2431 * VRAGEN en JAARTALLEN BH VAN RIJSENS' Vaderlandsche Geschiedenis, door H. W, TE WINKEL Jr. tweede verm e krderde druk. F.19 F. DUYM — GORINGHE: 1904. MEN en JAARTALLEN HIJ VAN R1JSENS' Vaderlandsche Geschiedenis, DOOR H. \X\ TE WINKEL JR. 2C VERMEERDERDE DRUK. F. DUYM — GORINCHEM. 1904. SC HF. VEN ING EN, 20 Aug. 1897. M. In duizend en één voorberichten staat de geschiedenis van de aanleiding tot de uitgave dezer vragen zoo goed beschreven, dat het overbodig heeten mag zt hier te herhalen. De titel zegt duidelijk', bij welk bekend schoolboek ze behooren gebruikt te worden. Een voorschrift de gebruiksaanwijzing bevattende, wensch ik niet te geven. Wel wil ik meedeeleu, hoe ik deze vragen at jaren met de leerlingen gebruikt heb en nog gebruik: eerst eene les lezen en behandelen; dan de vragen thuis leeren; eindelijk mondeling en schriftelijk beantwoorden. De resultaten, die ik verkreeg, waren goed; ik hoop, dat gij (en anderen, die dit boekje willen gebruiken), dezelfde ervaring zult opdoen. H. W. Ti. VViNKiiL Jr_ TWEEDE DRUK. Voor den tweeden druk zijn de vragen en jaartallen herzien on in overeenstemming gebracht met de laatste, negende uitgaaf van Van Rijsens' Vaderlandsche Geschiedenis Mei 1^04. H. \Y. TE WINKEL JR. * 1. 1. Wanneer bewoonden ruwe volkstammen een deef van het oosten onzes lands ? — 2. Wat weten wij van hen ? — 3. Wat meent men ? — 4. Wat heeft men onder de hunebedden gevonden? — 5. Wat kende dit volk niet? — 6. Wie vestigden zich hier na hen? — 7. Waar kozen zij hunne woonplaats? — 8. Hoe waren zij? — 9. Hoe waren hunne woningen? — 10. Hoe waren zij gekleed en gewapend? — 11. Welke waren de middelen van bestaan? — 12. Wanneer legde men zich ook op den landbouw toe? — 13. Wat werd vooral verbouwd? -— 14. Wie bebouwden het land?— 15. Hoe was de Bataaf? — 16. Wat was de oorlog voor hem? —- 17. Wat deden de jongelingen? —• 18. Welke goede eigenschappen kenmerkten den Germaan? — 19. Welke kwade? — 20. Wat waren de Friezen en Bataven? — 21. Hoe vereerden zij hunne goden? — 22. Wat hebben de Romeinen ons medegedeeld? — 23. Wat was voor dit volk van gewicht? — 24. Wanneer werden de Bataven aan hun gezag onderworpen ? —■ 2-1. Wat deed hun veldheer Drusus? — 26. Waartoe waren de onderworpenen verplicht? —■ 2i. Wat deden de overwinnaars tot bevestiging hunner macht? — 28. Noem een dier wegen. — 29. Wat zag men het laatst in 1752? — 30. Wat ontstond uit sommige sterkten? — 31. Wat geschiedde tot'afvoer van het water? — 32. Noem nog een paar verbeteringen. — 33. Hoe werd de goede verstandhouding verbroken? — 34. Wat deden de Friezen? — 35. Wat gebeurde in 69 n. C. ? — 30. Met welk gevolg? — 37. Hoe werd het verbond hernieuwd? § V- 1. Waardoor kon het Romeinsche rijk zich niet incer staande houden? — 2. Wat deden de kleine Germaansche stammen om grooter kracht te kunnen uitoefenen? — 3. Welke verbonden ontstonden hier? — 4. Waar woonden de Saksen? —5. Waar de Franken ? — 6. Hoe ging het met de Bataven ? — 7. Waar woonden de Friezen? — 8. Wie vormden toen de bevolking van ons land? — 9. Waarom waren de Franken het voornaamste bestanddeel ? — 10. \\ at noemen wij den Frankischen tijd? — 11. Hoe was de bevolking verdeeld? — 12. W aarbij behoorden de hofhoorigen .' — 13. Waarom was de lijfeigene er het slechts aan toe:—'14. Wat onderscheidde den onvrije van den vrije? — 15. Hoe talrijk waren de onvrijen soms? — Lt>. Hoe onderscheidde zich de bevolking van de vroegere bewoners? — 17. Hoe stond het met de kleeding? —• 18. Waarmede hielden zich de menschen bezig? — 19. Welke plaatsen bezochten de kooplieden van Stavoren ? —• 20. Waarheen voer men van Witlam? — 21. Noem nog andere bloeiende plaatsen. — 22. Hoe reisde men op de landwegen.' — 23. Welke waren werden uitgevoerd? — 24. Welke ruilde men daarvoor? — 25. Hoe werd de handel gedreven? $ 3. 1. Waardoor hebben de Frankische vorsten zich groote verdienste verworven? — 2. Hoe waagden vele Evangeliepredikers zich in deze streken? — 3. W at werd W illebroid. 4. Wat had Dagobert gesticht? — 5. Hoe ging het met het Christendom onder de Friezen.' —- 6. Wanneer veranderde dit? — 7. Op welke wijze? — 8. Welke waren de gevolgen? — 9. Wanneer werd hier het Leenstelsel ingevoerd? — 10. Wat verstaat men hieronder? — 11. Wie was leenheer, wie leenman: — 12. Welke waren de wederzijdsche verplichtingen? — 13. Hoe werd de leenman leenheer: — 14. Hoe konden de verspreide strijdkrachten spoedig verzameld worden? — 15. Wanneer werkte het leenstelsel goed: —- 16. Noem nog een gevolg van het leenstelsel. — 17. Hoe werd tijdens Karei den Grooten het land verdeeld ? — 18. Wat moest een graaf doen: — 19. Wat bevorderde Karei verder? S 4. 1. Wanneer vertoonden zich hier reeds geduchte vijanden? — 2. Vanwaar en hoe kwamen zij? — 3. Welke waren de gevolgen? — 4. Wat deed Lodewijk de Vrome? — ■5. Wat was onbeschrijflijk? — 6. Welke andere oorzaak vergrootte het lijden des volks? — 7. Wat deden de machtige leenmannen? •— 8. Wie leed daaronder het meest? — 9. Waardoor ? •— 10. Wat deed hij om zijn leven te redden ? — 11. Welke verandering ontstond daardoor onder de bevolking? — 12. Wie vertegenwoordigden nu het volk? — 13. Wat kon Lodewijk de Vrome niet? — 14. Wat deden zijne zonen? — 15. Wat geschiedde te Verdun? — 16. Hoe werd de Duitsche keizer de leenheer van de graven alhier? — 17. Hoe verminderde het getal dier graven? — 18. Hoe werden sommige gouwen verbrokkeld? — 19. Wanneer werd de eene gouw bij ■eene andere gevoegd ? — 20. Wat is op deze wijze te verklaren? — 21. Hoe was het in Friesland? * ">• 1. (>nder wie werd de graaf van Holland de voornaamste: — 2. Waarom kan hij als heer van het gewest Holland worden beschouwd: — 8. Waarvoor benoemde hij ambtenaren: -— 4. Welke taak had een baljuw?—• 5. Wie stonden onder hem? — 6. Hoe was de graaf heer in zijn gewest? — 7. Wat deden de edellieden vaak? ■—■ 8. Hoe waren de legers toen samengesteld? — 9. Waaruit bestond het gewone voetvolk? — 10. Wat was een gevolg van het aanhoudend oorlogen? — 11. Hoe leefden de onvrijen? — 12. Waardoor veranderde hun toestand? •— 18. Welke gevolgen hadden de kruistochten?» — 14. Wat noemen wij kruistochten? — 15. Hoe ontstonden zij? —• 16. Wat deed de adel: —• 17. Wat deden vele onvrijen? — 18. Hoe kregen zij gelegenheid zich vrij te knopen? — 19. Wat geschiedde ook wel? — 20. Waar vestigden zich deze vrijen nu? — 21. Wanneer legden zij zich op handel en nijverheid toe? — 22 Waarom begunstigde de graaf dat streven? — 28. Hoe steunden zij hem? — 24. Hoe verkregen zij nieuwe voorrechten of privilegiën? —■ 2->. Welke:—26. Welke waren de gevolgen: 1. Hoe wordt !)22 gewoonlijk opgegeven ? —- 2. Wat deed Dirk III ? — 8. Wat werd naar die landstreek genoemd ? — 4. Tegen wie voerden de Hollandsche graven krijg? — 5. Hoe streed Dirk III tegen den keizer? — 6. Hoe streden de graven met Utrecht? — 7. Wat werd aan Kloris V beloofd? — 8. Waarover streden de graven met Vlaanderen? —■ !>. Wie voerden krijg tegen de West-Friezen? — 10. Welke adellijke geslachten veroorzaakten den graven vele zorgen? — 11. Hoe verminderde de macht des adels ? — 12. Welke graven werkte daartoe mede? — 13. Hoe haalde Floris V zich den haat der edelen op den hals? — 14. Waartoe werden éen paar hunner gedwongen? — l->. Wat gebeurde verder.' — 16. Waardoor waren zij ook verbitterd? — Waarom verbonden zij zich met Eduard I? — 18. Op welke verraderlijke wijze kregen zij; den graaf in handen? — 19. Wat geschiedde in 1299? S i ■ 1. In welken strijd kwam graaf Jan II? — 2. Hoe kwam er uitredding? — 3. Wat geschiedde in 1328? — 4. W aartoe riep Willem III met de edelen ook de steden ter vergadering op? -—- 5. Wat gebeurde er in 1345? — t>. Waarom had Margaretha met moeilijkheden te worstelen? — i. Welke waren de gevolgen? •—- 8. Waardoor eindigde de burgeroorlog in 1354 niet? — 9. Hoelang duurden de twisten in Holland? — 10. Welke partijschappen ontstonden? — 11. Bij wie vonden de partijen steun? — 12. Hoe was het met Friesland gesteld? — 13. Wat gaf aanleiding tot de namen Schieringers en Vetkoopers? —- 14. Hoe werd Friesland het tooneel van hevige twisten? — 15. Hoe was het later? — 16. Wanneer was het nog al rustig? — 17. Hoe barstte de burgerkrijg met nieuwe woede uit? — 18. Welke tegenspoeden troffen Jacoba? —19. Wanneer werd haar toestand hachelijk? — 20. Wat geschiedde in 1425 te Schoonhoven? — 21. Waar erkende men Jacoba nog? — 22. Wat veranderde voor haar den stand van zaken niet? — 23. Wat werd bij het verdrag van Delft bepaald? — 24. Hoe mocht zij hertrouwen? — 25. I foe verloor lacoba de grafelijke waardigheid? 20. Waar regeerde het huis van Bourgondië? •—■ 27. In welke gewesten niet? § 8. J. Wanneer ging ons land zeer vooruit? -— 2. Welke uitvinding droeg daartoe veel bij? — 8. Hoe had deze heilrijke gevolgen voor ons land? ■— 4. Hoezeer werd de haringvaart eene goudmijn? — 5. Hoe legde zij den grond tot onzen uitgebrcideti handel ? — H. Hoe dreven we handel met de Oosterlingen? — 7. Welke steden waren reeds van beteekenis? — 8. Wat vond men bijna nergens? — 9. Wat deed Holland? — 10. Hoe werd de krijg op andere wijze gevoerd? — 11. Welke wapenen werden door kanonnen vervangen? —■ 12. Welke gevolgen had dit? —• 13. Waardoor verminderde het overwicht der geestelijkheid? — li. Welke gevolgen had ■deze uitvinding voor burgers en geestelijkheid? — 15. Welken invloed had het Bourgondische hof? — 1(1 Wat vond overal navolging? — 17. Hoe bij den adel? — 18. Hoe ging liet met meubelen en woningen? — 19. Wat was het streven ■der Bourgondische vorsten? — 20. Wat wilden zij verder? — 20. En wat eindelijk? $ ïh 1. Waartoe richtte Filips het Hof van Holland op? —2. Waarvoor stelde hij den Grooten raad in? — 8. Hoe deed men vroeger? —• 4. Waar hield de raad zijne zittingen? — 5. Waartoe diende de gezamenlijke oproeping der afgevaardigden ook ? — 6. Wat noemde men standen of staten ? — 7. Wat Algemeene Staten? — 8. Waartoe diende de orde van het Gulden Vlies? ■—• 9. Wat veroorzaakte thans de grootste •zorg? — 10. Hoe werd het bestuur in de steden uitgeoefend? — 11. Wien beviel dit niet? — 12. Wat wisten de aanzienlijken te bewerken? — IH. Hoe werd de invloed der vorsten daardoor uitgebreid? — 14. Hoe werd nu eene stad bestuurd? —■ 15. I loc heeft Filips geregeerd? — 1(1 Waarom noemde het volk hem den Goeden? — 17. Wat deed Karei de Stoute? — J8. Hoe trad hij als scheidsrechter op? — 19. Wat wenschte hij? — 20. Wat geschiedde in 1477? -— 21. Waardoor aanvaardde Maria het bewind onder moeielijke omstandigheden? — 22, W at deden Holland en Zeeland ? — 28. Wat Lodewijk XI? — 24. Hoe verkreeg zij steun? — 25. Wat geschiedde in 1482? ^ 10. 1. Waardoor was het eerste regentschap van Maxirniliaan verre van rustig? — 2. Wat deden Hoekschen en Kabcljauwschen ? —- 8. Hoe werd dit noodlottig voor Jan van Schaffelaar? — 4. Wat deed Maximiliaan? — 5. Wat geschiedde in Noord-Holland? — tl Wat deed Filips dc de Schoone ? —7. Met wie huwde hij? — 8. Waarvoor ging hij naar Spanje? —- 9. Wat werd Maximiliaan nu? — 10. Wat werd Karei V achtereenvolgens? — 11. Wat kon hem niet moeilijk vallen? ■— 12. Welke gewesten moest Karei van Gelder afstaan? — 18. Welke gewesten kreeg Karei V ook. — 14. Wat geschiedde met Kareis zoon ? » ^1L 1. W elke staten staten waren in 't bezit van een man gekomen? — 2. Hoe groot was het gebied van Karei V? — 3. W at toonde Karei? — 4. Welke eigenschappen bezat hij ? — 5. Waarom waren de Nederlanden niet het minste deel van zijn bezittingen? — 6. Hoe stond het met de visseherij ? — 7. Hoe hadden wij den bloei van handel en zeevaart aan dc ligging van ons land te danken? — 8. Welke waren werden hier ter markt gebracht? — 9. Waardoor blonk Antwerpen boven alle steden uit? — 1". Hoe stond liet met Amsterdam? 11. Hoe werd met de vrachtvaart veel geld verdiend? — 12. Waardoor konden onze schepen beterkoop varen ? — 1:5. Hoe stond liet met Vlaanderen en Gent? —- 14. Hoe was de toestand daar veranderd? - 1 Wat durtde (rent zelfs: * 12. 1. Waaruit bleek de rijkdom dezer gewesten.' —"2. Wat is niet te verwonderen? — Wat bewerkte Karei V? — 4. Waartoe moest dat dienen.* —- •>. Wat diende daartoe ook? — »>. Hoe regelde Karei het bestuur dezer landen? — 7. Wat hebben deze maatregelen niet belet? — S. Wat hinderde vele vrome menschen? — '■>. Welke geleerde mannen drongen in ons land op verbetering aan.* — Wanneet kwam verandering? — 11. Wie noemden zich Hervormden: 12. Wie vonden hier vele aanhangers? — 13. Wie was Calvijn? — 14. 1 loe trad Karei V op? — lo. Met welken uitslag? — 16. 1 loe dacht het volk*.over Kirelr — 17. Wat bleek spoedig? * 18. 1. Wat wilde Filips boven alles? — 2. Waarom moest hij zoo met de Nederlanders in botsing komen. 3. Waarom beviel hun de persoon des konings niet? 4. Hoelang bleef Filips in deze landen? — •">. Wie streden ook in den oorlog met Frankrijk? — 6. Hoe regelde l'ilips bij zijn vertrek het bestuur? — 7. Welke stadhouders stelde hij aan? — S. Hoe werd de landvoogdes bijgestaan: ij. Hoe waren de drie raden samengesteld: — 10. Wie was Granvelle. — IJ. Wie was Willem van Oranje: — 12. Wat werd hij ? — l->. Uit welke oorzaken sproot de tegenstand tegen Filips voort? — 14. Hoe verdeelde hij het land: — 15. Wat vreesde het volk? — 16. Wie leidden den tegenstand: — 17. Op welke wijze: — IS. Waarom werd Egmond naar Spanje gezonden? — 19. Hoe ontstond het verbond of Compromis: — 20. Wat deden deze lieden in 1566? — 21. Hoe -ontstond de naam Geuzen? — 22. Welke gevolgen had dit a|lcs? — 28. Waarom was hunne zending nutteloos en gevaarlijk: — 24. Wat noemt men beeldenstorm ?—25. Welke maatregelen nam Margaretha ? — 26. Hoe handelden ce edelen ? — Wie volgden Oranjes voorbeeld ? — 28. W aarom was hune vrees niet ongegrond? § 14. 1. Wie verving Margaretha? — 2. Welke rechtbank richtte hij op? — 3. Hoe ging zij te werk: — 4. Wie werden ook door den raad van beroerte veroordeeld: — 5. Wat geschiedde op zijn bevel: — 6. Hoe trof Alva Willem van Oranje? — 7. Hoe werd de toestand door den bloedraad? — Hoe kon Willem als redder optreden? — 9. Met welken uitslag? — 10. Waarmede begon de tachtigjarige oorlog? — 11. Hoe eindigde deze? — 12. Wat begreep Alva? -— 13. Wat deed hij? — 14. Waarvoor achtte hij toen den toestand gunstig? — 15. Welke belastingen wilde hij invoeren? — 16. Hoe zouden ze geheven worden? — 17. Hoe hevig was het verzet: — 18. W at wilde Alva in 1571: — 19 Wat verhinderde hem? — 20. Wie waren de Watergeuzen? — 21. Waarom verlieten zi' Knoreland: — 22. Wat geschiedde nu? 23. Waarom was deze daad van groote beteekenis? — 24. Welke plaatsen volgden? — Hoe werd de regeering veranderd? — 26. Wat deed men te Dordrecht? — 27. Wat werd daar besloten? — 28. Welke band werd daar gelegd? — 29, Wat geschiedde in het Zuiden? — 30. Hoe ging Bergen verloren: — 31. Welke krijgstocht volgde? •— 32. Met welk gevolg? — 33. Hoe ging het met Alkmaar? — 34. Wat geschiedde o]) de Zuiderzee? —• 3ö. Wat in 't laatst van dit jaar? 15. 1. Hoe was Alva's opvolger? — 2. Waarom was dit voor ons vair weinig beteekenis? —• 3. Wat geschiedde op zijn bevel ? — 4. Waarom was aan 't behoud dier vesting veel gelegen? — •">. Wat geschiedde om de stad te ontzetten? — 6. Hoe werd de toestand? — 7. Wat liet de Prins doen? —8. Wat gebeurde na vele weken? — 9. Welke belooning kreeg Leiden? — 10. Hoe braken moeilijke tijden voor de Spanjaarden aan? — 11. Wat besloten de soldaten? — 12. Hoe groot was hunne woedde? — 18. Wat deden de troepen van Mondragon? — 14. Wat deden de muitende troepen ?— 15. Welke waren de gevolgen? — 16. Hoe maakte Willem van Oranje daarvan gebruik? — 17. Wat werd te Gent besloten? -—• 18, Wie was de nieuwe landvoogd? — 19. Hoe wilde men hem erkennen? 20. Wanneer vertrouwde niemand hem meer? — 21. Wat deed men dan? — 22. Hoe kwam Matthiasin het land? — 23 Hoeveel invloed kreeg deze? S 1<5. 1. W ie waren ontevreden in de Zuidelijke Nederlanden ? — 2. Waardoor ? — 3. Wie was 1'arma ? — 4. Hoe was hij r — 5. Hoe maakte hij van de ontevredenheid gebruik ? — 6. Wat bepaalde de Unie van Atrecht ? —- 7. Hoe onderwierp Parma het Zuiden? — 8. Waarvoor dienden de Noordelijke Nederlanden zich nauw aan elkander te verbinden: — 9. Hoe ontstond de Unie van Utrecht? — 10. Waardoor was de vereeniging niet zeer nauw? — 11. Wat was. bij de Unie bepaald? — 12. Wanneer zou de stadhouder beslissen? — 13. Hoe werkten de bepalingen der Unie? — 14. Welk deel zette den strijd voort? — 15. Hoe werden de kansen voor Filips beter? — lti. Wat geloofde Filips? — 17. Wat geschiedde vruchteloos? — 18. Wat daarna? — 19. Wat deden de Nederlanders in 1581 ? — 20. Wie werd nu opperheer? — 21. Hoeveel invloed kreeg hij? — 22. Hoe trachtte hij invloed te verkrijgen? •— 23. Wat deed hij toen? 24. Hoe kwam Balthasar Gerards hier ? — 25. Waarvan was de Prins hersteld? — 26. Waarom was zijn dood een zware slag voor de Nederlanders? — 27. Wat had hij opgeofferd? -— 28. Wat getuigen zijne laatste woorden? — 29. Wat deed het volk. § 17. 1. Wat geschiedde na den dood van Anjou en Willem? ■— 2. Met welk gevolg? — 3. Welke hulpverleende Elizabeth? — 4. Tegen welke vergoeding? — 5. Hoe werd Lccester behandeld? — 6. Welke aanstellingen hadden in 't zelfde jaar plaats? — 7. Hoe ging het in 't tijdvak van Leicester? -— 8. Waardoor ontstond de verwarring? — 9. Wat kwam 11014' tlaarbi] .* — 10. Waardoor verloor Ueiccster zijn . Hoe werd de stadhouder beschouwd? — 17. Hoe was het in andere provinciën? — 18. Welke zaken kwamen er soms voor? — 19. W at kon niet.' 20. Wat ging ook niet? — 21. Wie vormden de Staten-Generaal.* —22. Waarvoor dienden deze? — 23. Hoe ging het in belangrijke aangelegenheden.' •— 24. Hoe waren soms de partijen verdeeld? — 25. Wat gebeurde een paar malen? § 19. 1. Wat geschiedde nog bij het leven van Parma? — 2. Waarom rustte Filips eene groote vloot uit? — 3. .Met welken uitslag? — 4. Hoe was het daarna voor ons land 5. Wat werden wij? — 6. Hoe waren de legers toen? — 7. Hoe waren de wapenen? — 8. Hoe handelden de soldaten? —- 9. Wat deed Maurits? —• 10. Hoe? —- 11. Waarnaar streefde hij? — 12. Wie verrichtten het schanswerk? •— 13. Wat bleek weldra? —■ 14. Wat geschiedde in 1590? — 15. Welke plaatsen nam Maurits ook? — 16. Wie konden dit niet verhinderen? — 17. Wie was Albertus van Oostenrijk? 18. Hoe werd hij souverein dezer landen? — 19. Wat was bij den afstand bepaald? — 20. Wat geschiedde in 1621? — 21. Hoe ging het Albertus en Isabella? — 22. Hoe ging Maurits op weg naar Duinkerken? —• 23. Wat geschiedde bij Nieuwpoort? — 24. Wat was de eerste maal? — 25. Waardoor leverde deze onderneming geen voordeel op? — 26. Wat ontstond bij die gelegenheid? — 27. Wat is in dien twist te zoeken? ■—■ 28. Hoe verrichtte Maurits na 1600 weinig? — 29. Hoe begon men over vrede te onderhandelen? — 30. Waarop stuitte dit af? —- 31. Hoe kwam liet tot een bestand ? $ 20. 1. Over welke vraag was verschil gekomen? — 2. Wat meende een groot deel des volks? — 3. Wat meende een ander deel? — 4. Wie ijverde voor deze meening? — 5. Wie voor de andere? — 6. Waartoe leidde dit verschil van meening? — 7. Wat gaf aanleiding tot de burgertwisten ? — 8. Hoe? — 9. Waarin verschilden beide partijen ook? — 10. Wat erkenden de Arminianen? — 11. Hoe kregen zij den naam van Remonstranten? — 12. Wat deden de Gomaristen ? 13. Hoe waren de Staten van Holland gezind? — 14. Waarvoor ijverde het meerendeel der Remonstranten ook? —■ 15. Welke betcekenis kreeg Remonstrantsch ook? ■—16. Waarbij sloot de tegenpartij zich aan? — 17. Welke beteekenis kreeg Contra-Remonstrantsch nu? — 18. Wie waren de hoofden der partijen? — 19. Waardoor was Jacobus I Oldenbarnevelt vijandig? — 20. Waardoor Francois van Aerssen? —- 21. Waardoor was de vijandschap van Maurits ontstaan? —■ 22. Welke grief had Maurits bovendien? — 23. Waardoor vooral meende Maurits tegen Oldenbarnevelt te mogen zijn? — 24. Hoe konden de Remonstranten veroordeeld worden? — 25. Waarom verzette Holland zich daar tegen? — 26. Wanneer achtte de tegenpartij den tijd gekomen om door te tasten ? — 27. Wat hield het besluit van Holland in? — 28. Waardoor was dit gevaarlijk? — 29. Welke besluiten namen de Statcn-Generaal ? — 30. Hoe werd het eerste uitgevoerd ? — •31. Welk besluit namen de Staten-Generaal nu? — 32. Wat werd eene week later bevolen? — 33. Welke verandering bracht de Prins in de regeering? — 34. Hoe werd over het lot der Loevensteinsche gevangenen beslist ? — 35. Hoe over Oldenbarnevelt? — 36. Hoe had hij het vaderland gediend? — 37. Wat is te betreuren ? — 38. Hoe handelden en dachten Oldenbarnevelt en Maurits? — 39. Wat kon de eerste naar waarheid zeggen? — 40. Wat geschiedde op de Synode te Dordrecht ? § 21. 1. Hoe kregen wij de Oostindischc waren? — 2. Hoe kwam daarin verandering? •—- 3. Waartoe wekte dit de handelaars op? —■ .4. Hoe kon het vinden van den weg geen moeilijkheid opleveren? — 5. Welke maatregelen werden genomen? — 6. Wat had men te voren reeds beproefd? — 7. Welke pogingen waren in 1594 gedaan? — 8. Waarom langs dien weg? — 9. Met welken uitslag? — 10. Wat deed Amsterdam nog? — 11. Met welken uitslag? — 12. Wanneer en waarvoor waren Keijzer en Houtman uitgezeild? — 13. Waardoor waren de reizen niet altijd voordeelig? — 14. Waaraan diende een einde te komen? —- 15. Wat geschiedde daartoe in 1602? — 16. Hoe werd de Compagnie bestuurd? — 17. Wanneer stelde men een gouverneur-generaal aan? — 18. Wie was de eerste? — 19. Hoe kwam de Compagnie tot rijkdom en macht? — 20. Aan wien had zij veel te danken? — 21. Hoe kon de Compagnie groote uitkeeringen doen? — 22. Waartoe lokte dit vele kooplieden uit? -—- 23. Welke stappen waren daartoe reeds gedaan? — 24. Waarom was Oldenbarnevelt er niet voor? — 25. Hoe kwam de Westindische Compagnie tot stand? — 26. Hoe werd deze bestuurd? — 27. Hoe ging het deze Compagnie? — 28. Wat deed Piet Hein voor haar? — 29. Wat Johan Maurits van Nassau? — 30. Hoe ging het na hem? — 31. Wat geschiedde in 1661 en 1674? — 32. Wat gebeurde een jaar later? S 22. 1. Wat verrichtte Maurits na het Bestand? — 2. "Waarom waren die jaren niet gelukkig? — 3. Wie gaven hem redenen tot ongerustheid? — 4. Hoe? — 5. Wat gebeurde in 1625? — 6. Hoe handelde Frederik Hendrik met de partijschappen? — 7. Wat stond hij niet toe? — 8. Hoe was hij jegens anderen? — 9. Hoe volgden anderen zijn voorbeeld? — 10. Hoe was Frederik Hendrik in den oorlog? — 11. Hoe beroemd werd hij? — 12. Welke plaatsen nam hij? — 13. Waardoor eischte de inneming van den Bosch groote inspanning? — 14. Wat geschiedde om de stad te ontzetten? — 15. Hoe kwam er uitredding? — 16. Waardoor kregen wij een bondgenoot in Frankrijk? — 17. Met welke plannen? —- 18. Hoe geschiedde er niets? — 19. Hoe spande Spanje zijne krachten nog eens geweldig in? — 20 Wat deed M. H. Tromp? — 21. Wat geschiedde in vier weken? — 22. Wat verbood de Engelsche koning? — 23. Hoe handelde, onze admiraal? — 24. Waardoor was dit het laatste krijgsbedrijf van beteekenis? -— 25. Wat gebeurde in 1647 en 1648? — 26. Wat erkende de Spaansche koning? — 27. Wat behielden wij? ■—• Waarom kregen die streken den naam van Generaliteitslanden ? ■—■ 29. Hoe werden die streken bestuurd? —- 30. Wat werd ook bij den vrede bepaald? — 31. Waartoe en hoe werd de Schelde door ons. gesloten ? S 23. 1. Welk tijdperk begon nu voor de Republiek? — 2. Hoe waren de tijden veranderd? — 3. Waardoor konden wij dit hooge standpunt innemen? — 4. Hoe stond het met handel en scheepvaart? — 5. Waaruit bleek de welvaart? — 6. Hoe muntten wij ook in andere takken van bedrijf uit? —- 7. Hoe werd een deel van het gewonnen geld gebezigd? ■— 8. Hoe maakte dit een groot verschil met de Zuidelijke Nederlanden? — 9. Waarop legden de Nederlanders zich toe? — 10. Noem een paar uitvindingen. — 11. Welke kunstwerken kwamen tot stand? — 12. Waar vond men hoogescholen? — 13. Wie beoefenden de dichtkunst? — 14 Wie waren onze meest beroemde schilders? — 15. Welke godsdienst stond het hoogst aangeschreven? — 16. Aan wie werden ambten en bedieningen opgedragen? — 17. Hoe bejegende men andersdenkenden? — 18. Waar vond men de grootste verdraagzaamheid ? S 24. 1. \\ aarop maakte Prins \\ illem II eene uitzondering: 2. Waardoor.* — 3. Hoe was de tijd van zijn stadhouderschap? — 4. Welke vraag gold het weer? — 5. Hoe was de aanleiding tot den strijd anders dan in 1618? 6. W at toonde het gewest Holland aan? — 7. Wat deed dit gewest tweemaal? —■ 8. Wanneer meende men tegen Holland te moeten optreden.' — 9. Welk besluit namen de StatenGeneraal: — 10. Hoe kreeg Willem eene groote volmacht? 11. Hoe maakte hij daarvan gebruik r — 12. Hoe ondervond hij teleurstellingen r — 13. Welke maatregelen nam hij nu? — 14. Hoe slaagde Willem Frederik niet? 15. Waardoor gaf Amsterdam toe? — 16. Wat geschiedde daarop? — 17. Wat gebeurde in 1650 ook? — 18. Wat deed Holland nu? - 19. Waartoe noodigde het de andere provinciën uit? 20. Welke vraag besprak men? — 21. Met welken uitslag? 22. Wie hadden voortaan den meesten invloed in de Republiek ? ^ 25. 1. \\ at werd Jan de Witt in 1653 opgedragen? — 2. Hoe was dit ambt? — 3. Waardoor aanvaardde Jan de Wilt het in moeilijke tijden? — 4. Wie stond aan 't hoofd dei ïegeering in Engeland? — 5. Hoe had hij onzen handel een zwaren slag toegebracht? — 6. Wat werd in de Acte van Navigatie bepaald ? — 7. Welke waren de gevolgen ? — 8. Hoe bleek de vijandelijke gezindheid der Engelschen no» meer? —- 9. Hoe ontbrandde de eerste Engelsche oorlog? — 10. Wat deden onze admiralen? — 11. Hoe waren de strijdkrachten ongelijk? —• 12. Hoe werd de toestand in ons land? ■—• 13. Wat kwam ons zeer te pas? — 14. Hoe wilde Cromwell vrede sluiten? ■—• 15. Hoe kwam de vrede tot stand? — 16. Wat beloofden wij? — 17. Wat geschiedde kort daarop? — 18. Wat hield de Acte van Seclusie in? § 26. 1. Wat was in den eersten Engelschen oorlog gebleken? — 2. Hoe wijdde De Witt zijne zorg aan de vloot? — 3. Met welk gevolg? — 4. Waarvoor werd zij naar de Oostzee gezonden? — 5. Wat vreesden wij? — 6. Hoe was de uitslag? — 7. Welke waren de gevolgen? — 8. Wat moest nog komen? —- 9. Wat geschiedde met Karei II? — 10. Wat deed hij? —- 11. Wat deed men om hem luisterrijk te onthalen: — 12. Wat geschiedde bovendien? — 13. Hoe beantwoordde Karei dit alles? — 14. Wat dreef daartoe? — 15. Wat gebeurde in 1665? — 16. Hoe werden de groote verwachtingen teleurgesteld? — 17. Hoe was het begin van1666 gelukkiger? —- 18. Wat geschiedde in den slag bij Duinkerken? — 19. Waartoe kregen de Engelschen gelegenheid? — 20. Wat deden de beide partijen te Breda? — 21. Op welke wijze? — 22. Welk plan werd nu volvoerd? — 23. Met welken uitslag? — 24. Wat bewerkte dit te Londen? •—• 25. Wat deed de Ruiter? — 26. Wat deed Jande Witt? — 27. Wat wonnen en verloren wij? — 28. Van welke zijde dreigde nu gevaar ? — 29. Welke begeerte koesterde Lodewijk XIV? — 30. Hoe meende hij zijn plan te kunnen volvoeren? — 31. Waarom was men wantrouwend jegens Frankrijk? — 32. Wat was het streven onzer staats- lieden? — 38. Waarop peinsde de Witt? — 34. Welke gevolgen kon dit hebben? — 35. Waartoe besloot Holland nuf — 36. Hoe slaagde De Witt? — 37. Waartoe diende de Triple-Alliantie? — 38. Welke uitwerking had zij? § 27. 1. Waarop had Lodewijk XIV het nu gemunt? — 2. Hoe werd de Triple-Alliantie ontbonden? — 3. Wat geschiedde in 1672? — 4. Hoe trok Lodewijk ons land binnen? — 5. Welk legertje hadden wij? — 6. Hoe kon Lodewijk zonder élag of stoot in 't hart des lands komen? — 7. Wat dreigde aan de oost- en westzijde? — 8. Wat gebeurde nu in het land? — 9. Hoe werd Willem stadhouder? — 10. Wat deden De Witt en zijne vijanden?.— 11. Waarom was Cornelis De Witt gevangen genomen? — 12. Hoe doorstond hij de martelingen? — 13. Hoe werden de beide broeders vermooid? 14. Wat was Jan de Witt? — lo. Hoe groot was zijne bekwaamheid.' — 16. Hoe nam de oorlog een gunstiger wending? — 17. Welke voordeelen behaalden wij ? — 18. Wat liep ongelukkig af voor Luxembourg? — 19. In welk geval zou hij in onze handen gevallen zijn? — 20. Wat geschiedde in 1673.' 21. Wat in 1674? — 22. Hoe werd de oorlog nog voortgezet? — 23. Wie was de Ruijter? — 24. Hoe toonde hij zijne bekwaamheid? — 25. Hoe was zijne gezindheid ? $ 28. 1. Wat was het streven van Lodewijk XIV? — 2. Waarnaar trachtte hij tevens? — 3. Wat had Hendrik IV bewerkt: 4. Wanneer werd dit Ldict opgeheven? — o. Welke waren de gevolgen? — 6. Hoe haalde Lodewijk zich den h >at van Europa op den hals? — 7. Wat viel Willem daarom minder moeielijk? — 8. Welke taak heeft hij vervuld. 9. Waardoor was zij voor hem moeielijk? — 10. lloe waren de omstandigheden altijd ongelijk? — 11. Hoe kwam Willems geestkracht alles te boven? — 12. Welke zijde koos Engeland? — 13. Hoe was dit in zijn werk gegaan? 14. Wat geschiedde in 1H88? — 15. Met welken uitslag? — 16. Hoe en waar werd de negenjarige oorlog gevoerd? L. Wat gaf aanleiding tot den vrede? — 18. Hoe kwam deze tot stand? ^ 29. 1. Over welk plan had Lodewijk XIV reeds lang gedacht ? 2. W aarom stemden verschillende vorsten daarmede niet in? — 3. Voor wien liet de Duitsche keizer zich gelden? 4. W at zag men na Kareis dood? — 5. Hoe begon de Spaansche Successieoorlog? — (5. Welk aandeel had Willem III in dien krijgr — 7. Hoe was de verhouding tusschen Willem en de Nederlanders? — 8. Waardoor ontstond de botsing? — 9. Wie kreeg hij tegen zich? — 10. Waarvan was hij overtuigd? —- 11. Hoe kwam de leiding van den oorlog in goede handen? 12. Wat deed Jan W'illem Friso in 1709? — 13. Waardoor beleefde hij het einde van den krijg niet? — 14. Hoe ging het met den „grooten" koning? — 15. Hoe kwam het tot een vrede? — 16. Wat werd daarbij bepaald? — 17. Welk recht kregen wij in 1715? — 18. Wat gebeurde met Gibraltar ? § 30. 1. \\ elk besluit werd na den dood van Willem III genomen.' — 2. Wat begon daarmede? — 8. Wie kregen toen veel invloed: — 4. Waarom had de Stadhouder grooten invloed ? — 5. In welken geest had Willem III gehandeld ? — 6. lloe ging het na zijn dood? — 7. Hoe werd die vrijheid gebruikt? — 8. Wat bewerkten de regenten? — 9. Waardoor? — 10. Waardoor moest de achteruitgang komen? — 11. Hoe bezuinigde men? — 12. Hoe ging het met den handel? — 13. Hoe ging de ondernemingsgeest verloren? — 14. Hoe ging het met de Oostindische Compagnie? — 15. Hoe was zij tot bloei gekomen? — 16. Aan welke gebreken leed zij? 17. Hoe groot was de weelde? — 18. Hoe was deze in het vaderland toegenomen? — 19. Waardoor ging de oudhollandsche eenvoud verloren? — 20. Hoe stond het met kunsten en wetenschappen? — 21. Hoe daalde ons aanzien? — 22. Wie trachtten verbetering aan te brengen? — 23. Wat wenschte Van Slingelandt? — 24. Waarom moesten zijne plannen mislukken ? § 31. . 1. Wat werd het streven der Republiek na 1713? — 2. Met welk gevolg? — 3. Wanneer kwam de zwakheid des lands aan het lichtr — 4. Wat hadden wij beloofd? — 5. Hoe kregen wij oorlog met Frankrijk? — 6. Wat ontnam ons de vijand? — 7. Welke uitwerking had dit op het volk? 8. \\ elke waren de gevolgen daarvan ? — 9. Hoe stond W illem IV aan het hoofd der Vereenigde Nederlanden ? — 10. Hoe werd het Stadhouderschap? — 11. Welke gelegenheid heeft Willem ontbroken? — 12. Waardoor? 13. Waaiaan wijdde hij zich nu? —- 14. Hoe werd de samenstel- ling der vroedschappen gewijzigd? — 15 Wat diende ook veranderd te worden? — 16. Wat bewerkte Willem? — 17. Wat eischte ook eene groote verandering? — 18. Waarom? -— 19. Wat deed het volk? — 20. Welke regeling kwam nuf — 21. Wat bepaalde Willem ook? — 22. Hoe werd dit voorbeeld nagevolgd? — Waardoor deed hij niet meer? — 24. Welke maatregel werd nog genomen? ■— 25. Waarom? — 26. Wanneer overleed Willem ? § 32. 1. Hoe werd Willem IV opgevolgd? — 2. In welken oorlog hielden wij ons weer onzijdig? — 3. Hoe ging het na 17.)9? — 4. Hoe begon prins Willem V zijne regeering? — 5. Waaruit bleek zijne afhankelijkheid? — 6. Hoe was zijn stadhouderschap? — 7. Hoe waren leger en vloot verwaarloosd ? — 8. Welke rampen troffen ons land ? — 9. Wat gaf aanleiding tot den vierden Engelschen oorlog? — 10. Hoe werd de verhouding tusschen Engeland en de Republiek minder vriendschappelijk? — 11. Welke onvoorzichtigheid beging Amsterdam? — 12. Hoe kwam de oorlogsverklaring? — 13. Welke waren de gevolgen? — 14. Welke tijden waren voorbij? — 15. Wat deed Zoutman? — 16. Hoe werd de vrede gesloten? — 17. Wat deden wij op verlangen van Jozef II"? — 18. Waartegen verzetten wij ons? — 19. Hoe zag de keizer van zijne eischen af? § 33. 1. W7ie vormden de Staatsgezinde partij? — 2. Waarom wenschte zij het stadhouderschap afgeschaft te zien ? — 3. Waardoor waren hare krachten niet verminderd? — 4. Hoe bleek dit? — 5. Hoe kwam er in 1672 eene omkeering.' — 6. Hoe ging het na 1702? — 7. Wanneer bezat die partij nog grooter invloed? — 8. Hoe was eene andere tegen-stadhouderlijke partij opgekomen? —- 9. Waardoor behielden de regenten hun macht? — 10. Hoe ontstond een felle haat? — 11. Waarom keerden velen zich van den stadhouder af? — 12. Wat wenschte de volksgezinde partij ? — 13. Waardoor ging zij een tijdlang met de staatsgezinde partij samen? —■ 14. Welken naam kregen deze partijen? — 15. Hoe noemde men de aanhangers van den Prins? — 16. Hoe en tegen wie openbaarde zich de vijandschap? — 17. Wat geschiedde in onderscheidene steden? — 18. Wat deden de Staten van Holland? — 19. Wat deed men in de schotschriften? —• 20. Wanneer gingen den regenten de oogen open? — 21. Met welk gevolg? — 22. Waardoor was het te laat? — 23. Hoe werden de stadhoudersgezinden in bedwang gehouden? § 34. 1. Waar vertoefde de stadhouder? 2. Waarop drong zijne vrouw bij hem aan? — 3. Wat deed zij verder? — 4. Wat vatte zij als eene beleediging op? — 5. Waarvoor zond haar broeder een leger? — 6. Met welken uitslag? — 7. Hoe was de toestand daarna? — 8. Hoe hield zich de bedwongen partij? — 9. Wat geschiedde in Frankrijk? — 10. Waarop drongen de patriotten aan? - 11. Hoe werd hun wensch vervuld? — 12. Waardoor kon de uitslag van den strijd niet twijfelachtig zijn? — 13. Wat gebeurde in 't begin van 1795? - 14. Hoe ging het met de Oost-Indische Compagnie? — 15. Wat had tot haren bloei bijgedragen? — 16. Hoe ging het later? — 17. Waartoe zag zij zich genoodzaaktr — 18. Welken maatregel nam men nu? — 19. Wat geschiedde in 1798? § 3-5. 1. Hoe openbaarde zich de vreugde over den val der Republiek? - 2. Wat bleek weldra? - 3. Wat verkreeg Frankrijk? — 4. Welke gevolgen had de vriendschap met Frankrijk? — 5. Hoe ging onze vloot verloren? — 6. Wat deden de Engelschen en Russen in 1799.? — 7. Bij welke gelegenheid? - 8. Met welken uitslag? - 9. Wat veroorzaakte de komst der Pranschen.' — 10. Hoe kreeg het land een anderen naam.' — 11. Welke verandering onderging het bestuur des landsr — 12. Waarover ontstond oneenigheid? — 13. Wat wilde de partij der foederalisten ? — 14. Wat wenschte de partij der unitarissen? - 15. Wat kostte groote moeite ? — 16. Hoe werd nu het land verdeeld? — 17. Waaruit bestond het departement der Eems? — 18. Hoe ging het met de schulden en inkomsten? — 19. Hoe werden de ambten begeven? — 20. Wat geschiedde in 1801? - 21. Waardoor was veel onafgedaan gebleven? - 22. Hoe trachtte de nieuwe staatsregeling daarin te voorzien? — 23. Wat gebeurde ook? § 36. 1. Hoe werd de regeeringsvorm veranderd? — 2. Wat was Napoleon geworden? — 3. Wat beviel hem niet? — 4. Wat deed hij daarom ? — 5. Wat heeft Schimmelpenninck verricht? — 6. Wat was in 1801 bepaald? — 7. Wat bepaalde de wet van 1806? — 8. Hoelang bleef Schimmelpenninck aan het bewind? — 9. Wat deed Napoleon tot bevestiging van zijn gezag? — 10. Hoe werd ons land een koninkrijk? — 11. Hoe verwierf Lodewijk de liefde zijner onderdanen? —- 12. Welke ramp trof Leiden? — 13. Wat deed Lodewijk toen en kort daarna? — 14. Hoe kwam hierbij nog een vijandelijke inval? — 15. Met welke uitwerking? — 16. Waarom moesten de Engelschen wijken? — 17. Hoe werd de handel vernietigd? — 18. Wat belette Lodewijk niet? — 19. Wat deed Napoleon nu ? — 20. Waarmede eindigden deze broedertwisten ? § 37. 1. Hoe was onze verhouding tot Frankrijk na 1795? — 2. Hoe werden ons zwaarder lasten opgelegd? — 3. Welke handelwijze maakte velen ongelukkig ? — 4. Hoe werd de conscriptie ingevoerd? — 5. Hoe ging het in school en kerk? — 6. Hoe werd de handel nog meer bemoeilijkt? — 7. Welke waren werden buitengewoon duur? — 8. Waarvoor kreeg men reeds gevangenisstraf? — 9. Hoe gingen onze koloniën verloren? — 10. Welke behielden wij? — 11. Hoe heeft het verblijf der Franschen veel goeds uitgewerkt? ■—12. Wat kwam er door hun toedoen? — 13. Waaraan maakten zij een eind? — 14. Welke goede gevolgen had hunne onderdrukking? — 15. Wat bewerkte gemeenschappelijk leed? — 16. Hoe gevoelde men die weldaden nog niet? — 17. Hoe was de algemeene toestand? — 18. Hoe was het in de voornaamste steden gesteld? ^ 38. 1. Waarom zag ieder naar verandering uit? —■ 2. Hoe kwam deze ? — 3. Wie namen hunne maatregelen ? — 4. Wat begeerden zij ? —- 5. Wanneer werd de kans daarop grooter? -—- 6. Waardoor? — 7. Wat geschiedde te Amsterdam? — 8. Wat zag men in Den Haag? — 9. Wat deden Van Limburg Stirum en zijne Vrienden? — 10. Waartoe waren boden uitgezonden? — 11. Waartoe was de Prins bereid? — 12. Hoe werd hij ontvangen? — 13. Wat had te Amsterdam plaats? — 14. Hoe aanvaardde Willem de opdracht? — 15. Wat hield de nieuwe grondwet in? — 16. Hoe zou de koning regeeren? — 17. Hoe werden de volksvertegenwoordigers gekozen? — 18. Hoe werd de grondwet goedgekeurd? — 19. Wanneer had de inhuldiging plaats? — 20. Welke plaatsen waren nog bezet? — 21. Hoe konden wij de toekomst weder hoopvol te gemoet gaan ? ^ 39. 1. Hoe wisselde de vorst zijnen titel? — 2. Wat had Napoleon gedaan? — 3. Waartoe kwamen de Europeesche mogendheden samen? — 4. Waartoe werd besloten? — 5. Wat werd Willem nu? — 6. Hoe bedreigde het nieuwe rijk een groot gevaar? — 7. Wat deed de Prins van Oranje den 16 Juni? — 8. Wat geschiedde twee dagen later? — 9. Hoe kwam er eene nieuwe grondwet? — 10. Hoe werd het ontwerp ontvangen? — 11. Wat verklaarde de Broglio? — 12. Hoe werd het ontwerp aangenomen verklaard? — 13. Wat werd daarin niet bepaald? — 14. Hoe zou de vorst regeeren r — 15. Hoe werden de Provinciale Staten samengesteld? — 16. Waarop legde zich de koning toe? — 17. Waaraan wijdde hij zijne zorg? — 18. Wat bewerkte de tuchtiging van Algiers? — 19. Hoe kwamen wegen tot stand? — 20. Welke vaarten werden gegraven? — 21. Wat werd voor den handel gedaan? — 22. Welke voorrechten kreeg de Handelmaatschappij ? — 23. Hoe ging het in Indië ? — 24. Wat bepaalde het cultuurstelsel ? — 25. Hoe hield het moederland zich niet aan de overeenkomst? — 26. Hoe werd voor het onderwijs gezorgd? — 27. Waartoe werd de Maatschappij van Weldadigheid opgericht? — 28. Wat gebeurde door dit alles ? — 29. Wat is jammer ? S 40. 1. Waartegen was veel te zeggen? — 2. Wat achtten de groote mogendheden noodzakelijk? — 3. Hoe was de samenvoeging r — — 4. Welke bezwaren stonden tegen de verceniging r —■ 5. \\ aaruit ontsproot het misnoegen der Belgen? — 6. Waardoor vergrootte koning Willem de ontevredenheid : —- 7. W elke ambtenaren zouden worden verplaatst ? — 8. Wat namen de Belgen het meest kwalijk ? — 9. Wat stelde de koning vastr — 10. Van welke zijde kwam er eveneens verzet. 11. Wat verlangde zij' — 12. Hoe kwam 't geheele land tegenover den koning? — 13. Hoe ging Willems zaak verloren.' — 14. Wat gaf aanleiding tot den opstand ? —15. Welke waren de gevolgen? — 16. Wat deed de koning? — 17. Hoe trachtte men den strijd te vermijden? — 18. Hoe liep deze poging af? - 19. Wat geschiedde daarop? 20. Waardoor mislukte deze onderneming? — 21. Wat volgde nu? — 22. Waardoor bleef dit zonder uitwerking? — 23. Waarvoor wendde de koning zich tot de groote mogendheden? — 24. Hoe beslisten deze ? - 25. Hoe werd hun besluit ontvangen: — 26. Hoe wijzigden de mogendheden hunne voorstellen.' — 27. Waartoe besloot de koning? — 28. Waardoor bestond er kans van slagen: — 29. Wat gebeurde in tien dagen tijdsr — 30. Waardoor mislukte de onderwerping deiBelgen? - 31. Welken last had de Prins? - 32. Wat had- den onze overwinningen uitgewerkt? — 83. Hoe werden de nieuwe voorstellen ontvangen- — 34. Welke gevolgen had Willem's weigering? — 35. Wat geschiedde met de citadel van Antwerpen? — 36. Hoe lang duurde de verdeeldheid? — 37. Wat werd bij de eindregeling bepaald? — 38. Wat verder? — 39. Hoe eindigde deze verplichting? — 40. Wat bleek spoedig? — 41. Wat wenschte men? — 42. Hoe vatte de koning dit op? — 43. Welk was het einde? .4 41. 1. Hoe aanvaardde Willem II de regeering? — 2. Waardoor? — 3. Wat bewerkte minister Van Hall? — 4. Waarvoor? — o. Wat geschiedde in 1844? — <5. Wat deed de koning? — 7. Hoe veranderde zijne zienswijze? — 8. Wat houdt de grondwet van 1848 in? — 9. Hoe komt eene wet tot stand. — 10. Hoe werd zij uitgevoerd? — 11. Hoe worden de wetten voor de provinciën gemaakt? — 12. Hoe wordt het bestuur eener provincie samengesteld? — 13. Hoe gaat het met de gemeentewetten? — 14. Hoe wordt het gemeentebestuur gevormd? — 1 Wat gebeurde in 1849 ? § 42. 1. Hoe ging het onder de regeering van Willem III ? — 2. Welke verbeteringen kwamen tot stand? — 3. Wat geschiedde onder minister Thorbecke ? — 4. Wanneer was hij minister? — 5. Wat was hij? — 6. Hoe ging het met onze koloniën- - 7. Hoe ging het op Java? — 8. Welke ruiling had in 1824 plaats? — 9. Onder welke bepalingen? — 10. Wat gebeurde in 1871? - 11. Wat twee jaar later? — 12. Met welken uitslag? — 13. Welke beproevingen leed het Oranjehuis? — 14. Wat staat daar tegenover? — 15. Wat had in 1887 plaats? — 16. Hoe werd het kiesrecht toen uitgebreid? - 17. Wat gebeurde in 1890? - 18. Hoe is de geschiedenis van het huis Oranje-Nassau ? — 19. Wat straalt nog af op het Nederlandsche volk ? § 43. 1. Hoe werd Willem III opgevolgd? — 2. Wie nam de regeering waar? - 3. Hoe verwierf zij de achting en liefde der Nederlanders? - 4. Wat geschiedde 31 Augustus 1898? ■>. Wat gebeurde in 1901 ? — 6. Welke zijn de voornaamste gebeurtenissen tijdens het regentschap? — 7. Waarom werd eene expeditie naar Lombok gezonden? — 8. Welke teleurstelling volgde? - 9. Welke maatregelen werden genomen■ 10. Hoe was de afloop? — 11. Welke gebeurtenis wekte groote belangstelling? / Tijdtafel. J.v.Chr. 100. Germaansche stammen, u. a. dc Bataven en Friezen, vestigen zich in ons land. 30. De Bataven door de Romeinen onderworpen. 10. De Friezen door de Romeinen onderworpen. Drusus. J.n.Chr. 4<. Corbulo bedwingt de opgestane Friezen. 69. De Bataven staan tegen de Romeinen op onder aanvoering van Claudius Civilis. 70. De opstand door Cerialis bedwongen. ■400. De Franken vestigen zich in ons land. 630. Dagobert sticht eene kapel te Utrecht. 695. Willebrord, evangelieprediker, eerste bisschop van Utrecht. 754. Bonifacius bij Dokkum vermoord. 768. Karei de Groote komt aan de regeering. 785. „ „ „ onderwerpt de Friezen. ■800. „ „ „ te Rome tot keizer gekroond. 804. „ „ „ onderwerpt de Saksen. 814. „ „ „ sterft. Lodewijk de Vrome volgt hem op. 848. Verdeelingsverdrag te Verdun; de Nederlanden komen aan Lotharius. 879 De Nederlanden komen aan Duitschland. 922. Het Hollandsche huis. Dirk I is graaf in Kennenierland. 1015. Dirk III verovert Holtland of Holland en sticht Dordrecht. 1018. Dirk III verslaat de keizerlijke troepen bij Vlaardingen. 1100. Bijna al het land in het noorden behoort aan den graaf van Holland, den bisschop van Utrecht en den graaf van Gelderland. 1219. Willem I verovert Damiate in Egypte. 1256. Willem II sneuvelt tegen de West-Friezen bij Hoogwoud. 1296. Floris V door de edelen gedood. 1299. Jan I sterft kinderloos. Einde van het Hollandsche huis, begin van het Henegouwsche. Jan II. 1304. De Vlamingen verslagen door Witte van Haamstede. 1328. De graaf van Holland wordt ook graaf van Zeeland. 1345. Willem IV sneuvelt tegen de Friezen bij Stavoren. 1354. Margaretha staat Holland en Zeeland af aan haren zoon Willem. Einde van het Henegouwsche huis, begin van het Beiersche. 1425. Jacoba van Beieren wint den slag bij Alphen. Schoonhoven ingenomen. Allaert Beilink. 1426. Jacoba wint weer een slag bij Alphen. 1428. Jacoba wordt gedwongen het verdrag van Delft te sluiten. Philips richt voor Holland eene rechtbank op, het Hof van Holland geheeten. 14o3. Jacoba doet afstand van de grafelijke waardigheid ten behoeve van Philips van Bourgondië. Einde van het Beiersche, begin van het Bourgondische huis. 1450. (ongeveer). De boekdrukkunst uitgevonden. 1455. De Groote Raad ingesteld. 1467. Philips de Goede sterft. Karei de Stoute volgt hem op. 1477. Karèl de Stoute sneuvelt bij Nancv. Maria de Rijke volgt hem op. 1482. Maria sterft. Maximiliaan regent. Einde van het Bourgondische, begin van het Oostenrijksche huis. Jan van Schafïfelaar. 1492. Maximiliaan bedwingt de Hoekschen, 1494. Philips de Schoone aanvaardt de regeering. 1500. Karei V te Gent geboren. 1506. Philips de Schoone sterft. Maximiliaan regent. 1515. Karei V aanvaardt de regeering over deze gewesten. 1516. Karei V wordt koning van Spanje. 1517. Kerkhervorming. Luther, Zwingli, Calvijn. 1519. Karei V wordt keizer van Duitschland. 1536. Desiderius Erasmus sterft. 1540. Gent door Karei getuchtigd. 1543. Alle Nederlandsche gewesten aan Karei; Gelderland in dit jaar verkregen. Verdrag van Venloo. 1555. Karei V doet afstand van de regeering ten behoeve van zijnen zoon Philips. 1558. Karei V sterft. 1559. Philips vertrekt naar Spanje. Margaretha wordt landvoogdes. Philips besluit tot het oprichten van 18 bisdommen. 1564. Granvelle teruggeroepen. 1565. Het Compromis (verbond der edelen) komt tot stand. 1566. Beeldenstorm. 1567. Margaretha vertrekt. Al va wordt landvoogd. De Raad van Beroerte (bloedraad) opgericht. 1568. De tachtigjarige oorlog begint. Egmond en Hoorne onthoofd. Slagen bij Heiligerlee en Jemmingen. Adolf sneuvelt. 1569. Alva eischt den tienden, twintigsten en honderdsten penning. 1570. Herman de Ruiter verrast Loevestein. 1572. Den Briel ingenomen. Zutphen en Naarden uitgemoord. 1573. Haarlem belegerd en uitgemoord. Van Alkmaar begint de victorie. Slag op de Zuiderzee. Alva vertrekt. Requesens volgt hem op. 1574. Slag op de Mookerheide. Lodewijk en Hendrik sneuvelen. Leiden belegerd en ontzet. 1575. Stichting der hoogeschool te Leiden. 1576. Requesens sterft. Oproer der Spaansche soldaten. De Pacificatie van Gent gesloten. Don Juan wordt landvoogd. 1578. Don Juan sterft. Parma wordt landvoogd. 1579. De Unie van Atrecht komt tot stand. De Unie van Utrecht komt tot stand. 1580. Rennenberg verraadt Groningen. Willem van Oranje wordt in den ban gedaan. 1581. Philips wordt afgezworen. Anjou tot opperheer gekozen. 1582. Mislukte aanslag van Jean Jauregui op het leven van den Prins. 1588. Mislukte aanslag op Antwerpen. Fransche furie. 1584. Balthasar Gerards vermoordt Willem van Oranje. 1585. Elizabeth zendt ons hulp. Aan Leicester wordt de landvoogdij opgedragen. Parma neemt Antwerpen. Maurits wordt stadhouder van Holland en Zeeland. Oldenbarnevelt advocaat van den lande. 1587. Leicester vertrekt. 1588. De Nederlanden worden eene republiek. De onoverwinnelijke vloot vernietigd. 1590. Maurits neemt Breda. 1591. Hij neemt Zutphen, Deventer, Delfzijl, Hulst, Nijmegen. 1592. Hij neemt Steenwijk en Koevorden. Parma sterft. 1593. Maurits verovert Geertruidenberg. 1594. Hij neemt Groningen. 1595. Eerste tocht der Hollanders naar Oost-Indië. 1596. Houtman en Keizer landen op Java. Heemskerk eis Barends overwinteren op Nova-Zembla. Albertus van Oostenrijk wordt landvoogd. 1597. Slag bij Turnhout. 1598. Albertus en Isabella krijgen de Zuidelijke Nederlanden in hun bezit. Fhilips II sterft. 1600. Slag bij Nieuwpoort. 1602. De Oostindische Compagnie wordt opgericht. 1607. Jakob van Heemskerk sneuvelt bij Gibraltar. Michiel Adriaansz. de Ruijter te Vlissingen geboren. 1609. Twaalfjarig Bestand te Antwerpen gesloten. 1617. De Scherpe Resolutie door de Staten van Holland) aangenomen. 1618. De Nationale Synode komt te Dordrecht bijeen. 1619. Oldenbarnevelt onthoofd. Jan Pietersz. Koen Gouverneur-Generaal der Oostindische Compagnie. Jakatra verwoest. Batavia gesticht. 1621. Einde van het Twaalfjarig Bestand. De Westindische Compagnie wordt opgericht. Albertus van Oostenrijk sterft. 1623. Mislukte aanslag op het leven van Maurits. 1625. Maurits sterft. Frederik Hendrik volgt hem op. 1627. Frederik Hendrik verovert Grol (Groenloo). 1628. Piet Hein verovert de Spaansche zilvervloot. 1629. 's Hertogenbosch ingenomen. Piet Hein sneuvelt. J. P_ Koen sterft. 1632. Venloo, Roermond en Maastricht ingenomen. 1635. Het aanvallend en verdedigend verbond met Frankrijk gesloten. 1639. De slag bij Duins door Tromp gewonnen. 164/. Frederik Hendrik sterft. Zijn zoon Willem II volgt hem op. 1648. Einde van den tachtigjarigen oorlog. Vrede te Munster gesloten. 1650. Amsterdam door Willem II belegerd. De prins sterft. Begin van het eerste stadhouderlooze tijdperk. Willem III geboren. 1651. De Groote Vergadering in Den Haag gehouden. De Acte van Navigatie uitgevaardigd: 1652. Begin van den eersten Engelschen oorlog. De Kaapkolonie gesticht. 1653. Tromp sneuvelt bij Ter Heijde. Jan de Witt raadpensionaris van Holland. 1654. Einde van den eersten Engelschen oorlog. Vrede te West-Minster. Acte van Seclusie. 1658. Wassenaar-Obdam verslaat de Zweden in de Sont. 1659. Nijborg doer De Ruijter genomen. 1660. Einde van den Noordschen oorlog. Vrede te Kopenhagen. 1661. Brazilië aan Portugal afgestaan. 1662. Formosa gaat voor ons verloren. Antonius Hambroek. 166;>. Begin van den tweeden Engelschen oorlog. Slag bij Lowestof. Wassenaar-Obdam sneuvelt. 1666. De Ruijter tot vlootvoogd benoemd. Vierdaagsche zeeslag gewonnen. Slag bij Duinkerken verloren. Jan Evertsen sneuvelt. 1667. Tocht naar Chattam. Einde van den tweeden Engelschen oorlog. Vrede te Breda. Nieuw-Nederland gaat voor ons verloren. Eeuwig Edict door de Staten van Holland aangenomen. 1668. De Triple-Alliantie. Vrede te Aken. 1672. Oorlog met vier mogendheden: Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen. Willem III wordt stadhouder. Jan de Witt en zijn broeder Cornelis vermoord. Slag bij Solebay door De Ruijter gewonnen. 1673. Slag bij Kijkduin. Willem III verovert Bonn. 1674. Vrede met drie mogendheden: Engeland, Munster eu Keulen. Einde van den derden Engelschen oorlog. Vrede te West-Minster. Iö7ö. De Ruijter sneuvelt in de Middellandsche zee. 1678. Vrede met Frankrijk te Nijmegen. 1685. Lodewijk XIV. vernietigt het Edict van Nantes. 1688. Willem III gaat naar Engeland. Oorlog met Frankrijk. 1689. Willem en Maria tot koning en koningin van Engeland uitgeroepen. 1692. Slag bij kaap la Hogue. 1697. Einde van den tweeden oorlog met Frankrijk. Vrede te Rijswijk, Czaap Peter de Groote bezoekt ons land. 1700. Karei II, koning van Spanje, sterft. 1702. Begin van den Spaanschen successieoorlog. Willem III sterft. Begin van het tweede stadhouderloos tijdperk. Heinsius raadpensionaris. 1704. Engelschen en Nederlanders nemen Gibraltar. 1709. Slag bij Malplaquet. 1711. Jan Willem Friso verdrinkt aan den Moerdijk. 1713. Einde van den Spaanschen successieoorlog. Vrede te Utrecht. 1714. Vrede te Rastadt. 1715. Het Barrière-tractaat komt tot stand. 1727. Van Slingelandt wordt raadpensionaris. 1741. Begin van den Oostenrijkschen successieoorlog. 1747. Bergen-op-Zoom door de Franschen ingenomen. Willem IV eerste stadhouder over alle gewesten. 1748. Einde van den Oostenrijkschen successieoorlog. Vrede te Aken. 1751. Willem IV sterft. Zijne vrouw Anna voogdes voor Willem V. 1759. Anna sterft. De hertog van Brunswijk Wolfenbuttel voogd. 1766. Willem V aanvaardt het stadhouderschap. Acte van Consulentschap. 1780. Begin van den vierden Engelschen oorlog. 1781. Slag bij Doggersbank. Ontruiming der barrière-steden. 1784. Einde van den vierden Engelschen oorlog. Vrede te Parijs. Geschillen met keizer Jozef II. 1785. Willem V verlaat 's-Gravenhage. 1787. Prinses Wilhelmina bij Gouda tegengehouden. Een Pruisisch leger in ons land. 1792. De Oostenrijksche Nederlanden door de Franschen genomen. 1793. De Franschen verklaren Willem V den oorlog. 1794. Een Fransch leger onder Pichegru trekt naar onze grenzen op. 1795. Pichegru en Daendels rukken ons land binnen. Willem V wijkt naar Engeland. Met Haagsche Verdrag. 1797. Slag bij Kamperduin. De Winter geeft zich over. 1798. Eerste Staatsregeling. De Oostindische Compagnie wordt opgeheven. 1799. De Engelschen en Russen landen in Noord-Holland. Slagen bij Bergen en Castricum. Story geeft onze vloot aan de Engelschen over. 1801. Tweede Staatsregeling. 1805. Derde Staatsregeling. Rutger Jan Schimmelpenninck bestuurt ons land onder den titel van raadpensionaris. 1806. Vierde Staatsregeling. Lodewijk Napoleon wordt koning van Holland. Willem V sterft te Brunswijk. 1807. Ramp te Leiden. 1800. Dc Engelschen landen in Zeeland. 1810. Lodewijk vertrekt. Ons land wondt bij Frankrijk ingelijfd. 1811. Java door de Engelschen genomen. 1812. Napoleon trekt naar Rusland. 1818. Willem, de zoon van Willem V, landt te Scheveningen; hij wordt Souvereine Vorst. 181 4. De Soevereine Vorst bezweert dc nieuwe Grondwet en wordt tot koning gehuldigd. Weener-Congres. 181-1. België met ons land vereenigd. Slag bij Waterloo. 1824. De Nederlandsche Handelmaatschappij opgericht. 1880. Opstand der Belgen. 1881. Tiendaagsche veldtocht. 1882. De citadel van Antwerpen door de Franschen genomen. 1889. Vrede met België te Londen. 1840. Willem 1 doet afstand van de regeering ten behoeve van zijn zoon Willem II. 1848. Willem I sterft te Berlijn. 1844. Regeling der schuld. 1848. De nieuwe grondwet komt tot stand. 1849. Willem II sterft te Tilburg. Willem III aanvaardt de regeering. 1878. Begin van den Atjeh-oorlog. 1877. Koningin Sophia sterft. 1880. Prinses Wilhelmina geboren. 1887. De grondwet herzien. 1890. Willem III sterft. Wilhelmina wordt koningin der Nederlanden; de koningin-weduwe Emma wordt regentes. 1894. Expeditie naar Lombok. 1896. De nieuwe kieswet aangenomen. 1898. Koningin Wilhelmina aanvaardt zelve de regeering. 1901. Zij treedt in het huwelijk met hertog Hendrik van Mecklenbu rg-Schwerin. Tweede Tijdtafel. 100 v. C.—900 n. C. De tijd vóór de graven. 900—1581. De tijd van de regeering der graven, hertogen,, heeren, enz. 1581—1795. De tijd van het bestuur der stadhouders. 1795—1813. De Fransche tijd. 1813 tot heden. De tijd van de regeering der koningen. 30 v. C.—400 n. C. De heerschappij der Romeinen hier te lande. 400— 900. De heerschappij der Franken (Frankische tijd). 768— 814. Regeering van Karei den Grooten. 800—-1000. Invallen der Noormannen. 922—1299. Het Hollandsche huis. 1256—-1296. Regeering van Floris V. 1299—1354. Het Henegouwsche huis. 1304—1337. Willem III (de Goede) aan de regeering. 1337—1345. Willem IV. 1354—1433. Het Beiersche huis. 1404—1417. Willem VI. 1417—1433. Jacoba van Beieren. 1433—1482. Het Bourgondische huis. 1433—1467. Philips de Goede. 1467—1477. Karei de Stoute. 1477—1482. Maria de Rijke. 1482—1581. Het Oostenrijksche huis. 1482—-1494. Maximiliaans eerste regentschap. 1494—1506. Fhilips de Schoone aan het bewind. 1500—-1558. Leven van Karei V. 1506—1515. Maximiliaans tweede regentschap. 1515—1555. Karei V aan de regeering. 1543—1555. Alle Nederlandsche gewesten aan Karei onderworpen. 1555—-1581. Philips II heer over alle gewesten. 1559—1567. Margaretha landvoogdes. 1567—1573. Alva landvoogd. 1567—1625. Leven van Maurits. 1568—1648. Tachtigjarige oorlog. Vrede te Munster. 1573—1576. Requesens landvoogd. 1576—1578. Don Juan landvoogd. 1578—1592. Parma landvoogd. 1579—1795. De Unie van Utrecht. 1581 1598. Philips II heer over de Zuidelijke Nederlanden. 1585—1587. Leicester in ons land. 1515—-1619. Johan van Oldenbarnevelt advocaat van den lande. 1585—1625. Maurits stadhouder. 1-588—1795. De Republiek der Vereenigde Nederlanden. 1598—16^1. Albertus en Isabella souvereinen der Zuidelijke Nederlanden. 1598—-1685. Het Edict van Nantes. 1602—17^8. De Oostindische Compagnie. 1607—1676. Leven van De Ruijter. 1609—1621. Het Twaaltjarig Bestand. 1621—1674. De Westindische Compagnie. 1625—1647. Frederik Hendrik stadhouder. 1647—1650. Willem II stadhouder. 1650—1672. Eerste stadhouderloos tijdperk. 1650—1702. Leven van Willem III. 1652—1654. Eerste Engelsche oorlog. Vrede te WestMinster. 1653—1672. Jan de Witt raadpensionaris van Holland. 1654—1660. Acte van Seclusie. 1655—1660. Oorlog tusschen de Denen en Zweden (Noordsche oorlog). Vrede te Kopenhagen. 1665—1667. Tweede Engelsche oorlog. Vrede te Breda. 1667—1672. Eeuwig Edict. 1672—1674. Derde Engelsche oorlog. Vrede te West-Minster. 1672—1678. Eerste oorlog met Frankrijk. Vrede te Nijmegen. 1672-—-1702. Willem III stadhouder. 1675-—-1791. Tweede Westindische Compagnie. 1678—1688. Tienjarige rust. 1688—1697. De Negenjarige oorlog (Tweede oorlog met Frankrijk). Vrede te Rijswijk. 1689—1702. Willem en Maria koning en koningin van Engeland. 1701—1713. De Spaansche successieoorlog. (Derde oorlog met Frankrijk). Vrede te Utrecht. 1702—1747. Tweede stadhouderloos tijdperk. 1727—1737. Van Slingelandt raadpensionaris. 1741—1748. Oostenrijksche successieoorlog. 1744—1748. Vierde oorlog met Vrankrijk. Vrede te Aken. 1747—1751. Willem IV erfstadhouder. 1751—1759. Anna gouvernante. 1751 —1795. Willem V stadhouder. 1759—1766. Wolfenbuttel voogd. 1766 — 1795. Willem V aan het bewind. li 74 —1783. De Noordamerikaansche vrijheidsoorlog. 1780—1784. Vierde Engelsche oorlog. Vrede te Parijs. 1793—1795. Vijfde oorlog met Frankrijk. Het Haagsche verdrag. 1795 — 1806. De Bataafsche Republiek. 18(J(i—1810. Het koninkrijk Holland. Lodewijk Napoleon. 1810 — 1813. Nederland bij Frankrijk ingelijfd. 1813—1815. Strijd voor de onafhankelijkheid. (Zesde oorlog met Frankrijk). Willem, souvereine vorst. 1815— 1830. Noord- en Zuid-Nederland vereenigd. 1815 — 1840. Regeering van koning Willem I. 1825 — 1830. Oorlog op Java. Diepo Negoro. De Koek. 1830—1839. Onlusten met België. Vrede te Londen. 1840 — 1849. Regeering van koning Willem II. 1849-1890. Koning Willem III. 1890 — 1898. De koningin-weduwe regentes. 1890 tot heden. Wilhelmina, koningin der Nederlanden. Willem (de Oude) van Nassati. (1487-1559). Willem van Oranje. (1 -,33 -1584). •Tan (de Oude) van Nassau. (1536-1606). Maurits. Fredeiik Hendrik. (1567-1625). (1584-1647). Willem II. (1626-1650). Willem III. (1650-1702). (sterft kinderloos\ Willam Frederik was gehuwd met Albertine Agnes, dochter van Frederik Hendrik. In de vrouwelijke lijn stamt onze Koningin dus af van Willem van Oranje. Willem Lodewijk. Ernst Casimir. (1560-1620). (1573-1632). Beknopte stamlijst van bekende vorsten uit het huis van Oranje-Nassau (en van de voornaamste stadhouders en koningen). Hendrik Casimir f. Willem Frederik. (1612 1640). (1613-1664). Hendrik Casimir II. (1657-1696). Jan Willem Friso. (1687-1711). Willem IV. (1711-1751). Willem V. (1748-1806). Koning Willem I. (1772-1843). Willem TT. (1792 1849i. Willem lil. (1817 1890), Koningin Wiihelmina. (1880-....). STADHOUDERS. Hollandsche Stadhouders. Willem I, 1559—1584. Maurits, 1585—1625. Frederik Hendrik, 1625—1647. Willem II, 1647—1650. Willem III, 1672—1702. Friesche Stadhouders. Willem Lodewijk, 1584—1620. Ernst Casimir, 1620—1632. Hendrik Casimir I, 1632—1640. Willem Frederik, 1640—1664. Hendrik Casimir II, 1664—1696. Jan Willem Friso, 1696—1711. Willem Karei Hendrik Friso, 1711—174 Algemeene Erfstadhouders. Willem IV, 1747—1751. Willem V, 1751—1795. KONINGEN. Willem I, 1813(15)—1840. Willem II, 1840—1849. Willem III, 1849—1890. Koningin Emma, regentes, 1890—1898. Wilhelmina, 1890—. .. . Uitgaven van F. DUYM te Gorinchem, W. CRAMER, De Voorbereidingsklasse, opgaven der laatste jaren van de Admissie-Examens voor H. B. Scholen en Gymnasiën, 18e druk ƒ 0,60 G. VAN BLEEK, Aardrijkskunde van Nederland, voor Lager en Uitgebreid Lager onderwijs, 2e druk 0,20 Idem. Aardrijkskunde van Europa, 2e druk . . . 0,11 A. F. DERKSEN, Beknopte Aardrijkskunde voor 't 5e en 6e leerjaar „0,12 M. WEERSMA, Korte schetsen van merkwaardige personen uit onze geschiedenis 0,25 J. COUVÉE, Hoofd eener Tusschenschool te Rotterdam, Lijnen, Vlakken en Lichamen, Reken- en Teekenboek voor de lagere school, le stukje . „ 0,20 ld. Id. 2e stukje (6e leerjaar „ 0,20 L. C. POST, Hoofd eener school te Utrecht. In één Bundel. Bloemlezing uit Noord- en Zuid-Nederlandsche Dichters der 19e eeuw. Een flink boek van 170 bladz.; 't beste uit 't beste. Ook voor herhalingsonderwijs, prijsuitdeeling, enz. ƒ 0,50, geb. „ 0,80 D. W. REINDERS, Toetssteen „Kennis en Vaardigheid", voor 't rekenen (akte onderwijzer) 2e druk „ 0,35 CORDIER et ROOVERS. Mon livre de lecture, Exercices de lecture, de traduotion et de conversation, le serie 0,30