UIT DE DIEPTE. G.54 VOORWOORD. Waarde Vrienden, , Het verschaft mij genoegen, U deze kleine brochure aan te bieden waarin op eenvoudige wijze een en ander uit den arbeid van het Leger des Heils wordt meegedeeld, in de hoop dat het Tersterkm Sympathie voor dien "beid zal opwekken of „ l DUt luine b°ek'e ^ 9een V0lUdi9 Overslag van de vele vertakkingen van onzen Leger-arbeid. Wilden wij dat geven dan zouden wij een veel grooter boek moeten schrijven. Ik twijfel aeT Til ^ mededeelingm o»1'"»' «enige onzer Instellingen en takken van arbeid, welke U in de volgende bladzijden zvoren aangeboden, zullen U interesseeren en Uwe sympathie en practischen steun wmnen voor dit werk. Want wij verhelen het niet, dat dit mede een doel van dit roc""et'e "• u te vragen om geldelijken steun voor den arbeid ind ? W°rdt' m ^ da9 aan da° ™rdt voortgezet e jongens bevinden. Op de beide bovenverdiepingen zijn een aantal grootere en kleinere slaapzalen en slaapkamers, wasch- en badkamers voor de jongens en voor de Officieren. Het in orde brengen (verbouwen, schilderen, behangen, enz.) dat geruimen tijd geduurd heeft, is nu voltooid en tegen dat dit boekje in handen der lezers komt, zal de inrichting en meubeleering van het huis waarschijnlijk gereed zijn. Wat het benoodigde geld voor de inrichting, enz betreftis dat er ook al? Voor zoover het er nog niet is zal uwe bijdrage, belangstellende vriend of vriendin, ons hiérbij tegemoet komen. Want wij rekenen er op nog heel wat be zunT h 1 h" edelm°edi^e dienden te winnen, die ons te zetten °nder VerWaarloosd« kinderen voort Waartoe dit nieuwe Jongenshuis dan bestemd is? Ge- hu' '°°r i!'6 d°eI' waarvoor de beide andere Kinderzen van het Leger bestaan, dat te Naarden voor 42 meisjes, en kle.ne kinderen, en dat te Maarssen, waar tot u toe een 25 tal jongens werden verpleegd, maar dat in een Meisjeshuis zal worden veranderd, zoodra het nieuwe hu.s voor jongens is betrokken, waarheen dan de jóngens uit Maarssen worden overgebracht. De reden waarom dit nieuwe huis bestemd werd voor ~dh1 V°°r dlhand' Het iS °nS Pl3n de WS*™. nadat z'j de lagere school doorloopen hebben, door flink konderwijs te bekwamen voor een of anderen nuttigen werkkring, waarin zij goed hun brood zullen kunnen ver enen. De beste gelegenheid voor zulk onderwijs bieden de ambachtsscholen. Een van onze jongens uit het Tehuis te UtTechT Z06kt reedS eenige" tijd dG amb^htsschool te Ltrecht, maar men zal licht inzien, dat de afstand nog al bezwaren en kosten meebrengt. Het lag dus voor de and, toen wij het nieuwe gebouw in Amersfoort kochten bestettd too" ai"bachtssch°01 is- dit huis werd daardoor Jongensh«^. Het huis te Maarssen komt daardoor vrij voor een tweede Meisjeshuis, waaraan reeds geruimen tijd behoefte bestaat. „Uit het nest geworpen vogeltjes," zoo beschreef Mevrouw Nelhe van Kol deze kinderen in haar boekje „Afdrukken van Indrukken," dat wij onze vrienden verleden jaar aanboden met de Nationale Aanvrage, en dat ons ongetwijfeld veel nieuwe vrienden heeft verworven, vooral haar meesterlijke beschrijving van het Kinderhuis te Naaraen. Door de opening van dit nieuwe huis te Amersfoort zullen we voortaan in staat zijn ongeveer honderd veertig van die „uit 't nest geworpen vogeltjes" op te nemen in de drie Leger-nestjes; want dit huis te Amersfoort zal ongeveer zeventig jongens kunnen huisvesten. Of het huis gauw vol zal zijn? daar behoeven we niet bezorgd over te zijn. Bijna dagelijks komen verzoeken tot opname tot ons uit alle deelen van het land, en xan allerlei zijden. Hier zijn' een paar voorbeelden. Een dame schreef kort geleden aan Mevrouw Kommandante Ridsdel: „Kan u zich nog herinneren, dat in de avondsamenkomst een vrouw is uitgekomen, ontzettend huilende? Zij vertelde toen nog, dat haar man in A. in de gevangenis was. Die man is nu vrij, doch is door de goedheid van het Leger des Heils opgenomen op de Landkolonie te Lunteren. De vrouw is van haar kinderen heengegaan en dient thans te Z. De kinderen zijn nu overgelaten aan vreemde en ver van goede menschen. De kinderen kunnen er onmogelijk blijven, ze komen er om. Nu wilden we zoo graag, dat het Leger des Heils zich ook nog ontfermde over de beide kinderen van die ongeluk kige menschen" Dat de kinderen daar onmogelijk blijven konden, en dat het hoog tijd werd, dat ze er vandaan kwamen, bleek bij aankomst in het Kinderhuis. Ontzettend vervuild, vol uitslag en ongedierte — ziedaar de beschrijving van hun uiterlijk. Wat het innerlijke betreft, de Kapiteine van 't Kinderhuis vertelt, dat ze geen drie woorden spraken zonder te vloeken. En dat waren een jongetje van drie en een meisje van ruim vier jaar!! Een ander geval is dat van een broertje en zusje, resp. drie en zeven jaar oud, die door den Voogdijraad aan de ouders ontnomen en onder voogdij van het Leger des Heils werden geplaatst. Het onzedelijk gedrag der moeder, benevens vuilheid en verwaarloozing, waren oorzaak, dat tot dezen stap werd overgegaan. Ook deze kinderen von den liefdevolle opname in ons Kinderhuis. Maar het Leger liet het hier niet bij. Het bood ook de moeder een kans aan in een van onze Inrichtingen om tot een beter leven te geraken. Bijna een jaar vertoefde zij in ons Moederhuis te Rotterdam, waar haar derde kindje ter wereld kwam. Nu is zij sedert enkele weken weer met haar man vereenigd, die door bemiddeling van het Leger een betrekking in een andere stad heeft gekregen, waar men hun verleden niet kent, en waar dus man en vrouw een kans hebben om een geheel nieuw begin te maken. Gedurende al den tijd, dat de kinderen hun ontnomen zijn, heeft de vader geregeld zijn door den Voogdijraad vastgesteld bedrag voor het onderhoud der kinderen bijgedragen. Wanneer na behoorlijken proeftijd deze ouders blijk hebben gegeven een beteren weg te bewandelen, bestaat de mogelijkheid, dat zij hun kinderen weer bij zich zullen mogen hebben. DE ZU5TER5 DER ARMEN. „Er is zóóveel ellende... en wat wij kunnen doen is niet meer dan een druppel aan een emmer" Deze verzuchting der Barmhartigheids-Officier kwam mij weer te binnen, toen ik mij zette om neer te schrijven wat zij mij dien middag van haar werk had verteld Inderdaad, het was een aaneenschakeling van verhalen van e ende, maar 't waren ook verhalen van gelenigde ellende, van teruggevonden hoop, van vernieuwde levens Terwijl ik daar neerzat in het kleine Officierskwartier en het eene verhaal voor, het andere na aanhoorde, heb ik Ood gedankt voor deze bakenlichten in de achterbuurten onzer groote steden - de Barmhartigheidsposten van 't Leger des Heils; en onwillekeurig kwam de vraag in mij op: wat zouden die arme menschen doen, als zij de zusters" met hadden? * * * Het is Zondagmorgen. Als gewoonlijk gaan een paar zusters er op uit om de zoogenaamde „logementen" (verlijfplaatsen van de ordinairste soort voor rondtrekkende kooplui, straatzangers en dergelijke) te bezoeken. We willen en in gedachten op zulk een bezoek vergezellen Door een poortje en een halfdonker portaal komen wij in een ruim vertrek, of nauwkeuriger gezegd, twee ineenloopende amers, waar tusschen de twintig en dertig personen (mannen, vrouwen en kinderen) bijeen zijn. Sommigen zitten samen aan een tafel en spelen kaart. Anderen zijn bezig op de petroleumstellen, die op de tafels staan, hun potje te koken; eenigen zitten te eten of koffie te drinken. Verderop staat er een in een oude pan een noodzakelijk kleedingstuk uit te wasschen Als de zusters binnenkomen, zijn dadelijk alle blikken op hen gericht. Ze zijn oude bekenden van velen der gasten, en als de zusters het gezelschap gegroet hebben en voor hen, die 't nog niet weten, hebben meegedeeld dat ze zijn gekomen om een lied met hen te zingen en wat voor hen uit den Bijbel te lezen, zetten de meesten zich tot luisteren. De hartelijkheid en eenvoudigheid der zusters, de aangrijpende liederen, die gezongen worden, en het Bijbelwoord met de eenvoudige verklaring — zoo eenvoudig als voor een kind, want anders zou dit publiek er niets aan hebben dit alles maakt indruk en velen luisteren met tranen in de oogen, en 't gebeurt niet zelden, dat ze in een persoonlijk gesprek na afloop van de kleine bijeenkomst aan de zusters hun heelen levensloop vertellen, hun zonden en verkeerdheden, hun leed en ellende. Een jonge vrouw in een jammerlijk vervuilden, verwaarloosden toestand trok bij een dezer bezoeken de aandacht der Kapiteine. Er werd met haar gesproken en weldra wist de Officier haar geheele verleden. Op jeugdigen leeftijd was ze van huis weggeloopen om met een man, aan wien zij kennis had, een zwervend leven te gaan leiden. Ze kregen twee kinderen, het oudste kwam bij de grootouders aan huis; met het tweede zwierven zij langs de straat om met liedjes zingen aan den kost te komen. Het derde werd verwacht, toen de „zusters" met haar in kennis kwamen. Ook de man was daar in dat logement, en ook met hem werd gesproken. Beiden waren wel bereid om een ander leven te beginnen. Er werd werk gemaakt om de jonge vrouw opgènomen te krijgen in een ziekenverpleging, wiaif haar kleintje ter wereld kwam, en door bemiddeling der zusters werd de man in staat gesteld zijn brood te verdienen met het verrichten van lakwerk. Nu zijn zij wettig getrouwd en wonen samen in een klein, zindelijk huisje, waar de zusters het vrouwtje leeren haar boeltje schoon te houden en voor haar kleintje te zorgen. In hetzelfde „logement" troffen de zusters een man aan, die daar een vaste klant scheen te zijn. Eiken Zondagmorgen luisterde hij oplettend naar hun zingen en Bijbellezen, maar het scheen dat hij er weinig van begreep. Deze man was een ontzettende dronkaard en ook op ander gebied heel slecht. Toch scheen langzamerhand eenig licht door te dringen tot zijn duistere ziel. En wanneer hij dan weer gedronken had, dreef zijn geweten hem naar den Barmhartigheidspost, waar hij de zusters vroeg nog een? met hem te bidden. Velen zouden gezegd hebben: „dat is paarlen voor de zwijnen gooien;" maar de Heilssoldaten, en vooral die van het Barmhartigheidswerk, hebben een bijzondere mate van geloof voor de slechtsten en diepstgezonkenen, en met veel geduld spraken en baden de zusters telkens weer met dezen man, totdat eindelijk hun geduld en geloof zegevierde en het licht in zijn duistere ziel doorbrak. Hij is nu beslist bekeerd en zijn leven geeft blijk van de groote verandering, die in hem geschied is. * * * Het was een vreeselijke toestand, waarin de familie N. verkeerde, 't Was al jaren lang verschrikkelijk geweest; vader dronk (bij minstens 75 percent de oorzaak van al de ellende!) en als hij dronken was, mishandelde hij moeder en vluchtten de kinderen zoo ver mogelijk weg. Maar zoo erg als t in de laatste weken geworden was! Nu hadden ze zelfs geen woning meer. Vader was in een kosthuis gegaan en daar werd aan moeder en de kinderen uit medelijden toegestaan te vernachten onder het afdakje op de plaats! Dat was ten minste een nachtverblijf — maar wat voor een! iemand, die eenig hart had voor zijn beesten, zou er zijn hond niet hebben laten slapen. Want als het regende — en dat heeft het van 't jaar nog al eens gedaan — stroomde het water langs het schuine dakje en lagen moeder en de kinderen gewoon weg in een plas water te slapen. Hoe hun kleëren er uit zagen, als men hun vodden kleeren mag noemen, dat behoeft men niet te vragen. Was er dan geen uitkomst? Het oudste meisje van zestien jaar we zullen haar Kaatje noemen — dacht hier dikwijls over. Zou er niemand zijn die hun helpen kon? Toen dacht ze aan de „zusters" van den Barmhartigheidspost. Ze was daar ééns geweest in den tijd, toen 't nog niet zoo ver met hun gekomen was, in den tijd toen ze nog ueeren had. Toen was ze op een avond met een vriendinnetje, dat op een fabriek werkte, meegeweest op een „avondje voor fabrieksmeisjes." Wat was dat prettig geweest! er was zoo mooi gezongen, en een van de zusters had voorgelezen en verteld. En hoe vriendelijk waren de zusters geweest! Ja, als iemand hun zou willen helpen dan zouden het zeker de zusters zijn! Dus - naar de zusters zou zij gaan en hun alles vertellen. Zoo gedacht, zoo gedaan. En toen ze alles verteld had, zijn de zusters dadelijk aan 't werk getogen, en hebben de noodige stappen gedaan om hulp te krijgen van het Arm bestuur, van den Voogdijraad, enz. Het Muziekkorps van het Jongenshuis, thans nog te Maarssen. De moeder, geheel versuft door de ondergane mishandelingen en doorgestaan gebrek, heeft nu ten minste weer een dak boven 't hoofd. Kaatje is opgenomen in een onzer Reddingshuizen, waar men haar zal vormen tot een knap dienstmeisje. Eerst hebben de zusters haar eens goed onder handen genomen, haar gebaad en gereinigd en gekleed — dat spreekt vanzelf; want ze kon zóó niet op reis gaan naar het Reddingshuis — en toen was 't al een heel andere Kaatje geworden! en wat was ze dankbaar! en nu van uit het Reddingshuis krijgen de zusters de beste berichten over haar. Voor de andere kinderen moet nog gezorgd worden, maar die zaak is in handen van den Voogdijraad. * * * J. was een knap werkman, maar hij was wat men noemt een stille drinker. De wereld wist het niet, maar zijn vrouw wist 't zooveel te beter, en had er heel wat verdriet en ellende van. Ten slotte kwam het zoo ver, dat hij zijn werk niet meer doen kon, zoodat de patroon hem ontsloeg. Dat was verleden jaar. Het liep tegen Kersttijd. Hoe het zoo kwam, wist ze niet, want ze kwam anders niet in 't Leger, maar op zekeren avond was juffrouw J. toch eens de zaal van 't korps (niet de Barmhartigheidspost) binnengestapt. Daar stond een prachtige Kerstboom en daar werd zoo heerlijk gezongen en gesproken! Juffrouw J. kreeg de tranen in de oogen, en tegen het einde der bijeenkomst zat ze waarlijk te schreien. Toen kwam daar een vriendelijke zuster naar haar toe, eene Soldate van dat korps, en vroeg haar of ze iets voor haar ^<">en kon. De hartelijkheid van de zuster maakte, dat juffrouw J. haar hart uitstortte en de zuster alles vertelde omtrent haar man en de huiselijke omstandigheden. Dat was juist iets voor de zusters van den Barmhartigheispost, vond de Soldate, en zij vertelde hun dus het geval en gaf hun het adres van de familie J. Kort daarop werd juffrouw J. ziek en toen was het een zegen, dat ze de „zusters" had leeren kennen; wat zorgden die toen heerlijk voor haar! Beiden J. en zijn vrouw zijn verleden winter tot bekeering gekomen door middel van de bijeenkomsten van het Leger des Hei's. Door bemiddeling der Barmhartigheidszusters heeft J. weer werk gekregen. Thans werkt hij in een andere stad en het volgende is een uittreksel uit een brief, dien de Barmhartigheidszuster een paar dagen geleden van juffrouw J. ontving. Zij schrijft, dat ze weer ziek is geweest en gaat dan voort: „Ik heb veel moeten missen wegens de vertroosting bij mijn ongesteldheid; ik dacht meermalen aan u, toen ik te ziek was. hoe uw vriendelijke verschijning en glimlach en woorden van troost mij weer geruststelling inboezemde; nog daarbij die groote kan heerlijke soep. Die tijd is onvergeetbaar met al zijn toevoeging daaraan" * * * Uit het voorgaand geval blijkt, hoe Korpswerk en Barmhartigheidswerk vaak elkaar in de hand werken, want het Leger is één groot geheel, en het doel van alle afdeelingen ervan is precies hetzelfde: redding van den geheelen mensch, ziel en lichaam. En als wij van geestelijk en maatschappelijk werk spreken, is het niet omdat de eene afdeeling uitsluitend op geestelijk gebied werkzaam is, en de andere uitsluitend op maatschappelijk. Dit zou niet moge- lijk zijn. Wij kennen geen ander middel om menschen, die gevallen zijn, maatschappelijk er weer boven op te brengen, d. w .z. hen permanent op te heffen, dan de groote geestelijke kracht van wedergeboorte, vernieuwing des harten door het geloof in Jezus Christus en door de kracht des Heiligen Geestes. En zoo zijn dan de evangelie-prediking in onze korpsen en de pogingen tot opheffing van ongelukkigen en gevallenen door middel van ons Maatschappelijk Werk alle gericht op hetzelfde doel. Tn een onzer groote steden, waar de kermis nog niet is afgeschaft, houden de Korps-Officieren, bijgestaan door de Barmhartigheidszusters, kermis-samenkomsten, waarvan het middelpunt is een tentje voor den verkoop van Bijbels, teksten, traktaatjes, enz. „Och, zuster, zei na afloop van zoo'n korte samenkomst een man, die onder de schare aandachtig had staan luisteren, „zou u niet eens bij mijn vrouw willen komen? Zij drinkt. Als iemand wat voor haar doen kan, dan zijn het de zusters van 't Leger." Een man, die voor de verleiding was bezweken en zijn patroon had opgelicht om geld voor drank te krijgen, stond ook te luisteren bij dat tentje op de kermis. Zijn oplichterij was ontdekt en de patroon had gedreigd het aan te geven, nadat hij hem had weggejaagd. De man was radeloos Wat 7n 11 Vn'i u:: _i uuv.il , XV.1W11 in N r . r rif» Heilssoldaten, kwam er een straal van hoop in zijn hart. Die zouden hem misschien kunnen helpen! Hij ging naar den leider der samenkomst en bekende hem alles. De Officier sprak hem ernstig toe en beloofde te doen wat hij kon. Door zijn voorspraak werd de patroon er toe gebracht het nog eens met den man te probeeren, wanneer deze het- ontvreemde bij gedeelten terug zou betalen, waarvoor het Leger borg moest blijven. Op deze voorwaarde werd hij teruggenomen; de Barmhartigheidszusters bezoeken dat gezin nu geregeld en zorgen, dat de terugbetaling geregeld plaats heeft. De man is reeds veel veranderd, en de zusters hopen hem eerlang geheel veranderd te zien, als hij geleerd zal hebben de toevlucht te nemen tot den Vriend van zondaars, Die alleen verlossen en bewaren kan. HET VRAAGSTUK DtK EX-GEVANGENEN „Gedenk der gevangenen, alsof gij mede gevangen waart." Hebr. 13 : 3. Wie onzer komt deze vermaning na? Wie onzer geeft zich de moeite om — al is 't maar voor eenige oogenblikken — zich in te denken, wat er om moet gaan in de gedachten en in 't gemoed van den man, die „achter de tralies" zit? Eigen schuld! Z'n verdiende loon! Met zulke uitspraken is men gauw genoeg klaar, als men in de couranten de berichten over gepleegde diefstallen, oplichterijen, enz. en de verslagen der rechtszittingen leest, en dan zet men de zaak uit zijn gedachten en leest en praat weer over wat anders. Hier is bijvoorbeeld een geval, waarvan eenige maan den geleden de couranten ons de bijzonderheden meedeelden. Hij is een nog betrekkelijk jonge man, die van gewoon brievenbesteller opgeklommen was tot een hoogeren post, een post waarbij voortdurend pakketten van waarde en dergelijke door zijn handen gingen. Deze man heeft een vrouw en drie jeugdige kinderen. Het vrouwtje is heel zwak en heeft veel versterkend voedsel noodig. De inkomsten — f 13 per week en in Amsterdam — blijken on voldoende om daarin te voorzien. Kan men zich niet indenken, hoe op een oogenblik de verzoeking te sterk wordt en hij de misdaad begaat? Let wel, wij willen hem niet vrijpleiten van schuld, wij willen alleen maar laten zien, Werkverschaffing Rotterdam. Sorteeren van papier. hoe een tot dusver eerlijk en oppassend man door één onbezonnen stap kan komen tot een val, die hem voor zijn heele leven brandmerkt als misdadiger. Daar zit hij nu in zijn cel. Het geheele gezin is uit elkaar gerukt; de vrouw bij hare ouders terug, de kinderen elders bij bloedverwanten. Wat moet er niet omgaan in 't hart van dien vader, als hij de portretjes van zijn lieve kinderen bekijkt? Ze zijn nu nog te jong om te beseffen, waarom vader niet meer bij hen is; zij weten niets af van de gevangenis, waarin hij opgesloten zit. Eenmaal zullen zij het begrijpen; eenmaal zal het hun nagehouden worden door domme of hartelooze menschen, dat hun vader gezeten heeft. Aan dat alles denkt hij, als hij naar die portretjes kijkt. En hij denkt ook aan de toekomst, aan het uur, waarop zijn straftijd om zal zijn, waarop hij vrouw en kinderen zal terugzien. Maar wat zal die toekomst brengen? Wat zal er van hem en van de zijnen worden, als hij weer vrij zal zijn? Wie zal hem vertrouwen? Wie zal hem aan een betrekking helpen, waardoor hij weer in staat zal zijn het brood te verdienen voor vrouw en kinderen? Het „Nederlandsch Genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen", van welks plaatselijke commissies gedurende de laatste jaren ook enkele Officieren van het Leger des Heils deel uitmaken, stelt zich ten doel gevangenen bij hun ontslag uit de gevangenis behulpzaam te zijn in het vinden van betrekkingen, terwijl de leden dier commissies, door herhaalde bezoeken aan de gevangenen in hun cellen, vooraf met hen in kennis komen en trachten invloed ten goede op hen uit te oefenen. Tot dusver is dit de eenige kans voor het Leger in Nederland, of juister uitgedrukt voor drie van zijn Officie ren (een in Amsterdam, een in Rotterdam en een in Zwolle) om toegang te krijgen tot enkele gevangenissen. Het is maar een heel beperkte kans, zooals men ziet. En hoewel dankbaar voor deze gelegenheid, om iets te doen voor onze ongelukkige broeders, is het bij lange na niet wat het Leger zou wenschen te doen of wat het zou kunnen doen, als ons in dit opzicht meerdere vrijheid werd geschonken. In de nieuwere werelddeelen — Afrika, Australië, Amerika — hebben de regeeringen reeds sedert vele jaren aan het Leger des Heils toestemming gegeven, in de gevangenissen te gaan en voor de gevangenen te doen wat zij kunnen, door het houden van verlossings-samenkomsten, persoonlijke bezoeken in de cellen, bezoeken in de ziekenzalen der gevangenissen, enz. enz. In die landen heeft dat werk reeds vele gunstige resultaten opgeleverd, gevangenen zijn grondig bekeerd geworden en hebben daardoor een kracht leeren kennen, waardoor zij voortaan staande konden blijven in de verzoeking; het Leger heeft de ontslagen gevangenen in betrekkingen geholpen, of hen eerst een tijdlang opgenomen in daarvoor bestemde Inrichtingen. Hierbij moet ook in aanmerking genomen worden, dat het in die landen veel gemakkelijker gaat een ex-gevangene weer geplaatst te krijgen. De blik is daar ruimer, de algemeene opinie minder bekrompen. Hiér geldt nog te zeer het „eens 'n dief, altijd 'n dief;" daar gelooft men, dat men den man een kans behoort te geven er weer boven op te komen. Maar -— er komt ook hier in dit opzicht verbetering; de algemeene opinie op dit punt ondergaat reeds een wijziging, en vooral onder Christenen be- seft men meer en meer, dat men den gevallen broeder de helpende hand behoort te bieden, en het hem mogelijk te maken terug te keeren tot een plaats in de maatschappij. In afwachting van den tijd, dat het Leger ook hier te lande meerdere gelegenheid zal krijgen om onder gevangenen te arbeiden, hebben wij reeds sedert een aantal jaren ons TEHUIS VOOR ONTSLAGEN GEVANGENEN op de Landkolonie onder Lunteren. Bij een bezoek, dat ik daar dezer dagen bracht, vroeg ik den Chef dier Inrichting, Stafkapitein Stel, mij eenige gevallen mee te deelen van mannen, die door middel van dit Tehuis weer op de been geholpen zijn. En toen ging de Chef aan het vertellen en in een ommezien had ik verscheidene bladzijden van mijn notitieboek volgeschreven met merkwaardige geschiedenissen. Niet alle zijn evenwel voor publicatie geschikt en het bestek dezer kleine brochure laat het evenmin toe er vele mee te deelen. „Hier is juist een brief, dien ik dezer dagen ontving van een jongen man, die drie jaar geleden bij ons was," zei de Stafkapitein. Zijn geschiedenis is ongeveer als volgt. Hij was iemand van goede familie, bekleedde een goede betrekking, maar door omgang met loszinnige vrienden ging hij den verkeerden weg op, verkwistte een boel geld en kwam eindelijk tot een daad, die hem in de gevangenis bracht. Na zijn ontslag zwierf hij rond zonder betrekking, ging naar 't buitenland, totdat zijn vader de hulp van het Leger des Heils inriep om den jongen man op te sporen. Hij werd gevonden en men bood hem een plaats aan op de Landkolonie, waarin hij eerst weinig zin had Maar toen hij er eenmaal was, paste hij goed op, leerde landbouwwerk verrichten en kreeg na een jaar op de Kolome gewerkt te hebben door bemiddeling van het Leger des Heils een goede betrekking in Canada. Het beste van alles is, dat deze jonge man op de Kolonie tot den Heiland kwam, zoodat hij in ieder opzicht een „nieuw leven is begonnen. Hij schrijft nu aan Stafkapitein Stel, dat hij reeds ruim twee jaar in zijn betrekking is, waar het hem goed bevalt en waar hij ook algemeen geacht is. Nog een brief liet de Stafkapitein mij zien van een man, ie een paar jaar geleden rechtstreeks uit de gevangenis naar de Kolonie kwam, waar hij vijf maanden bleef. Door bemiddeling van den Chef werd hij toen als huisknecht geplaatst in een deftige familie. Natuurlijk werd voor dez» niet verzwegen, wat het verleden van den man was. 't Is altijd beter de menschen ronduit mee te deelen, dat het een ex-gevangene is, voor wien wij plaatsing zoeken. Deze man heeft zich tot hiertoe het vertrouwen, dat in hem gesteld werd, waard getoond. Van nog andere jonge mannen, wier geschiedenis veel gelijkt op de reeds meegedeelde, vertelde mij de Stafkapitein, jonge mannen die een bron van zorg en menigmaal \an schande voor hun familie waren, die na op de Kolonie een proeftijd te hebben doorgemaakt, en in vele gevallen daar het landbouwvak geleerd te hebben, vervolgens in Canada aan betrekkingen zijn geholpen. Is Canada de eenige uitweg? zou men geneigd zijn te vragen. Maar er waren er ook, die in Duitschland geplaatst werden als melkknecht op groote boerderijen. Ons land is klein, en men kan zich voorstellen, dat iemand die hier zijn goeden naam heeft verloren, liefst in een ander land opnieuw wil beginnen en dat dit vaak ook wenschelijk is. Van het bekende echtpaar uit D., waarvan de man een jaar op de Landkolonie en de vrouw dienzelfden tijd in een onzer Reddingshuizen doorbracht (wier geschiedenis in het Jaarverslag van 't vorig jaar werd meegedeeld) kon de Stafkapitein de beste berichten meedeelen. Op de fabriek, waar deze man door de pogingen van Stafkapitein Stel en de vriendelijke bemiddeling van enkele héeren te D. een plaatsing heeft gekregen, geeft hij tot nu toe steeds voldoening, en als men het vriendelijke werkmanshuisje binnentreedt, waar hij nu met zijn vrouw woont en waar zij tezamen God dienen, stemt het tot blijdschap en dankbaarheid de groote verandering op te merken, die in dit gezin heeft plaats gegrepen. DE LANDKOLONIE. Ofschoon wij met deze kleine brochure geenszins beoogen een volledig jaarverslag te geven van alle vertakkingen van ons werk, willen we toch de Landkolonie niet stilzwijgend voorbijgaan. Een en ander omtrent het werk dat daar geschiedt in de hervorming van menschenlevens, de verandering van waardelooze en vaak schadelijke elementen d-er samenleving in bruikbare werkkrachten en nuttige leden der maatschappij, werd in het vorig hoofdstuk meegedeeld. Het zal echter den belangstellenden vrienden van dezen tak van ons werk belang inboezemen, iets omtrent de Kolonie zelve te vernemen. Deze ondergaat van jaar tot jaar veranderingen in de goede richting. Het weri- van ontginning en verbetering van den grond gaat altijd voort; de tastbare bewijzen daarvan zijn te vinden in veie bekroningen en eervolle vermeldingen, welke de producten ili: Kolonie op Landbouw-tentoonstellingen in omliggende plaatsen, o.a. verleden jaar in Deventer en dit jaar in Ede, ten deel zijn gevallen. Bij mijn bezoek aan de Kolonie dezer dagen liet de Chef mij verschillende gewassen zien, die te Ede tentoongesteld zijn geweest, o.a. de prachtige rogge — ruim 2 M. hoog en met zulke mooie, volle aren, als ik maar zelden gezien heb — die daar den Eersten Prijs behaalde. Voor het eerst werd dezen zomer een proef met tarwe genomen, een zeldzaam gewas op de Veluwe. Ook die was in Ede tentoongesteld en ontving eervolle vermelding. Wat thans nog te velde staat — hoofdzakelijk knolrapen — zag er goed uit. Dat is ook een gewas, waar de Kolonie veel succes mee heeft. Over het geheel blijkt uit de voortbrengselen, dat de gronden der Kolonie uitstekend bewerkt worden, en niet minder, dat de onmisbare zegen Gods dezen arbeid heeft gekroond. Enkele flinke verbeteringen, dit jaar tot stand geko- Slaapzaal. Industrieel Tehuis, Amsterdam. men, vallen dadelijk in het oog. Vooreerst zijn de meeste hooge wallen, die met eiken- en ander hakhout begroeid waren, geslecht en zijn zoodoende strooken gronds van zes M. breedte aan de akkers toegevoegd. Dit werd gedaan aan de zijde, waar de Kolonie grenst aan den zwarten sin- telwegen ook op verschillende plaatsen tusschen de afzonderlijke akkers. Niet alleen is hierdoor bouwland gewonnen, maar de Kolonie heeft er een geheel ander aanzien door gekregen, veel ruimer en flinker. Men ziet dadelijk dat men hier een groote Inrichting voor zich heeft. Nette nieuwe hekken zijn geplaatst, en dit najaar zal aan de wegzijde een doornhaag geplant worden. Nog een verbetering is de verbouwing van een deel der oude boerderij. De koestallen zijn gebleven, maar het vaÏ'Ïe V6h dee' V3n h6t gCb0UW' de vroe^ woning van den boer is veranderd in ruime droge magazijnen voor koren, aardappelen, enz. Houten vloeren en betimmeringen zijn aangebracht, terwijl tuimelramen aan alle zijden zo geVen " de" W'nd doorheen te laten spelen, oodat de magazijnen volkomen droog en frisch zijn. e. veestapel is in uitstekenden toestand, en vooral de fokkerij van varkens leverde dit jaar goede inkomsten op et was een prachtig gezicht de vijf groote hooi- en korenergen te zien staan op zij van de wagenschuur. Vroeger stonden er drie; daarna kwam er een vierde bij Verleden jaar moest men een vijfde bouwen, maar dit jaar was de hooioogst zoo groot, dat men nog weer plaats te kort kwam. P mijn vraag naar het gedeelte van de Kolonie dat nu nog onontgonnen is, deelde de Stafkapitein mij mee, dat dit thans nog slechts twaalf Hectaren zijn. Als het weer dezen winter gunstig is voor dat soort arbeid, zal het grootste gedeelte daarvan kunnen worden afgegraven en omgespit voor het volgende voorjaar. Iemand, van een door Komm. Ridsdel geteekende volmacht voorzien, hoopt uw antwoord te komen halen. Waar dit echter niet kan geschieden wordt u beleefd ver- ^ zocht ons uwe bijdrage over de post te doen toekomen of in gesloten enveloppe te doen bezorgen bij de Officieren van het dichtstbijgelegen Korps of Inrichting. Voor bijdragen van f 5.— en daarboven wordt binnen een maand na afloop der Aanvrage een officieele kwitantie van het Hoofdkwartier gezonden. Ieder jaar wordt een balans van het Leger des Heils uitgegeven, die op franco aanvrage voor belangstellenden verkrijgbaar is aan het Hoofdkwartier, Prins Hendrikkade 49-51, Amsterdam. Indien u mocht verlangen met het Leger des Heils en zijn arbeid op de hoogte te blijven, raden wij u aan een abonnement te nemen op zijn orgaan „De Strijdkreet," dat wekelijks in twaalf bladzijden het licht ziet en a f 0.65 per kwartaal franco per post wordt toegezonden. Mocht iemand wenschen den arbeid van het Leger des Heils bij uiterste wilsbeschikking te gedenken, dan verzoeken wij vriendelijk de volgende formule te gebruiken: Aan de Stichting het Leger des Heils, gevestigd te Amsterdam, opgericht den 25sten Jan. 1896 bij acte van den destijds aldaar gevestigden Notaris F. C. P. Boterhoven de Haan verleden, ter beschikking van haar bestuurder of bestuurders, etc. etc.