2439 6.5 LIEDEREN (SIONS BUNDEL) TEN GEBRUIKE BIJ DE SAMENKOMSTEN VAN DE „HERVORMDE STA DSZEN DING" TE AMSTÉRDAM KANTOOR KEIZERSGRACHT 676 TE LEF. 30030 PRIJS 10 CENT I Lof zij den Heer, den almachtigen Koning der eere, — Dat aard en hemel den lof Zijner glorie, vermeere, — Meng in 't geklank, — Ziel, uw aanbiddenden dank! Zinge al wat ademt den Heere! 2. Lof zij den Heer, die uw bevende vrees zal beschamen, — Noem Hem uw Vader, de kroon van Zijn heerlijke namen ! Dwars door den dood, — Neemt Hij u op in zijn schoot, - Looft Hem in eeuwigheid! Amen. 2. (Psalm 68). Geloofd zij God met diepst ontzag! — Hij overlaadt ons dag aan dag, — Met Zijne gunstbewijzen, — Die God is onze zaligheid ! — Wie zou die hoogste Majestejt — Dan niet met eerbied prijzen! — Die God is ons een God van heil; — Hij schenkt, uit goedheid, zonder peil. — Ons 't eeuwig, zalig leven, — Hij kan en wil en zal in nood, — Zelfs bij het naadren van den dood, — Volkomen uitkomst geven. 3. (Psalm 146). Prijst den Heer met blijde galmen ; - Gij mijn ziel hebt rijke stof. — 'k Zal zoo lang ik leef mijn psalmen — Vroolijk wijden aan Zijn lof; — 'k Zal, zoo lang ik 't licht geniet, — Hem verhoogen in mijn lied. (bis). 2. Zalig hij, die in dit leven, — Jacobs God ter hulpe heeft; — Hij, die, door den nood gedreven, —Zich tot Hem om troost begeeft; Die zijn hoop in 't hach- lijkst lot — Vestigt op den Heer, zijn, God. (bis). 4. Jezus te zien i in de hemelsche vreugd* 't Land, waar geen rouw is, geen droefheid of pijn, — O, hoe mijn ziel reeds van ver zich verheugt 1 — Dat zal mijn eeuwige blijdschap daar zijn ! KOOR: Lof zij den Heer! Prijst Jezus' Naam ! (bis) — Dicht aan zijn zij heerscht de dood nimmermeer, — Looft Hem nu, hemel en aarde te zaam ! 2. Als 'k in de schaar der verlosten mag staan, — | Loflied mee aanhef, zoo lieflijk en rein, — En dan heel dicht aan Zijn zijde mag gaan, — Dat zal mijn vreugde voor eeuwig daar zijn. 5. Heer! ik hoor van rijken zegen, — Dien gij uitstort, keer op keer, — Laat ook van dien milden regen, — Dropp'len vallen op mij neer! — Ook op mij, — ook op mij; — Dropp'len vallen, ook op mij! 2. — Ga mij niet voorbij, o Vader! — Zie, hoe mij mijn zonde smart. — Trek mij met Üw koorden nader, — Stort Uw liefd* ook in mijn hart; — Ook in mij, ook in mij, — Stort Uw liefde ook uit in mij! 3. Liefde Gods, zoo rein, zoo krachtig, — Bloed van Jezus, rijk en vrij, — Gods genade sterk en machtig. O, verheerlijk U in mij I — Ook in mij, ook in mij! O, verheerlijk U in mij! 6. Waarheen, Pelgrims, waarheen gaat gij, — 't Oog omhoog en hand in hand ? — Wij gaan op des Konings roepstem, — Naar ons huis en vaderland. — Over bergen en door dalen — Gaan wij naar de blijde zalen, (bis) — Van Gods huis, in 't Vaderland. 2. „Storm en duisternis bedreigt u; — Zijt daartegen gij bestand?" — Waarom zou ons harte vreezen — Wandlend aan des Heeren hand ? — Jezus zelf zal voor ons strijden. - En door storm en nacht ons leiden (bis) — Naar Gods huis in 't Vaderland 1 3. „Pelgrims, zegt ons, mogen wii ook — Met u trekken naar dat land?" — Komt, weest welkom, volgt ons allen, — 't Oog omhoog en hand aan hand. — Bij der eng'len vreugdezangen. — Zal ons jezus zelf ontvangen, (bis) — In Gods huis in 't Vaderland. 7. Daar ruischt langs de wolken een lieflijke naam, m Die hemel en aarde vereenigt te zaam, — Geen naam is er zoeter en beter voor 't hart, — Hij bal semt de wonden en heelt alle smart. — Kent gij, kent gij dien naam nog niet? — Die naam draagt mijn Heiland, mijn lust en mijn lied. 2. Dien naam is naar waarheid, mijn Jezus ook waard, — Want Hij kwam om zalig te maken op aard. m Zoo lief had Hij zondaars, dat Hij voor hen stierf, — Genade bij God door Zijn zoenbloed verwierf. — Kent gij, kent gij, dien Jezus niet ? — Die om ons te redden, den hemel verliet ? 3. Eens buigt zich ook alles voor Jezus in 't stof, — En d'englen zij zingen voort durend Zijn lof. — O mochten w'om Jezus verheerlijkt eens staan : Dan hieven wij juichend den jubeltoon aan: — Jezus, Jezus, Uw naam zij d'eer, — Want Gij | ^ zijt der menschen en englen Heer I kjr' 8. GEZANG 39. Jezus neemt de zondaars aan, — Roept dit troostwoord toe aan allen, — Die van 's levens rechte baan, — Op den dwaalweg zijn vervallen. — 't Rechte pad leert Hij hen gaan ; — Jezus neemt de zondaars aan. ^4li 2. Als een Herder wil Hij trouw, — 't Schaap, in een woestijn aan 't dwalen, — Daar 't zich zelf verliezen zou, — Van den doolweg wederhalen, Brengen op de rechte baan: — Jezus neemt de zon daars aan! 9. Ik zie een poort wijd open staan, Waardoor het licht komt stroornen — Van 't kruis, waar 'k vrij'lijk heen mag gaan, — «Om vrede te bekomen. Koor: Genade Gods, zoo rijk en vrij! — Die poort staat open ook voor mij. — Voor mij, voor mij, staat open ook voor mij. 2 Die open poort laat d'ingang vrij — Aan wie komt binnenvlieden, — Aan rijk en arm, aan u en mij — Komt Jezus vrede bieden. 3. Die open poort leidt tot Gods troon, — Ga door; laat niets u hindren; — Neem op uw kruis, aanvaard de kroon, — Die God biedt aan Zijn kindren. 10. Zondaar, wie gij wezen moogt, — Bij het kruis is plaats! — Plaats bij Die uw tranen droogt, — Bij Zijn kruis is plaats! Zeg het aan uw Heiland vrij, — Wat uw lot en vreeze zij, — Helper, die u redt is Hij, — Bij Zijn kruis is plaats! 2. Haast u, zwerver, draal niet meer, — Bij het kruis is plaats! — Zoek een schuilplaats bij den Heer — Bij zijn kruis is plaats! — Welk een last uw schouder torscht, — Zondaars noodt de Vredevorst, — Plaats hun gunnend aan Zijn borst! — Bij Zijn kruis is plaats! 3. Blijde boodschap, woord van heil: — Bij het kruis is plaats! — Roemt een liefde zonder peil, — Bij het kruis is plaats! — Hoeveel komen, altijd meer. — Allen noodt en bidt de Heer - Zaligmaken is Zijne eer; — Bij Zijn kruis is plaats! 11. Zondaar, zoekt gij rust en vrede, — Levenslust en stervensmoed? — Niets deelt u de wereld mede, —- Alles vindt ge aan Jezus' voet! Koor | Kom, o kom met al uw nooden, — Vrede wordt u aangeboden; — Vlucht dan éér gij sterven moet, — Met uw zonde aan Jezus' voet. 2. Daar is niemand weggezonden, — Die om schuldvergeving bad! — Daar heeft ieder heil gevonden, — Alles wat hij noodig had. 3. Hoor bij dagen en bij nachten — — Roept de Heiland: „Komt totMij".Waarom, waarom zoudt gij wachten? — Spoedig is uw tijd voorbij. 12. Ik heb een Heiland, een voorspraak hierboven, — En wie hier me ontvalle, mijn helper is daar; — Door liefde bewoog Hij mijn hart tot gelooven, — Och, of mijn verlosser uw Heiland ook waar! Koor: Voor u is mijn bidden, voor u is mijn smeeking, — De bede mijns harten is pleiten voor u. 2. Ik vond een vrede, een rust, als op aarde _ Door wijsheid en vroomheid vergeefs werd gezocht, — Toen Jezus de liefde van God m' openbaarde, — Door 't bloed, dat verlossing en leven ons kocht. 3. O, mocht die blijdschap, die zalige vrede — Het deel zijn, dat gij bij dien Heiland ook zocht, — Aan 't Hem zoekend hart deelt dien vrede Hij mede, — Hij, die ook uw ziel met Zijn bloed heeft gekocht. |p 13. Ga niet alleen door 't leven: — Die last is u te zwaar; Laat Eén u sterkte geven, — Gaat tot uw Middelaar! — Daar is zóó veel te klagen, — Daar is zooveel geween — En zooveel leeds te dragen, — Ga niet alleen! bis. 2. Ga niet alleen; uw Koning — Wil komen in uw hart. — Ach, geef het Hem ter woning, - Hoe stilt Hij dan uw smart! — Wie kan er tranen drogen — Als Jezus? Immers geen! — Richt dan de treurende oogen — Naar Jezus heen! bis. 3. O, armen, droeven, blinden. — De hoofden opgericht! — Laat u door Jezus vinden; Zijn last is zacht en licht. — Daar is zooveel te dragen, — Daar is zooveel geween — Ach, wilt dan niet vertragen! — Naar Jezus heen! bis. 14. Geeft Jezus eer ! Die de Hope is der zondaars, — Heerlijke naam, der verloornen behoud! — Komt zonder aarz'len, treedt allen nu nader! — Hij toont ons God als een liefhebbend Vader. — Geeft Jezus eer! Geeft Jezus eer! (bis.) 2 Geeft Jezus eer! Waar zijn naam wordt verheven — Vlieden de duiv'len en vallen terneer. — Zijn heerlijk licht, waar de eng'len in leven, — Doet alle werkers der duisternis beven, — Geeft Jezus eer! Geeft Jezus eer! (bis.) 3. Geeft Jezus eer! 'k Wil mijn leven Hem wijden; — 'k Leef nu voor Hem, voor mijzelven niet meer. — Hem wil ik volgen, voor Hem wil ik strijden, — Breng 't mij ook smaadheid, vervolging of lijden. — Geeft Jezus eer! Geeft Jezus eer! (bis.) 15. Rots der eeuwen, troost in smart, — Laat mij schuilen aan uw hart! — Laat het water en het bloed, — Dat uw open zijde ontvloeid', — Zijn een dubbele artsenij, — Die mij maakt van zonde vrij. 2. Hoe 'k mijn zonden ook beschrei — Of hoe groot mijn ijver zij, - Dit zal niets mij baten, neen ! — Gij moet redden. Gij alleen! — 'k Klem, vermoeid en zwaar belast, — Hulploos aan Uw kruis mij vast. 3. Als eens 't uur van sterven slaat — En mijn oog zich sluiten gaat, — Als 'k van 't aardsche stof ontdaan, —Dan voor Uwen troon moet staan, —~ Rots der eeuwen, troost in smart, — Laat mij schuilen aan Uw hart ! 16. Ik heb den vasten grond gevonden, — Waarin mijn anker eeuwig hecht, — Den grond in Jezus1 bloed en wonden, — Vóór 's werelds aanvang reeds gelegd.— Die grond zal onverwrikt bestaan, — Schoon aard en hemel ondergaan. 2. God wil niet, dat wij gaan verloren, — En schonk tot redding ons Zijn Zoon, — Dies werd Hij mensch, Gods Eengeboren, — En voer straks op tot 's hemels troon; — En Hij, met onzen nood begaan, Klopt nu gedurig bij U aan. 3. O diepte die der wereld zonden — Door Jezus' dood verslonden heeft! — Nu is der zielen wond verbonden. — Wie zal verdoemen ? — Jezus leeft, — Wiens offerbloed bestendig pleit: — „Barmhartigheid ! Barmhartigheid p 4. Op dezen grond slechts wil ik bouwen; — Zoolang ik op deez' aarde woon, — Blijft dit de rots van mijn vertrouwen; Dan juich ik eens voor 's Hoogsten troon, — Om 't heil, door Christus mij bereid: — „O, diepte van barmhartigheid M 17. O zee van Gods liefde, zoo peilloos en wijd, — Verlossing, zoo grensloos voor mij hier bereid; O vloed van genade, zoo rijk en zoo vrij. — Gij stroomt toch voor allen, (3 maai) stroom ook over mij. Koor : 'k Hoor hemelstemmen ruischen, — Des heilstrooms golven brqischen, — Ik werp mij in dien heilstroom, — Halleluja, prijst den Heer! 2 Gezegende Jezus, iet op mijn geschrei; — Vertoef niet, kom, schep een nieuw hart ook in mij, — Nooit zeg Uw mond: neen; of het soms ook zoo schijn, — O wasch mij, en witter dan sneeuw zal ik zijn. 3. Gezegende Jezus, dit smeek ik van U: — Ik wacht aan Uw voeten, o, geef het mij nu! — 't Geloof ziet Uw bloed als de zegefontein ; — O waSch mij, en witter dan sneeuw zal ik zijn. (8. Jezus, zie mij aan Uw voet; — Niets dan Uw bloed kan redden; — Geef mij rust voor 't bang gemoed! — Niets dan Uw bloed kan redden ! Koor: Neen, neen! niets breng ik, o Heer! — Maar in 't geloof klem ik mij — Aan Uw kruis, o Lam van GÖd ! — Niets dan Uw bloed kan redden! 2. Zie mij vol van schuld en smart ! Niets dan Uw bloed kan redden ! — Geeft Uw vrede mij in 't hart! - Niets dan Uw bloed kan redden ! 3. Eigen pogen baat mij niet: — Niets dan Uw bloed kan redden! — Anders niets, dat redding biedt. — Niets dan Uw bloed kan redden! 19. 'k Ben reizend naar die stad, — Waar Christus 't licht zal zijn, — Om eeuwig daar te zijn bij Hem, — Bevrijd van zorg en pijn. Koor i Geen smart meer daar omhoog ! (bis) M God zelf wischt daar de tranen droog. —Geen smart meer daar omhoog. 2. Al 't schoone op aarde kleeft — De vloek der zonde aan ; — Maar in die reine stad kan nooit — De zonde binnengaan. 3. Daar is geen dood, geen rouw, — Geen leed, geen zielsangst meer; — Maar eeuwge blijdschap wacht de ziel Daar boven bij den Heer. 4. Daar is de strijd voorbij; — Daar wacht de gloriekroon; — Daar vindt de ware strijder rust, — En God zelf is zijn loon 20. Neem, Heer, mijn beide handen — En leidt Uw kind, — Tot ik aan eeuwge stranden — De ruste vind. — Te zwaar valt me elke schrede — Als 'k U verlaat! — O, neem mij met U mede, — Daar waar Gij gaat. 2. O, doe genade ervaren — Aan 't bevend hart, — En breng het tot bedaren, — Bij vreugde en smart! — Laat me aan Uw voeten rusten, — Mij, hulp'loos kind, — Vei trouwen en berus eri^ - Voor de uitkomst blind. 3. En blijft me ook soms verborgen Uw groote macht, — Gij voert mij tot den morgen — Ook door den nacht! — Neem dan mijn beide handen, En leid Uw kind, — Tot ik aan de eeuw'ge stranden. — De ruste vind ! 21. GEZANG 273. Beveel gerust Uw wegen, Al wat u 't harte deert. — Der trouwe hoed' en zegen — Van Hem, die 't al regeert; — Die wolkenvlucht en winden — Wijst spoor en loop en baan, — Zal ook wel wegen vinden, — Waarlang^ uw voet kan gaan. 2. Laat Hem besturen, waken l — 't ïs wijsheid wat Hij doet, — Zóó zal Hij alles maken, — Dat g' u verwondren moet. — Als Hij, die alle macht heeft, — Met wonderbaar beleid, — Geheel het werk volbracht heeft, — Waarom gij thans nog schreit. 3. Hoor onze smeekgebeden! — Heer! red uit alle nood! — Sterk onze wankle schreden — En leer ons tot den dood — Op uwe hoed' en zegen — Vertrou„wen, vroom van zin:. — Zoo voeren onze wegen — Gewis ten hemel in. 22. Mijn ziel heeft U van noode — Elk uur, elk oogenblik! — O zegen mij, mijn Heiland! — Tot U kom ik! 23. 'k Moet den Heiland met mij hebben, — Want ik kan alleen niet gaan, — Maar met Hem meer dan verwinnaar, — Durf ik iedren storm weerstaan. Koor: O dan vreest mijn ziel geen kwaad, — Waar mijn weg ook henen gaat, — Ik wil volgen zonder vragen, — Waar mijn meester gaat of staat. 2. 'k Moet den Heiland met mij hebben, — Dan is ied're last mij licht; — 'k Kén geen bange vrees of zorgen, — 'k Wandel voor Zijn aangezight. 3. 'k Moet den Heiland met mij hebben, — Daar, waar in der zonde macht, — Harten breken, slaven zuchten, — En men op Zijn boodschap wacht. 24. Leid, vriendlijk licht, door 't duister, dat me omgeeft, — Leid Gij mij voort! — Zwart is de nacht, die mij omvangen heeft; — Leid Gij mij voort! — Steun Gij mijn schreên! niet 't ver verwijderd oord — Verlang'kte zien; leid stap voor stap mij voort! 2. Ik was voorheen zoo niet; 'k vroeg niet naar U; — Leid Gij mij voort! — Ik koos en zag zoo gaarn mijn pad, maar nu — Leidt Gij mij voort! —Toen minde ik pracht en praal, en altijd weer — Verwon mijn trots; gedenk 't verleên niet, Heer! 3. Lang reeds ervoer 'k Uw kracht; schenk mij die nog, — En leid mij voort—Door woeste plaatsen, door de waat'ren, tot — De morgen gloort! — Dan wijkt de nacht en zie 'k de dierb'ren weer, — Die 'k hier eens minde en weervind bij den Heer 25. Jezus! dien mijn ziel bemint, — 's Levens stormen loeien, Heer! —O beveilig mij, Uw kind, — Leg mij aan Uw boezem neêr; — Als de golven woedend slaan, — Tegen rotsen op en neer, — Laat mij aan Uw zij dan staan, — Tot de storm voorbij is, Heer! 2. Andere toevlucht ken ik geen; — Hulploos kom ik tot U vliên, — Laat, o laat mij niet alleen, — Wil mij steeds Uw j hulpe biên ! — Als de zondelast mij drukt, — Zend mij Uw verlossing neêr; — Ben ik zwak en neêrgebukt, — Schenk mij dan Uw kracht, o Heer! 26. 'k Heb geloofd - en daarom zing ik, — Daarom zing ik van gena. — Van ontferming en verlossing, — Door het bloed van Golgotha. — Daarom zing ik U, die stervend — Alles, alles hebt volbracht, — Lam Gods, dat de zonden wegneemt, — Lam van God, voor ons geslacht 1 2. 'k Heb geloofd - en daarom hooger, Hooger dan Calvarie's top. -— Zie ik boven lucht en wolken, — Hoogepriester tot U op; — Die in 't ware tabernakel — Voor Gods aanschijn t'allen tijd, — — Als haar Hoofd voor Uw gemeente — — Strijdend bidt en biddend strijdt. 27. Er komen stroomen van zegen, — \ Dat heeft Gods woord ons beloofd! — Stroomen, verkwikkend als regen, — — Vloeien tot elk, die gelooft. Koor: Stroomen, van zegen, — Komen als plasregens neer. — Nu vallen drupplen reeds neder — Zend ons die stroomen, o Heer! 2. Er komen stroomen van zegen; — Heerlijk, verkwikkend zal 't zijn, - Op de valleien en bergen — Zal er nieuw leven dan zijn 3. Er komen stroomen van zegen — Zend ons dien Heilstroom nu neer, — Geef ons die groote verkwikking, — Geef z'on$ voortdurend, o Heer! 28. GEZANG 274. Komt laat ons voortgaan, kindren! — Want de avond is nabij; — Het stilstaan kan licht hindren — ln deze woestenij; Komt sterkt opnieuw den moed! — Den wandelstaf geheven, — Om hemelwaarts te streven: — Zoo wordt het einde goed. 2. Zij zal ons niet berouwen,— De keus van 't smalle pad; & Wij kennen den Getrouwe, — Die ons heeft liefgehad.-— Vest al uw hoop op Hem! — Dat ieder 't aangezichte — Ginds naar de Godsstad richte: — Daar ligt Jeruzalem ! 29. Hier, ver van 7 aardsch gewoel, — Zoeken w' U weer; Spreek met Uw liefdestem - Tot ons, o Heer! — O, zie ons voor U staan, Zie ons genadig aan, — Laat ons niet ledig gaan — Van U, o Heer. 2. Kom, Heiige Trooster, kom ! — Schijn in ons hart; — Neem weg van ons, o Heer! — Al wat U smart. — Vernieuw ons door uw kracht, — Toon hier ook Uwe macht. — Vervul ons dag en nacht — Met Uwen Geest! 3. Behoud, o Heer Uw werk, — En laat ons zien, — Dat zondaars door Uw Geest, — Steeds tot U vliën. — Maak woning in ons, Heer! — Verblijd ons keer op keer! — En geef ons meer en meer? — Van Uwen geest! 30. Neem de wereld, geef mij Jezus, — Wereldvreugd gaat ras voorbij; — Maar de liefde ,van mijn Heiland, Blijft voor eeuwig rijk en vrij. Koor: O de hoogte en lengte en diepte — Van zijn liefde zonder peilj — O! de volheid van verlossing, — Onderpand van 't eeuwig heil. 2. Neem de wereld, geef mij Jezus, — — Want Zijn troost is zalig, zoet; — Hij bewaakt mij, geeft mij vrede, Dat Is 't Vat mij juichen doet. 3. Neem de wereld, geef mij Jezus! — 'k Weet, Hij stierf voor mij aan 't kruis, — 'k Dank Hem hier en ook voor eeuwig ; — Als 'k Hem zie in 't Vaderhuis, 31. Grijp toch de kansen, door God U gegeven! — Kort is uw zijn hier, de tijd snelt daarheen. — Wat toch blijft over, o zeg, van dit leven ? — D'arbeid der liefde, gedaan om u hëen. Koor: Niets is hier blijvend, (bis) — Alles, hoe schoon ook, zal eenmaal vergaan ; — Maar wat gedaan werd uit liefde tot Jezus, — Dat houdt zijn waarde en zal blijven bestaan. 2. Geef dan uw tijd niet aan ijdele zorgen, — Help hen, die vielen ; breng troost in hun smart! —O, laaf uw licht schijnen blij als de morgen; Spreekt van den Heiland, die rust geeft voor 't h^rt! — 32. Veilig in Jezus armen, — Veilig aan Jezus hart; — Daar in Zijn teer erbarmen, — Daar rust mijn ziel van smart, — Hoor 't is het lied der englen — Zingend van liefd' en vree, — Ruischend uit 's hemels zalen — Over de glazen zee. — Koor: Veilig in Jezus armen, — Veilig aan Jezus hart; — Daar in Zijn teer erbarmen — Daar rust mijn ziel van smart. 2. Jezus, mijn dierbre toevlucht, — Jezus, Gij stierft voor mij! — Dat op dien Rots^ der eeuwen, — Eeuwig mijn hope zij! — -Heer laat mij leidzaam wachten, — Totdat het duister vliedt, - En 't oog aan gindsche kusten, — Uw heillicht gloren ziet. 33. Welk een vriend is onze Jezus, — Die in onze plaats wil staan! — Welk een voorrecht, dat ik door Hem — Altijd vrij tot God mag gaan. — Dikwijls derven wij veel vrede, — Dikwijls drukt ons zonde neer, — Juist omdat we 't al niet brengen, — In 't gebed tot onzen Heer. 2. Leidt de weg soms door verzoeking, — Dat ons hart in 't strijduur beeft, — Gaan wij dan met al ons strijden — Tot Hem, die verlossing geeft. — Kan een vriend ooit trouwer wezen, — Dan Hij, die ons lijden draagt ? — Jezus biedt ons ook genezing, - Hij alleen is 't, die ons schraagt. 3, Zijn wij zwak, belast, beladen, —* En terneer gedrukt door zorg, — Dierb're Heiland ! onze Toevlucht! —Gij zijt onze Hulp en Borg! — Als soms vrienden ons verlaten — Gaan wij biddend tot den Heer, — In Zijn armen zijn wij veilig, — Hij verlaat ons nimmer meer. 34. Breng mij d'aloude tijding, — De tijding van Gods troon, Van Jezus* zondaar's liefde, — De liefde van Gods Zoon; — O, breng ze mij eenvoudig. Als aan een zeer klein kind, Want ik ben zwak en moede — Tot dwalen steeds gezind. Koor: Breng mij d'aloude tijding, (3 keer), — Van 't tieil in Jezus bloed. 2. Breng mij die tijding duid'lijk, — Hoe mij de Heiland zocht; — Vertel mij van verlossing, ^ Door Jezus' bloed gewrocht ; — Spreek daarvan vroeg en spade, — Want ik vergeet zoo ras; — Geen morgendauw wijkt sneller — Van 't heerlijk lentegras. 3. Breng mij die tijding zachtkens. — In diepen ernst van toon; | Gedenk ik ben de zondaar. — Voor wien God .gaf Zijn Zoon! — Breng mij die tijdingdaag'lijks — Weerhoud toch niets daarvan ; — Breng mij de volle tijding, — Die zielen troosten kan. 35. Als de Heiland zal verschijnen — In glorie op aard ; — Met de Zijnen, al de Zijnen — Rondom Hem geschaard: Koor: O, dan zullen zij schitt'ren — Gehecht aan Zijn kroon, — Als defonklende sterren, zoo heerlijk en schoon. 2. Als dan Jezus hen vergadert, — Geeft Hij hun een kroon, — Als de Zijnen zijn genaderd — Tot Hem, voor Zijn troon. 36. Door een blik op het kruis is èr leven en heil, — Is er levén voor u en voor mij; Zie geloovig op Hem, word behouden en leef, — Want verlossing biedt Jezus u vrij. Koor: Zie, zie, zie en leef I— Door een blik op het kruis is er leven en heil, — — Is er leven voor u en voor mij. 2. O, waarom droeg dan Jezus cte zonde en den smaad, — Als Uw schuld niet op Hem werd gelaan ? —, waarom heeft het bloed uit Zijn zijde gevloeid, — Als uw schuld niet door Hem werd voldaan ? 3. Niet uw tranen, gebeden, bekeering, berouw, — Maar Zijn bloed wrocht verzoening voor u; — Werp op Hem dan 't gewicht van uw zonde en schuld: — Vlied tot Jezus, o zondaar, vlied nu. 37. Meer heiligheid geef mij. — Meer vrede in 't hart; — Geduld in | lijden meer, — Van zonde meer smart; — Meer hoop en vertrouwen — In Jezus mijn Heer — Meer liefdegloed voor Hem, — Altijd meer en meer. 2. — Meer dankbaarheid geef mij — In 't hart voor U, Heer ; — Meer blijdschap der hope, — Meer roem in Uw eer; — Meer tranen van rouwe - als zonde mij tart; — En meer onderwerping 7- In d ure van smart. 38. De Geest strijdt o, zondaar! — En zoekt uw behoud; Hij klopt aan uw harte —Zoo hart en zoo koud. — Weersta dan dien geest niet — Die heden nog staat; — Wellicht is het morgen — Voor eeuwig te laat. 2. O, Kind van Góds liefde! — Verzwaar niet uw schuld, — Maar wordt met den vrede — Des geestes vervuld; — Bedroef dan dien geest niet ; — O, doe Hem geen pijn ! — Dat in u uw Heiland — Verheerlijkt moog' zijn! 3. De tempel des harten — Van schoonheid beroofd — En 't vuur van Gods liefde — Schier in u verdoofd: — Zie toe, dat die liefde — Weer brandende zij; — En blusch niet den Geest uit, — Want God is nabij! 39. Daar boven is een heerlijk Oord, — O zoo schoon ! O zoo schoon! Daar wordt het Eng len lied gehoord! O zoo schoon ! O zoo schoon ! — Geen zonde kent men daar omhoog, — De blijdschap fonkelt in het oog, — Des zondaars, die voor Jezus boog; — O zoo schoon! O zoo schoon ! 2. Geen donk're wolk bedekt de lucht; Heerlijk land l Heerlijk land! — Geen boezem slaakt daar ooit een zucht; — Heerlijk land! Heerlijk land! — Daar gloeit de liefde in elk gemoed, — De Heer is daar het hoogste goed, — Hij, die vergoot Zijn dierbaar bloed. — Heerlijk land! Heerlijk land! 3. En schoon het hart is vol van schuld — Jezus stierf! Jezus stierf! Schoon vloek en smart en angst het vult, S Jezus stierf! Jezus stierf! Komt vallen w'aan Zijn voeten neêr, — Hij kroont ons met Zijn liefde weêr, — En brengt ons in die plaats van eer. - Jezus stierf! Jezus stierf! 40. Al den weg lijdt mij mijn Heiland, — Wat verlangt mijn ziel dan meer ? — Zou ik immer aan Hem twijflen, — Die mij voortlijdt keer op keer? — Zoete troost en zaal'ge vrede, — Heb ik steeds op Zijn bevel; 'k Weet, wat hier mij overvalle, - „Hij maakt alle dingen wel". 2. Al den weg leidt mij mijn Heiland, — Troost geeft Hij tot in den dood; — Als ik zwak ben in beproeving — Sterkt Hij mij met 't hemelsch brood, — Als mijn treden soms gaan wanklen, — En mijn ziel van dorst versmacht, — Geeft Hij mij het levend water, — En vernieuwt mijn levenskracht. 3. Al den weg leidt mij mijn Heiland,— Door al 't aardsche stormgebruis, — En volkomen vreugde wacht mij — In het zalig Vaderhuis. -% Als 'k mijn kroon, die Hij zal geven, — Aan Zijn voeten nederleg, — Zal mijn lied voor eeuwig wezen: — „Jezus leidde m' al den weg*1 41. Zondaar ! is uw hart verslagen ? — Weet, dat God uw droefheid ziet; Stort gij tranen om uw zonden ? - O, weêrhoud die tranen niet, Koor: Jezus roept u: Hoor Zijn stem — Voor u stierf Hij: Kom tot Hem — Hij kan redden, Hij alléén. 2. Jezus buigt zich in ontferming — Tot u neêr, komt tot Hem nuf <$! Hij wil u met God verzoenen, — Daarom stierf Hij ook voor u. 3. Wacht niet tot den dag van morgen, — Gij mocht soms Zijn licht niet zien, — Jezus roept, laat hem niet wachten, — Wil nu tot uw Heiland vliên. 4. Laat nu d'Eng'len in den Hemel, — — Gansch van blijdschap zijn vervuld; — Laat hen ook van u getuigen: — „Weêr een ziel verlost van schuld !" 42. Verblijdt u in Jezus uw Heer! — Gij allen oprechten van hart. — En gij, die uw deel hebt in Hem. — Hij neemt weg uw droefheid en smart Koor: Juicht vrij! Juicht blij! — Verblijd u in Jezus, uw Heer! (2 keer). 2. Vreest niet, Want Hij is steeds met ons, — Hij blijft in den strijd ons nabij; — Hoe sterk ook de vijand moog' zijn' — De Heiland is sterker dan hij. 3. Hoe donker uw weg soms moog' zijn, — Hoe vaak gij in 't strijduur ook beeft. — Vertrouwt steeds op Jezus uw Heer! — Op Hem, die u nimmer begeeft. 43. Ik weet, dat mijn Verlosser leef t, — Dit is het, wat mij troost hier geeft, — Hij leeft, die voor mij stierf; - Hij leeft! dit maakt mij altijd blij, - Hij leeft! mijn Heiland, die voor mij—Een levenskroon verwierf. Koor: Hij leeft! Hij leeft! — ik weet, dat mijn Verlosser leeft. — Hij leeft! Hij leeft! — Ik weet, dat mijn Verlosser leeft. 2. Hij leeft! waar Hij ons plaats bereidt; — Haast komt hij weêr in heerlijkheid. H Dit geeft tot juichen stof. — Wat vreugde is die verzeek'ring mij. — Dat mijn Verlosser leeft voor mij; — Zijn naam zij eeuwig lof! 3. Gij die nog niet voor Jezus leeft! — Neemt aan het leven, dat Hij geeft. — Geen leven zonder Hem! -- Hij leeft! Hij roept u: „Kom tot Mij", — Hij leeft ! O, vliedt nu aan Zijn zij. Dan leeft ook gij voor Hem. 44. Zie, ons wachten aan de stroomen, — Aan den oever der rivier; - Straks zal onze Bootsman komen, — En wij varen af van hier. Koor: Hoe de storm ook moge woeden, — Op de reis naar d' eeuwigheid, — Jezus is de trouwe Bootsman. — Die ons altijd veilig leidt. 2. Reeds zien wij de gouden straten — Van de hemelstad, zoo schoon ; — Hooren wij de ontelb're schare, — Juublend juichen voor Gods troon. 3. Velen, die wij hier beminden, — Zijn ons reeds vooruitgegaan, — Straks, vereend met hen voor eeuwig, — Zullen we ook* voor Jezus staan. 45. Maakto .zondaars, plaats voor Jezus! — Die aan 't kruishout stierf voor u! — Jezus klopt nu aan uw' harte; — Zondaars! biedt Hem ingang nu. Koor: Plaats voor Jezus! Vredekoning! — Haast u zondaars 1 Hoort zijn stem! — Hij zoekt in uw hart een woning, — O, ontsluit dat hart voor Hem! 2. Plaats voor zaken en vermaken, — Plaats voor wat het vleesch bezint; — Is er dan geen plaats in 't harte, — Voor den Heiland, die u mint? 3. Jezus biedt u 't eeuwig leven, — Zondaars! neemt dit heil nu aan; — Ziet, Hij klopt steeds aan uw harte, — O, laat Hem niet buiten staan! 5. Vliedt o, vliedt dan nu tot Jezus, — Maakt nu plaats voor Hem in 't hart. — Eer „de tijd niet meer zal wezen", Dan Hebt gij slechts eeuw'gen smart. 46. Heil'ge Geest werk in ons midden, — Geef nieuw leven meer en meer; — O vervul hen met Uw liefde, — Die slechts op U hopen, Heer. Koor: Kom, Heil'ge Geest, o kom! — Want op U is ons vertrouwen. — Leer ons steeds op U te bouwen. — Doop ons met Uw heilig vuur; — Daal neêr, o Heer! — Doop ons met Uw heilig vuur! 2. Laat Uw lichtgloed in ons schijnen. — Reinig ons door 's Geestes vuur; --- Wil, o Heer, door Uw genade, — Ons verlichten in dit uur. 3. Aan Uw' dienst wil ik mij wijden, — 'k Heb Uw liefdestem gehoord! — Gij zult steeds mijn Leidsman wezen, — 'k Onderwerp mij aan Uw woord. 4. En omringd van Uwe glorie, — Vrees ik niet in 't stervensuur, — Want gij geeft mij d'overwinning, — En de strijd is kort van duur. 47. Hoe zalig is 't o1 dierbre Heer, — Als op Uw arm ik leun ; En als verzoeking m'overvalt, - Zijt Gij mijn kracht, mijn steun. Koor: Werpt dan vrij op Hem al uw zorg (3 keer) — Want Hij zorgt, ja Hij zorgt ook voor u. 2. En wilt Gij Heer, dat ik mijn zorg, - Op U steeds werpen zal? — Ik kom tot U met al mij leed, — Tot U breng ik mijn al. 3. Gij wilt, dat ik vertrouwen zal — Op U alleen, o Heer, m Opdat Gij mij vertroosten kunt, - En sterken meer en meer? 48. PSALM 89. U 1 Zat eeuwig zingen van Gods goedertierenheên; — Uw waarheid 't allen tijd' vermelden door mijn rein; - Ik weet, hoe 't vast gebouw van uwe gunstbewijzen, - Naar uw gemaakt bestek, in eeuwigheid zal rijzen: — Zoo min de hemel ooit uit Zijnen stand zal wijken, — Zoo min zal uwe trouw ooit wanklen, of bezwijken. 2. Hoe zalig is het volk, dat naar uw klanken hoort, — Zij wand'len Heer, in 't licht van 't godlijk aanschijn voort; — Zij zullen in uw' naam zich al den dag verblijden ; — Uw goedheid straalt hun toe; uw magt schraagt hen in 't lijden; — Uw onbezweken trouw zal nooit hunn val gedoogen, — Maar uw gerechtigheid hen naar uw woord-verhoogen. 49. PSALM 98. Zingt, Zingt een nieuw gezang den Heere, ff Den grooten God, die wond'ren deed; — Zijn rechter hand, vol sterkt' en eere, — Zijn heilig'arm wrocht heil na leed; — Dat heil heeft God nu doen verkonden; — Nu heeft Hij zijn gerechtigheid, - Zoo vlekkeloos en ongeschonden, — Voor 't heidendom ten toon gespreid. u 2. Hij heeft gedacht aan Zijn genade, — Zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt; — Dit slaan al 's aardrijks einde gade, — Nu onze God Zijn heil ons schenkt. — Juich dan den Heer 1 met blijde galmen, — Gij gansche wereld, juich van vreugd ; — Zingt vrolijk in verheven psalmen — Het heil, dat d'aard in 't rond verheugt. 50. PSALM 105. Looft, looft, verheugd, den Heer der Heeren f — Aanbidt Zijn i naam, eh wilt Hemeeren; — Doet Zijne glorierijke daan. — Alom de volkeren! verstaan, — En spreekt, met aandacht en ] ontzag, — Van Zijne wond'ren dag aan dag. j 2. Juicht, elk om strijd, met blijde galmen; — Zingt, Zingt den Hoogsten vreugde psalmen; — Beroemt u in Zijn heilgen naam; — Dat die Hem zoeken nu te zaam — Hun hart vereenen tot Zijn eer, — En zich verblijden in den Heer. 51. GEZANG 49. Waar is een vreugd, een kalmV, een heil, — Zoo zalig, als dit hoogst genot ? — Het vloeit uit God, en keert tot God, — Het heeft, noch maat, noch perk, nog peil: — In Jezus is mijn zalig lot. — Verborgen bij mijn God: — Hij is mijn lust, — Ook als mijn stof eens rust. — O prijst Hem, mijn gezangen! — lk b'ijft zijn komst verlangen; — Hij is mijn lust! ' 52. GEZANG 58. Trots de wereld en haar laster, — Trots de hel en al haar woên, — Steun ik op Gods liefde vaster; — God zal mij getrouw behoên. — Niets dat mij van God kan scheiden, — 'k Zal, wat ramp mij moog verbeiden, — Juichen midden in de pijn, — Meer dan overwinnaar zijn. 2. Ruwe stormen mogen woeden, — Alles om mij heen zij nacht, - God, mijn God zal mij behoeden, — God houdt voor mijn heil dé wacht. — Moet ik lang Zijn hulp verbriden, — Zijne liefde blijft mij leiden: — Door een nacht, hoe zwart, hoe dicht,—Voert Hij mij in 't eeuwig licht. 53. GEZANG 62. Heiige Jezus! vorm mijn leden, — Mijrt Krachten en begeerlijkheden, — Dat aan mij alles U gelijk', — 't Oog in 't zien, de voet in 't wandlen ; — Dat in mijn denken, spreken, handien; — In alles uwe beeldnis blijk'; — Hervorm vooral, volmaak — Mijn hart naar uwen smaak; — Heiige Jezus! .— O, heilig mij! — Tot ik als Gij — Geheel volmaakt en heilig zij. 54. GEZANG 198. De Heer is mijn Herder ? — 'k Heb al wat mij lust: — Hij zal mij geleiden — Naar grazige weiden ; — Hij voert mij al zachtkens — Aan waat'ren der rust. 2. De Heer is mijn Herder! — Hij waakt voor mijn ziel: — Hij brengt mij op wegen. — Van goedheid en zegen. — Hij schraagt m', als ik wankel: — Hij draagt m' als ik viel. INHOUDSOPGAVE: Als de Heiland zal verschijnen . . 35 Al den weg leidt mij mijn Heiland . 40 'k Ben reizend naar die stad ... 19 Beveel gerust Uw wegen . j^fe. 21 Breng mij d'al oude tijding. ff. ,. 34 Daar ruischt langs de wolken... 7 Daar boven is een heerlijk oord . . 39 De Geest strijdt, o zondaar.... 38 De Heer is mijn Herder (Gez. 198) . 54 Door een blik op het kruis . . . 36 Er komen stroomen van zegen . . 27 Ga niet alleen door 't leven . . .13 Geeft Jezus de eer 14 Geloofd zij God (Ps. 68) i§ . . . 2 Grijp toch de kansen .... |p| 31 'k Heb geloofd en daarom zing ik . 26 Heer! ik hoor van rijken zegen . . 5 HeiFge geest werk in ons midden . 46 Heil'ge Jezus vorm mijn leden (Gez.62) 53 Hier, ver van 't aardsch gewoel . . 29 Hoe zalig is 't o dierbre Heer . . 47 Ik heb den vasten grond gevonden. 16 Ik heb een Heiland . . . . . . 12 Ik weet dat mijn Verlosser leeft . . 43 Ik zie een poort wijd open staan . 9 ezusl die mijn ziel bemint . 25 ezus neemt de zondaars aan i . . 8 ezus te zien ! in de hemelsche vreugd. 4 ezus, zie mij aan Uw voet ... 18 Komt laat ons voortgaan (Gez. 274) 28 Leid, vriendlijk licht 24 Lof zij den Heer .... .M; . l Looft, looft verheugd (Ps. 105) . . 50 Meer heiligheid geef mij 37 Maakt o zondaars plaats voor |ezus 45 'k Moet den Heiland met mij hebben 23 Mijn ziel heeft U van noode ... 22 Neem de wereld, geef mij Jezus . . 30 Neem, Heer, mijn beide handen . . 20 O, zee van Gods liefde 17 Prijs den Heer (Ps. 146) 3 Rots der eeuwen troost in smart . 15 Ruwestormen mogen woeden (Gez.58) 52 Veilig in [ezus armen ...... 32 Verblijd U in Jezus Uw Heer ... 42 Waarheen, Pelgrims 6 Waar is een vreugd (Gez. 49) § . 51 Welk een vriend is onze Jezus . . 33 'k Zal eeuwig zingen (Ps. 89). . . 48 Zie ons wachten aan de stroomen . 44 Zingt, zingt een nieuw gezang (Ps. 98) 49 Zondaar is Uw hart verslagen . . 41 Zondaar wie gij wezen moogt . . 10 Zondaar, zoekt gij rust en vrede . 11 Vaste Evangelisatielokalen H.S.Z. : Zendingskapel, Keizersgracht 676. Ie Oosterparkstraat 130, J. Hanzenstraat 52. KI. Kattenburgerstraat 44. Wanneer in genoemde lokalen de verschillende samenkomsten gehouden worden vindt men iedere week vermeldt in : „DE BESTE TIJDING" Abonnementsprijs f f .20 per half jaar. Het adres van : Directie en Administratie H. S. Z. is: Keizersgracht 676 (10—1 uur) Telefoon 30030. DRUKKERIJ C. VONK, WIJK BIJ DÜURSTEDÊ