138 S EXAMINATORIUM '■>' . . • in de KERKGESCHIEDENIS, ontworpen naar het LEERBOEK yan flr. j. H. RÏRTZ Bewerkt door Dr. J. A. GERTII YAN WIJK. TWEEDE DRUK. JD.5 KEMINK & ZOON, over den dom te utrcht. Prijs 90 Cts. EXAMINATORIUM in de KERKGESCHIEDENIS, ontworpen naar het LEERBOEK van IK J. H. RURTZ, Bewerkt door Dr. J. A. GERTII VAN W LTK. TWEEDE DRUK. KEMINK & ZOON, over den dom te utrcht. De IIH. Uitgevers wenschten dat het Examinatorium in overeenstemming gebracht werd met mijne nieuwe bewerking van het Leerboek der Kerkgeschiedenis van Kuetz; — en gaarne werd aan dit verlangen voldaan door Dr. J. A. Gerth van Wijk. Den Haag. /r.umva (bibliothee^ \^eiddt/ INLEIDING. § 1. De Kerkgeschiedenis en hare onderdeelen. 1. Wat is de Christelijke Kerk? 2. Wat is haar doel of hare bestemming? 3. Wie is haar Hoofd? 4. Waarom heeft zij eene geschiedenis? 5. Draagt deze het karakter van gestadigen vooruitgang? 6. Waarin openbaart zich de regeering van haar Hoofd en de werking van den Heiligen Geest? 7. Wat wordt dus door de geschiedenis der Kerk ons voor oogen gesteld? 8. Welke zijn de voornaamste onderdeelen der Kerkgeschiedenis? • . § 2. Bronnen voor de K.-G. 9. Welke bronnen zijn er voor de K.-G. 10. Wat verstaat gij onder oorspronkelijke, en wat onder afgeleide bronnen? § 3. Hulpwetenschappen. 11. Welke zijn de voornaamste hulpwetenschappen voor de K.-G.? 12. Welken dienst bewijst elke dezer hulpwetenschappen? Kurtz, Examinaiorium in de Kerkgeschiedenis. *1 § 4. Historiographie der K.-(i. 13. Wie kan als de Vader der Kerkgeschiedschrijving worden aangemerkt? ♦ 14. Hoe werd zijn werk voortgezet in de Grieksche Kerk? 15. Hoe werd destijds in dezen gehandeld in de Latijnsche Kerk? 16. Welke bouwstoffen leverden de Middel-Eeuwen voor de Historiographie der K.-G. ? 17. Waarom moest de Hervorming de kennis van de K.-G. bevorderen? 18. Wie trad in dezen, van Protestantsche zijde, baanbrekend op? 19. Wie stelde zich, van Roomschen kant, inzonderheid tegenover hem? 20. Noem enkele Kerkhistorische geschriften van beteekenis uit de 16e en 17c eeuw. 21. Welk beloop had de Historiographie der K.-G. in de 18e eeuw? 22. Wie hebben in de 19e eeuw zich zeer verdienstelijk gemaakt op het terrein van de Kerkgeschiedschrijving? 23. Noem enkele Nederlandsche Kerkgeschiedschrijvers, die zich in de 19e eeuw hebben onderscheiden. § 5. Verdeeling der K.-G. in tijdvakken. 24. Wat onderscheidt het karakter van eenig tijdvak van dat van een ander? 25. Op welke punten mag de verdeeling in tijdvakken alleen plaats grijpen? 26. Waardoor beveelt zich do hoofdverdeeling in OudeMiddel- en Nieuwe K.-G. aan? 27. Hoe worden deze gereedelijk elk weer in twee tijdperken gesplitst? 28. Hoe moet in dezen worden gehandeld ten aanzien der geschiedenis van de stichting der Kerk? DE VÓÓRCHRISTELIJKE WERELD, TOEBEREID VOOR HET OPTREDEN DER CHR. KERK. § 0. Het Heidendom. 29. Uit welk oogpunt beschouwt Paulus, Hand. XIV : 16, Gods weg en raad met de volken? ♦ 30. Strekte ook dit tot voorbereiding van het Heil? 31. Welk tweevoudig gondbeginsel ontdekken wij. in het Heidendom ? 32. Hoe ontsproot hieruit de negatieve voorbereiding tot het Christendom ? 33. Hoe de positieve? 34. Hoe ontstond het Heidendom; en wat is op godsdienstig gebied zijn algemeene karakter? 35. Hoe beschrijft Paulus het Kom. I: 21 vlg.? 36. Hoe verklaart men het ontstaan der talrijke stelsels van natuurgodsdienst ? 37. Hoe staan hier esoterisch en exoterisch tegenover elkander? 38. Welke elementen van waarheid vinden wij er in? 39. Welke was de invloed des heidendoms op het zedelijk, maatschappelijk en burgerlijk leven? 40. Welke sporen van ernst en veerkracht staan daartegenover? *41. In welken toesland trof de Kerk, bij hare eerste uitbreiding, de wereld aan in zedelijk opzicht? 42. Welken voorbereidenden invloed oefenden in het Heidendom wetenschap en kunst? 43. Hoe is te oordeelen over de oostersche theosophie en poëzie ? 44. Hoe over de philosophie, poëzie en historie bij Grieken en Romeinen ? * 45. Hoe werkten eenheid van wereldheerschappij, taal en handel voorbereidend ten goede? § 7. Het Jodendom. 46. Schets in korte trekken den gang der voorbereiding van het Heil onder Israël, van Abraham tot op Cyrns! 47. Wat gaf Mozes, wat Josua aan het volk? 48. Welke had nu de normale ontwikkeling der Theocratie moeten zijn? 49. Wat was de beteekenis van profetie en koningschap? 50. Welke gevolgen had de ontaarding van Israël? 51. Hoe vervormde zich de Messias-verwachting? 52. Hoe was de toestand van het Joodsche volk in de volheid des tijds? 53. Wat weet gij van de drie richtingen onder de Joden? 54. Wat van de Samaritanen en van Manasse? § 8. Punten van aanraking lusschen het Jodendom en het Heidendom. 55. Wat was het gevolg der veroveringen van Alexander den Groote? 56. Wat verstaat gij onder de Diaspora? 57. Waar ontwikkelde zich hét Joodsche Hellenisme en wie had daarop inzonderheid invloed ? 58. Wat heeft het Christendom daaraan te danken? 59. Hoe ontsloten de Hellenisten aan het Christendom den, . toegang tot de Grieksch-Romeinsche wereld ? (Septuaginta). 60. In welke verhouding stonden de Joden uit 't Oosten tot het Palestijnsche Rabbinisme? {Talmud). 61. Hoe beschouwden de volken gemeenlijk de Joden? 62. Wat weet gij van de Proselieten? * § 9. De volheid des tijds. 68. Wat verstaat gij onder de uitdrukking: de volheid des tijds? § 10. Jezus Christus, «le Heiland der wereld. 64. Geef eene korte schets van het leven van Jezus op aarde. 65. Welke berichten aangaande Jezus, niet op de N. T. geschriften gegrond, zijn u bekend? OUDE KERKGESCHIEDENIS. Stichting der Kerk, tot den tijd van Karei den Groote. (30—800).^ § 11. Inhoud, splitsing en afsluiting van de Oude K.-G. 66. Hoe werd het in Christus verschenen Heil der GriekschRomeinsche wereld medegedeeld? 67. In welke tijdvakken wordt de Oude K.-G. gesplitst? 68. Wat is van elk dezer beide tijdvakken het karakter? EERSTE TIJDVAK DER OUDE KERKGESCHIEDENIS. De Kerk der eerste drie eeuwen. § 12. De drie op elkander volgende eeuwen van dit tijdvak. 69. Welk karakter draagt de Apostolische tijd? Welk de Na-apostolischef Welk de Oud-Katholieke periode? * § 13. De Zendingswerkzaamheid der Apostelen. 70. Welke dag is als de geboortedag der Christelijke Kerk te beschouwen? 71. Tot hoever werd het Evangelie uitgebreid door de eerste vervolging? 72. Waar predikte Philippus, één der zeven Diakenen? 73. Wat verrichtte Petrus te Caesarea? 74. Uit welke bestanddeelen vormde zich eene gemeente te Antiochië ? 75. Waar werkte Barnabas, de Leviet? 76. Waarheen ging de eerste zendingsreis van Paulus en Barnabas? (48 n. C.) 77. Waarheen de tweede van Paulus en wie vergezelden hem toen? (52—54 n. C.) 78. Waarom scheidde zich Barnabas van hem? 79. Waarheen ging Paulus' derde zendingsreis en wie vergezelden hem daarbjj ? (55—58 n. C.) 80. Waarom werd hij te Jeruzalem gevangen genomen; en hoe was zijn uiteinde? 81. Wat weet men van de overige Apostelen: Jacobus (den oudere), Petrus, Jacobus (den jongere, den broeder des Heeren), Johannes? § 14. Joodsche en Heidcnsclie tegenwerking. 82. Waaruit is de tegenwerking en vijandschap der Joden te verklaren? 83. Welke vervolgingen ontstonden daardoor, en welke slachtoffers vielen daarbij? 84. Hoe maakte de verwoesting van Jeruzalem daaraan een einde? 85. Wat gaf aanleiding tot vervolging van den kant der Heidenen? (Hand. XYI : 20 vlg.) 86. Hoe handelde Nero met de Christenen? § 15. Joden- en Heiden-Christendom. 87. Welke voorwaarde achtten aanvankelijk ook de Apostelen noodig voor de Heidenen, opdat zij konden opgenomen worden in de Christelijke gemeente? 88. Wat zien wij bij Slephanus en Philippus? 89. Werd hun arbeid door de Apostelen erkend ?- 90. Wat had Petrus, volgens Hand. X, nog noodig? 91. Werkte het hem gegeven visioen beslissend op den zendingsarbeid? 92. Wat geschiedde te Antiochië'f (Hand. XI: 19 vlg.) 93. Waartoe werd Barnabas derwaarts gezonden? 94. Welke tweespalt veroorzaakten aldaar Joodschgezinde ijveraars? 95. Welke beslissing werd op het Apostel-concilie te Jeruzalem genomen? 96. Waartoe leidde het onderhoud van Paulus met de drie „zuilen der kerk"? (Gal. II : 1 —10). 97. Tot welke zwakheid verviel Petrus? 98. IIoo stond Jacobus de Rechtvaardige tot dit JodenChristendom? waardoor stierf het uit? § 16. Inrichting der gemeenten en tucht. 99. Hoe werd in de gemeente het algemeen priesterschap der geloovigen gehuldigd? 100. Wat zijn Charismata? 101. Waaruit ontsproot de noodzakelijkheid van het bestaan van gemeenteambten? 102. Waartoe diende de kerkelijke tucht? 103. Geef een nadere beschrijving van de genadegaven , in haar tweeërlei aard. 104. Wat zijn Presbyteri en Episcopi? 105. Wat Diakenen, Diakonessen en Evangelisten? 106. Hoe werden zij tot hun ambt gekozen en gewijd P § 17. Christelijk leven en cerèdicnst. 107. Wat was het groote beginsel des christelijken levenB? 108. Hoe bleek dit ten opzichte van het bezit der tijdelijke goederen? 109. Welke waren de drie zedelijke kankerziekten der oude wereld en hoe werden zij in en door de gemeente tegengegaan ? 110. Welke groote vlekken ontsierden • reeds spoedig de jeugdige gemeente? 111. Welke gebreken drongen in de rijke gemeenten uit de Heidenen vroegtijdig binnen ? 112. Hoe was de eeredienst oorspronkelijk ingericht? 113. Welke dag werd als aan den eeredienst gewijd gevierd? 114. Hoe geschiedde de doop-, en was de kinderdoop reeds terstond gebruikelijk ? 115. Wat leiden wij af uit Jacobus Y : 14—16? § 18. Leer en dwaalleer. 116. Wat gaf aanleiding tot het ontstaan der Evangeliën en der Brieven ? 117. Hoe vroeg begon men met de verzameling dezer Schriften? 118. Bestond er reeds toen een geloofsleuze, als kenteeken der rechtzinnigheid? 119. Wat gaf Patdus, en wat Johannes aan, als het onmisbare kenmerk van het Christelijke bestaan? 120. Welke onderscheidene hoofdrichtingen zijn in de drie voornaamste Apostelen, Paulus, Petrus en Johannes te onderkennen ? 121. Sluit de eene de andere uit? 122. Waaruit ontstonden de ketterijen in den Apostolischen tijd? 123. Welken invloed had het binnendringen van het Farizeesche judaisme? 124. Welke sporen vinden wij van Sadduceesch scepticisme? 125. In welke vier partijen was de gemeente te Corinthe verdeeld ? • 126. Wat weet gij van de nog veel gevaarlijker joodscliheidensche Gnosis? 127. Waar werd zij vooral aangetroffen? 128. In welke verhouding stond Paulus tot haar? * 129. Hoe vond Johannes haar later ontwikkeld? 130. Wat zijn de Nicolaieten f § 19. De Kerk, na den apostolischen tijd, door liet heidendom vervolgd. 131. Wat is u bekend van Barchochba? 132. Wat deed Hadrianus ten opzichte van Jeruzalem? 133. Hoe gaven de Joden daarop lucht aan hun vernieuwden haat tegen de Christenen? 134. Wat weet gij van de Mischna? 135. Welke was de verhouding der staatswet tegenover eiken vreemden Godsdienst? 136. Wat moest de Regeering van het Christendom afkeerig maken? 137. Wat het volk? Wat waren goëten? 138. Wat viel voor onder Trajanus ? Wat weet gij van Plinius, Simeon van Jeruzalem, Ignatius v. Antiochië. 139. Wat viel voor onder Hadrianus? 140. Wat onder Marcus Aureliüsf Wat stuitte dezen Stoicijn in het Christendom tegen de borst? Wat weet gij van JustinusMartyr, Polycarpus, Photinus, Blandina, Ponticus? 141. Wat had plaats onder Septimius Severus? Wat weet gij van de vervolgingen in Egypte en Noord-Afrika? wat van Perpetua en Felicitas? 142. Wat geschiedde onder Alexander Severus en onder Philippus Arabsf 143. Wat onder Decius? 144. Wat onder Valerianus? Wat weet gij van Cyprianus, Sixtus II, Laurentius? 145. Wat verleende Gallienus aan de Kerk? 146. Hoe handelde Diocletianus? (Welken invloed oefende Galerius? Wat geschiedde in 303 te Nicomedië in Bithynië? Wat zijn traditores? Wat deed Maximinus? Wat zijn de Acta Pilati?) * 147. Wat is u bekend van Constantijn? "Wat was het vaandel Labarum? Wat bepaalde het Edict van Milaan? Hoe eindigde de betrekking tusschen Licinius en Constantijn? 148 Wat is het Nieuw-Platonisme? Wat weet gij van Celsus, Porphyrius en Hiërocles? 149. Hoe handelden de Apologeten? 150. Geef eene schets van de uitbreiding des Christendoms in den na-apostolischen tijd. 151. Hoe openbaarde zich onder de vervolgingen de goddeljjke kracht des Christendoms? § 20. Het gevaar, vau den kant van het Jodendom cn Heidendom, inwendig liet Christendom bedreigende. 152. Hoe dreigde de Kerk van deze beide zijden gevaar? 153. Waaruit ontsproot het Ebionitisme, waaruit het Gnosticisme en het Manicheisme ? 154. Welke van deze richtingen hield het hardnekkigst stand ? 155. Wie waren de Nazareërs, wie de Ebionieteri ? 156. Wat is het Gnosticisme? 157. Welke problemen zocht het op te lossen? 158. In welke twee groepen is het gesplitst? 159. Hoe dacht het Egyptische Gnosticisme over God? 160. Hoe over de emanatie en de aeonen? 161. Hoe over de Dai* of materie1} 162. Hoe over het ontstaan der zinnelijke wereld ? Wie is de Demiurg f 163. Hoe werd het ontstaan van het kwaad in dit stelsel voorgesteld ? 164. Welken invloed oefende de Demiurg, na het ontstaan der wereld, uit? 165. Hoe dachten de Egyptische Gnostieken over den aeon Christus ? 166. Wat is in hun stelsel de verlossing? 167. Hoe onderscheidt zich hiervan het Syrische Gnosticisme ? 168. Wat weet gij van Cerinthus? 169. Wat van Basilides? * 170. Wat van Valentinus? 171. Wie waren de Ophieten? 172. Wie was Tatianus? Wat waren de Enkratieten? 173. Wie was Mardonf Wie Cerdoï 174. Wat weet gij van de Clementine»? 175. Waartoe vervielen de Gnostische secten? 176. Wat weet gij van Manif 177. Wat zijn de grondgedachten van het Manicheïsme? 178. Hoe trachtte Mani de Kerk te organiseeren ? § 21. De bestuursinrichting der Kerk. 179. Welke verhouding ontstond allengs tusschen de Bisschoppen en de Presbyters f 180. Welke voorrechten werden aan de eersten toegekend? 181. Hoe ontstond het onderscheid tusschen den Clerus en de Laicif 182. Hoe ontstonden de kerkelijke ambten van Subdiakenen, Acoluthen, Exorcisten, Lectoren en Deurwachters? 183. Wie waren de Confessorenf 184. Wat zijn Epistolae formatae? 185. Wat is een Metropoliet f 186. Hoe beschouwde men de sedes apostolicae? § 22. Kerkelijke tucht en Christelijk leven. 187. Wie werden in dit tijdperk geëxcommuniceerd, en wat zijn lapsi? 188. Hoe ging het met hunne wederopneming ? 189. Wat zijn libelli pacis f 190. Welk karakter verkreeg onder de vervolgingen het christelijk leven1 191. Wat werd door de Christenen vermeden? 192. Hoe beschouwde men gebed, vasten, goederenbezit, huwelijk en ascese? Wat is een opus operatum? 193. Wie was de eerste anachoreet ? 194. Noem de vier deelen der kerkelijke boete. 7 § 23. De Christelijke eeredienst. 195. Welke uitbreiding verkreeg in den na-apostolischen tijd de gemeenschappelijke Godsvereering ? Hoe waren de eerste vergaderplaatsen ingericht? Wat was de naam der avondmaalstafel? Waarom kwam men gaarne bijeen op de graven der martelaren? Wat noemde men hunne natalitia? Hoe beschouwde men de beelden? Welke symbolen werden gebruikt? 196. Wat is u bekend van den cyclus der feesten? Yan den dies stationum ? Yan de semi jejunia? Yan het Paaschfeestende quadragesima ? Van het Pinksterfeest? Yan den Hemelvaartsdag? Yan het Epiphaniënfeest? Van de vigiliae, of ? 197. Welke strijd ontstond over het Paaschfeest? Wat is nócaxx i 7rpo(r>cvvt]ai$ in onderscheiding van \XTpsla,? '363. Wat geschiedde onder Leo den Armeniër? (Theodorus Studita") 364. Wat was het einde van den beeldenstrijd na de regeering van Micliael Balbus en zijn zoon Theophilus? § 39. Christelijk leven en kerkelijke tuclit. * 365. Wat was de eerste oorzaak van den achteruitgang van het christelijk leven? 366. Waaruit bleek desniettegenstaande de wereldoverwinnende kracht van het christendom? 367. Openbaart zich dit niet in vele edele vrouwen en moeders? 368. Hoe gaf de verslapping der kerkelijke tucht aanleiding tot het ontstaan van eene kerkelijke scheuring? 369. Hoe gaf de montanistische dweeperij en het vrijwillige martelaarschap aanleiding tot de donatistische tweespalt? Welke waren de grondtrekken van het donatisme ? 370. Hoe werd Constantijn de Groote in dezen twist gemengd? Wat waren de circumcelliones ? 371. Wat deed Augustinus in dezen? Wat keizer Honorius? Hoe eindigde de donatistische scheuring? 372. Hoe ontwikkelde zich allengs het rechtswezen? § 40. Uitbreiding en beperking van liet terrein des Cliristendoins. 373. Waaraan was de nalatigheid der Grieksche Kerk ten opzichte van het zendingswerk toe te schrijven? 374. Wie maakte hierop een loffelijke uitzondering? 375. Door welke standen werd het Evangelie over de grenzen van het Romeinsche rijk gebracht? 376. Welken invloed hadden in dezen de kettersche kerken? 377. Waardoor verloor de Oostersche Kerk veel terrein? 378. Waardoor was de Westersche Kerk in dit opzicht gelukkiger en werkzamer? 379. Geef eene schets van don gang der uitbreiding van het christendom in dit tijdvak. (Armenië, Arabië, O.-Indië, Iberië, China, Abesssinië.) 380. Wie was Mohammed?' 381. Wat is de Hedschra? 382. Wat is de Kaüba, wat de Koran? 383. Hoe ver strekte de verbreiding van het Mohammedanisme bij den dood van Mohammed, en welk karakter had deze den Islam gegeven? 384. Welke veroveringen maakten de Mohammedanen later en waar werden zij gestuit? 385. Hoe werd de aziatische kerk door hen tot verval gebracht? 386. Maakten zij veel proselieten? 387. Wat mag wel in het Goddelijk wereldplan de bestemming en de roeping van het Mohammedanisme zijn? (negatief en positief.) II. Vestiging der Germaansch-Iïoomsche Kerk. § 41 De stichting der kerk onder dc gerniaaiischc volken. 388. In welken vorm ontvingen de Gothen 't eerst kennis van het christendom? 389. Onder welke volken verspreidde zich daardoor het iarianisme? 390. Sedert wanneer hebben deze volken zich aan de katholieke kerk aangesloten? 391. In welken vorm namen de Franlcen het christendom aan? 392. Van waar ontvingen het de Ieren, Pieten en Schotten? 393. Van waar de Angel-Saksen? 394. Welke was de verhouding tusschen de britsch-iersche en de roomsch-angelsaksische kerken? 395. Hoe was de verhouding der britsch-iersche tot Rome? 396. Welke missiën werkten nevens elkander in Duitschland ? 397. Welken invloed oefende Bonifacius reeds van den beginne op de Duitsclie Kerk? 398. Wanneer vestigden zich de Gothen aan de Zwarte zee en hoe ontvingen zij hier kennis van het christendom ? Wie was en wat deed Ulfilas? 399. Wie drong hun het arianisme op en waar werd dit daardoor heerschend? 400. Welke vervolging ging van de Vandalen uit? Wat deed Belisarius in 533? 401. Hoe lang bleven de Oost-Gothen arianen, hoe lang de West-Gothen? 402. Wanneer werden de Sueven, de Bourgondiërs en do Longobarden katholiek ? 403. Wat weet gij van de bekeering der Franken? Wat van koning Chlodwig? 404. Waardoor werd in Brittannië de oud-cliristelijke kerk zeer belemmerd en verdrukt? 405. Welke vooruitgang viel daarentegen ten deel aan Ierland ? Wie heet de apostel der Ieren? 406. Welken invloed had de volkshaat, die tusschen de oude inwoners en de van elders binnengevallen Pieten en Schotten ontstond, op de uitbreiding der kerk? 407. Wat deed de Iersche abt Columba? 408. Van waar ontving de lieptarchie der Angelen en Saksen het christendom? 409. Wat deed Gregorius de Groote voor de bekeering van het engelsche volk? 410. Welke steden waren in Duitschland uit oude romeinsche koloniën ontstaan? Welke bisschoppen worden reeds in de 3de en 4de eeuw vermeld? 411. Waarmede begint de eigenlijke zending onder de Duitschers ? 412. Waarom werden de iersche zendelingen verdreven? 413. Wie stichtte het klooster St. Gallen ? 414. Wat weet gij van Eligius? 415. Wat van Winfried en Wilfried? *416. Wat van Willebrord? 417. Geef een schets van het leven van Bonifacius. 418. Wat weet gij van de alleroudste geschiedenis der kerk in de Nederlanden ? 419. Door welke middelen bekeerde Karei de Groote de Saksen ? § 42. Geestelijkheid en Pausdom. 420. Welke was do verhouding tusschen kerk en staat, zoowel bjj de Germanen als in het Romeinsche Rijk? 421. Wat voerde Bonifacius in? 422. Hoe deelde Karei de Groote de leden der algemeene stendenvergaderingen in ? Wie vormden de geestelijke stenden? Konden zij in kerkelijke aangelegenheden besluiten nemen zonder 's keizers goedkeuring? 423. Hoe en door wie werden de geestelijke ambten begeven ? 424. Waren de geestelijken verplicht tot krijgsdienst? 425. Hoe kwam het dat de geestelijke stand dikwijls uit lijfeigenen moest worden aangevuld? • 426. Hoe werd het asylrecht der kerk beperkt? 427, Welke inkomsten had de kerk? 428. Welken invloed oefende haar rijkdom? 429. Wat verlokte de geestelijkheid dikwijls tot een zeer wereldsch bestaan en gedrag? 430. Wat deed Chrodegang van Metz? Vanwaar de naam canonici of kanunniken, het woord munster, de uitdrukking: „iemand kapittelen"? 431. Wat zijn clerici vagi? 432. Wat archicapellani of burchtgeestelijken ? 433. Wat zijn senden? 434. Was de erkenning van 's pausen oppergezag aanvankelijk niet nuttig voor de duitsche kerk? 435. Welken invloed oefende de nauwe betrekking, waarin voortaan de pausen stonden tot het frankische hof? 436. Wat verstaat men onder Pepijn s schenking? 437. Welke paus sanctionneerde de usurpatie van de frankische kroon door den major domus Pepijn? 438. Hoe bevrijdde Pepijn paus Stephanus II van de overmacht der Longobarden? 439. Wat deed Karei de Groote tegen de Longobarden ten nutte van Iladrianus I en van Leo III? Wie zette Karei de keizerskroon op, en van welk rijk? 440. In welke verhouding stond de paus, als wereldlijk vorst, tot den keizer? § 43. Leven, eeredienst en beoefening der wetenschap in de Germaansche Kerk. 441. Hoe handelde de kerk ten opzichte van het bijgeloof en de heidensche volksgewoonten, die den bekeerden eigen waren ? 442. Wie is de beschermheilige van Frankrijk? Welk misverstand bestond omtrent dezen heilige? 443. Onder welk volk werd de aartsengel Michaël vereerd? 444. Waar de heilige Jacobus ? 445. Wat verving bij de. christenen-de amuletten? 446. Waaraan kende men magische kracht toe? 447. Welke straf werd opgelegd om zonden te boeten? 448. Wie liet een homiliarium vervaardigen, en door wien ? 449. Wat deed Karei de Groote voor eercdienst en kerkgezang ? 450. In welke taal werden de godsdienstoefeningen gehouden? 451. Wat weet gij van Gregorius van Tours, wat van Isidorus van Sevilla en van Beda Venerabilis? 452. In welke plaatsen werd de wetenschap vooral beoefend? 453. Welken invloed had Karei de Groote hierop? 454. Welke geleerden verkeerden aan zjjn hof? 455. Wat-is het adoptianisme? Waar ontstond het, en waaruit? Wie waren Elipandus en Felix? Wat leerden zij aangaande den Zoon van God? 456. Welke was de verhouding van Karei den Groote en zijne godgeleerden tegenover dit gevoelen? 457. Welke was de verhouding der Frankische theologen tot den beeldenstrijd? Wat zijn de lïbri Carolini? Welk gevoelen behelsden zij aangaande de vereering der beelden? 458. Wat deed Paus Iladrianus I? Hoe besliste de Synode te Frankfort a. M. in 'tjaar 794? § 44. l)c tweespalt tusscheu de Oostersche en Westersclie Kerk. 459. Heeft het Oosten met het Westen, hebben de Grieksche met de Latijnsche kerken samengewerkt tot verkrijging van een gelijken, waarlijk Tftitholielcen grondslag, voor alle latere kerken ? en hoe is die poging geeindigd? 460. Op welke punten had zich reeds verschil geopenbaard? 461. Welk dogmatisch verschilpunt was het voornaamste? 462. Wat had het Nicaesch-Constantinopolitaansch symbool vastgesteld aangaande de leer betreffende den Heiligen Geest ? 463. Welke opvatting werd in het Westen gehuldigd? 464. Welk bijvoegsel veroorloofde men zich in 't Westen bij het Nicaesche Symbool in te lasschen? 465. Waar werd dit bijvoegsel voor het eerst kerkelijk gewettigd? 466. Wat zag de Grieksche Kerk daarin? 467. Wat deden nu Karei de Groote en paus Leo ITI? 468. Wat noemt men het concilium quinisextum; en waarom heet het zoo? 469. Wat werd daar vastgesteld? 470. Hoe hielden zich daarbij de pauselijke legaten, en hoe gedroeg zich later de paus daar tegenover ? MIDDELEEUWEN Van Karei den Groote (800) tot op de Kerkhervorming (1517). § 45. Karakter van «1e Kerkgeschiedenis in de Middeleeuwen. 1. Welk karakter draagt dit tijdvak? 2. Wat kenmerkt het oude, wat het nieuwe tijdvak? 3. Wat vloeide uit de botsing van het ontwikkelde christendom met de nieuwere beschaving voort? 4. Kon in de middeleeuwen eene diepgaande hervorming tot rijpheid komen? * 5. Wanneer werd dit eerst mogelijk? 6. In welke verschijnselen openbaart zich het karakter der middeleeuwen het krachtigst? 7. Waardoor wordt dit geheele tijdperk in twee gedeelten gescheiden ? 8. Hoe verschillen deze beide gedeelten van elkander, wat het reformatorische 'karakter aangaat ? 9. Openbaarde zich ook in andere organen van het kerkelijk organisme een reformatorisch streven? EERSTE TIJDVAK. Van Karei den Groote tot Bonifacius VIII. 800—1294. § 46. Het Pausdom. 10. Op welke hinderpalen stuitte aanvankelijk het streven der pausen naar absolute suprematie? 11. Welke oorzaken werkten samen, om het pausdom tot ' het toppunt zijner macht te voeren? 12. Als hoedanig wilde de paus voortaan worden aangemerkt? 13. Welke bevoegdheid liet hij aan de algemeene conciliën? 14. Wat ging al ras hiermede gepaard? 15. Wat «zijn legaten, wat kardinalen? 16. Wat werd thans verzonnen aangaande eene z.g. schenking van Constantijn den Groote? 17. Wat is het corpus juris canonici? 18. Wie was de krachtigste van al do pausen der 9de eeuw? Waartoe dwong Nicolaas I Lotliarius If? Waartoe Hinkmar van llheims? 19. Wat zijn de pseudo-isidorische decretalen? 20. Met welk doel werden zij verdicht? 21. Waar en wanneer zijn zij ongetwjjfeld vervaardigd? 22. Hoe werd de aartsbisschop van Mainz Primas van geheel Duitschland? 23. Wat wordt van pausin Johanna verhaald? 24. Wanneer heerschte de pornocratie? 25. Welke partij behield in de felle twisten der italiaansché grooten de overhand? 26. Welke was de verhouding tusschen Johannes XII en Otto I ? 27. Wat deed Otto III? 28. Hoe hield zich tegenover hem Si/lvester II ? 29. Hoe verkreeg Rome drie pausen tegelijk? 30. Wat gebeurde op de Synode te Sutry ? 31. Hoe was door Hendrik III de verhouding van keizer en paus geworden? 32. Wat deden de Cluniacensers en de Camaldulensers? 33. Wat was hun eigenlijk doel? 34. Wie was Hildebrand, en wat bewerkte hij? 35. Onder welken naam beklom hij den pauselijken stoel? 36. Welken strengen maatregel ten opzichte van de geestelijkheid zette hij door? 37. Wat deed hij later ten aanzien van de simonie en de investituur? 38. In welken strijd met Hendrik IV wikkelde hem dit? 39. Welke smadelijke vernedering getroostte deze zich? 40. Hoe werd later de stjijd tusschen keizer en paus hernieuwd ? 41. Geef de grondtrekken aan van Hildebrands voorstelling van het pausdom en van zijne verhouding tot de wereldlijke macht der vorsten. 42. Welk oordeel moet hierover geveld worden? 43. Hoe handelden de eerste opvolgers van HildebrandV 44. Wat viel onder TJrbanus II voor? 45. Hoe eindigde de strijd over do investituur? Wat werd bij het concordaat van Worms bepaald? 46. Wat was het streven van Arnold van Brescia? 47. Wat is het lot van dezen man geweest? 48. Wie begon den meer dan lOOjarigen strijd met de Hohenstaufen ? 49. Wat weet gij van Frederik I Barbarossa? 50. Wat geschiedde op de Bonkalisrhe velden? 51. Wat weet gij van Alexander 171? 52. Welke zegepraal behaalde deze in Engeland? 53. Wat gaf aanleiding tot den 3™ kruistocht? - Hoe verloor Barbarosjia het leven ? 54. Wat viel voor tusschen Hendrik VI en Paus (Zoelestinus? 55. Welk karakter had Innocentius III? 56. Hoe handelde hij, als voogd van Frederik, den zoon van Hendrik VI en Constantia? 57. Hoe gedroeg hij zich bij den twist tusschen Guelfen en Ghibellijnen? 58. Hoe wist hij zijn oppergezag in Engeland te doen gelden? 59. Waartoe dwong hij Philips August? 60. Hoe ging het met den kruistocht, waartoe hij had opgeroepen P 61. Wanneer hield hij het vierde Lateraansche Concilie? 62. Welke was de verhouding van den Hohenstaufer Frederik II tegenover het pauselijk gezag? 63. Wie was de laatste der Hohenstaufen, en welk was zijn uiteinde? 64. Hoe was, bij de zegepraal des pausdoms, de toestand der verschillende landen van Europa? 65. Waardoor beveiligde Lodewijk IX de fransche kerk tegen do geldafpersingen der pausen? 66. Wat gaf aanleiding tot den siciliaanschen vesper ? 67. Hoe ging het voortaan met de geestdrift voor de kruistochten ? 68. Waardoor kwam een einde aan het latijnsche keizerrijk, te Constantinopel gesticht ? 69. Waardoor bleef de pauselijke stoel dikwijls jaren lang onbezet ? 70. Wie was Coelestinus V? 71. Wie Cajetanus of Bonifacius VIII? § 47. De scheuring' tusschen de Westcrselie en de Oostersche kerk. 72. Welke is de gang geweest van het schisma tusschen de Oostersche en de Westersche kerk? Aan welk college werd de keuze van een paus door Gregorius X opgedragen ? 73. Wat viel met Ignatius, patriarch van Constantinopel, voor onder Bardas? 74. Wat wedervoer zijn opvolger Pliotius van Nicolaas /, bisschop van Rome? 75. Wat deed het door Pliotius samengeroepen concilie te Constantinopel in 867 ? 76. Hoe was het uiteinde van keizer Micliaël? 77. Wat deed zijn opvolger Basilius Macedo? 78. Wat geschiedde op het concilie te Constantinopel in 869? 79. Hoe keerde de kans voor Pliotius? 80. Hoe werd Bulgarije opnieuw ten struikelblok op het concilie te Constantinopel in 879? Welk is bij de Latijnen en welk is bij de Grieken het J7111ste oecumenische concilie ? 81. Waarmede maakte de paus aan het verzet van Photius een einde? KüRTZ, Examinatorium in de Kerkgeschiedenis. 3 82. Door wien herleefde de strijd, na anderhalve eeuw? 83. Wat wenschte Keizer Constanlinus Monomachus? 84. Hoe werd het schisma een voldongen feit? § 48. De geestelijkheid in het Westen. 85. Hoe stond het reeds in de 10de eeuw met het /canonieke leven der geestelijkheid? 86. Wat is het onderscheid tusschen canonici saeculares en canonici regulares? Hoe ging het allengs met deze laatsten? 87. Wat zijn praebenda, en waartoe gaven hun rijke inkomsten aanleiding? 88. Hoe trokken de bisschoppen bijna alle rechtsmacht aan zich en welke straffen legden zij op? Hoe ging het met de sendyerichten ? 89. Waardoor nam de Kerk ongeloofelijk in aardschen rijkdom toe? 90. Hoe stond het met de godgeleerde wetenschap bij de geestelijkheid ? 91. Welke strenge zederechters ijverden krachtig,, maar vruchteloos, tegen de verbastering van den clerus? 92. Welke gevolgen had het met geweld doorzetten van het coelibaati' 93. Waren alle geestelijken evenzeer bedorven? § 49. De Monnikenorden. 94. Wat mag men in dit tijdvak als de „ridderschap der ascese" aanmerken? 95. Wat gaf aanleiding tot het gedurig ontstaan van nieuwe monnikenorden ? 96. Welke waren de gewichtigste en invloedrijkste van deze? 97. Yoor wien vormden zij als 't ware een staand leger? 98. Hoe werden' zij door de pausen, de vorsten en het volk behandeld ? 99. Sedert wanneer vormden de monniken een bijzonderen geestelijken stand ? Wat zijn leekebroeders ? Onderscheidden dezen zich ook door kleederdracht ? 100. Wat gaf aanleiding tot de gespannen verhouding tusschen de monniken en de wereldlijke geestelijken? 101. Hoe smolten soms monniken- en ridderwezen tijdens de kruistochten in een? 102. Wat was ingeslopen in de kloosters der Benedictijnen? Wat deed Benedictus van Aniane? Wat de abt Berno? Wat deed de tweede abt van Clugny, Odo? Waardoor verwierf deze congregatie, die in de 12de eeuw meer dan 2000 kloosters in Frankrijk had, een onmetelijken invloed? 103. Wie was de stichter van de orde der Cislerciensers? Waarin onderscheidde zich deze orde van de Clunia- censers ? Wat .deed Bemard van Clairvaux voor deze orde ? (Bernardijnen. Invloed?) 104. Welke zijn verder de voornaamste monnikenorden ? Wat weet gij van de Camaldulenserorde'i Wat van de Karthuizerorde? Wat van de Praemonstratenserorde? Wat van de Karmelieterorde ? 105. Welke geestelijke ridderorden ontstonden er? Wat is u bekend van de Tempelheeren? Van de Johunnieters? Yan de Duitsche ridders? 106. Wat zijn de Franciscanen en de Dominicanen1 (Innocentius 1IÏ.) Wie was Franciscus van Assisi? Wat deed Innocentius III? Wat Honorius III? Wat zijn fratres minor es of Minorieten? Welke karaktertrekken had deze orde? Wat zijn de Clarissen? Wat de Ter lianen? Wat was voor deze orde de PortiunculaJcerk? Wat was het karakter van Franciscus? Wat te denken van zijne stigmata ? Hoe stierf hij? Is hierin iets bovennatuurlijks ? 107. Wie was Dominico Guzman? Wat deed Innocentius en daarna Honorius III voor hem ? In welke betrekking stond de orde der Dominicanentot de ketters? Hoe werd uit haar een bedelorde? Hoe werden de bekeerde vrouwelijke Albigenzen voor haar werkzaam? Welke richting was aan deze orde van den beginne af eigen? 108. Waarnaar streefden weldra ook de Franciscanen? 109. Welken invloed oefende Elias van Cortona? 110. Bjj wien sloot de strenge partij zich aan? Wat weet gij van Antonius van Padua? 111. Hoe werd uit deze twisten een werkelijke scheuring? Wie waren de fratres de communitate? Wie de spiriluales? Wat zijn Begharden en Degkijnen? 112. Welke beteekenis verkreeg de Augustijner orde? § 50. De kerkelijke tuclit. 113. Welke strekking had de telkens vermeerderende uitbreiding van de pauselijke macht? 114. Wat was de ban, wat het interdict? Welk gevolg had het laatste ? 115. Wat deed groote afbreuk aan den zedeljjken ernst van de kerkelijke boetetucht? 116. Welken schadelijken invloed hadden de verbasterde sendgerichten reeds uitgeoefend? 117. Welken desgelijks de kruistochten? 118. Wat is het leerstuk van het vagevuur? (Fegefeuer, ignus purgatorius, in het Hollandsch af te leiden van vagen of vegen, d. i. reinigen) Wat zijn peccata venialial Wat leerde' daaromtrent Thomas Aquinas? Wat is de thesaurus supererogationis perfectorum? Iloe werd deze leer dikwijls opzettelijk misbruikt? § 51. l»e godsdienstoefening. 119. Waardoor trad de prediking op den achtergrond? 120. Waarop drongen echter pausen en synoden aan? 121. Waardoor bleef het latijn de kerktaal? 122. In welken dienst ontaardde allengs de godsdienstoefening? 123. Welke 7 sacramenten werden, door den invloed van Petrus Lombardus, aangenomen? 124. Hoe werd destijds over de immaculata conceptio gedacht? 125. Hoe kwamen het ave Maria en de rozenkrans in zwang? 126. Wanneer kwam het feest van allerzielen en dat der H. Drieëenheid op? 127. Hoe kwam de h. sacramentsdag in zwang? 128. Waarom onthield men den leeken den kelk? 129. Hoe rechtvaardigde men dit door de leer der concomitantie? 130. Hoe kwam men uit dezelfde oorzaak tot het gebruik van ouwels? 131. Wat beval het 4de Lateraansche concilie? § 52. I)e kunst in dienst der kerk. 132. Waardoor onderscheidt zich de romaansche stijl en hoever verspreidde deze zich ? 133. Hoe behoort eigenlijk de gothische stijl te heeten? Waardoor onderscheidt zich deze bouworde? In welke eeuwen kwam zij tot haar hoogsten bloei? 134. Welk is het vaderland der -plastische kunst? 135. Waar werd de schilderkunst lang beoefend? 136. Hoe ging het kerkgezang achteruit? Wat zijn sequenzen? Wat leisen? Hoe ontstond, naast den cantus /irmus, de discantus of cantus figuratus? Hoe werden de eerste orgels bespeeld? Wie voerde de sequenzen in? Wat zijn jubilis, wat prosen? Wie is de dichter van „dies irae, dies illa"; wie van „stabat mater dolorosa"? Waaruit is de naam leisen onstaan? Wanneer is het paaschlied en wanneer het pinksterlied ontstaan? § 53. Het volksleven in betrekking tot de kerk. 137. Door welke lijnrecht aan elkander tegenovergestelde uitersten kenmerkte zich deze tijd? Wat was treuga Dei, trève de Dieu? Wat waren de ordaliën of Godsoordeelen ? Wat ontbrak in het ridderwezen niet? WTelke waren de gevolgen der kruistochten? Hoe werden het bijgeloof en de cultus der reliquieën hierdoor in de hand gewerkt? Hoe werd het aantal heiligen vergroot? Hoe stond het met de vereering der moeder Gods? Als hoedanig komt de duivel in de toenmalige legenden voor? Wat weet gij van het narren-, wat van het ezelsfeest? § 54. De theologische wetenschap in de 9de, 10de en 11de eeinv. 138. Hoe werkten de pogingen van Karei den Groote nog na? 139. Wat weet gij in dit opzicht van Karei den Kale? 140. Welke richting in het theologische behield de overhand? 141. WaArdoor onderscheidden zich Agobard van Lyon, en Claudius van Turijn? 142. Wat weet gij van Rabanus Maurus en van Johannes Scotus Erigena? 143. Wat deed Alfred de Groote in Engeland? 144. Waardoor verschilde de 10de eeuw scherp van de 9de? 145. Wat deden Ralherius en Gerbert? 146. Wat ontwaakte weer in de llde eeuw? 147. Hoe zijn Berengarius van Tours en Lanfranc van Bec te beschouwen? § 55. Theologische twisten in de 9e duitsclie hervorming in (le jaren 1529 en 1530. 98. Welk «en ander aanzien hadden de zaken op den nieuwen rijksdag te Spiers in 1529? Yan waar de benaming „protestanten"? 99. Wat zocht Philips van Hessen thans te bewerken? Wat weet gij van het colloquium te Marburg? 100. Wie vergaderden op liet Convent te Scliwabach? Welk was het lot der 17 schwabachsche artikelen ? 101. Wat viel óp den Rijksdag te Augsburg, in 1530, voor? Wat had de keizer zicli voorgesteld, dat op dezen rijksdag geschieden zou ? Waartoe strekten de torgausche artikelen? Wie vergezelden den keurvorst op dien rijksdag ? Hoe ontstond de augsburgsche confessie? Welke moeieljjkheden legde de keizer aan het voorlezen daarvan in den weg? Welken indruk maakte de confessie? Wie stelden een confutatie-geschrift op? Wat verklaarde hieromtrent de keizer? Welk hard besluit werd thans genomen tegenover de protestanten? Wat was het lot van de apologie der augsburgsclio confessie ? Wie was daarvan de opsteller? § 77. I)e duitsche hervorming, van 1530 tot 1555. 102. Hoe ontstond het smalkaldisch verbond? 103. IToe gaf dit aanleiding tot den godsdienstvrede van Neurenberg ? 104. Wat beloofde Clemens VII, en wat eischte hij? 105. "Welke was de houding van Paulus III? 106. Welke vorsten en welke steden sterkten het smalkaldisch verbond? Wat deed hertog Ulrich van Wurtemberg? Wat hield de wittenbergsche concordia in? 107. Naar welke plaats schreef nu de paus een concilie uit? 108. Wat deden de protestanten te Smalkalden? Welke keurvorst regeerde nu in Saksen? Waartoe dienden de smalkaldische artikelen? Welk besluit namen de protestanten in zake een aanstaand concilie ? Wie sloten te Neurenberg de heilige ligue? 109. Wat gebeurde in albertiniscli Saksen en in Brandenburg? * 110. Welken uitslag had het godsdienst-gesprek te Warms in 1540, en dat te lïegensburg in 1541? 111. Wat is het regensburgsche interim? 112. Hoe ging het met de hervorming in Brunswijk, in de Opper-Palts, de Jonge Palts en de Keur-Palts ? Hoe in Keulen? 113. Welken invloed had de vrede te Crespy? 114. Wie dwong den paus tot het samenroepen van een concilie in eene duitsche stad ? Welken uitslag had het colloquium te lïegensburg ? 115. Welke strenge maatregelen nam de keizer tegen den keurvorst en den landgraaf ? 116. Wat benadeelde toen de zaak der protestanten? 117. Hoe trad Maurits van Saksen op? 118. Welk werd het lot van den keurvorst en den landgraaf ? 119. Hoe was het uiteinde van huiher? 120. Welke sluwe maatregelen nam de paus ten aanzien van het concilie, zoowel tegenover den keizer als tegenover de protestanten? 121. Wat beoogde het augsburgsche interim? 122. Welke gevolgen had dit in ^Zuid-Duitschland ? 123. Hoe hield men er zich tegenover in Noord-Duitschland, vooral te Maagdenburg? 124. Wat deed daarop Maurits van Saksen? 125. Wat bepaalde paus Julius III ten opzichte van het concilie van Trente? 120. Wat eischte de keizer en wat verlangde Maurits van Saksen ten aanzien van het concilie? 127. Welke onverwachte wending namen de zaken door de oorlogsverklaring van den laatste aan den keizer ? 128. Wat bepaalde de vrede van Passau? 129. Wat werd door den angsburgschen godsdienstvrede bepaald ? Wat dreef de roomsch-koning Ferdinand door? 130. Hoe eindigde de keizer zijne loopbaan en welke was het uiteinde van Maurits van Saksen? 131. Hoe was de verhouding tusschen de politieke macht der protestanten en die der katholieken in Duitschland bij den augsburgschen godsdienstvrede? § 78. De Hervorming van Genève. 132. Scheen Genève voorbestemd te zjjn om uitgangspunt te worden van eene krachtige hervormingsbeweging? Wat weet gij van de spirituels of libertins ? Werden deze ook in andere landen gevonden? Hoe oordeelden Luther en Calvijn over hen? 133. Was Genève vóór Calvijn vreemd aan de hervorming gebleven? Wat weet gij van Farel? Wat van Yiret? f In welken geest was de reeds vóór Calvijn ontworpen geneefsche reformatie? 134. Wat is u bekend van Calvijns familie? Wanneer en waar werd Johannes Calvijn geboren? Wat weet gij van zijn levenslot tot 1536? Welken dienst bewees hij aan Nicolaas Cop? Welk werk zond hij in 1536 in het licht? 135. Hoe werd hij gewonnen voor den arbeid te Genève? Wanneer en waarom werd hij uit Genève verbannen? Werwaarts begaf de verbannen hervormer zich ? Welken invloed had dit op zijn huiselijk leven? Met wie kwam hij dtfor zijn verblijf te Straatsburg in aanraking? 136. Wat leidde tot'zijne terugroeping naar Genève? Welk karakter droeg zijn tweede verblijf te Genève? Wie hebben de volle gestrengheid der te Genève ingevoerde tucht ondervonden? Wat weet gij van Michaël Servet? 137. Welken naam kregen allengs de volgelingen van Calvijn? Welke houding nam Calvijn aan tegenover de lutherschen? 138. Welke waren Calvijn's lotgevallen na het jaar 1541 ? Wat weet gij van Calvijn's ziek- en sterfbed? Waaruit is Calvijn's overwegende invloed grootendeels te verklaren? Wat is u van Calvijn's geschriften bekend, en wat van zijn hoofdwerk? 139. Hebben het zwinglianisme en het lutheranisme overal zich staande weten te houden tegen het calvinisme? Welke houding nam Bullinger aan tegenover het calvinisme? Welken invloed had Petrus Martyr in dezen? 140. 'In welke duitsche gewesten drong hot calvinisme door? Hoe ging het in dit opzicht in de Palts; hoe in Bremen; hoe in Anhalt en in Baden? Welk leerboek deed de keurvorst van de Palts opstellen voor zijn volk? 141. Wie werd geroepen tot het voortzetten van Calvijn's arbeid te Genève? Geef eene achets van het leven van Beza. Waartoe werd het godsdienstgesprek te Mömpelgard gehouden? Leidde het tot zjjn doel? § 79. De Hervorming:, buiten «le landen liarer eerste vestiging. 142. In welke landen van Europa drong de hervorming door? — Waar zegevierde de luthersche, waar de gereformeerde belijdenis? 143. Hoe kwam de hervorming in Denemarken en Zweden tot stand? 144. Hoe in Pruisen, Polen, Koerland en Lijf and? "Wat weet gij van Johannes a Lasco? 145. Wat had in Engeland onder Ilendrik VIII plaats? 146. Welk lot trof onder Maria den aartsbisschop Thomas Cranmer? 147. Hoe breidde zich de hervorming in Engeland onder Elisabeth uit? 148. Waardoor onderscheidde zich de anglikaansche kerk? Wat is het boolc of common prayer ? Uit hoevele artikelen bestaat de engelsche confessie? Wat zijn non-conformisten, wat independenten? 149. Wat dreef Elisabeth in Ierland door? Welke ramp trof de lersche protestanten in 1641? 150. Wie was de eigenlijke hervormer van Schotland? Wat is het covenant? 151. Hoe werden de eerste pogingen tot hervorming in Frankrijk begroet? Wanneer kwam de Confessio Gallicana tot stand?- 152. Wat gaf den gereformeerden in Frankrijk de beteekenis eener politieke partij? 153. Wat weet gij van de parijsche bloedbruiloft? 154. Welk was het lot der hugenoten onder Hendrik III, Hendrilc IV en Richelieu? Wat is het edict van Nantes? Wat het genade-edict van Nimes ? 155. Hoe ging het in de Oostenrijksclie erflanden met de reformatie ? 156. Hoe in Spanje cn Italië? § SO. l»e Hérvorining in de Nederlanden. 157. Hoe was in de Nederlanden de bodem bewerkt voor liet ontvangen van het zaad der Hervorming? Welke stichtelijke lectuur, in de 16e eeuw in ons land verbreid , is u bekend ? Welken invloed had de arbeid van de broeders des gemeenen levens? Wat weet gij van Honius, en van Angularius? Hoe werkten de rederijkers op den volksgeest? 158. Welke houding nam Karei V aan tegenover de hervormingsbeweging in de Nederlanden? Wie waren de eerste nederlandsche martelaren? Hoe werd gebruik gemaakt van het jus-de non evocando? 159. Hoe trad het anabaptisme in de Nederlanden op? Welken invloed had Menno Simons op de anabaptistische beweging? 160. Wat zijn de vluchtelingen-kerken? Waar werden "zij gevormd ? Wat weet gij van de nederlandsche kerk te Londen? Hoe beschouwde de synode van Embden de uitlandsche kerken ? 161. Hoe werkte het calvinisme op de reformatorische beweging in de Nederlanden? Noem blijken van den invloed, dien Calvijn had op dc reformatorische strooming in ons land. Kent gij mannen van beteekenis, die de reformatie in deze landen steunden", hoewel niet in calvinistischeu geest? kurtz-, Hxaminatorium in de Kerkgeschiedenis. 5 162. Wanneer en waartoe werd de nieuwe hiërarchische regeling in de Nederlanden ingevoerd? Wat was het verbond der edelen? En wat dat deikooplieden? Wat waren de hagepreeken? Hoe oordeelt gij over de beeldstormerij ? 163. Wanneer begon de tachtigjarige oorlog? Deel iets mede omtrent leven en karakter van Prins Willem I. 164. Hoe werd, te midden van het oorlogsrumoer, gearbeid aan den geestelijken bouw der kerk? Wat weet gij van de nederlandsche geloofsbelijdenis? 165. Waardoor gingen roomsch en on-roomsch op den duur niet samen in den strijd tegen Spanje? 166. Noem eenige leidslieden der reformatorische, doch anti-gereformeerde beweging ten onzent. Hoe ontstonden de arminiaansche twisten? Yan waar de naam remonstranten? Welke houding nam Maurits aan in don kerkelijken strijd? 167. Hoe kwam de synode van Dordrecht tot stand? Waarom is deze synode als eene internationale gereformeerde te beschouwen? Hoe handelde deze synode tegenover de remonstranten? Wat deed deze synode ten opzichte van Bijbel-vertaling en van kerken-ordening? Wanneer hield het vervolgen van de remonstranten op? 168. Welke gevolgen had, op kerkelijk terrein, de munstersche vrede? § 81. Leerstellige geschillen in (le luthersclie kerk. 169. Waarin onderscheidden zich weldra twee richtingen in de luthersche kerk? 170. Hoe stonden de philippistische en de streng-lutherscho richting in de luthersche kerk tegenover elkander? 171. Tusschen wie en waarover werd de osiandrische strijd gevoerd? 172. Wat gaf aanleiding tot de synergistische twisten? Hoe verschilde Melanehton op dit punt van Lutlier? Waardoor ontbrandde de strijd in dezen en hoe eindigde hij ? Welk lot trof toen Flacius? 173. Hoe ontstond en waarover liep de krijptocalvinistische strijd ? Waar en door wie werd hij gevoerd en waarmede eindigde hij? 174 Hoe is het formulier van eendracht ontstaan? Welk karakter heeft dit geschrift? Welke was de luthersche opvatting der praedestinatieleer ? § 82. Wetenschap en kerkelijk leven in (le lntherschc kerk. 175. Hoe ontwikkelde zich de zuiver luthersche theologie? Wat schreef Johann Arndl? 176. Welke sporen van mysticisme en theosophie vertoonden zich op luthersch terrein ? Wie was Valentyn Weigel? en wie Jakob Böhme? 177. Hoe trachtte de luthersche kerk ten aanzien van de inrichting en den eeredienst der kerk alle uitersten te vermijden? 178. Deed de luthersche kerk iets voor de zending? 179 Hoe trachtte zij hiërarchie en caesaropapie te ontgaan? Hoe werd de landsvorst summus episcopus? 180. Hoe werden de inrichting van den eeredienst en do kerkelijke feesten gewijzigd? Hoe ontwikkelde zich in den schoot der luthersche kerk de kunst? en hoe het kerklied? § 83. De gereformeerde kerk. 181. Wat leidde in de gereformeerde kerk als van zelf tot de presbyteriale inrichtingP 182. Hoe werd in haar de eeredienst vereenvoudigd? Wat weet gij van het psalmgezang en de psalmberijmingen in Frankrjjk en in de Nederlanden ? 183. Welk karakter nam het huiselijk leven harer medeleden aan? 184. In welke deelen van Duitschland vond het calvinisme ingang? 185. Hoe is volgens gereformeerde opvatting de verhouding tusschen kerk en staat? 186. Wat is u van de symbolische boeken der gereformeerde kerk bekend? § 84. Del'ormatorisclie mystieken, dwepers en secten. 187. Wat weet gij van Kaspar Schwenkfeld?. Zijn er nog aanhangers van zijne richting? 188. Wat waren de lotgevallen van het anabaptisme te Munster? Wat weet gij van Jan Matthijsz, van Jan Beukelsz-, en van Knipperdolling? In welke betrekking staat Menno Simons en zijn arbeid tot de Wederdoopers? Welk was het uiteinde van den koning van Sion? 189. Welke unitariërs of antitrinitariërs traden in het tijdperk der reformatie op? Wie was Michaël Servet ? Wat weet gij van Laelius en Faiistus Socinus? Geef de grondtrekken aan van het sociniaansehe stelsel. § 8a. De griekseh-ortlioiloxe kerk. 190. Waarop stuitten de vereenigingsplannen tusschen de luthersche en de oostersche kerk? Wat weet gij van Dcmetrios Mysos, en van Jeremias II? 191. Waardoor mislukten soortgelijke pogingen, ten aanzien van de gereformeerde kerk aangewend? Wat deed hierin Cyrillus Lukaris? 192. Door wien ontving de russische kerk een eigen patriarch ? § 80. De roeinscli-katliolieke kerk. 193. Welken zijdelingschen invloed oefende de hervorming op de roomsche kerk uit? 194. Wat werd op het concilie van Trente ten aanzien van de reeds aangenomen dogmen beslist? 195. Waarop legde het pausdom zich voortaan toe? 196. Konden de bestaande monnikenorden het pausdom niet meer voldoende steunen. 197. Waartoe werd de Jezuiëtenorde gesticht? 198. Welke andere orden ontstonden naast haar? 199. Wat gaf aanleiding tot de herleving van het roomsehe zendingswerk? Wat is de congregatio de propaganda fide ? 200. Welke maatregelen werden genomen ter instandhouding van het trentsche leerstelsel? 201. Wat weet g|j van het ontstaan en het karakter van de Jezuïetenorde ? 202. Wat is u bekend van de Theatinen, de Capucijnen, de Urselinen, de priesters van het Oratorium, de Maurinen, de Piaristen, de orde van het bezoek onzer lieve Vrouw? Welke orden stichtte Vincentius van Paula? 203. Welk zendingswerk verrichtte Frans Xauerius in Oost• Indië en Japan? 204. Hoe werd zijn arbeid in Japan door de Jezuïeten voortgezet? 205. Waardoor werd der zending de weg ook naar China gebaand? 206. Wat deden de Jezuïeten in Amerika? 207. Welke gevolgen had de z.g. restauratie of tegenreformatie voor het protestantisme? § 87. l)c SOjarige oorlog en de westpliaalsclie vrede. 208. Hoe braken in Bohemen opnieuw onlusten en botsingen uit? 209. Wat bepaalde Ferdinand II bij het restitutie-edict? 210. Wat deed hierop Gustaaf Adolf? 211. Wat werd ten opzichte van de godsdienstige aangelegenheden bij den westpliaalschen vrede bepaald? 212. Heeft de paus dien vrede erkend? TWEEDE TIJDVAK DER NIEUWE KERKGESCHIEDENIS. Van den westphaalschen vrede tot aan onzen tijd. (1618 — 1904). Eerste tijdperk. (1648—1750.) § 88. De roomseh-katliolieke kerk. 21B. Hoe was het uiterlijk aanzien en het gezag der rooinsche kerk gewijzigd? 214. Welke nieuwe monnikenorden ontstonden? 215. Waardoor onderscheidde zich de gallikaansche kerk van de andere katholieke landskerken ? 216. Waarover liep het geschil tusschen de gallikaansche kerk en den paus? Wat zjjn de vier gallicaansche artikelen ? 217. Wat weet gij van de Trappisten en van de Mechitaristen-congregatie ? 218. Door wie begon de mystiek weer te bloeien? 219. Wat weet gij van Michaet Molinos? Wat van Johanna Maria de la Mothe-Guyon? Wat van Fenelon? 220. Hoe ontstond de Jansenistische strijd? Wie was Cornelius Jansenius? Wie Antoine Arnauld? Wat is u bekend van Port-royal? Wat heeft Blaise Pascal in dezen gedaan? Waartegen was de bul Unigenitus gericht? Wat zijn acceptanten , wat appellanten ? 221. Hoe werd de bisschoppelijke cleresie te Utrecht in dezen strijd betrokken? Aan wie werd de leiding der aangelegenheden van de roomsch-katholieken in ons land na 1580 toevertrouwd? Waardoor kwam het tot scheuring onder de nederlandsche roomsch-katholieken? Wat werd van oud-katholieke zijde gedaan, om het kerkelijk voortbestaan van de nederlandsche oud-katholieke kerk mogelijk te maken? § 89. De orthodoxe kerk. 222. Hoe kwam het russische patriarchaat aan den Czaar? Wat deed de patriarch Nikon f welke gevolgen had dit ? 223. Wat zijn do Easkolniki, .wat de Starowerzi, wat de Duchaborzen ? § 90. Staatkundige aangelegenheden der beide protestantsche kerken. 224. Hoe was het lot der protestanten, die onderdanen waren van katholieke regeeringen? 225. Waar gelukte het in Duitschland, zoowel door jezuïetische kuiperijen, als door politieke maatregelen, de protestantsche kerk te verdrukken ? Hoe ging het in dezen in Bohemen, in Oostenrijk, in Polen en in Saltzburg? 226. Wat gebeurde onder Lodewijk XIY in Frankrijk? ■ 72 227. Wat had in Saksen en in Wurtemberg plaats? 228. Wat viel in Engeland voor onder Karei II, onder Jacobus II en onder Willem van Oranje? § 91. Innerlijke gesteldheid van de luthergche kerk. 229. Welke ontaarding onderging de luthersche orthodoxie? 230. Schets de tweevoudige oppositie, die hiertegen ontstond. 231. Welke grootsche voortbrengselen leverden de geestelijke dichtkunst en kerkmuziek in dit tijdperk? 232. Werd de zielzorg met ijver en trouw behartigd? 233. Welke toonbeelden van christelijke godsvrucht waren er in dit tijdperk? 234. Wat is te vermelden van den syncretistischen twist? Wat is syncretisme? 235. Hoe ontstond de piëtistische strijd? Wat beoogde Spener? Wat zijn collegia pietatis en collegia philobiblica? Wat weet gij van August Herman Francke? Welke waren de punten van geschil tusschen de piëtisten en de orthodoxen? § 92. l)e herrnhuttersche broedergemeente. 236. Wat gaf aanleiding tot de vestiging der broedergemeente te Herrnhut? 237. Welke beteekenis verkreeg deze broedergemeente voor het protestantisme ? Geef een schets van haren zendingsarbeid. 238. Wat is u bekend van Zinzendorfs leven en invloed? 239. Wie was August Gottlieb Spangenberg? 240. Welke eigenaardigheden in leer, eeredienst en leven kenmerken de broedergemeente ? § 93. I)e gereformeerde kerk, na 1618. 241. Welk leertype bleef in de gereformeerde kerk, in dit tijdperk, meest overwegend? Waartoe leidde de richting der latudinariërs? 242. Kwam het na den munsterschen vrede in de Nederlanden tot eenheid van inzicht onder de protestanten? Wie treedt in dit tijdperk onder de nederlandsche gereformeerden op den voorgrond ? Hoe ontstond de strijd tusschen Voetius en Maresius, en hoe eindigde hij ? Hoe stond Voetius tegenover het cartesianisme? Wat is u bekend van den strijd tusschen Yoetius en Coccejus? 243. Hoe traden in dit tijdperk het piëtisme, het mysticisme en het separatisme in ons land op? Hoe gedroeg zich Voetius daartegenover? 244. Welke houding namen politieleen en kerkelijken wederzijds aan? Welke gedragslijn volgden gemeenlijk de regetiten? en welke het volk ? 245. Hoe trad Herman Alexander Roëll op? Hoe Balthazar Bekker? 246. Wat is u bekend van Friedrich Adolph Lampe? 247. Welk oordeel sprak Lodensteyn uit over de gereformeerde kerk? 248. Waaruit bleek, dat de roeping, om het werk der zending te behartigen, niet geheel vergeten werd in ons land? 249. Wat weet gij van John Wresley? Wat van George Whitefield? Wat van John Bunyan? § 94. De protestautsche zending onder de heidenen. 250. Wat geschiedde voor de zending in Lapland? 251. Waar heeft de volijverige Ziegenbalg gearbeid? 252. Wat geschiedde voor de bekeering der Joden? 258. Waar arbeidde Hans Egede? 254. Werwaarts zond de broedergemeente hare evangelieboden ? 255. Wat geschiedde voor de zending onder de noord-amerikaansche indianen ? § 95. Geestdrijvers. 256. Was de gereformeerde kerk of wel de luthersche de meest vruchtbare bodem voor het optreden van dweperij ? 257. Wat weet gij van de quakers, van George Fox en van Williitm Penn? 258. Waardoor onderscheidden de quakers zich? 259. Wie was Swedenborg, en wat is u bekend van zijn stelsel? 260. Wat is u bekend van de engelenbroeders of gichtelianen y en van de zoogenaamde geïnspireerden ? § 96. Vrijdenkers. 261. Wie waren de voorloopers van de richting der vrijdenkers ? 262. Hoe openbaarde zich in Engeland het eerst de vijandschap tegen alle positief christendom? Wat is naturalisme, wat deïsme? 263. Noem de voornaamste engelsche deïsten. 264. Vond het streven dezer mannen in Engeland algemeenen weerklank? 265. Wat werd in dezen in Nederland teweeggebracht door Spinoza en door Bayle? 266. Wat beoogden de conscientiarii in Duitschland? 267. In welken geest arbeidde Edelmann? Tweede tijdperk. (1750 — 1814.) § 97. Strijd iu de roomsch-katholieke kerk. 268. Wat leidde tot de opheffing van de orde der Jezuïeten? Hoe handelde Clemens XIII ten aanzien van de Jezuïeten ? En hoe Clemens XIV? v 269. Op welke wijze werd in dit tijdperk liet voortbestaan van de bisschoppelijke cleresie in de Nederlanden beveiligd? Wanneer hield de oud-bisschoppelijke cleresie baar concilie? Hoe werd het voortbestaan dezer cleresie, in den tijd • van Napoleon, bedreigd? 270. Wat weet gij van Nicolaas van Houtheim ? Wat is de punctatie van Ems? Hoe trad Jozef II tegenover Rome op? 271. Wat had de roomsche kerk in Frankrijk te verduren van de revolutie? • Welke religie moest het christendom vervangen? Hoe werd deze weer door Robespierre afgeschaft? Wat was het levenseinde van Pius VI? Wat is het door Pius YII met Frankrijk gesloten concordaat ? 272. Hoe trad in Duitschland pater Gassner op? Wat zjjn de duitsche illuminaten? Hoe toonde de duitsche roomsche kerkelijke overheid te willen waken tegen ketterij? $ 98. De anti-christelijke letterkunde iu Frankrijk. 273. Hoe had de eeuw van Lodewijk XIV gewerkt op de vrijgeesterij in Frankrijk? W elk onderscheid was er tusschen de fransche vrijgeesterij en het engelsche deïsme? 274. ^at is de encyclopédie van Diderot? Noem eenigen van de voornaamste fransche vrijgeesten. Wat is u bekend van Ilelvetius? Wat van Voltaire? En wat van Rousseau ? § 99. De verlichting iu (le protestantsche kringen in Duitschland. 275. Welke vorderingen maakte de zoogenaamde verlichting onder Frederik den Groote ook in Duitschland? 276. Hoedanig was het karakter der zoogenaamde duitsche populaire philosophie? 277. Welk een verwoestenden invloed oefende het rationalisme op het terrein der theologie uit? 278. Wie was de vader van het duitsche rationalisme? 279. Waarin lag de kracht van het rationalisme? 280. Wat zijn de Wolfenbuttelsche Fragmenten? 281. Welken invloed werd op het rationalisme uitgeoefend * door de philosophie van Kant? 282. Wie waren Gesenius, Paulus van Heidelberg en Wegscheider ? 283. Hoe stond tegenover hunne geestesrichting het supranaturalisme ? 284. Hoe traden Jacobi en Fichte op? 285. Welke geest openbaarde zich in de nationale duitsche literatuur ? 286. Noem eenigen van de meest invloedrijke duitsche letterkundigen. Wat weet gij van Matthias Claudius, van Hamann, van Lavater, van Jnng-Stilling? § 100. De gereformeerde kerk in de Nederlanden. 287. Bleef het streng gereformeerde in dit tijdperk in onze kerk op den voorgrond staan? Hoe ging het met de bevoorrechting der gereformeerde kerk ? 288. Wie was Alexander Comrie? Liet het kerkelijke gezag alle waken voor de rechtzinnigheid varen? 289. Welke vereenigingen en maatschappijen traden op, aan alle beslist gereformeerd standpunt vreemd ? Welke naamsverandering had, op kerkelijk terrein, in ons land plaats? Wat weet gij van de invoering der nieuwe psalmberijming? wat van die der Evangelische gezangen? 290. Welke gevolgen had het wegvallen van den staatssteun voor de gereformeerde kerken en hare predikanten ? 291. Hoe werd, in 1813, Willem I's komst op den vaderlandschen bodem begroet? § 101. Kerkelijke zin en kerkelijk leven. 292. Was niet ook in dit tijdperk nog veel gehechtheid te vinden aan het oude kerkelijke geloof? 293. Ontstond door het gemeenschappelijke gevaar ook toenadering tusschen weldenkende katholieken en protestanten ? 294. Welken invloed oefende bisschop Sailer te Regensburg ? 295. In welke landen drong de duitsche verlichting door? 296. Wat geschiedde in Engeland, en elders, voor zending en bijbelverspreiding ? 297. Werd ook in ons vaderland de arbeid der zending behartigd ? Derde tijdperk. (1814—1904.) § 102. Het karakter vtsn «lil tijdperk. 298. Welken invloed had het afschudden van hot fransche juk op den godsdienstigeu toestand der europeesche volken? 299. Welk karakter vertoont dit geheele tijdperk op godsdienstig gebfed § 103. I)e roomsch-kalliolieke kerk. 300. Wanneer hield Pius YII zjjn intocht te Rome? Hoe stond hij tegenover het protestantisme? Wat heeft Pius IX op staatkundig gebied beleefd ? Welke houding nam Leo XIII aan op staatkundig, en op geestelijk terrein? Welke hulde werd hem, zelfs van protestantsche zijde, gebracht? 301. Hoe ging het met de jezuïeten-orde na hare opheffing door Clemens XIY? 302. Hoe openbaarde zich de ultramontaansche geest? Wie trad, op wetenschappelijk terrein, met eere op onder de roomsch-katholieken? Welke letterkundigen bevorderden het ultramontanisme ? Hoe werd het ultramontanisme bevorderd door bedevaarten en mirakelen? 303. Noem eenige invloedrijke overgangen uit het' protestantisme tot het roomsch-katholicisme, — en omgekeerd. 304. Wat weet gij van de duitsch-katholieke kerk? Wie was Ronge? Wat is do Pius-vereeniging? Noem enkele daarmede overeenstemmende vereenigingen. Hoe steunde de pers het ultramontanisme? Hoe arbeidde inmiddels de roomsche zending? 305. Wanneer werd het leerstuk van do onbevlekte ontvangenis van Maria afgekondigd? Wanneer werd het vaticaansche concilie gehouden? Ueel iets omtrent dit concilie mede 306. Welke reactie tegen de leer van de pauselijke onfeilbaarheid openbaarde zich in Duitschland? 307. lloe traden de oud-katholieken in verbinding met de Utrechtsche bisschoppelijke cleresie? Wie werd als de eerste oud-katholieke bisschop voor Duitschland gekozen? Trad het oud katholicisme ook in Zwitserland op? § 104. Het protestantisme. 308. Wie opende den strijd tegen het rationalisme in deze periode ? Hoe trad het piëtisme tegen liet rationalisme op? Wie bevorderde onder de hoogere standen liet piëtisme? Wat waren de z.g. lichtvrienden? 309. Hoe werd in Duitschland kerkelijke vereeniging van lutherschen en gereformeerden nagestreefd? Wat is de pruisische unie ? Hoe ontstond er reactie tegen deze unie? 310. Wat is de Gustaaf-Adolf-vereeniging? Wat is u bekend van de Evangelische Alliantie? Wat weet gij van het pan presbyterian couucil? Wat van den z g. kerken-dag? Wat is u bekend van den vrijzinnigen protestanten-dag? 311. Wat weet gij van het bisdom van St. Jakob te Jeruzalem ? Wat is u bekend van bisschop Samuel Gobat? 312. Deel iets mede omtrent den tegenwoordigen stand der protesfcantsche zending onder de heidenen. Wat werd in dezen in ons land gedaan? 313. Wat weet gjj van Morrison, Hudson Tajlor, John Williams, Lioingstone? Hoe ging het met de zending op Madagascar? 314. Werd ook de zending onder de Mohammedanen ter harte genomen? 315. Wat is u bekend van de zending onder de Joden? 3 ltS. Wat verstaat men onder inwendige zending? Wat weet gij van Wichern? Deel iets mede omtrent de uitbreiding dezer inwendige zending. Wat is u bekend omtrent Fliedner en het diakonessenwezen ? 317. Wat is u bekend van dezen arbeid in ons land? Wat weet gij van Heldring en zijn gestichten? 318. Wat zjjn Bijbel- en tractaatgenootschappenP Hoe staat het thans met de verspreiding der II. S. ? 319. Welken invloed had de philosophie op de protestantsche theologie ? Wat is u bekend van Schelling? Wat van Heg el? Wat van Schopenhauer 'i Wat van von Hartman?' Wat van Nietzsche? 320. Welken invloed had Schleiermaclier op de ontwikkeling der theologie? Wat weet gij van Neander't Wat van Hengstenberg ? 321. Wat is u bekend van de tübingsche school? Wat van David Strauss? 322. Welke zijn de hoofdrichtingen der theologie in onzen tijd in Duitschland? 323. Wie hebben krachtig medegewerkt aan de herleving der gereformeerde theologie, vooral in ons landP § 105. l)e kerken i» de verschillende landen binnen en buiten Europa. 324. Wat beoogde de z.g. heilige alliantie? 325. Hoe openbaarde zich na 1815 het bestaan van elkander vijandige elementen op kerkelijk gebied? 326. Welke kerkelijke gevolgen had het weener congres? 327. Hoe trad het' ultramontanisme in Pruisen op ? Hoe werden de aangelegenheden der protestantsche kerken in Pruisen geregeld? Hoe in Saksen? Hoe in Beieren? Hoe in Hessen-Darmstadt ? Hoe in Wurtemberg? 328. Welke beteekenis heeft de fransch duitsche oorlog van 1870 voor de geschiedenis der kerk? Wat verstaat gij onder den cultuur-strijd in Duitschland ? Welk verloop had deze strijd, zoowel in Pruisen als in de andere staten van Duitschland ? 329. Welke houding nam de regeering van Oostenrijk, in het kerkelijke, aan na het vaticaansche concilie? In welken toestand kwamen de oostenrijksche protestanten? Wat had in het Zillerthal plaats P Wat weet gij van de los-van-Bome-beweging ? 330. Hoe ging het in duitsch-Zwitserland , en hoe in fianschZwitserland met het protestantisme? Hoe in diezelfde landstreken met het katholicisme? 331. Welke mannen onderscheidden zich in Denemarken, bij de herleving van het protestantisme ? Wie waren de Zweedsche laesaren? Wie trad in Noorwegen zegenrijk op tegen het rationalisme?- 332. Welke drie richtingen traden in dit tijdperk onder de engelsche protestanten te voorschijn? , Wat is het tractarianisme ? Wat weet gij van het ritualisme? Wat zijn de Hibbert-lezingen ? Noem den invloedrijkste onder de dissenters dezer periode. 333. Bleef de presbyteriaansche kerk in Schotland haar karakter behouden? Hoe ging het in Ierland met het protestantisme ? Won de roomsclie kerk veld in Engeland en in Schotland? 334. Van wien ontving de hervormde kerk in Nederland in 1810 hare organisatie? Hoe werd deze organisatie ontvangen door de kerk? Wanneer werd deze organisatie herzien? 335. Wat weet gij van het z.g. reveil? Wie werden de voornaamste tolken van het in de hervormde kerk in ons land herlevende confessioneele bewustzijn P 33G. Wat leidde tot de afscheiding van 1834? Wanneer werd de theologisohe school te Kampen gesticht? Wanneer werd de naam van christelijke gereformeerde kerk aangenomen door de vereenigde afgescheidene gemeenten? 837. Welke theologische richtingen deden zich in de hervormde kerk gelden in het midden der vorige eeuw? 338. Wat werd door de rechtzinnige richting gedaan ten behoeve der jeugd? 339. Wanneer werden de kiescolleges in de hervormde kerk ingevoerd ? * 340. Wanneer werd de vrije universiteit opgericht? Iloe kwam het tot de z.g. doleantie? Wanneer kwam het tot vereeniging van de in 1S8G met de in 1834 uit het verband der hervormde kerk uitgetreden gemeenten? Gingen al de christelijke gereformeerde» met de vereeniging, in 1892 tot stand gekomen, mede? 341. Bleven al de liberale elementen, bij het herleven der orthodoxie, in de hervormde kerk? 342. Wiinneer werd in ons land de kerkelijke hiërarchie.voor de roomschen hersteld? Welke beweging had dit ten gevolge, op protestantsch terrein? Welke gevolgen heeft die beweging gehad? Hoe hielden de oud-roomschen zich tegenover de pauselijke daad? Welk verloop had de ontwikkeling der roomsche kerk in Nederland na 1853? 343. Wat was het leuvensche collegium philosophicurn, en welken invloed had de oprichting daarvan op de scheuring tusschen Nederland en België? Hoe ging het in België, na do scheuring, met de roomsche aangelegenheden? Heeft België ook protestantsche elementen? 344. Bleef Frankrijk zjjne oude Gallicaansche beginselen handhaven in dit tijdperk? Welken invloed had, op kerkelijk gebied, de val van Napoleon III? Wat weet gg van het luthersche, en wat van het gereformeerde protestantisme in Frankrijk in onzen tijd? 345. Hoe hebben de Waldenzen gebruik gemaakt van de gelegenheid tot evangelisoeren in Italië P 34G. Hoe staat het met de Evangelie verkondiging in Spanje? en hoe in Portugal? 347. Heeft de godsdienstige vrijheid post kunnen vatten in Rusland ? Hoe ging het, op godsdienstig gebied, na de restauratie, in Polen? 348. Hoe ging het in Griekenland? 349. Hoe ging het met de armenische christenen? 350. Hoe staat het in Noord Amerika met de talrijke protestaritsche kerken? Wint het roomsch-katholicisme in de Vcreenigde Staten van Noord-Amerika veld? Kunt gij sporen aanwijzen van protestantisme in Mexico en in Brazilië? § 100. Nieuwe secten en mystieke richtingen. 351. Vanwaar dat op protestantsch terrein meer gelegenheid is tot het ontstaan van nieuwe secten dan op roomsch gebied? Hoe wordt dit schijnbare voordeel van het roomschkatholicisme overschaduwd ? 352. Wat is u bekend van de Mormonen? Wonnen zij ook in Europa bekeerlingen? 353. Wie was Eduard Irving? Wat is het irvingiaansche stelsel? 354. Wat weet gij van de Darbysten? 355. Hoe ging het met de chineesche vereeniging der Taipings? 356. Wat gaf aanleiding tot het ontstaan van het spiritisme? Is het spiritisme geheeL hetzelfde als het spiritualisme? Wint het spiritisme terrein? § 107. Het christendom, bestreden door het socialisme, communisme en nihilisme. 357. Wat deed Babeuf, in 1796, in communistische richting? Door wien kreeg het communisme zijn parool? Hoe ging het met liet communistische streven van St. Simon ? Hoe met dat van Vader Enfant in? En met van van Owen ? Wat weet gij van de Ikarische kolonie? 358. Welke neigingen openbaren zich in de sociaal-democratie ' Wat deed Lasalle voor de sociaal democratie? Welke scheuring kwam in 1869 in deze partij? Wanneer had verzoening der twee partijen plaats? Breidde de invloed der sociaal-democraten zich uit 359. Wie was Karl Marx? Wat is u bekend van de internationale arbeidersvereniging? 360. Wat is het nihilisme en het internationale anarchisme? In welk land heeft bet nihilisme zich vooral doen gelden? Heeft het internationale anarchisme slachtoffers geveld ? 361. Hebben de socialistische beginselen ook in Nederland ingang gevonden? Heeft de socialistische klassenstrijd zijne scherpte verloren? 362. Wat is tegenover de betoonde vijandschap do roeping, en wat de kracht des cbristendoms? *