2431 G.50 Deze toespraak wordt in Engeland en Amerika algemeen gebruikt om bevorderlijk te zijn aan de geestelijke opwekking dezer dagen. Men gaat er van uit, dat de kerk.nooit beter gediend worden kan, dan dat de predikanten zorgen, dat deze toespraak in ieder huis een plaats vindt. Wij stellen daarom den prijs zoo laag mogelijk, i Per stuk a f O.Oó. Per 100 stuks a f0.04. Per 250 stuks & f 0 081/,. ^"j ^en Uitgever ' l n Anr/rrior' n i-» • /n.nM--,lfl „ \ r. tzn., ü rui nis se. niBLiumtM DE OPWEKKING IN WALES, door D s. G. Campbell Morgan, i uitgesproken inWestminster Chapel te Londen op Zondagav. 25 Dec. '04. „Want deze zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt, want het is eerst de derde ure van den dag. Maar dit is bet, wat gesproken is door den profeet Joel: En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vleesch; en uwe zonen en uwe dochteren zullen profeteeren, en uwe jongelingen zullen gezichten zien en uwe ouden zullen droomen droomen, en ook op Mijne dienstknechten en op Mijne dienstmaagden zal Ik in die dagen van Mijnen Geest uitstorten en zij zullen profeteeren. Hand. 2: 15—18. Deze woorden heb ik niet gelezen als een tekst, maar als eene inleiding, tot hetgeen ik met Gods hulp wensch 1 te zeggen van de meest merkwaardige openbaring van de i Pinksterkracht. Daarvoor wijs ik u op het groote werk wat i God tegenwoordig in Wales doet, in de hoop, dat niet i alleen nieuwsgierigheid u drijft, iets van dat werk te I hooren, omdat het niet mijn doel is uwe nieuwsgierigheid «alleen te bevredigen. In den eenvoudigsten vorm, en zoo I beknopt mogelijk, zal ik u mededeelen, wat mijne oogen ! hebben gezien, mijne ooren hebben gehoord en mijn hart I heefl gevoeld. Moge dat ons doen vragen, welke lessen God ons door deze beweging leeren wil. Vooraf moet ik u echter wijzen op dc daar straks gelezen woorden. Petrus stond toen in het midden van een der wondervolste openbaringen, die de wereld ooit gezien had. Toen de menschen van die. beroerde menigte zeiden, dat, ze dronken waren, zeide Petrus: „Neen, deze zijn niet dronken, zoo ge vermoedt, maar „dit is het" wat gesproken is door den profeet Joël." En indien iemand nu tot mij zegt: „Wat dunkt u van de opwekking in Wales", dan zeg ik dadelijk: „dit is het". In het gansche werk is zoomin overdrijving als ver- < beelding. „Ik zal van Mijnen Geest uitgieten over alle : vleescb en uwe zonen en dochters zullen profeteeren", . dat is de belofte die thans in Wales in vervulling komt. Vraagt men bewijzen, dan wijs ik op de volgende teekenen: „Uwe jongelingen zullen gezichten zien"; en ook dat is vervuld. Het doet niets ter zake, al lacht deze ruwe, verdorven eeuw om het gezicht. De jongelingen zien ze. „En uwe dochteren zullen droomen droomen", en ook dat is geschied. Het gezicht wijst vooruit, de droomen wijzen terug. De ouden droomen van '59 en voelen bij vernieuwing daarvan de trilling. „Ja en op mijne dienstknechten en dienstmaagden (dat is op de slaven en op de dienstbaren) zal Ik in die dagen van Mijnen Geest uitgieten en zij zullen profeteeren". Het hindert niets, al maken sommige ordelievende menschen aanmerking op het schijnbaar onordelijke. „Dit is het!" en indien men mij vraagt wat ik van de I opwekking in Wales denk, dan antwoord ik: HET IS EEN VOORTZETTING VAN HET PINKSTERFEEST, daaraan valt niet te twijfelen. Spreken wij nu nog een oogenblik over de zaak zelf. en laat mij die meedeelen, zooals ik dat, in mijn kamer zittende, doen zoude. Des Maandags Londen verlatende, kwam ik des avonds 8.30 uur te Cardif. Mijn vriend, die mij afhaalde, vroeg mij, of ik mede naar zijn huis of naar de samenkomst gaan wilde. Toen ik vroeg, naar welke samenkomst? zeide hij, in Roath Road Chapel. Ik liever naar een samenkomst willende, gingen wij samen daarheen. Reeds anderhalf uur was de samenkomst aan toen wij er kwamen. Wij bleven nog twee uren, maar toen was ik volkomen overtuigd, dal ik te doen had met een openbaring van het vuur des Heiligen Geestes. Ik stond nu op de grens van dat groote werk. Het was een wondervolle avond. Niets was vooraf geregeld en toch was van het begin tot het einde de regeling door den Geest van God duidelijk zichtbaar. Maar ik zou over Dinsdag spreken. Dien geheelen dag dan, was ik in Clydach Vale, waarvan ik acht uren in de samenkomst was. Het overige van den tijd was ik in het gezelschap van Evan Roberts, den zoo wonderlijk van God geroepene. Des Dinsdagsavonds, na afloop der samenkomst, deelde ik hem mede, dat ik des Woendags niet komen zoude. De redenen daarvan volgen later. Dit wil ik zeggen, ik geloofde, dat het beter was, om onze handen van dat werk af te houden. Ik zal dat straks duidelijker verklaren. Des Woensdags keerden wij naar Cardif terug en om aan eene uitnoodiging te voldoen, hielden de lieer Gregorie Mantle en ik eene samenkomst in Roath Road Wesleyan Chapel, en des Donderdags drie samenkomsten die zeven uren duurden. Maar ik zou over Dinsdag spreken. Het was mijne heilige bedoeling in het midden van dat wondervolle werk te komen. Des morgens in het dorp aankomende, was alles daar zeer stil. Wij richtten onze schreden naar een plaats waar eenige kapellen stonden. 0, dankt God voor die kapellen in Wales! Alles was zoo ordelijk en stil, dat wij vragen moesten, waar de samenkomst gehouden werd. Een knaap wees ons de plaats. Niemand stond buiten, maar toen wij de geopende deur binnengingen, vonden wij de kapel tot van bover. toe gevuld. Het is mij onmogelijk om den dienst, die verricht werd, duidelijk te verklaren. Het is genoeg als ik zeg, dat zingen, bidden en getuigen elkander afwisselden, en dat er niet gepreekt werd. Het eenige waardoor de voortzetting van den dienst werd onderbroken, was, toen iemand zeide, dat men gaarne had, dat ik spreken zoude. IK BESLOOT NOOIT MEER EEN BEZOEK aan de samenkomsten te brengen, omdat een oogenblik de gedachten op mij gevestigd waren en daardoor eene belemmering merkbaar werd. Indien ik gelooven kon, dat ik mij daarin heb vergist, dan zou ik geneigd zijn terug te keeren, om mij te midden in de beweging te plaatsen, hoewel ik bang ben, dat het daarvoor nu toch te laat zoude zijn. Weliswaar had ik niet gezocht om te spreken, maar toch was er, toen ik het deed, dadelijk die belemmering. Toen ik verzocht, dat men de aandacht op geen der vreemdelingen vestigen zou, ging de samenkomst voort, en men veroorloofde mij, mijzelven terug te trekken. De samenkomst scheen een voortdurende reeks van storingen en wanordelijkheden, en toch was er een goede voortzetting en eene volkomene orde. Vraagt men, hoe ik dat in overeenstemming breng? Dat tracht ik niet te doen, maar laat dat aan u over. Indien men in het midden der beweging een man plaatst, die niets kent van de taal en het leven des Geestes, dan zal een van beiden plaats hebben, of hij zal zeggen: „Deze menschen zijn dronken", of hij zal, dooi- den Geest Gods aangevuurd, het Koningrijk der Hemelen binnengaan. Indien men daar echter een man inbrengt, die de taal des Geestes kent, dan zullen de wonderen die hij ziet, hem treffen. Met schroom spreek ik over deze dingen, want ik heb iets dergelijks tevoren nooit gezien. Wordt iemands gebed door een lied onderbroken, dan nog is er niet de minste storing en het gebed gaat over in een gezang, dan weer in een getuigenis en steeds zoo voort, uur achter uur ZONDEB EENIGE LEIDING. Steeds zijn het de volgende drie openbaringen: zingen, bidden en getuigen. Evan Roberts was er niet en evenmin een ander mensch als leider. Mijnheer Mantle, die met mij was, sprak een paar woorden, waarna iemand op de galerij opstond en in gebroken Engelsch tot hem zeide: „Werkt u in Londen bij Greenwich?" „Ja, dicht bij Greenwich," zeide mijnheer ManÜe. „Wil u een boodschap voor mijn broeder medenemen?" vroeg de man. „Mijn broeder, die ©en dronkaard en een twijfelaar is, woont daar en voor hem bid ik." Mijnheer Mantle nam zijn zakboekje en vroeg om het adres, en terwijl hij dat opschreef, en de man begon te bidden, hief men lofzangen aan. Mijnheer Mantle is thans op weg om zijn boodschap te doen. Dat is een gebeurtenis, en zegt men soms „een wanordelijk geval", dan zeg ik, zeer verblijd te zullen zijn als zoo iets ook hier plaats had en men eens breken wilde met de aangenomen gewoonten. Als iemand in spanning verkeert over de ziel zijns broeders, dan zal hij zoo iets durven doen. Maar dan is het ook een antwoord der ziele aan God. Des namiddags gingen wij naar een samenkomst in een andere kapel, waarbij EVAN ROBERTS TEGENWOORDIG WAS. Hij kwam anderhalf uur na den aanvang van de samenkomst. Wij samen bereikten met de meeste moeite het platform. Ik nam geen en hij zeer weinig deel aan het werk. Hij hield een toespraak, als men die zoo noemen mag, die voortdurend werd afgebroken door gezang, gebed en getuigenis. Hij ging echter voort en verhinderde niemand. Alles wat. hij in dien namiddag in afgebroken volzinnen had gezegd, nam niet meer tijd dan zes a zeven minuten. Gedurende de samenkomst stond op de galerij een man op en zeide — die — een naam noemende, besloot zich aan Christus te wijden, en dadelijk werd een lied ingezet. Men zong het betooverend schoone lied: „Diolet Iddo". Het. was een dankgebed, omdat die man wedergeboren was. Zoodra iemand Christus belijdt, wordt de naam opgeschreven, liederen worden aangeheven, en worden door getuigenissen en gebeden gevolgd. Des avonds was het weer hetzelfde. Ik stond toen drie uren lang onder een zoo dicht opeengestapelde massa, dat ik mijne armen niet opheffen kon. De vergadering maakte op mij een buitengewonen indruk, want die bestond grootendeels uit mannen, meestal mijnwerkers, wier blauwe gelaatskleur hun vak verried. Niettemin waren ze schoon en bekoorlijk. Ik zeg bekoorlijk, omdat veler gelaat straalde van hemelschen glans. Het waren groote, ruwe, prachtige kerels van natuur, maar hunne natuur had te lang gesluimerd. 'Thans was die ontwaakt. Ik blikte in menig gelaat en bemerkte dan, dat ze mij niet zagen, evenmin Evan Roberts, maar alleen het gelaat van God en de Eeuwigheid. Na drie uren lan^, in die samenkomst geweest te zijn, vertrok ik 0111 10.30 en in de reeds volle kapel pakten zich steeds meer menschen samen. De samenkomst duurde tot den volgenden morgen, en al dien tijd was er een doorgaanden stroom van gezangen, gebeden, getuigenissen, belijdenissen en dankzeggingen. Alles zonder menschelijke leiding en toch werd door niemand eenige openbaring verhinderd. Laten wij nu een paar woorden spreken over EVAN ROBERTS, die men bijna een knaap noemen mag. Eenvoudig en natuurlijk, geen redenaar, geen volksleider, niets van wat men vond in mannen als Wesley, Whitefield en Moodv. Een van onze groote bladen zegt van hem op spijtigen toon, dat hij de hoedanigheden als leider mist, en dat, indien er nu een profeet opstond, die alles voor zich uitdrijven zou. God verkiest echter niet, dat er een profeet opstaat. Het is waar, Evan Roberts is geen redenaar, geen leider. Wat hij is? — in verband met deze beweging meen ik — hij is slechts het orgaan dat bewijst, dat er geen menschelijke leiding noodig is. Zijne boodschap aan het volk is alleen: „Wacht niets van mij, reken op God en gehoorzaam den Heiligen Geest." Als hij spreekt, dan is dat door de leiding van dien Geest. Ik aarzel niet om te zeggen, dat God Zijn hand op dien jongeling gelegd heeft; op dien jongeling, schoon in eenvoudigheid, bevestigd in Godsvrucht, en alle hoedanigheden in zich vereenigende, die men zoekt in predi- kanten, profeten en leidslieden. Hij heeft hem geplaatst aan de spits dezer beweging, opdat de wereld zien zoude, dat Hij het geringe, het zwakke der wereld verkiest, opdat Mij het machtige beschamen zou. Hij maakte hem den man, in staat om groote dingen te doen, en alleen in eenvoudigheid en kracht de overwinning te behalen in Zijn Naam. Thans letter' wij op de bijkomende BIJZONDERHEDEN IN DE BEWEGING zooals ik die zelf opmerkte, en mij ter plaatse uit vertrouwbare bronnen werden medegedeeld. In verband met de opwekking in Wales, zijn er geen predikingen, geen regelingen, geen liederenboeken, geen koren, geen orgels, geen collecten en — er wordt niet geadverteerd. Denkt daarover eens eenige oogenblikken na. Denkt eens over ons werk. Ik zeg niet, dat die dingen slecht zijn, maar ik wil u doen zien wat God doet. Er waren orgels, maar men speelde niet: er waren predikanten, maar met het volk juichende en profeteerende, doch niet predikende. Ja! de opwekking in Wales is eene herleving van het predikende Wales, want iedereen predikt. Ofschoon niets is geregeld, toch gaat. het voort van dag tot dag, van week tot week, van district tot district, met de ongeëvenaarde juistheid van een aanvallend leger. Geen zangboeken. Van avond weende ik bijna over het zingen van ons laatste lied. .Mijnheer Stead werd gevraagd of hij meende, dat de opwekking ook Londen bezoeken zou, en hij antwoordde: „Het komt er op aan of men zingen kan," en daarin was hij niet zoover mis. Als die mannen zingen, dan doen ze dat, geloovende wat ze zingen. Zij verliezen zich geheel in hun gezang. Wij zingen vaak, alsof het niet de moeite waard is, dat de man of vrouw naast ons de woorden hoort. Er was geen koor, zeide ik, maar alles was een koor. En liederen! Ik stond verbaasd, toen in die samenkomsten lied na lied, lange liederen gezongen werden, altijd maar door en zonder liederenboeken. O! ziet men het niet? De Zondagsschool haalt nu haren oogst binnen. Ook doet dat de huisgodsdienst. Het onderwijs in het zingen der geestelijke liederen, op de bergen en in de dalen van Wales, haalt hare schooven binnen. Geen advertentiën. De heele zaak kondigt zichzelve aan. Zegt men: „de couranten schrijven er toch over," dan verklaar ik dat ze dat eerst deden, toen het vuur zich reeds overal had uitgebreid. Het opmerkelijkste is de houding der pers in Wales. Menig voorbeeld is bekend, dat door het schrijven over de opwekking in bladen als de „West-Post" en het „Nieuws van den dag" van ZuidWales, menschen bekeerd zijn. ' VAN WAAR KWAM DE BEWEGING? Laten wij met Gods hulp dat trachten te ontdekken, en uitvorschen of eenige vooraf gemaakte bestelling daaraan heeft meegewerkt. Eerst vragen wij: „Waar openbaarde de opwekking zich het eerst?" en dan antwoorden wij: „In geheel Wales." Meer dan vijftig personen, die ik er naar vraagde, verklaarden mij: „Het is de verhooring des gebeds, die God geeft aan dat beloofde land, en daardoor openbaarde zich dal machtige vuur. Zegt men nu, dat de opwekking verband houdt met Evan Roberts, dan zeg ik: dat Roberts dooide opwekking is voortgebracht. Zegt men, dat ze begon in een meeting, waar men worstelde" met God en waar een meisje als getuige optrad, dan zeg ik, ook dat is een voortbrengsel der opwekking, die overal gelijktijdig zich openbaarde. Indien men boven Wales had kunnen staan, dan zou men overal het vuur gelijktijdig hebben zien uitbreken, zonder dat er eenige toebereiding aan was voorafgegaan. Het is dan ook een geestelijke openbaring, in welke God — ik zeg het met diepen eerbied — ons toeroept: „Zie, wat Ik doen kan zonder dat ge er op rekent; zie wat Ik doen kan in antwoord op een biddend volk; zie wat Ik doen kan dooi1 de eenvoüdigsten, die gereed zijn zich geheel te v< loochenen en geheel op Mij, doch ook alleen op Mij rekenen. Wat is het karakter der opwekking? Het is kerkelijk. Hiermede zeg ik niet, dkt ze alleen onder kerkleden bestaat, maar dat de samenkomsten in de kerken gehouden worden. Reeds vroeger heb ik gezegd, dat, wil eene 'opwekking blijvend zijn onder de volken, dat ze dan moet samengaan mei het kerkelijk leven. Ik zie dan ook uit naar eene opwekking, die over al onze kerken komen zal. De samenkomsten worden gehouden in de kapellen, die de heuvelen en de dalen bedekken, en ving aan onder de leden der kerk en waar het buitenstaanden aanraakte, daar traden die dadelijk tot de kerken toe. Ik ben vreeselijk achterdochtig, tegenover' iedere zending en opwekking, die met afkeer op de kerk van Christus neerziet en tracht die te ondermijnen. Binnen vijf weken zijn 20000 PERSONEN TOT DE KERK TOEGETREDEN. Er zijn meer menschen bekeerd, doch ik noem maar, die als leden der kerk zijn ingeschreven. Het is eene beweging in en van de kerk, waardoor de kerk met de zoo noodige krachten wordt versterkt. En nu de vraag: Welken invloed oefent de opwekking op de menschen uit? Het voornaamste is wel, dat het alle menschen tot Evangelisten maakt. Niets is opmerkenswaardiger. Menschen waarvan dit nooit werd verwacht, zijn begonnen te werken. Een paar voorbeelden ten bewijze. Een mijner kennissen ging met een zijner vrienden, een diaken, aan wiens godsvrucht niet getwijfeld werd, doch die nooit tegen iemand over zielstoestanden sprak, omdat hij meende, dat het vaak meer kwaad dan goed deed, naar een samenkomst. Onderweg zeide de diaken tot hem: „Ik heb achttien jonge mannen in een club, waarvan ik voorzitter ben, en ik hoop dat er van avond eenigen in de samenkomst zullen zijn." Daar kwam een nieuwe openbaring. Binnen vijftien' minuten verliet de diaken zijn plaats en sprak een jonge man, die vlak voor zijn vriend zat, aan. Onmiddellijk daarna stond hij op en zeide: „Dankt God voor die" — den naam noemende — „want hij heeft zijn hart aan Christus gegeven." Oogenblikkelijk ging hij nu naar een ander, en voor de samenkomst geëindigd was, had deze, voorheen zoo schroomvallige diaken, de achttien jonge mannen tol Jezus geleid. Mijn eigen vriend, waar ik verbleef, die steeds schroomvallig was, zeide mij, dat hij op zijn kantoor zil lende, op eenmaal een buitengewonen aandrang gevoelde, om met iemand, met wien hij reeds jarenlang zaken deed, te spreken. Hij leide haastig zijn pen neder, verliet zijn kantoor en ging naar Change. Hij zag den man en vroeg hem: „Wat dunkt u van de opwekking en hoe is het met uwe ziel?" Do man antwoordde: „Verschenen nacht, omstreeks twaalf uur, moest ik om eene onverklaarbare reden opstaan en mijzelf aan Christus geven, en nu hongerde ik naar iemand, om met mij te spreken." Ziedaar nu een man, die op een boven-natuurlijke wijze in een Evangelist werd veranderd. Noemt men dat soms een aandoening, welnu, dat God ons vele van .die zende. Hier toch is een koele, rekenende, zakendoende scheepsreeder, die ik mijn geheele leven heb gekend, die naar Change gaat om iemand te spreken over zijne ziel. Nog eene andere bijzonderheid is het, dat niemand zeggen kan, waar het vuur zal uitbreken. Een predikant zeide mij: „Reeds drie weken heb ik mijn preek bij mij, en drie Zondagen achtereen ben ik naar mijn kerk gegaan om te prediken, doch, maar steeds wordt er getuigd, gebeden en gezongen, zonder einde, maar tweehonderd personen zijn tot de kerk toegetreden. Mijn preek bewaar ik." Op zekeren dag, BENEDEN IN EEN DER MIJNEN, ik vermeld alleen mijn persoonlijke ervaringen, op zekeren dag dan, ging door een der mijnen een mijnwerker, en zag, tot zijn groote verbazing, daar staande een der hoofdambtenaren, die tot hem zeide: „Jim! ik heb hier reeds twee uren op u gewacht." „Hebt u mijnheer," zeide Jim. „Wat is uw verlangen?" „Ik wil gered worden, Jim." „Laat ons hier nederknielen," zeide Jim, en daar in het diepe van de kolenmijn werd de hoofdambtenaar, met de hulp van een mijnwerker, het Koningrijk der Hemelen binnengeleid. Toen hij van zijn knieën oprees, zeide hij: ,,Jim, zeg aan alle onze rcrenschen en aan ieder die ge ontmoet, dat ik bekeerd ben." Dadelijke getuigenis. Een voerman zeide mij, dat de paarden vooral door de sleepers zeer erg mishandeld werden. Zij zetten hunne paarden steeds met vloeken en slagen aan, en nu ze dat niet meer doen, willen de arme dieren haast niet vooruit. De heele beweging wordt gekenmerkt door de merkwaardigste belijdenissen van zonde, vaak kostelijke belijdenissen. Ik hoorde hoe sommige voorgangers der kei'k, hunne verborgen zonden belijdende, vroegen om de voorbede, om daarvan verlost te worden. De heele beweging is een belijden van Jezus Christus, van Zijn kracht, Zijn liefde en Zijne zegeningen, die gevolgd wordt door een spon tan 3 uitbarsting van gezang. Behandelen wij nu eenige MERKWAARDIGE AANTEEKENINGEN van feiten, die ik heb kunnen gadeslaan. Zonder eenigen twijfel verklaar ik de heele zaak als van God. Hij doet de menschen ziehzelven kennen zonder eenige menschelijke hulp. De opwekking is veel verder verspreid, dan de vuur-zöne thans is. Ik beschouw de vuur-zóne daar, waar de samenkomsten gehouden worden en waar thans het vuur zichtbaar brandt. Komt men daar buiten, in de treinen, de winkels, de bank. of waar ook, overal spreekt men van God. Of men al of niet gehoorzaamt, is een andere zaak. Duizenden zijn er nog, die zich niet aan God. overgaven, maar God heeft in deze dagen aan Wales eene nieuwe openbaring gegeven van Zichzelf en dat is de diepste grond der zaak. NOG IETS IS OPMERKELIJK. Zooals ik zeide, is het een kerkelijke opwekking in de diepste beteekenis. „Wat doet de kerk?" vraagt ge. Gaat men in Wales het werk na, dan zal men ontwaren, dat de kerk terugkeert tot de bediening van het priester- schap. Het is haast onnoodig, dat ik wijs op het priesterschap der kerk, want er is geen priesterschap gescheiden van de kerk, en ik geloof dat God de ware bediening in Wales herstelt, omdat zij de bediening door een valsch systeem weigert. Er zijn twee noodzakelijke bedieningen in het Christelijk priesterschap. De eerste is de dankzegging en de tweede het gebed of bemiddelend optreden. Dat is alles. Dat gaat voort. Overal de kerk, zingende, biddende, dankende en pleitende bij God. Iedere samenkomst is geheel daaraan gewijd. Evan Roberts en zij, die met hem samenwerken, bewegen de menschen God te loven en- de kerk doet evenzoo. Terwijl in Wales de kerk lofzingt, liederen zingt als 0 het Larn, het bloedend Lam, Het Lam van Calvarie, komen mannen en vrouwen, met gebroken harten, schuldbelijdende tot overgave aan Jezus Christus. Het is onder de aanraking van den Geest van God een eenige groote terugkeer tot de kerk en tot de priesterlijke bediening, dankende en biddende. Het is bovendien eene krachtige openbaring van de kracht en tegenwoordigheid des Heiligen Geestes, zich kenmerkende in de verheerlijking van Jezus Christus. Laat ons nu eens bezien wat de GEVOLGEN ZIJN OP DE BEKEERDEN. Twee woorden verklaren m. i. alles. Droomen en gezichten. Het is gemakkelijk om op een afstaande te glimlachen. Het is buitengewoon gemakkelijk om, zooals de „Lancet" het krankzinnigenwerk te noemen, maar ik zeg dat de krankzinnigheid, die zich in de opwekking openbaart, niets is in vergelijking met die den drank veroorzaakt en die door het eerste juist wordt genezen. Het is zeer gemakkelijk voor van verre staande koudbloedigen, die zoomin weten van het helsche als van het hemelsche vuur, om te glimlachen over het zien van gezichten. Maar terwijl zeide ik dan ook tot Evan Roberts: ,,lk ga heen, omdat ik niet hoop dat dit werk vijf minuten zoude verhinderd worden." Dat groote werk moet zijn loop hebben, en wij kunnen daarin niets voortbrengen. Het beste is, dat wij er biddende naast staan, en ons gereed maken, in ontvangst te nemen, wat God ons geven wil. Nu de WAARDE VAN DEZE BEWEGING in Wales. Eerstens de bevestiging van het geestelijke en ten tweede de vereeniging van het geestelijke met het natuurlijke; de openbaring van een zedelijke vrucht door een geestelijke vernieuwing. Ik ben niet zeker of God ons niet kastijdt om onze over-organisatie. Wij hebben zoo vaak gemeend, dat er geen opwekking of eenige andere openbaring komen kon, tenzij wij daarvoor alles hadden gereed gemaakt. Ik ben de laatste, die tegen orde ben in den goeden weg, maar .ik ben geneigd te gelooven, dat God tot ons zegt: „Uwe organisatie is goed, mits ge daarin niet uw leven zoekt." Maar afgescheiden daarvan: het Pinkstervuur is geopenbaard, en wat zullen wij doen in tegenwoordigheid dier machtige beweging? Dezelve nabootseft? Dat zou vreeselijk zijn. Laat niemand beginnen samenkomsten te houden zooals die in Wales, om de eenvoudige reden, dat niemand ze daar ontstaan deed. Als deze groote openbaring ook hier doorbreekt, dan is het verlangen Gods, dat wij gereed zijn die te aanvaarden. Deze dingen kunnen niet nagemaakt worden. Wat zullen wij dan doen? Wij kunnen den oorsprong naspeuren. Laat ons luisteren naar den Heiligen Geest, Christus belijden en ons Hem geheel wijden. Laat ons geheel tot Jezus' dienst' zijn. Vraagt men mij: „Zijn wij dat niet?" Ik weet het niet. God helpe ons het ieder voor zich te onderzoeken. Ik geloof, wij zijn in groot gevaar, wel naar den Geest te hooren, maar als Zijn stem spreekt, Hem uit te blusschen. Als gij gevoelde, dat ge iemand over zijn zielstoestand spreken moest en ge deedt het niet, dan juist houdt men de opwekking tegen. Luister naar den Geest, doe wat Die zegt, belijdt Christus in het openbaar en sta geheel te Zijner beschikking. Laten wij in onze kerk niet trachten na te doen, maar laat ons onze organisatiën en gewoonten biddend onderzoeken. Hoe? Door te zien, of door dat alles de Geest van God Zijn weg vinden kan. Onze Zondagsscholen met de onderwijzers moeten in een andere strooming worden geleid. In plaats van de scholieren aan te zien als kinderen, die wat bezig gehouden moeten worden, moeten ze voortaan worden beschouwd als zielen die gered moeter worden. Begin ook de gemeente aan te zien, als mannen en vrouwen, die bestemd zijn voor heilige zaken en heiliging in Jezus Christus. Maar het allervoornaamste is, onszelven geheel verliezen, zoowel als alles wat het onze is. O! wij zijn zoo IJzig regelmatig, dwalend schuldig, Schitterend waardeloos. Wij hebben noodig onszelven te verliezen ter wille der groote waarheden, die wij zoo goed weten, terwille der krachten die in ons zijn. Laat ons de dingen die blijven, versterken. En nu, vergeef mij als ik mij tot u wend predikanten, en allen die kerkelijke ambten bekleeden, en leden. Zullen wij niet terugkeeren en zeggen: „Laat ons het werk opnemen, opnieuw ons leven toewijden?" Daar: mede kunnen wij beginnen. DE KERK VAN GOD vraagt drie dingen. Het eerste is, dat wij alles wat God in den weg staat, wegdoen. Op sommige aangezichten lees ik de vraag: „Welke dingen?" „Ik ken ze niet." Alle die Hem in den weg staan. Uwe gewoonten zijn onheilig. Uwe zaken kunnen het licht niet vertl "we onvergeeflijk¬ heid tegenover uwe mede-Christent,. v God, vergeef ons dat ik die dingen noemen moet. Gij weet het! Gij weet het! Al die dingen staan God in den weg, en daarom moeten ze verwijderd, weggedaan worden. Dat is het eerste. Ook andere dingen kunnen God in den weg staan. Iedere kerk, gij glimlacht, zien die menschen ze. Men zegt wel dat het vreemd is, dat zij die gezichten zien, niet weten wat ze zien, maar zij zien God. Men zegt, dat gaat voorbij, en dat is waar, maar de gezichten maken plaats voor werkelijke deugdzaamheden, want de menschen betalen hnnne schulden, keeren den herbergier den rug toe en behandelen zelf hunne paarden goed. 0, bedillers! Wilt ge de opwekking meer zedekundig? Ze is dat genoeg, want ze is geestelijk en nooit anders dan op deze wijze zult ge eene opwekking zien. De gezichten veroorzaken deugdzaamheid. Tooneelgezelschappen vertrekken, omdat hun optreden geen bezoek heeft en er geen plaats voor optreden is. Neen, door alle streken van Wales vloeit een groote schoone Geestesstroom, een .Godsrivier, waarin allen volkomen reiniging vinden kunnen. Wij zijn zoo geneigd om de vruchten van dit werk in de toekomst te verwachten. Maar dat is onnoodig, want reeds nu zijn die overal» te zien. Kooplieden, weet ge wat het beteekent, indien men u de schulden betaalt, die reeds verjaard zijn. Een beweging die dat veroorzaakt, is waard daarnaar beoordeeld te worden. Wat ik nu mededeelde, zijn maar enkele grepen, maar ik doe dat ook maar, zooals men gewoonlijk over zooiets spreekt. Immers niemand kan een beschrijving geven van een brandend bosch, en zoo is het ook met mij. Spreken wij nu over DE LESSEN, die voor ons en voor Wales uit dat alles te leeren zijn. Mijne overtuiging is, dat wij het beste doen, als wij de zaak stil laten voortgaan. Ik meen, dat ook Generaal •Booth, die ik sedert jaren ken en liefheb, geen grooter bewijs zijner wijsheid gaf, dan toen hij van uit Wales huiswaarts kwam. Laten wij niet meenen te hunnen helpen, maar gelooven wij, dat het werk in Gods handen, in bepaald goede handen is. In mijn oog is het zulk een heilige openbaring, dat ik vreesde, dat mijn tegenwoordigheid een stoornis m de groote beweging zou veroorzaken. Daarom die het niet te doen is 0111 des menschen zaligheid is een schimmelplant, die hoe eerder hoe beter moet worden ggedaan. Er zijn kerken, waar geen plaats is voor een Ure des gebeds. Zijn wij bereid om de dingen die God) 11 den weg staan weg te doen? Ik hoop het. Ik geloof s od begint zich te openbaren en menschen worden gered, dan zullen wij beginnen alles los te laten en niets zal dan willen verhinderen wat God doet. O! indien er Tod ^ 1S| fte"1 Wlj bereid zijn allcs weg te doen, opdat moet6 Ook ! Vinde' °at is hGt' Wat de kerk doe" moet. Ook voor andere kerken is dat de juiste houding. ER IS NIETS BELANGRIJKER dan de redding van zielen en als ook de kerk dat zegt n gereed is, dan zal God komen. Wij hebben ernstig te zus,":" s;3Lh"dendziJn°. »'»<•"«=> hiift n / dt m de ^zaamheid! bidt te samen 1 bidt om de wegneming van onze zonde. Wij zijn zoo gewoon gevoelen. O! de zonde, de zonde! Dat God ze ons als ; heid he °P bai'tblfde> en dat wij uit die doodsbenauwdheid beginnen te bidden en Hij zal Zijne deuren openen 7P* JU!st?n weS aantoonen. Ik verwacht niet. ik eg dat inzonderheid tot jonge Christenen, ik verwacht ' °Penbanng met op dezelfde wijze als in Wales. God openbaart zich in verband met het volkskarakter en wij alTT wT eZ 0PTkklng hebben *MSSStfde gedaante Gods komstT * ZiJ" "* >'»»' in Eu n" ,VZaag lk verontschuldiging voor de zwakke taal ui welke ik van avond tot u sprak. Ik heb getracht te spreken over dat vuur dat zich niet beschrijven laat Ik sprak uit mijn nart, met de gewisse overtuiging, dat God alom tegenwoordig is en met een nauwelijks uit te drukken vcilangen, dat God te eemger tijd Zijne hand moge uit- Ï,lf worden0118 1°* ^ ^ "*» zouden Amen.