaan eveneens in een kamp. Echtgenoot stierf aan de koorts. Kleeren op 'toogenblik genoeg. 1. Mrs. A. S. V. 2. Klipplaatsdrift, Bloemfontein. 3. Vijf kinderen, de oudste negen; een zuigeling 15 dagen oud, toen zij hier kwam. 4. Echtgenoot te Groenepunt. 5. Sinds 26 November. 6. Gedwongen. 50 man kwamen en voerden haar weg, juist na haar bevalling. Valsche informatiën door een buur, een halfbloed, genaamd S., gegeven was de oorzaak. Haar man, ziekelijk, was op de boerderij en had zich volgens voorschrift verbonden bericht te zenden, als er Boeren op de boerderij waren. Het hielp niet, hij werd gearresteerd, zij was niet in staat te reizen, werd in een wagon, die op de lijn stond gestopt en bleef daar den geheelen nacht. Maakte een reis van 24 uren in plaats van 5Vü en ontving geen voedsel. Een weinig brood nam zij mede. 7. Geen geld. 8. Weet niets hieromtrent. 9. Meubelen vernield. Gevogeltje, 30 koeien, 963 schapen, 50 paarden zijn alle verloren. Kapt. H. beloofde quitantie, maar gaf niets. 10. Geen vrienden in de Kaapkolonie. Een kind aan diarrhee met zwakke borst. Zij zelf is de geheele maand reeds ziek. Geen zeep. Zeer arm en uitgeput en ziek. 1. Mrs. W. 2. Boerderij Serano, Thaba' Nehu. 3. Een klein kind. 4. Echtgenoot ook in dit kamp. Altijd ziekelijk geweest en nooit gevochten. Hier gebracht, 5 maanden geleden, zonder eenige aanleiding gegeven te hebben. 5. Dag van aankomst 17 januari. 6. Nadat haar echtgenoot vijf maanden hier was geweest, vroeg ze of zij zijn gevangenschap in 't kamp mocht deelen. 7. Geen middelen. Alles verloren. Heeft vrienden, maar zijn niet in staat, haar te onderhouden. 8. Verbrand en acht huizen, die ook op de hoeve stonden, eveneens. 9. Alles vernietigd. Boomen ontworteld. Dat is echter geen bezwaar om naar huis te gaan en daar, hoe dan ook, te leven. 10. Neen. Betaalde haar eigen reiskosten, den geheelen weg naar het kamp. Zeer arm en jong en treurig. Zeer respectabel en mooi. Heeft behoefte aan schoenen en kleeding voor haar kind. 1. Mrs. W. 2. Siberia. District Kroonstad. 3. Twee kleine kinderen. 4. Echtgenoot op commando. In vele maanden niets van hem gehoord. Kan dood zijn, gewond, gevangen, of nog vechtende. 5. Sedert 5 Februari in dit kamp. 6. Gevangene. Een officier kwam 's morgens in haar woning en vroeg of ze zich onder Britsche bescherming wilde stellen. Ze zei, neen, dat ze liever thuis wilde blijven, waar ze overvloed had. Hij zeide, dat hij haar niet dwingen wilde en ging heen. In den namiddag kwam hij met soldaten terug en gaf haar tien minuten om zich gereed te maken. Zij maakte tegenwerpingen, en wees er op wat 's morgens gebeurd was, doch hij werd boos, smeet zijn zweep op den vloer en het huis liep vol soldaten, die vele dingen in hun zak staken. Al haar koren en meel werden verbrand. Zij heeft geen tijding omtrent haar huis ontvangen. Alles is meegevoerd. Zij werd naar het soldatenkamp gebracht in een ossenwagen. Het is drie uur reizen naar kopje Siding; het duurde vijf dagen en steeds regende het. Dan in een open ossenwagen naar Springfontein. Het regende twee nachten. Het is een aardige jonge vrouw en spreekt goed Engelsch. Mr. en Mrs. G. W. Zij leefden te de Wets-Kraal, Rouxville, maar hebben vier of vijf groote boerderijen. Ze waren blijkbaar rijk en zij is een zeer lieve vrouw. Zes kinderen, van wie vijf in 't kamp; de oudste een knaap van zeventien; de Engelscheii zeiden, zij wilden hen beschermen, maar zij beschermde hen slecht, want de jongen boos, omdat vader en moeder zijn gevangen genomen, ontsnapte, en vereenigde zich met de boeren. Mr. G. W. had tien maanden gevochten. Hij had koorts gekregen en was ziek naar 't hospitaal gegaan, tegelijk met de overgave van Prinsloo. Uit het hospitaal ontslagen, ging hij naar huis en legde den eed van onzijdigheid af. Hem werd toegestaan van zijn eene boerderij naar de andere te gaan, doch hij maakte daar geen gebruik van. lil November verscheen plotseling een commando op de boerderij. Zij hadden twee gewonde mannen bij zich. De vrouw was alleen thuis, de man was een buur gaan helpen, om eenige schapen weg te drijven. > Zij had niet het minste idee dat de Boeren komen konden. Zij vroegen haar de gewonden te verzorgen en daar zij het vroegen, gaf zij hun een maal. Zij voedde immers vele malen ook wel Britsche soldaten en had ook hen liefd'rijk opgenomen. Mrs. W. zegt dat zij altijd geloofde, evenals alle Boerenvrouwen, dat het niets dan wet en plicht was, gewonde mannen op te nemen, onverschillig van welk leger. Zij zou evengoed dien dag Engelsche gewonden hebben opgenomen. Had dat dikwijls gedaan. Zij wilde haar man bericht zenden van de tegenwoordigheid der Boeren op de hoeve, maar de Boeren zeiden, dat, indien zij dit deed, zij den boodschapper dood moesten schieten. Zij zeiden dat zij de Engelschen. die in de nabijheid waren, gingen aanvallen en deden zoo. Twintig dagen daarna, 27 November, Luit. A. werd gezonden met vijftig man, om haar en haar echtgenoot gevangen te nemen. Als reden werd opgegeven, dat een commando op de boerderij was geweest en twee gewonden waren opgenomen. Zij werden naar Rouxville gebracht en daar zeven dagen gevangen gezet; hij in de gevangenis, zij in een huis. Toen werden de kinderen gebracht en werd zij naar het kamp te Bloemfontein gezonden. Later werd haar man eveneens naar Bloemfontein gezonden en wachtte in de gevangenis zijn vonnis af. Hij stond terecht te Rouxville (of Aliwal) en werd na verloop van twee maanden veroordeeld op grond van papieren, uit de andere stad gezonden. Hij kreeg twee jaren gevangenisstraf met harden arbeid en wacht thans als een boef in Bloemfontein, terwijl zijn lieve vrouw en vijf kinderen een zeer kleine ijzeren kamer bewonen in 't kamp. Allen, op één na, slapen op den grond. Mr. W. was veroordeeld op de verklaring der inboorlingen, ondersteund door Engelsche soldaten. Geen tegengetuigen werden opgeroepen, niet een van de buren (die in de stad komen) noch familie. Twee mannen en een vrouw, kaffers, waren de getuigen en men zegt, dat zij zijn omgekocht. Mrs. W. zegt, dat haar-man nooit zijn eed van neutraliteit brak. P. D. W. Oud 73 jaar. Lijdt aan vallende ziekte. Nooit op commando, maar thans te Groenepunt. Zijn oude vrouw smeekt me dagelijks met tranen in de oogen hem te laten ontslaan. Zij volgt mij al klagende: Hij is oud. Hij is ziek, hij heeft niet gevochten. Breng hem mij terug. Het is ontzettend zoovelen als er in de gevangenis zijn, zoowel oude mannen als jonge knapen, die nooit vochten. 1. Mrs. W. 2. Reddersburg. Huis van de Gouvernementsschool. 3. Vijf kinderen, twee lagen ziek aan de koorts. 4. Haar echtgenoot was onderwijzer in de Gouvernementsschool. 5. In 't kamp sedert 20 Dec. 6. Zeer onwillig hier heen te gaan; geen reden opgegeven. Gevlucht van haar huis naar een klein buitenverblijf, vandaar naar haars vaders huis, Mr. C. predikant te Reddersberg. In een ambulancewagen naar Edenberg gevoerd en daarna in een veewagen naar Bloemfontein. 7. Kan werken en wil voor haar oude moeder zorgen. 8. Neen. 9. Ze weet niets hieromtrent. 10. Met haar moeder in Reddersburg. Kinderen ziek sedert ze hier zijn, buikloop. Nimmer hebben zij iets dergelijks gescheeld. Twee kinderen aan typlius. Mrs. W. lijdt aan de lever sedert ze hier is. Een lieve jonge, zindelijke vrouw, spreekt vloeiend Engelsch. 1. Miss V. 2. Brandfort. 3. 4. Haar vader thuis gelaten, vocht nooit. 5. Sedert 28 November. 6. Gedwongen haar geriefelijk huis te verlaten. Toen ze gearresteerd werd, had ze sinds acht maanden geen Boeren gezien. 7. Kan leven, indien ze naar huis gezonden werd. 8. Neen. 9. Koeien, kalveren, etc., alles was haar ontroofd. 10. Zou naar Newlands, Kaapstad gaan, naar een zuster, die getrouwd is met een Cornishman, Mr. R. Oast. Sedert haar aankomst, plaagde haar dysenterie, voortdurend hoofdpijn en vermoeidheid. Ze had daar nooit last van gehad. Ze was zeer sterk. Heeft behoefte aan een rok en onderkleeren. Miss V., een zeer lief jong meisje, voelt zeer de onwaardigheid om door zes soldaten achter zich, door de stad gebracht te worden, met de bajonetten op de geweren, gedwongen zelf haar koffer te dragen en voortdurend te worden aangespoord harder te loopen. Aanhangsel B. Verzoeken oni loslating enz. Tijdens haar bezoeken aan het kamp en haar briefwisseling, ontving miss Hobhouse natuurlijk een groot aantal verzoeken om te worden ontslagen. In den eersten tijd van haar verblijf hier waren er slechts enkelen, die het kamp konden verlaten, als zij wilden en ze was gelukkig in staat, hun daartoe de noodige hulp te bieden. Een van deze gevallen was dat van een dame met vier kinderen, die toestemming kregen om bij vrienden in de Kaapkolonie hun intrek te nemen. Een ander was dat van een Duitsche weduwe, die naar Duitschland mocht terugkeeren. Miss Hobhouse hielp deze dames haar verzoek indienen en gaf haar geld voor de reis. De politie-autoriteiten te Bloemfontein wilden in Februari, zoover als Miss Hobhouse uit hun woorden kon opmaken, alle vrouwen en kinderen vrij laten gaan, die vrienden in de Kaapkolonie hadden, bereid hen te ontvangen en geen volwassenen der Boerenpartij in het kamp hadden, Miss Hobhouse diende vele van deze verzoeken in. De authoriteiten gaven geen bepaalde toezegging, alleen werd haar beloofd, dat ieder der verzoeken in overweging zou worden genomen. Te Kimberley slaagde Miss Hobhouse er in verlof te verkrijgen voor eenige vrouwen, om naar vrienden in de Kaapkolonie te gaan. Het volgende request was overhandigd door Miss Hobhouse te Bloemfontein en dit had tot nog toe geen gevolgen. (Copie.) Majoor Wright (Commandant). Wij, ondergeteekenden, bieden u met den verschuldigden eerbied het volgend request aan. I. Daar wij zijn gescheiden van onze echtgenooten en het onmogelijk is in de omstandigheden, waarin wij zijn geplaatst, te leven: II. Wegens de zorgeloosheid en het slecht beheer en de minder goede behandeling, het is nu de tweede keer, dat wij doorweekt zijn van den regen, waardoor ortze kinderen reeds ziek werden en mazelen, kinkhoest en koorts kregen, zoodat ze zeer gevaarlijk ziek zijn; III. Daar we geen geld bezitten, is het orts onmogelijk ons te voorzien van zeep, kaarsen en andere benoodigdheden. Het is bijna drie weken geleden, dat de meesten van ons in staat zijn geweest zich te wasschen. Het is meer, dan wij kunnen verdragen. Dit zijn onze grieven. Dit ons nederig verzoek: Onze zaak billijk te onderzoeken en medelijden te hebben met onzen toestand en ons vrijheid te geven, terug te keeren naar onze woningen. Wij hopen en vertrouwen, dat gij ons nederig verzoek zoo spoedig mogelijk, in welwillende overweging wilt nemen. Wij zijn, mijnheer, Uw nederige dienaressen, C. E. Louw. A. S. Earle. Annie Earle. J. H. Horak. R. Du Toit. A. J. Brits. S. Botha. E. Botha. M. de Klerk. A. Serfontein. H. Brits. M. Brits. M. J. Roodt. C. M. Roodt. A. C. Combrinck. A. Pienaar. S. Du Toit. J. Horak. M. Botha. J. van Niekerk. M. Britz. C. Roodt. C. Du Toit. Hermina van Breda. R. Horak. M. Combrinck. S. Combrinck. A. Botha. C. Botha. A. de Klerk. W. Wessels. M. Serfontein. S. Brits. M. C. Roodt. J. J. Roodt. M. Herbst. J. C. Matthee. Newton Refugée Kamp, Kimberley. P.S. Majoor-Commandant en andere authoriteiten. Bij God is genade. Is er dan geen genade bij u voor ons, onschuldige vrouwen en kinderen. Ons verzoek is ons 10 Maart 1901 te laten gaan. (Copie). Vluchtelingenkamp Bloemfontein, 25 April 1901. Aan den Militairen gouverneur van Bloemfontein. M\jnheer! Ik ben hier sedert de laatste vijf maanden. Ik wenschte u te vragen of u mij zoudt willen veroorloven naar de Kaapkolonie te gaan, waar mijn vader woont. Mijn echtgenoot, J. M. Brink, vecht niet met de Boeren mede, maar dient bij de ambulance. Of hij nog leeft, weet ik niet. Ik heb drie kinderen, het vierde verloor ik in dit kamp en ik heb geen middelen, om hen te onderhouden. Indien gij me een pas geeft, zal ik zeer gelukkig zijn, indien het met de wet in strijd is, mij reiskosten te geven, zal mijn vader gaarne daarin voorzien. Mijn beide ouders zijn Britsche onderdanen en geboren in de Kaapkolonie. Het kampleven heeft mijn gezondheid erg geschokt in den laatsten tijd en ik zal zeer dankbaar zijn, indien ik een gunstig antwoord ontvang. Ik verblijf, Hoogachtend Beatrix Brink. Mrs. J. M. Brink. Refugée kamp, Bloemfontein. (Copie). Refugée kamp. Bloemfontein 26 April 1901. Aan den plaatsvervangendcn Gouverneur. Bloemfontein. O. R. C. Weledelgestrenge Heer! Ik hoop, dat ge mij wilt verontschuldigen, dat ik de vrijheid neem, mij tot u te wenden. Ik verzoek u nederig mij en mijn twee dochtertjes te veroorloven naar de Kaapkolonie te gaan, waar ik mijn intrek wil nemen bij N. j, van Biljoen, mijn schoonbroeder, die mij heeft aangeboden voor mij te zorgen ; mijn bedoeling is voor goed heen te gaan. Mijn echtgenoot heeft zich overgegeven in Juli en werd naar Ceylon gezonden. Hij is krijgsgevangene sedert dien tijd en ik werd met 4 kinderen naar dit kamp gezonden. Twee mijner lievelingen verloor ik. Zij waren te teer, om de hitte te verdragen, die in deze tenten heerscht. Een derde lijdt nu aan de typhus en ligt voor de tweede maal in '1 hospitaal en ik vrees haar nu ook te verliezen, daar de winter nadert. Een verandering zal goed zijn voor mijn kleinen. Ze zullen weder opsterken, ofschoon de autoriteiten hier in het kamp zeer vriendelijk zijn en ons goed behandelden; ik en mijn twee kinderen kunnen hier niet leven zooals bij mijn familie in Worcester. Vertrouwende spoedig een gunstig antwoord op mijn verzoek te ontvangen, door 't welk gij mij zeer zult verplichten, noem ik mij, Uw zeer nederige drs., S. VAN BILJOEN. Refugée Kamp, Bloemfontein. 25 April 1901. Aan den plaatsvervangendcn Gouverneur. Bloemfontein. O. R. C. Weledelgestrenge Heer! Vergeef me, dat ik de vrijheid neem, u te schrijven. Ik heb slechts een bescheiden verzoek, namelijk, of gij mij wilt veroorloven naar mijn familie te Newlands, in de Kaapkolonie te gaan en daar te blijven. Sedert vijf maanden woon ik nu in dit kamp en 'k gevoel groote behoefte naar verandering. Met vrees zie ik den naderenden winter tegemoet, want onze gezondheid hier laat veel te wenschen over. Ik heb drie mijner kinderen bij mij, twee meisjes en een jongen. Vrienden hebben mij aangeboden voor mij en de mijnen te zorgen. Hopende een gunstig antwoord te ontvangen noem ik mij, Uw gehoorzame dnrs. Mrs. P. J. BOTHA. E. BOTHA. Note van Miss Hobhouse. Mrs. Botha'S hulp en invloed is van zeer groote beteekenis in dit kamp; voor allen zou het een groot verlies zijn, indien deze dame vertrok. Het is haar echter onmogelijk langer de vermoeienissen van dit leven te dragen. De geheele familie is lijdende aan dysenterie, ontsteking van de huid en aanvallen van koorts. Dit zijn de aanteekeningen, welke Mjss Hobhouse van dit geval noteerde, tijdens haar bezoek aan het'kamp te Bloemfontein: 1. Mrs. Fhilip Botha. 2. Landdrost's huis, Phillipolis. 3. Een op school in de Kaapkolonie, vijf in 't kamp van 8- 16 jaar, een op Ceylon. 4. Echtgenoot op parool te Durban op eigen kosten. 5. In 't kamp sedert 14 November. 6. Door geweld gedwongen, daar de stad door de Engelschen bezet werd; kwam met het tweede convooi. 7. Geringe middelen werden haar gelaten, doch ontvangt geen verderen onderstand. 8. Weet niets omtrent haar huis. 9. Goederen moedwillig vernield, £ 60 waarde aan zilver gestolen. 10. Zusters in de Kaapkolonie willen haar ontvangen. Sinds haar aankomst kregen twee harer dochters dysenterie. Zij zelf had een nierontsteking tengevolge van den regen, (vatte kou). Kind van 8 jaar heeft koorts en dysenterie. Had nooit die ziekten vroeger. Heeft behoefte aan beddegoed, kindernachtgoed, schoenen, onderkleed'cren. Mevr. Botha is altijd vroolijk en behulpzaam. Zij is afkomstig van een oude Kaapsche familie en haat daarom te meer dit leven in de kampen, als iemand sterft, wenscht zij, dat zij het was. Opmerking. Ofschoon weinig namen voorkomen in deze bladzijden, is iedere naam afzonderlijk van de personen, bij de genoemde gevallen betrokken, aan het comité bekend. Miss Hobhouse kan natuurlijk niet zich zelf beslist verantwoordelijk stellen voor de waarheid van een der gegeven opgaven, maar gelooft, dat alles hier neergeschreven, eenvoudige feiten zijn van een zeer treurigen tijd, eenvoudig verteid en zonder overdrijving in elk dier gevallen. Hei scheen het comité toe dat zulke verhalen, hoe beknopt ook, van belang waren, voor de onderteekenaars en voor een groot deel van het publiek. Toen miss Hobhouse naar 't kamp te Bloemfontein ging, kregen de gevangenen, wier mannen op commando waren, half rantsoen. Dit werd anders nadat op 26 Februari in 't Parlement, hierover inlichtingen werden gevraagd. De rantsoenen zijn nu in de kampen in Oranje-Vrijstaat: Vleesch 1... pond (vet en been inbegrepen.) Meel , pond. Suiker 2 ons. Koffie 2 ons- Zout 1 -2 ons. Somtijds ontvangt de gevangene ook een weinig gecondenseerde melk. ' Ongelukkig echter wordt het gewicht dikwijls vervalscht en worden soms geen rantsoenen uitgedeeld. Het vleesch is vol maden en de koffie vervalscht. Met dit voedsel, verbonden met de hitte in de tenten, en de gewoonte, die toen de overhand had, om het water der Modderrivier ongekookt te gebruiken, kan het geen verwondering wekken, dat miss Hobhouse in iedere tent zwakke en zieke kinderen vond, noch dat honderden dezer kinderen sedert zijn gestorven. Aanhangsel C. Persoonlijke verhalen, geschreven door vrouwen, die in de kampen verblijf hielden. In dit aanhangsel worden eenige verhalen medegedeeld, aan miss Hobhouse toevertrouwd gedurende haar verblijf in Zuid-Afrika. Het kwam haar het best voor, ze juist te publiceeren, zooals zij ze vernam, zonder eenige poging om verandering te brengen in den stijl. I. We werden op den morgen van den 7en Februari door 't gebulder der kanonnen gewekt. Wij stonden op en kleedden ons haastig aan, want we waren zeer verschrikt. Het was of er vlak bij ons dorp werd geschoten. Wij konden echter niet begrijpen, wat dat beteekenen moest, want er was geen boerencommando in de buurt. Wij gingen aan tafel om ons ontbijt te gebruiken, maar het eten bleef onaangeroerd. Ik was niet in staat iets te verrichten, maar liep doelloos rond, slechts denkend aan het gevaar, waarin velen, die ons lief zijn, dagelijks verkeeren. Toen ik naar buiten ging, zag ik eenige zwarte gedaanten snel de heuvels afdalen. Ik haalde mijn kijker en bemerkte tot mijn schrik, dat het ruiters waren, die van minuut tot minuut ons huis naderden. O, hoe klopte mij het hart, toen ik binnentrad, om mijn ziekelijke moeder, dit nieuws mee te deelen. Vele van de huizen onzer buren waren reeds maanden geleden verbrand, en vrouwen en kinderen in 't open veld aan hun lot overgelaten of gevangen genomen. Onze bezitting had men tot nu toe verschoond, maar wij voelden als 't ware bij instinct, dat het nu onze beurt zou worden, want de ruiters naderden snel. Ongeveer een half uur later hield een aantal van hen, vergezeld van een door muilezels voortgetrokken wagen, voor ons huis stil. Hun korporaal kwam naar de voordeur, terwijl de soldaten de overige uitgangen forceerden. Hoe wreed klonk het mij in de ooren, toen de korporaal mij begroette met de woorden: „Juffrouw, ik ben om U hier gekomen, over 15 minuten moet ge gereed zijn, om met mij mede te gaan." Ik smeekte en bad hem, mij niet met zich mede te voeren, ja zelfs stelde ik hem voor, zoo het noodig was, ónze hofstede te verwoesten, maar het was alles nutteloos. „Indien ge niet vrijwillig meegaat, zoo zal ik U door mijn mannen op den wagen laten zetten," hernam hij. Overal heerschte verwarring. Ik was zoo opgewonden, dat ik niet wist, wat te beginnen. Mijn moeder stond met haar zuigeling van 2 maanden op den arm in de deur. De soldaten namen toen drie of vier kisten, en zetten die op een wagen, toen namen zij twee bedden en kussens en twee dekens, die bij de kisten werden geplaatst. Het wreede bevel volgde om op den wagen plaats te nemen. Ik viel bijna in zwijm, toen ik mijn moeder naar den wagen zag wankelen, luid weenend en klagend, dat zij niet met haar vijanden wilde meegaan, haar man en kinderen achterlatend, vader en vier broers van 21, 18, 16 en 14 jaren waren op commando, terwijl twee kleinere broertjes 10 en 12 jaar oud, het veld invluchtten, toen de soldaten naderden. Het was vreeselijk voor ons te zien, hoe die ruwe bende huishield, toen wij buiten kwamen. Het gevogelte werd geslacht, planten en bloemen werden moedwillig uitgerukt, terwijl de heele plaats met vederen bedekt was, daar ze onze bedden hadden opengesneden. Toen reden we heen en verlieten ons oud, geriefelijk huis, waar we alles hadden wat we behoefden, goed brood, vleesch, groenten van elke soort, fruit in overvloed en dagelijks twee emmers melk en minstens 5 poiid goede boter. Eindelijk kwamen we om 10 uiir op de plaats aan waar we zouden kampeeren, 's middags te 3 uur gingen wij weer verder. Het was vreeselijk de rook van ons huis en de meubelen, die naar buiten waren gesmeten, te zien opstijgen. Kopje Siding is ongeveer 31 j uur van onze plaats, toch hadden wc reeds 5 dagen in een ossenwagen vertoefd, eer wij het bereikten. We deelden dit verblijf met 4 familiën, in andere wagens waren nog wel meer menschen opgehoopt. Wij konden op den dag nauwelijks zitten, ge kunt begrijpen, hoe we den nacht doorbrachten. Eens regende het 's avonds buitengewoon hard, om tien uur waren we allen doornat. Een droog hemd, het eenige, dat ik over had, wikkelde ik om mijn moeder, om haar zuigeling te beschermen. O. ik zal die uren nooit vergeten ! We waren allen doodelijk vermoeid, toen we te kopje Siding kwamen ; daar bleven we een paar dagen en toen kwam het ergst van alles. Op een Woensdagmiddag werden wij, ongeveer 70 personen, in een open kolenwagen gepakt. De helft moest blijven staan. Den eersten middag te Kroonstad, moest de helft uitstappen. Nog altijd kon men aan slapen niet denken, want onze bagage was in denzelfden wagen gepakt. Van Woensdag tot Vrijdagmiddag bleven wij in dien toestand. Toen wij eindelijk te Springfontein aankwamen, waren wij bijna gestorven van hitte. Onze huid was geblakerd onder de dunne blouses. Ik had nimmer verwacht, dat de Engelschen goed over ons zouden denken of ons ooit eenige vriendelijkheid zouden bewijzen, maar dat het beschaafde Engelsche publiek lijdelijk zou aanzien, hoe Kaffers ons onbeschoft bejegenden, had ik nooit kunnen denken. Aan ieder station kwamen de kaffers toestroomen, luid schreeuwende en ons begroetende met een : „Goeden dag, lieveling" en andere schandelijke woorden, terwijl de soldaten daarbij hartelijk stonden te lachen. O 1 ik voelde mij somtijds geneigd, mij van 't leven te berooven. De eenige gedachte, die mij er van terug hield, was, dat onze Koning Christus, de Heilige Zoon Gods, veel meer heeft moeten lijden en waarom zou dan een groote zondaar een weinig leed niet kunnen dragen. XI. Mevrouw! Ik wil aan uw verzoek voldoen en in 't kort eenige bijzonderheden verhalen van 't geen mij van de zijde des vijands gedurende dezen oorlog wedervoer. Ik kan alleen het voornaamste mededeelen. Op den 3den October 1899 verliet mij mijn echtgenoot en vertrok naar het front en ik bleef met t 1, het eenige geld, dat wij in huis hadden, achter. Den 13den Februari 1900 trok de vijand Jacobsdal, het dorp waar ik woonde, binnen en een paar dagen daarna was ik alles kwijt; koeien, kalveren, schapen, geiten en paarden en ik werd behoeftig achtergelaten. Op den 25sten October 1900 had er een gevecht plaats tusschen de Engelschen en de menschen van ons dorp, dat tot vier uur duurde. De Boeren trokken toen terug en de vijand stak onze huizen in brand met alles wat er in was. Zij wilden mij niet toestaan iets mede te nemen. Ik smeekte hun toch iets te sparen, maar vruchteloos. Het huis bevatte zeven groote kamers en ze waren alle goed gemeubileerd. Op den 16den November werd ik met mijn vier kinderen gevangen genomen en had in de gevangenis voor mijzelf en mijn kroost te zorgen. Op den 28sten Februari werden wij uit de gevangenis ontslagen. In Februari 1901 bood de commandant mij zijn hulp aan, mijn man te overreden de wapens neer te leggen met de belofte, dat mijn huis weder opgebouwd en op dezelfde wijze gemeubileerd zou worden; ook zouden wij geld ontvangen, etc., etc. Dit weigerde ik, waarop hij dreigde mij weg te zenden, 't welk ik flinkweg aannam. Ik werd met mijn vijf kinderen naar Kimberley-kamp gevoerd. Newtonkamp, Kimberley 16 Maart 1901. J.' H. E. III. Het verbranden van een dorp in den Oranje Vrijstaat. Vroeg in den morgen werden wij door het kanonvuur gewekt. Omstreeks zeven uur hield het schieten op. Allen mannen werd bevolen aan het stadhuis te verschijnen. Daar vertelde een officier hun, dat ze naar 't kamp moesten, omdat de generaal hen spreken wilde, terwijl hij hun verzekerde dat zij voor 12 uur weer thuis zouden zijn. Onder hen was een lamme, oude man van 70 jaar, die gereden moest worden en gevoed werd als een kind. De laatste zes jaar was hij geheel hulpeloos. De mannen, ja zelfs deze ongelukkige, keerden nimmer naar huis terug, maar werden weggezonden als krijgsgevangenen naar Groenepunt, Ceylon of St Helena. Al deze menschen hadden den eed van neutraliteit afgelegd in Maart 1900. Maar den volgenden dag zullen wij, arme vrouwen, nimmer vergeten. Dien morgen zeer vroeg werd ons door den generaal bericht, dat hij bevel had ontvangen, het dorp plat te branden. De helft der vrouwen ontving te één uur bevel, om twee uur op het marktplein te zijn, terwijl ons ook den raad werd gegeven zoo weinig mogelijk bagage mede te nemen. Brachten wij te veel mee, dan zou ons niets worden toegestaan, iets te mogen houden. Het was vreeslijk te zien, hoe zij onze huizen vernielden. Ze braken de vloeren op (zelfs die der Hollandsche kerk), haalden waranda's neer, wrongen de deuren van hun hengsels los, en sloegen de vensters stuk, zeggende dat zij brandstoffen noodig hadden. Overal kon men hen zien stelen, ze namen alles wat van waarde en gemakkelijk vervoerbaar was, ja, beroofden ons zelfs van de bundeltjes, die wij gedacht hadden mede te mogen nemen. Waar men ook rond zag, overal ellende. Het was hartroerend (sic), te zien hoe zij onze dieren behandelden. De kalveren lieten zij achter en dreven de koeien naar hun kamp. Toen wij hun verzochten medelijden te hebben met deze arme jonge dieren, om ze bij hun moeder te laten, zeiden zij, dat de kalveren maar tot last waren. Al de voorraad werd weggevoerd en zij zeiden, dat de vrouwen, die achterbleven, wel zouden worden onderhouden door de vechtende Boeren. Denzelfden nacht begonnen zij het dorp te verbranden. Om twee uur waren wij allen op het marktplein. Daar werden wij in open ossenwagens gepakt en naar het station gezonden. Wij kwamen er laat aan en moesten den geheelen nacht in 't open veld doorbrengen, ofschoon het zeer sterk woei. Den volgenden morgen werden wij in open veewagens geladen, opeengepakt als sardines en begonnen de reis naar Bloemfontein. Toen wij deze stad bereikten, lazen zij onze namen op om te zien of wij er allen waren. Een klein kind was zeer ziek, en de korporaal gaf de moeder zijn toestemming, er mee naar den dokter te gaan. Zij ging naar het hospitaal, op de hielen gevolgd door een soldaat met de bajonet op 't geweer. Toen zij den dokter om raad vroeg, antwoordde deze op een zeer onbeschaamde manier: „Gij moest naar een ander gaan. Ik ben alleen voor militaire gevallen." Ze ging daarop naar den stafofficier om hem te vragen, haar te veroorloven voor dien nacht met haar kind in een hotel te gaan, of een kosthuis te zoeken. Hij antwoordde haar niet, maar keerde zich tot den soldaat, die haar volgde en vroeg wie die dame was. De man antwoordde: „een gevangene." De offipier hernam daarop, dat ze naar het kamp moest, omdat een gevangene niet naar een hotel of kosthuis mag gaan. Zij ging naar een anderen officier en vroeg hem, of hij niets voor haar kon doen. Hij vroeg voor haar een verlofpas, maar een soldaat moest haar volgen en haar ieder uur rapporteeren. IV. Ik heb zooeven uit goede bron gehoord, dat mijn grootvader, die zeven-en-negentig jaar is en mijn grootmoeder van een-ennegentig jaar, gevangen genomen zijn en naar het kamp te Kroonstad zijn gevoerd, nadat hun huis, nabij Senekal, is verbrand. Zij hadden geen gelegenheid iets mee te nemen en indien een dame uit Kroonstad niet zoo vriendelijk was geweest, hun een ledikant met matras te sturen, hadden zij op den naakten grond moeten slapen. Beiden stierven na een verblijf van een week in 't kamp. Voor zoo ver ik heb gehoord, zijn zij omgekomen van ellende en verdriet en tengevolge van slechte behandeling. Op den 14den Mei ging ik naar mijn buren met Lord Robert'S proclomatie en vroeg hun of zij ze eens wilden lezen. „Indien gij op uw boerderij blijft wonen, zal u geen ieed worden gedaan. Vertrouw op hetgeen ik zei". Maar wat was het gevolg? De eerste kolonne, die hier aankwam met kapitein B. aan 't hoofd, nam allen die gebleven waren, hun paarden en vee af. Ik had 42 stuks groot vee en tien kleine kalveren in mijn kraal, en werd achtergelaten zonder een droppel melk voor mijn kinderen. Ik deed alles wat ik doen kon om iets van :t mijne terug te verkrijgen. Mr. B. van Christiana, leende mij £ 5 om wat meel te koopen, en andere artikelen. Mijn drie dochters een van 16, een van 13 en een van 11 jaar oud, woonden bij mij. Ik had vier zonen in dienst van het Transvaalsche gouvernement. Door mijn behoeftige omstandigheden, gaf ik mijn toestemming tot een onmiddellijk huwelijk tusschen mijn dochter en den neef van President Steyn, vertrouwende, dat hij li ij helpen zou. Ik kreeg dan ook een melkkoe, een kar en twee paarden terug. Christiana is 't dorp, waar ik 't dichtst bij woon, op ongeveer een uur, dat is zes mijlen afstand ervan ligt mijn boerderij. Eens ging ik in 't dorp om een pas, teneinde naar Warrenton te mogen gaan, om mijn schoonzoon, die daar op parool was, te bezoeken. Majoor T. liet me £ 1 er voor betalen, omdat ik naar Christiana was gekomen. Ik had geen geld en had ook geen voedsel, mijn kinderen waren bijna naakt. Zekere Mr. G. leende mij een pond. Ik betaalde de opgelegde boete en ontving mijn pas, maar zefde ook, dat ik het geval voor den Engelschen troon zou brengen. Betaalde ooit iemand ter wereld 12 gulden voor een pas? Nu 14 dagen geleden hield Generaal... .'s kolonne voor mijn deur stil met een groot aantal gewapende kaffers, vergezeld van een wagen. Twee familiën moesten op dien wagen plaats nemen. Mevr. P., wier man aan de spoorlijn werkzaam is, werd bevolen heen te gaan, maar verkoos te blijven. Ik zeide, dat het mij veroorloofd was in mijn huis te blijven. De Majoor gaf mij zeer onvriendelijk te kennen, dat ik binnen vijf minuten op den wagen moest hebben plaats genomen. Een Australische woudlooper sprak mij aan met de woorden: „Mevrouw, veel leugens werden reeds in ons land verteld omtrent de onbeschaafde gewoonte van uw volk, maar het is schande zooals de vrouwen hier worden behandeld." Ik had geen tijd te verliezen. De beste schoenen en laarzen van mijn kinderen bleven achter, ook mijn meubelen Alleen een ledikant en twee stoelen aan Mrs. Combrink behoorende, werden meegenomen. Te midden van een groot escorte zwaar gewapende mannen zaten wij op een open wagen in de brandende zon. Mrs. Combrink moest gereed zijn binnen den tijd van vijf minuten, zij nam haar bed, haar bad, en twee stoelen mee. Een kaffer lag de twee stoelen op den wagen. Zij bedankte hem, maar hij verklaarde, dat 't was voor eigen gebruik, want des avonds nam hij er een onder haar weg en brak ze aan stukken, om er een vuurtje van te stoken. Hij nam ook den tweeden stoel, maar haar zuster kocht hem terug voor 2 shilling. Voor Mrs' Combrink vertrok, pakten de soldaten al haar huisraad op haar wagen en verbrandden het voor haar oogen. In den avond zaten wij, vier moeders met kinderen, onder ons voertuig doornat van den regen en zonder voedsel. Wij moesten den heelen nacht opzitten. Om half vijf moesten wij weer op den open wagen klimmen, 's Maandagsmorgens bereikten wij den trein enhetkampteVeertienstroomen.Wij kregen geen eten dien dag en den volgenden morgen slechts eenige beschuiten, koffie en suiker. Toen wij naar Warrenton gingen was het iets beter. Ik geloof dat we naar Kimberley-kamp gebracht werden, omdat de Burgers mijn schoonzoon hadden medegenomen. Ik bracht de zaak voorden Generaal, wien ik verhaalde, hoe ik kapitein Q. herhaaldelijk had betuigd, niet verantwoordelijk te zijn voor de daden van mijn schoonzoon. Hij antwoordde niets dan: „Ja, dat zijt gij we!." Ik vroeg hem, of ik mocht blijven bij 'tgraf van mijn echtgenoot, 't welk zich in onzen tuin bevond, die zeer goed bebouwd was. zoodat ik en mijn twee dochters van de opbrengst leven konden. De kapitein zou hebben toegestemd, maar Kitchener's bevel luidde, dat alle vrouwen en kindereu naar kampen gebracht zouden worden om de mannen te dwingen, den oorlog op te geven. Mrs. Combrink, die reeds 19 jaar weduwe was, werd verantwoordelijk gesteld voor de daden van haar zoon, een man van 50 jaar, die zich op commando bevond. Zij hadden haar alles afgenomen, ja, haar zelfs geen japon gelaten. Ook ik had niets meer over. Ik heb twee kinderen, die noodwendig naar school moeten. Het was vreeselijk, zooals de gewapende kaffers huishielden op mijn boerderij. Alles I werd door hen vernield. In September ontving ik een brief van mijn zoon uit Derde Poort, waar de kaffers onder blanke officieren tegen ons vechten. Het is schande voor een groote natie, zooals Engeland, het is verschrikkelijk! Oude menschen, die nooit in gevecht geweest zijn, worden plotseling gevangen genomen, op wagens geladen, nadat men vaak alles, wat ze bezaten, heeft afgenomen en in een open spoorwagen naar Kimberley gebracht. De schrijfster van dit verhaal is een Weduwe uit de Kaapkolonie- Haar man is een Engelschman, in Chelsea geboren. Aanhangsel D. De kampen in Transvaal. Zooals uit het voorstaande blijkt, mocht miss Hobhouse geen bezoek brengen aan , de kampen in Transvaal. Aan de Hollandsche i zusters werd eveneens geweigerd naar johannesburg te gaan. Daarom achten wij het hier op zijn plaats mede te deelen, wat een Engelsche dame vertelt, die 23 Mei j.i. Transvaal verliet en gedurende den oorlog te Pretoria had vertoefd. Het volgende heeft betrekking op het kamp te Irene, dicht bij Pretoria. Men zal zien. dat in vele opzichten deze dame de treurige waarheden, neergelegd in het rapport van miss Hobhouse, bevestigt. Toen de berichtgeefster den 23en Mei Pretoria verliet, waren er van de 5000 gevangenen 1000 ziek. De grond is er hoog en hellend. Het kamp mag niet verlaten of binnengetreden worden zonder militair geleide. Het is niet waar, dat vrouwen en kinderen uit vrijen wil in het kamp gingen, zij werden allen gehaald van de hoeven, in open wagens vervoerd, terwijl hun eigen mooie wagens en karren voor hunne oogen verbrand werden. Alles, voedsel, kleeren werd vernield, Duizenden balen wol werden verbrand. Niets is minder waar, dan dat de Engelschen opgehouden zijn met het verbranden der hoeven. Toen Mevrouw Botha verlof kreeg van Kitchener om haar echtgenoot te bezoeken, maakte zij de reis per Kaapsche kar en bleef 's nachts over in een farm. Na een vijfdaagsch verblijf bij haar man, ging zij terug naar Pretoria. Maar zij kon denzelfden weg niet terugnemen, want alle hoeven waren in dien korten tijd verbrand. Dit vernielingswerk moet in weinig tijd gebeuren, daar de Engelsche soldaten bang zijn overvallen te worden door de Boeren. Daarom lieten zij de huizen meest door dynamiet in de lucht vliegen. Toen ik Pretoria verliet was het al zeer koud, zelfs in huis. Hoe koud moet het dus niet geweest zijn, in de tenten op de onbeschutte heuvels. En de winter begon toch pas. De sterfte onder de kinderen is zeer groot. De vrouwen en kinderen slapen op stroor.iatrassen op den naakten grond. De tenten laten den wind door en beschermen niet voldoende tegen de koude. Kleederen mochten de gevangenen niet meebrengen. Zij mochten zich warmen aan het vuur, dat gestookt werd van hunne kleeren en goederen, die verbrand werden. Het voedsel is zeer slecht. Apart voedsel voor de kinderen is er niet. Het'meel lusten de Boeren niet, de koffie is van zeer inferieure qualiteit, evenals de melk. Een Hollandsch liefdadigheidscomité, wilde zorgen voor gecondenseerde melkten behoeve der jonge kinderen. Dit comité kreeg echter geen vergunning om die melk in te voeren, zoodat de kleine kinderen stierven als vliegen. 383.16 sterfgevaïien per 1000. De gouvernementssecretaris van den Oranje-Vrijstaat, de heer Blignaut, schrijft dd. 19 Mei aan het Vrijstaatsche consulaatgeneraal hier te lande, dat het aantal gevangen vrouwen en kinderen in het kamp te Bloemfontein toen 4000 bedroeg. In de kampen in de noordelijke Kaapkolonie en den Vrijstaat (in Transvaal is de toestand bijna overal nóg erger) heeft de sterfte het droevige cijfer van 116 per duizend bereikt. Een hygiënisch eenigszins welingerichte gezonde Europeesche stad heeft er precies honderd minder! Maar 116 vertegenwoordigt, zooals gezegd is, het gemiddelde sterftecijfer. Te Bloemfontein zelf is het 383,16. Is het niet of men hoort van een middeneeuwsche door pest geteisterde stad in stede van een door verlichte, knappe, brave Engelschen bestuurde plaats, waar deze alles in de beste orde aantroffen toen zij haar voor bijna anderhalf jaar binnenrukten ? Zoo wordt de voorspelling nu reeds bewaarheid, dat de grootere bevolkings-centra in de republieken, voor een deel ook in de koloniën, (Ladysmith, Dundee, P. M. burg. Kimberley, Colesberg, Mafeking enz.) nog jaren na den oorlog brandpunten van ziekte en besmetting zullen blijven door hun reusachtigekerkhoven, hun zwaar besmetten en vervuilden bodem en waterloopen. We vinden omtrent de sterfte na Bloemfontein nog de volgende getallen: Vredefort-weg 162, Brandfort 74,64, Winburg 103,2, Springfontein 177,6, Kroonstad 159,36, Heilbron 25,92, Aliwalnoord 34,92, Kimberley 166,8, Bethulie 49,56, alles per duizend, terwijl Harrismith een schoone lijst toont. Of daar geen sterfte is geweest of de opgaven ontbreken, blijkt niet. Maar Bloemfontein heeft er 383,16! Dat zijn feiten, zegt het Engelsch blad de „Star," die een duivel tranen van goddelijk medelijden zouden kunnen doen weenen. In Engeland sterven elk jaar gemiddeld 22 menschen op elke duizend. M. a. w. de ongelukkige vrouwen en kinderen te johannesburg sterven meer dan twintig maal zoo snel als Engelsche vrouwen en kinderen! Maar daarmede is de zaak nog niet in al zijn somberheid voorgesteld. In de renbaan te Johannesburg sterven voornamelijk kinderen. Het sterftecijfer voor kinderen is in Engeland 12.5 per 1000; op den leeftijd van tien jaar is het zelfs slechts 4.3. De doodenlijst der arme kleinen is hartroerend, schier allen kinderen van tien dagen tot zes en een half jaar en meer; daaronder zuigelingen, wier moeders zelfs de doop hunner kleinen is geweigerd geworden. Waarvoor is — vraagt het blad — die lange processie van arme kleine kinderen ter dood gedoemd? Laat Lord Milner van Kaapstad en St. James', laten Chamberlain, Cecil Rhodes en Alfred Beit ons het zeggen. Ja! de paleizen in Park Lane zijn bezoedeld met het bloed dezer ongelukkige schepseltjes, maar iaat hun bezitters toch niet denken, dat zij de nemesis zullen ontgaan, die den verdrukker der zwakken, hulpbehoevenden en vaderloozen vervolgd. Met een hartstochtelijk beroep op de Engelsche moeders besluit de „Star" haar artikel: „De uitgehongerde lichaampjes van die doode Hollandsche kinderen waren gemaakt van hetzelfde vleesch als de lichaampjes van uw kleinen, o! Britsche moeders. Deze vrouwen, wier geween ver over de zeeën weerklinkt, zijn niet minder waard in de oogen des Hemels dan gij, en haar kleinen zijn niet minder dan de uwe. Als gij, o! vrouwen van Engeland, het woord verkoost te zeggen, dan zullen deze dingen ophouden. Wij vragen u het te zeggen en het snel te zeggen. De boerderijen kunnen wij weer opbouwen, zegt de „Morning Leader," maar al onze millioenen kunnen den kindermoord niet ongedaan maken, die dag aan dag gepleegd wordt binnen de heggen van prikkeldraad om onze kampen, al onze subsidies kunnen de gebroken harten van de moeders niet heelen of den haat verzachten dien wij kweeken in de gemoederen der mannen. En de Engelschen zijn verantwoordelijk voor dit alles. „Die vrouwen en kinderen zijn daar niet vrijwillig. Wij hebben ze mee opgejaagd met hunne ossen en schapen, toen wij hunne hoeven verbrandden, hunne ploegen stuksloegen, hunne graanschuren in vlammen deden opgaan. Wij houden ze binnen onze omheiningen — een schildwacht met de bajonet op het geweer staat er bij. Dit maakt ons verantwoordelijk. In hare huizen zouden deze vrouwen den winter hebben kunnen doorstaan. Hare huizen hebben wij verbrand. Zij hadden misschien een toevluchtsoord kunnen vinden bij familieleden in de steden of in de kolonies. Wij dwingen ze in onze kampen te blijven. Wanneer het ons doel was het heele Hollandsche ras uit te roeien, dan zouden wij het wel vlugger maar niet wreeder hebben kunnen doen. Wie helpen wil. De heer B.H. de Waal, Consul-Generaal der Nederlanden te Kaapstad schrijft aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 10 Juli dat volgens een door hem van juffrouw Hobhouse ontvangen brief, goederen voor de vrouwenkampen in Zuid-Afrika het gemakkelijkst hunne bestemming bereiken door ze te verzenden aan „Adriaan van der Bijl, For Boer Women Camps, Capetown, die voor douane enz., zorgt en van de autoriteiten een waggon te zijner beschikking krijgt zoodra er voldoende goederen bijeen zijn. Juffrouw Hobhouse zal dan aan depersonen die haar in Zuid-Afrika vertegenwoordigen, schrijven dat die goederen door de vrienden in Nederland gezonden worden. Bij het verzenden der goederen zullen de afzenders goed doen, een brief met cognossement aan den heer A. van der Bijl te richten.