r 1 Vrouwen- en Bedeelden-Kiesrecht in de Ned. Hervormde Kerk. Electr. Drukkerij C. C. Hoekstein, Leeuwarden. I \ Vrouwen- en Bedeelden-Kiesrecht in de Ned. Hervormde Kerk. Èlectr. Drukkerij C. C. Hoekstein, Leeuwarden. L. S. Nevensgaande inleiding werd door mij gehouden op de Classicale Conferentie van 12 November 1917 te Leeuwarden. De vergadering verzocht mij deze inleiding voor den druk te willen afstaan om haar zoo ruim mogelijk te kunnen verspreiden. Ik meende dit eervol verzoek niet te mogen weigeren en zou mij van ganscher harte verheugen, indien deze inleiding een weinig zou mogen meewerken, dat de voorloopig aangenomen wetswijzigingen voor vrouwen- en bedeelden-kiesrecht met de vereischte meerderheid van stemmen der gezamenlijke leden van de Provinciale Kerkbesturen en van de Commissie tot de zaken der Waalsche Kerken werden goedgekeurd. Ds. D. J. ARIS. DRACHTEN, Januari 1918. L. S. Namens de Classicale Conferentie bovengenoemd, en op haar verzoek, wordt dit geschriftje aangeboden ter ernstige overweging aan allen, die mede zullen hebben te beslissen in den loop dezes jaars over de al of niet invoering van vrouwenen bedeelden-kiesrecht in de Ned. Herv. Kerk. Het Moderamen der Conferentie, Dr. C. H1LLE RIS LAMBERS, pred. te Jorwerd, Voorzitter. Ds. G. J. KOOPS, pred. te Beers en Jellum, Penningmeester. Ds. B. KLEIN WASSINK, pred. te Leeuwarden, Secretaris. LEEUWARDEN, Februari 1§18. Geachte Vergadering, Het Classicaal Bestuur van Leeuwarden heeft mij verzocht op deze Classicale Conferentie een korte inleiding te willen geven over de voorloopig door de Synode aangenomen wetswijzigingen voor vrouwen-en bedeelden-kiesrecht. Ik heb gemeend aan dit verzoek te moeten voldoen, omdat het mijns inziens een gróót onrecht is, dat in onze Christelijke kerk nog steeds de vrouwen en de bedeelden van het kiesrecht zijn uitgesloten. De dames vergeven het mij, dat ik eerst spreek over het kiesrecht der bedeelden, aangezien deze zaak in korter tijd kan worden afgehandeld. In art. 3* alinea 2 van het Algemeen Reglement wordt o.a. bepaald, dat geen stemrecht wordt uitgeoefend door hen, die in het jaar, dat aan de stemming of verkiezing voorafgaat, door eenig armbestuur zijn bedeeld geworden. De Synode stelt nu voor deze woorden te schrappen. De tegenstanders hebben de volgende argumenten : le. „De bedeelden", zeggen zij, „staan onder curateele van de Diaconie. Gelijk de ouderlingen de gemeente vertegenwoordigen, zoo vertegenwoordigt de Diaconie de door haar bedeelden. ') Derhalve zou het toch te dwaas zijn, dat de bedeelden invloed uitoefenen op de keuze van hen, onder wier voogdij zij zijn gesteld". Maar is deze beschouwing juist? Zijn de Diakenen de voogden van de bedeelden ? Neen, Zie De Geref. Kerk No. 1081. zij zijn hun broeders, die de heerlijke taak mogen vervullen om hun arme broeders en zusters te steunen en te helpen met hetgeen door de gemeente om des Heeren wil voor de nooddruftigen wordt verzameld. 2e. „De bedeelden", zeggen de tegenstanders, „zijn bijna altijd arm geworden door hun eigen schuld. Zij zijn te lui om te werken of zij hebben verkwist hetgeen zij verdiend hebben. En de zoodanigen zijn niet de gewenschte of bevoegde personen, die een beslissing bij een stemming hebben te geven". Het is waar, dat er gevallen kunnen zijn, die uitsluiting rechtvaardigen. Maar is armoede altijd eigen schuld ? Zal dan onze kerk den rechtvaardige met den goddelooze op gelijke wijze behandelen? Wij gelooven toch in een God, die het goddelooze Sodom wilde sparen, indien er tien rechtvaardigen gevonden werden. 3e. „De bedeelden", zeggen de tegenstanders, „zijn niet onafhankelijk, niet vrij. Er bestaat gevaar, dat Diakenen pressie op hen zullen uitoefenen bij het uitbrengen van hun stem". }) Dit argument is een klap in het aangezicht van onze broeders Diakenen, waartegen wel eens luid geprotesteerd mag worden. Wie onder ons onze broeders Diakenen tot zoo iets in staat acht, die zegge het! Bovendien zijn in onze gemeenten vele lidmaten in allerlei opzicht onzelfstandig en door allerlei oorzaak onvrij. En nu is het toch hard, dat alleen zij niet mogen stemmen, die niet vrij zijn door stoffelijke behoeftigheid. J) 4e. „Voor een kleine gemeente", zeggen de tegenstanders, „kan het kiesrecht der bedeelden een groot gevaar zijn. Het kan zijn, dat er weinig stemgerechtigden zijn en een vrij groot aantal van hen bedeeld Handelingen van de Synode 1917 blz. 311, worden". J) Maar toestanden in enkele kleine gemeenten mogen toch niet als maatstaf gelden voor het nemen van maatregelen, die den goeden naam en den gezegenden arbeid der gansche kerk raken. 2) Het is dan ook te hopen, dat deze wetswijziging eindelijk worde aangenomen. In onzen tijd toch wordt alles gedaan om de kerkelijke verzorging van de behoeftigen op hooger peil te brengen, maar een bepaling als deze, die de bedeelden van het kiesrecht uitsluit, doet haar juist dalen. Verder is het niet verdedigbaar, dat zij, die door particuliere vereenigingen geholpen worden, hun stemrecht behouden, maar die door hun eigen kerk geholpen worden, hun stemrecht verliezen. 3) Dan is het ten eenenmale onmogelijk te bepalen wat al dan niet bedeeling is. Het verstrekken van onderwijs en geneeskundige hulp, daaronder begrepen geneesmiddelen, is volgens art. 1 alinea 4 van het Synodale Reglement geen bedeeling. Maar is nu het verblijf in een sanatorium, is schoolvoeding, zijn versterkende middelen wel als bedeeling te beschouwen ? *) Evenmin als daar is in Christus dienstknecht of vrije, is daar in Hem arme of rijke. De achterstelling van de armen der gemeente, die vaak buiten hun schuld in moeilijkheden verkeeren, bij de meer gegoeden is een onrecht en een oneer voor onze Christelijke kerk. Het is in strijd met de eerste beginselen der barmhartigheid, dat de armen, die Christus in Zijn plaats heeft achtergelaten, als minderwaardigen van het kiesrecht worden uitgesloten. Hand. blz. 313. 2) Hand. blz. 317. 3) Hand. blz. 311. *) Hand. blz. 311. In art. 3 alinea 1 van het Algemeen Reglement lezen wij, dat stemgerechtigde leden eener gemeente zijn alle manslidmaten, die aan zekere eischen voldoen. De Synode stelt nu voor, het woord „manslidmaten" te vervangen door „lidmaten", d.w.z. om aan de vrouwen het actief stemrecht toe te kennen, het actief, niet het passief stemrecht. Wij hebben dus heden te spreken alleen over de kiesbevoegdheid van de vrouw, en niet over haar verkiesbaarheid. De argumenten tegen de kiesbevoegdheid van de vrouw zijn zoo talrijk, dat ik alleen de voornaamste zal kunnen bespreken. Ie. Men zegt: „de Bijbel is er tegen". Indien gij eens de teksten nauwkeurig naleest, die door de tegenstanders worden genoemd, dan zal het U duidelijk blijken, dat dit minder juist is uitgedrukt. Niet de Bijbel is er tegen, maar eenige uit hun verband gerukte en met de haren er bij gesleepte teksten zijn er tegen. Maar ik kan U evenveel teksten noemen, die er vóór zijn. Met teksten kan men alles bewijzen. Met teksten kan ik U bewijzen, dat de Bijbel voor de slavernij en voor de veelwijverij en voor het sabbatisme is en tegen den kinderdoop en tegen de geheelonthouding en tegen het antimilitairisme. Elke ketter heeft immers zijn letter. Het lust mij niet, al die teksten, die gewoonlijk worden aangehaald, op te sommen. Indien gij straks bij de gedachtenwisseling mij allerlei teksten naar het hoofd zult werpen, dan beloof ik U, dat ik evenveel teksten naar uw hoofd zal terugwerpen, en dan zullen wij zien, wie het best raken kan. Maar het zal jammer zijn van den tijd, die er mee verknoeid wordt. Het komt er op aan, of de kiesbevoegdheid van de vrouw in strijd is met den geest van de Schrift. En dan zeg ik met volle overtuiging: Neen ! Christus heeft de scheiding tusschen de beide geslachten principieel opgeheven. In Christus is geen man en vrouw. Wij gelooven allen, dat de Heilige Geest de gemeente in alle waarheid leidt. Mogen wij dan wel blijven staan bij uitspraken in den Bijbel, die te verklaren zijn uit de omstandigheden des tijds, in dit geval uit de toenmalige beschouwing van de positie der vrouw ? Er zijn in Gods Woord beginselen gegeven, die in verschillende tijden verschillend kunnen worden toegepast. Is er nu in de Heilige Schrift een beginsel te vinden, hetwelk verbiedt, dat de vrouw naast den man invloed uitoefene op den gang van zaken in de kerk? En nu zeg ik niet alleen: Neen, maar de Geref. Prof. Bouwman in zijn boek over 't Ambt der Diakenen en de Geref. Prof. Lindeboom in het tijdschrift: „Wat zegt de Schrift ?" zeggen ook neen ! 2e. Men zegt: „De geschiedenis getuigt ertegen. De Christelijke kerk van alle eeuwen heeft van geen vrouwenstemrecht geweten of willen weten". Maar de Christelijke kerk van alle eeuwen heeft tot voor ongeveer 60 jaar niet willen weten van de afschaffing van de s