men van de toe te wijzen belooning, waarbij minder dan een kwart vel voor niets, grootere deelen doch minder dan driekwart vel voor een half vel en driekwart vel of meer voor een geheel vel worden gerekend (1). 6e. Het besluit van goedkeuring vermeldt tevens den omvang en de waarde per vel druks waarop het werk geschat is. 7e. Bezwaren tegen die schatting, ook op grond van later blijkend verschil met den omvang in druk, komen niet in aanmerking, tenzij ingeval van blijkbare vergissing ten nadeüle van den betrokkene. 8e. Behalve de voormelde geldelijke belooningen kunnen voor werken van bijzonder verdienstelijken aard, behoorende tot de twee eerste klassen, toegekend worden medailles of eerepenningen in zilver en goud ter grootte van een rijksdaalder, aan de eene zijde gestempeld met het Koninklijk wapen, aan de wederzijde met het opschrift: De Regering van Nederlandscli-lndië als erkentenis van bijzondere verdiensten tot bevordering van kennis en beschaving onder den inlander. Deze medailles zijn bestemd om te dienen als legpenning en niet om gedragen te worden. 9e. De uitreiking van den eerepenning geschiedt zoo mogelijk gelijktijdig met de toewijzing en gaat vergezeld van een toepasselijk diploma, behelzende den naam des bekroonden en het werk, waarvoor de onderscheiding is toegekend; wordende van de bekroning tevens melding gemaakt op het titelblad. 10e. Van alle aanspraak op de voormelde belooningen en onderscheidingen zijn uitgesloten bloote afschriften, uittreksels, omwerkingen uit proza in dichtmaat of omgekeerd of uit eene der zoogenaamde taal soorten (zooals het kromo en ngoko) in de andere (2). Waar echter de uitgave van zoodanige geschriften wenschelijk geacht wordt, behoudt de Regering zich voor, de moeite, aan hunne bewerking verbonden, naar billijkheid te vergoeden, en daarbij ook de verdienste te erkennen, die in het opsporen en aanwijzen van een nuttig geschrift kan gelegen zijn. lle. Onder bloote uittreksels worden evenwel niet verstaan bloemlezingen of verzamelingen, met een bepaald doel uit één of meer werken bijeengevoegd, die even als overzettingen uit vreemde talen, naar de vastgestelde belooningen kunnen mededingen. (1) Aldus luidt paragraaf 5 ingevolge § 1 van Gouv. besl. 7 Mei 1904 n°. 9 (Bijbl. no. 6024). (2) Aldus luidt deze zin ingevolge art. 1, § II, van Gouv. besl. 4 September 1912 n°. 30 (Bijbl. n°. 7662). 12e. Het staat den schrijver of inzender vrij zijn naam geheim te honden, of geheimhouding daarvan, ook voor den beoordeelaar van zijn werk, te bedingen tot het onderzoek afgeloopen, en de hem eventueel toekomende belooning onder het noodige voorbehoud vastgesteld zij, doch de toewijzing van die belooning volgt in geen geval, dan nadat hij zich schriftelijk als schrijver of inzender bekend gemaakt heeft en tevens uitdrukkelijk verklaard heeft: le. of, en in hoe verre het in zijn geheel als zijn eigen oorspronkelijk werk te beschouwen, dan wel geheel of ten deele als vertaling, omwerking, bloemlezing, afschrift, uittreksel of anderzins, van anderen of ook aan zijn eigen, reeds in het licht verschenen of ter uitgave aangeboden werk is ontleend; met vermelding, zooveel doenlijk van de gebezigde bronnen, in zoover dit een en ander niet reeds voldoende in het werk zelf is aangeduid; 2e. of hij, ingeval van goedkeuring, zich al dan niet openlijk als schrijver wenscht bekend gemaakt, en zijn naam als zoodanig op den titel geplaatst te zien. Blijkt de hierbedoelde verklaring nopens de oorspronkelijkheid van het werk onnauwkeurig of valsch te zijn, dan kan dit naar omstandigheden grond geven tot vermindering der belooning tot op of beneden het bedrag, waarop het bij juiste opgave zou hebben aanspraak gehad, tot terugvordering van hetgeen blijken mogt reeds te veel te zijn uitgekeerd, en zelfs tot strafvordering wegens misdrijf, indien daartoe termen bestaan. 33e. Bij afkeuring voor de uitgave wordt in overweging genomen of, en zoo ja tot welken prijs de aankoop van het handschrift wenschelijk is, doch blijft de inzender vrij het terug te nemen en wordt het hem alsdan kosteloos toegezonden. Heeft hij zich evenwel niet bekend gemaakt, dan wordt over het handschrift door de Regering naar goedvinden beschikt, en kan het later niet meer worden terug gevorderd. Ten tweede: enz. Afschrift enz. 2. Gouv. besl. 21 Maart 1872 n°. 33 (Bijbl. n". 2577). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met aanvulling van § 4 van artikel 1 van het besluit van 14 Februarij 1870 ff 9 (bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië n? 2289) (') te bepalen, dat een gewoon octavo (*) Blz. 761 bladzijde Nederlandsch, ongeveer 1600 letterteekens bevattende, in het Makassaarsch wordt teruggegeven door eene hoeveelheid tekst, die, met romeinsche karakters gezet, 1200 en, niet Makassaarsche karakters gezet, 550 letter- en scheiteekens vereischt. Afschrift enz. 3. Gonv. besl. 23 April 1872 n°. 32 (Bijbl. n°. 2587). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met aanvulling van § 4 van artikel 1 van het besluit van 1-1 Februarij 1870 n; 9 (*) te bepalen, dat een gewoon octavo bladzijde Nederlandsch, ongeveer 1600 letterteekens bevattende, in het Mandelingsch wordt teruggegeven door eene hoeveelheid tekst, die, met romeinsche karakters geschreven, 1700 en met mandelingsche karakters gezet, 1325 letter- en scheiteekens (de klinkerteekens niet medegerekend) vereischt. Afschrift enz. 4. Gouv. besl. 4 April 1873 n°. 4 (Bijbl. n°. 2665). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met nadere aanvulling van § 4 van art. 1 van het besluit van 14 Februarij 1870 n! 9 (*), te bepalen, dat voor de berekening van één vel druks van Maduresche geschriften, die overeenkomstig het voornoemd besluit, van Regeringswege worden uitgegeven, dezelfde maatstaf zal worden gevolgd als daarbij voor de berekening van één vel druks van Javaansche werken is vastgesteld. Ten tweede: enz. Afschrift enz. (*) Bijblad n». 2289, blz. 761. Bijlage I. Gewest AANVRAAG van leer- en leesboeken en gedrukten van Regeeringswege ten behoeve van den Inlander uigegeven en aangekocht. Catalogusnummer. Benaming der boekwerken. Aantal exemplaren. Pr\js per exemplaar. I Totaal bedrag. Aanmerkingen. Totaal generaal f ! Voor de verstrekking, y d ( origineel, a -nr ,, voor ae aam raag V duplicaat ) Weltevreden, den 19.. De Administrateur ^en van het Depót van Leermiddelen, De Debitant, Voor de ontvangst, den 19.. De Debitant, Bijlage 11. De Algemeene Ontvanger van 's Lands kas te ( ) gelieve te ontvangen de som van f ( ), wegens door den debitant te ( ) gedurende de maand geinde gelden voor den verkoop van voor het algemeen verkrijgbaar gestelde leer- en leesboeken en gedrukten, van Regeeringswege uitgegeven en aangekocht ten behoeve van den Inlander. , den 19... origineel, Afgegeven voor duplicaat' triplicaat, De Debitant vd., Voor de ontvangst der som van f ( )• De Algemeene Ontvanger van 's Lands kas te De laatstvorige opgave heeft plaats gehad op den De Debitant vd., Bijlage V. PROCES-VERBAAL, aantoonende de bij de opname van den voorraad van den debitant van voor het algemeen verkrijgbaar gestelde lees- en leerboeken en gedrukten te (gewest ) op den 19.. geconstateerde meerder- en minderheden en het geldswaardig bedrag ervan. De ondergeteekenden, (x) door in commissie gesteld voor bovenbedoelde opname, welke heeft plaats gehad bij de overdracht van het beheer van op' , verklaren te hebben bevonden als volgt: i1) In te vullen namen en kwaliteiten. Nummer van den catalogus. Voorraad die aanwezig moet zyn. Bevonden voorraad. Alzoo Geldswaarde. meer. minder. van het overbevonden aantal. van het te min bevonden aantal. Aanmerkingen. . De aftredende debitant, , den 19... De Commissie, De optredende debitant, N.B. In bovenstaande kolommen worden alleen die boekwerken en gedrukten vermeld, waarbij meerder- of minderheden geconstateerd zijn. Doen zich geen meerder- of minderheden voor, dan wordt dwars door die kolommen heen geschreven „geen". Bijlage VI. PROCES-VERBAAL, aantoonende de bij de opname van den voorraad van den debitant van voor het algemeen verkrijgbaar gestelde lees- en leerboeken en gedrukten te (gewest ) op den 19.. geconstateerde meerder- en minderheden en het geldswaardig bedrag ervan. De ondergeteekende, O door in commissie gesteld voor bovenvermelde opname, welke heeft plaats gehad in voldoening aan artikel 4, alinea 2, der Voorschriften voor debitanten, vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van den wden Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 20 Maart 1915 n; 6924, verklaren te hebben bevonden als volgt: C1) In te vullen namen en kwaliteiten. Verkrijgbaarstelling van boekwerken in Nederland. 1. Miss. lsten Gouv. Secr. 2 Januari 1907 n5 4 aan de Departementschefs (Bijbl. n°. 6613). De Minister van Koloniën heeft het verzoek gedaan om telkens wanneer hier te lande een boekwerk van Landswege wordt verkrijgbaar gesteld, ook het belangstellend publiek in Nederland in de gelegenheid te stellen zich dat werk aan te schaffen, waartoe voortaan van elk zoodanig werk een 25 tal exemplaren en, in gevallen waarin vermoed wordt dat de belangstelling in Nederland groot zal wezen, een grooter aantal naar zijn Departement gezonden zou kunnen worden. In verband hiermede zal voortaan bij het doen van voorstellen tot verkrijgbaarstelling van boeken bij het Dépot van leermiddelen te Weltevreden, door U tevens het aantal in Nederland te verkoopen exemplaren zijn bekend te stellen en voor de verzending derwaarts (welke in den regel door tusschenkomst van het bureau der Algemeene Secretarie te Batavia zal kunnen plaats hebben) een voorstel te doen. Voorts zullen de prijzen waarvoor de van Landswege gedrukte boekwerken behooren te worden verkocht door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid rechtstreeks aan het Ministerie van Koloniën kunnen worden opgegeven. Op last van den Gouverneur-Generaal heb ik de eer uhecig. te verzoeken bij voorkomende gelegenheid met het vorenstaande rekening te willen houden. De lste Gouvernements-Secretaris, HULSHOFF POL. 2. Gouv. besl. 16 Maart 1907 n°. 30 (Bijbl n°. 6664). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: De Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur, ieder voor zoover zijn Departement betreft, te machtigen om van elk tot den voorraad van zijn Departement behoorend boekwerk, dat voor rekening van den Lande is of wordt uitgegeven en in het Dépot van Leermiddelen te Weltevreden voor het algemeen is of wordt verkrijgbaar gesteld, een aantal van 25 ▼OORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 50 of meer exemplaren, ter beoordeeling van den betrokken Departementschef te zenden aan het Departement van Koloniën in Nederland, ten einde aldaar voor het algemeen te worden verkrijgbaar gesteld. Extract enz. Verstrekking van boeken enz. ten behoeve van het openbaar Inl. onderwijs uit den voorraad voor het openbaar Eur. lager onderwijs. • Gouv. besl. 8 November 1907 n°. 35 (Bijbl. n°. 6760). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om ten behoeve van het openbaar Inlandsch onderwijs boeken en andere schoolbenoodigdheden te doen verstrekken uit den voorraad van die artikelen voor het openbaar Europeesch lager onderwijs. Extract enz. Verstrekking van schoolbehoeften uit 's Lands depót van leermiddelen te Batavia aan het ten behoeve van de landschapsscholen in Celebes opgericht depót van leermiddelen te Makasser. Gouv. besl. 26 April 1911IH 26. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijh: Machtiging te verleenen om, met afwijking in zoover van het bepaalde bij artikel 1 van het besluit van 28 September 1892 n! 27, zooals dat luidt ingevolge het besluit van 7 December 1892 n? 3, uit 's Lands dépot van leermiddelen te Weltevreden aan het te Makasser ten behoeve van de landschapsscholen in het gouvernement Celebes en OnderhoorigJieden opgericht dépot van leermiddelen de voor die scholen benoodigde school-, schrijf- en teekenbehoeften, voor zooveel zij niet voor het algemeen zijn verkrijgbaar gesteld, te ver- strekken tegen dezelfde prijzen, waarvoor die artikelen aan het Gouvernement worden geleverd; met bepaling dat de kosten van verzending der bedoelde school-, schrijf- en teekenbehoeften nit 's Lands depot van leermiddelen te Weltevreden naar Makasser komen ten laste van den Lande. Ten tweede: enz. Extract enz. Foto's, teekeningen, grafieken enz. op te nemen in jaarverslagen en andere boekwerken. Gouv. besl. 20 April 1914 n! 17. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen: le. dat voortaan foto's, teekeningen, grafieken, enz. op te nemen in ter Landsdrukkerij te drukken jaarverslagen en andere boekwerken voor 's Lands dienst, uitsluitend aan den Directeur dier inrichting moeten worden toegezonden, door wiens tusschenkomst voor de reproductie zal worden zorggedragen; . . 2e. dat, ter bespoediging der werkzaamheden, de indiening dezer foto's en teekeningen zoo vroeg mogelijk moet plaats hebben, en dat daarmede, behoudens noodzakelijkheid niet mag worden verwijld totdat de kopie der werken voor den druk °*ereed is* 3e dat alle litografische reproductie-werkzaamheden ten behoeve van 's Lands dienst zullen worden uitgevoerd bij cle Topografische Inrichting te Batavia en alle autotypische en zincografische reproductiewerkzaamheden, naar gelang van omstandigheden, bij het daarvoor te Buitenzorg bestaande atelier van het Departement van Landbouw, -Nijverheid en Handel, dan wel eveneens bij^ de eerstbedoelde inrichting, en dat bijaldien die beide inrichtingen niet tijdig aan de aanvragen kunnen voldoen, den Directeur der Landsdrukkerij vrijheid wordt gelaten om de werkzaamheden door particulieren te doen uitvoeren. Extract enz. ■ INLANDSCHE SCHOOL- EN VOLKSLECTUUR. Instelling van eene commissie voor de Inl. schooien volkslectuur (1). Gouv. besl. 14 September 1908 n? 12. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Eene commissiie (r) in te stellen, welke te Batavia zal bijeen komen en tot taak heeft den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid voor te lichten bij de keuze van werkjes geschikt om te dienen voor lectuur ten behoeve van de Inlandsche bevolking van Nederlandsch-lndië en voor de bibliotheken der openbare Inlandsche scholen. Ten tweede: enz. Afschrift enz. Drukken van werken voor volkslectuur. Gouv. besl. 23 Februari 1909 n°. 21 (Bijbl. n°. 7060). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om werken, welke door de Commissie voor de Inlandsche school- en volkslectuur, ingesteld bij artikel 1 van het besluit van 14 September 1908 Il! 12 (2), worden aanbevolen voor uitgave als volkslectuur, voor rekening van den Lande te doen drukken of herdrukken bij de Landsdrukkerij te Batavia, dan wel zoo noodig ook bij particuliere drukkers. Extract enz. (!) Deze commissie kan ingevolge art, 2 van Gouv. besl. 13 October 1910 n°. 5, blz. 792, aangeduid worden als „Commissie voor de volkslectuur". (2) Hierboven afgedrukt. Belooningen aan vervaardigers van werken voor volkslectuur. Gouv. besl. 5 Augustus 1909 n°. 21 (Bijbl. n°. 7074). '^Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van het besluit van 23 Februari 1909 n; 21 (*), den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om aan de schrijvers van werken, welke door de Commissie voor de Inlandsche school- en volkslectuur, inge- ; steld bij artikel 1 van het besluit van 14 September 1908 12 (l), worden aanbevolen voor uitgave als volkslectuur, geldelijke belooningen uit te keeren overeenkomstig de regelen in artikel 1 van het besluit van 14 Februari 1870 n; 9 (Bijblad n' 2289), zooals die zijn gewijzigd en aangevuld bij de besluiten van 7 Mei 1904 en 27 Juli 1905 nos. 9 en 24 (Bijblad nos. 6024 en 6305) (2). Extract enz. > Benoeming en ontslag der commissieleden voor de volkslectuur. Gouv. besl. 14 April 1910 n? 3. Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid bevoegd te verklaren tot benoeming en ontslag van leden, met inbegrip van het lid tevens voorzitter, van de bij artikel 1 van het besluit van 14 September 1908 n! 12 (J) ingestelde Commissie van voorlichting bij de keuze van werkjes, geschikt om te dienen van lectuur ten behoeve van de Inlandsche bevolking van Nederlandsch-Indië en voor de bibliotheken der openbare Inlandsche scholen; met bepaling, dat aan de door dien Departementschef te benoemen leden van voormelde commissie, voor zoover buiten Batavia woonachtig, bijaldien zij zich voor de werkzaamheden der commissie naar de plaats begeven, reis- en verblijfkosten zullen worden vergoed op den voet der bestaande bepalingen. Afschrift enz. (1) Blz. 789. (2) 761. . Bepalingen betreffende de op- en inrichting van volksbibliotheken. Gouv. besl. 13 October 1910 n? 5. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Vast te stellen de volgende BEPALINGEN omtrent de op- en inrichting van bibliotheken voor volkslectuur (volksbibliotheken). Artikel 1. (1) Aan iedere openbare lagere Inlandsehe school der _e klasse op Java en Madoera wordt een volksbibliotheek verbonden. . (2) Het hoofd der school is belast met het beheer van die bibliotheek. Artikel 2. (1) De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid is bevoegd ook elders de oprichting van volksbibliotheken te bevelen. (2) Het besluit van dien Departementschef tot oprichting van een volksbibliotheek houdt tevens de aanwijzing van den beheerder in. Artikel 3. (1) Onder het toezicht van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid berust de algemeene leiding deivolksbibliotheken bij de commissie, ingesteld bij artikel 1 van het besluit van 14 September 1908 n! 12 (1). (2) Die commissie stelt een reglement vast (2) omtrent de inrichting, het beheer en het gebruik van de volksbibliotheken en geeft aan de beheerders alle algemeene en bijzondere aanwijzingen welke zij dienstig acht. (3) Dat reglement bevat de bepaling, dat leerlingen van openbare lagere Inlandsehe scholen kosteloos de \ oor hen geschikte werken uit de volksbibliotheek hunner school ter lezing kunnen ontvangen. (1) Blz. 789. (2) Zie blz. 792. (4) "V oorts zorgt de commissie in overleg met de Inspectie van het Inlandsch gemeente-onderwijs dat de aan openbare lagere Inlandsehe scholen verbonden volksbibliotheken dienstbaar worden gemaakt aan het onderwijs op de Inlandsehe gemeentescholen aldaar. (5) De beheerders zijn verplicht aan de in alinea 1 bedoelde commissie alle verlangde opgaven en inlichtingen te verstrekken. Artikel 4. (1) De in het vorig artikel bedoelde commissie bevordert de samenstelling van volkslectuur en doet aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid de noodige voorstellen tot aankoop, druk, herdruk enz. van werken, welke naar haar gevoelen voor plaatsing in de volksbibliotheken in aanmerking komen. (2) Zij regelt de verdeeling van door genoemden Departementschef te harer beschikking gestelde werken over de verschillende volksbibliotheken. verzending aan de beheerders der volksbibliotheken geschiedt overeenkomstig hare aanwijzingen door den Administrateur van het Dépot van leermiddelen. 1 en tweede: rle bepalen, dat de bij artikel 1 van het besluit van 14 September 1908 fl? 12 (1) ingestelde commissie kan werden aangeduid als „Commissie voor de volkslectuur". Afschrift enz. Reglement op de volks-bibliotheken. (J) Artikel 1. Aan iedere openbare lagere school der 2de klasse op Java en Madoera wordt een Volksbibliotheek verbonden. Het hoofd der school is belast met het beheer van die bibliotheek. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid is bevoegd ook elders de oprichting van Volksbibliotheken te bevelen. t1) Blz. 789. (2) Vastgesteld door de Commissie voor de volkslectuur ingevolge art. 3 al. 2 van de Bepalingen, vastgesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 13 October 1910 No. 5, blz. 791. Artikel 18. Ieder, die in een door bemiddeling der Commissie voor de Volks-lectuur uitgegeven werk verbeteringen en aanvullingen kan opgeven, ontvangt bij den eersten herdruk gratis een nieuw exemplaar, indien de opgegeven verbeteringen of aanvullingen juist worden bevonden, en van genoegzaam gewicht worden geacht. Aankoop van werken voor volkslectuur. Gouv. besl. 14 October 1910 n°. 10 (Bijbl. n°. 7451). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van de besluiten van 23 Februari en 5 Augustus^_1909 nos. 21 en 21 (Bijblad op het Staatsblad nos. 7060 (*) en 7074 (2)), den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om van bij particuliere uitgevers verschenen werken, welke door de Commissie voor de Inlandsche school- en volkslectuur, ingesteld bij artikel 1 van het besluit van 14 September 1908 n! 12 (1), worden aanbevolen voor vokslectuur, den noodigen voorraad aan te koopen. Extract enz. Toezicht op de volksbibliotheken. Circ. Dir. O. E. N. 19 Juli 1911 ff 11779 aan de Inl. Schoolcommissiën op Java en Madoera. Zooals Uwer Commissie is gebleken uit het U bij mijne missive van 28 December 1910 ïï? 23589 o. m. toegezonden extract ,uit het Gouvernementsbesluit van 13 October t.v. n: 5 (3) — vgl. artikel 1 van de daarbij vastgestelde Bepalingen omtrent de op- en inrichting van bibliotheken voor volkslec- (!) Blz. 789. (2) „ 790. (8) „ 791. tuur (volksbiblotheken) — zullen aan de Inlandsche scholen der 2e klasse op Java en Madoera volksbibliotheken worden verbonden en zullen de hoofden dier scholen met het beheer van die bibliotheken worden belast. Door de Commissie voor de Volkslectuur (vgl. artikel 2 van gemeld Gouvernementsbesluit) is er mijn aandacht op gevestigd, dat voor de goede behartiging der aan de beheerders dier bibliotheken toe te vertrouwen belangen en voor de juiste naleving der daaromtrent te geven voorschriften eenige controle op hun beheer noodzakelijk is, welke controle echter uiteraard door die Commissie alléén, moeilijk in voldoende mate kan worden uitgeoefend. De overweging van de vraag, wie haar daarbij op de meest doeltreffende wijze behulpzaam zou kunnen zijn, leidde tot de conclusie, dat de beste hulp zou kunnen worden verleend door de plaatselijke Inlandsche Schoolcommissiën. In de omstandigheid nu dat de meergenoemde volksbibliotheken behalve aan het volwassen Inlandsch publiek ook ten goede zullen komen aan de leerlingen der scholen, waaraan zij verbonden zijn (vgl. artikel 3, alinea 3, der Bepalingen voornoemd), vind ik vrijheid Uwe Commissie uit te noodigen zich te willen belasten met het toezicht op de bibliotheek (theken) bij de onder Uw toezicht staande school (scholen) en daartoe op verschillende tijden (zoo mogelijk ten minste 2 maal 'sjaars) die bibliotheek (theken) aan een onderzoek te onderwerpen en van Uwe bevinding aan dit Departement een verslag uit te brengen overeenkomstig het daarvoor door meergenoemde Commissie ontworpen model (1), waarvan een 4-tal afdrukken hierbij gaan. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, M. S. KOSTER. (») Zie blz. 798. Modél-verslag bedoeld in circ. Dir. O. E. N. 19 Juli 1911 n°. 11779, blz. 796. Residentie 19.... Af deeling VERSLAG van liet onderzoek der plaatselijke Inlandsche Schoolcommissie te nopens het beheer der aan de openbare Inlandsche school der 2e klasse ff ter plaatse verbonden VOLKSBIBLIOTHEEK. A Nauwkeurigheid van (') OPMERKING-EN", beheer. B IJver van den beheerder. O Toestand der boekwerken. den 19. t-, President i ci i 1 • n l)e gecretaris der Schoolcommissie voornoemd: A. Te letten op juiste plaatsing der boeken in hunne categorieën, nauwkeurige invulling der uitleeningen in het register, en overeenstemming met de betrokken bons, alsmede juiste rangschikking daarvan. B. Te vermelden ware of de beheerder op de uren van opening de gegadigden behoorlijk als dienaar van het publiek te woord staat, en of hij verder naar vermogen moeite doet de uitleening by eventueele belangstellenden te bevorderen. C. Er ware te letten op zindelijkheid der kaften, netheid van hanteering der boeken (ezelsooren, vlekken, losse bladen) c.q. de exemplaren aan te wijzen, die al of niet op kosten van leeners door nieuwe moeten worden vervangen. t1) In te vullen: Slecht. Onbevredigend. Bevredigend. Goed. Zeer goed. Bezoldiging Inl. schrijvers — Lokaalhuur — Verdere bureaukosten voor de Commissie voor de volkslectuur. Gouv. besl. 17 Januari 1912 n°. 18 (Stbl. 1912 n°. 125). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Enz. Ten tweede: Te bepalen, dat voor bezoldiging van Inlandsche schrijvers en bestrijding van kosten van lokaalhuur en verdere bureaukosten ten behoeve van de bij artikel 1 van het besluit van 14 September 1908 n? 12 (') ingestelde Commissie voor de volkslectuur jaarlijks kan worden beschikt over het bedrag dat daarvoor bij de begrooting wordt uitgetrokken. Ten derde: Reizen der Commissieleden voor de volkslectuur. Gouv. besl. 17 Januari 1912 n°. 18 (Stbl. 1912 n°. 125). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Enz. Ten tweede: Ten derde: Den Voorzitter van de in artikel 2 van dit besluit (2) genoemde Commissie te machtigen om ter behartiging van de belangen der volkslectuur, hetzij zelf reizen over Java en Madoera te maken, hetzij aan de leden der Commissie en aan de te harer beschikking gestelde personen het maken van zoodanige reizen op te dragen, met bepaling dat voor het doen dier reizen reis- en verblijfkosten zullen worden vergoed op den voet der bestaande bepalingen (3). Ten vierde: Geldelijke belooning voor de beheerders van volksbibliotheken. Gouv. besl. 17 Januari 1912 n°. 18 (Stbl. 1912 n°. 125). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Enz. Ten tweede: Ten vierde: Te bepalen, dat door den Directeur van On- (1) Blz. 789. (2) Hierboven afgedrukt. (3) Aldus luidt dit artikel 3 ingevolge Gouv. besl. 24 October 1913 no. 22 (Stbl. 191S no. 622). riteiten niet behooren tot het sub d hieronder genoemd personeel, zoomede, ten aanzien van de bij die bepalingen vermelde landsdienaren, in alle daarbij niet geregelde of niet voorziene gevallen; b. door den Yice-President van den Raad van NederlandschIndië, aan den Secretaris van dat College en het aan dezen toegevoegd personeel; c. door den Algemeenen Secretaris, aan het personeel der Algemeene Secretarie; d. door de Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur, aan het aan hun Departement verbonden of uit anderen hoofde rechtstreeks onder hunne bevelen werkzaam personeel; e. door den Procureur-Generaal bij het Hoog Gerechtshof van Nederlandsch-Indië en door de Officieren van Justitie, aan het bij hun parket bescheiden bureaupersoneel; f. door de Voorzitters van Colleges, aan de leden daarvan en aan het tot die Colleges behoorend of daaraan toegevoegd personeel; g. door de Hoofden van gewestelijk, bestuur, aan de in hun gewest gevestigde of voor den dienst in hun gewest aangewezen burgerlijke landsdienaren, voor zooveel niet overeenkomstig het bepaalde bij dit artikel de bevoegdheid toekomt aan eene andere autoriteit. (2) De autoriteit, welke wegens gewichtige redenen een binnenlandsch verlof heeft verleend, is bevoegd ook na den ingang daarvan dit alsnog te wijzigen in een verlof wegens ziekte, indien uit een aan de ter zake gestelde eischen beantwoordend geneeskundig certificaat blijkt, dat reeds bij den ingang van eerstbedoeld verlof een verlof wegens ziekte noodzakelijk was. (3) Indien eenig binnenlandsch verlof of eene verlenging daarvan door eene lagere autoriteit is geweigerd, kan de betrokkene zich om herziening van de genomen beslissing tot den Gouverneur-Generaal wenden. Artikel 6. (1) Ingeval dringende omstandigheden verbieden te verwijlen, totdat door de bevoegde autoriteit op een verzoek om verlof is beschikt, kan de hoogste plaatselijke bestuursambtenaar toestaan dat, in afwachting van die beschikking, van het gevraagd verlof worde gebruik gemaakt. (2) Van deze vergunning — aan welke geen aanspraken zijn te ontleenen ten aanzien van de beslissing op de aanvraag van de gewestelijke bestuurders ten deze belangrijk zijn verruimd, heeft de Gouverneur-Generaal mij opgedragen nog het volgende onder Uwe aandacht te brengen. Naar Zijne Excellentie is medegedeeld wordt tot schade en ongerief van het onderricht, bij het verleenen van binnenlandsche verloven wegens gewichtige redenen aan het personeel van het lager Onderwijs, door de Hoofden van gewestelijk bestuur niet altijd nauwgezet de vraag overwogen of de door belanghebbenden voor zulke verloven aangevoerde redenen inderdaad „gewichtig" zijn, terwijl toch voor het stellen dier vraag in het bijzonder ten aanzien van bedoeld personeel aanleiding bestaat, in aanmerking genomen dat onderwijzers en onderwijzeressen veelvuldige en vrij langdurige periodieke vaeanties genieten en dus veelal gelegenheid hebben hunne particuliere zaken te regelen. De Landvoogd zou daarom gaarne zien dat in den vervolge verloven als hoogerbedoeld, in het bijzonder wanneer het geldt verloven van eenigszins langen duur, met inachtneming van de belangen van het onderwijs slechts worde toegestaan in geval van welbewezen noodzakelijkheid en na ingewonnen advies van de plaatselijke schoolcommissie. Ten aanzien van personeel behoorende tot andere bijzondere diensttakken wenscht de Gouverneur-Generaal voorts dat tot het verleenen van verloven wegens gewichtige redenen voor eenigszins langen duur niet worde overgegaan dan nadat U zich, zoomogelijk, desnoods telegrafisch, er van vergewist heeft dat bij den betrokken dienstchef tegen het verlof geen bezwaar bestaat, blijvende de beslissing uiteraard bij U berusten. Nog is de aandacht van den Landvoogd er op gevestigd dat de wijze, waarop de Hoofden van gewestelijk bestuur thans kennis krijgen van het begin en het einde van verloven, vaak zeer omslachtig is en noodeloos uitgebreide correspondentie mede brengt. Hoezeer dit eene aangelegenheid is, die door de betrokken autoriteiten zelve geregeld kan worden, acht de GouverneurGeneraal het niet ondienstig, onder de aandacht van UHEdG. te doen brengen, dat het voldoende schijnt indien iedere landsdienaar, aan wien op den voet van artikel 5 sub g van het nieuwe verlofreglement door het Hoofd van gewestelijk bestuur een verlof is verleend, mondeling of schriftelijk aan zijn directen chef kennis geeft van de dagen waarop hij zijne werkzaamheden neergelegd en hervat heeft en dat de aldus verkregen data éénmaal 's maands door dien chef, desvereischt door tusschenkomst van het Hoofd van plaatselijk bestuur,. worden opgegeven aan het Hoofd van gewestelijk bestuur. Voor het geval twijfel mocht bestaan aan de juistheid der door belanghebbenden verstrekte gegevens dient daarnaar natuurlijk door den directen chef aanstonds een onderzoek te worden ingesteld. Ten slotte acht de Gouverneur-Generaal het niet overbodig om UHEdG. te doen opmerken, dat op plaatsen, waar naast het Hoofd van gewestelijk bestuur een assistent-resident bescheiden is als Hoofd van plaatselijk bestuur, eerstgenoemde autoriteit niettemin is aan te merken als de hoogste plaatselijke bestuursambtenaar en dus deze het is, die ingevolge artikel 6, alinea 1 van het nieuwe Reglement de bevoegdheid zal hebben om, ingeval dringende omstandigheden verbieden te verwijlen totdat door de bevoegde autoriteit op een verzoek om verlof is beschikt, toe te staan dat in afwachting van die beschikking van het gevraagde verlof wordt gebruik gemaakt. Door UHEdG. uit te noodigen, in voorkomende gevallen met het vorenstaande rekening te willen houden, voldoe ik mede aan bevelen van Zijne Excellentie. De lste Gouvernements-Secretaris, DE GRAEFF. Onderhandsche verloven. Circ. wdea lsten Gouv. Secr. 17 Juli 1912 ff 1554 o. a. aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n". 7664). Zooals ü~-p7iEdeG.°nt" zal zi.in gebleken uit het reglement, vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 20 Februari jl. ff 50 (Staatsblad IV 198) ('), is daarbij geen bijzondere voorziening getroffen ten aanzien van de zoogenaamde onderhandsche verloven (vrijstellingen van dienst) van korten duur, welke in de practijk tot dusver, geheel buiten de regeling der gewone binnenlandsche verloven (wegens ziekte en wegens gewichtige redenen) om, door de betrokken Chefs mondeling aan de hun ondergeschikte landsdienaren werden verleend. De Regeering wenschte nl. de regeling van bedoelde onderhandsche verloven afgescheiden te houden van die der gewone (!) Blz. 803. verloven, waarvan zij in karakter verschillen, en voor zooveel mogelijk geheel aan het oordeel van die Chefs over te laten. In verband hiermede is mij thans opgedragen — van welke opdracht ik de eer heb mits deze mij te kwijten — het volgende te Uwer kennis te brengen. Tegen handhaving van voormelde practijk waarbij uiteraard in elk bijzonder geval met de belangen van den dienst rekening zal zijn te houden, bestaat bij de Kegeering geen . bezwaar. Is het echter gewenscht om den ambtenaar een recht op periodieke vrijstellingen van dienst te geven en is daarvan eene vermeerdering van uitgaven het gevolg, dan zal daartoe niet mogen worden overgegaan dan nadat een voorstel aan de Regeering is gedaan en op de geldelijke gevolgen bij de begrooting is gerekend. Mede enz. De wd. lste Gouverements-Secretaris, SMEETS. Algeheele gelijkheid van Eur. en Inl. landsdienaren bij de toepassing van het verlofreglement. Circ. Gouv. Secr. 24 Februari 1914 n; 480 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. Uit eene onder de aandacht van den Gouverneur-Generaal gebrachte beschikking van een Hoofd van gewestelijk bestuur op een verzoek om verlenging van binnenlandsch verlof is Zijner Excellentie gebleken, dat het Reglement omtrent het verleenen van binnenlandsche verloven aan Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren (Staatsblad 1912 n? 198) (l) door de betrokken autoriteit verschillend werd toegepast naar gelang van den landaard der verlofgangers. Het bedoelde verzoek om verlofsverlenging wegens ziekte, ingediend door een Inlandsch ambtenaar, die eene gewoonlijk door Europeanen bekleede betrekking vervulde, werd namelijk afgewezen o. m. op grond van de overweging dat, al wordt een Inlandsch landsdienaar op gelijken voet bezoldigd als zijne Europeesche collega's, er geen aanleiding bestaat hem, indien hij door ziekte als anderszins niet meer in staat is zoo- (!) Blz. 803. (2) Bij de berekening van het bedrag van het toe te kennen wachtgeld tellen de onderdeel en van guldens: zoo zij een halven gulden of minder bedragen voor een halven gulden en zoo zij meer dan een halven gulden bedragen voor een gulden. Artikel 4. Het wachtgeld gaat in met de maand, volgende op die, waarin het laatst activiteitstraktement is genoten, tenzij het betrekkelijk verzoek van den ontslagene is gedaan na verloop van meer dan een half jaar na het eervol ontslag uit de betrekking, in welk geval het wachtgeld wordt toegekend te rekenen van en met de maand, volgende op die, waarin het request, of anders het schrijven van de autoriteit, die het eerst de zaak ter sprake brengt, gedagteekend is. Artikel 5. In andere gevallen, dan waarin bij deze regeling is voorzien, wordt, zoo daartoe termen bestaan, wachtgeld toegekend krachtens machtiging van den Gouverneur-Generaal. Artikel 6. Deze regeling treedt in werking op 1 September 1907. Ten tweede: enz. Afschrift enz. Beperking aantal wachtgelders. Circ. Gouv. Secr. 10 Augustus 1907 n? 2178 aan de Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur en de Hoofden van gewestelijk besuur (Bijbl. n°. 6701). Bij het besluit van heden ri? 2 ("), waaruit het voor Uw archief bestemd extract hiernevens gaat, zijn, krachtens Koninklijke machtiging, met wijziging in zoover van alle daarmede strijdige bepalingen, regelen vastgesteld voor de toekenning van wachtgeld aan Tnlandsche of met Inlanders gelijkgestelde landsdienaren. Ten einde onder de werking dier regelen het aantal wachtgelders zooveel doenlijk te beperken, zou de Gouverneur-Ge- (!) Stbl. no. SU, blz. 812. neraal gaarne zien, dat deze personen zoo spoedig mogelijk werden herplaatst, desnoods tijdelijk in lagere betrekkingen dan vroeger door hen werden bekleed. Door UHEdG. te verzoeken hiermede bij voorkomende gelegenheden rekening te willen houden, heb ik de eer aan eene opdracht van den Landvoogd te voldoen. De Gouvernements-Secretaris, DE GRAEFF. Berekening van wachtgeld voor ambtenaren die tijdelijke functiën hebben vervuld. Miss. lsten Gouv. Secr. 27 December 1913 n! 2931 aan de betrokken Autoriteiten en Colleges (Bijbl. n°. 8003). Op last van den Gouverneur-Generaal heb ik de eer te Uwer kennis te brengen dat, met afwijking in zoover van het bepaalde sub 2° van Bijblad n! 1801, in den vervolge het wachtgeld of non-activiteitstraktement van een Europeesch of Inlandsch ambtenaar, die laatstelijk gedurende ten minste één jaar in tijdelijke functie eene lioogere bezoldiging heeft genoten dan in eene vroegere door hem bekleede vaste betrekking, behoort te worden geregeld naar reden van het totaal der maandelijksche bezoldigingen, welke gedurende het laatste jaar door hem zijn genoten. De lste Gouvernements-Secretaris, E. MORESCO. PENSIOENEN. Inlandsch pensioenreglement. Kon. besl. 24 Augustus 1887 n°. 18 (Stbl. 1887 n°. 192). Wij WILLEM III enz. (gewoon hoofd). Op de voordracht van Onzen Minister van Koloniën vau den 8en Juli 1887, Lett. D, n; 18; Den Raad van State gehoord (advies van 2 Augustus 1887 II'10); Gezien het nader rapport van Onzen genoemden Minister van den 19*511 Augustus 1887, Lett. D, ns 21; Hebben goedgevonden en verstaan: Art. 1. Aan inlandsche burgerlijke landsdienaren op Java en Ma do era wordt pensioen verleend ten laste van de Indische begrooting overeenkomstig de bepalingen van het bij dit besluit vastgestelde reglement (1). Aii. 2. Indien zulks noodig blijkt, worden voor de inlandsche burgerlijke landsdienaren in de gezamenlijke bezitingen buiten Java en Madoera, dan wel in een of meer gewesten afzonderlijk, bij koloniale ordonnantie de bepalingen van het bij dit besluit vastgestelde reglement (*) toepasselijk verklaard. Onze Minister van Koloniën is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. Soestdijk, den 24sten Augustus 1887. WI1IEM. De Minister van Koloniën, Sprenger van Eijk. Accordeert met het Origineel: De Secretaris-Generaal bij het Departement van Koloniën, H. van der wljck. En opdat enz. (gewoon slot). Reglement op het verleenen van pensioenen aan Inlandsche burgerlijke landsdienaren. Art. 1. Inlandsche burgerlijke landsdienaren, die eervol uit den dienst zijn ontslagen, hebben recht op pensioen indien zij: a. een diensttijd hebben van dertig jaren; (i) Dit reglement is bij Ord. 23 September 1891 (Stbl. 1891 n°. 208) toepasselijk verklaard voor de Inlandsche landsdienaren in de gezamenlijke bezittingen buiten Java en Madoera. b. in of door de uitoefening van hun ambt of ter zake van die uitoefening, ten gevolge van gewelddadige aanranding of verzet, of van met gevaar gepaard gaande dienstverrichtingen, wonden of gebreken bekomen hebben, welke hen volstrekt ongeschikt maken langer te dienen. Hun kan, na eervol ontslag uit 's Lands dienst, pensioen worden verleend, indien zij: c. een diensttijd hebben van ten minste tien jaren en ongeschikt worden geacht voor verderen dienst (*); d. een diensttijd hebben van ten minste vijf jaren en door wel bewezen ziels- of lichaamsgebreken belet worden langer te dienen (2). Het pensioen wordt verleend door den Gouverneur-Generaal. Art. 2. Als inlandsche burgerlijke landsdienaren worden voor de toepassing van dit reglement beschouwd zij, die behooren tot de inlandsche bevolking van NederlandscJi-Indië, en zijn aangesteld tot eenig burgerlijk ambt, waaraan eene vaste maandelijksche bezoldiging ten laste der begrooting van NederlandscJi-Indië, verbonden is (3). Art. 3. Als diensttijd komt in aanmerking: a. de tijd, gedurende welken in een burgerlijk ambt vaste maandelijksche bezoldiging is genoten ten laste der begrooting van Nederlandsch-Indië; b. de tijd in militairen dienst doorgebracht, voor zoover hij voor belooning met pensioen of gagement in rekening zou kunnen zijn gebracht, doch niet daarmede beloond is (4). Van den tijd na eervol ontslag uit de betrekking met of zonder onderstand in nonactiviteit doorgebracht, wordt telkens niet meer dan één jaar als diensttijd in rekening gebracht. Art. 4. Bij de berekening van den voor pensioen geldenden diensttijd wordt het eindcijfer tot jaren en maanden afgerond. Overschietende dagen worden voor een volle maand gerekend (5). t1) De in Bijblad n? G569 vervatte regel, dat aan Inl. landsdienaren met ten minste 10 jaren dienst, die voor verderen dienst ongeschikt worden geacht, geen pensioen wordt verleend in de gevallen, dat die ongeschiktheid aan eigen schuld is te wijten, is ingetrokken bij Gouv. besl. 24 Januari 1911 no. 21 (Bijbl. no. 7355), blz. 821. (2) Aldus luidt alinea 2 van artikel 1 ingevolge § I van Kon. besl. 8 Juni 1905 no. 59 (Stbl. 1905 no. 527). (3) Aldus luidt artikel 2 ingevolge § II van Kon. besl. 8 Juni 1905 n«. 59 (Stbl. 1905 no. 527). (*) Aldus luidt alinea 1 van artikel 3 ingevolge § III van Kon. besl. 8 Juni 1905 no. 59 (Stbl. 1905 no. 527). (5) Aldus luidt artikel 4 ingevolge § IV van Kon. besl. 8 Juni 1905 no. 59 (Stbl. 1905 no. 527). VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 52 maand, waarin het wegens overlijden of om andere redenen vervalt. Abt. 11. Wanneer een gepensionneerde weder in 'slands dienst treedt, wordt het pensioen niet uitbetaald over den tijd, gedurende welken hij activiteitstraetement geniet. Indien hij op nieuw 's lands dienst verlaat, wordt hem zijn vroeger of een hooger pensioen toegelegd, naarmate hij daarop volgens dit reglement aanspraak heeft. Abt. 12 (1). Indien uitsluitend ten gevolge van een schrijfof rekenfout, het pensioen op een te hoog bedrag blijkt te zijn vastgesteld, wordt het besluit, waarbij het pensioen is verleend, herzien bij een nieuw besluit, dat de gronden voor de herziening moet bevatten. Aan de vermindering van het pensioen zal geen terugwerkende kracht mogen worden toegekend. Abt. 13. Het pensioen is onvervreemdbaar. Hij die pensioen geniet mag dit niet verpanden of beleenen, noch daarover op andere soortgelijke wijze beschikken. Indien hij last geeft het pensioen voor hem te ontvangen, kan hij die lastgeving altijd herroepen. Alle overeenkomsten hiermede strijdig zijn nietig. Onder de bij dit artikel verboden beleeningen is niet begrepen het nemen van voorschotten op pensioenen, hetzij renteloos, hetzij tegen eene matige rente, bij liefdadige of tot algemeen nut werkende instellingen — waartoe ook gerekend worden de door den Gouverneur-Generaal aan te wijzen credietinstellingen met philantropisch karakter, gedreven door eene als rechtspersoon erkende vereeniging of eene naamlooze vennootschap —, mits de bepalingen, waarnaar die voorschotten geschieden, zijn goedgekeurd door de Hoofden van gewestelijk bestuur (2). Abt. 14. Het pensioen wordt in zijn geheel gelijktijdig genoten met de soldij en de toelage verbonden aan de Militaire Willemsorde en de medaille voor moed en trouw. Abt. 15. De Gouverneur-Generaal kan ten voordeele van regenten en om politieke of andere gewichtige redenen ook ten voordeele van anderen van de bepalingen van dit reglement afwijken. t1) Dit artikel is ingelascht bij artikel 1 van Kon. besl. 24 September 1913 no. 55 (Stbl. 1913 no. 644); het oorspronkelijk artikel 12 is vervallen ingevolge § VII van Kon. besl. 8 Juni 1905 no. 59 (Stbl. 1905 no. 527). (2) De laatste alinea van artikel 13 is aan dat artikel toegevoegd bij § VIII van Kon. besl. 8 Juni 1905 no. 59 (Stbl. 1905 no. 527). Tijdelijke schorsing van pensioen enz. van veroordeelden. Kon. besl. 8 Juni 1905 n°. 60 (Stbl. 1905 n°. 528). Wij WILHELMINA enz. (gewoon hoofd). Hebben goedgevonden en verstaan: Met intrekking van alle daarmede strijdige voorschriften, te bepalen als volgt: Een ten laste van de Indische geldmiddelen gepensionneerde, gegageerde of onderstand genietende Inlander, die in Nedertandsch-Indië is veroordeeld tot ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon voor den tijd van drie maanden of tot eenige zwaardere straf, mist, gedurende den tijd dat hij zijne straf ondergaat of zich door de vlucht aan de tenuitvoerlegging van het vonnis onttrekt, het genot van pensioen, gagement of onderstand. De Gouverneur-Generaal is bevoegd om: lö. gedurende dien tijd over het pensioen, het gagement of den onderstand van den veroordeelde te beschikken ten behoeve van zijne naaste betrekkingen; 2°. voor zoover van de sub 1°. bedoelde bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt, hem, die de straf heeft ondergaan, in "het genot te stellen van eene uitkeering tot een bedrag, dat "in geen geval de helft van het jaarlijksch bedrag van het pensioen, het gagement of den onderstand te boven gaat. "Dit 'besluit treedt in werking op den dag der plaatsing in hét Staatsblad van Nederlandsch-Indië. Onze Minister van Koloniën enz. (gewoon slot). Uitreiking van een schriftelijk bewijs bij benoeming, bevordering, overplaatsing en ontslag ter voorkoming van moeilijkheden bij pensioenaanvragen. Circ. Gouv. Secr. 28 December 1905 n°. 4248 aan de betrokken Autoriteiten en Colleges (Bijbl. n°. 6414). Naar aanleiding van de, bij het Koninklijk besluit van 8 .Tcmi jl. n? 59 (Staatsblad n? 527) tot stand gekomen en met 1 November jl. in werking getreden wijziging van het Inlandsch pensioenreglement (1), waardoor ook aan Inlandsche landsdie- (i) Blz. 815. VOORSCHOTTEN. Voorschriften voor het verleenen van voorschotten bij overplaatsing. Gouv. besl. 10 Mei 1902 n°. 17 (Stbl. 1902 n°. 200). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Gelet op het besluit van 9 Januari 1902 n! 8 (Saatsblad 11- 16); Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen de volgende: VOORSCHRIFTEN op het verleenen van voorschotten aan Inlandsche burgerlijke landsdienaren en daartoe benoemde Inlandsche personen bij verandering van stand- of woonplaats in Nederlandsch-Indië. 1. Inlandsche burgerlijke landsdienaren en daartoe benoemde Inlandsche personen kunnen, wanneer zij zich ingevolge ontvangen bevelen op eene andere plaats in Nederlandsch-lndië moeten vestigen, een voorschot bekomen (x): indien zij bezwaard zijn met een bij hen inwonend gezin ten hoogste bedragende drie maanden traktement; anders ten hoogste bedragende twee maanden traktement; gerekend naar de bezoldiging, welke op de nieuwe standplaats zal worden genoten. Indemniteiten, toelagen en emolumenten komen voor voorschot niet in aanmerking. 2. Het voorschot wordt aan het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur gevraagd vóór het vertrek of uiterlijk binnen één maand na aankomst ter plaatse van bestemming. Bij de aanvrage wordt overgelegd een certificaat van ophouding van betaling, waarop van het voorschot, wanneer dit verleend wordt, door het daarbij betrokken Departement van Algemeen Bestuur, of wel het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk Bestuur, melding wordt gemaakt, terwijl bij een eerste aanstelling door de autoriteit, die het voorschot heeft verleend, daarvan schriftelijke mededeeling moet worden gedaan aan de autoriteit, die voor de aanzuivering zorgen moet. (!) Aldus luidt alinea 1 ingevolge art. 2 van Gouv. besl. 20 Februari 1911 n°. 46 (Stbl. 1911 no. 16i). 3. De terugbetaling van het voorschot heeft plaats door inhouding, indien de Landsdienaar bezwaard is met een bii hem inwonend gezin van een vierde, anders .van een derde gedeelte van het traktement, te beginnen met de derde maand, over welke op de nieuwe standplaats traktement wordt genoten. , voorschotten, welke bij ontslag uit de betrekking of uit s tands dienst, met onderstand of pensieon, onaangezuiverd zyn gebleven, worden in dezelfde verhouding van een derde of een vierde gekort van het bedrag van den onderstand of het pensioen. Bij overlijden of bij ontslag uit de betrekking of uit 's Lands dienst, zonder onderstand of pensioen, wordt het geheele voorschot of het daarvan onaangezuiverd gebleven gedeelte in eens teruggevorderd. 4. Wanneer, een vroeger genoten voorschot nog niet is aangezuiverd, kan geen nieuw voorschot worden uitbetaald, dan met verrekening van het overschot van het vroegere voorschot met het latere. 5. Geen voorschot wordt verleend wanneer de belanghebbende inmiddels ontslag uit 's Lands dienst dan wel ontslag uit de betrekking wegens andere redenen dan ziekte heeft gevraagd of verkregen of daarvoor is voorgedragen, of eene aanzegging heeft ontvangen om binnen een bepaalden tijd een verzoek om ontslag uit 's Lands dienst in te dienen. 6. Deze voorschriften doen niet te kort aan de vastgestelde of nader vast te stellen regelingen ten opzichte van het inlandsch personeel bij den aanleg en de exploitatie van Staatsspoorwegen. Afschrift enz. SCHORSING. Bevoegdheid van de Hoofden van gewestelijk bestuur tot schorsing van de onder hen dienende ambtenaren. Ord. 2 Mei 1895 (Stbl. 1895 n°. 93). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: bezit van familiebetrekkingen in staat en genegen om haar bij te staan (*). De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, A. C. ULJEE. 5. Miss. Gouv. Seer. 12 September 1902 ns 3081 aan Dir. B. B. (Bijbl. n°. 5911). Zooals IIHEdG. zal zijn gebleken uit het ten behoeve van Uw archief verleend extract uit het besluit van 1 dezer n5 12 is daarbij in zoover afgeweken van het bij Uw rapport van 26 Augustus te voren II- 7 gedaan voorstel, dat aan Raden Ajoe M. A. onderstand is toegekend met ingang van de maand Maart 1902 (maand volgende op die waarin haar echtgenoot is overleden) instede van met de maand Juni d.a.v. (maand volgende op die waarin haar rekest is gedagteekend). De Gouverneur-Generaal acht namelijk den regel opgenomen in de op twee na laatste alinea van Bijblad n; 3756 (2) wel wat hard ten aanzien van de toekenning van onderstanden aan de weduwen van Inlandsche ambtenaren omdat van haar billijker wijze niet geëischt mag worden dat zij dadelijk na het overlijden van haren echtgenoot verzoeken om onderstand indienen. Zijne Excellentie zoude daarom dergelijke onderstanden toegekend willen zien met ingang van de maand volgende op die waarin de echtgenoot is overleden, tenzij de daartoe strekkende verzoeken worden gedaan na afloop van meer dan een half jaar na het overlijden, in welk geval de onderstand kan worden verleend met toepassing van den aangehaalden regel in Bijblad n? 3756 (2). Door de mededeeling van het vorenstaande met verzoek daarmede bij voorkomende gelegenheden rekening te willen houden, heb ik de eer aan een van den Gouverneur-Generaal ontvangen opdracht te voldoen. De lste Gouvernements-Secretaris, COHEN STUABT. t1) Het vereischte van hooge geboorte wordt niet gesteld ten aanzien van weduwen van Inlandsche Christenonderwijzers (missives lsten Gouv. Secr. 7 October 1891 n°. 2456 aan Dir. O. E. N., 18 Juni 1895 n°. 1192 aan wden Dir. O. E. N., 21 September 1900 n°. 2486 aan Res. Timor en Ond. en 2 Mei 1908 n». 1273 aan Res. Soerabaja). Deze weduwen moeten evenwel een bewijs overleggen dat zij wettig gehuwd zijn geweest (miss. Gouv. Secr. 28 April 1885 no. 651 aan Res. Menado). Evenmin wordt hooge geboorte als eisch gesteld in de gevallen bedoeld in de circ. Dir. R. R. van 28 Januari 1905 no. 345 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. no. 6205), blz. 840. (2) Zie noot 2 op blz. 836. 6. Circ. Dir. B. B. 28 Januari 1905 n? 345 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 6205). Bij de door mijnen toenmaligen ambtsvoorganger uitgevaardigde circulaire van 6 Juni 1884 n,; 4105 werd den Hoofden van gewestelijk bestuur in Nederlandsch-Indië o. m. medegedeeld, dat de Regeering het verleenen van onderstand aan weduwen van Inlandsclie ambtenaren wenschte beperkt te zien tot de weduwen van Regenten en tot enkele andere bij wijze van gunst, indien daartoe wegens hooge geboorte of andere politieke consideratiën, voldoende reden werd gevonden, terwijl in een daarop gevolgd, mede van dit Departement uitgegaan rondschrijven van 26 October 1893 n! 6179, opgenomen onder n? 4912 van het Bijblad (1), het beginsel werd bekend gemaakt om bij het verleenen van onderstand aan weduwen van Inlandsche landsdienaren wegens hooge geboorte niet verder te gaan dan tot kleindochters van Regenten. In voldoening aan eene daartoe strekkende uitnoodiging (2) der Regeering heb ik de eer UHEdG. mede te deelen dat het den Gouverneur-Generaal wenschelijk is voorgekomen naast de vorenstaande instructiën als regel aan te nemen, dat ook aan weduwen van Inlandsche ambtenaren, geen dochters of kleindochters van Regenten zijnde, op den bestaanden voet onderstand kan worden toegekend, wanneer hunne echtgenooten in of door de uitoefening van hun ambt of ter zake van die uitoefening tengevolge van gewelddadige aanranding of verzet van met gevaar gepaard gaande dienstverrichtingen, overleden zijn. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, VAN REES. 7. Bijbl. n°. 6996. De Gouverneur-Generaal is van oordeel (3), dat het om redenen van billijkheid als anderszins aanbeveling verdient om in den vervolge aan weduwen van Inlandsche landsdienaren, die in of door de uitoefening van hun ambt of ter zake van die uitoefening tengevolge van gewelddadige aanranding of verzet of van met gevaar gepaard gaande dienstverrichtingen overleden zijn, wanneer zij niet in hun onderhoud en dat van (!) Blz. 838. (2) M. G. S. 18 Januari 1905 no. 250. (3) M. G. S. 29 December 1908 n°. 3700. na 30 jaren dienst, terwijl voorts, waar de pensioensbepalingen recht op pensioen toekennen bij in of door den dienst bekomen verwondingen enz., welke ongeschikt maken voor verderen dienst, ook in dit laatste geval in het algemeen aanspraak op onderstand voor gewezen tijdelijke landsdienaren onafhankelijk van hun diensttijd kan worden erkend. Daarentegen zullen gewezen tijdelijke werkkrachten niet voor onderstand in aanmerking komen in de gevallen waarin volgens de pensioensbepalingen aan landsdienaren in vasten dienst pensioen kan worden verleend, te weten na 10 jaren dienst aan hen die wegens ongeschiktheid uit den dienst worden verwijderd (de zoogenaamde non-valeurs) en na 5 jaren dienst aan hen die door wel bewezen ziels- of lichaamsgebreken belet worden langer te dienen. Dit onderscheid in de belooning van bewezen diensten tusschen vaste en tijdelijke atnbtenaren is volkomen logisch, aangezien het verband tusschen werkgever en werknemer bii tijdelijken dienst veel losser is dan bij vasten dienst, terwijl, wat Europeanen betreft, in tijdelijken dienst ook niet voor het pensioen wordt gecontribueerd. Voorts heeft bij tijdelijken dienst geene voorafgaande geneeskundige keuring plaats, terwijl gevorderde leeftijd geen bezwaar voor de vervulling van tijdelijke functiën oplevert. Wat non-valeurs als hoogerbedoeld betreft, komt daar nog bij, dat waar de toekenning van onderstand toch altijd het karakter van een gunst draagt, zij daarvoor uiteraard niet in aanmerking komen. Nochtans zijn gevallen denkbaar dat met betrekking tot gewezen tijdelijke landsdienaren het niet van hardheid zou zijn vrij te pleiten om aan de gestelde termijnen van 20 en 30 jaren dienst strikt vast te houden. Indien toch bijvoorbeeld een Inlandsch landsdienaar, die 25 jaar in tijdelijken dienst is werkzaam geweest, door ziekte wordt belet om verder te dienen, brengt de billijkheid mede om hem voor zijne diensten door het toekennen van onderstand te beloonen. Met het oog op de bovenvermelde omstandigheid, dat voor opneming in tijdelijken dienst geene geneeskundige keuring noodig is en geen leeftijdsgrens geldt, mag evenwel voor dergelijke gevallen geen te lichte maatstaf worden aangelegd. Naar de meening van den Landvoogd zou in het algemeen voor toekenning van onderstand aanleiding kunnen bestaan, wanneer de betrokkene op zoodanigen leeftijd den tijdelijken dienst is ingetreden, dat hij in normale gevallen zonder bezwaar den 20- of 30jarigen termijn had kunnen volmaken en hij, na drie vierde van dien termijn te hebben gediend, door ziekte, dus niet door ouderdomsgebreken, belet wordt om verder te dienen, dan wel wanneer in hetzelfde geval armere omstandigheden zich hebben voorgedaan, zooals biiv. opheffing van den betrokken diensttak of van de tijdelijke functie enz., die hem belet hebben verder te dienen en hij eenigen tijd later physiek ongeschikt wordt bevonden om zijn brood te verdienen. . . , Voorts doet zich, speciaal ten aanzien van Inlandsche landsdienaren, nog een ander geval voor, waarin de Landvoogd toekenning van onderstand, onafhankelijk van den meerbedoelden termijn van 30 jaren, billijk acht. In tegenstelling toch met Europeesche landsdienaren kannen tijdelijke Inlandsche beambten, die in vasten dienst worden opgenomen, hunnen voorafgaanden tijdelijken diensttijd niet voor pensioen geldig maken. Een Inlander, die na eeist in tijdelijken dienst te zijn geweest, in vasten dienst overgaat en na meer dan vijf jaren vasten dienst physiek ongeschikt wordt, heeft weliswaar wegens zijn vasten dienst aanspraak op pensioen, doch vaak, wegens zijn korten vasten diensttijd slechts tot een gering bedrag. . ^ , Daarom werd tot dusverre in zoodanige gevallen steeds nagegaan wat voor den betrokkene voordeeliger was: toekenning van pensioen over den vasten diensttijd dan wel van ondci stand over den geheelen diensttijd (dus met inbegrip van deu vasten dienst), naar den hiervoren bedoelden maatstat van vier vijfde van het pensioen over een gelijk aantal dienstjaren. In afwachting van eene aanhangige herziening van het Inlandsch pensioenreglement wenseht de Gouverneur-Generaal met evenbedoelde practijk te zien voortgegaan, met dien \ erstande dat, waar door den overgang in vasten dienst het verband tusschen werkgever en werknemer van karakter is anderd, in deze gevallen bij de toekenning van onderstand billijkheidshalve niet met een termijn van 30 jaar rekening behoeft te worden gehouden, doch dat steeds bij een vasten diensttijd van ten minste 5 jaren onderstand kan worden toegekend, indien dit voor den betrokkene voordeeliger is dan de toekenning van pensioen. Door het vorenstaande te Uwer kennisse te brengen en _uwerExceiientie , verzoeken met de daaruit blijkende ziens- UHoogEdelGestrenge . , , . wijze van den Gouverneur-Generaal m den vervolge rekenin^ te willen houden, heb ik de eer, van bekomen bevelen mij te kwijten. De wde lste Gouvernements-Secretaris, KINDERMANN. VERPLEGING. Verpleging in militaire ziekeninrichtingen. Gouv. besl. 27 Maart 1889 n°. 10 (Stbl. 1889 n°. 85). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerkinestelling van het bij besluit van 10 April 1876 ll5 8 (Staatsblad n; 92) vastgesteld — 'in sedert bij verschillende besluiten gewijzigd en aangevuld militair tarief n- 39, te arresteeren het aan dit besluit gehecht gelijknamig tarief. Ten tweede: enz. Extract enz. Tarief No. 39. CLASSIFICATIE DER PERSONEN, die in de militaire ziekeninrichtingen worden opgenomen; de door — of voor hen te betalen verpleeg- en begrafeniskosten, alsmede de hun aankomende hospitaal-toelagen. A (enz.). B. Personen, ressorteerende onder de Burgerlijke Departementen van Algemeen Bestuur en onder het Departement der Marine, met uitzondering van het personeel der Oorlogsen Gouvernementsmarine. 1 (enz.). 18. De na te melden personen worden alleen dan ter verpleging in de militaire hospitalen opgenomen, wanneer de gelegenheid daartoe aanwezig is. Bij overlijden daarin worden zij van wege die hospitalen begraven. 19 (enz.). 22. De personen bij § 18 bedoeld, de afdeeling waarin zij worden verpleegd, de verpleegkosten, welke zii moeten betalen, en de hospitaaltoelagen voor zoover die worden toegekend, zijn als volgt: Specificatie der personen. Afdeeling waarin verpleegd. Verpleegkosten. Hospitaal toelage. Toelichtingen. Europeesche (enz.). ^ I e M £> Q< ca c öd ® t» .a ö ^ ^ Tot gelÜke be3 '§ c« dragen als de Euro- Inlandsche hoofden en §J|p ambtenaren alsmede hunne swaak hebben od vrouw» en kind.™ (■>. -f 3 KfooÜSg«eïï 7" la ® Z kundige Gouvernements hulp (3). Is O G3 Leerlingen van de opleidingscholen voor Inlandsche ambtenaren op Java en te Makasser en van de school voor zonen van Inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke Inlanders te Tondano, wier ouders of verzorgers een inkomen hebben: van minder dan f 150 2 Gratis. van f 150 — f 499 2 (5) 2 (5) van f 500 's maands en meer (4) 2 (5) 4 (5) Kweekei ingen aan de De helft van hun kweekscholen voor In- inkomen. landsche onderwijzers 2b (2) Kweekelingen (enz). f1) De woorden „alsmede hunne vrouwen en kinderen" zijn hieraan toegevoegd ingevolge Gouv. besl. 16 Januari 1903 n°. 5 (Stbl. 1903 n°. 39). (2) Aldus gewijzigd bij art. 1 sub a van Gouv. besl. 9 November 1909 n. 3 (Stbl. 1909 n. 532). (3) Aldus luiden de woorden „Tot gelijke bedragen (enz.)" ingevolge art. 1 § a van Gouv. besl. 14 April 1908 n". 23 (Stbl. 1908 n°. 325). (*) Aldus luiden de woorden „Leerlingen van de opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren enz." Ingevolge Gouv. besln. 10 Januari 1903 n. 5 (Stbl. 1903 no. 39), 9 Mei 1909 n. 11 (Stbl. 1909 n». 268) en 18 Mei 1911 no. 12 (Stbl. 1911 no. 335). (5) Aldus gewijzigd bij Gouv. besl. 9 Mei 1909 n°. 11 (Stbl. 1909 n». 268). OVERTOCHT. Overtochtsreglement voor gepensionneerde inl. landsdienaren en hun weduwen en kinderen. Gouv. besl. 16 April 1905 n°. 15 (Stbl. 1905 n". 255). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen het aan dit besluit gehecht Reglement op de toekenning van overtocht binnen Nederlandsch-Indië aan gepensionneerde Inlandsche landsdienaren met hunne gezinnen en aan de weduwen en kinderen van overleden landsdienaren. Afschrift enz. Reglement op de toekenning van overtocht binnen Nederlandsch-lndië aan gepensionneerde Inlandsche landsdienaren met hunne gezinnen en aan de weduwen en hinderen van overleden Inlandsche landsdienaren. I. Overtocht voor rekening van den Lande wordt verleend: a. aan den Inlandschen landsdienaar, die eervol uit 's Lands dienst is ontslagen met pensioen of met recht op pensioen van de plaats van werkelijk verblijf in Nederlandsch-Indië naar die waar hij zich binnen Nederlandsch-Indië wenscht te vestigen; b. aan de echte vrouw (padmi) van den onder letter a genoemden Inlandschen landsdienaar of, bij ontstentenis van eene echte vrouw, aan diegene zijner wettige bijvrouwen (sëlir kawin) met wie hij op het tijdstip van zijn eervol ontslag uit 's Lands dienst het langst gehuwd is, van de plaats van werkelijk verblijf in Nederlandsch-Indië naar de plaats, waarheen ingevolge letter a aan haar echtgenoot overtocht wordt verleend; c. aan alle eigen kinderen van den onder letter a genoemden Inlandschen landsdienaar, die zich naar het oordeel van het hoofd van plaatselijk bestuur nog niet zelfstandig hebben gevestigd of zouden kunnen vestigen, van de plaats van werkelijk verblijf in Nederlandsch-Indië naar de plaats waarheen ingevolge letter a aan hun vader overtocht wordt verleend; in de gevallen sub b en c mits den sub a bedoelden man of vader vergezellende; d. aan de echte vrouw (padmi) van een overleden Inlandschen landsdienaar of, bij ontstentenis van eene echte vrouw, aan diegene zijner wettige bijvrouwen (sëlir kawin), met welke hij op het tijdstip van zijn overlijden het langst gehuwd was, van de plaats van werkelijk verblijf in Nederlandsch-Indië naar die waar zij zich binnen Nederlandsch-Indië wenscht te vestigen, mits bedoelde landsdienaar eene betrekking heeft bekleed, welke hem aanspraak op pensioen zou geven bij voldoening aan de overige voor toekenning van pensioen gestelde vereischten; e. aan alle eigen kinderen van een overleden Inlandschen landsdienaar, die zich naar het oordeel van het hoofd van plaatselijk bestuur nog niet zelfstandig hebben gevestigd of zouden kunnen vestigen, van de plaats van werkelijk verblijf in Nederlandsch-Indië naar die waar zij zich binnen Nederlandsch-Indië wenschen te vestigen, mits bedoelde landsdienaar een betrekking heeft bekleed, welke hem aanspraak op pensioen zou geven bij voldoening aan de overige voor toekenning van pensioen gestelde vereischten. II. Het bij § I bedoeld recht op vrijen overtocht vervalt, indien niet binnen één jaar na het ontslag of na het overlijden van den landsdienaar aan het hoofd van plaatselijk bestuur van het werkelijk verblijf het verzoek tot verleening van overtocht is gedaan. III. Het hoofd van gewestelijk bestuur, binnen wiens gewest de in § II genoemde plaats is gelegen, wijst aan belanghebbenden de reisgelegenheid aan overeenkomstig hun rang en stand en met inachtneming van de op dit stuk bestaande beginselen. TIJDELIJKE VOORZIENING IN OE VERVULLING VAN VACEERENDE FUNCTIËN. Bevoegdheid van de Hoofden van gewestelijk bestuur om tijdelijk te beschikken over de in hun gewest organiek beschikbare landsdienaren ter vervulling van vaceerende funtiën. Ord. 30 Augustus 1867 (Stbl. 1867 n°. 114). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Bij deze alsnog openlijk afkondiging te doen van: I. de artikelen 1 en 3 van het besluit van 5 December 1859 n? 4 (Staatsblad n! 102) luidende als volgt: Artikel 1. Met intrekking van alle vroegere daarmede strijdende bepalingen, te arresteren de hieronder volgende instruktiën. A. Instruktie voor de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera (1). Art. 1 (enz.). Art. 36. Hij (2) is bevoegd (3), om, bij overlijden, ziekte of andere wettige verhindering van eenen onder hem dienenden ambtenaar, beambte of inlandsch hoofd, wiens benoeming aan hoogere of andere autoriteiten is voorbehouden, tijdelijk in de vervulling der vacerende funktiën te voorzien, op de wijze die hem, in verband tot het beschikbaar personeel, in 's lands belang het meest geraden zal toeschijnen, mits onverwijld aan het betrokkene departement van algemeen bestuur of aan den Gouverneur-Generaal daarvan kennis gevende. De door het Hoofd van gewestelijk bestuur getroffen tijdelijke voorziening houdt op van kracht te zijn, zoodra die voorziening geregeld wordt door de daartoe bevoegde autoriteit (4). Art. 37 (enz.). C1) Deze instructie geldt ook voor de Hoofden van gewestelijk bestuur op de Buitenbezittingen, voor zooveel zulks niet door de vorsten of volken aangegane overeenkomsten en de daarbij verzekerde rechten wordt onmogelijk gemaakt [§ II der ord. van 30 Augustus 1867 (Sthl. 1867 no. 114)1. (2) D. i. het Hoofd van gewestelijk bestuur. (3) Deze bevoegdheid heeft alleen betrekking op waarnemingen van zeer tijdelijken aard; voor waarnemingen van langer duur dan 6 maanden mag de aanwijzing van den vervanger niet door den Resident geschieden (Bljbl. no. 5943). De Hoofden van gewestelijk bestuur mogen, zoo noodig, alleen beschikken over het in hun gewest bescheiden organiek personeel (Bljbl. no. 4326). (4) Deze alinea is aan artikel 36 toegevoegd bij art. 1 der ord. van 9 Mei 1910 (Stbl. 1910 no. 301). ■ . VERZAMELING VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE HET INLANDSCH ONDERWIJS SAMENGESTELD DOOR K. J. VAN HEMERT AMBTENAAR BIJ HET DEPARTEMENT VAN ONDERWIJS EN EEREDIENST AFGESLOTEN OP 1 JULI 1915. BATAVIA — LANDSDRUKKERIJ 1915. BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE LEIDEN. Uit de boekverzameling der voormalige Ned.-Ind. Bestuursacademie. Bruikleen van het Departement van Koloniën. Juli 1923. VERZAMELING VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE HET INLANDSCH ONDERWIJS SAMENGESTELD DOOR K. J. VAN HEMERT AMBTENAAR BIJ HET DEPARTEMENT VAN ONDERWIJS EN EEREDIENST. AFGESLOTEN OP 1 JULI 1915. BATAVIA — LANDSDRUKKERIJ 1915. INHOUD. GRONDSLAGEN VAN HET OPENBAAR INLANDSCH ONDERWIJS. Blz. Bepalingen 1 OPENBARE LAGERE SCHOLEN. SCHOLEN DER 1ste EN 2de KLASSE. Bouw en inrichting . 7 Inl. Schoolreglement -7 Inhoudsopgave van dat reglement 2ö Splitsing van de laagste klasse der scholen 21 Toepassing van het schoolgeldtarief voor 1ste klasse- scholen 23 Toepassing van het schoolgeldtarief voor 2de klasse- scholen 23 Leerplan met toelichting voor niet in de 4de inspectieafdeeling gevestigde scholen der 2de klasse, waar het Riouw-Maleisch voer- middel is 27 Leerplan voor scholen der 2de klasse met 4 klassen, waar het Soen- daasch, Javaansch of Madoereesch voermiddel is 32 Leerplan voor scholen der 2de klasse, waar het Soendaasch, Javaansch of Madoereesch voermiddel is en waaraan een 5de klasse is toegevoegd 35 Leerplan voor scholen der 2de klasse, waar het Makassaarsch en Boegineesch voermiddel is 38 Leerplan voor scholen der 2de klasse in de 4de inspectieafdeeling, waar het Riouw-Maleisch voermiddel is 42 Leerplan voor scholen der 2de klasse, waar het Rataksch voermiddel is 47 Inning van achterstallige schoolgelden 52 Wijze van handelen ingeval aangevraagde en toegestane schoolar- tikelen niet ontvangen zijn 53 Tegengang van overvulling der scholen 53 Aanvragen en verantwoording van schoolbehoeften en van gelden voor aanmaak en onderhoud van meubilair — 54 Rij het onderwijs slechts gebruik te maken van de spelling volgens De Vries en Te Winkel 73 Spelling der Maleische taal met Latijnsche karakters op de Inl. scholen 73 BlZ. Aanmaak van schoolmeubilair door Inlanders 74 Voorstellen tot het aanbrengen van verbeteringen aan schoolgebouwen en erven 74 Schoolspaarbanken 75 Abonnementskaarten op de Staatsspoorwegen voor schoolbezoek op Java 82 Abonnementskaarten op de Staatsspoorwegen voor schoolbezoek op Sumatra Kostelooze toelating van de kinderen van Inl. onderwijzers tot de school waar hun vader of verzorger werkzaam is 84 Transscriptie van de op de scholen gebruikte Javaansche geschriften in Latijnsche karakters 85 Vergunning tot gebruikmaking van Inl. schoolgebouwen voor particuliere cursussen door het Hoofd van gewestelijk bestuur te verleenen 86 Gedragslijn te volgen bij voorkomen van cholera in scholen 86 Leeren schrijven van juiste adressen voor brieven en invullen van postwisselformulieren en adreskaarten voor postpakketten 88 Volksbibliotheken aan Inl. scholen der 2de klasse op Java en Madoera. 89 Voorstellen tot oprichting van nieuwe of tot uitbreiding van reeds bestaande openbare Inl. scholen der 2de klasse 89 ONDERWIJZEND PERSONEEL. Benoembaarheid en bevordering 91 Maatregelen om kweekelingen die de kweekscholen tusschentijds verlaten, voor het onderwijs te behouden 97 Algemeene regelen voor toelating tot de examens voor kweekeling en hulponderwijzer en voor benoeming tot die rangen 98 Intrekking van de beperking der toelating van candidaten tot de examens voor kweekeling en hulponderwijzer 100 Candidaat-hulponderwijzers niet meer als kweekeling te plaatsen maar dadelijk te belasten met de betrekking van hulponderwijzer. 101 Uitreiking van een bewijs van benoembaarheid tot kweekeling bij het openbaar Inl. onderwijs aan niet geplaatste geslaagden in het toelatingsexamen tot een kweekschool 102 Niet-benoembaarheid van vreemde Oosterlingen 105 Inkomsten voor het onderwijzend personeel. Bezoldiging van het Inl. onderwijzend personeel 107 Bezoldiging van hoofdonderwijzers en onderwijzers op Java en Madoera, tot die rangen benoemd vóór de inwerkingtreding van de ordonnantie van 5 Juni 1893 (Stbl. 1893 n°. 127) 112 Bezoldiging van aan kweekscholen opgeleid Inl. onderwijzend Blz. personeel, dat geslaagd is in het examen in het Nederlandsch, bedoeld in art. 4 van Gouv. besl. 14 Maart 1912 n. 38 (Stbl. 1912 n. 240). 115 Eén tiende aandeel in de geïnde schoolgelden 115 Toelagen wegens dure levenswijze als anderszins voor Inl. onderwijzend personeel 116 Verdere bepalingen betreffende het personeel. Rang, statie, costuum enz. voor Inl. onderwijzers 129 Onderzoek naar het rechtmatig voeren van titels en praedicaten door Inl. onderwijzers 13? Onttrekking van Inl. onderwijzers aan het onderwijs 137 Vervoer bij eerste aanstelling en overplaatsing van Inl. onderwijzers. 139 Vergoeding van reiskosten aan schoolhoofden bij storting van schoolgelden 1*1 Reizen van Inl. onderwijzend personeel met den Delispoorweg 141 Vervoer van openbare Inl. leerkrachten langs de Staatsspoor- en tramwegen gedurende den tijd, dat zij in opleiding zijn voor het examen in de Nederlandsche taal 142 Vervoer van Inl. onderwijzend personeel uit Midden-Java afkomstig en in Bantam geplaatst tijdens de Poeasavacantie 142 Wacht- en patrouille-diensten voor Inl. onderwijzers 143 Verantwoording der schoolgelden door schoolhoofden 144 Het opdragen van buitengewone werkzaamheden aan Inl. onderwijzers gedurende de schooltijden — 145 Opgaaf betreffende de sterkte van het onderwijzend personeel in de kolom „Toelichtingen" van den leerlingen-staat 145 Inrichting van de toelichtende staten der door schoolhoofden in te dienen jaarrekeningen 146 Tijdige indiening van voorstellen tot toekenning van traktements- verhoogingen aan Inl. onderwijzers '• 156 Voorstellen tot toekenning van traktementsverhoogingen aan Inl. onderwijzers door tusschenkomst van den inspecteerenden ambtenaar in te dienen 157 Vacantievrijheid voor Inl. onderwijzers 157 Afschrift van verlofsbesluiten aan den inspecteerenden ambtenaar te verleenen 158 Voorstellen tot vermeerdering van het onderwijzend personeel bij de openbare Inl. scholen 158 Instructie voor het Inl. onderwijzend personeel 159 Beperking der overplaatsingen van Inl. onderwijzers 188 Beschikbaarstelling van leerkrachten van openbare Inl. scholen ten behoeve van landschapsscholen in Celebes 189 Beschikbaarstelling van leerkrachten van de openbare Inl. scholen in de afdeeling Menado ten behoeve van gesubsidieerde particuliere Inl. scholen aldaar 189 Beschikbaarstelling van leerkrachten van de openbare Inl. scholen Blz. ten behoeve van de particuliere Inl. onderwij s-inrichtingen op Soemba en Flores (Timor en Onderhoorigheden) 191 Beschikbaarstelling van vrouwelijke leerkrachten van het openbaar Inl. onderwijs voor particuliere Inl. meisjesscholen, gesubsidieerd op den voet der Regelen in Stbl. 1914 n°. 592 191 Vrijstelling van schutterlijken dienst voor onderwijzers 191 Voorzieningen nopens de voortgezette studie der Nederlandsche taal door aan de kweekscholen opgeleid Inl. onderwijzend personeel. 192 Belooning voor de opleiding van Inl. onderwijzers tot het examen in het Nederlandsch, bedoeld in art. 4 van Gouv. besl. 14 Maart 1912 n. 38 (Stbl. 1912 n. 240) ' 195 Onder „onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen" in ordonnantiën en besluiten ook te begrijpen vrouwelijke leerkrachten van overeenkomstigen rang 196 Ingang van het verhoogd traktement bij bevordering van Inl. onderwijzend personeel 196 KWEEKSCHOLEN VOOR DE VORMING VAN INLANDSCHE ONDERWIJZERS. Oprichting 197 Reglement voor de kweekscholen te Bandoeng, Oengaran, Probo- linggo, Djokjakarta en Fort de Koek 198 Reglement voor de kweekschool te Amboina 206 Leerplan voor de kweekscholen te Bandoeng, Oengaran, Probolinggo, Djokjakarta en Fort de Koek 213 Leerplan voor de kweekschool te Amboina 220 Regeling van het onderwijs in de Inl. talen en in het handtee- kenen 224 Onderwijs in eenvoudige boekhouding 225 Programma's voor de examens aan de hoogste 2 klassen der kweekscholen te Bandoeng, Oengaran, Probolinggo, Djokjakarta en Fort de Koek 226 Programma voor het eindexamen der kweekschool te Amboina .... 228 Inspectie der kweekscholen 231 Bezoldiging van den hoofdonderwijzer der aan de kweekscholen verbonden leerscholen 231 Personeel — Formatie — Bezoldiging — Verdere uitgaven 231 Goedkeuring van den lesrooster door den Inspecteur 247 Bepalingen speciaal het personeel betreffende. 1. Eed voor de Eur. onderwijzers 248 2. Benoembaarheid Eur. personeel 249 3. Titels 252 4. Openhouden der betrekking van Directeur bij verlof naar Europa van den titularis 253 5. Examen landmeetkunde voor de Eur. onderwijzers 253 6. Verdeeling van de taak der onderwijzers buiten de gewone schooluren 254 Blz. 7. Kostelooze toelating van de kinderen der Inl. hulponderwijzers van den lsten rang tot de Eur. lagere scholen 255 8. Indienststelling van een Inl. hulponderwijzer van den lsten rang aan de kweekschool te Djokjakarta 255 9. Bezoldiging van het Eur. onderwijzend personeel met ingang van 1 Januari 1911 255 10. Toelage voor de Eur. onderwijzers voor het bezit van de akte landbouwkunde 25^ 11. Bezoldiging van de Inl. taal- en teekenonderwijzers met ingang van 1 Januari 1913 258 12. Bezoldiging van de Eur. hulponderwijzers, aangesteld vóór 21 Februari 1908 259 13. Bevoegdheid Dir. O. E. tot bevordering van Eur. leerkrachten beneden den rang van Directeur 260 Bepalingen speciaal de kweekelingen betreffende. 1. Opneming in militaire hospitalen 260 2. Vergoeding van reiskosten aan ontslagen kweekelingen 260 3. Bevoegdheid Dir. O. E. tot vaststelling van het aantal kweekelingen, uit elk gewest tot de kweekscholen toe te laten 261 4. Bevoegdheid Dir. O. E. tot toelating van kweekelingen (ook vrouwelijke) boven de formatie 261 5. Verdeeling van het aantal kweekelingen-plaatsen over de verschillende gewesten 262 6. Maatregel ter verbetering van de voeding der leerlingen 265 7. Toelating tot elke der kweekscholen van 3 leerlingen boven de formatie ter latere opleiding in landbouwkundige richting .. 266 8. Toelagen en gratis-verstrekking van leermiddelen enz. ook voor de vrouwelijke kweekelingen boven de formatie 269 NORMAALCURSUSSEN TER OPLEIDING VAN INLANDSCHE HULPONDERWIJZERS. Oprichting van een normaalcursus te Batavia, Buitenzorg, Malang, Bondowoso en Koeta Radja 271 Idem te Bandjerrnasin en Kandangan 272 Idem te Singaradja 273 Idem te Makasser 275 Idem te Palembang 275 Idem te Cheribon, Poerworedjo, Poerwokerto, Pekalongan, Semarang en Soerakarta 276 Begeling der toelating, inrichting en werking van de normaalcursussen 278 Practische opleiding der normalisten 281 Vrij vervoer voor leerlingen van den normaalcursus te Cheribon, voor zoover afkomstig uit Bantam 281 H00GERE KWEEKSCHOOL VOOR INLANDSCHE ONDERWIJZERS TE POERWOREDJO (KED0E). Oprichting — Personeel — Formatie — Bezoldiging — Verdere uitgaven 283 SCHOLEN VOOR DE VORMING VAN INLANDSCHE AMBTENAREN. A. OPLEIDINGSSCHOLEN VOOR INL. AMBTENAREN. Blz. Oprichting 235 Personeel — Formatie — Bezoldiging — Verdere uitgaven 286 Voorschriften (reglement) voor de scholen 289 Leerplan 299 Regeling van het onderwijs in de Inl. talen en in het handteekenen. 310 Onderwijs in eenvoudige boekhouding 310 Nederlandsch als voermiddel bij het teekenonderwijs niet verplichtend 310 Inspectie der opleidingsscholen 310 Kostelooze verstrekking van het Staatsblad van Ned. Indië aan de opleidingsscholen 310 Aansluiting bij het plaatselijk telefoonnet. a. Opleidingsschool te Bandoeng 311 b. Opleidingsschool te Serang 311 Fondsen voor onderhoud en aanvulling van de benoodigdheden voor het onderwijs in de natuur- en landbouwkunde 312 Bepalingen speciaal het personeel betreffende. 1. Eed voor de Eur. onderwijzers 312 2. Titel der Inl. onderwijzers 313 3. Examen landmeetkunde voor de Eur. onderwijzers 314 4. Verdeeling van de taak der onderwijzers buiten de gewone schooluren 314 5. Open te houden betrekking bij verlof naar Europa. a. Leeraar in de rechtswetenschap 314 b. Directeur der school 314 6. Benoembaarheid Eur. personeel 315 7. Toelage voor de Eur. onderwijzers voor het bezit van de akte landbouwkunde 315 8. Bezoldiging van de Inl. taal- en teekenonderwijzers met ingang van 1 Januari 1913 315 9. Bezoldiging van de Eur. onderwijzers beneden den rang van eersten onderwijzer, aangesteld vóór 21 Februari 1908 316 10. Bevoegdheid Dir. O. E. tot benoeming van Eur. leerkrachten beneden den rang van Directeur 316 Bepalingen speciaal de leerlingen betreffende. 1. Opneming in militaire hospitalen 316 2. Vrije geneeskundige behandeling en kostelooze verstrekking van geneesmiddelen voor de leerlingen 316 3. Verdeeling van het aantal leerlingen-plaatsen over de verschillende gewesten 317 B. SCHOOL VOOR ZONEN VAN INL. HOOFDEN EN VAN ANDERE AANZIENLIJKE INLANDERS TE TONDANO. Oprichting — Personeel — Formatie — Rezoldiging — Verdere uitgaven Blz. Reglement Eed voor de Eur. onderwijzers 328 Opneming van de leerlingen in militaire hospitalen 328 Examen landmeetkunde voor de Eur. onderwijzers 328 Vrije geneeskundige behandeling en kostelooze verstrekking van geneesmiddelen voor de leerlingen 328 Onderwijs in eenvoudige boekhouding 328 Toelage voor het schoolhoofd en de hulponderwijzers 32» C. OPLEIDING VAN INL. AMBTENAREN BIJ DE KWEEKSCHOOL VOOR INL. ONDERWIJZERS TE FORT DE KOCK 330 OPLEIDINGSSCHOOL VOOR INLANDSCHE AMBTENAREN TEVENS KWEEKSCHOOL VOOR INLANDSCHE ONDERWIJZERS TE MAKASSER. Oprichting — Personeel — Formatie —Bezoldiging — Verdere uitgaven 331' Reglement 333 Toelage voor de Eur. onderwijzers voor 't bezit van de akte landbouwkunde 341 Maatregel ter verbetering van de voeding der leerlingen 34 ■ "IT » » * Instelling betrekking Inl. hulponderwijzer 2den rang. 313 " " »»»»»» »»VI „ „ „ „ Wyz. art. 1 Gouv. besl. 30-3-1878 n°. 21 ' qoT qoo sub a t/m e. " " " » » n°-' art. 2 § VI Bijbl. n°. 4193 Wjjz. regl. Hoofdenscholen. o.->K q0fi qo-• sub fen? dJ5' 32' Miss. Ie Gouv. Secr. 31- 5-1886 n°. 865 „ 4326 Beschikking w tt o-ow Wf„„ • , » „ AJÖ. Besl. Dir. O. E. N. 22-12-1890 n°. 12160 / Bjjbl. n°. 5343 / Voorschriften aanvragen en verantwoording school behoeften. / 64 Gouv.bvsi. 31-1-1891 n°. 16 § I Stbl. 1891 n". SO Maleisch onderwijs Amb. burgerschool. 3tU n „„ II „ „ „ „ Uitbreiding personeel Amb. burgerschool. 358 9. 2-1891 n°. 15 art. 1 „ „ „ 40 Opheffing Kweekschool Bandjermasin. 235, 236 24- 4-1891 n°. 11 Bijbl. n°. 4756 Examenprogramma hulponderwijzer Depoksche school en Amb. ; 365 burgerschool. Miss. Dir. O. E. N. 12- 8-1891 n°. 8055 — Inspectie Kweek- en Hoofdenscholen. 1 231 Ord. 29-8-1891 Stbl. 1891 n°. 190 Vrijstelling schutterlijken dienst insp. ambtenaren Eur. en. 742 InL und. 23- 9-1891 n » » 208 Toepasselijkheid Inl. pensioenregl. voor Buitenbezittingen. 816 Miss. Ie Gouv. Secr. 7-10-1891 n°. 2456 — Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. 839 j girc. Du-, O. E. N. 19- 1-1892 n°. 589 Bijbl. n°. 4687 Jaarrekeningen schoolhoofden. ! 146 Kon. besl. 28- 9-1892 n°. 44 Stbl. 1893 n°. 125 Grondslagen openbaar Inl. ond. 1 Gouv. besl. 30-10-1892 n°. 7 art. 1 Bijbl. n°. 4974 Druk en aankoop Inl. boekwerken. j 781 - Gouv. besl. 13- 1-1893 n°. 16 — Toelagen Inl. onderwijzers. 117 Miss. Dir. O. E. N. 2- 2-1893 n°. 1055 — Voorkoming nutteloos werk door schrijvers. i 782 Gouv. besl 19- 4-1893 n°. 29 art. 1 Stbl. 1893 no. 109 Opheffing Kweekschool Padang Sidempoean. 236 Onj. 5- 6-1893 „ „ „ 127 Eegelen benoembaarheid Inl. onderwijzend personeel. 91 Gouv. besl. 5- 6-1893 n°. 23 art. 3 „ „ „ 128 Inl. Schoolregl. j 7 „ „ „ „ „ „ 6 „ „ „ „ Inkomsten insp. ambtenaren Inl. ond. 738 Besl. Dir. O. E. N. 4- 7-1893 n°. 7318 art. 2 Bijbl. n°. 4889 Instructie insp. ambtenaren Inl. ond. 739 sub a B n n n „ n n°. 7318 art. 2 „ „ „ Begl. Inl. Schoolcommissiën. 755 sub b Gouv. besl. 16- 8-1893 n°. 14 „ „ 4894 Vrijstelling zegelrecht voor verzoeken om onderstand. j 841 11- 9-1893 n°. 3 art. 2 Stbl. 1893 n°. 229 Openhouden betrekkingen Inspecteur en Adjunct-Inspecteur i 743 Inl. ond. bij Eur. verlof titularissen. Ord. 16- 9-1893 Stbl. 1893 n°. 233 Benoeming en ontslag leden van schoolcommissiën. 755 Miss. Gouv. Secr. 15-10-1893 n°. 2655' — Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. 838 Circ. Dir. B. B. 26-10-1893 n°. 6179 Bijbl. n°. 4912 ld. 838 Miss. Gouv. Secr, 2- 1-1894 n°. 4 — Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. 838 Gouv. besl. 4- 1-1894 n°. 8 Stbl. 1894 n°. 6 Wijz. Inl. Schoolregl. 17 Circ. Dir. B. B. 18- 1-1894 n°. 347 Bijbl. n°. 4912 Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. 838 O. E. N. 26- 1-1894 n°. 755 — Model staat toegekende cijfers op examens kweekeling en hulp- 96 onderwijzer. I Gouv. besl. 2- 2*1894 n°. 11 Stbl. 1894 n°. 42 j Onttrekking Inl. leerkrachten aan 't onderwas. 139 " " 19- 2-1894 n°. 7 — Toelagen Inl. onderwijzers. 117 »• 30- 4-1894 n°. 7 art. 2 Stbl. 1894 n°. 100 Eegl. Kweekscholen. 20fi Miss. Dir. O. E. N. 28- 5-1894 n°. 4880 _ Verstrekking gegevens voor Kol. Verslag. Circ. Dir. O. E. N. 6- 7-1894 n». 6405 - Behoud voor 't onderwijs ontslagen leerlingen Kweekscholen. 97 uv. besl. 18" '-1894 n . 6 art. 1 Stbl. 1894 n°. 156 Oprichting Kweekschool Djokjakarta. 237 " " » » f » » » 2 „ „ w „ Titel „Directeur" voor Hoofden Kweekscholen. 252 Circ. Dir. O. E. N. 22- 8-1894 n". 8158 Bjjbl. n°. 4995 Voorsteilen toekenning trakt. verhoogingen. 156 Circ. Dir. O. E. N. 26- 3-1895 n°. 2380 Bijbl. n°. 5096 Vacantievrijheid Inl. onderwijzers. - 157 Besl. Dir; O. E. N". 2- 4-1895 n°. 2625 _ Leerplan Inl. 2de kl. scholen. 07 Circ. Dir. O. E. N. 2- 4-1895 n°. 2625 _ Toelichting leerplan Inl. 2de kl. scholen. 30 Gouv. besl. 5- 4-1895 n». 30 art. 1 Stbl 1895 n°.69 Openhouden betrekking Directeur Kweekscholen bij Eur. verlof 253 titularis. °rdl 2' 54895 " » .1 93 Bevoegdheid H. H. gew. bestuur tot schorsing. 824 onv. esl. 6- 5-1895 n . 16 j Bijbl. n°. 5111 Examen landmeetkunde Eur. onderwijzers Kweek- en Hoofden- 253 scholen. Circ. Dir. O. E. N. 7- 6-1895 n°. 4874 — Eegelen toelating examens kweekeling en hulponderwijzer. 98 Miss. Ie Gouv. Secr. 18- 6-1895 n°. 1192 — Onderstand weduwen Inl. ambtenaren, 839 7-1895 Stbl. 1895 n°. 146 Subs. regelen part. Inl. scholen. kis ®i,r- 27' 9-1895 a°. 9484 — Voorstellen toekenning trakt. verhoogingen. 157 Besl. Dir. O. E. N. 1-10-1895 n°. 9715 - W(jz. voorschriften aanvragen en verantwoording schoolbe- 56 hoeften. Gouv. besl. 19-12-1895 n°. 10 _ Bezoldiging schoolbediende Amb. burgerschool. 357 Circ. Dir. O. E. N. 15- 1-1816 n°. 454 Bijbl. n°. 5098 Verlofsbesluiten Inl. onderwijzers. ' ikh Besl. Dir. O. E. N. 20- 2-1896 n°. 1833 — Leerplan Kweekschool Amboina. \ 220 » " » ,9' 8-1896 n°- 8028 - Wijz. voorschriften aanvragen en verantwoording schoolbe- ! 57, 59 hoeften. Gouv. besl. 12- 1-1897 n°. 36 Bijbl. n°. 5202 Subsidieering part. kweekschool Kaloewatoe. \ 733 " " . 6" 2'1897 n°' 5 art" 1 Stbl. 1897 n°.59 Wijz. formatie personeel en uitgaven Kweekscholen Bandoeng! 238 en Probolinggo. » » » » » » ^ „ „ „ „ Aantal leerlingen uit elk gewest tot Kweekscholen toe te laten. 261 " » 9-1897 n°. 2 » » » 222 Wijz. Inl. Schoolregl. | 11 19 n » 29-12-1897 n°. 20 „ „ „ 289 ld. ^ 0rd- 30-12-1897 „ „ „ 302 ^Wvjz. regelen benoembaarheid Inl. onderwijzend personeel. 94 Gouv. besl. 8-4-1898 n". S / Stbl. 1898 n°. 128 j Aanwijzing hoofd Amb. burgerschool. j 366 „ „ 3- 7-1898 n". 19 art. 1 „ „ „ 206 j Wijz. Inl. Schoolregl. / 8, ls „ „ 9-10-1898 11°. 9 „„ 271 I Wijz. regl. Kweekscholen. 210 Circ. Dir. O. E. N. 10-10-1898 n°. 16680 j — Model schooltafel met bank. 60 Gouv. besl. 23-10-1898 n°. 33 — Toelating kweekelingen tot Depoksche school. 379 • Besl. Dir. O. E. N. 24- 3-1899 n°. 5156 — Wijz. voorschriften aanvragen en verantwoording schoolbe- 55, 56, 60, 61 hoeften. Circ. Dir. O E. N. 4- 4-1899 n°. 56146 BflbL n°. 5444 Voorstellen versterking personeel Inl. scholen. 158 Besl. Dir. O. E. N. 6- 4-1899 n°. 5720 „ „ 5445 Instructie Inl. onderwijzend personeel. 159 „ „ „ 20- 7-1899 n°. 12107a — "Wijz. bijl. IX en XI van instructie Inl. onderwijzend personeel. 179, 181 Gouv. besl. 11- 1-1900 n°. 8 Bijbl. n°. 5473 Subsidieering part. kweekschool Sipoholon. 732 „ „ 2- 2-1900 n°. 26 » » 5*79 ld. Tomohon. 733 ;i n 28- 3-1900 n°. 8 StbL 1900 n°. 117 Wijz. regelen benoembaarhoid Eur. personeel Kweekscholen. 251 n n 14- 44900 n°. 5 „ „ 133 Fondsen voor leermiddelen enz. Kweekschool Amboina. 239 Miss. Gouv. Secr. 8- 5-1900 n°. 1241 — Toepassing schoolgeldtarief Inl. Ie kl. scholen. 23 Besl. Dir. O. E. M". 26- 7-1900 n°. 9981a Bijbl. n". 5748 "Wijz. instructie Inl. onderwijzend personeel. 163 Gouv. besl. 19- 8-1900 n°. 11 art 1§A „ „ 5516 Naamsverandering Hoofdenscholen. 285, 312, 813 Miss. Ie Gouv. Secr. 21- 9-1900 n". 2486 — Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. 839 Gouv. besl. 26-12-1900 n°. 1 Bijbl. n°. 5545 Bevordering debiet boekwerken. 782 Couv. besl. 12- 1-1901 n°. 17 Bijbl. n°. 5549 Subsidieering part. kweekschool Madjawarna. > 732 n 15- 1-1901 n°. 26 — Toelagen Inl. onderwijzers Oostkust van Sumatra. 118 n n 25- 1-1901 n°. 16 — Opleiding Inl. ambtenaren bij Kweekschool Fort de Koek. 330 n „ 9-2-1901 n". 6 Stbl. 1901 n°. 86 Oprichting Menadosche school. 385 Besl. Dir. O. E. N. . 5- 7-1901 n°. 8166 — Wijz. instructie insp. ambtenaren Inl. ond. 741 Gouv. besl. 19- 7-1901 n°. 30 Stbl. 1901 n°. 266 Wijz. Inl. Schoolregl. 13- n 9- 8-1901 n°. 17 — Toelating onbezoldigde kweekelingen tot Amb. burgerschool. 367 Besl. Dir. O. E. N. 13- 8-1901 n°. 10065 art. 2 — Instructie personeel Menadoscho school. 391 Gouv. besl. 16-10-1901 n°. 28 Stbl. 1901 n'. 372 Wijz. Inl. Schoolregl. 14 27-10-1901 n°. 13 — Subsidieering part. kweekschool Ombolata. 732 n n 24-11-1901 n°. 3 art. 2 Stbl. 1901 n°. 432 Geneesk. behandeling en medicijnen voor leerlingen Hoofden- 316 scholen. Circ. Dir. O. E. N. 29-11-1901 n°. 14935a — Spelling volgens De Vries en Te Winkel. 73 Gouv. besl. 12-12-1901 n°. 8 — Opleiding Inl. ambtenaren bij Kweekschool Fort de Koek. 330 Miss. Dir. O. E. N. 20-12-1901 n°. 16031a — Verdeeling taak onderwijzers Opl. en Kweekscholen buiten de 254 gewone schooluren. „ „ „ „ „ „ n°. 160316 - ld. 254 0rd' 4-1-1902 I Stbl.1902 n°.5 Kostelooze toelating kinderen Inl. hulponderwijzers lsten rang I 255 ^ tot Eur. scholen. Gouv. besl. 11. 1-1902 n°. 4 „ „ 20 Bezoldiging hulppersoneel Amb. burgerschool. I iss. Dir. O. E. N. 14- 1-1902 n°. 643 — Verdeeling leerlingen-plaatsen Kweekschool Fort de Koek. I 264 Gouv. besl. 28- 1-1902 n°. 5 | — Toelagen Inl. onderwijzers Sum. Westkust. 118 » " 1- 2-1902 n°. 5 Stbl. 1902 n°. 90 Fondsen bediendenpersoneel Hoofdenschool Tonda.no. 322 " " 2-1902 n . 20 § II „ „ „ 97 Toevoeging 5de kl. aan 2e kl. scholen behoorende tot ressort 14 Kweekschool Fort de Koek. .» » 10" 5-1902 n°. 17 „ „ „ 200 Voorschriften verleenen voorschotten. 000 Miss. Ie Gouv. Secr. 20- 5-1902 n°. 1688 — Maatstaf berekening subsidies part. Inl. scholen «7 Circ. Dir. O. E. N. 27- 5-1902 n°. 10891 — ld. Gouv. besl. 10- 6-1902 n°. 80 Bijbl. n°. 5724 Wijz. art. 1 Gouv. besl. 80-10-1892 n°. 7. ygg " " 28- 6-1902 n°. 18 — Toelagen wegens dure levenswijze Inl. onderwijzers. 119 » " " 1 n » 14 Bijbl. n°. 5716 Programma groot-ambtenaarsexamen. Besl. Dir. O. E. N. 19- 7-1902 n°. 13543 — Vacantieregeling Amb. burgerschool. qfi7 Gouv. besl. 16- 8-1902 n°. 56 — Toelagen Inl. onderwijzers Atjeh. 12l 1 >i 7- 9-1902 n°. 13 art. 2 Stbl. 1902 n°. 342 Naamsverandering „Regl. van orde enz.". 0-0 Miss. Gouv. Secr. 12- 9-1902 n°. 3081 Bijbl. n°. 5911 Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. oaq Circ. Dir. O. E. N. 20- 9-1902 n°. 16951a — Spelling Maleische taal met Latijnsche karakters openb. Inl. 73 scholen. » » f » n n „ 16951& Bijbl. n°. 5821 ld. part. Inl. scholen. 4q, Miss. Ie Gouv. Secr. 19-10-1902 n°. 3532c — Maatstaf berekening subsidies part. Inl. scholen. Circ. Dir. O. E. N. 8-11-1902 n°. 19574 — ia. Gouv. besl. 27-11-1902 n°. 25 art. 1 Stbl. 1902 n°. 432 Wijz. regl. Kweekscholen. ^ m 18-12-1902 n°. 29 art. 1 — Tijd. indienststelling Inl. hulponderwijzer lsten rang bij Kweek- 240' school DjokjaJcarta. Gouv. besl. 16- 1-1903 n°. 5 Stbl. 1903 n°. 39 Wijz. voorschriften verpleging in militaire ziekeninrichtingen. 846 " " 19' 1"1903 n°. 20 — Toelagen Inl. onderwijzers Benkoelen. 121 " " » » " » 21 — ld. Z. en O. afd. van Borneo. 129 li- 2-1903 n". 36 Stbl. 1903 n°. 131 Betrekking leeraar rechtswetenschap Opl. scholen Inl. ambte- 314 „. i naren openhouden bij Eur. verlof titularis. Miss. Gouv. Secr. 16- 3-1903 n°. 880 | — Onderstand geschorste Inl. ambtenaren. . 00= Gouv. besl. 25- 3-1903 n°. 3 | Stbl. 1903 n°. 173 Wijz. Inl. schoolregl. j lg 16 " _." „ 12" 4"1903 n°- 9 I — Subsidieering part. kweekschool Bandoeng. ' ïrc. Dir. B. B. 21- 4-1903 n°. 2452 ! Bijbl. n°. 5869 Onderstand geschorste Inl. ambtenaren. 29- 4-1903 n°. 36 _ Indienststelling hulppersoneel Amb. burgerschool. 360 Miss. Gouv. Secr. 59*3 / Tijd. voorziening vaceerende functicn door HH. gew. bestuur. ( 849 Gouv. besl. ' . „ , / Subsidieering part. kweekschool Djokjakartct. / 732 29- 9-1903 n°. 30 — Toelagen personeel 2de kl. school Sambcis. 1 117 Ord'.' " 17-11-1908 Stbl. 1903 n°. 389 Wijz. ord 3-11-1880 in Stbl. n°. 201. | 492 Miss. Ie Gouv. Secr. 15-12-1903 n°. 4204 — Toelage kweekelingen Depoksehe school. | 380 Gouv. besl. 14- 1-1904 n°. 26 — Toelagen Inl. onderwijzers Benkoelen. 123 „ „ „ „ „ 28 — ld. Z. en O. afd. van Borneo. j 123 Miss. Dir. O. K. N. 16- 2-1904 n°. 2517 — Goedkeuring leerplan Hoofdenschool Tondano. 326 Gouv. besl. 2- 3-1904 n°. 22 § 1 Stbl. 1904 n°. 150 Wijz. regl. Kweekscholen. 210 „ „ 29- 8-1904 n°. 14 j „ „ „ 184 Wijz. Inl. Schoolregl. 11 n n 7. 5-1904 n°. 9 § 1 j Bijbl. n°. 6024 Wijz. regelen belóoning vervaardigers Inl. boekweiken. 761, 762, 763 n n 21- 5-1904 n°. 4 — Toelagen Inl. onderwijzers Sum. Westkust. 124 n n 3. 7-1904 n°. 23 — Oprichting lelische, Asahansche en Langkatsche scholen. 393 Circ. Dir. O. E. N. 14- 7-1904 n°. 12086 i Bijbl. n°. 6066 Aanmaak schoolmeubilair door Inlanders. 74 Gouv. besl. 19- 7-1904 n°. 22 j — Subsidieering part. kweekschool Margaredja. 732 Circ. Dir. O. E. N. 9- 8-1904 n°. 13561 Bijbl. n°. 6067 Splitsing laagste kl. openb. Inl scholen. 21 Miss. Gouv. Secr. 22- 8 1904 n°. 3274 j — Onderstand geschorste Inl. ambtenaren. 827 Besl. Dir. O. E. N. 5-10-1904 n°. 16910 j Bijbl. n°. 6122 Wijz. voorschriften, aanvragen en verantwoording schoolbc- 57 hoeften Circ. Dir. B. B. 7-10-1904 n°. 6923 „ „ 6123 Onderstand geschorste Inl. ambtenaren. 826 „ O. E. N. 21-11-1904 n°. 19617 — Voorstellen verbeteringen schoolgebouwen en schcolerven. 74 Gouv. besl. 13-12-1904 n°. 6 Bijbl. n°. 6142 Kostuum Adj.-Inspecteurs Inl. ond. Java en Madoera zoo zij 743 Inlander zijn. Gouv. besl. 17- 1-1905 n°. 22 — Bezoldiging schoolbediende Amb. burgerschool. 357 Miss. Gouv. Secr. 18- 1-1905 n°. 250 I — Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. 840 Circ. Dir. B. B. 28- 1-1905 n°. 345 Bijbl. n°. 6205 ld. 840 Gouv. besl. 27- 3-1905 n°. 25 — Subsidieering part. kweekschool A te Moentilan. 732 Besl. Dir. O. E. N. 13- 4-1905 n°. 6476 Bijbl. n°. 6249 Wijz. instiuctie Inl. onderwijzend personeel. 163 Gouv. besl. 16- 4-1905 n°. 15 Stbl. 1905 n°.255 Overtochtsregl. gep. Inl. ambtenaren. 847 n 7- 5-1905 n". 36 Bijbl. n°. 6232 Schoolspaarbanken. 75 n 17- 5-1905 n°. 29 „ „ 6237 Beschikking over to.kwerken door Dep. chefs. 784 Circ. Dir. O. E. N. 7- 6-1905 n°. 9401 „ „ 6379 Schoolspaarbanken. 75 Kon. besl. 8- 6-1905 n°. 59 Stbl. 1905 n°.527 Wijz. Inl. pensioenregl. 817, 818,819 „ „ „ „ 60 „ ,, n 528 Tijd. schorsing pensioen. 820 Gouv. besl. 3- 7-1905 n°. 29 art. 1 „ „ „ 365 Fondsen ondergeschikt personeel Kweekscholen Fort de Koek 240 en Amboina. Kon. besl, 15- 7-1905 n°. 105 „ „ „ 485 Wijz. grondslagen openb. Inl. ond. % BIz. Gouv. besl. 17- 7-1905 no. 29 art. 1 Stbl. 1905 n°. 389 I Wijz. regL Kweekscholen I 211 » v „„„„„„ 2 Bijbl. n°. 6301 j Wijz. regl. Hoofdenscholen. | 326 » n » ij >i n » li 3 Stbl. 1905 n°. 389 J Wijz. Inl. Schoolregl. j 12 ii ii 27- 7-1905 n°. 24 Bijbl. n°. 6305 j Wijz. regelen belooning vervaardigers Inl. boekwerken. j 762 Miss. Ie Gouv. Secr. 7- 8-1905 n°. 2779 i — ; Onderwas eenvoudige boekhouding op Kweek- en Opl scholen. ! 225 n ii ii ii 22- 8-1905 n°. 2962 ; Bijbl. n°. 6318 Nederlandsch bij teekenonderwijs aan Opl. scholen Inl. ambte- 310 ! naren niet verplichtend. Circ Dir. O. E. N. 22- 8-1905 n°. 14008 j — Onderwijs eenvoudige boekhouding' op Kweek- en Opl. scholen. | 225 Gouv. besl. 11-10-1905 n°. 19 — Toelating kweekelingen boven formatie tot Kweekscholen. ! 261 ii ii 19-10-1905 n°. 30 Bijbl. n°. 6359 Wflz. art. 1 Gouv. besl. 30-10-1892 n°. 7 782 Circ. Dir. O. E. N. 23-10-1905 n°. 17643 ,, „ 6379 Schoolspaarbanken. 78 Besl. Dir. O. E. N. 4-11-1905 n°. 18464 „ „ 6384 Wijz. voorschriften aanvragen en verantwoording school- 57 behoeften. ii " " 11-11-1905 n°. 18920 — "Wijz. leerplan 1ste kl. scholen, waar 't Riouw-Maleisch voer- 28 middel is. Gouv. besl. 6-12-1905 n°. 34 Bijbl. n°. 6391 Abonnementskaarten S.S. schoolbezoek op Java. 82 Circ. Gouv. Secr. 28-12-1905 n°. 4248 „ „ 6414 Uitreiking schriftelijk bewijs bij benoeming, ontslag enz. 820 Gouv. besl. 9- 1-1906 n°. 10 Bijbl. n°. 6407 Abonnementskaarten S.S. schoolbezoek Sumatra. 83 Besl. Dir. O. E. N. 13- 3-1906 n°. 4229 ,, „ 6508 Wijz. voorschriften aanvragen en verantwoording schoolbe- 57 hoeften. Gouv. besl. 26- 3-1906 n». 21 Stbl. 1906 n°. 200 -Wijz. Inl. Schoolregl. 9. 10 ii ii 1- 4-1906 n°. 3 art. 1 — Toelagen Inl. onderwijzers Atjeh. 125 »» ii n ii ii u Ti 2 — Intrekking genot vrije woning Inl. onderwijzers Atjeh. 116 n r 7- 4-1906 n°. 16 Stbl. 1906 n°. 215 Wijz. Inl. Schoolregl. 16 » 1! 8- 4-1906 n°. 28 — Bezoldiging schoolbediende Delische, Asahansche en Lang- 395 katsche scholen. » ii 1- 5-1906 n°. 6 Bijbl. n". 6480 Verstrekking leermiddelen voor scholen van't Leger des Heils. 784 0r(3- 4- 5-1908 Stbl. 1906 n°. 241 Subs. regelen part. Inl. scholen Java en Madoera. 521 » ii n ii ii ii n 242 Subs. regelen part. kweekscholen. 691 Besl. Dir. O. E. N. 25- 5-1906 n°. 8915 BijbL n°. 6513 "Wijz. voorschriften aanvragen en verantwoording schoolbe- 54, 55, 59, 60, 61 hoeften. n n » 2- 6-1906 n°. 9588 art. 1 — Intrekking leerplan Inl. 2de kl. scholen waar 't Makassaarsch 28 en Boegineesch voermiddel is. » " ii 11* 8-1906 n°. 14191 — Yerkrijgbaarstelling subs. regelen part. Inl. scholen Java en 521 Madoera. „ „ B. O. "W. 16-10-1906 n°. 16049/A I — Regelen bouw Inl. scholen. 7 Qotct. VVW-V.^ . 'iv V — "Eux. tot rcUoö\.1 ggg n". 495 j Wijz. subs. regelen part. Inl. scholen Java en Afacloera. j 528 Circ Dir OEN - — !Intrekking beperking toelating canóiöaten tot examens Inl. 100 ' kweekeling en hulponderwijzer. 17-12-1906 n°. 22116 Bijbl. n°. 6776 Inl. schoolgebouwen voor part. Inl. cursussen. 516 Gouv. besl. 29-12-1906 n°. 22 Stbl. 1906 n°. 554 Eén tiende schoolgeldaandeel. 115, 368 Miss. Ie Gouv. Secr. 2- 1-1907 n°. 4 Bijbl. n°. 6613 Verkrijgbaarstelling boekwerken in Nederland. 785 Gouv besl. 15- 1-1907 n°. 40 Stbl. 1907 n°. 35 School- en lokaalbehoeften en fondsen bediendenpersoneel 322 Hoofdenschool Tondano. Circ. Dir. O. E. X. 15- 1-1907 n°. 3088 | — Model schoolbord. 60 Gouv besl. 17- 1-1907 n°. 17 art. 1 Stbl. 1907 n". 47 Wijz. formatie personeel Kweekschool Próbolinggo. 241 Kon. 'besl. 1- 2-1907 n". 45 „ „ „ 210 Wijz. grondslagen openb. Inl. ond. 1,2 Gouv. besl. 1- 2-1907 n°. 27 art. 1 Bijbl. n°. 6633 Subs. regelen scholen voorbereidingsonderwijs. 521 3 n n n Regelen toezicht part. onderwijs door Europeanen aan Inlanders. 491 " ■" 2- 2-1907 n". 26 § IV Stbl 1907 n°.90 "Wijz. formatie personeel Kweekscholen Bandoeng, Djokjakarta 241 en Probolinggo. 11- 2-1907 n°. 33 art. 1 „ „ „ 112 "Wijz. Inl. schoolregl. 9, 11, 14, 15, 16 13- 2-1907 n°. 7 sub b „ „ „ 117 Indienststelling teekenonderwijzer Hoofdenschool Tondano. 329 Miss. Ie Gouv. Secr. 16- 2-1907 n°. 429 — Subsidies part. Inl. scholen Java en Madoera. 526 Gouv. besl. 16- 3-1907 n°. 30 Bijbl. n°. 6664 Verkrijgbaarstelling boekwerken in Nederland,. 785 Circ. Dir. B. O. "W. 26- 3-1907 n°. 3930/A — Regelen bouw Inl. scholen. 7 le Gouv. Secr. 4- 4-1907 n°. 903 Bijbl. n°. 6648 Ontslag uit 's Lands dienst. 828 Miss. le Gouv. Secr. 10- 4-1907 n°. 966 — Subsidies bouw en (erste inrichting part. kweekscholen. 691 Gouv. besl. 25- 4-1907 n°. 52 Stbl. 1907 n°. 229 Verzenden diensttelegrammen door insp. ambtenaren Inl. ond. 744 Miss. le Gouv, Secr. 1- 5-1907 n°. 1165 — Subsidies bouw en eerste inrichting en Onderhoud en aan- 524, 525 vulling eerste inrichting part. Inl. scholen Java en Madoera. Besl Dir. O. E. N". 11- 5-1907 n°. 8834 — Wijz. voorschriften aanvragen en verantwoording schoolbe- 55, 56, 60, 61, 63 hoeften. Gouv. besl. 10- 7-1907 n°- 9 Bijbl. n°. 6694 Programma eindexamen part. kweekschool Madjawarna. 500 Miss.'le Gouv. Secr. 19- 7-1907 n°. 1937 — Imperatief karakter subs. regelen part. Inl. scholen Java en 521 Madoera. Gouv. besl. 10- 8-1907 n°. 2 art. 1 Stbl. 1907 n°.344 Regelen toekenning wachtgeld. 812 Circ. Gouv. Secr. 10- 8-1907 n°. 2178 Bijbl. n°. 6701 Beperking aantal wachtgelders. 814 Dir. O. E. N. 13- 8-1907 n°. 15037 - Beperking overplaatsingen Inl. onderwijzers. 188 Gouv. besl. 20- 8-1907 n°. 16 sub a — Toelage hoofden Delische, Asahansche en Langkatsche scholen. 396 „6 — "Wijz. art. 1 Gouv. besl. 3-7-1904 no. 23. 394 0r(j ' 10- 9-1907 stbl. 1907 n°. 392 "Wijz. regelen benoembaarheid Inl. onderwijzend personeel. 93, 94, 95 Gouv. besl. 10- 9-1907 n°. 16 art. 2 Bijbl. n°. 6719 Benoembaarheid gediplomeerden part. kweekschool Madjawarna 514 bü openb. Inl. onderwijs. B Miss. Ie Gouv. Secr. 7-11-1907 n°. 3040 | — Toelating vrouwelijke leerlingen boven de formatie tot Kweek- 262 scholen. Gouv. besl. 8-11-1907 n°. 35 Bijbl. n°. 6760 Boeken voor Inl. ond. uit voorraad Eur. ond. ! 786 „ ,, 20-11-1907 n°. 18 Stbl. (907 n°. 471 Intrekking schoolgeldaandeel hoofd Hoofdenschool Tmdano. 327 Miss. Dir. O. E. N. 12-12-1907 n°. 23090 — Toepassing schoolgeldtarief Inl. 2de kl. scholen. j 23 „ „ „ 30-12-1907 n°. 24147 — Kostelooze toelating kinderen Inl. onderwijzers tot scholen. ! 84 Gouv. besl. 17- 1-1908 n°. 10 — Subsidieering part. kweekschool Sa Roemonda. 732 Ord. 26- 1-1908 Stbl. 1908 n°. 80 Vrijstelling zegelrecht voor verlofaanvragen. 807 Miss. Dir. O. E. N. 29- 1-1908 n°. 1527 — Inrichting einddiploma part. kweekschool Madjawarna. 712 Kon. besl. 1- 2-1908 n°. 46 Stbl. 1908 n°. 197 Wüz. grondslagen openb. Inl. ond. 3 Gouv. besl. 3- 2-1908 n°. 8 „ „ „ 108 Wijz. regelen toekenning wachtgeld. 813 „ „ 9- 2-1908 n°. 11 § II „ „ „ 129 Fondsen leermiddelen enz. Kweekscholen Bandoeng, Djokjakarta 242 en Probolinggo. „ „ 29- 2-1908' n°. 33 art. 2 „ „ „ 198 Ressorten Inspecteurs Inl. ond. 735 „ „ „ „ „ „ „ „ 3 „ „ „ „ Uitbreiding aantal insp. ambtenaren Inl. ond. 738 „ „ „ „ „ „ „ „ 4 — Standplaatsen Inspecteurs Inl. ond. 736 „ „ 14- 4-1908 n°. 23 Stbl. 1908n°.325 Wijz. voorschriften verpleging in militaire ziekeninrichtingen. 846 „ „ 15- 4-1908 110. 7 Bijbl. n°' 6828 Kostuum Inl. ambtenaren Z. en O. afd. van Borneo. 135 „ „ 18- 4-1908 n°. 13 Stbl. 1908 n".329 Wijz. Inl. schoolregl. 14 Besl. Dir. O. E. N. 22- 4-1908 n°. 6593art.l Bijbl. n°. 6854 Ressorten en standplaatsen Adj.-Inspecteurs Inl. ocd. '• 736 „ „ „ „ „ „ „ „„ 2 „ „ „ Wijz. instructie insp.-ambtenaren Inl. ond. 741 „ „ „ 30- 4-1908 n°. 7200 art. 3 — Leerplan Inl. 2de kl. scholen met 4 klassen. 32 Miss. Ie Gouv. Secr. 2- 5-1908 n°. 1273 — Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. | 839 Ord. 23- 5-1908 Stbl. 1908 n°. 382 "Wijz. regelen benoembaarheid Inl. onderwijzend personeel. 93, 94 Circ. Dir. O. E. N. 4- 6-1908 n°. 9017 Bijbl. n°. 6392 Transcriptie Javaansche geschriften in Latijnsche karakters. 85 Gouv. besl. 11- 6-1903 n°. 25 § I Stbl. 1908 n°.407 Wijz § I Gouv. besl. 31-1-1891 n°. 16. 364 „ „ 29- 7-1908 n°. 6 — Eur. hulppersoneel Deliscli, Asahanscheen Langkatsche scholen. .396 „ „ 5- 8-1908 n°. 8 art. 1 — Staking opleiding Inl. ambtenaren bij Kweeksch ooi Fort de \ 330 Koek. „ „ 13- 8-1908 n°. 26 § III Stbl. 1908 n°. 512 Uitbreiding aantal Eur. hulponderwijzers Kweekschool Fort de 242 Koek. „ „ 18- 8-1908 n°. 27 — Subsidieering part. kweekschool Tingkir. 732 „ „ 26- 8-1908 n°. 21 — Reiskosten Atjesche jongelieden bij Kweekschool Fort de Koek 330 in opleiding. „ „ 14- 9-1903 n". 12 art. 1 —■ Instelling commissie Inl. school- en volkslectuur. 789 „ „ 5-10-1908 n°. 1 § A Stbl. 1908n°.593 Personeel Opl. scholen Inl. ambtenaren. 286 n 11 k n « ■> n n B y „ n 11 ,■ yïtegl. Opl. scholen Inl. ambtenaren. y 289 0*1,1 igo3n° 621 /Oprichting Opl. school Inl. rechtskundigen. / &4S cfrcUDir'O E. N. 1-12-1908 n°. 17YM / j Cand. hulponderwijzers dadelijk belasten met betrekking hulp- I onderwijzer. Gouv besl. 3-12-1908 n'. 11 - Wijz. Gouv. besl. 28-6-1902 n°. 13. 120 Miss Gouv. Secr. 29-12-1908 n°. 3700 Bijbl. n°. 6996 Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. «« BesL Dir. O. E. N. 29-12-1908 n°. 19140 „ „ 6969 Leerplan Menadosche school en Amb. burgerschool. Gouv. besl. 5- 1-1909 n°. 7 Bijbl. n°. 6974 Wijz. art. 1 Gouv. besl. 30-10-1892 n°- 7 781 19- 1-1909 n° 2 Stbl. 1909 n°. 34 Fondsen bediendenpersoneel Kweekschool Probolmggo. " " 29- 1-1909 no'. 14 „ „ » 93 Kegl. Opl. school Inl. rechtskundigen. Ord " 12- 2-1909 ' „ „ 133 Subs. regelen part. Chin,Inl. scholen. 675 Gouv besl 23- 2-1909 n". 21 Bijbl. n°. 7060 DrJkken werken voor volkslectuur. Circ Dir. B. O. W. 3- 3-1909 n'. 3566/A - Regelen bouw Inl. scholen. < Gout besl. 11- 3-1909 n°. 18 §§ II Stbl. 1909 n°. 196 Fondsen leermiddelen enz. en ondergeschikt personeel kweek- en jjj school Fort de Koek. 9- 5-1909 n°. 3 — Toelageu Inl. onderwijzers Celebes. 12o ■U gtbi 1909 n°. 268 Wijz. voorschriften verpleging in militaire ziekeninrichtingen. 84b 12- 5-1909 n° 31 Bijbl. n°. 7048 Progamma eindexamen part. Kweekschool Djokjakarta. 504 " " 19_ 7.J9Q9 stbl. 1909n°.388 Subs. regelen part. Inl. scholen Z. en O. afd. van Borneo. o59 Gouv besl. 21- 7-1909 n°. 34. - Subsidieering part. kweekschool Woloan. 733 24- 7-1909 n°. 32 Stbl. 1909 n°.394 Wijz. Inl. schoolregl. « 2a. 74909 n» 7 — Toelagen personeel Hoofdenschool Tondano. 329 Circ Dir O E N 4- 8-1909 n°.'12003 Bijbl. n°. 7090 Vergunning gebruikmaking openb. Inl. schoolgebouwen. 86 Gouv be'sl' 5- 8-1909 n°. 21 - » 7074 Belooning vervaardigers werken voor volkslectuur. '90 12- 9-1909 n°. 6 art. 1 Stbl. 1909n°.457 Oprichting Kweekschool Oengaran. 244 Bes"]. Dir. O. E. N. 14- 9-1909 n°. 14491 n°. 7262 Wijz. voorschriften aanvragen en verantwoording schoolbe- hoeften. 28- 9-1909 n° 15372 — Verdeeling leerlingen-plaatsen Kweekschool Oengaran. 262 Gouv besl " 9-11-1909 n°* 3 " Stbl. 1909 n°. 532 Wijz. voorschriften verpleging in militaire ziekeninrichtingen. 846 Circ. Dir. O. E. N. 10-11-1909 n°. 18062 Bflbl. n'. 7142 Verklaring benoembaarheid kweekeling voor geslaagden toe- 102 latingsexamens Kweekscholen. Gouv besl. 9-12-1909 n°. 17 Stbl. 1909 n°. 572 Toelating leerlingen Delische, Asahansche en Langkatsche 397 scholen tot Inl. artsenschool Batavia. Miss. Dir. O. E. N. 15-12-1909 n°. 20296 - W«z. model verklaring benoembaarheid kweekeling voor ge- 104 slaagden toelatingsexamens Kweekscholen. Kon besl 18-12-1909 n°. 53 Stbl. 1910 n°. 183 Regeling toekenning trakt. verhoogingen. 833 Gouv. besl. 28-12-1909 n°. 32 Bijbl. no. 7275 Programma's eindexamens part. kweekscholen Margaredja en 49b Tingkir. 29-12-1909 n°. 23 — Oprichting normaalcursussen Inl. hulponderwijzers. 271 Blz. Miss. Dir. O. E. N. 3- 1-1910 n°. 9 j — Regeling toelating, inrichting en werking normaalcursussen j 278 Inl. hulponderwijzers. Gouv. besl. 18- 1-1910 n°. 22 Stbl. 1910 n°. 38 Wijz. art. 1 Gouv. besl. 25-10-1908 n°. 2. 343 Besl. Dir. O. E. N. 29- 1-1910 n°. 1864 § I — Opening normaalcursussen Inl. hulponderwijzers Batavia en 271 Buitenzorg. n n r> 7- 2-1910 n0. 2341 BjjbL n°. 7202 Wijz. standplaats Adj.-Insp. Inl. ond. 5de afd. 737 n n n 9- 2-1910 n°. 2410 — Opening normaalcursus Koeta Radja. 271 n » n v n n n 2497 § I — ld. Malang on Bondowoso. 271 Gouv. besl. 2- 3-1910 n°. 4 — Beschikbaarstelling Gouv. onderwijzers voor landschapsscholen 189 Celebes. n n 11* 3-1910 n°. 49 Btfbl. n°. 7441 Programma eindexamen part. kweekschool Bandoeng. 495 n n 24- 3-1910 n°. 17 — Handhaving Eur. hulppersoneel Delische, Asahansche en 398 Langkaische scholen na eventueele bevordering. n n 31- 3-1910 n°. 35 Bijbl. n°. 7233 Programma's eindexamens part. kweekscholen Kaloewatoe, To- 511 mohon en Woloan. n n 12- 4-1910 n°. 38 — Oprichting normaalcursussen Inl. hulponderwijzers Bandjer- 272 masin en Kandangan. v » 14- 4-1910 n°. 3 — Benoeming en ontslag commissieledon volkslectuur. 790 Ord. 9- 5-1910 art. 1 Stbl. 1910 n°. 301 Wijz. art. 36 instructie H.H. gew. bestuur. 849 Kon. besl. 13- 5-1910 n°. 58 „ „ „ 521 Examen Maleisch en land- en volkenkunde Ned.-Indië in Ne- 249 derland. Gouv. besl. 6- 6-1910 n°. 12 — Toelagen Inl. onderwijzers Z. en. O. afd. van Borneo. 126 n n 28- 6-1910 n°. 45 — Oprichting normaalcursus Inl. hulponderwijzers Singaradja. 273 Miss. Ie Gouv. Secr. 29- 6-1910 n°. 1425 — Uitstel toekenning trakt. verhoogingen. 834 „ Dir. O. E. N. 7- 7-1910 n°. 12030 — Regeling toelating, inrichting en werking normaalcursus Inl. 274 hulponderwijzers Singaradja. n » » „ „ „ „ 12032 - ld. 274 Besl. Dir. O. E. N. 14- 7-1910 n°. 12556 — Model getuigschrift hulponderwijzersexamen Depoksche school 365 en Amb. burgerschool. Circ. Dir. O. E. N. 20- 7-1910 n°. 12974 Bijbl. n°. 7268 Gedragslijn bij voorkomen cholera in scholen. 86 Gouv. besl. 28- 7-1910 n°. 31 — Uitbreiding personeel Amb. burgerschool. 360 Besl. Dir. O. E. N. 28- 7-1910 n°. 13509 — Leerplan Inl. 2de kl. scholen. 38 Gouv. besl. 10- 8-1910 n°. 15 art. Stbl. 1910 n°. 453 Oprichting Opl. tevens Kweekschool Makasser. 331 1 en 2 n n 10- 8-1910 n°. 15 art. 4 „ „ n „ Regl. Opl. tevens Kweekschool Makasser. 333 m n 22- 8-1910 n°. 40 — Oprichting normaalcursus Inl. hulponderwijzers Makasser. 275 n -» 29-8-1910 n°. 18 art 1. Stbl. 1910 n°. 460 Oprichting Opl. scholen Inl. ambtenaren Serang,Madioen en Blitar. 285 n « r.r«r» r»r»ri^V v. « * « "Wijz. % A Gouv. besl. 5-10-1908 n°. 1. 287.288 / / / Oouv. besl. 29- 8-1910 11°. 13 art. 3 / Stbl. 1910n°. 460 / Wijz. regl. Opl. scholen Inl. Ambtenaren. / 2S9, 291, 29B BesL Dir. O E. JV. 1- 9-1910 n°. 15789 — / OpheiBng gelegenheid opleiding Inl. kweekelingen Makasser, j 275 Circ.'Ie Gouv. Secr. 8- 9-1910 n°. 2060 ' — Voeren titels en praedicaten door Inl. ambtenaren. 137 Besl. Dir. O. E. N. 9- 9-1910 n°. 16375 § I — Opening normaalcursus Inl hulponderwijzers Singaradja. 273 13- 9-1910 n°. 16550 — "Verdeeling leerlingen-plaatsen Opl. scholen Inl. ambtenaren. 817 Circ. Dir O. E. N. 17- 9-1910 n°. 16898 — Voeren titels en praedicaten door Inl. onderwijzers. 137 Besl. Dir. O. E. N. 17- 9-1910n°.16906art.2 — Opening normaalcursussen Inl. hulponderwijzersBandjermasin 272 en Kandatir/an. Gouy. besl. 22- 9-1910 n°. 37 art. 1 Bijbl. n°. 7316 Wijz. art 1 Gouv. besl. 1-2-1907 n°. 27. 521 Circ. Dir. O. E. N. 29- 9-1910 n°. 17745 — Leeren schrijven adressen enz. op scholen. 88 Gouv. besl. 8-10-1910 n°. 25 art. 1 Stbl. 1910 n°. 522 Verstrekking Stbl. aan Opl. scholen Inl. ambtenaren. 310 4-10-1910 n°. 12 — Oprichting speciale school Sambas. 403 13 — Oprichting Serdangsche school. 401 13-10-1910 n°. 5 — Bepalingen op- en inrichting volksbibliotheken. 791 14-10-1910 n°. 10 Bijbl. n°. 7451 Aankoop werken voor volkslectuur. 796 1-11-1910 n°. 8 — Subsidieering part. kweekschool Raja. 733 9-11-1910 n°. 9 — ld. Bandjermasin. 733 26-11-1910 n°. 30 — Oprichting normaalcursus lal. hulponderwijzers Palembang. 275 Besl Dir. O. E. N. 29-11-1910 n°. 21780 art. 1 — Opening normaalcursus Inl. hulponderwijzers PaXembomg. 276 Gouv besl. 28-12-1910 n°. 22 Bijbl. n°. 7530 Programma's eindexamens part. kweekscholen Na Roemonda, 505 Ombolata en Sipoholon. Gouv. besl. 2- 1-1911 n°. 19 Stbl. 1911 n°. 4 "Wijz. regelen benoembaarheid Eur. personeel Kweekscholen. 250 Or(j 4. 1-19H „ „ „ 31 Vrijstelling schutterlijken dienst onderwijzers. 191 Gouv. besl. 6- 1-1911 n°. 22 „ „ „ 52 Uitbreiding aantal iasp ambtenaren Inl. ond. 739 Qr(j ii. 1-19H „ „ „80 Subs. regelen toezicht part. Inl. scholen. : 715 Gouv. besl. 11- 1-1911 n°. 12 „ „ „ 81 Model kennisgeving toezicht part. Inl. scholen. 717 24- 1-1911 n°. 21 Bijbl. n". 7355 Pensionneering wegens ongeschiktheid. 821 Ord" " 25-1-1911 art. 1 Stbl. 1911 n°. 111 Wijz. subs. regelen part. Inl. scholen. 544,545 „ „ „ 112 Subs. regelen part. Inl. scholen Jlalmahera on Nieuw-Guinea. 561 7- 2-1911 „ r 140 Subs. regelen part. Inl. scholen Bolaang Mongondou. 571 15- 2-1911 art. 1 „ „ „ 157 Wijz. subs. regelen part. Inl. scholen Tapanoeli. 585, 587 Gouv. besl. 20- 2-1911 n°. 46 art. 1 „ „ „ 164 Wijz. regelen toekenning wachtgeld. 812 2 „ „ „ „ Wijz. voorschriften verleenen voorschotten. 823 " " 3-3-1911 n°. 47 „ „ „ 193 Aanvulling § II Gouv. besl. 29-12-1908 n°. 22. 368 Circ. Dir. B. O. W. 14- 8-1911 n°. 4782/A — Eegelen bouw Inl. scholen. 7 Besl. Dir. O. E. N. 4- 4-1911 n°. 5543 Bijbl. n°. 7391 Model subs. aanvraag part. Inl. scholen Tapanoeli. 589 Gouv. besl. 18- 4-1911 n°. 14 — | Bezoldiging schoolbediende Depoksche school. 379 RpsITTOrSlO F N 9fi' !'!)! "I' aÜ-7^' 1 f t, ui ~ Schoolbehoeften ten behoeve dépot leermiddelen Makassar. 786 1911 n • 6557 1 BlJbL n°- 7892 Mod0l subs. aanvraag part. Inl. scholen Halmahera en Nieuw- 562 ! Guinea. w w ™ ™ n!' Q?n, !tb'-1911 n°'335 W^z' voorschriften verpleging in militaire ziekeninrichtingen. 846 „ Dir. 0. E. N. 20- 5-1911 n . 8107 : Bijbl. n°. 7405 Model subs. aanvraag part. Inl. scholen Bolaamg Mongondou. 571 Gouv. besl. 27- 5-1911 n°. 36 art. 1 _ Oprichting Saparoeasche school. 407 _ , , 7" 6"1911 art" 1 j stbl-1911 n°- 359 Wij?, subs. regelen part. kweekscholen. 692 694 695 69(3 Gouv. besl. 13- 6-1911 n°. 35 art. 1 : „ „ „ 369 Wijz. regl. Kweekscholen. 20?' „r ' . . lo' 6"1911 urn 371 Wijz. regelen benoembaarheid Inl. onderwijzend personeel. 92 Gouv. besl 19. 6-1911 n°. 19 art. 1 j „ „ „ 376 Wijz. Inl. schoolregl. , „ , » 26- 6-1911 n°. 38 „ „ „ 389 ld. , ' ' BesL Dir. 0- E. N. 13- 7-1911 n°. 11413 - Leerplan Kweekscholen. 2 c- Dir. O. E. N. 19- 7-1911 n°. 11779 - Toezicht volksbibliotheken. 796 „" " , " 2' 8-1911 n°' 12613 — Toepassing schoolgeldtarief Inl. 2de kl. scholen. 25 Gouv. besl. 4- 8-1911 n°. a5 | - Toelagen lal. onderwijzers Bali en Lombok. m J, " _ _ „ 8-1911 n°- 44 art 1 — Reiskosten schoolhoofden bij storting schoolgelden. 141 Gouv besl ' ' ik' r!iqii ^ 'f86 ~ M°del SUbS' aanvraa® Part- Inl- scholen Buitenbezittingen. 548 - 8-1911 n . 52 _ Oprichting scholen voor kinderen Amb. Christen-Militairen 413 _ _ „ „„ Magelang, Koeta Radja en Tjimahi. Besl Dir O E N 2i MSU n°' !m ^ B°' ^ Vra«enl«st V0OT subs- aanvragen part. kweekscholen. 699 911 n * 13970 ~ Verkrijgbaarstelling formulieren subs. aanvraag part. Inl. 591 scholen Tapanoeli. " " » 23* 94911 n°- 15683 - ld. Buitenbezittingen. 549 „" " " '' " 15681 ~ Id- Part- kweekscholen. 700 taq hMltqn n°' II art' 2 StW'1911 n°'532 EegeUas klasseIi en bezoldiging personeel Eur. lag. scholen. 331 " " 10-11-1911 n^. 32 „ „ n 602 Wijz. § A Gouv. besl. 5-10-1908 n°. 1. 286 i,!! J911 n* g ~ Indienststelling hulppeisoneel Amb. burgerschool. 361 Miss. Dir. O. E. 16-1M9 U n°' W9-9 BtbLMU n°'609 f6/"': ™Mzers met den Delispoorweg. 141 Gouv besl 9111 iq,7 " ' ,7 ~~ InL Schoolcommissie zelfstandige lichamen. 757 6-12-1911 stbl. 1911 n°.617 Bezoldiging Eur. personeel Kweekscholen. 255 20-191911 n°* 9" " " " 641 Bezo!diSinS Eur- personeel Opl. tevens Kweekschojl Makassar. 331 n ' » » » 668 Betrekking Directeur Opl. scholen Inl. ambtenaren openhouden 314 by Eur. verlof titularis. ' '•124911 n°' 68 » " » 678 Bezoldiging schoolhoofden Depoksche school, Menadosche school 380 en Amb. burgerschool. GtOUV. \>esl. 1CV- "\-AftV9. «° ^ CU-KI loio v,o Ott m.,1 e • ^ , . . vu1 ) «o W TftlftfarVVRf.Hft aarvolllumo. rvrvl o^aa! Tvx\ ïw._ qll Gouv. besl. 16- 1-1912 tl°. 96 Stbl. 1912 n°. 81 / Fondsen bejiocdigrdlieden onderwijs natuur- on landbouwkunde / 24S / / Kweekscholen. f n „ „ „ „ „ 102 n » ff 95 Wijz. art. 1 Gouv. besl. 25-10-1908 n°. 2. 343 l 17- 1-1912 n°. 18 art. 2 „ „ „ 125 Bezoldiging InL schrijvers enz. Commissie Inl. volkslectuur. 799 „ „ „„„„„„ 3 „ „ „ „ Reizen commissieleden Inl. volkslectuur. 799 „ „ „„„„„„ 4 »»»..» Belooning beheerders volksbibliotheken. 799 „„„„„„ 5 „ „ „ „ Uitgaven volksbibliotheken. 800 „ „ „ „ 20 Bijbl. n'. 7565 Ondersteuning InL gemeenschappen met betrekking oprichting 424 volksscholen. Besl. Dir. B. B. 13- 2-1912 n°. 170 „ „ 7590 Ressorten en standplaa'sen Hoofdopzieners In], volksonderwijs 425 Java en Madoera. Gouv. besl. 16- 2-1912 n°. 12 Stbl. 1912 n°. 181 Regl. Kweekscholen. 198 „ „ 20- 2-1912 n°. 50 „ „ „ 198 Regl. binnenl. verloven. 803 Ord. 20- 2-1912 hun 200 Vrijstelling zegelrecht voor verlofaanvragen. 808 Besl. Dir. O. E. 24- 2-1912 n°. 3036 art. 2 Bflbl. n°. 7668 Leerplan Inl. 2de kl. sch< len 4de insp. afd. 42 Circ. Dir. O. E. 26- 2-1912 n°. 3114 — Voorstellen oprichting of uitbreiding Inl. 2de kl. scholen. 89 Circ. Dir. B. O. W. 27- 2-1912 n°. 3169/A — Regelen bouw Inl. scholen. 7 Gouv. besl. 29- 2-1912 n°. 54 art. 1 Stbl. 1912 n°.219 Wijz. regl. Opl. scholen Inl. ambtenaren. 291 Circ. Ie Gouv. Secr. 29- 2-1912 n°. 449 Bybl. n°. 7587 Onderstand weduwen Inl. ambtenaren.- 841 Gouv. besl. 14- 3-1912 n°. 38 art. 1 Stbl. 1912 n°. 240 Wijz. regelen benoembaarheid Eur. peisoneel Kweekscholen. 249, 250, 251,252 „ „ „ „ n°. 38 art. 2 en 3 „ „ „ „ Benoembaarheid Eur. personeel Opl. scholen Inl. ambtenaren. 315 „ „ 4 en 5 „ „ „ „ Voorzieningen voortgezette studie Nederlandscli door Inl. on- 192 derwijzers. „ „ 7- 4-1912 n°. 19 „ „ ... „ 273 Wijz. regl. Opl. scholen Inl. ambtenaren. 298 Circ. Ie Gouv. Secr. 16- 4-1912 n°. 844 — Verloven wegens gewichtige redenen. 808 Ord. 18-4-1912 Stbl. 1912 n?. 286 Vergunningen geven onderwijs door Europeanen aan Inlandeis. 491, 492 Gouv. besl. 22- 4-1912 n". 56 art. 1 „ „ - „ 287 Wijz. regl. Opl. scholen Inl. ambtenaren. 292 „ „ „„„„„„ 2 „ „ „ „ Wijz. regl. Opl. tevens Kweekschool Makasser. 335, 336, 339 „ „ 26- 4-1912 n°. 33 „ „ „ 293 Wijz. regl. Opl. school Inl. rechtskundigen. 350 Circ. Dir. B. O. W. 4- 5-1912 n°. 6670/A — Regelen bouw InL scholen. • 7 Besl. Dir. O. E. 14- 5-1912 n°. 7664 — Model einddiploma Opl. school Inl. rechtskundigen. 350 . „ „ „ 17- 5-1912 n°. 7791 Bijbl. n°. 7669 Programma's examens hoogste twee klassen Kweekscholen. 226 Gouv. besl. 18-5-1912 n°. 43 art. 1 : Stbl. 1912 ,n°. 329 Wijz. Inl. schoolregl. 11, Ord. 20- 5-1912 „ „ „ 333 Premies onderwijzend personeel part. InL scholen Tapanoeli. 586 Besl. Dir. O. E. 8- 6-1912 n°. 8966 Bijbl. n°..7643 Leerplan InL 2de kl. scholen, waar 't Bataksch voermiddel is. 47 Gouv. besl. 25- 6-1912 n°. 52 „ „ 7654 Programma eindexamen part. kweekschool A te Moentilan. 502 Besl. Dir. O. E. 12- 7-1912 n°. 11146 „ „ .7670 Leerplan Opl. scholen Inl. ambtenaren. 299 os Circ. Ie Gouv. Secr. 13- 7-1912 n°. 1515 „ „ 8088 Oneervol ontslag voor laakbare handelingen. 829 „ wd. Ie Gouv. Secr. 17- 7-1912 n". 1554 „ „ 7664 Onderhandsche verloven. 810 BIz. Bosl. Dir. O. E. 29- 7-1912 n°. 12218 — Modellen einddiploma's le en 2e afd. Opl. scholen Inl. ambtenaren. 207 Gouv. besl. 16- 8-1912 n°. 17 — Toelating Eur. kinderen tot speciale school Sambas. 405 „ „ „ n n n 28 — Oprichting school voor kinderen Amb. Christen-Militairen 416 Djokjakarta. „ „ 21- 8-1912 n°. 32 art. 1 — Toelage Eur. onderwijzers Kweek- en Opl. scholen voor bezit 257 akte landbouwkunde. „ „ 4- 0-1912 n°. 30 art. 1 Bijbl. n°. 7662 "Wijz. regelen belooning vervaardigers lui. boekwerken. 761, 762, 76c „ „ „ „ ,, i, n n 2 „ „ „ Wijz. Gouv. besl. 25-3-1882 n°. 8. 781 Besl. Dir. O. E. 21- 9-1912 n°. 15242 — "Wijz. verdeeling lesuren behoorende bij leerplan Opl. scholen 309 Inl. ambtenaren. Gouv. besl. 17-10-1912 n°. 41 Stbl. 1912 n°. 519 Schoolgeldaandeel hoofd Saparoeasche school. 409 „ „ 24-10-1912 n°. 21 „ „ „ 526 Personeel en diverse bepalingen Inl. volksscholen. 421 Circ. Dir. B. O. W. 30-10-1912 n°. 17430/A — Regelen bouw Tnl. scholen. 7 Gouv. besl. 23-11-1912 n°. 40 — Verstrekking werken volkslectuur aan Inl. vereenigingen. 800 Ord. 29-11-1912 Stbl. 1912 n°. 579 Subs. regelen part. Inl. scholen afd. Menado. 603 „ „ „ „ art. 1 „ „ „ 580 Wijz. subs. regelen part. kweekscholen afd. Menado. 691 „ „ „ „ „ „ „ 581 Subsidiën part. Eur. schoolopzieners afd. Menado. 721 Gouv. besl. 29-11-1912 n°. 55 art. 3 „ „ „ 582 Oprichting speciale scholen afd. Menado. 385 „ „ „ „ „ „ „ n 4 „ „ „ „ Formatie en bezoldiging personeel enz. speciale scholen afd. 386 Menado. „ „ „„„„„„ 5 „ „ „ „ Indienststelling Inl. schoolopzieners afd. Menado. 746 „ „ „ „ „ „ „ „6 „ „ „ „ Beschikbaarstelling openbare leerkrachten voor part. Inl. scho- 189 len afd. Menado. „ „ 4-12-1912 n°. 18 — Vrij vervoer S.S. Bandoeng—Tjimahi voor kinderen Ambonsche 413 school Tjimahi. Besl. Dir. O. E. 13-12-1912 n°. 20272 — Model subs. aanvraag part. Inl. scholen afd. Menado. 612 „ „ „ 31-12-1912 n°. 21216 Bijbl. n°. 7800 Model subs. aanvraag part. Inl. scholen Java en Madoera. 529 Circ. Dir. O. E. 31-12-1912 n°. 21217 „ „ „ ld. 540 Gouv. besl. 7- 1-1913 n°. 19 — Toelating Chin. kinderen tot speciale school Sambas. 405 „ „ 15- 1-1913 n °. 22 Stbl. 1913 n°. 90 Fondsen bediendenpersoneel Kweekschool Djokjakarta. 246 „ „ „ „ „ „ 70 „ „ „ 110 Fondsen onderwijs natuur- en landbouwkunde Opl. scholen 312 Inl. ambtenaren. „ „ 17- 1-1913 n°. 37 „ „ „ 158 Telefonische aansluiting Opl. school Inl. ambtenaren Serang. 311 Besl. Dir. O. E. 30-1-1913 n°. 1813 — Verkrijgbaarstelling formulieren subs. aanvraag part. Inl. scho- 531,540 len Java en. Madoera. \ 'AVAA. \ \*ï'li'/.. 1g\. \ 4 % ' S ^ V — \ vt. ■ ■■-.,. «„V». ^yxH.. Y-rA.,..,Xv.,-\ «va. Gouv. besl. 1. 3-1913 12°. 40 /Stbl. 1913n0.270 / Hosroling- bozoldjg-ingr Inl. />ri rltjr-u' ff&eji 1/ . / lor „ „ „„„„ 41 / „ „ „ 271 / J3ozoldigrfng- Tnl- taal- en teokononderwijzers Kweek- en Opl. f 258 / ( scholen. „ „ „ „ „ n ü — Bezoldiging Inl. onderwijzers Maleische taal speciale scholen. 898 „ „ n n n n 45 — Bezoldiging Inl. personeel scholen voor kinderen van Amb. 417 Christen-Militairen. „ n » » n » 46 — Bezoldiging Inl. onderwijzers Saparoeasche school. 410 n n ii ii n n 47 art. 1 Stbl. 1913 n°. 273 "Wijz. art. 4 en 5 Gouv. besl. 29-11-1912 n°. 55. 387, 746 „ n vu n » 48 „ „ „ 274 Bezoldiging Inl. hulppersoneel Depoksche school. 382 „ n n n n n 49 „ „ „ 275 ld. Amb. burgerschool. 361 n n 15- 3-1913 n°. 63 „ „ „ 297 Regeling onderwijs Inl. talen en teekenen op Kweek- en Opl. 224 scholen. Ord- 31- 3-1913 art. 1 § I „ „ „ 308 Buitenwerkingstelling subs. regelen part. Inl. scholen voor 543 Timor en Onderh. n n ii n n » » II n ii i, „ ld. part. kweekscholen voor Timor en Onderh. 691 n n ii >i n i> ii III ,, n n n M. toezicht part. Inl. scholen voor Timor en Onderh. 715 Gouv. besl. 31- 3-1913 n°. 44 art. 4 — Organisatie Inl. volksonderwijs Timor, Flores en Soembawa. 517 n » n » n n ii n 5 Stbl. 1913 n°. 309 Subs. regelen volksscholen, standaardscholen, normaal cursus- 655 6 en 7 sen en kweekscholen Soemba en Flores. n n 31- 3-1913 n°. 44 art. 8 — Beschikbaarstelling openb. leerkrachten voor onderwijsinrich- 517 tingen Timor en Onderh. n n 3- 4-1913 n°. 81 Bijbl. n°. 7881 Programma eindexamen part. kweekschool Eaja. 509 „ „ 15- 5-1913 n°. 36 Stbl. 1913 n°. 371 "Wijz. Gouv. besl. 24-10-1912 n°. 21. 424 n n 19- 5-1913 n°, 44 art. 1 „ „ „ 377 "Wijz. art. 4 Gouv. besl. 14-3-1912 n°. 38. 193 ii n n n n n n n 2 „ „ „ „ Belooning voor opleiding Inl. onderwijzers tot examen Neder- 195 en 3 landsche taal. ii n 19- 5-1913 n°. 47 „ „ „ 379 "Wijz. regl. Opl. school Inl. rechtskundigen. 347 ii n 17- 6-1913 n°. 60 Bijbl. n°. 7974 Vervoer Inl. onderwijzers in opleiding Ned. taal. 142 Besl. Dir. O. E. 26- 6-1913 n°. 10695 — Verdeeling leerlingen-plaatsen Kweekschool Djokjakarta. 263 Gouv. besl. 27- 6-1913 n°. 55 Bijbl. n°. 7975 Programma eindexamen part. kweekschool Kaloewatoe. 515 Besl. Dir. O. E. 11- 7-1913 n°. 11845 — Verdeeling leerlingen-plaatsen Kweekschool Probolingqo. 263 Gouv. besl. 15- 7-1913 n°. 9 Bijbl. n°. 7852 Vervoer Inl. onderwijzers uit Midden-Java afkomstig en in 142 Bantam geplaatst. ,, „ 16- 7-1913 n°. 47 — Verbetering voeding leerlingen Kweekscholen. 265 „ n 21- 7-1913 n°. 17 Stbl. 1913 n°. 463 Toelagen landsdienaren Redjang en Lebong. 126 ii n 26- 7-1913 n°. 29 „ „ „ 483 "Wijz. regeling bezoldiging Inl. onderwijzend personeel. 107 n ii n ii n i, 30 „ „ „ 484 "Wijz. art. 2 Gouv. besl. 1-3-1913 n°. 48. 383 11- 8-1913 „ „ „ 524 Subs. regelen part. Inl. scholen waar Neiierlandsch wordt on- 677 I derwezen. Gouv. besl, h". M913 n° ,34 ! ** "Ü^ i ®ub,s're^eJen «^rusting en overtocht part. leerkrachten. ] 723 Toelating leerlingen boven formatie tot Kweek- en Opl. scholen ! 266 9Q ftioiq ° a- 1 1 tG1 latere opleiding in landbouwkundige richting. j : |SïïSSSrtrS;,,,.„K..,M.,,„,,rla. S sar- tsss-sr - . 1913 . 40 19]3n 557 Nlet toepasselijkheid verlofregl. op personen tot 't Leger be- 803 hoorende. Kon. besl. £ 949^ n°' 55 art 1 " " " Z w™",? ^ hülPPelsoneel K™ek- en Opl. scholen. 259 Besl. Dir. O. E. lJïn»M " " It,819 Model subs. aanvraag pari. Inl. standaard- en volksscholen 668 I Soemba en Flores. p , " ^I1,^1913 n°' 17952 i ~ Verdeeling leerlingen-plaatsen Kweekschool Bandoena GOUV. besl. . 18.101913 art. 1 | Stbl. 1913n«.620 Wij, regl. Op,, tevens Kweekschool mZV £ aS9 2410-1913 n ^ 22 „ n B 622 Wijz. art. 3 Gouv. besl. 17-1-1912 n°. 18. 799' in!o!a!o n=°' L ~ Toelagen Inl. onderwijzers Lamp. districten. 127 " " gila' g s n° 9 ~ Verstrekking Stbl. aan Opl. scholen Inl. ambtenaren. 311 ben vervuld. BesL DifO. E. w- 1-19U n°. 1 ; ^ 19"n°' " ^seI1. bedi®ndenPersoneel Op], tevens Kweekschool Makasser. 332 ' Verkrjjgbaarstelling formulieren subs. aanvraag part. Inl. stand- 669 r. t . aard- en volksscholen Snemba en Floret Gouv. 20- 1-1914 n°. 81 art. 1 Stbl. 1914 n». 56 ; Wflz. regeling bezoldiging Inl. onderwijzend personeel. 108 " " " " " " » » » » Aanvulling regeling bezoldiging Inl. onderwijzend personeel. 110 " " " " ; » » » 61 Fondsen bediendenpersoneel Opl. scholen Inl. ambtenaren Se- 288 j rang en Bandoeng. " " " " ® » » » 63 ; Fondsen bediendenpersoneel Kweekschool Bandoeng. 246 " » » » „ „ 69 ! ld. Oengaran. 24g " " " " 97 11 11 „ VI j Wijz. art. 1 Gouv. besl. 25-10-1908 n". 2. 344 «», s.,, SS ï: S. >;«. C 5555S25ÏW "■ 5 Gouv. besl. 23- 1-lQU r\° 69 ! " «*> » « => ~ Toevoeging 5de kl. aan Inl. 2de kl. scholen Java en Madoera. 14 _ ' v toezicl-A gs-wooia. schooltroAamcW. p-g tec\vniacyAB 747 Circ. Gouv. Socr. 24- 2-1914 n°. 480 / Bjfbl. xi°. 8131 7 2\>opasslxïgr rog-l. JxFh.-i. \ or7>> ven. y Qjyj, 28- 2-1914 / Stbl. 1914 n °. 242 / Subsidieeriag• part. Inl. scholen al'ci. ATerurOt? op voet Stbl. 1895 / 62ö / / n°. 146. / 7- 3-1914 ,, .. .. 258 Onderonderwijzersenz.ooktebegrypenvrouwelijkeleerkrachten. 196 Gouv. besl. 16- 3-1914 n°. 46 — Oprichting normaalcursussen Inl. hulponderwijzers. 276 „ „ „ „ 56 Stbl. 1914 n°" 273 Wijz. regeling bezoldiging Inl. onderwijzend personeel. 109 n n „ „ „ „ 58 „ „ „ 277 Benoembaarheid Inl. rechtskundigen. 351 n 23- 3-1914 n°. 11 B\jbl. n". 8033 Debitanten Inl. boekwerken. 767 n n 2-4-1914 n°. 31 art. 1 — Fondsen bediendenpersoneel Opl. school InL ambtenaren Madioen. 288 n g. 4.1914 n°. 49 — Oprichting school voor kindoren Amb. Christen-Militairen 417 Makusser. n 20- 4-1914 n°. 17 Bybl. n°. 8182 Foto's, teekiningen enz. op te nemen in jaarverslagen enz. 787 n n 1- 5-1914 n". 12 Stbl. 1914 n°. 384 Benoeming Eur. leerkrachten Kweek- en Opl. scholen. 260 n 15- 5-1914 n°. 40 — Heropening Kweekschool Amboina. 247 Miss. Dir. O. E. 30- 5-1914 n°. 10057 — Regeling toelating, inrichting en werking normaalcursussen 278 Inl. hulponderwijzers. Besl. Dir. O. E. 30- 5-1914 n°. 10059 % I — Opening normaalcursus lal. hulponderwijzers Cheribon. 277 2- 6-1914 n°. 10066 Bijbl. n°. 8187 Wijz. instructie Inl. onderwijzend personeel. 160, 162 Gouv. besl. 15- 6-1914 n". 15 — Toelagen, leermiddelen enz. voor -vrouwelijke leerlingen Kweek- 269 scholen. n B 7- 7-1914 n°. 20 art. 2 Stbl. 1914 n°. 455 Wijz. regeling bezoldiging Inl. onderwijzend personeel. 111 n b 25- 7-1914 n°. 31 — Toelagen leerlingen normaalcursussen lal. hulponderwijzers. 277 Ord. 25-8-1914 ' Stbl. 1914 n°.592 Subs. regelen part. Inl. meisjesscholen. 627 Gouv. besl. 25- 8-1914 n°. 28 Bijbl. n°. 8195 Beschikbaarstelling openb. vrouwelijke leerkrachten voor part. 518 Inl. meisjesscholen. Circ. Gouv. Secr. 25- 8-1914 n°. 2120 „ „ 8094 Ontslag al dan niet „eervol". 831 Besl. Dir. O. E. 27- 8-1914 n°. 16769 — Toevoeging 5de kl. aan Inl. 2de kl. scholen Java en Madoera. 14 Gouv. besl. 3- 9-1914 n°. 39 art. 1 Stbl. 1914 n°. 603 Wijz. art. 5 Gouv. besl. 31-3-1914 n°. 44. 655 Circ. Dir. O. E. 11- 9-1914 n°. 18033 — Berekening subsidies part. Inl. scholen Java en Madoera. 540 Gouv. besl. 14- 9-1914 n°. 50 Stbl. 1914 n°. 623 Oprichting hoogere Kweekschool Inl. onderwijzers Poerworedjo. 283 Besl. Dir. O. E. 15- 9-1914 n°. 18269 art. 1 — Opening normaalcursussen Inl. hulponderwijzets 2de insp. afd. 277 B B n 1-10-1914 n°. 19507 Bijbl. n°. 8151 Leerplan Inl. 2de kl. scholen met_5 klassen. 35 B B B 2-10-1914 n°. 19601 „ „ 8152 Model subs. aanvraag part. Inl. meisjesscholen. 635 Circ. Dir. O. E. 2-10-1914 n°. 19602 „ „ „ Subs. regelen part, Inl. meisjesscholen. 651 Miss. Dir. O. E. 21-10-1914 n°. 20969 — Afzonderlijke insp. rapporten voor part. Inl. scholen. 740 „ B 2-11-1914 n°. 22009 — Berekening subsidies part. Inl. scholen afd. Menado. 624 „ „ „ „ „ „ „ 22011 — ld. Tapanoeli. 600 „ „ „ „ B „ 22013 — ld. Bolaang Mongondou. 581 Besl. Dir. O. E. 11-11-1914 n° 99R17 i TT , "Ri? Ve^gbaarstelling subsidieregelen en formulieren subs. aan- 627 637 L Gouv. besl. 14-11-1914 n°. 29 _ VI'aag part. Inl. meisjesscholen. ' ' » » 30-11-1914 n°. 39 Biibl n° 8148 <)btelooze verstrekking boekwerken bestemd voor volkslectuur. 801 . , 5-12-1914 n°. 8 Stb, 19U' n° 743 Admini ^ b°V°^ leerkrachten. 196 Besl. Dir. O. E. 8-12-1914 n°. 24505 " 3 ^1^^S^m0rm(>nd' 517, 655, 662,668 Ord. q io 1 oiX , i/H Model verslag toestand onderwijs. 7F-7 tbl. 1914 n°. 750 Overdracht toekenning periodieke subsidies Buitenbezittingen 729 Gouv. besl. 14-12-1914 n° 17 art S ,«o t T H' g6W' beStUUr" en 4 " " " Indienststellmg insp. ambtenaren Holi. Inl. ond. en toezicht 401 Ord 24121914 speciale scholen. Circ'. wd, Dir. O. E. «iiSSi» * *- * * »*"»» -• - «■1 , »'■ — SjKS » - «. „ „w « en Onderh. op „Missie van de Congregatie der Paters van oteyl. Gouv. besl. 5. I-1915 n° 27 art 1 w _ »'«X£rï.- r,M -*■"■ umm °*21 u-Mm « * • 9- StbL 19l5n°.28 Bji»,, o.d„„ ,„abou„M„ „ 0jl Ord. 12. 1 iq-ir Kweekschool Makasser. " " " 47 Buitenwerkingstelling subs. regelen part Inl. scholen voor Ti- 543 Gouv. besl. 12- 1-1915 n° 41 fi9 „"T ™ Onderh. „ „ 3-2-1915 n° 46 " " " 1Rn w" r" bed'611(ieDpers0n6el °Pl-tevens Kweekschool Makasser. 342 Circ. wd. Dir. O. E. 3- 2-1915 n°' 2858 " " " 5° ^Z;G°UV- besl' n". 21. m Practische opleiding leerlingen normaalcursussen Inl. huipon- 281 Miss. wd. Dir. O. E. 12- 21915 n° 3603 t erwi''zers' ~ Toepassing eisch 12 schoolbezoekende leerlingen yoorpart Inl 542 Circ. wd. Dir. O. E. 12- 2-1915 n° 3690 _ r Madoera" Gouv. ^ G0UT" ^ t JS n°°: rart 1 ffï™, , 1915 n . 20 art. 1 Stbl. 1915 n . 238 Bezoldig,ng onopgeleid Inl. personeel speciale scholen. 362 » " „ „ „ „ „ art. 2 _ H Circ. wd. Dir. O. E. 8- 34915 n«. 5560 ^ 7^ Z?™"* leerlingen normaalcursus Cheribon. ^ Sea\. ^4. "Dvi. o.-R. "20-miA l nrichting voorstellen voorziening vacatures aan scholen. 747 Hes/. Wd. z?fr. O. A, JO- 4-J&1G si". S73//OZ. 72". «SSVïy / rrtyse. t,s J±1If/. Gouv. bes7. 16- i-1915 n°. 32 — [ Intrekking toelating leerlingen tot Opl. scholen Inl. ambtena-f 266 ren ter latere opleiding in landbouwkundige richting. Circ. wd. Ie Gouv. Secr. 21- 4-1915 n°. 889 Pensionneering wegens ongeschiktheid. 822 0r n°('3)97 Aldus luidt dit artikel ingevolge besl. Dir. O. E. N. 24 Maart 189» < Aldus luidt dit artikel ingevolge besl. Dir. O. E. N. 1 October 18955 n°. 9715. Artikel 11 (1). In de kolom „restanten" der aanvragen moet worden opgegeven, hoeveel bij het begin van den cursus, waarvoor de aanvragen dienen, vermoedelijk nog in voorraad zal zijn. Van elk artikel mag niet meer worden aangevraagd dan de bij deze voorschriften vastgestelde maxima, verminderd met de in de vorige alinea bedoelde restanten. Leermiddelen. Artikel 12. Door den aanvrager behoort te worden vermeld, voor welke klasse of afdeeling de aangevraagde leermiddelen bestemd zijn. Artikel 13. Het aantal aan te vragen leer- en leesboeken mag per jaar hoogstens bedragen voor de: le klasse A 2 per leerling; le ,, B 3 „ „ ; 2e „ 4 „ „ ; 3e of hoogste klasse o „ „ Schoolbehoeften. Artikel 14 (2). Als regel geldt, dat hiervan in iedere school aanwezig mogen (niet moeten) zijn: Linialen: 1 per onderwijzer; Inktkokers met nauwe opening: 1 op iedere 2 met inkt schrijvende leerlingen; Kaart van Nederlandsch-lndië: 1 wanneer het aantal leerlingen der beide hoogste klassen samen meer dan 10 bedraagt; Telraam: 1 per school; t1) Aldus luidt dit artikel ingevolge besl. Dir. O. E. N. 19 Maart 1896 no. 3028. (2) Aldus luidt dit artikel ingevolge besl. Dir. O. E. N. 5 October 1904 n°. 16910 (Bijbl. n°. 6122), 4 November 1905 n°. 18464 (Bijbl. no. 6384) en 13 Maart 1906 n». 4229 (Bljbl. no. 6508). Uurwijzer plaat: 1 per school; Atlas van Nederlandsch-Indië: de helft van het aantaL leerlingen in de hoogste klasse; Atlas der wereld: voor de hoogste klasse; Kaart van Java en Madoera van Oehler: 1 per school op Java en Madoera, zoolang de voorraad strekt; Houten passer: 1 Per school; T eekenoef eningen op de lei van Groeneveld: 1 » » Tjonto2 gambar van Holle: .... 1 „ „ » Tjonto2 gamber van Krumpel- man: 1 » » » Tjonto2 gambar van raden Saleh: 1 „ „ „ Patronen voor Inlandscli vlechtwerk van Holle 1 » » » Patronen voor Inlandscli vlechtwerk van hadji Abdoerahman: .. 1 „ >> » Tjonto toelisan, bahasa Soenda, Maiidaheling, Mangkasar dan Boe- gis: 1 ii » " Kertas bergaris, ?> roepa: 1 „ » n Handleidingen voor het onderwijzend personeel: ; • 1 exemplaar per klasse, Ut, re, mi. Zangmethode, le stukje, door J. Worp: _ 1 n » schooi. Idem Idem, 2e stukje: .... 1 „ „ » Een boekje met liedjes voor 2 stemmen door J- Worp: 1 ,i » n 20 driestemmige liedjes door J. Worp: 1 ii ii " In woord en toon, le stukje, door B. J. Visscher en J. Kats: 1 „ » » Idem idem, 2e stukje: .. 1 „ „ » Idem idem, 3e stukje: .. 1 „ « » Idem idem, 4e stukje: ..1 „ „ » De Zangvogeltjes, le stukje: .. 1 „ „ n Idem, 2e stukje: .. 1 „ „ » Idem, 3e stukje: .. 1 „ n » Idem, 4e stukje: ..1 „ » » Idem, 5e stukje: .. 1 „ „ r» Idem, 6e stukje: .. 1 „ >, n Tinnen maten voor natte waren ■van 1 L., y2 L., 1 dL., % dL., 1 cL. 1 stel per school; Een blok gewichten van 1 Gr. tot ï/2 KG 1 Per school; Een gewicht van 1 KG 1 » » Een weegschaal {toonbank bascule) 1 ii ii Schrijf- en teekenbehoeften. Artikel 15. Hiervan worden hoogstens toegestaan per jaar: y2 riem papier en 1 stuk potloodgomelastiek per school van minder dan 50 leerlingen; 1 riem papier en 2 stuks potloodgomelastiek per school van 50—100 leerlingen; 1% riem papier en 3 stuks potloodgomelastiek per school van meer dan 100 leerlingen; 20 griffels per leerling; 6 schrijfboeken % flesch inkt Ye gros pennen per met inkt schrijvenden leerling; 1 pennehouder 2 gewone potloodeu 1% kistje krijt per onderwijzer; en leien % van het geheele aantal leerlingen. Artikel 16 (*). Gedrukten. Artikel 17. Per school en per jaar mogen worden aangevraagd: Staat letter A1 Mutatiën 48 exemplaren. „ „ A Verantwoording der schoolgelden 16 „ „ „ B Leerlingen 48 „ „ „ C Achterstallige debiteuren .... 16 „ „ „ D Inventaris van het schoolma- terieel 4 „ „ „ E Aandeel in schoolgelden .... 48 „ Toelating leerlingen 48 „ Stortingsbewijs 48 „ Stamboek van de leerlingen.. 1 „ Kwartaalstaat 16 „ Jaarrekening 4 ,r Toelichting op de jaarrekening 4 „ Traktementsstaat 48 „ (!) Artikel 16, gewijzigd bij besl. Dir. O. E. N. 19 Maart 1896 n°. 3028, is vervallen ingevolge diens besl. 25 Mei 1906 n°. 8915 (Bijbl. n°. 6513). Model I. Aanvraag van leermiddelen, schoolbehoeften en gedrukten .. 2 exemplaren. „ II. Aanvraag van schrijf- en teekenbehoeften 4 „ » 111 (1); „ IV. Aanvraag van gelden voor den aanmaak en het onderhoud van schoolmeubelen 4 „ n V. Aanvraag van schoolbordenverf 2 „ Alamat tamat beladjar. Behoort door het hoofd der school geraamd te worden in verband met de behoefte van vroegere jaren (2). Aanmaak van schoolmeubelen. Artikel 18. Als regel geldt dat hiervan mogen aanwezig zijn: Borden (3), 1 voor iedere afdeeling of klasse; Ezels (3), 1 „ ieder bord; Stoelen, 1 „ iederen onderwijzer; Tafeltjes, 1 „ » , » „ ., , , Kasten. 1 per school, tenzij de hoeveelheid op te bergen artikelen,' in verband met het groot aantal leerlingen, meer ruimte vereischt; Schoolbanken (3), een aantal voldoende om de leerlingen te doen plaats nemen, die gemiddeld de school bezoeken. Artikel 19 (4). Artikel 20. Schoolmeubelen en schoolbehoeften kunnen niet dooi andere vervangen worden dan nadat zij bij proces-verbaal zijn afgekeurd. Deze processen-verbaal behooren bij de aanvragen te worden overgelegd. De inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs t1) Dit model is vervallen ingevolge besl. Dir. O. E. N. 25 Mei 1906 n°. 8915 (Bijbl. no. 651S). (2) Aldus luidt artikel 17 ingevolge besl. Dir. O. E. N. 24 Maart 1899, n. 5156, 1 Mei 1903 no. 7037 (Bijbl. n°. 5857) en 25 Mei 1906 n°. 8915 (Bijbl. (3) De modellen voor het schoolbord en voor de schooltafel met bank zijn vastgesteld respectievelijk bij circ. Dir. O. E. N. 15 Januari 1907 no. 3088 en 10 October 1898 n°. 16680: afdrukken van deze circulaires met daarbij behoorende teekeningen zijn op aanvrage bij het Departement van O. en E. kosteloos te verkrijgen. . (4) Artikel 19 is vervallen ingevolge besl. Dir. O. E. N. 11 Mei ïyo/ n®. 8834. zenden deze processen-verbaal, na gemaakt gebruik aan het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid (r). Artikel 21. De indiening van den inventaris van het schoolmaterieel geschiedt tegelijkertijd met de aanvragen om leermiddelen enz. Deze inventaris verantwoordingen worden door de Inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs ten behoeve van hun archief aangehouden (2). Artikel 22. De verantwoordingen der gelden toegestaan voor aanmaak en onderhoud van meubilair worden ingediend aan het Hoofd van Gewestelijk Bestuur, met uitzondering van de residentie Batavia, alwaar zij aan het Departement van Onderwijs, Eeredienst. en Nijverheid worden gezonden (3). Na examinatie en accoordbevinding worden de verantwoordingen gedeponeerd in het archief der autoriteit aan welke zij worden ingediend. Ingeval de toegestane fondsen niet geheel zijn verbruikt, moet het onder ultimo van het jaar onbenut gebleven gedeelte in 'slands kas worden teruggestort, waarvan een stortingsbewijs door tusschenkomst van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur aan het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid moet worden aangeboden. Extract enz. O1) Deze alinea is aan artikel 20 toegevoegd bij besl. Dir. O. E. N. 11 Mei 1907 n°. 8834. (2) Deze alinea is aan artikel 21 toegevoegd bij besl. Dir. O. E. N. 14 September 1909 n. 14491 (Bijbl. n°. 7262). (3) Aldus luidt deze alinea ingevolge besl. Dir. O. E. N. 24 Maart 1899 n. 5156, 1 Mei 1903 n. 7073 (Bijbl. n». 5857) en 25 Mei 1906 n°. 8915 (Bijbl. n°. 651S). MODELLEN 0 (TJONTOH*) behoorende bij de voorschriften voor de aanvragen ten behoeve der Gouvernements Inlandsche lagere scholen in Nederlaridsch-Indië en voor de verantwoording van hetgeen verstrekt of toegestaan is. (*) De modellen (tjontoh-tjontoh) I, II en V zijn vastgesteld bij besl. Dir. O. E. N. 11 Mei 1907 n°. 8834. TJONTOH I. Soerat permintaan boekoe hitoengan, boekoe pembatjaan da sabagainja, perkakas pengadjaran dan soerat tjëtak akan di pakai di sekolah G-oeber- nemên kelas di (kerësidënan afdeeling district ) pada tahoen adjaran (cursus, leerjaar) jang akan moeial boelan tahoen 19... Banjaknja jang NAMANJA. diminta. Angka pada daftar besar. Akan dipakai di kelas atau di bagian mana. Kira-Kira sisanja pada penghabisan tahoen sekolah ini. Keterangan. Juni 19 Kepala sekolah, VOORSCHRIFTEN INL." ONDERWIJS. 5 Banjaknja moerid pada permoelaan tahoen adjaran sekarang di kelas I „ „ II „ „ UI . . IV » VI Banjaknja moerid jang di masoekkan pada tahoen adjaran jang telah laloe V* dari • • • Djoemlahnja Banjaknja goeroe Kelas atau bagian jang moeridnja moelaï menoelis memakai tinta den 19 Goedgekeurd: De Inlandsche schoolcommissie, den 19 De Administrateur van het Depot van Leermiddelen gelieve de aan ommezijde voorkomende artikelen te verstrekken. Voor den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, De . Inspecteur— het jn]_ on Naam van den leerling. te. Fo. DAGEN. | Januari ftbra- Maart.. ApriL Mei. Junl< Juli. Augus- Septem-j 0i.)obm. Novem- Decem Inlagen. Teruggaven. Inlagen. Teruggaven. Inlagen. Teruggaven. Inlagen. Teruggaven. Inlagen. Teruggaven. Inlagen. Teruggaven. Inlagen. Teruggaven. Inlagen. Teruggaven. ; Inlagen. Teruggaven. Inlagen. Teruggaven. Inlagen. Teruggaven. Inlagen. Teruggaven. Over- Ct. Ct. gebracht. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 enz. rotaal der maand. Over te brengen. Het hoofd der school, abonnementskaarten op de staatsspoorwegen voor schoolbezoek op java. Gouv. besl. 6 December 1905 n°. 34 (Bijbl «"• 6391). I Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: 1 irz—wordt gd«« al Voorkinderen en jongelieden beneden den leeftijd van 19 mentskaarten verkrijgbaar zijn be- Qde via^p pommrtimenten van bepaalde tremen \ zakeliikheid bestaat en er tot overgang m de 1 klasse geene gelegenheid is, verplicht zijn genoegen te nemen met hun VOdat"zodod?a KiSbedoelde kaarten, ais piaatsWi^dienst doende in andere handen worden bevonden dan in die ja den op' de kaart vermelden houder, op andere trajecten of ï andere treinen of rijtuigen dan op de kaart zijn verme > 3* zonder aansraak op eenige vergoeding, ingenomen en onge d g ^d^dJkaarten geen aanspraak geven op vrij vervoer van bagage, en de houders dier kaarten ook geen bagage tegen betaling mogen mede nemen; . dat de kaarten, zonder eenige aanspraak op verg^oe(liiig, in0fcj nomen en ongeldig worden verklaard, wanneer blijkt, dat de houders in het bezit zijn van andere colli dan scjoolbehoe:Cte of voedingsmiddelen voor eigen gebruik of van emballage, die voor die voedingsmiddelen op de heenreis heeft gedienc. Extract enz. ABONNEMENTSKAARTEN OP DE STAATSSPOORWEGEN VOOR SCHOOLBEZOEK OP SUMATRA. Gouv. besl. 9 Januari 1906 n°. 10 (Bijbl. n°. 6407). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met intrekking van het besluit van 1 Juli 1905 n°. 46 0) te bepalen, dat het daarbij omschreven tarief wordt gelezen als volgt: TARIEF voor maandelijksche abonnementskaarten voor het ontvangen van onderwijs langs den Sumatra Staatsspoorweg. . Voor kinderen en jongelieden beneden den leeftjid van 19 jaren, die van den Staatsspoorweg ter Sumatra's Westkust gebruik moeten maken voor het ontvangen van onderwijs (godsdienstonderwijs daaronder begrepen), zullen maandelijksche abonnementskaarten verkrijgbaar zijn voor het vervoer in de le en 2e klasse compartimenten van bepaalde treinen op een bepaald traject, ook geldig op Zon- en feestdagen, tegen prijzen respectievelijk van f 4 (vier gulden) en ƒ 1 (een gulden); met dien verstande: dat de houders der vorenbedoelde abonnementskaarten der le klasse, zoo hiertoe uit hoofde van de treinformatie noodzakelijkheid bestaat, verplicht zijn genoegen te nemen met hun vervoer in de 2e klasse; dat zoodra de hierbedoelde kaarten, als plaatsbewijs dienst doende, in andere handen worden bevonden dan in die van den op de kaart vermelden houder, op andere trajecten of in andere treinen of rijtuigen dan op de kaart zijn vermeld, zij zonder aanspraak op eenige vergoeding, ingenomen en ongeldig worden verklaard; dat de kaarten geen aanspraak geven op vrij vervoer van bagage, en de houders dier kaarten ook geen bagage tegen betaling mogen mede nemen; dat de kaarten, zonder eenige aanspraak op vergoeding, ingenomen en ongeldig worden verklaard, wanneer blijkt, dat de houders in het bezit zijn van andere colli dan schoolbehoeften of voedingsmiddelen voor eigen gebruik of van emballage, die voor die voedingsmiddelen op de heenreis heeft gediend. Extract enz. (*) Bijblad n. 6265. KOSTELOOZE TOELATING VAN DE KINDEREN VAN INL. ONDERWIJZERS TOT DE SCHOOL WAAR HUN VADER OF VERZORGER WERKZAAM IS. Miss. Dir. O. E. N. 30 December 1907 D? 24147 aan een der Inl. Sclioolcommissiën. Volgens bericht van den Adjunct-Inspecteur van bet In- I landsch onderwijs in de 4e afdeeling bevindt zich onder de leerlingen der school onder Uw toezicht een neef van den hulponderwijzer Si P. genaamd Si M., die, ingeschreven als kind van dien hulponderwijzer, de bedoelde school gratis bezoekt. Omdat Si M. niet het eis'en kind van Si P. is, acht de AdjunctInspecteur het gratis schoolbezoek in strijd met artikel 40 van het Inlandsch Schoolreglement in Staatsblad 1893 n! 128 (1), volgens welke bepaling kinderen van het onderwijzend personeel kosteloos worden toegelaten tot de school waar hun ■vader werkzaam is. Die zienswijze is niet juist. De Regeering heeft beslist (-), dat bij de toepassing van het schoolgeldtarief, vastgesteld bij ; artikel 38 van genoemd Reglement (3) en geldend voor Inlandsche scholen der le klasse, het woord „gezin" in dat ar- ! tikel in dien zin moet worden opgevat, dat personen, die zich de kinderen van anderen hebben aangetrokken, hen bij zich 1 laten inwonen en hun opvoedig geheel bekostigen, die kinderen tot hun gezin mogen rekenen. Naar analogie van die Regeeringsbeslissing behoort m. i. het : eerstaangehaalde voorschrift mede in ruimen zin te worden i opgevat en Si M. mitsdien als het eigen kind van Si P. te > worden beschouwd, indien deze zich het lot van Si M. aange- : trokken en zijne verzorging geheel op zich genomen heeft. Ik heb de eer Uwe Commissie te verzoeken te willen onderzoeken of dit laatste het geval is. Zoo ja, dan kan Si M. de t onder Uw toezicht staande school kosteloos blijven bezoeken. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst' en Nijverheid, Voor den Directeur: De Secretaris, KALSHOYEN. (1) Blz. 18. (2) Miss. Gouv. Secr. 8 Mei 1900 n. 1241, blz. 23. (3) Blz. 17. TRANSSCRIPTIE VAN DE OP DE SCHOLEN GEBRUIKTE JAVAANSCHE GESCHRIFTEN IN LATIJNSCHE KARAKTERS. Cire. Dir. O. E. N. 4 Juni 1908 n°. 9017 aan de betrokken Inl. Sehooleommissiën (Bijbl. n". 6892). In verband met liet verlangen der Regeering, dat op de Inlandsehe scholen het onderwijs der Inlandsehe talen in Latijnsche karakters veel meer op den voorgrond zal treden dan tot dusver, is door den Inspecteur van het Inlandsch onderwijs in de 2de afdeeling L. G. Bertsch en den leeraar in de Javaansche taal bij de afdeeling Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië van het Gymnasium Willem III te Batavia, D. van Hinloopen Labberton, met het oog op de wenschelijkheid om bij het transcribeeren van Javaansche geschriften in vorenbedoeld letterschrift uniformiteit te doen betrachten, voor die transcriptie een systeem ontworpen. Dit „systeem voor de transcriptie van het Javaansch met Latijnsche karakters" en de Javaansche vertaling daarvan, de laatste vervaardigd door Mas Boediardjo, tijdelijk Inlandsch hulponderwijzer van den lsten rang bij de Kweekschool voor Inlandsehe onderwijzers te Djokjakarta, zijn opgenomen in den Catalogus van het Dépot van leermiddelen (nos. 1272 en 1285). Ik heb de eer Uwe Commissie te verzoeken het onderwijzend personeel der onder Uw toezicht staande —scho\L— °P te dragen voortaan bij het onderwijs in het schrijven van het Javaansch met Latijnsche karakters uitsluitend bovenbedoeld transcriptie stelsel te volgen. Het Systeem kan op de gebruikelijke wijze tegelijk met de andere benoodigde boeken en leermiddelen door het schoolhoofd worden aangevraagd. Voor dit jaar kan daarvoor een afzonderlijke aanvraag worden ingediend. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, M. S. KOSTER VERGUNNING TOT GEBRUIKMAKING VAN INLANDSCHE SCHOOLGEBOUWEN VOOR PARTICULIERE CURSUSSEN DOOR HET HOOFD VAN GEWESTELIJK BESTUUR TE VERLEENEN. Circ. Dir. O. E. N. 4 Augustus 1909 n? 12003 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 7090). Door een der Hoofden van gewestelijk bestuur is de vraag gesteld of ik mij de bevoegdheid tot het geven van vergunning tot het gebruik van loealen van Inlandsehe scholen voor particuliere cursussen, als bedoeld in de slotalinea van de clezerzijdsche circulaire dd. 17 December 1906 n°. 22116 (Bijblad n°. 6776) (*) wenschte voor té behouden, dan wel of eene dergelijke vergunning door hem kon worden verleend. Naar aanleiding daarvan heb ik de eer UHEdG. mede te deelen, dat er mijnerzijds geen bezwaar tegen bestaat, dat meerbedoelde vergunning in het vervolg door de Hoofden van gewestelijk bestuur wordt verleend, mits zulks niet dan tot wederopzeggens geschiedt en in de beschikking de clausule wordt opgenomen, dat eventueele aan gebouw of meubilair toegebrachte schade door den houder van den cursus moet worden vergoed. Yoor het geval ter plaatse eene Inlandsehe school der lste klasse gelegenheid biedt om onderwijs in het Nederlandsch te ontvangen en de vergunning voor een cursus in dat leervak wordt gevraagd, zal bovendien de voorwaarde moeten worden gesteld, dat die cursus slechts toegankelijk zal zijn voor Inlanders en Chineezen, die ouder zijn dan 17 jaar en derhalve niet meer tot eene Inlandsehe school als vorenbedoeld kunnen worden toegelaten. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, M. S. KOSTER, GEDRAGSLIJN TE VOLGEN BIJ VOORKOMEN VAN CHOLERA IN SCHOLEN. Cir. Dir. O. E. N. 20 Juli 1910 n°. 12974 aan de Schoolcommissiën (Bijbl. n°. 7268). Het is in den laatsten tijd herhaaldelijk voorgekomen, dat (!) Hierachter opgenomen onder het hoofd „Particuliere scholen". ■een openbare lagere school door de betrokken Schoolcommissie voor eenigen tijd — soms een week — werd gesloten wegens een cholerageval, dat zich bij één der leerlingen had voorgedaan. Ik heb hierin aanleiding gevonden om over de wenschelijkheid of noodzakelijkheid van het sluiten van onderwijsinrichtingen, ingeval zich onder de leerlingen een cholerageval, hetzij al of niet met doodelijken afloop, heeft voorgedaan, het oordeel te vragen van den Chef over den geneeskundigen dienst. Naar het gevoelen van deze medische autoriteit is het sluiten van een school alleen dan urgent te achten, wanneer alle leslokalen dier school tegelijkertijd, tijdens den schooltijd door aan cholera lijdende kinderen zijn bezoedeld. In dat geval is het echter, naar de meening van genoemden deskundige, voor afdoende ontsmetting van leervertrekken, die bezoedeld zijn met braaksel of faeces van aan cholera lijdende kinderen, voldoende, dat gedurende één dag (den dag na de verontreiniging der lokalen) het schoolbezoek wordt gestaakt ten behoeve van een deugdelijke desinfectie. Worden na de desinfectie de ramen en deuren goed opengezet, zoodat alles flink kan drogen, dan is er z. i. al heel weinig gevaar voor besmetting in het lokaal zelf meer over. Voor het geval zich slechts in één der schoolvertrekken een cholerageval heeft voorgedaan, acht genoemde dienstchef algeheele sluiting der school onnoodig; er kan dan worden volstaan met de kinderen uit dat lokaal naar huis te zenden, nadat voor de ontsmetting van de leerlingen, die in de nabijheid van het zieke kind hebben gezeten, door een flinke zeep-afwassching en zoo mogelijk verwisseling van kleeren het noodige is verricht. Na de desinfectie van het lokaal, waarin zich het ziektegeval heeft voorgedaan, zal dit op de bovenaangegeven wijze flink zijn te ventileeren. Zijn kleederen van één of meer kinderen bezoedeld met uitwerpselen of braaksel van het zieke kind, dan behooren die kleederen door de zorg van het hoofd der school of van het bestuur volledig te worden ontsmet, voordat zij aan de eigenaren worden teruggegeven. Met deze zienswijze kan ik mij geheel vereenigen. Ik voeg hieraan toe, dat voor vele kinderen, vooral uit de minder ontwikkelde kringen, op wier doen en laten buitenshuis niet steeds voldoende toezicht wordt gehouden, sluiting der door hen bezochte school vergrooting van de kans op besmetting medebrengt. Op grond van een en ander en ook uit overweging, dat in tijden van epidemisch heerschen der cholera sluiting van onderwijsinrichtingen ongewenscht moet worden geacht, wijl zij voedsel geeft aan de zenuwachtige vrees voor die ziekte, verzoek ik Uwe Commissie om, bij het onverhoopt voorkomen van een cholerageval op de onder Uw toezicht staande scholen met het bovenstaande rekening te willen honden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, M. S. KOSTER. LEEREN SCHRIJVEN VAN JUISTE ADRESSEN VOOR BRIEVEN EN INVULLEN VAN P0STWISSELF0RMUL1EREN EN ADRESKAARTEN VOOR POSTPAKKETTEN. Circ. Dir. O. E. N. 29 September 1910 n°. 17745 aan de Sehoolcommissiën. Naar aanleiding van een desbetreffend verzoek van den Hoofdinspecteur, Chef van den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst heb ik de eer Uwe Commisie uit te noodigen de aandacht van aegfofdln der onder Uw toezicht staande - scholen te willen vestigen op de wenschelijkheid om, voor zoover dit niet reeds mocht geschieden, bij het onderwijs op de onder hzu"n"9e leiding staande school rekening te houden met het groot belang van het leeren schrijven van juiste adressen voor brieven en andere poststukken, zoomede van het leeren invullen van postwisselformulieren en adreskaarten voor postpakkotten Hierbij wordt aangeteekend dat de juiste vorm der adressen wordt aangegeven in het door den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst in het Nederlandsch en in het Maleisch uitgegeven „Handboekje", dat tegen den geringen prijs van 10 cent per exemplaar bij alle postkantoren verkrijgbaar is, en waarin ook overigens menige voor de practijk van het leven gewichtige mededeeling omtrent bedoelden dienst voorkomt, welke onder de aandacht der leerlingen verdient gebracht te worden. De Directeur v an Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, M. S. KOSTER. VOLKSBIBLIOTHEKEN AAN INL. SCHOLEN DER 2DE KLASSE OP JAVA EN MADOERA. Zie art. 1 van het Gouv. besl. 13 October 1910 n°. 5, eire. Dir. O. E. N. 19 Juli 1911 n' 11779, art. 4 van Gouv. besl. 17 Januari 1912 n°. 18 en art. 5 van dit laatste besluit, opgenomen onder het hoofd „Inlandsche school- en volkslectuur", hierachter. VOORSTELLEN TOT OPRICHTING VAN NIEUWE OF TOT UITBREIDING VAN REEDS BESTAANDE OPENBARE INL. SCHOLEN DER 2DE KLASSE. Circ. Dir. O. E. 26 Februari 1912 n°. 3114 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera (met uitzondering van de Residenten van Djokjakarta en Soeraharta). De behandeling van voorstellen tot oprichting van nieuwe openbare Inlandsche scholen der 2de klasse op plaatsen waar reeds een of meer dezer instellingen bestaan, of tot vergrooting van de localiteit der laatstbedoelde scholen ondervindt veelal groote vertraging doordat daarvoor geen ander motief wordt aangevoerd dan dat de aanwezige school of scholen overvuld zijn en dientengevolge vele aanvragen van adspirantleerlingen om plaatsing, wegens plaatsgebrek moeten worden afgewezen. Om de noodzakelijkheid van vermelde voorstellen te kunnen beoordeelen, moeten, in verband met alinea 12 van de circulaire van mijn ambtsvoorganger van 2 Augustus 1911 n°. 12613 (1), eerst allerlei gegevens verzameld worden, waarmede vaak veel tijd gemoeid is, terwijl die gegevens gemakkelijk te voren door de plaatselijke ambtenaren verstrekt kunnen worden, wat met het oog op de aangehaalde circulaire slechts de eenige richtige wijze van behandeling geacht kan worden. Op grond van het vorenstaande zal ik het zeer op prijs stellen — zulks ware ook ter kennis te brengen van de Inlandsche Schoolcommissiën in Uw gewest, daar ook van deze colleges dergelijke voorstellen worden ontvangen — indien voortaan bij voorstellen als bovenbedoeld steeds de volgende gegevens worden gevoegd. I. Met betrekking tot de bestaande openbare Inlandsche school of scholen der 2de klasse een opgaaf van: Blz. 25. a. het aantal leerlingen in de verschillende klassen; b. het aantal leerlingen, dat de eventueel aan die scholen verbonden middagcursussen volgt; c. het aantal leerlingen, dat bij het begin van den cursus niet kon worden toegelaten; d het aantal kinderen, vallende m de verschillende klassen van schoolgeldbetaling en liet aantal gratis-leerlingen; e. de namen der desa's, waarvan kinderen de school bezoeken en het aantal leerlingen uit elk dier desa's. II. Ten aanzien van de desa-, zendings- en al of niet gesubsidieerde particuliere scholen ter plaatse en binnen een aistand van ± 3 paal daarvan gelegen: , a. eene schetskaart, aangevende de situatie der verschillende onderwijsinrichtingen onderling; b. een opgaaf van het aantal leerlingen, dat elk dier scholen c. een opgaaf van het gemiddelde schoolgeld op die instellingen geheven. Ik heb de eer UHEG. te verzoeken, met het vorenstaande te willen doen rekening houden. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, G. A. J. HAZEU. ONDERWIJZEND PERSONEEL. BENOEMBAARHEID EN BEVORDERING. Ord. 5 Juni 1893 (Stbl. 1893 n°. 127). IX NAAM ENZ. (gewoon hoofd). Dat Hij, uitvoering willende geven aan artikel van het Koninklijk besluit van 28 September 1892 n°. 44 (Indisch Staatsblad 1893 n°. 125) 0); Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië; Heeft goedgevonden en verstaan: Vast te stellen de ondervolgende Regelen (2) betreffende de benoembaarheid en bevordering van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen der lste en 2de klasse voor lager onderwijs in Nederlandsch-Indië. Hoofdstuk I. Algemeene bepalingen. Aetikel 1. De benoeming en bevordering van het onderwijzend personeel geschieden naar het beginsel van anciënniteit, in verband met geschiktheid en bestemming voor een bepaald gewest. Artikel 2. (1) Traktementsverhoogingen worden slechts bij behoorlijke plichtsbetrachting toegekend. (2) Wegens plichtverzuim, wangedrag of later gebleken mindere geschiktheid kan terugstelling tot den naast volgenden lageren rang plaats vinden. (3) De teruggestelde geniet de minimum-bezoldiging der lagere betrekking, met zooveel van de daaraan verbonden ver- t1) Blz. 2. (2) Deze regelen zijn niet van toepassing op vreemde Oosterlingen, zie Gouv. besl. 2 Februari 1881 no. 12 (Bijbl. n». 3676) op blz. 105. hoogingen als noodig zijn om zoo dicht mogelijk bij zijne vroegere bezoldiging te komen, zonder die te overtreffen. Artikel 3. Zij, die vóór hunne benoeming aan eene school der le of 2e klasse aan eene openbare lagere Inlandsche school zijn "werkzaam geweest, blijven, indien zulk eene benoeming in hun financieel nadeel zou zijn, in het genot van het aan hunne vorige betrekking verbonden traktement en de hun reeds toegekende traktementsverhoogingen en behouden hunne aanspraken op verdere verhoogingen op den ouden voet, waarbij de sedert de toekenning der laatste verhooging verloopen tijd medetelt. Hoofdstuk II. Van het onderwijzend personeel aan de scholen der le klasse. Artikel 4. Tot hoofd van de scholen der le klasse zijn benoembaar zij, die met gunstigen uitslag het eindexamen aan eene Gouvernementskweeksehool voor Inlandsche onderwijzers of aan eene door den Gouverneur-Generaal aangewezen gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers hebben afgelegd 0). Artikel 5. (1) Benoembaar tot hulponderwijzer aan de scholen der le klasse zijn: a. de personen, bedoeld bij artikel 4; b. de thans nog in dienst zijnde onderwijzers der 4C klasse op Java en Madoera, bedoeld bij artikel 3 van Staatsblad 1878 n°. 60 (2); c. de thans nog in dienst zijnde onderwijzers der 3e klasse m de Buitenbezittingen, bedoeld bij artikel 4 van Staatsblad 1* d. zij, die bij de inwerkingtreding dezer verordening in het bezit zijn van een diploma van het examen, omschreven bij artikel 3 § I van Staatsblad 1875 n°. 107; e. zij, die door het afleggen van een examen blijken hebben (!) Aldus luidt artikel 4 ingevolge ord. 15 Juni 1911 (Stbl. 1911 n». 371). (2) Blz. 112. gegeven de bij het volgend artikel voor de kweekelingen vereischte kennis te bezitten, doch grondiger, zoomede eenige kennis van de aardrijkskunde van het gewest van inwoning en de omliggende gewesten (*); /. zij, die met gunstigen uitslag het eindexamen van eene der daartoe door den Gouverneur-Generaal aangewezen gesubsidieerde particuliere kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers hebben afgelegd (2). (2) Benoembaar tot eersten hulponderwijzer zijn uitsluitend de sub o bedoelde personen. Artikel 6. Tot kweekeling zijn benoembaar: 1°. de bij het inwerkingtreden dezer verordening in dienst zijnde kweekelingen; 2°. zij, die met voldoenden uitslag examen hebben afgelegd volgens ondervolgend programma: a. de taal, waarin onderwijs gegeven wordt op de scholen, waar zij werkzaam zullen worden gesteld, te kunnen lezen, zoowel in het eigen letterschrift als in het Latijnsche en wel zoodanig, dat het gelezene blijkt te worden begrepen en te kunnen worden verklaard; b. die taal met eene goede hand te kunnen schrijven, zoowel met eigen letterschrift dier taal als met het Latijnsche; c. voldoende kennis te bezitten om onderwijs te geven in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst met geheele getallen, zoomede met gewone en tiendeelige breuken en vaardigheid te bezitten in het schriftelijk en mondeling oplossen van vraagstukken tot toepassing dezer hoofdregels; d. waar het onderwijs niet in het Maleisch wordt gegeven, eenige kennis van die taal en haar te kunnen lezen en schrijven met Arabisch en Latijnsch letterschrift (3); 3°. .zij, die met voldoenden uitslag hebben afgelegd het examen van toelating tot een kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, behoudens, voor zooveel op de school, door de candidaten afgeloopen, het Maleisch met Arabisch en Latijnsch letterschrift niet tot de leervakken behoort, het met gunstig gevolg afleggen van een aanvul- f1) Aldus luidt punt e ingevolge § I van ord. 23 Mei 1908 (Slbl. 1908 no. 382). (2) Punt f is aan artikel 5 toegevoegd bij § I van ord. 10 September 1907 (Stbl. 1907 no. 392). (3) Punt d is aan artikel 6 toegevoegd bij § II van ord. 23 Mei 1903 (Stbl. 1908 no. 382). lingsexamen in dis taal, overeenkomstig de eischen, hier- voren sub 2° d aangegeven f). Artikel 7. (1) De examens, bedoeld bij de artikelen 5, alinea 1, sub e en 6, worden afgenomen door den inspecteerenden ambtenaar ten overstaan der plaatselijke Inlandsche schoolcommissie ("). (2) Waar dit niet kan geschieden, wordt op voorstel van den inspecteerenden ambtenaar door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid bepaald, waar en door wien het examen zal worden afgenomen. (3) Yan het resultaat dezer examens wordt door clen examinator een omstandig rapport (3) ingediend aan den Directeur, die den uitslag in de Javasche Courant publiceert en aan de'voor het examen geslaagden eene akte van bekwaamheid uitreikt. ,. , (4) Candidaten, die tot het afleggen van examen verplicht zijn naar eene andere plaats te reizen, bekomen, ingeval zij slagen, vergoeding voor gemaakte reiskosten, overeenkomstig d^Bepalingen nopens het vervoer van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen m N ederlandschIndië, vastgesteld bij het Ten tweede sub B m Staatsblad lb/o n°. 1 (4). Artikel 8. Kweekelingen, die het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd, kunnen, bij gebrek aan vacatures, als hulponderwijzers boven de formatie worden geplaatst, J13 voorkeur aan de scholen der lvtc klasse ( ). Hoofdstuk III. Van het onderwijzend personeel aan de scholen der 2e klasse. Artikel 9. Tot hoofd van de scholen der 2e klasse zijn benoembaar: a. de personen, bedoeld in artikel 4; (1) Sub 3° is aan artikel 6 toegevoegd bij § II van ord. 23 Mei 1908 fStbl 1908 n 382). Aan de overeenkomstig den eisch sub 3° benoembai. kweekelingen wordt een verklaring uitgereikt als bedoeld m de circ. van den Dir. O. E. N. 10 November 1909 n°. 18062 (Bijbl. n°. 1142), blz. 1 . (2) Aldus luidt deze alinea ingevolge § II van ord. 10 September rS(sV' BiTdiTrapport moet een staat worden overgelegd overeenkomstig het model op blz. 96. (5) Aldus^luidt dit artikel ingevolge ord. 30 December 1897 (Stbl. 189? n°. 302). b. cle onderwijzers, bedoeld in artikel 3 der Bepalingen tot regeling van de klassen en bezoldigingen van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij artikel 2, La. A, van het besluit van 1 Januari 1875 n°. 22 (Staatsblad n°. 1); c. de personen, bedoeld in artikel 5, alinea 1, sub d, e en f (*); d. de thans nog in dienst zijnde onderwijzers der 4e klasse op Java, bedoeld bij artikel 3 der Bepalingen tot regeling van de klassen en bezoldigingen van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen op Java en Madoera, vastgesteld bij artikel 1, La. A, van het besluit van 6 Februari 1878 n°. 5 (Staatsblad n°. 60) (2); e. de thans nog in dienst zijnde onderwijzers der 2e klasse in de Buitenbezittingen, bedoeld bij artikel 4 der Bepalingen in Staatsblad 1875 n°. 1, hierboven sub b vermeld. Artikel 10. Benoembaar tot hulponderwijzer aan de scholen der 2e klasse zijn de personen, genoemd in het voorafgaande artikel. Artikel 11. Tot kweekelingen zijn benoembaar de personen, aangewezen bij artikel 6. En opdat enz. (gewoon slot). I1) Aldus luidt punt c ingevolge ord. 10 September 1907 (Stbl. 1907 no. 392). (2) Blz. 112. STAAT 0) aantoonende de cijfers toegekend aan de geslaag- t i J U hulponderwijzer f_ den op liet examen voor Inlanclsch kweekeimg genomen te °P Rangnummer naar aantal punten. Naam. Godsdienst. Ouderdom. Van waar afkomstig (2). Betrekking. Landstaal. Maleische taal. Rekenen. Schoonschrijven. Totaal. — 1 I N.B. Bij gelijk aantal punten 1891' worden de candidaten tw inspecteur— ]iet In- Sabetisch in kolom 1 D* herwijs in de opgenomen. afdeeling. i Maatregelen om kweekelingen, die de kweekscholen tusschentijds verlaten, voor het onderwijs te behouden. I Circ. Dir. O. E. N. 6 Juli 1894 n°. 6405 aan de Inspecteurs van het Inlandsch onderwijs. * Herhaaldelijk worden er een aantal kweekelingen van de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers ontslagen, zonder 3 dat zij het examen van onderwijzer hebben afgelegd. Velen van hen gaan voor altijd voor het onderwijs verloren, i en de voor hen gedane uitgaven komen niet ten goede van den tak van dienst, waarvoor zij bestemd waren. Toch zouden deze personen, hetzij als hulponderwijzer, hetzij als kweekeling nog goede diensten in de school kunnen *] verrichten, daar zij door hun verblijf aan eene kweekschool j veel voor zullen hebben, boven het hulppersoneel, dat zulk II eene inrichting niet bezocht. Ten einde zooveel mogelijk bedoelde personen voor het | onderwijs te behouden, heb ik de eer UEdGrestr. te verzoeken, | hen, in overleg met den Hoofdonderwijzer van de tot Uw | ressort behoorende kweekschool onmiddellijk na hun ontslag in de gelegenheid te stellen tot het afleggen van het examen | van hulponderwijzer of kweekeling, bedoeld bij Staatsblad | 1893 n°. 127 art. 5 al. 1 sub e en art. 6 sub 2° (1). Ik teeken j hierbij echter aan, dat zij, die in het eerstbedoelde examen geslaagd zijn, niet voor eene benoeming tot hulponderwijzer ij mogen worden voorgedragen, alvorens hunne collega's, die gelijktijdig met hen op de kweekschool zijn toegelaten, het i examen voor onderwijzer hebben afgelegd (2). De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, VAN DER KEMP. (!) Blz. 92. De bedoelde ontslagen leerlingen zijn thans, zonder aflegging van het kweekelingsexamen, doch slechts v. z. n. na aflegging van het aanvullingsexamen, bedoeld in § II van Stbl. 1908 n. 382, benoembaar tot kweekeling bij het openbaar Inlandsch onderwijs (zie circ. Dir. O. E. N. 10 November 1909 n°. 18062 in Bijbl. n°. 7142, blz. 102). (2) Met dit beginsel is gebroken, zie circ. Dir. O. E. N. 1 December 1908 n». 17769, blz. 101. 'VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 7 Algemeene regelen voor toelating tot de examens voor kweekeling en hulponderwijzer en voor benoeming tot die rangen. Circ. Dir. O. E. N. 7 Juni 1895 n°. 4874 aan de inspectee- i rende ambtenaren van het Inl. onderwijs. Algemeen is de klacht vernomen, dat candidaten voor de examens van Inlandsch kweekeling en hulponderwijzer voor het meerendeel zich nagenoeg geheel °^v°7nb®^;^dfoatrX komen onderwerpen. Eene beperking der toelatmg tot dm examens is daarom wenschelijk voorgekomen. De candidaten, SSi examen het diploma verkregen hebben missen »woonli?knog ervaring en practische kennis voor de (nnctiën waartoe zij benoemd kunnen worden, wat bij velen van li en reeds tot teleurstelling heeft aanleiding gegeven, b noemfng tot de rangen van Inlandsch kweekeling en hu^onderwijzer vereischt dus m het belang van het onderwijs ZCNaLbSeidfng van het bovenstaande en na overweging van de over deze aangelegenheid ontvangen adviezen de Inspecteerende ambtenaren van het lrilandsch ondei^ ik de eer de volgende aanwijzingen onder Lwe aandacht te brengen, met nitnoodiging daarnaar in het vervolg te willen '1; Tot^de examens voor kweekeling behooren in den regel slechts te worden toegelaten zij, die gedurende minstens ee jaar als onbezoldigd kweekeling aan eene Inlandsche scnooi oi ais unueiw.j^ ^ , r\nr>+i/mllDrO anVinnl 7,iin werkzaam geweest. Candidaten, c iei| Ba voldoend afgelegd examen het diploma verkregen hebben kunnen bij eventueele vacatures voor eene benoeming woic voorgedragen. v,0v,r>r>rpn in den retrell De examens van auipuuucx — -- - » slechts te worden afgenomen aanl hen, die reeds.het o n J van kweekelms; verKregen iieuueu cu - o • onnn^oro lncprf» of narticulierei minstens z jaren aan . ... , ,m TniandsnViP sphool znn werkzaam geweest. Zij, die bij neiii examen slagen, worden ook niet tot den rang van hulpondei„ 6 U-- t,„+ Tnlnnrlsph nnrlprwna wnzer ot onderwijzer uij uet «Fuuoai — — . benoemd, dan nadat zij gedurende een minstens tweejarige n • ï ï i 1 1 t"/~vltn rv aan PPTlP OHPT11 )J1X( werkzaamneia ais uezuiuigu ^ y. ,, & _orl t i 1 1 _1 1 U rt+nn TTAAT" f~\ 4~ T1Q lipf £ï riPO^P^Pll vat lagere lnianascne scnuoi — utazaj vwx v,x ^ « examen hunne geschiktheid voor bevordering bewezen hebben | Deze voorwaarde van benoeming kan tevens al dadelijk worit, den toegepast op de eventueel thans reeds beschikbare persoj* nen met diploma van hulponderwijzer, die hunne benoeming tot dien rang afwachten ('). Bij de toelating tot de bovenbedoelde examens zal verder zooveel mogelijk ook gelet moeten worden op leeftijd en lichaamsgestel der candidaten; te jeugdige, bejaarde, ziekelijke of gebrekkige personen moeten zoo noodig worden geweerd. Eindelijk kan ook de gelegenheid tot het afleggen van examen tijdelijk worden beperkt of gestaakt, indien in eenig ressort of gewest nog velen op plaatsing wachtende kweekelingen of hulponderwijzers zich bevinden (2). Het bovenstaande wensch ik slechts als algemeene regels te zien betracht, waarbij de inspecteerende ambtenaren vrijheid behouden om daarvan onder bepaalde omstandigheden en in werkelijk urgente gevallen af te wijken. Bepaaldelijk zal het noodig wezen om voor sommige gewesten en streken, waai*voor de openbare scholen moeilijk hulppersoneel te verkrijgen is, de hiervoren gestelde eischen van voorbereiding gedurende een minimum-termijn te doen vervallen en candidaten zoo mogelijk reeds dadelijk tot de examens toe te laten. Ik meen ten overvloede nog onder Uwe aandacht te moeten brengen, dat de boven gegeven voorschriften geen aanleiding mogen geven om zonder beperking onbezoldigde kweekelingen en adspirant-onderwijzers tot het onderwijs aan de openbare Inlandsche scholen toe te laten, zullende tegen overdrijving te dien opzichte ook van Uwe zijde moeten worden gewaakt. Ten aanzien van het afnemen van examens aan- en de benoeming van kweekelingen, die van de kweekscholen ontslagen zijn, blijft de dezerzijdsche missive van 6 Juli 1894 ne. 6405 (3) van kracht, waaraan ter verduidelijking nog wordt toegevoegd, dat de geslaagde candidaten wel niet dadelijk tot hulponderwijzer zullen worden benoemd, maar in afwachting toch als bezoldigd kweekeling kunnen invallen. De wde Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, O. VAN DER WIJCK. (1) Candidaat-hulponderwijzers moeten voortaan dadelijk met de waarneming der betrekking van hulponderwijzer worden belast om na gebleken geschiktheid (proeltijd minstens 1 jaar) tot dien rang te worden benoemd (Circ. Dir. O. E. N. 1 December 1908 n. 17769 aan de insp. ambtenaren van het Inl. onderwijs, blz. 101). (2) Met het in deze alinea bedoelde beginsel is gebroken, zie circ. Dir. O. E. N. 10 December 1906 n. 21638, blz. 100. (3) Blz. 97. Intrekking van de beperking der toelating van candidaten tot de examens voor kweekeling en hulponderwijzer. Circ. Dir. O. E. N. 10 December 1906 n« 21638 aan de Inspecteerende ambtenaren van het Jnlandsch oudere ijs. In de 6e alinea der dezerzijdsche circulaire van 7 Juni 1895 Ti'1 4874 (*) werd aan de inspecteerende ambtenaren bij liet Inlandsch onderwijs te kennen gegeven, dat de gelegenheid tot het afleggen van examens voor Inlandsch hulponderwijzer en kweekeling tijdelijk zou kunnen beperkt of gestaakt worden, indien in eenig ressort of gewest zich vele nog op plaatsing bij het openbaar Inlandsch onderwijs wachtende hulponderwijzers of kweekelingen bevonden. Met dit beginsel moet worden gebroken, o. a. met het oog op de omstandigheid, dat bij het subsidieeren van particuliere Inlandsche scholen op den voet der Regelen in Staatsblad 1906 11- 241 (2) (thans enkel geldig voor scholen op Java en Madoera, maar die later ook van kracht zullen worden verklaard voor scholen in de Buitenbezittingen) voor de aanwezigheid van gediplomeerd personeel premie's worden toegekend, zoodat de gelegenheid om een diploma van kweekeling of hulponderwijzer te behalen zonder beperking moet openstaan. Ik heb mitsdien de eer U.W.E.G. te verzoeken de gelegenheid tot het afleggen van bedoelde examens voortaan zoo ruim mogelijk open te stellen, met inachtneming overigens van de in de aangehaalde dezerzijdsche circulaire opgenomen voorwaarden voor toelating tot de examens ter verkrijging van de voormelde diploma's. Het zal echter noodig zijn, dat aan de candidaten, die aan een der examens hebben voldaan, worde medegedeeld, dat de uitreiking van het diploma geenerlei toezegging inhoudt op plaatsing bij het openbaar Inlandsch onderwijs. Ik verzoek UEd.G. hiermede nauwkeurig rekening te willen houden. De wde Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, POTT. (2) Hierachter opgenomen onder het hoofd Particuliere Inlandsche scholen". (i) Blz. 98. > Candidaat-huiponderwijzers niet meer als kweekeling te plaatsen, maar dadelijk te belasten met de betrekking van hulponderwijzer. Circ. Dir. O. E. N. 1 December 1908 n°. 17769 aan de inspec- ' -f rl r* oml ifonovnn tto ri li Tril An rl drrttl n ö j lcvx ciiuc uniuicuaicii v aii j.jui« viiuvi vy ijo. Ingevolge de vierde alinea der dezerzijdsche circulaire van 1 7 Juni 1895 n°. 4874 (1) worden zij die in het examen voor j Inlandsch hulponderwijzer slagen niet bij het openbaar InJ landsch onderwijs tot dien rang benoemd, dan nadat zij geduJ rende een minstens tweejarige werkzaamheid als bezoldigd j kweekeling aan een openbare lagere Inlandsche school — het1 zii vóór of na het afleggen van bedoeld examen — hunne se- 1 sc-hiktheid voor bevordering bewezen hebben. (Jm verschillende redenen is liet gewenscht voorgekomen j vorengenoemden regel te verlaten en ten opzichte van de onI derwerpelijke materie de volgende gedragslijn aan te nemen. Voortaan zullen nog niet in Gouvernementsdienst zijnde candidaat-huiponderwijzers niet meer als kweekeling bij het I openbaar Inlandsch onderwijs worden werkzaam gesteld, maar reeds dadelijk met de waarneming der betrekking van hulponderwijzer worden belast om na gebleken geschiktheid | voor hun taak definitief tot dien rang te worden benoemd, i Een nroeftiid van ééu iaar dient daarbii als minimum te worden aangenomen. Bij de door U in te dienen mutatievoorstellen zal met het ; bovenstaande rekening moeten worden gehouden. Verder zullen alle reeds in dienst zijnde kweekelingen bij net openbaar inlandsen onderwijs, voor zoover zij m het bezit zijn van het hulponderwijzersdiploma, dadelijk tot den hoo- j geren rang moeten worden benoemd, hetzij definitief (indien nuii geschiktheid voor bevordering reeds afdoende is gebleken) hetzij voorloopig tijdelijk (voor het geval die geschiktheid nog niet is geconstateerd). Ik verwacht in verband hiermede van U spoedig een gemotiveerd voorstel betreffende de bevordering van alle in Uw ressort werkzame kweekelingen van het openbaar Inlandsch onderwijs. Ten slotte merk ik op dat alle reeds bij het openbaar onderwijs in functie zijnde Inlandsche kweekelingen bij eventueel slagen in het hulponderwijzersexamen onmiddellijk voor een definitieve of tijdelijke (afhankelijk te stellen van hun al of niet gebleken geschiktheid) benoeming tot hulponderwijzer zullen moeten worden voorgedragen, wordende v. z. n. er (!) BI z. 98. Uwe aandacht op gevestigd dat geen wijziging wordt gebracht in het beginsel dat evenbedoeld examen m den resel slechts behoort te worden afgenomen aan personen die reeds het diploma van kweekeling verkregen hebben en daarna no gedurende 2 jaar aan een openbare lagere of particuliere Inlandsche school zijn werkzaam geweest. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, M. S. KOSTER. Uitreiking van een bewijs van benoembaarheid tot kweekeling bi] het openbaar Inl. onderwijs aan niet geplaatste geslaagden in het toelatingsexamen tot een kweekschool. C\ro Dir O E N. 10 November 1909 n°. 18062 aan eenige inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwas (Bijbl n°. 7142). Vin enkele inspecteerende ambtenaren bij het Inlandsch onderwies is bij mij een voorstel ontvangen om aan jongeHeden^die geslaagd waren in het toelatingsexamen, van een kweekschool voor Inlandsche onderwijzers en aan. wie V z. n het aanvullingsexamen was afgenomen, bedoeld m § IIvan Staatsblad 1908 n°. 382 0), het diploma van kweekeling uit U Aanmat voorstel kon echter geen gevolg worden gegeveti, aangezien de bij artikel 7, alinea 3, der Regelen m Staatsblad 1S93 n°. 127 (2) o. m. bedoelde akte van bekwaamheid als kweekelin°' bij het openbaar Inlandsch onderwijs door den (.het van dit Departement wordt uitgereikt alleen aan ken, die met voldoenden uitslag examen hebben afgeiegd volgens het pre o-ramma omschreven sub 2de van artikel 6 dier Regelen. g A? ko'nTvenwel aan het voorstel van bedoelde inspecteerende ambtenaren geen gevolg worden gegevenU-chachtk het noodig, dat aan knapen als door hen bedoeld worde ter hand gesteld, dat zij benoembaar zijn tot kweekeling bij eene openbare Inlandsche school voor lager onderwns. (1) Zie noot 1 op blz. 94. (2) Blz. 94. Als zoodanig zal moeten dienen eene naar bijgaand model ( ) ingerichte op zegel gesteld, door den in artikel 9 van het reglement in Staatsblad 1894 n°. 100 (2) bedoelden inspecteerenden ambtenaar afgegeven verklaring, dat zij in het admissieexamen voor een kweekschool zijn geslaagd^ op welke verklaring verder zal zijn aan te teekenen, dat zij het aanvullingsexamen, bedoeld in § II van Staatsblad 1908 n°. 382 ( ), niet behoeven af te leggen, dan wel dat zij dat examen met goed gevolg hebben afgelegd. Die gezegelde verklaringen, ingericht als aangegeven, zullen vervolgens aan dit Departement zijn toe te zenden, om te worden geviseerd en ingeschreven, waarna zij aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar zullen worden toegezonden, om ze aan belanghebbende te doen toekomen. Ik teeken hierbij aan dat, voor het geval zich m 1 w ressort jongelieden bevinden als onderwerpelijk bedoeld, te hunnen aanzien al dadelijk op de voorschreven wijze te werk zal kunnen worden gegaan. C. q. verzoek ik U zoo spoedig mogelijk het noodige te willen verrichten. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, M. S. KOSTER. (!) Afgedrukt op blz. 104. (2) Met „artikel 9 van het Reglement in Staatsblad 1894 n°. 100' blz. 209, thans ook te lezen „artikel 10 van het Reglement in Staatsblad 1912 li». 181", blz. 201. (3) Zie noot 1 op blz. 94. T VERKLARING (*). De Adjunct-i'nspecteur van het Inlandsch onderwijs in de af deeling verklaart dat (1)> geboren te (2), oud jaar, is geslaagd' in het op 19.. te afgenomen toelatingsexamen voor de eerste klasse der kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te , onder aanteekening dat vd. het aanvullingsexamen, bedoeld in § II van Staatsblad 1908 „n oqo behoefde af te leggen j , -i •• -» • met gunstigen uitslag heeft afgelegd ^ ^ ^ j benoembaar is tot kweekeling aan eene openbare lagere Inlandsche school.. , den 19.... -pv Inspecteur, Adjunct-Inspecteur, Gezien: De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Voor den Directeur, De Secretaris, (*) Aldus gewijzigd bij miss. Dir. O. E. N. 15 December 1909 n. 20296; gericht tot een der inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. (1) Naam van den geslaagde. (2) Nauwkeurige aanwijzing der geboorteplaats (district, aldeeling,. residentie). Niet-benoembaarheid van vreemde Oosterlingen. Gouv. besl. 2 Februari 1881 n°. 12 (Bijbl. n°. 3676). Gelezen de missive van den Directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid van 6 December 1880 n°. 15743, daarbij, naar aanleiding van een aan hem gerigt verzoek van den Cristen-Chinees T., strekkende om te worden benoemd tot onderwijzer aan een gouvernements inlandsche school, de beslissing der Regering inroepende nopens de vraag, of Chinezen voor een betrekking bij het inlandsch onderwijs benoembaar zijn; Gelet op de missive van den lsten Gouvernements-Secretaris van heden n°. 246a; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Aan den Directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid te kennen te geven, dat de Regering het niet wensclielijk acht, om ten dienste van het openbaar inlandsch onderwijs gebruik te maken van Chinezen of andere vreemde oosterlingen, welkegodsdienst zij ook belijden. Afschrift enz. INKOMSTEN VOOR HET ONDERWIJZEND PERSONEEL. Bezoldiging voor het Ini. onderwijzend personeel. 1. Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 40 (Stbl. 1913 n°. 270). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling, voor zoover nog noodig, vain artikel 2, La. A, van het besluit van 1 Januari 1S75 n: 22 (Staatsblad n! 1), de besluiten van 20 Juni 1876 H" 27 (Staatsblad n- 155) en 6 Februari 1878 IÜ 5 (Staatsblad n? 60), artikel 1, § IX, van het besluit van 12 December 1884 n! 7/c (Staatsblad n! 221), artikel 4 van het besluit van 5 Juni 1S93 1H 23 (Staatsblad n: 128), en de besluiten van 30 December 1897 li: 05 (Staatsblad n? 303), 17 Januari 1902 D« 3 (Staatsblad ff 53), 31 Januari 1907 II! 26 (Staatsblad n? 86) en 6 Februari 1908 li5 2 (Staatsblad lü 118); Vast te stellen de volgende Bepalingen tot regeling van de rangen en bezoldiging van het Inlandsch onderwijzend personeel bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs in Nederlandsch-Indië. Artikel 1. Het Inlandsch onderwijzend personeel bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs in Nederlondsch-Indië wordt verdeeld in: I. hoofdonderwijzers. Zij zijn geplaatst aan het hoofd van de scholen der lste klasse en van de leerscholen, verbonden aan de Kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers en genieten een bezoldiging van f 90 (negentig gulden) 's maands (l); II. onderwijzers. Zij zijn geplaatst aan het hoofd van de scholen der 2de klasse en genieten een bezoldiging van: a. f 50 (vijftig gulden) 's maands, indien zij het eindexamen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd; (!) Aldus luidt § I ingevolge Gouv. besl. 26 Juli 1913 n°. 29 (Stbl. 1913 no. 483). b. f 40 (veertig gulden) 'smaands, indien zij dat examen niet hebben afgelegd; III. eerste hulponderwijzers aan de scholen der lste klasse. Zij genieten een bezoldiging van f 40 (veertig gulden) 's maands; IY. hulponderwijzers. Zij genieten een bezoldiging van a. f 35 (vijf en dertig gulden) 's maands, indien zij het eindexamen eener Grouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd; b. f 25 (vijf en twintig gulden) 's maands, indien zij dat examen niet hebben afgelegd (*); Y. kweekelingen. Zij genieten een bezoldiging van f 15(vijftien gulden) 'smaands. Abtikel 2. (1) De in het vorige artikel onder I, II sub a, III en IV sub cl, genoemde onderwijskrachten genieten zes traktementsverhoogingen, elke van f 10 (tien gulden) 's maands, die genoemd onder II sub b en IV sub b zes traktementsverhoogingen, elke van f 5 (vijf gulden) 'smaands, en die genoemd onder V twee traktementsverhoogingen, elke van f 2.50 (twee gulden vijftig cent) 'smaands (2). (2) Aanspraak op de in de voorgaande alinea vermelde verhoogingen wordt verkregen telkens na ommekomst, voor de in artikel 1 onder I, II, III en IY genoemde onderwijskrachten van drie en voor de aldaar onder Y genoemde onderwijskrachten van twee volle dienstjaren (2). (3) Voor de berekening van deze dienstjaren komen in aanmerking de maanden gedurende welke ten minste de helft van het aan den rang verbonden traktement is genoten, voor zoover niet nadrukkelijk is bepaald dat zij niet voor verhooging medetellen. Artikel 3. De in artikel 1 onder II sub a genoemde onderwijzers en de in dat artikel onder III en IV genoemde eerste hulponderwijzers en hulponderwijzers, tot een hoogeren rang bevorderd wordende, blijven in het genot van de reeds verkregen traktementsverboogingen en de tijd, verstreken na den datum van ingang der laatst toegekende verhooging, komt in rekening (!) Aldus luidt punt b ingevolge art. 1, § I, van Gouv. besl. 20 Januari 1914 n°. 81 (Stbl. 1914 n°. 56). (2) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 1, § II, van Gouv. besl. 20 Januari 1914 n°. 81 (Stbl. 1914 n. 56). bij de toekenning der verdere verhoogïngen in den nieuwen rang, echter met dien verstande dat nimmer meer dan het voor den nieuwen rang vastgesteld aantal verhoogingen wordt genoten. Artikel 3 bis (1). "Wanneer leerkrachten voor overplaatsing in aanmerking komen, maar overplaatsing in denzelfden rang niet mogelijk is en zij daarom door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst uit hun betrekking ontslagen en met de waarneming «ener lagere betrekking belast worden, genieten zij de minimum-bezoldiging dier lagere betrekking, met zooveel van de daaraan verbonden verhoogingen als noodig zijn, om zoo dicht mogelijk bij hun vorige bezoldiging te komen, zonder die te overtreffen. Artikel 4. Hulponderwijzers boven de formatie, als bedoeld in artikel S der Regelen, vastgesteld bij de ordonnantie van 5 Juni 1893 (Staatsblad n5 127), zooals dat artikel luidt ingevolge de ordonnantie van 30 December 1897 (Staatsblad n! 302), worden bezoldigd op denzelfden voet als de hulponderwijzers, genoemd in artikel 1 onder IV sub a dezer Bepalingen. Artikel 5. Zij, die in het bezit zijn van een bewijs van met gunstigen uitslag afgelegd eindesamen eener gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, door den Gouverneur-Generaal aangewezen als eene inrichting, waarvan dat bewijs den bezitter benoembaar maakt tot hoofd van de scholen der lste klasse, worden, bij benoeming tot den rang van hulponderwijzer of onderwijzer bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs, bezoldigd op denzelfden voet als is vastgesteld voor hen die het eindexamen eener Gouvernementskweeksehool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd. Overgangsbepaling. Artikel 6. Met uitzondering van de hoofdonderwijzers en de onderwij- t1) Dit artikel is ingelascht ingevolge art. 1 van Gouv. besl. 16 Maart 1914 no. 56 (Stbl. 19U n. 273). zers, bezoldigd op den voet van artikel 2 der bepalingen vastgesteld bij artikel 1, La. A, van het besluit van 6 Februari 1878 n" 5 (Staatsblad n? 60) 0), voor wie die bepalingen van kracht blijven, zijn de bepalingen m de vorige artikelen mede \an toepassing op de reeds in dienst zijnde hoofdondermjzers, onderwijzers, eerste hulponderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen, in dier voege, dat aan hen, van den dag van hare inwerkingtreding af, de inkomsten worden toegeken., waarop zij op dat tijdstip aanspraak zouden hebben, indien deze bepalingen reeds gegolden hadden bij hun indiensttreding. Ten tweede: Te bepalen dat de bij artikel 1 van dit besluit vastgestelde Bepalingen voor geheel me uitzondering van de in het volgend artikel genoei - , worden geacht op 1 Januari 1913 m werking te zijn getreden (2). Ten derde: enz. Afschrift enz. 2. Gouv. besl. 20 Januari 1914 n°. 81 (Bijbl. 1914 n°. 06). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk • De Bepalingen tot regeling van de rangen en bezoldigin0- van het Inlandsch onderwijzend personeel bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs m vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 1 Maart; 1JW 4 (Staatsblad n° 270) (3) en gewijzigd bij § I van het van 26 Juli 1913 ff 29 (Staatsblad n- 483), enz. 7V}) fweede: Te bepalen, dat aan de niet in het eindexamen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche zers geslaagde Inlandsche onderwijzers en hulponderwijzer , die of 1 Januari 1914 reeds bij het openbaar Inlandsch lager (1) zie Gouv. besl. 7 Juli 1914 n«. 20 (Stbl. 1914 n». 455) blz. 111. (3) Blz. 107. onderwijs in dienst waren, gerekend van dien datum, de inkomsten worden toegekend, waarop zij op dat tijdstip aanspraak zouden hebben, indien de in artikel 1 van dit besluit genoemde Bepalingen, zooals die daarbij nader zijn gewijzigd, reeds gegolden hadden bij hun indiensttreding. Afschrift enz. 3. Gouv. besl. 7 Juli 1914 n°. 20 (Stbl, 1914 n°. 455). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Met wijziging in zooverre van artikel 2 (l) en met intrekking van artikel 3 van het besluit van 1 Maart 1913 m 40 (Staatsblad 11? 270), te bepalen dat de bij artikel 1 (2) van dat besluit vastgestelde „Bepalingen tot regeling van de rangen en bezoldiging van het Inlandsch personeel bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs in Nederlandsch-Indie' zooals die sedert zijn gewijzigd en aangevuld bij § 1 van het besluit van 26 Juli 1913 n! 29 (Staatsblad II5 483), bij artikel 1 van dat van 20 Januari 1914 n? 81 (Staatsblad ïï! 56) (3) en bij het besluit van 16 Maart 1914 n! 56 (Staatsblad n5 273), voor de af deeling Menado der residentie van dien naam en voor de residentiën Amboina en Timor en Onderhoorigheden worden geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1913, met dien verstande, dat voor de niet in het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers geslaagde Inlandsche onderwijzers en hulponderwijzers, de genoemde bepalingen, zooals zij luidden ingevolge de eerstvermelde beschikking, geacht worden te zijn in werking getreden op 1 Januari 1913 en zooals zij thans luiden, op 1 Januari 1914. Afschrift enz. (1) Blz. 110. (2) Blz. 107. (3) Blz. 110. r Bezoldiging van hoofdonderwijzers en onderwijzers op Java en Madoera, die in dienst waren vóór de inwerkingtreding van de ordonnantie van 5 Juni 1893 (Stbl. 1893 n°. 127) (J). Gouv. besl. 6 Februari 1878 n°. 5 (Stbl. 1876 n°. 60) (-). Gelezen enz.; De Eaad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens magtiging des Konings: A. Met intrekking van alle daarmede strijdige regelingen, vast te stellen de volgende bepalingen tot regeling van de klassen en bezoldigingen van het onderwijzend personeel aan de ■openbare Inlandsche scholen op Java en Madura. Artikel 1. De onderwijzers aan de openbare Inlandsche scholen op Java en Madura worden verdeeld in vier klassen -en bijgestaan door hulponderwij-zers en kweekelingen. Artikel 2. Kweekelingen aan eene gouvernements-kweekschool opgeleid, die, in verband met art. 2 van het Koninklijk besluit van 3 Mei 1871 n°. 17 (Indisch Staatsblad n°. 104), gewijzigd bij het Koninklijk besluit van 22 Januarij 1876 n°. 16 (Indisch Staatsblad n°. 108) tot onderwijzer kunnen worden aangesteld, worden aanvankelijk benoemd tot onderwijzer der derde klasse. Zij genieten als zoodanig eene bezoldiging van f 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands, welk traktement, bij behoorlijke pligtsbetrachtig, om de drie jaren wordt verhoogd met f 15 (vijftien gulden) 's maands tot dat een maximum van f 150 (een honderd vijftig gulden) 's maands zal zijn bereikt. _ Gelijktijdig met de toekenning van de tweede driejaarlijksche verhooging, worden zij bevorderd tot onderwijzer der tweede klasse, en, met de toekenning der vierde verhooging tot onderwijzer der eerste klasse. Na toekenning van het maximum traktement van f 150 (een honderd vijftig gulden) 's maands kan de onderwijzer der eerste klasse, indien hij zich die onderscheiding waardig heeft gemaakt, den rang verkrijgen van hoofdonderwijzer. Artikel 3. In de vierde klasse worden gerangschikt de onderwijzers, die, niet aan eene kweekschool opgeleid, bij het (1) Vergl. art. 3 van de Regelen in die ordonnantie, blz. 92 en art. 6 van de Bepalingen, vastgesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 1 Maart 1913 r,o. 40 (Stbl. 1913 no. 270), blz. 109. (2) Dit Gouv. besl. is buiten werking gesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 40 (Stbl. 1913 no. 270), blz. 107. in werking treden dezer bepalingen tot de tweede klasse behooren, zoomede de hulponderwijzers, en andere personen, die, na met goedgevolg te hebben afgelegd het examen, voorgeschreven bij art. 3 § II van Staatsblad 1875 n°. 107, tot onderwijzer aan het hoofd eener school worden benoemd. Zij genieten eene maandelijksche bezoldiging van f 35 (vijf •en dertig gulden), met toekenning, bij behoorlijke pligtsbetrachting, van twee vijfjaarlijksche verhoogingen van f 5 (vijf gulden) 's maands. Artikel 4. Een onderwijzer der vierde klasse, die zich door bijzondere geschiktheid, ijver en goedgedrag onderscheidt, kan op voordragt van den betrokken inspekterenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs, tot onderwijzer der derde klasse worden bevorderd, onder genot van de aan deze betrekking verbonden bezoldiging van f 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands, doch zonder regt op verhoogingen. Artikel 5. De bij het in werking treden dezer bepalingen in dienst zijnde hulponderwijzers, of de personen, die, na met goed gevolg te hebben afgelegd het examen voorgeschreven bij art. 3 § 1 van Staatsblad 1875 n°. 107, tot hulponderwijzer worden benoemd, genieten eene maandelijksche bezoldiging van f 20 (twintig gulden), met toekenning, bij behoorlijke pligtsbetrachting, van twee vijfjaarlijksche verhoogingen van f 5 (vijf gulden)- 's maands. Artikel 6. Indien een hulponderwijzer tijdelijk wordt geplaatst aan het hoofd eener school, geniet hij als zoodanig het maximum van het aan zijnen rang verbonden traktement. Artikel 7. Kweekelingen genieten eene maandelijksche bezoldiging van f 12 (twaalf gulden), na eene driejarige ijverige pligtsbetrachting te verhoogen tot f 15 (vijftien gulden) 's maands. Artikel 8. Een onderwijzer, in welke klasse ook gerangschikt, kan wegens pligtsverzuim, wangedrag of later gebleken mindere geschiktheid, tijdelijk of definitief tot eene lagere klasse van bezoldiging worden terug gesteld: de hoofdonderwijzers op een inkomen van f 135 's maands; de onderwijzers der eerste klasse op een inkomen van f 105 's maands; de onderwijzers der tweede klasse op een inkomen van f 75 's maands; en de overige onderwijzers op het aan den eerstvolgenden lageren rang verbonden maximum traktement. VOORSCHRIFTFN INL. ONDERWIJS. 8 Artikel 9. Onder de dienstjaren komt voor de verhoo j ü'inö'en niet in aanmerking: a. de tijd met verlof voor langer dan drie maanden, dan wel buiten betrekking, met of zonder onderstand, doorgebragt, b. de tijd, wegens berispelijk gedrag, onder suspensie, of na terugstelling in eene lagere klasse doorgebragt. Zoomede die, gedurende welken het gedrag of de mindere ijver van den onderwijzer tot ernstige aanmerkingen hebben aanleiding gegeven en dus niet voldaan is aan de voorwaarde van behoorlijke pligtsbetrachting. De plaatselijke Inlandsche schoolcommissie en daar, waar deze niet aanwezig is, degene, die met het schooltoezigt belast is houdt van het gedrag der onderwijzers nauwkeurig aanteekening, en geeft daarvan kennis aan den directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid. Artikel 10. De onderwijzers en hulp-onderwijzers aan het hoofd eener school geplaatst, waar schoolgeld wordt geheven,, genieten één tiende aandeel in de schoolgelden. Overgangs bepaling. Deze bepalingen worden toegepast ook op de reeds in dienst zijnde onderwijzers der eerste klasse, in dier voege, dat zij zullen genieten een tractement van f 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands en dat de reeds door hen verkregen traetementsverhoogingen van f 10 (tien gulden) 's maands worden veranderd in even zoo vele verhoogingen van f lo (vijftien gulden) 's maands. . Voor de onderwijzers, die nog niet m het genot van eenigeverhooging zijn, telt de tijd, gedurende welken zij vóói de m werking treding dezer bepalingen hebben gediend, alleen voor de toe te kennen eerste driejaarlijksche verhooging mede. Voor de oudere onderwijzers telt de tijd na de laatst toegekende vijfjaarlijksche verhooging, voor eene volgende driejaarlijksche verhooging op gelijke wijze mede. Zij worden gerangschikt in de onderscheiden klassen van onderwijzers, naar gelang van hunne verhoogde bezoldiging- Voor de thans in dienst zijnde onderwijzers der 2de klasse, hulponderwijzers en kweekelingen zal de tijd, dien zij als zoodanig hebben doorgebragt, voor de toekenning der periodieke verhoogingen in rekening worden gebragt. B. enz. Ten tweede: Te verklaren, dat de bij artikel 1, lett. A hiervoren bedoelde bepalingen in werking treden op den lsten der maand, volgende op die, waarin zij in het Staatsblad van Vederlandsch-Indië zijn opgenomen. Ten derde: enz. Afschrift enz. Bezoldiging van aan een kweekschool opgeleid Inl. onderwijzend personeel, dat geslaagd is in het examen in het Nederlandsch, bedoeld in art. 4 van Gouv. besl. 14 Maart 1912 n°. 38 (Stbl. 1912 n°. 240) ('). Zie art. 5 van Gouv. besl. 14 Maart 1912 n°. 38 (Stbl. 1912 i°. 240), blz. 195. !Één tiende aandeel in de geïnde schoolgelden voor Inl. schoolhoofden, I- Gouv. besl. 29 December 1906 n°. 22 (Stbl. 1906 n°. 554). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens machtiging der Koningin te bepalen: I. dat met ingang van 1 Januari 1907, a. in artikel 41, alinea 2, van het Reglement voor de openbare lagere Inlandsche scholen, vastgesteld bij artikel 3 van het besluit van 5 Juni 1893 n°. 23 (Staatsblad n°. 128), vervallen de woorden: „Van de geïnde schoolgelden geniet hii I ' één tiende aandeel"; b. enz.; TI. dat het recht op één tiende aandeel in de geïnde schoolgelden behouden blijft voor alle op 1 Januari 19Ó7 bij het Inlandsch onderwijs in vasten of tijdelijken dienst zijnde personen, zoolang zij bij dat onderwijs in dienst blijven, met dien verstande dat te dezen aanzien buitenlandsch Verlof of ontslag uit de betrekking wegens ziekte worden geacht dien dienst niet te onderbreken. Afschrift enz. C1) Blz. 192. fl Toelagen wegens dure levenswijze als anderszins voor Inl. onderwijzend personeel. Atjeh en Onderhoorigheden. Gouv. besl. 19 Mei 1878 n°. 30 C). Gelezen enz.; De Eaad van Nederlandsch-Indië gehoord; Gelet op n°. 2748 van het bijblad op het Staatsblad van N ederlandscli-Indië; Is goedgevonden en verstaan: Bij wijze van tijdelijken maatregel, te bepalen: a. dat in het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden, twee openbare Inlandsche scholen worden geopend, een in Gt ootAtjeh ter plaatse door den Gouverneur te bepalen, en een te chx—h&sdv' b. dat, met het' oog op de vooralsnog bijzondere plaatselijke toestanden in Atjeh, aan de aan bedoelde scholen te plaatsen onderwijzers of waarnemende onderwijzers boven de aan hunne betrekking verbonden wettige inkomsten,^ voorloopig nog wordt toegekend eene toelage (2) van f 25 (vijf en twintig gulden) 's maands, benevens het genot van vrije woning (3), of eene indemniteit (3) daarvoor; zullende zij in het genot van de bovenbedoelde inkomsten treden in de maand volgende op die, waarin zij op de plaats hunner bestemming aankomen. Afschrift enz. Atjeh en Onderhoorigheden. Gouv. besl. 19 Mei 1882 n°. 70 (4). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van bet besluit van 19 Mei 1878 n°. 30 (°), bij. wijze van tijdelijken maatregel, te bepalen, dat met het oog, M Een vervolg hierop is Gouv. besl. 19 Mei 1882 n. 70, hieronder. (2) Deze toelage wordt alleen uitbetaald aan personen niet uit Atjehl afkomstig iait. 1 van Gouv. besl. 1 April 1906 no. 3, blz. 125). (3) Het genot van vrij€v woning ot eene indemniteit daarvoor is ingetrokken bij art. 2 van Gouv. besl. 1 April 1906 n°. 3. (4) Gewijzigd, zie Gouv. besl. 19 Februari 1894 no. 7, blz. 117. (s) Hierboven. op de vooralsnog bijzondere plaatselijke toestanden in Atjeh ! aan de aan de openbare Inlandsche scholen in dat gouvernement geplaatste onderwijzers der 3e klasse (hulponderwijzers) ! en kweekelingen, boven de aan hunne betrekking verbonden wettige inkomsten, voorloopig nog wordt toegekend eene toe: lage 0) van f 13 (dertien gulden) 's maands. Afschrift enz. Palembang, Oostkust van Sumatra, Riouw, Banka, Billiton en Wester afdeeling van Borneo. Gouv. besl. 13 Januari 1893 n°. 16 (2). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens Koninklijke machtiging te bepalen dat, gerekend van 1 Januari 1893, aan ieder der onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen aan de openbare Inlandsche scholen in de gewesten Palembang, Oostkust van Sumatra (3), Riouw, Banka, Billiton en Wester af deeling van Borneo (4), voor zoover zij niet uit het gewest zelf afkomstig zijn, boven hunne bezoldiging eene toelage wordt toegekend, respectievelijk van f 10 (tien gulden), f 5 (vijf gulden) en f 3 (drie gulden) 's maands. • Afschrift enz. Atjeh en Onderhoorigheden. Gouv. besl. 19 Februari 1894 n°. 7 (5). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met wijziging in zoover van het besluit van 19 Mei 1882 C1) Deze toelage is verhoogd bij Gouv. besl. 19 Februari 1894 no. 7, hieronder. {-) Gewijzigd, zie Gouv. besl. 28 Juni 1902 n°. 13, blz. 119. (3) Voor zooveel betreft de residentie Oostkust van Sumatra zijn de toelagen gewijzigd bij Gouv. besl. 15 Januari 1901 n«. 26, blz. 118, en § 11 van Gouv. besl. 28 Juni 1902 no. 13, blz. 119. (4) De toelagen worden niet uitbetaald aan het personeel der 2e klasse school te Sambas (Westerafdeeling van Borneo), zoolang het Inlandsch zelfbestuur zich met zijn huisvesting belast (Gouv. besl. 29 September 1903 no. 30). (5) Een vervolg op dit besluit is Gouv. besl. 16 Augustus 1902 no. 56, blz. 121. ii°. 70 0), de daarbij aan het hulppersoneel der openbare Inlandsche scholen in het gouvernement Atjeh en Onderhoongheden tijdelijk toegekende toelage van f 13 's maands boven de aan hunne betrekking verbonden wettige inkomsten te verhoogen met ƒ 7 en aldus te brengen op f 20 (twintig gulden) 's maands. Afschrift enz. Oostkust van Sumatra. Gouv. besl. 15 Januari 1901 n°. 26 (2). , Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens Koninklijke machtiging, gerekend van 1 Januari 1901, de toelagen voor ieder der onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen bij de openbare Inlandsche scholen m de residentie Oostkust van Sumatra, voor zoover zij niet uit dat gewest zelf afkomstig zijn, thans krachtens het besluit van 33 Januari 1893 n°. 16 (3) bedragende respectievelijk f 10, f 5 en f 3 's maands, te verhoogen tot respectievelijk f 20 (twintig gulden), f 15 (vijftien gulden) en f 10 (tien gulden) 's maands; f met dien verstande dat deze verhooging, voor zoover de toelagen van onderwijzers betreft, alleen toepasselijk» is op hen die worden bezoldigd op den voet van artikel 4, § 3 a of b, van Staatsblad 1893 n°. 128 (4). Afschrift enz. Sumatra's Westkust. Gouv. besl. 28 Januari 1902 n°. 5. Gelet enz.; Gelezen enz.; De Eaad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Met intrekking van artikel 1 van het besluit van 16 December 1900 n°. 2, krachtens machtiging der Koningin, aan iederi (!) Blz. 116. (2) Gewijzigd bij § II van Gouv. besl. 28 Juni 1902 n°. 13, blz. 119. (») Blz. 117. ... (<) Artikel 4 van Staatsblad 1893 n«. 128 is buiten werking gesteld biji art. 1 van Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 40 (Stbl. 1913 no. 270), blz. 107. der hulponderwijzers en kweekelingen bij de openbare Inlandsche school der 2e klasse te Sawah Loento (Sumatra's Westkust) boven hun traktement toe te kennen eene toelage respectievelijk van f 10 (tien gulden) en ƒ 5 (vijf gulden) 7s maands; met dien verstande dat voor zooveel aangaat de hulponderwijzers die het eindexamen eener kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met goed gevolg hebben afgelegd, de toelage slechts wordt uitbetaald zoolang het gezamenlijk bedrag van hun inkomsten daardoor niet hooger wordt dan het aan hun rang verbonden maximum-traktement en dat anders de toelage wordt verminderd tot het verschil tusschen hun bezoldiging ■en dat maximum, zoodat zij geheel vervalt, wanneer hun bezoldiging het maximum heeft bereikt, en met bepaling dat deze beschikking ingaat met 1 Januari 1902. Afschrift enz. Palembang, Riouw en Onderlioorigheden, Banka en On'derJworigheden, Billiton, Wester afdeeling van Borneo en Oostkust van Sumatra. Gouv. besl. 28 Juni 1902 n°. 13. Gelezen enz.; , Is goedgevonden en verstaan: ' Te bepalen: I. dat de bij het besluit van 13 Januari 1893 n°. 16 (1) aan het onderwijzend personeel der openbare Inlandsche scholen in de gewesten Palembang, Riouw en Onderlioorigheden, Banka en Onderhoorigheden, Billiton en de Westerafdeeling van Borneo, voor zoover het niet uit het gewest zelf afkomstig is, toegekende toelagen worden ingetrokken, voor zooveel betreft de onderwijzers (hoofden van scholen) en de hulponderwijzers; wat de laatsten aangaat, indien zij het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd; met dien verstande evenwel dat van het thans aan de scholen in die gewesten geplaatste personeel de onderwijzers, die tijdens de invoering der traktementsregeling op C1) Blz. 117. den voet van Staatsblad 1902 n°. 53 C) reeds een bezoldiging van ƒ90 's maands genoten op den voet van artikel o der Bepalingen sub A in Staatsblad 1875 n°. 1 ( ) de toe- : lage behouden en voor de overige op dien voet bezoldigde onderwijzers, die door de toepassing van Staatsblad IJL n° 53 0) niet dadelijk in traktement zijn vooruitgegaan en voor hen, die bezoldiging genoten krachtens artikel 1 & IX van Staatsblad 1884 n° 221 (1), alsmede voor de hulponderwijzers. de toelage eerst wordt ingetrokken >>13 oe | kenning der eerstvolgende traktementsverhoging op den voet van Staatsblad 1902 n! 53 0); II dat de bij de besluiten van 13 Januari 1893 n°. lb (") en 15 Januari 1901 n°. 26 (3) aan het onderwijzend personeel der openbare Inlandsche scholen m de residentie Oost kust van Sumatra, voor zoover het niet uit dat gewest zelt a komstig is, toegekende toelagen: a. worden ingetrokken voor zooveel betreft de ondeiwijzers (hoofden van scholen), die het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inandsche onderwiizers met goed gevolg hebben afgelegd; met dien verstande evenwel dat voor hen, die op Januari 1902 bezoldiging genoten op den voet van artikel 1 § IX van Staatsblad 1884 n- 221 () de toelageeerst wordt ingetrokken bij toekenning der eerstvolgende traktementsverhoging op den voet van § 1 van Staatsblad 1902 n°. 53 0); , b. worden gesteld op f 10 (tien gulden) s maands voor de onderwijzers (hoofden van scholen), die niet ie eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met goed gevolg hebben ato-elegd; c. wordt verminderd tot f 10 (tien gulden) s maands voor de hulponderwijzers, die het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche ondeiwijzers met goed gevolg hebben'afgelegd; met dien verstande dat deze vermindering op de thans bij de scholen in gemeld gewest geplaatste hulponderwijzers eerst wordt toegepast bij toekenning der eerstvolgende aan hun rang verbonden traktements- en vervalt (4). Afschrift enz. (1) Staatsblad 1902 n». 53, punt A van Staatsblad 1875 n« 1 en art. 1, § IX van Staatsblad 1884 n». 221 zijn buiten werking gesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 1 Maart 1913 n«. 40 (Stbl. 1913 n°. 270), blz. 107. (2) Blz. 117. (4) D^'woorden „en vervalt" zijn vervallen ingevolge Gouv. besl. 3 December 1908 n°. 11. Atjeh en Onderhoorigheden. Gouv. besl. 16 Augustus 1902 n°. 56 (1). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van het besluit van 19 Mei 1878 n°. 30 (2), bij wijze van tijdelijken maatregel, té bepalen: I. dat aan de hoofden van alle openbare Inlandsche scholen in het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden boven hun traktement wordt toegekend een toelage van f 25 - (vijf en twintig gulden) 's maands; II. dat, voor zooveel de thans aan die scholen geplaatste onderwijzers betreft, de toelage wordt gerekend te zijn ingegaan met den lsteu van de maand, volgende op die, waarin zij hun betrekking hebben aanvaard, en onder aanteekening, dat de uit deze beschikking voortvloeiende uitgaven, voor zooveel het dienstjaar 1902 betreft, komen ten laste van artikel 227 der begrooting van dat jaar. Afschrift enz. Benkoelen. Gouv. besl. 19 Januari 1903 n°. 20 (3). Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens machtiging der Koningin, aan ieder der hulponderwijzers en kweekelingen bij de openbare Inlandsche scholen der 2e klasse te Benkoelen, Kroë, Poelau-Pisang en Bintoehan (residentie Benkoelen) boven hun traktement toe te kennen eene toelage van respectievelijk f 7.50 (zeven gulden vijftig cent) 's maands en ƒ 3 (drie gulden) 's maands; met bepaling: a. dat voor de hulponderwijzers, die met gunstigen uitslaghet eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers hebben afgelegd, de toelage bij de l1) Een vervolg op dit besluit is Gouv. besl. 1 April 1906 n°. 3, blz. 125. (2) Blz. 116. (3) Een vervolg op dit besluit, is Gouv. besl. 14 Januari 1904 n°. 26 blz. 123. toekenning der tweede traktementsverhoogmg op den voet van § 3a van het beslnit van 17 Januari 1902 n°. 3 (Staatsblad n°. 53) 0), wordt verminderd tot f 5 (vijf gulden) 's maands en bij de toekenning der derde traktementsver- hooging vervalt; . b. dat voor de hulponderwijzers, di e met het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsclie onderwijzeds hebben afgelegd, de toelage bij de toekenning der tweede aan hun rang verbonden traktementsverhoogmg wordt verminderd tot f 5 (vijf gulden) 's maands; c. dat aan de kweekelingen de toelage alleen wordt uitgekeerd, wanneer zij niet afkomstig zijn van de plaats, waai zij zijn werkzaam gesteld. Afschrift enz. Zuider- en Oosterafdeeling van Bomeo. Gouv. besluit 19 Januari 1903 n°. 21 (2). Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens machtiging der Koningin, aan het onderwijzend personeel bij de openbare Inlandsche scholen der _ klasse te Samarinda en Moeara-Teweh (Zuider- en O osteraf deeling van Bomeo) boven hun traktement toe te kennen de volgende toe- a.^ voor de onderwijzers en de huionderwijzers, die niet het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor. Inlandsche onderwijzers met goeden uitslag hebben afgelegd, f 15 (vijftien gulden) 's maands; b. voor de hulponderwijzers, die het eindexamen eener Gouvernements kwceksscliol voor Inlandsclie onderwijzers met goeden uitslag hebben afgelegd, f 20 (twintig gulden) ,'s maands, met dien verstande dat bij de toekenning der eerste traktements-verhooging van f 5 (vijf gulden) 's maands op den voet van § 3a van het besluit van 1/ Januari 1902 n°. 3 (Staatsblad n°. 53 O, de toelage met een gelijk bedrag wordt verminderd en zoo vervolgens bij toekenning van elke traktementsverhoogmg; (1) Staatsblad 1902 n. 53 is buiten werking gesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 1 Maart 1913 n». 40 (Stbl. 1913 n». 270J, blz. 107. (2) Een vervolg op dit besluit is Gouv. besl. 14 Januari 1904 n. ^8, blz. 123. c. voor de kweekeiingen f 10 (tien gidden) 's maands, voor zoover zij niet respectievelijk van Samarinda en MoearaTeweh zelf afkomstig zijn. Afschrift enz. Benkoelen. Gouv. besl. 14 Januari 1904 n°. 26. Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens machtiging der Koningin, te bepalen dat de bij het besluit van 19 Januari 1903 n°. 20 (x) bedoelde toelagen boven het traktement ten bedrage van f 7.50 (zeven gulden vijftig cent) 's maands en ƒ 3 (drie gulden) 's maands voor respectievelijk ieder der hulponderwijzers en kweekelingen bij de openbare Inlandsche scholen der 2e klasse te Benkoelen, Kroë, Poelau-Pisang en Bintoehan (residentie Benkoelen), onder dezelfde bepalingen ook worden toegekend aan ieder der hulponderwijzers en kweekelingen bij de openbare Inlandsche school der 2e klasse te Lais in dezelfde residentie. Afschrift enz. Zuider- en O osteraf deeling van Bomeo. Gouv. besl. 14 Januari 1904 n°. 28 (2). Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens machtiging der Koningin, aan het onderwijzend personeel bij de openbare Inlandsclie school der 2e klasse te Kota Baroe (Zuider- en O osterafdeeling van Bomeo) boven hun traktement toe te kennen de volgende toelagen: a. voor den onderwijzer, ingeval nij niet het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met goeden uitslag heeft afgelegd en voor ieder der hulponderwijzers, die genoemd examen niet hebben afgelegd, f 15 (vijftien gulden) 's maands; t1) Blz. 121. (2) Een vervolg op dit besluit is Gouv. besl. 6 Juni 1910 n. 12, blz. 126. b. voor de hulponderwijzers, die het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met goeden uitslag hebben afgelegd f 20 (twintig gulden) 's maands met dien verstande dat bij de toekenning der eerste traktementsverhooging van f 5 (vijf gulden) 's maands op den voet van § 3a van het besluit van 17 Januari 1902 n°. 3 (Staatsblad n°. 53) 0), de toelage met een gelijk bedrag wordt verminderd en zoo vervolgens bij toekenning van elke volgende traktementsverhooging; c. voor de kweekelingen f 10 (tien gulden) 's maands, voor zoover zij niet van Kota Baroe zelf afkomstig zijn. Afschrift enz. Sumatra's Westkust. Gouv. besl. 21 Mei 1904 n°. 4. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen, dat aan den onderwijzer en ieder der hulponderwijzers en kweekelingen bij de openbare Inlandsche school der 2e klasse te Bangk niang (residentie Padangsche Bovenlanden, gouvernement Sumatra's Westkust) boven hun traktement wordt toegekend eene toelage van f 10 (tien gulden) 's maands, met bepaling: I. a. dat voor de onderwijzers, die met gunstigen uitslag het eindexamen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers hebben afgelegd, de toelage bij de toekenning der eerste traktementsverhooging op den voet van § 1 a van het besluit van 17 Januari 1902 n°. 3 (Staatsblad n°. 53) 0) vervalt; _ . b. dat voor de onderwijzers en hulponderwijzers, die niet het eindexamen eener Gouvernements-kweekschool voor Inlandsche onderwijzers hebben aigelegd en voor de candidaat-onderwijzers de toelage bij de toekenning der eerste aan hun rang verbonden traktementsverhooging wordt verminderd tot f 5 (vijf gulden) 's maands en bij de toekenning der tweede traktementsverhooging vervalt; II. dat de toelagen worden gerekend te zijn ingegaan met de (i) Staatsblad 1902 n°. 53 is buiten werking gesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 40 (Stbl. 1913 no. 370), blz. 107. maand, waarover hun voor het eerst bezoldiging is uitbetaald op hun nieuwe standplaats; en onder aanteekening, dat de uit deze beschikking voortvloeiende uitgaven (enz.). Afschrift enz. Atjeh en Onderhoorigheden. Gouv. besl. 1 April 1906 n°. 3. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen, dat de toelagen aan de Onderwijzers bij de openbare Inlandsche scholen in het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden, toegekend bij de besluiten van 19 Mei 1878 n° 30 (*) en 16 Augustus 1902 n°. 56 (2), en die voor het hulppersoneel bij die scholen, toegekend bij het besluit van 19 Mei 1882 n°. 70 (x) en verhoogd bij dat van 19 Februari 1894 n°. 7 (3), slechts worden uitbetaald aan de in genoemd gewest geplaatste onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen, die uit een ander gewest afkomstig zijn; met dien verstande dat zij, die uit gemeld gewest afkomstig, thans in het genot van éene toelage zijn, deze behouden, zoolang zij in hun tegenwoordigen rang dienst doen. Ten tweede: enz. Extract enz. Celebes en Onderhoorigheden. Gouv. besl. 9 Mei 1909 n°. 3. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen, dat Inlandsche hulponderwijzers en kweekelingen, afkomstig uit andere gewesten, die werkzaam worden gesteld in het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden, gedurende die werkzaamstelling eene toelage zullen genieten boven hun traktement van respectievelijk f 15 (vijftien gulden) en f 10 (tien gulden) 's maands. Extract enz. t1) Blz. 116. (2) .. 121. (3) „ 117. Zuider- en Oosterafdeeling van Bortieo. Gouv. besl. 6 Juni 1910 n°. 12. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van de besluiten van 19 Januari 1903 n°. 21 O en 14 Januari 1904 n°. 28 (2), bij wijze van tijdelijken maatregel, te bepalen dat Inlandsche opgeleide onderwijzers en opgeleide hulponderwijzers, afkomstig uit andere gewesten, die werkzaam worden gesteld in de residentie Zuider- en Oosterfadeeling van Borneo, gedurende die werkzaamstelling — wat de laatste categorie betreft indien zulks geschiedt aan een andere school dan in voormelde besluiten genoemd — zullen genieten eene toelage van f 15 (vijftien gulden) s maands boven hun bezoldiging. Extract enz. Bali en Lombok. Gouv. besl. 4 Augustus 1911 n°. 35. Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen: I. enz.; II. dat de van Java en Madoera afkomstige onderwijzers, die niet het eindexamen eener Gouvernements-kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met goed gevolg hebben afgelegd, hulponderwijzers en kweekelingen, die werkzaam zijn of worden gesteld bij het openbaar Inlandsch onderwijs in de residentie Bali en Lombok, boven hunne bezoldiging zullen genieten een toelage respectievelijk van f 15, ƒ 10 en ƒ 6. Afschrift enz. Benkoelen. Gouv.' besl. 21 Juli 1913 n°. 17 (Stbl. 1913 n°. 463). Herlezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling in zoover van het Blz. 128. P) „ 123. besluit van 29 November 1907 n°. 23 en van artikel 3, Letter B ten eerste en ten derde van het besluit van 19 Juli 1909 n°. 24 (Staatsblad n°. 386), ten vervolge van artikel 3 van het besluit van 19 Mei 1911 n°. 52 (Staatsblad n°. 341) juncto het besluit van 19 Januari 1912 n°. 55 (Staatsblad n°. 131), en van den staat Lett. C, behoorende bij het besluit van 27 Januari 1912 ■ n°. 16a (Staatsblad n°. 172), bij wijze van tijdelijken maatregel, wegens dure levenswijze toe te kennen een toelage van: a. f 1.50 (één gulden vijftig cent) per dag; b. f 30 (dertig gulden) 'smaands; c. f 25 (vijf en twintig gulden) 's maands; d. ƒ10 (tien gulden) 'smaands; e. f 5 (vijf gulden) 'smaands; a. aan de Europeesche ambtenaren, b. aan de Inlandsche geneeskundigen, c. aan de Europeesche beambten, d. aan de Inlandsche burgerlijke landsdienaren — uitgezonderd die bedoeld sub b —, die eene bezoldiging van minstens ƒ 20 (twintig gulden) 's maands genieten, e. aan de Inlandsche burgerlijke landsdienaren, niet vallende onder b of d, a. t/m e. werkzaam in de onderafdeelingen Redjang en Lebong van de afdeeling Lebong der residentie Benkoelen; met dien verstande enz. (*). Ten tweede: Te bepalen, dat artikel 1 van dit besluit wordt geacht in werking te zijn getreden met 1 Januari 1913. Ten derde: enz. Afschrift enz. Lampongsche districten. Gouv. besl. 2 December 1913 n°. 1. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Bij wijze van tijdelijken maatregel, gerekend van 1 October 1913, aan ieder der leerkrachten aan de openbare Inlandsche scholen der 2e klasse te Soekadana en Goenoengsoegïh (Lampongsche districten), wegens dure levenswijze boven zijn traktement toe te kennen eene toelage en wel van: t1) Dit slaat niet op Inlandsch onderwijzend personeel. a. f 10 (tien gulden) 's maands; b. f 5 (vijf gulden) 's maands; o, b, aan ieder, die eene bezoldiging van o. minstens f 20 (twintig gulden) 's maands geniet; b. minder dan f 20 (twintig gulden) 's maands geniet, Extract enz. VERDERE BEPALINGEN BETREFFENDE HET PERSONEEL Rang, statie, costuum enz. voor Inl. onderwijzers. a. Amboina. G-ouv. besl. 11 April 1868 n°. 45 ('Bijbl. n°. 2227). Gelezen de missive van den directeur van onderwijs, eere«dienst en nijverheid, van 14 Maart 1868 n°. 1499, houdende voorstel: le. te bepalen, dat op voordragt van den resident van Amboina aan inlandsche onderwijzers in dat gewest, als belooning voor langdurige en trouwe diensten, het regt tot het voeren van een met de Nederlandsche driekleur versierde pajong kan worden toegekend; 2e. enz.; Overwegende: dat het voeren van de pajong of songsong, blijkens het besluit van 7 Maart 1863 n°. 22 (bijblad op het staatsblad van N.-I. n°. 1350), erkend is als middel tot onderscheiding van een inlandsch onderwijzer op Java; dat bedoeld onderscheidingsteeken, blijkens de artikelen 92, 93, 94 en 95 van het reglement, vastgesteld bij het staatsblad van 1824 n°. 19a, ook in de residentie Amboina bekend is en onder de regenten in dat gewest gebruikelijk is; dat er alzoo geen bezwaar tegen bestaat, om een dergelijk onderscheidingsteeken aan verdienstelijke inlandsche onderwijzers in genoemd gewest toe te kennen; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Den directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid: ■ö. te kennen te geven, dat het hem vrij staat, om verdienstelijke inlandsche'onderwijzers in de residentie Amboina, die goede en langdurige diensten bewezen hebben, voor te dragen tot de toekenning van het regt op het voeren van een pajong van hoogstens zeven Nederlandsche palmenstraal, versierd met de Nederlandsche driekleur, in dier voege, dat de cirkel van den top der pajong met een straal van drie palmen rood, de daaromheen loopende rand ter breedte van OORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 9 twee palmen wit en de buitenrand mede ter breedte van twee palmen blauw gekleurd zij; . b. aan te schrijven, van de sub a bedoelde beschikking ivennis te geven aan den inspekteur van het inlandsch onderwijs in Nederlandscli-lndië en aan den resident van Amboma, met last aan dezen laatste, om daarvan ook mededeeling te doen aan de inlandsche onderwijzers in het onder zijn beheer staand gewest aanwezig. Afschrift enz. b. Java en Madoera. I. Gouv. besl. 25 Januari 1879 n°. 18 (Stbl. 1879 n°. 75). Gelet enz.; De Raad van Nederlandscli-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen: I met intrekking van het besluit van 12 April 1SG1 n . 1^ (Staatsblad n°. 24), dat de inlandsche onderwijzers aan de openbare inlandsche scholen op Java en Madoera rang zullen de hoofdonderwijzers gelijk aan dien der eerste hoofden van de bosschen en met dezen gelijkstaande hoofden; de onderwijzers der le, 2e en 3® klasse gelijk aan dien der eerste hoofden van de waterleidingen en met dezen gelijkstaande hoofden; , , n de onderwijzers der 4e klasse gelijk aan dien der ondeihooiden van de bosschen en met dezen gelijkstaande hooiden; en de hulponderwijzers gelijk aan dien der mindere schrijvers en met dezen gelijkstaande hoofden; . kunnende zij mitsdien, des verkiezende, de staatsie en het eevols voeren, voor de hoofden, aan wie zij in rang geassimileerd zijn, aangegeven bij de 4de, 5de, 6de en 7 e alinea van artikel 5 van het reglement, opgenomen in Staatsblad 18-4 n . lcL II. enz. Ten tweede: enz. Afschrift enz. 2. Gouv. besl. 23 Januari 1879 n°. 18 (Bijbl. n°. 3347). Gelet op de besluiten van 6 Februari 1878 n°. 5 (Staatsblad n°. 60) en van 20 December 1878 n°. 4; Herlezen de missive van den directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid van 11 April 1877 n°. 3868, reeds gedeeltelijk verhandeld bij de besluiten van 29 Mei en 25 Juni 1877 nos. 21 en 9; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: (1). Ten tweede: Iu verband met de bij artikel 1 van dit besluit vastgestelde rangregeling te arresteren de ondervolgende bepalingen voor pajoengs en kostumes van inlandsche onderwijzers en hulponderwijzers aan de openbare inlandsche scholen op Java en Madoera. A. Pajoengs. a. voor een onderwijzer der lste klasse: het geheele veld blauw met drie vergulde cirkels, één om den rand geplaatst, ter breedte van 7 centimeter en de twee anderen ter breedte van 3 centimeter elk, allen op een ouderlingen afstand van 3 centimeter; voorts met een vergulden knop en beneden den knop een vergulden rand van 3 centimeter, welke één verguldsel met den knop uitmaakt; hierna komen negen vergulde stralen, die puntig uitloopen ter lengte van 13 centimeter; moetende de stralen verbonden zijn aan het verguldsel onder den knop en van de punt tot dezes dus 16 centimeter meten; b. voor een onderwijzer der 2de klasse: dezelfde als voor een onderwijzer der lstö klasse, doch slechts met twee cirkels, één om den rand van 7 en de andere van 3 centimeter breedte; c. voor een onderwijzer der 3de klasse: dezelfde als voor een onderwijzer der 2de klasse, doch met slechts één cirkel om den rand ter breedte van 7 centimeter; d. voor een onderwijzer der 4de klasse: dezelfde als voor een onderwijzer der 3de klasse, doch met slechts één vergulden cirkel om den rand ter breedte van 3 centimeter; (!) Dit artikel is ook opgenomen in Stbl. 1879 n®. 75, blz. 130. e. voor een hulponderwijzer: dezelfde als voor een onderwijzer der 4de klasse, docli zonder cirkel; ƒ. voor een onderwijzer, die als onderscheiding den titel van hoofdonderwijzer voert: dezelfde als voor een onderwijzer der lste klasse, met dat onderscheid, dat de tweede vergulde cirkel even breed is als de randcirkel (7 centimeter). B. Kostumes. a. voor een hoofdonderwijzer: I. Gala-tenue te dragen bij officieele gelegenheden: le. de witte doorschijnende koeloek (hoed); 2e. de sikeppan-gedé, staatsie-buis, van donkerblaauw (koningsblaauw) laken, voorzien van borduursel en negen zilveren knoopen met gouden opkomende zon, met aan de uiteinden der stralen bet opschrift „Inlandsch onderwijs". Het borduursel bestaat uit een goud- en zilverpassement, ter breedte van 4 centimeter, aan den kraag en de uiteinden der mouwen; een gelijk pasement ter breedte van 1 centimeter, loopende van den kraag langs het geheele buis, een van goud- en zilverdraad gevlochten koord, loopende van den kraag langs de binnenzijde van de knoopen en knoopsgaten en eindigende bij den laatsten knoop en het laatste knoopsgat, en een boordsel van goud- en zilverdraad om de plaatsen, waar de knoopen bevestigd worden en om de knoopsgaten; 3e. de rompi, vest, van wit kasimir, satijn of katoen, mot negen kleine zilveren knoopen, voorzien van eene zon en van hetzelfde opschrift als de knoopen van den sikeppan; 4e. de dodot, gebatikt katoenen hofkleed, met patronen naar verkiezing, met uitzondering van de voor regenten bepaalde patronen en mits met een zwarten grond (lütciv ireng) en goebèg. De daarbij behoorende hoekoep (buikband) bestaat uit paarsch-rood (merah-woengoe) lint ter breedte van 5 centimeter, met gouden boro (kwast) van torsades; 5® de t jeloHO, lange broek, van zwart laken of zijde, met gouden zilvergalon om den onderrand der pijpen ter breedte van 4 centimeter; 6e. de wedoeng, kapmes, wordt alleen gedragen m de tegenwoordigheid van den Gouverneur-Generaal of van een lid van den raad van Nederlandsch-Indië, als gouvernementskommissaris; N 7e. de kris, gedragen op de wijze sengkelit genaamd, de rongko van het model ladrangan, de bnitenseheede van het model blêwahan, van goud, verguld of koper. II. Het kostuum pradjoeritan, bij officieele gelegenheden te paard te dragen, bestaat uit: le. de koeloek-kanigoro. Instede van den koeloek kan ook, naar gelang van omstandigheden, gedragen worden de hoofddoek, overeenkomstig het patroon van de bëbëd, dat sawit heet, en daarbij de toedoeng of javaansche pet van donkerblaauw laken en van voren voorzien van een met goud geborduurde of vergulde opkomende zon; 2e. de tjelono, lange broek, van donkerblaauw laken, langs de pijpen afgezet met passement ter breedte van 2 centimeter en van dezelfde kleur als het passement van den kraag van het buis; 3°. de saboek, breede buikband, van paarsch-roode (merahwoengoe) zijde, met gouden boro (kwasten) van torsades; 4°. de epèk, ceintuur, van goudpassement ter breedte van hoogstens 5 centimeter en te dragen met de ketimang, lèrèp en bangk'ol (gesp, schuifpassant en teugelhaak), en de talibandang (een streng gevlochten koord) van zilver- en gouddraad; 5e. de anggaran, krishanger, van zwart laken of leder, voorzien van een gouden of zilveren plaat, dan wel borduursel; (5e. twee krissen, de eene van het model als bepaald bij § B, I, 7de hiervoren, gedragen op de wijze sengkelit; de andere van het model rongko gajamman, gedragen op de wijze genaamd tjrigan (in den hanger aan den epèk); b. voor een onderwijzer der lste, 2de en 3de klasse: dezelfde kostumes als voor een hoofdonderwijzer hiervoren zijn vastgesteld, het verschil ligt alleen in de passementen en de koord van het buis; de koeloek en de tali-bandang, als volgt: le. voor een onderwijzer der eerste klasse: de zwarte koeloek; de sikeppan-gedé, van donkerblaauw laken, voorzien van goud- en zilverpassement langs den rand van het geheele buis, ter breedte van 1 centimeter, en van twee strepen van dezelfde soort passement, ter breedte elk van 1 centimeter, aan den kraag en aan de uiteinden der mouwen. Deze strepen worden met den passementen rand van 1 centimeter breedte geplaatst op een ouderlingen afstand van 2 millimeter, terwijl de beide uiteinden der strepen van den kraag met den passementen rand worden bevestigd. Op den naad van den kraag wordt een koord van goud- en zilverdraad aangebragt in verbinding met een dito-koord aan het buis. De tali-bandang moet zijn van zwart koord; !e voor een onderwijzer der 2de klasse: _ ' dezelfde kostumes als voor een onderwijzer der lste klasse hiervoren zijn vastgesteld, doch met slechts één streep van goud- en zilverpassement in het midden van den kraag \ an liet buis en één aan de mouwen op een afstand van 1 centimeter van den passementen rand; }e. voor een onderwijzer der 3de klasse: dezelfde kostumes als voor een onderwijzer der 1 klasse, doch de sikeppan-gedé zonder streep van goud- en ziherpassement aan den kraag en de mouwen; c. voor een onderwijzer der 4de klasse: de zwarte koeloek; de sikeppan-gedé, van donkerblaauw laken en voorzien e an twee gevlochten zilveren koorden, op een onderlmgen afstanc van 2 millimeter geplaatst langs het geheele buis en aan de uiteinden der mouwen; voorts van een gevlochten zilveren koord op den naad van den kraag en langs liet buis, te plaatsen op de wijze als voor een onderwijzer der lste klasse hiervoren is aangegeven, en verder van dezelfde knoopen als voor dezen zijn voorbeschreven. , , De rompi, dodot, hoekoep met boro, tjelono, krissen, saboek met boro, epèk, ketimang, lèrèp, tali-bandang, anggaran, hiket (hoofddoek), bëbëd sawit en toedoeng zijn gelijk aan die van een onderwijzer der lste klasse, met dat onderscheid, dat de passementen der tjelono geheel van zilver moeten zijn, d. voor een hulponderwijzer: dezelfde kostumes als van een onderwijzer der 4de klasse, met dat onderscheid, dat hét buis, m stede van twee kooiden, één gevlochten zilveren koord langs den geheelen rand en aan de uiteinden der mouwen heeft. Ten derde: Aan de inlandsche onderwijzers aan de openbare inlandsche scholen in de residentiën Batavia en Preanger-Meqentschappen te vergunnen om bij de bij artikel _ van dit besluit vastgestelde kostumes, des verkiezende, gebiuik te 1Uivan 'een hoofddoek met of zonder andere hoofdbedekking; naar plaatselijk gebruik, instede van den koeloek; van een bëbëd of sarong, naar plaatselijk gebruik en van de saboek, epèk, ketimang en lèrèp, bedoeld bij 3 en 4 van | 1 der bij artikel 2 hiervoren vastgestelde bepalingen, m stede van dé dodot met de hoekoep; van de tjelono, bedoeld bij 2 van § II, in stede "v an die, bedoeld bij 5 van § I; en van een badé-badé, in stede van den wedoeng. Ten vierde: Te bepalen: .. le. dat eervol ontslagen inlandscbe onderwijzers, nuts 2U jaren gediend hebbende, het kostuum mogen blijven dragen, voor den laatst door hen bekleeden rang vastgesteld; 2e. dat het aan de inlandsche onderwijzers en hulponderwijzers verboden is om hunne kleeding anders dan volgens de bij artikel 2 van het besluit bedoelde bepalingen met borduursels of galons te versieren, en om bij ceremoniële gelegenheden gebruik te maken van batikwerken, hoofdtooisels en schoeisel, voorgeschreven voor hoogere rangen dan die, welke door hen worden bekleed. Afschrift enz. C. Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. Gouv. besl. 15 April 1908 n°. 7 (Bijbl. n°. 6828). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Ter vervanging van het in artikel 1 bedoeld Voorschrift te arresteeren de ondervolgende BEPALINGEN voor kostuums van Inlandsche ambtenaren en hoofden in de residentie Zuider- en Oosteraf deeling van Borneo. I. Aan de na te noemen ambtenaren en hoofden is het toegestaan bij officieele gelegenheden gebruik te maken van het volgende kostuum: 1. De districtshoofden: ■a. een pet van het model der Europeesche bestuursambtenaren van donkerblauw of zwart laken, aan de voorzijde voorzien van een zilveren geborduurde gekroonde letter W ter hoogte van iy2 c.M., gevat tusschen twee gekruiste eikentakken van zilver, en om den onderrand van een zilveren galon ter breedte van 3 c.M.; b. een gesloten buis met staanden kraag, volgens den gebruikelijken Inlandschen snit, van donkerblauw of zwart laken of serge, met vijf zilveren knoopen met zilveren gekroonde W- om de kraag een zilveren borduursel van oranje- en eikentakken ter breedte van 3 c.M., en de mouwopslagen voorzien van twee kleine zilveren knoopen met zilveren «ekroonde W en van twee zilveren galons, elk ter breedte1 van 1 c.M. en 1 c.M. van elkaar verwijderd, het bovenste met eene enkele krul naar boven; c. een pantalon van wit linnen of katoen; d. een donker gebatikte hoofddoek en sarong, de laatste zichtbaar te dragen onder het buis, doch niet meer dan 10 c.M. daaronder uitstekende; e. zwart verlakte of lederen schoenen. 2. enz. 3. De hoofddjaksa: hetzelfde kostuum als voor de districtshoofden, doch het bovenste galon om de mouwopslagen zonder krul. 4. enz. 5. De onderwijzers, hoofden eener school: hetzelfde kostuum als voor den hoofddjaksa, met dit verschil dat de onderrand der pet is voorzien van twee zilveren galons, elk ter breedte van 1 c.M. en 1 c.M. van elkaar verwijderd, en dat de kraag van het buis voorzien is van een zilveren ■ zoom langs het boordsel, ter breedte van 1 c.M. 6. De vaccinateurs en zoutverkooppakhuismeesters: hetzelfde kostuum als voor de onderwijzers, hoofden eener school, doch om de pet slechts één zilveren galon ter breedte van 1 c.M. en de mouwopslagen voorzien van één zilveren galon, zonder krul, ter breedte van 1 c.M. 7. De schrijvers, hulponderwijzers en cdle andere ambtenaren van ongeveer gelijken rang: hetzelfde kostuum als voor de vaccinateurs en zoutverkooppakhuismeesters, doch zonder galon op de mouwopslagen. 8. enz. II. Aan de sub I genoemde ambtenaren en hoofden is het toegestaan om bij de uitoefening van hun dagelijkschen dienst of op dienstreizen de volgende kleeding te dragen: a. een pet, als behoorende bij het voor officieele gelegenheden voorgeschreven kostuum; b. een kort gesloten buis van wit linnen of katoen met een rij van vijf zilveren knoopen met zilveren gekroonde W; c. een wit linnen of katoenen pantalon en d. witte zeildoeksche of zwart lederen schoenen. Afschrift enz. Onderzoek naar het rechtmatig voeren van titels en praedicaten door Inl. onderwijzers. Circ. Dir. O. E. N. 17 September 1910 n°. 16898 aan de inspecteerende ambtenaren van het Inl. onderwijs. Door de Regeering is opnieuw de wensch te kennen gegeven (1), dat bij elke eerste benoeming of bevordering van Inlandsche ambtenaren vóóraf een speciaal en nauwkeurig onderzoek worde gehouden of de aan te stellen persoon inderdaad gerechtigd is het praedicaat of den titel te voeren, waarop hij aanspraak maakt. Naar aanleiding daarvan heb ik de eer UEG. te verzoeken, voortaan wanneer door U voorstellen worden gedaan tot eerste plaatsing van Inlanders bij het Inlandsch onderwijs, die voorstellen te doen vergezeld gaan van de door U verkregen bewijzen, dat zij recht hebben op den titel of het praedicaat, door hen gevoerd. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Voor den Directeur, De Secretaris, E. A. E. KALSHOVEN. Onttrekking van Inl. onderwijzers aan het onderwijs. 1. Gouv. besl. 25 Mei 1872 n°. 9 (Stbl. 1872 nu. 99a). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indi'è gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: De Hoofden van gewestelijk bestuur op en buiten Java aan te schrijven: (*) Circ. 1ste Gouv. Secr. 8 September 1910 n°. 2060. a. om geen der van Gonvernementswege ten behoeve van het Inlandsch onderwijs opgeleide kweekelingen, hulponderwijzers en onderwijzers aan hunne bestemming te onttrekken door plaatsing bij een anderen tak van dienst, zonder daartoe verkregen vergunning van den GouverneurGeneraal 0); b. enz.; Ten derde: enz. Afschrift enz. 2. Circ. Dir. O. E. N. 16 Maart 1875 n°. 2655 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 2965). Bij art. 2, § a van het Gouvernements besluit van 25 Mei 1872 n°. 9 (Staatsblad n°. 99a) (2), zijn de Hoofden van gewestelijk bestuur op en buiten Java aangeschreven, om geen der van Gouvernementswege ten behoeve van het Inlandsch onderwijs opgeleide kweekelingen, hulponderwijzers en onderwijzers aan hunne bestemming te onttrekken door plaatsing bij een anderen tak van dienst, zonder daartoe verkregen vergunning van den Gouverneur-Generaal (1). Dat voorschrift wordt zoowel door belanghebbenden als door de Hoofden van gewestelijk bestuur niet altijd juist begrepen en gewoonlijk in dien zin opgevat, dat overplaatsing van onderwijzers bij eenen anderen tak van dienst tot de zeldzame uitzonderingen moet behooren en dat derhalve voor de onder-1 wijzers weinig of geen vooruitzigt bestaat, om ooit voor eene andere meer voordeelige landsbetrekking in aanmerking te: komen. Deze meening is ongegrond. Het denkbeeld, dat Inlandsche onderwijzers voor immer aan het onderwijs gekluisterd moeten blijven en belet worden een; hooger standpunt in te nemen, schijnt dikwerf flinke jongelieden van aanleg terug te houden zich voor het vak van onderwijs te doen opleiden. Hierin dient verbetering te komen. Ik heb mitsdien de eer UwEdG. te verzoeken bij voorkomende gelegenheid belanghebbenden te willen inlichten omtrent de juiste bedoeling van de in Staatsblad 1872 n° 99 a (2), opgenomen aanschrijving, namelijk: dat Inlandsche onderwijzers volstrekt niet worden uitgesloten van den overgang toti andere betrekkingen: alleen mag dit niet geschieden dan na verkregen vergunning van den Gouverneur-Generaal (1). n t1) Thans van den Dir. O. en E., zie Gouv. besl. 2 Februari 1894 n°. 11: (Stbl. 189i n°. 42), blz. 139. (=) Blz. 137. Groote voorzigtiglieid dient daarbij echter in acht te worden genomen, want het kan de bedoeling niet zijn of worden, om de voor 's Lands rekening voor het onderwijzersambt opgeleide personen bij voorkeur in andere betrekkingen over te plaatsen. Het belang van het Inlandsch onderwijs, zoowel als dat van andere takken van dienst, zal daarbij met nauwgezetheid en in elk geval afzonderlijk dienen overwogen te worden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, HENNY. 3. Gouv. besl. 2 Februari 1894 n°. 11 (Stbl. 1894 n°. 42). Is goedgevonden en verstaan: De bij artikel 2 litera a van het besluit van 25 Mei 1872 n°. 9 (Staatsblad n°. 99a) (*) aan den Gouverneur-Generaal voorbehouden bevoegdheid, om vergunning te verleenen tot onttrekking der van Gouvernementswege ten behoeve van het Inlandsch onderwijs opgeleide kweekelingen, hulponderwijzers en onderwijzers aan hunne bestemming door plaatsing bij een anderen tak van dienst, over te dragen op den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Afschrift enz. Vervoer bij eerste aanstelling en overplaatsing van Inl. onderwijzers. Gouv. bsel. 1 Januari 1875 n°. 22 (Stbl. 1875 n°. 1). Gelet enz.; Gelezen de missives: a. van den Minister van Koloniën, van 18 Maart 1874, La. Aaz., n°. 19/440; b. enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Nog gelet op Staatsblad 1874, nos. 72 en 74; i f1) Blz. 137. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Krachtens machtiging des Konings, met intrekking van alle daarmede strijdige beschikkingen, vast te stellen de volgende bepalingen als: A. enz. B. Bepalingen nopens het vervoer van het onderwijzend personeel aan de openbare inlandsche scholen in N ederlandsch-Indië. Inlandsche onderwijzers en kweekelingen, hetzij van gewone openbare inlandsche scholen, dan wel van kweekscholen voor inlandsche onderwijzers in Nederlandsch-Indië, genieten bij een eerste aanstelling en bij verplaatsing van de plaats van verblijf naar die van bestemming, voor het geval dat de afstand tnsschen die plaatsen meer dan zes palen bedraagt: 1°. bij reizen over land: eene tegemoetkoming van f 0.20 (twintig cent) per paal, voor een heeren-rijpaard, zoomede de volgende koeliegelden, als: een ongehuwd onderwijzer der eerste klasse f 0.18 '(achttien cent) per paal; een gehuwd onderwijzer der eerste klasse ƒ 0.24 (vier en twintig cent) per paal; een ongehuwd onderwijzer der tweede klasse f 0.12 (twaalf cent) per paal; een gehuwd onderwijzer der tweede klasse f 0.18 (achttien cent) per paal; een ongehuwd onderwijzer der derde klasse f 0.06 (zes cent) per paal; een gehuwd onderwijzer der derde klasse f 0.12 (twaalf cent) per paal; een ongehuwd kweekeling f 0.03 (drie cent) per paal; een gehuwd kweekeling f 0.06 (zes cent) per paal. 2°. bij reizen over zee: vrij transport voor hen zeiven en hun wettig gezin voor rekening van den lande; de onderwijzers der eerste, tweede en derde klasse als passagiers der tweede klasse, en de kweekelingen als passagiers der derde klasse. Ten derde: enz. Afschrift enz. Vergoeding van reiskosten aan schoolhoofden bij storting van schoolgelden. Gouv. besl. 12 Augustus 1911 n°. 44. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen dat de onderwijzers bij openbare lagere Inlandsche scholen op plaatsen welke, ter beoordeeling van het Hoofd van gewestelijk bestuur, gelegen zijn op zoodanigen afstand van de plaats waar de door die onderwijzers geinde schoolgelden in 's Lands kas moeten worden gestort of van een dichterbij gelegen postkantoor of hulppostkantoor van waar zij die schoolgelden per aangeteekend dienststuk naar bedoelde Landskas kunnen verzenden, dat zij de reis van hun standplaats daarheen en terug niet in één dag te voet kunnen maken, telkens wanneer zij in verband met artikel 41 van het Inlandsch Schoolreglement in Staatsblad 1893 n°. 128, zooals dat artikel wordt gelezen ingevolge het besluit van 24 Juli 1909 n°. 32 (Staatsblad n°. 394)'"O verplicht zijn de ontvangen schoolgelden te storten, de reis van hun standplaats naar de betrokken Landskas c. q. het naastbij gelegen postkantoor of hulppostkantoor en terug mogen doen voor rekening van den Lande, op den voet van de bepalingen, voor ongehuwde onderwijzers vastgesteld sub B van artikel 2 van het besluit van 1 Januari 1875 n°. 22 (Staatsblad n°. 1) O; met bepaling, dat de hieruit voortvloeiende uitgaven enz. Ten tweede: enz. Reizen van Inl. onderwijzend personeel met den Delispoorweg. Gouv. besl. 16 November 1911 n°. 38 (Stbl. 1911 n°. 609). Gelet op het besluit van 21 October 1902 n°. 11 (Staatsblad n°. 381); Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van de besluiten van 31 Mei 1902 n°. 6 (Staatsblad n°. 224) en 10 October 1905 n°. 61 (Staatsblad n0. 505), F C1) Blz. 19. [ • (2) „ 140. houdende regelingen op het reizen van landsdienaren met den Delispoorweg, te bepalen dat bij reizen voor 's Lands rekening met dien spoorweg, wordt gereisd: a. enz.; b. door onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen van het openbaar Inlandsch onderwijs, in rijtuigen der 2de klasse. Extract enz. Vervoer van openbare Inl. leerkrachten langs de Staatsspoor- en tramwegen gedurende den tijd, dat zij in opleiding zijn voor het examen in de Nederlandsche taal. Gouv. besl. 17 Juni 1913 n°. 60 (Bijbl. n°. 7974). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen om het noodige te verrichten voor het verleenen van vervoer langs de Staatsspoor- en tramwegen voor rekening van den Lande, volgens de voorschriften van de bij artikel 1 van het besluit van 1 Maart 1913 n°. 13 0) goedgekeurde „Bepalingen betreffende het vervoer van 's Lands reizigers en goederen op de Staatsspoor- en tramwegen in Nederlandsch-hidië" aan onderwijzers en hulponderwijzers bij het openbaar Inlandsch onderwijs, gedurende den tijd dat zij in opleiding zijn voor het examen in de Nederlandsche taal, bedoeld in het besluit van 14 Maart 1912 n°. 38 (Staatsblad n°. 240) (2), voor reizen tusschen hun standplaats en die van den met die opleiding belasten Europeeschen onderwijzer. Vervoer van Inl. onderwijzend personeel uit Nlidden-Java af komstig en in Bantam geplaatst tijdens de Poeasavacantie. Gouv. besl. 15 Juli 1913 n°. 9 (Bijbl. n°. 7852). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Machtiging te verleenen om aan onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen, uit Midden-Java afkom- t1) Bijbl. n°. 7849. (2) Blz. 192. stig en geplaatst aan openbare Inlandsche scholen m de residentie Bantam, die zich gedurende de poeasavacantie naar de streek hunner herkomst begeven, zoowel voor de heen- als voor de terugreis, vervoer voor rekening van den Lande toe te staan voor henzelven en hun gezin (daaronder mede te verstaan inwonende familieleden en bedienden). Ten tweede: Te bepalen dat het in artikel 1 van dit besluit bedoeld vervoer zal geschieden op reis-aanvragen, in verband waarmede de staat behoorende bij artikel 4 van de bij besluit van -1 Maart 1913 n°. 13 (*) vastgestelde „Bepalingen betreffende het vervoer van 'sLands reizigers en goederen op de Staatsspoor- en tramwegen in Nederlandsch-Indië" wordt aangevuld als volgt: 24. Onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen, uit M idden-.Java afkomstig en geplaatst aan openbare Inlandsche lagere scholen in de residentie Bantam, die zich gedurende de poeasavacantie naar de streek hunner herkomst wenschen te begeven, voor henzelven en hun gezin (daaronder mede te verstaan inwonende familieleden en bedienden) van hun standplaats naar de streek hunner herkomst en terug. Extract enz. Wacht- en patrouille-diensten voor Inl. onderwijzers. Circ. Dir. O. E. N. 27 Juni 1879 n°. 7789 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 3430). Het geval deed zich onlangs voor, dat een kweekeling aan een openbare inlandsche school op Java bezwaren opperde tegen het doen van nachtelijke rondes en het verschijnen op het policiekantoor des morgens ten acht ure om verslag daarvan te doen. Dit een en ander, hetwelk ook van de andere docenten aan die school gevorderd werd, kon niet in het belang van het onderwijs zijn. Onderwijzers en kweekelingen kunnen niet met de gewensehte opgewektheid hun intellectuëlen arbeid verrigten als zij den geheelen nacht hebben moeten waken, en kunnen ook niet op hun tijd in de school zijn, als zij des morgens van hun nachtelijke patrouillediensten aan het bureau van policie rapport moeten doen. De over deze aangelegenheid met het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur gevoerde correspondentie heeft geleid tot (!) Bijbl. n°. 7849. een meer doeltreffende regeling dier gemeentediensten in de afdeeling, alwaar de school gevestigd is, waardoor bedoelde kweekeiing slechts in den nacht van Zaturdag op Zondag nachtelijke rondes zal hebben te doen, en des Zondags rust zal kunnen nemen. . , Ik acht deze regeling als een middel tot bevordering van de belanden van het inlandsch onderwijs algemeen zeer aanbevelingswaardig, en heb daarom de eer UEdG. beleefd te verzoeken om het noodige te willen bevelen opdat daar, waar voorschreven maatregel niet reeds mogt zijn genomen, m uw «west de inlandsche onderwijzers en kweekelmgen f 1 cc-lits in den nacht, voorafgaande aan den dag waarop geen schooi gehouden wordt, met het presteren van patrouille-diensten worden belast. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, STORTENBEKER. Verantwoording der schoolgelden door schoolhoofden Circ. Dir. O. E. N. 14 Januari 1880 n°. 508 aan de Inl. Schoolcommissiën (Bijbl. n°. 3527). Bij de examinatie van de verantwoordingen der geïnde schoolgelden aan de openbare inlandsche scholen, blijkt nog steeds van groote onvolledigheid en grove onnauwkeurigheid in de opmaking. ,, , . Ter voorkoming van nutteloos geschrijf en oponthoud m de afdoening dier verantwoordingen, heb ik de eer Uwe Commissie dringend uit te noodigen, de aandacht der inlandsche onderwijzers aan de onder haar toezicht staande scholen hierop te willen vestigen, en zelve voor de rigtige en tijdige indiening zooveel mogelijk hare medewerking te willen ver- De stukken die bij het einde van elk kwartaal door den onderwijzer behooren te worden ingediend, worden I v. ei Commissie ten overvloede hierbij opgegeven. Zij zijn: de staat lett. A loopende over het geheele kwartaal; de staten lett. A1, B, C over elke maand afzonderlijk, vergezeld van de betrekkelijke stortingsbewijzen, die niet op een der genoemde staten mogen worden geschreven, maar afzonderlijk behooren te worden afgegeven; terwijl bij het 4de kwartaal ook nog ingediend moet worden de toelichting op de jaarrekening. Ik teeken hierbij aan, dat de jaarrekening aan de Algemeene Eekenkamer regtsreeks behoort te worden ingezonden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, STORTENBEKER. Het opdragen van buitengewone werkzaamheden aan Inl. onderwijzers gedurende de schooltijden. Cire. Dir. O. E. N. 1 Oetober 1890 n°. 9465 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. Naar mij is medegedeeld, is het eenigen tijd geleden voorgekomen, dat een Inlandsch onderwijzer in een tijdsverloop van twee maanden gedurende 25 dagen de school heeft verzuimd om te kunnen voldoen aan eene opdracht van het Hoofd van gewestelijk bestuur, om de administratie van een gewezen adjunct-djaksa na te zien. Ook is het meermalen voorgekomen, dat vrij langdurige opdrachten aan zulke onderwijzers zijn gegeven tot het opmeten van stukken land, het ontvangen van zout en dergelijke werkzaamheden, waardoor zij eenigen tijd aan hun eigenlijk dienstwerk werden onttrokken en het onderwijs schade moest lijden. Op grond van deze berichten heb ik de eer, UHEdGestr. uit te noodigen zoodanige maatregelen te willen treffen, dat aan inlandsche onderwijzers in Uw gewest geene veelomvattende diensten worden opgedragen, welke gedurende de schooltijden moeten verricht worden en waardoor stoornis in het onderwijs wordt veroorzaakt. , De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, VAN DER KEMP.' Opgaaf betreffende de sterkte van het onderwijzend personeel in de kolom „Toelichtingen" van den leerlingen-staat. Bijbl. n°. 4647. Bij circulaire van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 11 December 1890 n°. 11808 is aan de Hoofden van gewestelijk bestuur in Nederlandsch-Indië, als voor- VOOBSCHBIFTEN TKL. ONDERWIJS. 10 zitters der Europeesche en Inlandsche schoolcommissiën in hunne gewesten, verzocht, den hoofdonderwijzers der openbare lagere scholen op te dragen, voortaan in de kolom Toelichtingen van don Leerlingen-staat (La. B) te vernielden, hoe groot het onderwijzend personeel hunner school is en, voor zooverre de Inlandsche scholen betreft, of de hoof don deiwijzer wordt bijgestaan door candidaat-onderwijzers dan wel gewone hulponderwijzers. Inrichting van de toelichtende staten der door schoolhoofden in te dienen jaarrekeningen. Circ. Dir. O. E. N. 19 Januari 1892 n°. 589 aan de Eur. en Inl. Schoolcommissiën (Bijbl. n°. 4687). Door de hoofden van de Europeesche- en Inlandsche scholen worden tot dusver in de aan mijn Departement ingevolge artikel 7 der bepalingen in Staatsblad 1875 n°. 23 ingediende toelichtende staten hunner jaarrekeningen de schoolgelden over December, door hen in Januari d.a.v. ontvangen, over het algemeen geboekt als in December van het voorgaande jaar ontvangen. . .. Omgekeerd gebeurt het ook zeer dikwijls, dat zij de schoolgelden over December, door hen in Januari d.a.v. in sLands kas overgestort, in die toelichtingen boekten als achterstand op het einde van het voorgaande jaar, niettegenstaande die schoolgelden door hen reeds in Deecmber van dat jaar ontvangen waren. Zulks is niet alleen in strijd met § c van voormeld voor- i schrift, maar oefent tevens invloed uit op de begrootingsrekeningen van ontvangsten en uitgaven, aangezien de schoolgelden, als vallende in de termen van het tweede lid van ar- j tikel 10 § a der Comptabiliteitswet (Staatsblad 1864 n°. 106), moeten komen ten bate der begrooting van ontvangsten over het jaar, waarin zij door de comptabelen (hoofden der scholen) zijn ontvangen, terwijl het hun daarin aankomend aandeel ingevolge artikel 10 § b van voormelde wet, behoudens de uitzondering vermeld bij artikel 11 dier wet, moet worden gebracht ten laste der begrooting van uitgaven over hetzelfde jaar. . . . Ter verkrijging van de noodige eenvormigheid m de inrichting dier toelichtingen, zoomede van het vereischte verband tusschen de cijfers der ontvangsten en uitgaven, betrekkelijk het Europeesch lager- en Inlandsch onderwijs, heb ik de eer Uwe Commissie te verzoeken de hoofden der onder haar toezicht staande scholen op een en ander te wijzen en de toelichtingen hunner jaarrekeningen voortaan te doen opmaken overeenkomstig de toelichtingen in het hierbij gevoegd uitgewerkt model. Tevens gelieve Uwe Commissie zorg te dragen, dat die toelichtingen in duplo worden ingediend, vermits een exemplaar na verificatie hij mijn Departement aan de Algemeene Rekenkamer moet worden doorgezonden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, VAN DEE KEMP. Residentie IM O D E L TOELICHTING VAN DE JAAR-REKENING van den lnlandsehen Onderwijzer (a, te (b) over (c) (a) den naam van den onderwijzer, met Hollandsche letters. (b) de standplaats van dien onderwijzer. (c) het jaar waarop de toelichting betrekking heeft. Vorderbaar bedrag. RUBRIEK Aanwijzing Verschijn- tvfr j. , „ . Achter- Vorderbaar DER der d&ff of strilli0' od staiiig 01 geworden j REKENING. vordering. tijdvak. ultimo in December -^g-^ 188 . y Schoolgelden van Schoolgelden (*) (2) (3) (4) de inlandsche van de in- 1879 f 19.— scholen. landsche 1^80 „ 15.— school te 1881 » 20.— 1882 - f 200. — f 245. J | | Aanzuivering. " ~ Achter- Ontvangen. stand op p Vernietigd ultimo Aanmerkingen. °f Totaal. December j\ 3)fg0" -j oq agteekening. Bedrag. schreven. k ^ (b) (c) (d) (e) f 5.- f 5.- f 10.- — „ 10.- „ 5.- „ 15.- 1882 „ 18.- - „ 18.- f 2.- „175.- - „ 175.— „ 25.- f 208. — f 218. — f 27.- 0 De jaren waarin het geld verschuldigd is geworden. j (2) De achterstand van elk der voorafgaande jaren, achter het cijfer vaö jaartal te plaatsen. « (3) Het bedrag in 't jaar waarover de toelichting loopt, verschuldigd gewof. (4) Het gezamenlijk bedrag der sommen in de twee vorige kolommen ver#1 I?) Het jaar waarin de gelden door den onderwijzer ontvangen zijn. ' De bedragen welke ontvangen zijn, zoowel die welke over vroegere jaren nog verschuldigd waren als die welke vorderbaar zijn geworden in het jaar waarover de toelichting loopt, afzonderlijk voor elk jaar achter het r„> jaartal te plaatsen. . . ' De sommen waartoe, ingevolge Staatsblad 1876 n°. 169 magtiging tot afschnj/, ving is verleend, afzonderlijk voor elk jaar achter het jaartal te plaatsen. ' De jaarsgewijze optelling der in de twee vorige kolommen vermelde somu Kien, aan den voet te totaliseren. Het bedrag van den achterstand van vroegere jaren en van het jaar waarover de toelichting loopt, eveneens aan den voet te totaliseeren. Residentie Semarang. Tjonto jang soedah diselesaikan dengan sampoernanja. KETERANGAN PERHITOENGAN OEWANG SEKOLA JANG ADA DALAM TANGGOENGAN GOEROE BESAR Dl OENGARAN. SEPANDJANG TAHON 1891. JANG DITERIMA OLEH Mas Atmodiprodjo moelai dari 1 Januari hingga 18 Mei 1891. Raden Kertasari moelai dari 19 Mei hingga 12 Juni 1891. Mas Sastradipoera moelai dari 13 Juni hingga 31 December 1891. Waktoe NAMA OEWANG Asalnja jang T. • oewang JANG oewang jang dj.ad. DIPERHITOENKEN. terhoetang. terhoe- tang. Oewang jang boleh ditagih. Jang terhoetang pada achir boelan December. 1890. Jang sah ditagih dalam tahon 1891. Djoemlah. Oewang sekola anak Oewang seko- 1888 f 30 — negri la anak negri di 1889 „ 25 - 1890 f 45 - . 1891 „ /■ 550 — / 650 " Djoemlah... f 100 - f 550 - f 6^K Hoetang jang didjelasken. Dengan bajaran. Eaniak- Dengan lïari diha- Djoemlah. boelan dan Qewang poesken. tahon. ^ ^ Hoetang' jang belom m terbajar pada achir r1 boelan December 1891. Keterangan. ■ • f 15 — a. f 10 — f 25 — b. f 5 — a. Telah dihapoeskan menoeroet besluitnja dd° 1891 n° 6.. Manteri goeroe telah menagih dengan saboleh-bolehnja. „ 20 — c. „ 5 — „ 25 — „ — — e. Dipoengoet dan di- masoekkan kadalam 's Lands kas oleh toewan karana manteri goeroe soedah menagih, tetapi tiada dapat oewang itoe. „ 25 — ,, „ 25 — d. „ 20 — d. Diterima dalam boelan Januari 1892. „ 500 — „ „ 500 — e. „ 50 — e. Oewang sekola dari boelan December 1891 telah diterima oleh manteri goeroe dalam boelan Januari | 1892 (*). Nf 5601 - f 15 - f 575; - f 75 - (*) Dj ikalau oewang sekola dari boelan December 1891 diterima oleh & <$., goeroe dalam boelan itoe djoega, maka oewang jang diterimanja itoe haroe jiiPj boetkan dalam kolom 1 Banjaknja oewang) dan kolom 11 (Djo01 maskipoen oewang itoe dimasoekkan kadalam 's Lands kas dalam boelan J a 1892. OENGARAN, pada ... Januari 1892. Manteri Goeroe, Ms. SASTRADIPOERO. Tijdige indiening van voorstellen tot toekenning van traktementsverhogingen aan Inl. onderwijzers. Circ. Dir. O. E. N. 22 Augusus 1894 n°. 8158 aan de Inl. Schoolcommissiën (Bijbl. n°. 4995). Het komt herhaaldelijk voor, dat voorstellen tot toekenning van traktementsverhoogingen aan het personeel der openbare lagere Inlandsche scholen, hoewel door de belanghebbenden aan de voorwaarde van behoorlijke plichtsbetrachting is voldaan, niet tijdig worden ingediend. Tekortkoming in deze strekt niet alleen ten nadeele van de belanghebbenden, die dientengevolge de hun toekomende traktementsverhoogingen vaak eerst veel later krijgen dan het tijdstip, waarop zij overeenkomstig de bestaande bepalingen er aanspraak op hebben, maar leidt ook dikwerf tot de onregelmatigheid dat aan hulponderwijzers, die ingevolge de Staatsbladen van 1887 n°. 239 en 1893 n°. 128, aanspraak hebben op een tweetal jaarlijksche verhoogingen, beide verhoogingen tegelijk worden toegekend, waardoor de bedoeling der jaarlijksche verhoogingen wordt gemist. Voorts geeft de niet tijdige toekenning van traktementsverhoogingen dikwijls aanleiding tot noodeloozen omslag in de administratie. Zoo b. v. wanneer de toekenning zoo laat plaats heeft, dat de uitbetaling der verhooging niet kan geschieden vóór 1 April of — wat ook niet zelden gebeurt — zelfs eerst na ultimo December van het jaar, volgende op het dienstjaar waarin zij had moeten plaats hebben. In het eerste geval krijgt men eene uitgave, welke ingevolge artikel 10 der Regelen voor het administratief beheer in Staatsblad 1S75 n°. 25 slechts na voorafgaand onderzoek der Algemeene Rekenkamer kan worden gedaan en derhalve niet meer door het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur kan worden gelast. In het tweede geval kan de verhooging over het afgesloten dienstjaar niet meer worden gebracht ten laste van den voor dergelijke uitgaven bestemden post op de begrooting en moet zij ingevolge artikel 11 der comptabiliteitswet uit den post voor onvoorziene uitgaven gekweten en bij de begrootingsrekening afzonderlijk verantwoord worden. Op "grond van het vorenstaande, heb ik de eer Uwer Commissie te verzoeken, de in liooïde dezes bedoelde voorstellen in den vervolge tijdig door tusschenkomst van den betrokken inspecteerenden ambtenaar in te dienen, en wel in dier voege, dat zij door U worden verzonden in de maand, voorafgaande aan die, met welke de traktementsverhooging behoort in te gaan. Mochten eventueel op de plichtsbetrachting van een onder- wijzer ernstige aanmerkingen te maken zijn, op grond waarvan tegen de toekenning eener traktementsverhooging bij Uwe Commissie bezwaar bestaat, dan zal ik gaarne tijdig ter zake worden ingelicht, ook ten einde te kunnen beoordeelen of voldoende termen aanwezg zijn tot onthondng der verhooging en of daarmede kan worden volstaan, dan wel nog een andere administratieve straf op den betrokkene behoort te worden toegepast. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, VAN der kemp. Voorstellen tot toekenning van traktementsverhoogingen aan In!, onderwijzers door tusschenkomst van den inspecteerenden ambtenaar in te dienen. Circ. Dir. O. E. N. 27 Setember 1895 n°. 9484 aan de Inl. Schoolcommissiën. Herhaaldelijk worden voorstellen ontvangen tot toekenning van traktementsverhooging aan personeel der openbare lagere Jnlandsche scholen, zonder dat daarbij van de tusschenkomst van den betrokken inspecteerenden ambtenaar is gebruik gemaakt, zooals in de vierde alinea van de dezerzijdsche circulaire van 22 Augustus 1894 n°. 8158 (1) is voorgeschreven. Ik heb de eer Uwer commissie te verzoeken in den vervolge aan de naleving van dat voorschrift de hand te willen houden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, O. v. d. WYCK. Vacantievrijheid voor Inl. onderwijzers. Circ. Dir. O. E. N. 26 Maart 1895 n°. 2380 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Biibl. n°. 5096). Herhaaldelijk wordt door Hoofden van gewestelijk bestuur aan personeel van het openbaar Inlandsch onderwijs binnenlandsch verlof verleend op den voet van Saatsblad 1872 n°. 91 (2), voor een tijdvak vallende binnen den tijd dat de school wegens vacantie gesloten is. (!) Bijbl. no. 4995, blz. 156. (2) Het verlof reglement in Stbl. 1872 n». 91 is thans vervangen door dat in Stbl. 1912 no. 50, hierachter opgenomen onder het hoofd „Eenige voorschriften betreffende Inlandsche ambtenaren in het algemeen". Beschikkingen van dien aard kunnen echter gevoegelijk achterwege blijven. Evenals bij het Europeesch onderwijs toch is een onderwijzer bij het Inlandsch onderwijs in de vacantie vrij om te gaan waar het hem goeddunkt, behoudens kennisgeving aan den voorzitter der plaatselijke Inlandsche schoolcommissie en, indien de vertrekkende aan het hoofd eener school staat, zorg voor de achter te laten administratie. Ik heb de eer UHEdG. te verzoeken voor den vervolge met het vorenstaande rekening te willen houden. De wd. Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, O. v. d. WYCK. Afschrift van verlofsbesluiten aan den inspecteerenden ambtenaar te verleenen. Circ. Dir. O. E. N. 15 Januari 1896 n°. 454 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 5098). Door een der lnspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs is mijne tusschenkomst ingeroepen ter erlanging van mededeeling, indien aan het onderwijzend personeel in zijn ressort binnenlandsch verlof wordt verleend. Naar aanleiding hiervan heb ik de eer UHEdG. te verzoeken om voortaan, voor zoover dit niet reeds wordt betracht, uit Uwe besluiten waarbij aan het personeel der openbare lagere Inlandsche scholen binnenlandsch verlof wordt verleend, ook extract te willen doen toekomen aan den betrokken Inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, O. v. d. WYCK. Voorstellen tot vermeerdering van het onderwijzend personeel bij de openbare inl. scholen. Circ. Dir. O. E. N. 4 April 1899 n°. 56146 aan de Inl. Schoolcommissiën (Bi jbl. n°. 5444). Het komt herhaaldelijk voor dat door eene Inlandsche schoolcommissie het voorstel wordt gedaan tot vermeerdering van het onderwijzend personeel eener onder haar toezicht staande openbare Inlandsche school op grond van toenemingvan het aantal leerlingen, zonder dat blijkt dat rekening is gehouden met de omstandigheid dat het onderwijzend personeel der school moet worden berekend, niet naar het aantal ingeschreven leerlingen, maar naar het aantal leerlingen, dat haar gemiddeld, bezoekt (vergl. artikel 14 van het schoolreglement in Staatsblad 1893 n°. 128, zooals dat artikel wordt gelezen ingevolge Staatsblad 1898 n°. 206 (*) ). Ik heb de eer Uwer Commissie te verzoeken, bij eventueele voorstellen als de hierbedoelde uitdrukkelijk te vermelden dat aan deze voorwaarde is voldaan. Tevens vestig ik er nog Uwe aandacht op dat dezerzijds als regel is aangenomen om niet tot vermeerdering van personeel wegens toeneming van het aantal leerlingen over te gaan, dan nadat die toeneming — met inachtneming van de hiervoren bedoelde voorwaarde — minstens over vier achtereenvolgende maanden is geconstateerd. Ook hiermede gelieve Uwe Commissie in den vervolge rekening te houden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, O. V. D. WYCK. Instructie voor het Inl. onderwijzend personeel. Besl. Dir. O. E. N. 6 April 1899 n°. 5720 (Bijbl. n . 5445). Gelezen enz.; Gelet op artikel 20 van het Inlandsch Schoolreglement in Staatsblad 1893 n°. 128 (2); Heeft besloten: Vast te stellen de aan dit besluit gehechte Instructie voor het onderwijzend personeel van de openbare Inlandsche scholen. Extract enz. t1) Blz. 12. (2) Blz. 14. Instructie voor het Inlandsch onderwijzend personeel. Artikel 1. Het hoofd der school is verantwoordelijk voor de orde en tucht in zijne school. Hij wordt in de handhaving daarvan door het hulppersoneel bijgestaan. Ook gedurende de uitspanning is hij verplicht op de leerlingen toezicht te houden of door het hulppersoneel te doen houden. Artikel 2. Het hoofd der school zorgt voor voldoende luchtverversching in de school en is verantwoordelijk voor de zindelijkheid van het schoolgebouw, de schoolmeubelen, het schoolerf en de latrines en voor de zorgvuldige bewaring van schoolbehoeften en leermiddelen. Artikel 3. Het onderwijzend personeel zorgt in alle opzichten een voorbeeld van orde en netheid te zijn voor de leerlingen. Het is minstens een kwartier vóór den aanvang der lessen in de school aanwezig en besteed dien tijd aan het voorbereiden der lessen. Artikel 4. Het onderwijzend personeel overtuigt zich vóór het eindigen van den schooltijd, elk voor zijne klasse of afdeeling, welke leerlingen afwezig zijn. Het hoofd der school houdt daarvan aanteekening in eene absentie-lijst en zendt deze maandelijks aan den voorzitter der schoolcommissie. Artikel 5. Ingeval A7an absentie wegens ziekte van een hulponderwij- j zer of kweekeling wordt daarvan door het hoofd der school kennis gegeven aan de schoolcommissie. In andere dringende gevallen kan door het hoofd der school aan het hulppersoneel vergunning worden verleend om een of ; meer schooltijden te verzuimen, mits daarvan onder opgaaf i der redenen onmiddellijk mededeeling doende aan de school-i commissie. fk Artikel 6. Indien liet hoofd der school een schooldag geheel of gedeeltelijk moet verzuimen, geeft hij daarvan, zoo mogelijk tijdig te voren en in elk geval zoo spoedig doenlijk, onder opgaaf der redenen, kennis aan de schoolcommissie. Tevens deelt hij dit mede aan zijn bij artikel 13 bedoelden vervanger. Artikel 7. Het onderwijzend personeel mag zich niet van zijne standplaats verwijderen, zonder daarvan vooraf kennis te geven aan de schoolcommissie. Artikel 8. Van de absentiën van het onderwijzend personeel wordt •door het hoofd der school een staat aangehouden, waarin de verzuimde schooldagen en de redenen der verzuimen zijn vermeld. Die staat wordt maandelijks door het hoofd der school aan •de schoolcommissie ter teekening aangeboden. Artikel 9. Het hoofd der school is verantwoordelijk voor den gang van het onderwijs in de school en voor de stipte naleving der door den inspecteerenden ambtenaar gegeven wenken. Het hulppersoneel is gehouden zich in alle zaken, het onderwijs betreffende, naar zijne inzichten te gedragen. Artikel 10. Het hoofd der school waakt dat geen andere straffen worden opgelegd dan die, vermeld in artikel 35 van het Schoolreglement (Staatsblad 1893 n°. 128) (x) en dat geen lichamelijke kastijding wordt toegepast. Artikel 11. Klachten van het hoofd der school over het hulppersoneel of van het hulppersoneel over het hoofd der school worden gericht aan de schoolcommissie. Zij, die tegen de beslissing der schoolcommissie bezwaar t1) Blz. 16. VOORSCHRIFTEN 1NL. ONDERWIJS. 11 hebben, kunnen in hooger beroep komen bij den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Artikel 12. Wanneer het onderwijzend personeel zich omtrent persoonlijke belangen heeft te wenden tot den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, geschiedt dat steeds door tusschenkomst van de schoolcommissie en wat het hulppersoneel betreft, tevens door tusschenkomst van het hoofd der school. Artikel 13. Bij tijdelijke afwezigheid of ontstentenis van het hoofd deischool wordt hij vervangen door den hoogsten in rang — of bij gelijkheid van rang, door den oudsten in benoeming van het hulppersoneel. Om bijzondere redenen kan echter de tijdelijke vervanging door de schoolcommissie in overleg met den inspecteerenden ambtenaar aan een ander worden opgedragen. Artikel 14. Het hoofd der school is belast met de schooladministratie. Het hulppersoneel is verplicht hem buiten de schooltijden in het voeren daarvan behulpzaam te zijn. Artikel 15. De verplichtingen omtrent het voeren van de schooladministratie zijn: le. het aanhouden van een doorloopend stamboek der leerlingen overeenkomstig model bijlage I; 2e. het in acht nemen van de bepaling der zegelordonnantie dat van quitantiën voor meer dan f 10 een zegelrecht van ƒ 0.10 (tien cent) verschuldigd is, hetwelk aan den schuldenaar in rekening wordt gebracht; 3e. de zorg voor het archief der school, waarin, ongerekend het formulier voor de toelating van leerlingen, model bijlage II, de inventarisstaat, model bijlage III, en de kwartaalstaat, model bijlage IV, benevens een legger van den staat der traktementen, model bijlage V, aanwezig behooren te zijn leggers van alle in de volgende artikelen te noemen staten. De leggers van de staten, modellen bijlagen VI, VII en VIII moeten geviseerd zijn door de schoolcommissie. 1 j Artikel 16 (1). De kwartaal-verantwoording der schoolgelden, model bijlage IX, wordt ingediend vóór den 16en van de eerste maand van het volgende kwartaal en gaat vergezeld van de betrekkelijke maandstaten der mutatiën van de leerlingen, model bijlage VI, der leerlingen, model bijlage VII, en der achter1 stallige debiteuren, model bijlage VIII, zoomede van de bewijzen van overstorting der schoolgelden, model bijlage X i (alle in simplo). De indiening van den staat van het onderwijzers-aandeel in , de schoolgelden, model bijlage XI, geschiedt maandelijks of l per kwartaal in duplo en onder overlegging van het duplicaati stortingsbewijs. De indiening van de toelichting op de jaarrekening, model 1 bijlage XII, geschiedt vóór 1 Februari in simplo. Uitgezonderd de staat van het onderwijzers-aandeel in de schoolgelden, model bijlage XI, worden de hiervoren ver' melde staten ingediend aan het Departement van Onderwijs, j Eeredienst en Nijverheid. De indiening van den staat van het onderwijzers-aandeel in de schoolgelden geschiedt: a. in de residentie Batavia aan genoemd Departement; b. elders aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. De indiening van de jaarrekening, model bijlage XIII, gei schiedt in simplo en vóór 1 Februari aan de Algemeene Rekeni kamer, door tusschenkomst van meergenoemd Departement. De in dit artikel bedoelde staten moeten vóór de indiening : ter teekening worden aangeboden aan de schoolcommissie, | met uitzondering van de kwartaal-verantwoording der school| gelden, model bijlage IX, van de bewijzen van overstorting j der schoolgelden, model bijlage X, van den staat van het onderwijzers-aandeel in de schoolgelden, model bijlage XI, van de toelichting op de jaarrekening, model bijlage XII en van de jaarrekening model bijlage XIII. Artikel 17. Na afloop van elk kwartaal wordt vóór den 16en van de } eerste maand van het volgende kwartaal door het hoofd der •j school de kwartaalstaat, model bijlage IV, na geteekend te J zijn door de schoolcommissie, aangeboden aan den betrokken i inspecteerenden ambtenaar. t1) Aldus luidt dit artikel ingevolge besln. Dir. O., E. en N. 26 Juli 1900 n°. 9981a (Bijbl. no. 5748) en 13 April 1905 no. 6476 (Bijbl. no. 6249). Bijlage I. Residentie Afdeeling Kerësidënan STAMBOEK VAN DE LEERLINGEN VAN DE GOUVERNEMENTS INLANDSCHE SCHOOL DER -^E KLASSE. TE DAFTAR SEGALA MOERID SEKOLAH GOEBERNËMEN KELAS 1 KELAS 2 n"" DI Doorloopend nummer. Angka. NAAM VAN DEN LEEKLING. NAMA MOERID. Datum z\jner eerste komst in de school. Bilamana ia mendjadi sekolah ini. Ware of gegiste ouderdom by opname in de school. Oemoernja ketika mendjadi moerid sekolah ini. Klasse, waarin de leerling bij zijne komst op de school is geplaatst. Dikelas atau bahagian mana, moerid itoe ditempatkau moela-moela. Naam en beroep van den vader. Nama dan pekerdjaan bapanja. Naam en beroep van hem voor wiens rekening de leerling school gaat. l Hama dan pekerdjaan orang jang mem- V, W-vVooc . \ - - j . ! ^ I (Bedrag van het schoolgeld. I Banjaknja oeang sekolah. Wijzigingen in het schoolgeld. Oeang sekolah di oebahkan. Datum. Bilamana. Bedrag. Banjaknja. Datum van bevordering tot de Bilamana moerid dinaikkan. 2e klasse. kekelas jang kedoea. 3e klasse. kekelas jang ketiga. 4e klasse. kekelas jang keempat. 5e klasse. kekelas jang kelima. 6e klasse. kekelas jang keenam. Datum van het verlaten der school. Bilamana moerid dikeloearkan dari sekolah. Reden van het verlaten der school. Moerid itoe soedah dikeloearkan dari sekolah, sebab. M Bijlage li. SOERAT PERM1NTAAN AKAN MENDJADI MOERID. kelas 1 disekolah kelas 2 n.... di Na,na boedak jang Nama hendak mendiadi , . . ., J bapania. pentiaharian moend. . . bapanja itoe. Oemoernja. Diminta Soedah maso6kkan Dimasoekkan disoentik , ® kelas • Katerangan. kelas , . W' bajaranjang bajaran Jang ! ! I Gezien en vastgesteld: De Voorzitter der Inlandsche Schoolcommissie, pada hari boelan 19 Kepala sekolah, Bijlage III. INVENTARIS van het schoolmaterieel, behoorende tot de lö Gouvernements Inlandsehe school der — klasse te aanwezig onder ultimo Mei 19 DAFTAR perkakas sekolah di dalam sekolah Goebernemen 2 n°" "' di Pada 31 hari boelan Mei 19 BENAMING. NAMA PERK AK AS. Aanwozig op 1 Juni 19... Banjaknja pada 1 hari boelan Juni 19... Ontvangen of aangemaakt. Banjaknja jang masoek, di dalam setahoen. Afgeschreven. Banjaknja jang keloear, di dalam setalioon. Restant op 31 Moi 19... Sisanja pada 31 hari boelan Mei 19... Aanmerkingen met vermelding der betrekkelijke besluiten. Keterangan dengan terseboet besluitnja. I I Bijlage IV. Residentie (Keresidenan) Afdeeling kelas 1 Sskolah keta 2 ' d' KWARTAALSTAAT JANG KE TA HO EN 19.... Residentie. kwartaalstaaTMoerid 19 Afdeeling. BanjakBOELAN. nja hari sekolah. Kelas I. Kelas II. Kelas III. Kelas IY. Kelas Y. Kelas VI. Djoemlah. Moerid perempoean. Anakorang i \\ieï\>a,xxgsa, j [A.nak orané / asing. ! [ Jang tiada membajar. Berapa % Moerid moend ians baroe iariP- fiarla UcLlü0 jang LldUd rnoanpV maqnpl? HldbüüK sekoïah. sekolah- Moerid jang keloear. Banjaknja oeang sekolah. Banjaknja Bilamana 0Bans. oeang seko- °eanS lah iane- sekolah dima- beïem di- soekkan bajar. kekantor oeang. dafta^oeroe. Apa djabatannja Bilamana TIADA MASOEK SEBAB vama disekolah ini dan moelai bekerdJ — FWmANPA¥ NAMA- 8»» auat n Tiaaa dengan K™AKGAN. seboelan. ini. aKat- Dengan idjm. idjin fêl (') In de Buitenbezittingen kan, zoo de betrokken inspecteerende ambten^ vergunning toe verleent, deze kolom oningevuld blijven. , f Diloear Tanah. Djawa dan Madoera bolëh ladjoer ini tiada di isi, kalau ha' diizinkan oleh Toean Inspecteur jang memeriksa sekolah-sekolah. pada hari boelan Kepala sekolah, 19... Bijlage V. Dienst 19.. residentie •. STAAT der traktementen, toekomende aan de onderstaande Inlandsche ambtenar6". ®e6mployeerden over de maand 19.., in de afdeeling I Schadeloosstel^ j Periodieke maat\i n t4. -4. : Maandelijksche ling voor gemis traVfQVV1„v,+0 Personeele m T , NAAM. dualiteit ! traktement_ heerendienst- Verw T toelaSe- Zam6D' Inh°udmgen- toelichtingen. , I plichtigen. pmg' | I H ! i 1 ■ L ■ ' 1 ik-. Totaal | ^'*ï^5=:==::==== N.B. In de kolom toelichting behoort te worden bekend gesteld by welke b©sA s ten de nieuw in betalingkomenden zijn benoemd, overgeplaatst enz.; moet daarin ook melding worden gemaakt van de besluiten, houdende t , kenning van traktementsverhooging enz. en eene specificatie der inhoua gen worden opgenomen. Verder de besluiten waarbij de verloven zijn t,eei leend, wanneer van die verloven is begonnen gebruik te maken en v?»11' de werkzaamheden weder zijn hervat. den 19. Voor de opmaking: De Bijlage VI. Residentie (Keresidenan) Maand (Boelan) , 1ste School der 2de klasse te Dienstjaar (Tahoen) kelas 1 Sekolah kelas 2 n • di MUTATIËN. DAFTAR moerid jang masoek dan moerid jang keloear sekolah. Doorloopend nummer. Nomor atau angka. Aangekomen leerlingen. Moerid jang baroe masoek. Maandeljjksch schoolgeld. Oeang sekolah seboelan. Doorloopend nummer. Nomor atau angka. Leerlingen die de school verlaten hebben. Moerid jang soedah keloear. Mnandelyksch schoolgeld. Oeang sekolah seboelan. . Bijlage VII. Residentie Dienstjaar (Tahoen) lste School der 2de klasse te Maand (Boelan) kelas 1 Sekolah kelas -2 LEERLINGEN. DAFTAR SEGALA MOERID. Doorloopend nummer. Nomor atau angka. Bedrag van voor rekening j j. NAMEN. van wien ze schoolgeld Toelichtingen (') schoolgaan. >smaands. Namanja orang Banjaknja jT- 7?l Keterangan (■). MOERID. membajar sekolah oeang sekolah. seboelan. (!) In deze kolom te vermelden, hoe groot het personeel der school lis, en of het hoofd wordt bijgestaan door candidaatonderwijzers dan [ wel gewone hulponderwijzers (vergl. Bijbl. n». 4647, blz. 145). t1) Didalam ladjoer ini haroes diterangkan berapa goeroe di sekola'n litoe dan kepala sekolah dibantoe oléh candidaatonderwijzer atau oléh tgoeroe bantoe (goeroe penoeloeng) jang kebanjakan sahadja. I VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 12 Bijlage VIII. Residentie (Keresidenan) Dienstjaar (Tahoen) 19. lste School der 2(}e klasse te Maand (Boelan) kelas 1 Sekolah kelas 2 n ACHTERSTALLIGE DEBITEUREN. DAFTAR nama segala orang jang lagi berhoetang oeang sekolah. Doorloopend nummer. Nomor atau angka. NAMEN. NAMA ORANG JANG BERHOETANG. Maanden waarover de schulden loopen. Didalam boelan mana ada hoetang. Bedrag. Banjaknja hoetang. Ontvangen in deze maand. Oeang jang di terima dalam boelan ini. Blijft verschuldigd. Hoetang jang tinggal lagi, < i Bijlage IX (1). VERANTWOORDING DER SCHOOLGELDEN. PERHITOENGAN OEANG SEKOLAH. Residentie (KerBsiilenan) 1ste ,, . , . . kelas 1 School der — klasse te (Sekolah ke]ag g no. . . . dl) . Dienstjaar (Tahoen) 10 . Kwartaal GETAL KINDEREN. BANJAKNJA MOEBID. Op ultimo van liet vorige kwartaal volgens vroegeren staat. Pada penghabisan kwartaal jang soedah, menoeroet perhitoengan kwartaal itoe. B\jgeko- Armen. gegaan. Jang Jang masoek. keloear. In dit kwartaal blykens staat La. A\ Didalam kwartaal ini, seperti terseboet pada Daftar La. A1. Op ultimo van dit kwartaal aanwezig blijkens staat La. B. Pada penghabisan kwartaal ini, seperti terseboet pada Daftar La. B. Maandeljjksch schoolgeld voor ieder kind. Oeang sekolah seseorang dalam seboelan. Totaal bedrag van het schoolgeld over dit kwartaal. Djoemlah oeang sekolah didalam kwartaal ini. Ontvangen over dit kwartaal. Soedah diterima didalam kwartaal ini. Achterstand van vroeger. Oeang sekolah jang beloem dibajar (hoetang lama). Daarvan in dit kwartaal ontvangen. Banjaknja oeang jang soedah diterima dari pada hoetang lama itoe didalam kwartaal ini. Totaal ontvangen. Djoemlah oeang jang soeda diterima. Bedrag van den achterstand blijkens staat La. C. Djoemlah oeang sekolah jang beloem dibajar seperti terseboet dalam Daftar La. C. Aanmerkingen. Keterangan. Aan schoolgelden in 's Lands kas gestort: in de maand f | vide bijgevoegde re^u's n n n n n n n tt f Totaal . f j De Onderwijzer (Kepala sekolah), (*) Zooals zjj gewijzigd luidt ingevolge besl. Dir. O. E. N. 20 Juli 1899 no. 12107a. den 19 De onderwijzer, (Kepala sekolah), Bijlage X. DEPARTEMENT VAN ONDERWIJS EN EEREDIENST. RESIDENTIE AFDEELING lste School der klasse te Dienstjaar 19. De Algemeene Ontvanger bij 's Lands kas te gelieve te ontvangen de som van f zegge zynde het bedrag van het schoolgeld by de openbare school te afdeeling over de maand den 19. Afgegeven voor Het hoofd der school, De laatstvorige opgave heeft plaats gehad op den (a) 19.. Het bovengenoemde bedrag van / zegge in 's Lands kas alhier ontvangen op heden den 19. datum als boven. De Algemeene Ontvanger, (a) Datum in letters. Bijlage XI C). lste Gouvernements Inlandsche school der 2^0 klasse te keias 1 Sekolah Goebernemën kelag 2 n° • • • di Onderwijzersaandeel in de ontvangen schoolgelden over de maand Bagian oeang sekolah oentoek kepala sekolah didalam boelan 19... NAAM. Ontvangen schoolgelden. Bedrag van het aandeel. Aanmerkingen. Banjaknja oeang sekolah _ . , , . _ , NAMA KEPALAH SEKOLAH. ja„g Soedah diterima. Bagian kepala sekolah. Keterangan. den 19.. Afgegeven voor De Onderwijzer, Kepala sekolah, O Zooals z\j gewijzigd luidt ingevolge besl. Dir. O. E. N. 20 Juli 1899 n '. 12107a. §;: m Bijlage XII (x). Kerêsidënan KETERANGAN PERHITOENGAN OEANG SEKOLA JANG ADA DALAM TANGGOENGAN KEPALA SEKOLAH disekolah ÏSSilT n°. • • di SEPANDJANG TAHOEN 19... C1) Zie het uitgewerkte model in Bijbl. no. 4687, blz. 146. NAMA OEANG- Asalnja oeang JANG jang DIPERHITOENGKAN. terhoetang. Waktoenja oeang itoe terhoetang. Oeang jang boleh ditagik' Jang terhoetang pada achir boelan December 19 . Jang soeda ditagih dalara tahoen 19 . Oeang sekolah anak negeri Oeang sekolah anak negeri di » . Hoetang jang didjelasken. ^ Dengan bajaran. , ■^ari boelan _ . , . d Banjaknja , tahoen. Dengan dihapoesken. Djoemlah. Hoetang jang beloem terbajar pada achir boelan December 19 . Keterangan. /•vi • . . i | Bijlage XIII. daftar perhitoenoa^ang sekolah Keresidënan kelas 1 Sekolah kelas 2 n .... di .... Seberapa Oeang iang dimasoekkan kekantor-oeang dan oeang jang r,Tm™-r a ut sebabnja oeang diterima. banjak*, a oeang ^langkan kfimbaii pada tiap-tfap boelan. DJOEMLAH. ja,ng ditenma. ^ r — ~ ^ " °Eang jang dipoelangkan kembali. jSari 1$?" ®c6öiber °eang jang dimasoekkan kekantoroeang. fc^ari £brUari.. ' 7®art &>ril vuui. Juli. j) VQtaber c6öaber ! Djoemlah Djoemlah f Dl. Tahoen 19. SEPANDJA^'^-HOfclN li ... pada.... hari boelan Kepala sekolah, 19. Beperking der overplaatsingen van Inl. onderwijzers. Circ. Dir. O. E. N. 13 Augustus 1907 n°. 15037 aan de inspecteerende ambtenaren van het Inl. onderwijs. Bij de voorstellen tot overplaatsing van personeel bij de openbare Inlandsche scholen welke door mij worden ontvangen, wordt niet steeds rekening gehouden met de beginselen welke voor de overplaatsing van landsdienaren door de Regeering zijn aangenomen. Ik acht het daarom noodig U met die beginselen in kennis te stellen. In het algemeen verlangt de Regeering dat geen overplaatsingen worden bewerkstelligd welke niet in alle opzichten op grond van het dienstbelang gevorderd worden en moet, in verband daarmede, elke overplaatsing die niet strikt noodzakelijk is, worden vermeden (vergl. de circulaire in Bijblad n°. 6146). Alleen is als uitzondering hierop toegestaan het inwilligen van verzoeken om onderlinge standplaatsverwisseling, mits het dienstbelang er zich niet tegen verzet en er geen kosten voor het Gouvernement aan verbonden zijn. Wat overplaatsingen wegens ziekte aangaat, zulke overplaatsingen behooren niet te worden uitgelokt, alleen om iemand die ziek is, of van wien geconstateerd wordt dat hij ter wille van zijn gezondheid in een ander klimaat geplaatst moet worden, aan zulk eene plaatsing te helpen. Er moet dus op eene gelegenheid, d. w. z. het ontstaan van eene vacature op eene plaats in een klimaat als gewenscht, gewacht worden om zulk een zieken landsdienaar in voor zijne gezondheid meer geschikte omstandigheden te brengen. Dringt de ziektetoestand zóó, dat op zulk eene gelegenheid niet kan gewacht worden zonder vrees voor ernstig nadeel voor den betrokkene, dan kunnen andere middelen worden aangewend: de zieke kan met binnenlandsch verlof gaan of op wachtgeld worden gesteld. In geen geval moet er om zijnentwille mutatie worden geprovoceerd. Dit zijn algemeene regelen waarop echter uitzonderingen niet behoeven uitgesloten te zijn in bijzondere gevallen of buitengewone omstandigheden, al of niet samenhangende met of een gevolg van Inlandsche gebruiken en begrippen. Van het bestaan hiervan moet dan echter overtuigend blijken. Ik verzoek UEG. voortaan bij het doen van overplaatsingsvoorstellen met het vorenstaande rekening te houden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, POTT. ■ Beschikbaarstelling van leerkrachten van openbare Inl. scholen ten behoeve van landschapsscholen in Celebes. Gonv. besl. 2 Maart 1910 n°. 4. ' Gelezen enz.; , Is goedgevonden en verstaan: i Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te j machtigen om onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelinï gen van het openbaar Inlandsch lager onderwijs op de aan j hun rang en diensttijd verbonden inkomsten ter beschikking :! van den Gouverneur van Celebes en Onderhoorigheden te stelj len ten einde door dezen te worden werkzaam gesteld bij landI sehapsseholen in zelf besturend gebied in genoemd gewest; 8 met bepaling: ( 1. dat de ter beschikking gestelden gedurende den tijd der 1 terbeschikkingstelling bij hun corps „a la suite" worden gevoerd; 2. dat aanvragen van voornoemd Hoofd van gewestelijk bestuur om terbeschikkingstelling van personeel als voormeld | niet mogen worden ingewilligd, wanneer zij niet vergezeld j zijn van een verklaring van dien Hoofdambtenaar, dat voor 4 de Landsinkomsten van het aangevraagde personeel het beginsel, uitgesproken in de eerste alinea van letter g sub 2e van den Leidraad in Bijblad n0.. 6672, volledig toepassing kan ij vinden. Afschrift enz. Beschikbaarstelling van leerkrachten van de openbare Inl. scholen in de afdeeling Menado ten behoeve van gesubsidieerde particuliere Inl. scholen aldaar. Gouv. besl. 29 November 1912 n°. 55 (Stbl. 1912 n°. 582). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten zesde: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen om, onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelin- gen, die werkzaam zijn bij de openbare Inlandsehe lagere scholen in de af deeling Menado der residentie van dien naam, voor zooveel die onderwijskrachten niet, naar het oordeel van genoemden Departementschef, voor het openbaar Inlandsch onderwijs benoodigd zijn, te stellen ter beschikking van de in artikel 1, alinea 2, sub 2e, der Eegelen, vastgesteld bij de ordonnantie van heden (Staatsblad n°. 579) (1), bedoelde organisaties, vereenigingen, districten en landschappen om door deze te worden werkzaamgesteld bij van hen uitgaande, overeenkomstig die Eegelen gesubsidieerde scholen, zullende de terbeschikkingstelling overigens worden beheerscht door de volgende bepalingen. I. De aanvrager moet zich schriftelijk verbinden tot resti- I tutie van een met 15% verhoogd bedrag van de Landsinkomsten, door ter beschikking gestelde onderwijskrachten genoten zoolang zij geen deel uitmaken van het ingevolge artikel 1, II alinea 2, sub 6e, van voornoemde Eegelen verplicht personeel eener school. II. (1) Hulponderwijzers, die in het bezit zijn van het I einddiploma eener Gouvernements kweekschool voor Inland- I sche onderwijzers en wier gezamenlijke diensttijd bij het I openbaar en particulier onderwijs vijf jaren bedraagt, worden I met ingang van de maand, volgende op die waarin zij dien diensttijd hebben bereikt, bevorderd tot den rang van onder- j wijzer op den voet van § la van Staatsblad 1902 n°. 53 (-), met I bepaling dat zij ook in den nieuwen rang ter beschikking 1 gesteld blijven. (2) Kweekelingen die slagen in het examen van huipon- I derwijzer bedoeld bij artikel 5, alinea 1, sub e, der Eegelen, I vastgesteld bij de ordonnantie van 5 Juni 1893 (Staatsblad ; n°. 127) juncto de ordonnantie van 23 Mei 1908 (Staatsblad n°. 382) (3), worden met ingang van de maand, volgende op ; die waarin dat examen is afgelegd, bevorderd tot hulponder- I wijzer op den voet van § 3 sub b van Staatsblad 1902 n". 53 (-), met bepaling dat zij ook in hun nieuwen rang ter beschikkinggesteld blijven. III. De op voorschreven voet ter beschikking gestelde onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen worden door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van hunne terbeschikkingstelling ontheven: a. op eigen verzoek; b. wanneer naar het gevoelen van genoemden Departementschef het dienstbelang zulks vordert; f1) Hierachter opgenomen onder het hoofd „Particuliere scholen . (2) Staatsblad 1902 no. 53 is buiten werking gesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 40 (Stbl. 1913 n«. 270), blz. 107. (») Blz. 92. op verzoek vanwege de betrokken corporatie of rechtsgemeenschap. i Behoudens het geval dat naar het gevoelen van den Direc■ :eur van Onderwijs en Eeredienst op het behoud voor 's Lands , lienst van de betrokken leerkracht geen prijs valt te stellen, raat in het laatste geval de ontheffing eerst in op zoodanig ' ijdstip dat hij aanstonds in een hem passende Landsbetrekking kan worden geplaatst. ' Ten zevende: enz. Beschikbaarstelling van leerkrachten van openbare Inl. scholen ten behoeve van de particuliere Inl. onderwijs-inrichtingen op Soemba en Flores (Timor en Onderhoorig heden). Zie art. 4 van Gouv. besl. 31 Maart 1913 n°. 44, hierachter )nder het hoofd „Particuliere scholen" opgenomen. Beschikbaarstelling van vrouwelijke leerkrachten van het openbaar Inl. onderwijs voor particuliere Inl. meisjesscholen, gesubsidieerd op den voet der Regelen in StbJ. 1914 n°. 592. Zie Gouv. besl. 25 Augustus 1914 n°. 28, hierachter onder iet hoofd „Prticuliere scholen" opgenomen. Vrijstelling van schutterlijken dienst voor onderwijzers. Ord. 4 Januari 1911 (Stbl. 1911 n°. 31). IN NAAM ENZ. (gewoon hoofd)! Dat Hij enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Met intrekking van alle daarmede strijdige voorschriften, met uitzondering van die in het besluit van 29 December 1870 n°. 4 (Staatsblad n°. 203) en in de ordonnantiën van 28 Jatmiari 1876 (Staatsblad n°. 26) en 6 Februari 1878 (Staatsblad Ei0. 62), regelende o. m. de vrijstelling van persoonlijken schutterlijken dienst van het onderwijzend personeel respectievelijk bij het Gymnasium Willem III te Batavia en de Hoogere Burgerscholen te Soerabaja en te Semarang, te bepalen, dat rvan persoonlijken schutterlijken dienst is vrijgesteld het on«lerwijzend personeel aan Gouvernements- en particuliere onfderwijsinrichtingen, met dien verstande dat die vrijstelling jslechts genoten wordt voorzoover de te geven lessen samenvallen met de schutterij oefeningen; zullende door het Hoofd der betrokken onderwijsinrichting, hij het begin van elk schooljaar, de lesroosters aan den betrokken Krijgsraad der schutterij worden toegezonden en van eventueele tusschentijdsche wijzigingen daarvan aan dien Krijgsraad kennis worden gegeven. En opdat enz. (gewoon slot). Voorzieningen nopens de voortgezette studie der Nederlandsche taal door aan de kweekscholen opgeleid Inl. onderwijzend personeel. Gouv. besl. 14 Maart 1912 n°. 38 (Stbl. 1912 n°. 240). Gelet enz.; De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen: Eerstelijk: enz. Ten vierde: Aan Inlandsche onderwijzers (essen) en hulponderwijzers (essen) die zijn geslaagd in het eindexamen van een Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers of van een gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers welke door den Gouverneur-Generaal is aangewezen als een inrichting waarvan het bewijs van met gunstig gevolg afgelegd eindexamen den bezitter benoembaar maakt tot hoofd van de openbare Inlandsche scholen der lste klasse, zal gelegenheid worden gegeven om zich onder leiding van een Europeesch onderwijzer (es) verder te bekwamen in de Nederlandsche taal en van de daarin verworven bekwaamheid te doen blijken door het afleggen van een examen, een «n ander op den voet van de volgende regelen: § 1. Europeesche onderwijzers, waaronder in deze regelen mede zijn te verstaan Europeesche onderwijzeressen, die zich voor de in hoofde bedoelde opleiding beschikbaar stellen, geven hiervan door tusschenkomst van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandscli onderwijs kennis aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, desverkiezende onder opgaaf van de personen voor wier opleiding zij zich bij voorkeur of uitsluitend beschikbaar stellen. § 2. Inlandsche onderwijzers en hulponderwijzers, waaronder in deze regelen mede zijn te verstaan Inlandsche onderwijzeressen en hulponderwijzeressen, — verder aan te duiden als Inlandsche onderwijzers — die de in hoofde bedoelde op- leiding wenschen te ontvangen, geven hiervan door tusschenkomst van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs 0) kennis aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, desverkiezende onder opgaaf van den Europeesehen onderwijzer aan wien zij bij voorkeur of uitsluitend in opleiding wenschen te worden gegeven. § 3. Met inachtneming van de opgaven, aan het slot der beide voorgaande paragrafen bedoeld, geeft de Directeur van Onderwijs en Eeredienst de Inlandsche onderwijzers, die zich voor het ontvangen der in hoofde bedoelde opleiding hebben aangemeld, indien verwacht wordt dat de opleiding tot het beoogde resultaat zal leiden, in opleiding aan een der Europeesche onderwijzers, die zich tot dat doel hebben beschikbaar gesteld en daarvoor geschikt worden geacht, zullende bij denzelfden onderwijzer niet meer dan vier personen gelijktijdig in opleiding mogen zijn (2). § 4. Op een door den opleider door tusschenkomst van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs (1) in te dienen aanvraag worden den Inlandschen onderwijzer de voor de studie benoodigde boeken door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst kosteloos verstrekt. § 5. Behoudens bijzondere omstandigheden, ter beoordeeling van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs (x), duurt de opleiding twee jaar. § 6. De opleider en de Inlandsche onderwijzer zijn verplicht met betrekking tot de opleiding respectievelijk studie de wenken van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs (x) te volgen, bij gebreke waarvan de opleiding aan den opleider wordt ontnomen respectievelijk gestaakt. § 7. (1) In geval van ontneming van de opleiding als in de vorige paragraaf bedoeld, en ook wanneer de opleider door vertrek of om andere redenen de opleiding niet kan voltooien, wordt die opleiding, met inachtneming van het bepaalde aan het slot der paragrafen 1 en 2, zoo mogelijk, aan een ander Europeesch onderwijzer overgedragen. (2) De betrokken inspecteerende ambtenaar van het Inlandsch onderwijs (r) verleent, desgevraagd, aan den belanghebbenden Inlandschen onderwijzer hulp bij het zoeken van een nieuwen opleider. t1) Voor „inspecteerende(n) ambtenaar van het Inlandsch onderwijs" thans te lezen „inspecteerende (n) ambtenaar van het Hollandsch-Inlandsch onderwijs", vergl. art. 4, sub b, van Gouv. besl. 14 December 1914 n°. 17 ■(Sttil. 1914 no. 762), blz. 402. (2) Aldus luidt § 3 ingevolge Gouv. besl. 19 Mei 1913 n°. 44 (Stbl. 1913 no. 377). VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 13 § 8. (1) Aan Inlandsche onderwijzers, wier termijn van opleiding verstreken is, wordt éénmaal 's jaars gelegenheid gegeven tot het afleggen van een examen, af te nemen door een inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs 0) alsvoorzitter en twee door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst aan te wijzen Europeesche onderwijzers^ waarbij van de geëxamineerden een gelijke kennis van de Nederlandsche taal wordt geëischt als bij het examen tot het verkrijgen eener akte van bekwaamheid als onderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs. (2) De aanwijzing van de plaatsen waar en de tijdstippen waarop de examens als evenbedoeld zullen worden afgenomen benevens de verdere regeling van alles wat op die examens betrekking heeft, geschieden door genoemden Departementschef. § 9. Zij, die niet slagen, worden nog éénmaal, en Wel na verloop van een jaar, tot het afleggen van het examen toegelaten, tenzij binnen dien termijn de opleiding gestaakt is op den voet van het bepaalde in § 6. § 10. Van het examen dient de inspecteerende ambtenaar, onder wiens voorzitterschap het is afgenomen, een verslag in aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, door wien op het kweeksehooldiploma. der geslaagden wordt aangeteekend dat, waar en wanneer belanghebbenden het in de onderwerpelijke regelen bedoeld examen in de Nederlandsch taal met goeden uitslag hebben afgelegd. § 11. (1) Voor eiken geslaagden geëxamineerde ontvangt de opleider een belooning van f 600 (zeshonderd gulden) (2). (2) Hebben meer dan één Europeesch onderwijzer aan de opleiding van een geslaagde medegewerkt, dan wordt de belooning onder hen verdeeld in voege als de Directeur van Onderwijs en Eeredienst in elk geval zal bepalen, met dien verstande dat aan hen, wien de opleiding is ontnomen op den voet van het bepaalde in § 6, geen aandeel wordt toegekend. § 12. Aan de Inlandsche onderwijzers die aan het onderwerpelijk examen hebben deelgenomen onverschillig met welken uitslag, worden vergoed de kosten der reis van en naar hun standplaats als voor een reis in commissie overeenkomstig de bepalingen op de reis-, verblijf- en transportkosten in Staatsblad 1882 n°. 187, juncto Staatsblad 1900 n°. 274, met dien verstande dat zij, die f 50 (vijftig gulden) of meer i1) Voor „inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs" thans te lezen „inspecteerenden ambtenaar van het Hollandsch-Inlandsch onderwijs", vergl. art. 4, sub b, van Gouv. besl. 14 December 1914 n. 1? (Stbl. 1914 no. 762), blz. 402. (2) Gewijzigd, zie art. 2 van Gouv. besl. 19 Mei 1913 n°. 44 (Stbl. 191S n. 877J, blz. 195. I 's maands bezoldiging genieten, worden gelijkgesteld met dokters-djawa, vaccinateurs, hulpvaccinateurs en Inlandsche ■ veeartsen, en die met een bezoldiging van minder dan f 50 (vijftig galden) 's maands, met kweekelingen der school tot t opleiding van Inlandsche geneeskundigen, élève-vaccinateurs, , kweek eling-veeartsen en mantris voor den geneeskundigen , dienst. i Ten vijfde: Onderwijzers en hulponderwijzers bij het t openbaar Inlandscli onderwijs, die in het in artikel 4 bedoeld examen zijn geslaagd, zullen, gerekend van de maand na die waarin zij in dat examen zijn geslaagd, een aanvangsbezoldi' ging genieten, f 10 (tien gulden) 's maands hooger dan die, organiek voor hun rang vastgesteld. ! Afschrift enz. Belooning voor de opleiding van Inl. onderwijzers tot het examen in het Nederlandsch, bedoeld in art. 4 van Gouv. besl. 14 Maart 1912 n°. 38 (Stbl. 1912 n°. 240) ('). Gouv. besl. 19 Mei 1913 n°. 44 (Stbl. 1913 n°. 377). Gelezen enz.; De Eaad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Bij wijze van tijdelijken maatregel, in afwijking van het voorschrift, vervat in § 11 van artikel 4 van het besluit van 14 Maart 1912 n°. 38 (Staatsblad n°. 240) 0) te bepalen: (1) Aan Europeesche onderwijzers (onderwijzeressen) wordt voor eiken bij hen ingevolge de bij evengenoemd artikel vastgestelde regelen in opleiding zijnden Inlandschen onderwijzer een maandelijksch bedrag van f 12.50 (twaalf gulden en vijftig cent) toegelegd, en bij slagen van dien Inlandschen onderwijzer in het in § 8 der genoemde regelen bedoeld examen nog een premie, gelijk aan het verschil tusschen f 600.— (zeshonderd gulden) en het bedrag dat ten behoeve van de opleiding van dien Inlandschen onderwijzer reeds aan maandelijksche toelagen is uitgekeerd. (») Blz. 192. (2) Hebben meerdere Europeesche onderwijzers aan de opleiding van een geslaagde medegewerkt, dan wordt de in de vorige alinea bedoelde premie onder hen verdeeld in voege als de Directeur van Onderwijs en Eeredienst in elk geval zal bepalen, met dien verstande dat aan hen, wien de opleiding is ontnomen op den voet van het bepaalde in § 6 der meerbedoelde regelen, geen aandeel wordt toegekend. Ten derde: Artikel 2 van dit besluit wordt geacht in werking te zijn getreden op 14 Maart 1912. Afschrift enz. Onder „onderwijzers, hulponderwijzers en kweekeiingen" in ordonnantiën en besluiten ook te begrijpen vrouwelijke leerkrachten van overeenkomstigen rang. Ord. 7 Maart 1914 (Stbl. 1914 n°. 258). IN NAAM ENZ. (gewoon hoofd)! Dat Hij enz.; Heeft goederevonden en verstaan: Ten eerste: Waar in ordonnantiën en besluiten wordt gesproken van onderwijzers, hulponderwijzers en" kweekeiingen bij scholen van het openbaar Inlandsch onderwijs, zijn mede vrouwelijke leerkrachten van overeenkomstigen rang bedoeld, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald. Ten tweede: Deze ordonnantie wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Augustus 1907. En opdat enz. (gewoon slot). KWEEKSCHOLEN VOOR DE VORMING VAN INLANDSCHE ONDERWIJZERS. OPRICHTING. 1. Bandoeng. Gouv. besl. 17 Februari 1866 n°. 5. Gelet op het besluit vau 22 augustus 1861 n°. 3, waarbij o. a. is aangeteekend, dat de Koniug magtiging heeft verleend, om eene school op te rigten, tot opleiding van inlandsche onderwijzers ten dienste van de inlandsche jeugd in de Soendalanden op Java; Gelezen de missive van den Inspecteur van het inlandsch onderwijs in N.-l. van 2 february 1866, n°. 20a, in voldoening aan de aanschrijving, vervat in het besluit van 6 january 1866 n°. 11; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen, dat bovenbedoelde te Bandoeng (Preanger-Regentschappen) gevestigde school zal worden geopend op den 23sten mei 1866. Afschrift enz. 2. Probolinggo, Fort de Koek en Amboina. Zie art. 1 sub a van Gouv. besl. 16 December 1872 n°. 3 (Stbl. 1872 n°. 227), blz. 231. 3. Djokjakarta. Zie art. 1 sub le van Gouv. besl. 18 Juli 1894 n°. 6 (Stbl. 1894 n°. 156), blz. 237. 4. Oengaran. Zie art. 1 sub A van Gouv. besl. 12 September 1909 n°. 6 (Stbl. 1909 n°. 457), blz. 244. REGLEMENT VOOR DE KWEEKSCHOLEN TE BANDOENG, OENGARAN, PROBOLINGGO, DJOKJAKARTA EN FORT DE KOCK. Gouv. besl. 16 Februari 1912 n°. 12 (Stbl. 1912 n°. 181). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling, behalve voor wat aangaat de kweekschool te Amboina, van het Reglement op de inrichting der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, vastgesteld bij artikel 2 van het besluit van 30 April 1894 n°. 7 (Staatsblad n°. 100) (1), zooals dat sedert is gewijzigd en aangevuld, van het Programma voor het eindexamen aan de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 27 April 1875 n°. 24 (Staatsblad n°. 107) (2) en van het besluit van 25 October 1890 n°. 5 (Staatsblad n°. 214), en met buitenwerkingstelling voorts van artikel 2 van het besluit van 6 Februari 1897 n°. 5 (Staatsblad n°. 59) (3), van het besluit van 19 Januari 1903 n°. 33 (Staatsblad n°. 65), zoomede van de §§ I en II van het besluit van 2 Februari 1907 n°. 26 (Staatsblad n°. 90), van § I van het besluit van 9 Februari 1908 n°. 11 (Staatsblad n°. 129), van de §§ I en II van het besluit van 13 Augustus 1908 n°. 26 (Staatsblad n°. 512) en van § I van het besluit van 11 Maart 1909 n°. 18 (Staatsblad n°. 196), vast te stellen het volgende REGLEMENT voor de Kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers. Aktikel 1. (1) De kweekscholen strekken tot vorming van Inlandsche onderwijzers ten behoeve van het openbaar Inlandsch onderwijs. (2) Bij uitzondering kunnen met toestemming van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst ook Inlandsche meisjes, die tot Inlandsche onderwijzeres wenschen te worden opgeleid, tot de kweekscholen worden toegelaten. (i) Blz. 206. (•) „ 228. (3) „ 261. Artikel 2. (1) Het aantal leerlingen wordt voor elke school bepaald ' op ten hoogste één honderd twintig, behoudens dat bij de school te Fort de Koek het maximum voorloopig bepaald blijft op , één honderd. (2) De Directeur van Onderwijs en Eeredienst stelt het ( ressort van elke school vast en bepaalt hoeveel kweekeiingen uit elk tot het ressort behoorend gewest of gedeelte van een * gewest kunnen worden toegelaten (1). Artikel 3. 1 De scholen staan onder toezicht van de Inlandsche Schooli commissie ter plaatse. Artikel 4. De scholen zijn verdeeld in twee afdeelingen, de voorbereidende, bestaande uit twee, en de vakafdeeling, bestaande uit vier jaarklassen. De klassen worden aangeduid als le t/m 6e klasse. Artikel 5. (1) Het onderwijs omvat de volgende leervakken: . a. de Nederlandsche taal; b. de landstaal (-talen); c. de Maleische taal; d. de rekenkunde; e. de aardrijkskunde; , /. de geschiedenis; g. de kennis der natuur: 1. natuurkunde, 2. scheikunde, 3. plantkunde, 4. dierkunde; h. de beginselen der landbouwkunde; i. het handteekenen; . j. het schrijven; k. de opvoedkunde. (2) Het onderwijs in het zingen is facultatief. (3) De Nederlandsche taal wordt, naar gelang de vorderingen der leerlingen het toelaten, gebezigd als voermiddel bij C1) Zie blzz. 262 e.v. het onderwijs in de verschillende vakken voor zoover die daartoe geschikt zijn. (4) De lessen worden gegeven volgens een door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst vast te stellen leerplan (1). Artikel 6. (1) Voor de practische vorming der kweekelingen is aan elke kweekschool een leerschool verbonden, waar de leerlingen van de 6e klasse onder leiding hunner onderwijzers werkzaam zijn. (2) Wanneer de 6e klasse der kweekschool meer leerlingen telt dan er in de leerschool gelijktijdig te werk gesteld kunnen worden, kan de practische vorming ook geschieden in één of meer door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst aan te wijzen openbare lagere Inlandsche scholen ter plaatse. (3) Op de leerscholen zijn toepasselijk de voorschriften voor de openbare Inlandsche scholen der 2e klasse vastgesteld, met dien verstande evenwel dat het vaste personeel slechts bestaat uit één opgeleid Inlandsch onderwijzer als hoofd der school. Artikel 7. (1) In de le t/m 5e klasse wordt dagelijks gedurende 5 uren onderwijs gegeven, terwijl de leerlingen van de 6e klasse buiten hun werk in de leerschool dagelijks twee lessen ontvangen. (2) Tusschen de lessen wordt gelegenheid gegeven tot ontspanning. (3) Waar dit door de Inlandsche Schoolcommissie noodig wordt geacht, kan des Vrijdags het aantal lesuren met één worden verminderd. Artikel 8. (1) De scholen zijn gesloten op de Zondagen, op de erkende Christelijke en Mohammedaansche feestdagen en op Nieuwjaarsdag. (2) Nog kunnen zij gesloten worden op algemeen gevierde burgerlijke feestdagen en bij buitengewone plaatselijke feestelijkheden, in het laatste geval ter beoordeeling van de Inlandsche Schoolcommissie en onder verplichting daarop de goedkeuring te vragen aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (!) Het leerplan voor de kweekscholen is door den Dir. van O. en E. vastgesteld bij diens besl. van 13 Juli 1911 n°. 11413, blz. 213. (3) Jaarlijks worclt een groote vacantie van 6 weken gegeven. (4) Het begin en het einde der vacantie worden op voordracht van den Directeur der school door de Inlandsche Schoolcommissie vastgesteld, met dien verstande dat in de Mohammedaansche landen de Poeasa zooveel mogelijk binnen den vacantietijd valle. Wanneer bij een school, waarvan het meerendeel der leerlingen Christenen is, de Kerstdagen en het Christelijk Nieuwjaar niet binnen den vacantietijd vallen, wordt bovendien een vacantie verleend van 24 December tot 3 Januari. (5) De kweekelingen verliezen gedurende den vacantietijd hun in het volgende artikel bedoelde toelagen eerst dan, wanneer zij niet tijdig vóór de heropening der lessen op de school zijn teruggekeerd, tenzij zij daarin verhinderd worden door omstandigheden onafhankelijk van hun wil. (6) Binnen een maand na den aanvang der lessen niet teruggekeerd, kunnen zij worden ontslagen. (7) In bijzondere gevallen kan aan de kweekelingen, die zich gedurende den vacantietijd naar hun familie begeven, tegemoetkoming in reiskosten dan wel vrij transport voor rekening van den Lande worden verleend op den voet van de voor reizen van kweekelingen vastgestelde of nog vast te stellen bepalingen. Artikel 9. (1) De kweekelingen genieten een maandelijksche toelage van 10 gulden. (2) Alle mannelijke kweekelingen genieten vrije huisvesting aan de school voor zoover daartoe gelegenheid bestaat. (3) Voor zoover de Directeur der school hun niet vergunt elders te wonen, zijn de kweekelingen, zoowel gehuwde als ongehuwde, verplicht om, voor zooveel daartoe gelegenheid bestaat, op het erf der school te wonen. (4) Het is den gehuwden kweekelingen verboden zich aldaar door hun echtgenooten te laten vergezellen. (5) Alle kweekelingen hebben aanspraak op vrije geneeskundige behandeling en gratis verstrekking van geneesmiddelen. De behandelende geneesheer is verplicht hen in de inrichting te bezoeken. (6) De noodige leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften worden hun gratis verstrekt. Artikel 10. (1) Toelating tot de inrichtingen heeft overeenkomstig de volgende voorschriften plaats: a. na het afleggen van een toelatingsexamen; b. op aanwijzing van den betrokken inspecteerenden ambtenaar. (2) De Directeur der school geeft aan de Hoofden van de gewesten, die het ressort der kweekschool uitmaken, tijdig kennis van beschikbaar komende plaatsen en van den datum, waarop het toelatingsexamen zal worden gehouden. Genoemde Bestuurshoofden berichten den Directeur der school zoo spoedig mogelijk, of zich al dan niet geschikte candidaten hebben aangemeld. . (3) Het toelatingsexamen wordt vóór het begin van het nieuwe schooljaar afgenomen door den betrokken inspecteerenden ambtenaar bijgestaan door de onderwijzers der inrichting. 1 (4) Bij dit examen moeten de candidaten het bewijs leveren, dat zij de lessen in de klasse, waartoe zij wenschen te worden toegelaten, met vrucht kunnen volgen. (5) Indien het aantal candidaten uit een gewest dat der beschikbare plaatsen overtreft, is het examen voor hen vergelijkend, behoudens de verplichting voor iederen candidaat om aan de minimum-eischen te voldoen. (6) Na afloop van het toelatingsexamen wordt voor elk gewest een ranglijst opgemaakt, waaruit op voordracht van den betrokken inspecteerenden ambtenaar de vacante plaatsen door de Inlandsche Schoolcommissie worden aangevuld, behoudens, voor wat toelating van meisjes aangaat, het bepaalde bij artikel 1, alinea 2. , 1 , (7) Wanneer uit één van de tot het ressort der school behoorende gewesten langs den weg van het toelatingsexamen geen voldoend aantal leerlingen wordt verkregen, kunnen voor dat gewest candidaten worden toegelaten, die door den betrokken inspecteerenden ambtenaar op zijne inspectie-reizen i voor toelating geschikt zijn bevonden. (8) Zijn zulke personen niet of niet m voldoend aantal beschikbaar, dan kunnen de vacante plaatsen voor dat gewest worden aangevuld door in het toelatingsexamen geslaagde ! candidaten afkomstig uit andere gewesten. (9) Geen candidaten worden tot de kweekscholen toegelaten, die den leeftijd van 11 jaren nog niet hebben bereikt, of dien van 15 jaren reeds hebben voltooid. (10) De candidaten moeten een geneeskundige verklaring: omtrent met goed gevolg ondergane vaccinatie overleggen, tenzij zij de natuurlijke pokken (vaxiolae) hebben gehad. (11) De Inlandsche Schoolcommissie of de betrokken ïnspecteerende ambtenaar kan van eiken voor toelating tot de: inrichting in aanmerking komenden candidaat een geneeskun- :i dige verklariDg vorderen, waaruit blijkt, dat deze voor zijn ■toekomstige betrekking lichamelijk geschikt is te achten en ) geen ziekte heeft, die zijn aanwezigheid op de inrichting 011wenschelijk maakt. (12) De Directeur der school is bevoegd om, zoo daarvoor naar zijn oordeel goede redenen bestaan, toegelaten leerlingen ' in een hoogere of lagere klasse te plaatsen, dan waarvoor zij zijn toegelaten. Abtikel 11. (1) Van de inrichting kunnen leerlingen worden ver; wijderd: \a. wegens onvoldoenden aanleg, . b. wegens aanhoudende overtreding van orde en tucht, c. , wegens wangedrag, ! d. wegens het lijden aan besmettelijke, voor andere leerlingen gevaarlijke, afzichtelijke, of hinderlijke ziekten. In het geval sub d kan de verwijdering voor een bepaalden i tijd geschieden. (2) De verwijdering geschiedt op voordracht van den Di- ITecteur der inrichting, en in het geval sub a met toestemming van den betrokken Inspecteur, door de Inlandsche Schoolcommissie, die daarvan onder mededeeling van redenen onmiddellijk kennis geeft aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. Artikel 12. (1) Voor den aanvang der groote vacantie wordt, ten overstaan van de Inlandsche Schoolcommissie, door den betrokken i inspecteerenden ambtenaar, bijgestaan door het onderwijzend personeel der school, aan de leerlingen van de 5e en 6e klasse een examen afgenomen. (2) Yoor de leerlingen der 5e klasse loopt dat examen over de vakken, in artikel 5, alinea 1, genoemd onder b t/m g, i en j. Zij, die in dat examen slagen, worden bevorderd naar de 6e klasse. (3) Yoor de leerlingen der 6e klasse loopt het over de vakken, in artikel 5, alinea 1, genoemd onder a, li en k. (4) De Directeur van Onderwijs en Eeredienst stelt voor de in de vorige alinea's bedoelde examens een programma 1 vast (*). (5) Van beide examens, waarvan de uitslag dadelijk aan i de candidaten wordt medegedeeld, wordt een omstandig rap- t1) Dit programma is vastgesteld bij besl. Dir. O. E. 17 Mei 1912 no. 7791 (Bijhl. n». 7669), blz. 226. port ingediend aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (6) Aan hen, die het examen aan het einde der 6® klasse met gunstigen uitslag hebben afgelegd, wordt door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst een akte van bekwaamheid als Inlandsch onderwijzer uitgereikt. (7) Hun rangnummer op de lijst der geslaagden wordt bepaald naar de totalen, verkregen door samentelling van de door hen bij de examens aan het einde der 5e en 6e klasse behaalde punten, en bij gelijkheid dier totalen door loting. (8) Tegen het einde van het schooljaar wordt in een vergadering van het onderwijzend personeel, voorgezeten door den betrokken inspecteerenden ambtenaar, beslist, welke leerlingen der le t/m 4e klasse naar een hoogere klasse zullen worden bevorderd. (9) Aan leerlingen eener klasse, wier vorderingen na liet doorloopen dier klasse niet voldoende worden geoordeeld, kan door voornoemde vergadering worden vergund nog één schooljaar de lessen in die klasse te volgen, met dien verstande evenwel, dat geen leerling de school langer dan negen jaar mag oezoeKen. Artikel 13. (1) De Directeur der school is belast met het geldelijk en materiëel beheer der inrichting. (2) Hij waakt voor de zindelijkheid der school en van alle andere gebouwen, welke tot de inrichting behooren, en van de schoolmeubelen, hij zorgt voor goed drinkwater en voor al die kleine benoodigdheden, welke onder geen bepaalde rubriek van schoolmeubelen of leermiddelen te brengen zijn. (3) Hij houdt, ook buiten den schooltijd, zooveel mogelijk luc/jiuiiL i ut; leerlingen. (4) Hij onderwerpt aan de goedkeuring van den betrokken inspecteerenden ambtenaar een door hem ontworpen huishoudelijk reglement, waarin voorschriften worden opgenomen betreffende: de verrichtingen der leerlingen buiten de schooluren, de orde en zindelijkheid in hun slaapvertrekken, hun voeding, kleeding, enz. en alles wat strekken kan tot handhaving van de orde en de tucht. Artikel 14. (1) In alle zaken het onderwijs betreffende, zijn de andere onderwijzers gehouden zich naar de inzichten van den Directeur der school te gedragen. Zij staan hem bij in zijn toezicht op de gebouwen, de schoolmeubelen en leermiddelen en de leerlingen. Bovendien zijn zij buiten de schooltijden hem behulpzaam in het voeren der schooladministratie. (2) Waar de voorbereidende afdeeling in een afzonderlijk gebouw is gevestigd, wordt het onmiddellijk toezicht op die afdeeling, onder de algemeene leiding van den Directeur, uitgeoefend door den Tweeden Onderwijzer. Artikel 15. (1) De leerlingen worden wegens overtreding van de orde •en tucht in en buiten de school gestraft met: a. arrest binnen het schoolerf; b. kamerarrest gedurende de uren van den dag, niet voor het onderwijs bestemd, voor hoogstens drie achtereenvolgende dagen; c. ontslag. (2) De straffen, bedoeld bij a en b worden opgelegd door den Directeur der school of, voor zooveel betreft de voorbereidende afdeeling, indien deze in afzonderlijke gebouwen is gevestigd, door den Tweeden Onderwijzer. Het ontslag, bedoeld 'bij c, geschiedt op de wijze, bepaald bij artikel 11, alinea 2. Artikel 16. Aan kweekelingen, die na met gunstigen uitslag afgelegd eindexamen der 6® klasse of na ontslag de school verlaten, wordt tegemoetkoming in reiskosten dan wel vrij transport voor rekening van den Lande verleend naar de plaatsen, van welke zij afkomstig zijn op den voet van de voor reizen van kweekelingen vastgestelde of nog vast te stellen bepalingen. Artikel 17. Aan de kweekelingen, die het eindexamen der 6e klasse met goed gevolg hebben afgelegd, kunnen de hun op de school ten gebruike gegeven boeken en andere leermiddelen in eigendom worden afgestaan. Afschrift enz. REGLEMENT VOOR DE KWEEKSCHOOL TE AMBOINA. Gouv. besl. 30 April 1894 n°. 7 (Stbl. 1894 n°. 100). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Met intrekking van artikel 2 van het besluit van 16 December 1872 n°. 3 (Staatsblad n°. 227), artikel 1 van het besluit van 1 Juni 1873 n°. 2 (Staatsblad n°. 93), artikel 1 van het besluit van 19 Maart 1874 n°. 2 (Staatsblad n°. 87), artikel 1 van het besluit van 10 April 1875 n°. 16 (Staatsblad n°. 94), artikel 3 van het besluit van 31 Deecmber 1875 n°. 34 (Staatsblad n°. 329) en artikel 1 § Y van het besluit van 12 December 1884 n°. 7/c (Staatsblad n°. 221), vast te stellen het aan dit besluit gehechte: Reglement op de inrichting der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers 0). Ten derde: enz. Afschrift enz. Reglement op de inrichting der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers (*). Artikel 1. (1) De kweekscholen strekken tot vorming van onderwijzers ten behoeve der openbare lagere Inlandsche scholen. (2) In bijzondere gevallen, te beoordeelen door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, worden Inlandsche jongelieden, bestemd om tot onderwijzer aan eene particuliere school te worden opgeleid, op eene kweekschool toegelaten, wanneer daartoe de gelegenheid bestaat. (3) Van dezen worden vóór anderen toegelaten de zoodanigen, wier plaatsing verlangd wordt door Inlandsche vorsten, leenmannen en bondgenooten in Nederlandsch-Indië. Artikel 2. (1) Voor de practische vorming der kweekelingen wordt aan elke kweekschool verbonden eene externenschool, waarin (!) Dit reglement geldt nu alleen voor de kweekschool te Amboina, vide den aanhef van Gouv. besl. 16 Februari 1912 n°. 12 (Stbl. 1912 n». 181), blz. 198. de kweekelingen onder de leiding hunner onderwijzers werkzaam zijn. (2) Op deze scholen zijn toepasselijk alle voorschriften, voor de openbare lagere Inlandsche scholen der 2e klasse vastgesteld, met dien verstande echter, dat het onderwijs uitsluitend wordt gegeven door de meest gevorderde kweekelingen onder de leiding van hunne onderwijzers. Artikel 3. (1) De cursus der kweekscholen wordt gesteld op vier jaren. (2) Aan kweekelingen, die zich door goed gedrag en vlijt onderscheiden, doch niet in staat zijn binnen dien termijn het eindexamen af te leggen, kan op voordracht van het hoofd der school door de schoolcommissie worden toegestaan hoogstens twee jaren langer aan de school te blijven. Artikel 4. De kweekelingen ontvangen dagelijks gedurende minstens zes uren les. De uren, in de externenschool doorgebracht, worden als leeruren gerekend. Artikel 5. (1) Op de kweekscholen wordt onderwijs gegeven in de volgende vakken: a. de landstaal of talen; b. de Maleische taal; c. het lezen; d. het schrijven; e. de rekenkunde; f. de aardrijkskunde van Nederlandscli-lndië en de algemeene; g. de geschiedenis van Nederlandsch-Indië; h. de beginselen der kennis van de natuur; hbis. de beginselen der landbouwkunde ('); i: C); ■}. het handteekenen; Jc. de paedagogie, hoofdzakelijk ter verkrijging van duidelijke begrippen: (*) Punt h bis is hieraan toegevoegd en punt i is ingetrokken bij art. 1 van Gouv. besl. 13 Juni 1911 n. 35 (Stbl. 1911 no. S69). 1°. van klassikaal onderwijs; 2°. van gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de 1 school worden gehandhaafd; 3°. van de bepalingen op het Gouvernements lager onderwijs voor Inlanders in Nederlandsch-Indië; 4°. behandeling van de wijze, waarop elk vak in iedere klas- I se eener lagere school behoort onderwezen te worden. (2) Het onderwijs in het zingen is facultatief. (3) De lessen worden gegeven volgens een door den Di- ] recteur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid voor elke I kweekschool vast te stellen leerplan (1). Artikel 6. (1) De school is gesloten des Zondags of des Vrijdags, ter I beoordeeling van de schoolcommissie. (2) Bovendien is de school gesloten op de erkende groote i Mohammedaansche en Christelijke feestdagen. (3) Nog kunnen de scholen gesloten worden op algemeen I gevierde burgerlijke feestdagen en bij buitengewone plaatselijke feestelijkheden, ter beoordeeling van de schoolcoin- 1 missie. Artikel 7. (1) De kweekscholen staan onder toezicht van de Inland- I sc-he schoolcommissie ter plaatse. (2) Deze stelt na overleg met den inspecteur of adjunct- I inspecteur een door het hoofd der school ontworpen lesrooster I of tafel van werkzaamheden vast, zoomede een huishoudelijk reglement, waarin worden opgenomen de taakverdeeling der 1 onderwijzers (2), de bepaling der schooluren, de verrichtingen 1 der kweekelingen buiten de schooluren, en de noodige bepa- j lingen betreffende de orde en de zindelijkheid in hunne slaap- 1 vertrekken, hunne voeding en alles wat strekken kan tot handhaving van de orde en de tucht. Van dit reglement wordt een exemplaar gezonden aan den I Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. (3) De werkzaamheden der onderwijzers, voor zoover zij j de administratie der kweekschool en der externenschool be- I treffen, worden door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst I en Nijverheid geregeld. (4) Zij, die met de administratie der externenschool belast j worden, zijn rekenplichtig aan de Algemeene Rekenkamer. (!) Hieraan is voldaan bij besl. Dir. O. E. N. 20 Februari 1896 n°. 1833, I blz. 220. (2) Omtrent de taakverdeeling der onderwijzers buiten de gewone schooluren, zie miss. Dir. O. E. N. 20 December 1901 n°. 16031b, blz. 254. i Artikel 8. Yoor elke kweekschool wordt bepaald het aantal kweek elingen, dat uit elk gewest op die kweekschool zal worden toegelaten (1). Artikel 9. (1) Voor de toelating van kweekelingen wordt jaarlijks vóór het begin van den nieuwen cursus aan elke kweekschool een toelatingsexamen gehouden, dat door den inspecteur of adjunct-inspecteur, bijgestaan door de onderwijzers aan de kweekschool, ten overstaan der schoolcommissie wordt afgenomen. (2) Bij dit examen moeten de candidaten toonen den cursus eener openbare lagere Inlandsche school der le of der 2® klasse met vrucht te hebben doorloopen en verder het bewijs leveren, dat zij in staat zijn de lessen aan de kweekschool met vrucht te volgen. (3) Indien het aantal candidaten uit een gewest het cijfer der daarvoor beschikbare plaatsen overtreft, dan is het examen voor hen vergelijkend, behoudens de verplichting van iederen candidaat om aan de minimum-eischen te voldoen. (4) Het hoofd der school geeft door tusschenkomst der schoolcommissie van aanstaande vacatures tijdig kennis aan de Hoofden van gewestelijk bestuur, uit wier gewest de kweekelingen behooren getrokken te worden. Deze berichten der commissie zoo spoedig mogelijk of geschikte candidaten al dan niet aanwezig zijn. (5) Wanneer zich geene candidaten voor het toelatingsexamen hebben aangemeld uit een of meer gewesten, behoorende tot het ressort der kweekschool, kunnen personen worden toegelaten, die door de inspecteerende ambtenaren op hunne inspectiereizen in die gewesten voor toelating tot de kweekschool geschikt zijn bevonden. (6) Zijn zulke personen niet beschikbaar dan kunnen de vacante plaatsen voor die gewesten worden aangevuld door in het toelatingsexamen geslaagde candidaten afkomstig uit andere gewesten. (7) Onmiddellijk na afloop van het examen, biedt de inspecteur of adjunct-inspecteur aan de commissie eene ranglijst der geslaagde candidaten aan. " (8) De vacante plaatsen worden door de commissie volgens die ranglijst aangevuld. (9) Greene candidaten worden tot het examen of tot de i1) Dit geschiedt door den Dir. O. E. krachtens art. 2 van Gouv. besl. 6 Februari 1897 n°. 5 (Stbl. 1897 tl». 59), blz. 261. VOOESCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 14 kweekschool toegelaten, clie den leeftijd van 13 jaren niet hebben bereikt of dien van 15 jaren te boven zijn (1). (10) Na verloop van de eerste maand van den cursus worden geene nieuwe kweekelingen meer toegelaten. Artikel 10. (1) De kweekelingen, die tot gouvernements-onderwijzer worden opgeleid, genieten gedurende hunne opleiding van gouvernementswege eene maandelijksche toelage van f 10.— (tien gulden) (2). (2) enz. (3). (5) De kweekelingen bestrijden uit de toelage de kosten hunner kleeding en voeding. (6) Voor zooveel daartoe gelegenheid bestaat, genieten zij vrije huisvesting aan de kweekschool, zoomede vrije geneeskundige behandeling. De behandelende geneesheer is verplicht de zieke internen aan de kweekschool te bezoeken ("). (7) Zij ontvangen gratis leermiddelen en schrijfbehoeften. Artikel 11. De kweekelingen, bedoeld in de 2e en 3e alinea van artikel 1, ontvangen gratis huisvesting, onderwijs, leermiddelen en schrijfbehoeften; in hun onderhoud wordt voorzien door hen, die hunne plaatsing op de kweekschool verlangd hebben. Artikel 12. De kweekelingen, zoowel gehuwde als ongehuwde, zijn verplicht, om voor zooveel daartoe gelegenheid bestaat, op het erf der kweekscholen te wonen. Het is den gehuwden kweekelingen verboden zich aldaar door hunne echtgenooten te laten vergezellen (5). Artikel 13. (1) Eenmaal 's jaars wordt ten overstaan van de schoolcommissie een openbaar examen gehouden. (*) Aldus luidt deze alinea ingevolge Gouv. besl. 9 October 1898 n. 9 (Stbl. 1898 no. 271). (2) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 1, § I, van Gouv. besl. 27 November 1902 n. 25 (Stbl. 1902 no. 4S2). (8) De alinea's 2, 3 en 4 zijn vervallen ingevolge art. 1, § II, van Gouv. besl. 27 November 1902 no. 25 (Stbl. 1902 no. 432). (4) Voor opneming in een hospitaal, zie Stbl. 1889 no. 85, hierachter opgenomen onder de hoofdrubriek „Eenige voorschriften betreffende Inlandsche ambtenaren in het algemeen". (6) Aldus luidt dit artikel ingevolge § 1 van Gouv. besl. 2 Maart 1905 no. 22 (Stbl. 1904 no. 150). (2) Overeenkomstig den uitslag van dit examen bepaalt 1 de commissie in overleg met liet hoofd der school welke kweekelingen tot eene hoogere klasse zullen overgaan. / Artikel 14. i (1) Het openbaar examen wordt gevolgd door eene vakantie van zes weken. (2) Het begin en het einde der vacantie worden op voor; dracht van het hoofd der school door de schoolcommissie vast4 gesteld, met dien verstande, dat in de Mohammedaansche lani den de poeasatijd zooveel mogelijk binnen den vaeantietijd valle. Wanneer bij eene school, waarvan het meerendeel der * leerlingen Christenen is, de Kerstdagen en het Christelijk «Nieuwjaar niet binnen den vaeantietijd vallen, wordt bovendien eene vacantie verleend van 24 December tot 3 Januari 0). (3) De leerlingen kunnen zich gedurende den vaeantietijd jnaar hunne familiën begeven en verliezen gedurende dien tijd ihunne toelage alleen dan, wanneer zij niet tijdig vóór de her- sj opening der lessen op de kweekschool zijn teruggekeerd, tenzij zij daarin verhinderd worden door omstandigheden onafhankelijk van hunnen wil. (4) Binnen één maand na den aanvang der lessen niet i teruggekeerd, kunnen zij worden ontslagen. (5) In bijzondere gevallen kan aan de leerlingen, die krachtens de derde alinea van dit artikel zich naar hunne ■familie begeven, tegemoetkoming in reiskosten, dan wel transport voor rekening van den Lande worden verleend. Artikel 15. De schoolcommissie bepaalt welke der onderwijzers gedurende den vaeantietijd aan de kweekschool aanwezig zal zijn, i'om het toezicht op de inrichting en de aanwezige kweekelingen te houden. Artikel 16. (1) Kweekelingen, die blijken geven geen voldoenden aandeg voor het onderwijzersvak te bezitten (2) of wel zich aan herhaald wangedrag schuldig maken, worden op voordracht van het hoofd der school en met toestemming van den inspecteur door de schoolcommissie ontslagen. I1) Deze zin is aan alinea 2 toegevoegd bij art. 1 van Gouv. besl. 17 Juli 1905 no. 29 (Stbl. 1905 no. 389). (2) Omtrent maatregelen tot behoud voor het onderwijs van tusschen; tijds ontslagen kweekelingen, zie circ. Dir. O. E. N. 6 Juli 1894 no. 6405, i blz. 97. (2) Van dit ontslag wordt, onder mededeeling van redenen, | onverwijld kennis gegeven aan den Directeur van Onderwijs, ^Eeredienst en Nijverheid. Artikel 17. Aan ontslagen kweekelingen wordt transport naar hunne woonplaatsen verleend voor rekening van den Lande. Artikel 18. (1) De kweekelingen worden wegens overtreding van de orde en tucht in en buiten de kweekschool gestraft met: a. kamerarrest gedurende de uren van den dag, niet voor het onderwijs bestemd, voor hoogstens drie achtereenvolgende dagen; b. arrest binnen het schoolerf op de vrije schooldagen; c. ontslag als kweekeling f). (2) De straf, bedoeld bij a, kan door elk der onderwijzers, die, bedoeld bij b, alleen door het hoofd der school opgelegd worden. Het ontslag, bedoeld bij c, geschiedt op de wijze bepaald bij artikel 16 (2). Artikel 19. li (1) Eenmaal 's jaars, zooveel mogelijk vóór de groote IJ vacantie, wordt door den inspecteur of adjunct-inspecteur,] U bijgestaan door de onderwijzers aan de kweekschool, en ten; overstaan van de schoolcommissie, een eindexamen gehouden li voor kweekelingen der hoogste klasse (3). (2) Na afloop van het examen wordt de uitslag aan de|:i candidaten medegedeeld en een omstandig rapport van hetlu examen ingediend aan den Directeur van Onderwijs, Eere-jH dienst en Nijverheid, die aan hen, die het examen met goed 1b gevolg hebben afgelegd, eene akte van bekwaamheid als onder--j wijzer uitreikt en zorgt voor de voorloopige tewerks telling» der ten behoeve der Gouvernements scholen opgeleide kweekelingen. Artikel 20. Aan de kweekelingen, die het eindexamen met goed gevolg. (!) Aldus luidt punt c ingevolge art. 1, § III, van Gouv. besl! 27 November 1902 n°. 25 (Stbl. 1902 n°. 432). (2) Aldus luidt alinea 2 van artikel 18 ingevolge art. 1, § IV, van Gouvi, besl. 27 November 1902 n°. 25 (Stbl. 1902 no. 432). J (3) Het programma van dit eindexamen is vastgesteld bij Gouv. besl! 27 April 1875 no. 24 (Stbl. 1875 no. 107), blz. 228. hebben afgleged, worden de hun op de kweekschool ten gejbruike gegeven boeken en andere leermiddelen in eigendom «afgestaan. .EERPLAN VOOR DE KWEEKSCHOLEN TE BANDOENG, OENGARAN, PROBOLINGGO, DJOKJAKARTA EN FORT DE KOCK. Besl. Dir. O. E. N. 13 Juli 1911 n° 11413. Gelet enz.; Heeft besloten: Met buitenwerkingstelling van de leerplannen voor de kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Bandoeng en Probolinggo, vastgesteld bij het dezerzijdseh besluit van 20 Februari 1896 n°. 1833 en voor de gelijknamige inrichtingen te Djokjakarta en Fort de Koek, vastgesteld bij de dezerzijdsche besluiten respectievelijk van 20 Februari 1897 n°. 3059 en 12 November 1907 n°. 21075, voor de kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Bandoeng, Ocngaran, Probolinggo, Djokjakarta en Fort de Koek vast te stellen het aan dit besluit gehechte leerplan. Afschrift enz. Vakken Klasse OMSCHRIJVING DER LEERSTOF Uren 'Nederland- I. a. Spreekoefeningen naar aanleiding van handelin| sche taal. gen, voorwerpen en platen b. Lezen IQ c. Taaloefeningen in aansluiting met de spreekoefeningen d. Uitspraakoefeningen (occasioneel) Leerplan voor de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Bandoeng, Oengaran, Probolinggo, Djokjakarta en Fort de Koek. Vakken Klasse OMSCHRIJVING DER LEERSTOF Uren H. a. Spreekoefeningen als in de 1ste klasse b. Lezen c. Vertaaloefeningen 15 d. Taaloefeningen e. Uitspraakoefeningen (occasioneel) III. a. Spreekoefeningen: gesprekken en verhalen naar aanleiding van wat door de leerlingen beleefd, gelezen of gehoord is b. Lezen 111 c. Taaloefeningen d. Steloefeningen e. Vertaaloefeningen IV. a. Spreekoefeningen: gesprekken over bekende onder¬ werpen b. Lezen 1 c. Taaloefeningen d. Stellen e. Vertaaloefeningen V. a. Gesprekken b. Lezen 7] c. Taaloefeningen. Beknopt overzicht der spraakkunst. d. Stellen: brieven en eenvoudige opstellen VI. a. Gesprekken naar aanleiding van vragen van den dag en belangrijke onderwerpen J b. Lezen en voordragen van prozastukken en gedichten Landstaal I. a. Lezen met eigen en Latijnsche karakters j (talen) (1). b. Taaloefeningen; spelregels, taaisoorten, werk- 3 woordsvormen | (!) Zoolang aan de Kweekschool te Probolinggo onderwijs in het Madoereesch en het Javaansch voor alle kweekelingen noodig wordt geacht, kunnen daar in elke der eerste 5 klassen vier uren aan de landstalen worden besteed. De uren voor het Nederlandsch worden daarvoor verminderd met 1 uur in de 2 leven en gewoonten III. Gewervelde dieren; overzicht van de systematische rangschikking der dieren; begrippen soort en ras. 2 1 IV. Wormen, insecten, spinachtige dieren Dieren, die belangrijk kunnen worden geacht voor den landbouwer. Hun plaats in het stelsel 2 Nadere behandeling van den mensch; iets over gezondheidsleer en de eerste hulp by ongelukken. Vakken Klasse OMSCHRIJVING DER LEERSTOF Uren V. Nadere beschouwing van de landbouwhuisdieren... De voornaamste ziekten en beschadigingen, welke by planten en dieren ontstaan door lagere dieren ; bestr(jding dier ziekten Beginselen V. a. Kennis van den bouwgrond ) ^ der land- 6. Plantenteelt > bouwkun- rïg VI. a. Bemestingsleer b. Bijzondere plantenteelt c. Veeteelt (algemeene en bijzondere) en visch- 5 teelt d. Hoofdpunten der landhuishoudkunde Handteeke- i. Eenvoudige oefeningen met houtskool en zwart nen- krijt naar voorbeelden 2 H. Teekenen naar blokken (groepen); het opmerken van perspectivische verschijnselen 2 III- Eenvoudige voorwerpen uit de omgeving; stillevens; vlakversieringen 2 IV. Voortzetting der oefeningen van de 3de klasse; illustratief teekenen op papier 2 V Voortzetting en herhaling; illustratief teekenen op het bord .- 2 Schrijven. I. ] ( 1 jj [ Oefeningen voor het vormen van een loopende j ^ III.' ] hand" j 1 Opvoed- V. Methodiek der leervakken; klassikaal onderwijs; kunde. orde en tucht; algemeene onderwijsteer 4 VI. Besprekingen naar aanleiding van het werk in de oefenschool; het ontwerpen van leergangen en lessen 3 Bepalingen op het openbaar lager Inlandsch onderwijs; schooladministratie Aan zang kan in de 1ste tot en met 5de klasse een uur per week worden besteed. Dit uur wordt van de lesuren voor het Nederlandsch afgenomen. VERDEELING cler lesuren, behoorende bij het leerplan voor de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Bandoeng, Djokjakarta, Proboling go, Oengaran en Fort de Koelt, vastgesteld bij het besluit van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 13 Juli 1911 No. 11413 C). Aantal uren in elke klas. VAKKEN. I. II. III. IV. V. VI. Totaal. 1. Nederlandsche taal 18 15 11 11 7 4 66 2. Landstaal (talen) 3 3 3 2 2 — 13 3. Maleische taal 4 3 3 3 3 — 16 4. Rekenkunde 5 5 5 5 4 — 24 5. Aardrijkskunde 1 1 2 3 3 — 10 6. Geschiedenis — — 1 1 1 — 3 7. Kennis der natuur: a. natuurkunde — 2 2 2 2 — 8 b. scheikunde — — 2 3 1 — 6 c. plantkunde 1 2 1 1 1 — 6 d. dierkunde — 1 2 2 1 — 6 8. Beginselen der landbouwkunde.. — — — — 4 5 9 9. Handteekenen 2 2 2 2 2 — 10 10. Schrijven 1 1 1 — — — 3 11. Opvoedkunde — — — — 4 3 7 Totaal 35 35 35 35 35 12 187 LEERPLAN VOOR OE KWEEKSCHOOL TE AMBOINA. Besl. Dir. O. E. N. 20 Februari 1896 n°. 1833. Gelezen enz.; Gelet enz.; Nog gelet op de laatste alinea van artikel 5 van het Reglement op de inrichting der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers in S. B. 1894 n°. 100 (2); (1) Blz. 213. (2) „ 208. HEEFT BESLOTEN: Yast te stellen het ondervolgende leerplan voor de kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te: a enz.; d. Amboina. Extract enz. Leerplan voor de kweekschool te Amboina. (Het Riouw-Maleisch is het voermiddel). Nummer van het vak. Aantal Vakken of deelen van vakken, die onderwezen te besteden moeten worden. uren KLASSE I. I. o. Lezen b. Dicté 12 c. Taaloefeningen en opstel d. Hoofdpunten der grammatica II. | Rekenen: a. Theorie: hoofdbewerkingen met geheelegetallen, talstelsels, kenmerken van deelbaarheid, grootste g gemeene deeler, kleinste gemeene veelvoud b. Practisch c. Uit het hoofd III. Aardrijkskunde. Java 4 IV. Natuurlijke historie. Het dierenrijk. Verdeeling, kenmerkende eigenschappen der verschillende groepen V. Schoonschrijven: Arabische en Latijnschekarakters. 4 VI. Teekenen op papier naar voorbeelden 4 VII. Zingen op Inlandsche of Europeesche wijze 1 (') 36 (!) Waar het zingen niet noodig of wenschelijk geoordeeld wordt, kan het uur voor het zingen vervallen en het aantal uren voor een der andere vakken met één vermeerderd worden. Nummer van het vak. Aantal Vakken of deelen van vakken, die onderwezen beste(len moeten worden. uren KLASSE IY. De 4e klasse geeft van 8 tot 1 uur onderw\js in de Externenschool en volgt de lessen aan de kweekschool alleen 's morgens van ?—8 en 's middags van half 5 tot half 6, dus 12 uren in de week. I. Maleische taal 2 II. Rekenen 2 III. Aardrijkskunde Herhalings-onderwijs 2 IY. Geschiedenis zoo noodig met uitbrei- 1 V. Natuurkunde ding voor enkele vakken. 2 VI. Landmeetkunde i 2 VIL Opvoedkunde * 12 Bij eene talrijke 4e klasse, waarvan niet alle leerlingen te gelijk in de externenschool werkzaam zijn, volgen de overblijvenden de lessen van de 3e klasse. REGELING VAN HET ONDERWIJS IN DE INL. TALEN EN IN HET HANDTEEKENEN. Gouv. besl. 15 Maart 1913 n°. 63 (Stbl. 1913 n". 297). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling van de laatste alinea van sub 3e,' van § A van het besluit van 5 October 1908 n! 1 (Staatsblad II- 593), zooals die alinea wordt gelezen ingevolge artikel 3, § 1,1 van het besluit van 29 Augustus 1910 II' 13 (Staatsblad 1 n? 460) C), te bepalen dat, indien en voor zoolang als moge- lijk, ter beoordeeling van den Directeur van Onderwies eni Eeredienst, .. I a. bij de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers en de ■ opleidingscholen voor Inlandsche ambtenaren, waar onder- wijs in meer dan één Inlandsche taal wordt gegeven, het! onderwijs in twee of meer van die talen aan één Inland-schen taalonderwijzer wordt opgedragen; (i'i Blz. 288 b. op plaatsen waar een kweekschool voor Inlandsche onderwijzers en een opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren gevestigd zijn, het onderwijs in het handteekenen en in elke van de bij die scholen onderwezen Inlandsche talen, op beide scholen aan één Inlandschen teekenonderwijzer, respectievelijk Inlandschen taalonderwijzer wordt opgedragen. Afschrift enz. ONDERWIJS IN EENVOUDIGE BOEKHOUDING. Circ. Dir. O. E. N. 22 Augustus 1905 n! 14008 aan de Inï. Schoolcommissiën te Bandoeng, Magelang, Djokjakarta, Probolinggo, Fort de Koek, Amboina en Tondano. Ten einde de leerlingen der hoogere scholen van Inlandsch onderwijs het nut te doen inzien van het voeren van huishoudelijke administratie en hen met zulk beheer vertrouwd te maken, acht de Regeering het noodig (') dat zij onderwijs ontvangen in eenvoudige huishoudelijke boekhouding en duidelijke begrippen van de beteekenis en waarde ervan verwerven. Dit kan geschieden zonder van boekhouden een opzichzelfstaand leervak op de bedoelde scholen te maken. "V oldoende kennis, theoretisch en practisch, van eenvoudige huishoudelijke administratie kan hun worden bijgebracht bij het onderricht in een of meer andere vakken als b.v. rekenen en (voor zoover op de scholen onderwezen) staathuishoudkunde, terwijl het geleerde toepassing kan vinden door de leerlingen te verplichten eene geregelde boekhouding te voeren over de te hunner beschikking staande gelden, waarop dan door liet onderwijzend personeel toezicht dient te worden uitgeoefend^ Tot de bedoelde scholen behoort (behooren) de onder I w opleidingschool voor Inlandsche ambtenaren, tOGzicht staande kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, ZOOdat hoofdenschool, gemeld onderwijs aldaar moet worden gegeven. Ik heb de eer Uwe Commissie uit te noodigen den Directeur , , de Directeuren dier school (scholen) met het bovenstaande den Hoofdonderwijzer in kennis te willen stellen, met verzoek om bij de daarvoor geschikt geoordeelde vakken onderricht te geven en te doen geven in eenvoudige huishoudelijke boekhouding en aan de leerlingen op te dragen, van hunne ontvangsten en uitgaven (!) Miss. lste Gouv. Secr. 7 Augustus 1905 n. 2779 aan Dir. O. E. N. VOORSCHRIFTEN XNL. ONDERWIJS. geregeld boek te houden, waarop dan door het onderwijzend personeel moet worden toegezien. Verder zal van elke geschikte gelegenheid door het onderwijzend personeel moeten worden gebruik gemaakt om de leerlingen de 'beteekenis en waarde van geregelde huishoudelijke administratie te doen begrijpen. In de jaarverslagen der school (scholen) ware het resultaat van bedoeld onderricht te vermelden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Bij ontstentenis: De Secretaris, A. WIEMANS. PROGRAMMA'S VOOR DE EXAMENS AAN DE HOOGSTE 2 KLASSEN DER KWEEKSCHOLEN TE BANDOENG, OENGARAN, PROBOLINGGO, DJOKJAKARTA EN FORT DE KOCK. Besl. Dir. O. E. 17 Mei 1912 n°. 7791 (Bijbl. n°. 7669). Gelet op artikel 12, alinea 4, van het Reglement voor de kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, vastgesteld bij het Gouvernementsbesluit van 16 Februari 1912 n°. 12 (Staatsblad n°. 181) (*); Heeft besloten: Vast te stellen de aan dit besluit gehechte programma's A en B voor de examens, af te nemen van de leerlingen respectievelijk van de 5de en 6de klasse der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers als bedoeld in de eerste drie alinea's van artikel 12 van voormeld Reglement (1). Afschrift enz. Programma's A en B voor de examens, af te nemen aan de leerlingen respectievelijk van de 5de en de 6de klasse der kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers. Programma A. Ie. Kennis van de Maleische taal, zoomede van de andere landstalen welke aan de kweekschool worden onderwezen en C1) Blz. 203. "waarvan de kennis van den adspirant-onderwijzer met liet | oog op zijn bestemming gevorderd wordt. De eandidaten moeten zich mondeling en schriftelijk goed I in die taal (talen) weten uit te drukken, eenvoudig proza in die taal (talen) nauwkeurig kunnen lezen en bewijzen geven = het gelezene goed te begrijpen en zoowel bij het mondeling als I bij het schriftelijk examen doen blijken van voldoende kennis der grammatica dier taal (talen). 2e. Kennis van de gronden der hoofdbewerkingen in de rekenkunde met geheele getallen en met gewone en tiendeelige breuken; het metriek stelsel en de Inlandsche maten en ge; wichten; de evenredigheden; de berekeningen van de grootte I en de vormveranderingen van eenvoudige vlakke figuren en I de berekening van de inhouden der eenvoudigste lichamen. Vaardigheid in het oplossen, zoowel uit het hoofd als schrifI telijk, van eenvoudige rekenkunstige vraagstukken. I 3e. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van I haar natuur- en staatkundige verdeeling. Grondige bekendheid met de aardrijkskunde van Neder I landsch Oost-Indië. Eenige bekendheid met de hoofdzaken der wis- en natuurkundige aardrijkskunde. 4e. Bekendheid met de geschiedenis van NederlandschOost-Indië en met de hoofdpunten van de vaderlandsche en i' de algemeene geschiedenis, voorzoover die met eerstgenoemde I in nauw verband staan. 5e. Kennis van: de hoofdzaken der natuurkunde: de beginselen der anorganische en enkele hoofdpunten der organische scheikunde; de voornaamste inheemsche planten en dieren, in het bijzonder landbouwgewassen en landbouwhuisdieren; de systematische rangschikking, den bouw en de levensverrichtingen van planten en dieren; de meest voorkomende ziekten bij planten en dieren en hare bestrijding; het m menschelijk lichaam. 6e. Vaardigheid in het teekenen van vlakversieringen, het teekenen naar de natuur en het illustratief teekenen op het bord. I 7e. Vaardigheid in het schrijven met een duidelijke loopende hand van de aan de kweekschool onderwezen letterschriften. Programma B. le. Voldoende kennis van de Nederlandsche taal. De eandidaten moeten zich mondeling en schriftelijk redelijk in die taal weten uit te drukken, eenvoudig proza nauwkeurig kunnen lezen en bewijzen geven het gelezene goed te begrijpen en zoowel bij het mondeling als bij het schriftelijk examen doen blijken van voldoende kennis van de beginselen der spraakkunst. 2e. Kennis van den bouwgrond en van de middelen ter verbetering daarvan. Eenig inzicht in de algemeene en de bijzondere plantenteelt, de veeteelt, de vischteelt en de hoofdpunten der landhuishoudkunde. 3e. Bekendheid met de inrichting der Inlandsche lagere school, het klassikaal onderwijs, de geschikte middelen tot handhaving van orde en tucht, de methodiek van het lezen, schrijven en rekenen en de voornaamste bepalingen op het openbaar lager Inlandsch onderwijs in Nederlandsch-Indië. PROGRAMMA VOOR HET EINDEXAMEN DER KWEEKSCHOOL TE AMBOINA. Gouv. besl. 27 April 1875 n°. 24 (Stbl. 1875 n°. 107). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Yast te stellen het aan dit besluit gehecht programma (*) voor het eindexamen aan de kweekscholen voor inlandsche onderwijzers in Nederlandsch-Indië; met bepaling, dat voor zooveel het onderwijs aan sommige kweekscholen van minder omvang mogt wezen, dan het programma onderstellen doet, voor elk vak in 't bijzonder de gestelde vereischten daarnaar gewijzigd worden, met inachtneming van hetgeen aan het hoofd van het programma is bekend gesteld. Ten tweede: enz. Afschrift enz. Programma (*) voor het Eind-examen aan de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij artikel een van het besluit van 27 April 1875 n°. 24 (Staatsblad n°. 107). Het eind-examen aan eene kweekschool moet dienen, om te onderzoeken, of de kweekelingen den cursus der school met vrucht hebben gevolgd, daarbij lettende op het hoofddoel der (x) Dit programma geldt nu alleen voor de kweekschool te Amboina; voor de andere kweekscholen is het buiten werking gesteld bij Gouv. besl. 16 Februari 1912 ri°. 12 (Stbl. 1912 n°. 181), blz. 198. kweekscholen, namelijk de vorming van degelijke onderwijzers toegerust met de noodige kundigheden, om, na twee jaren als hulponderwijzer te zijn werkzaam geweest (l), aan het hoofd eener Gouvernements inlandsche school te kunnen worden geplaatst. ... Bij het examen moet daarom meer worden geeischt van net verstand, dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben om te ontdekken, wat de kandidaten weten en tot w elke mate van inzigt hunne studie heeft geleid, dan om de leemten op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hunne kennis verraadt. . Het verslag van het resultaat van het examen moet m verband met het vorenstaande vermelden of het examen voldoende, dan wel uitstekend is afgelegd. De vereischten van een voldoend examen zijn: le. Voldoende kennis van de beginselen der Nederlandsche taal, waaronder wordt verstaan liet vaardig en verstaanbaar lezen, en dat de kandidaat blijken geeft van eenvoudig Nederlandsch proza te begrijpen. Uit een schriftelijk opstel over eenig opgegeven eenvoudig onderwerp moet blijken, dat de kandidaat zich zonder grove fouten tegen de regelen der spraakkunst van de Nederlandsche taal bedienen kan. Bij het mondeling onderzoek mag geëischt worden, dat de kandidaat zich in de Nederlandsche taal redelijk wete uit te drukken en van de toepassing der taalregels rekenschap wete te geven (2). 2e. Grondige kennis van de Maleische taal, zoomede van de andere landstalen, welke aan de kweekschool worden onderwezen en waarvan de kennis van den aspirant-onderwijzer, met het oog op zijne bestemming, gevorderd wordt. De beoordeeling geschiedt zooveel mogelijk op de wijze als bij n! 1 is voorgeschreven. 3e. Het vervaardigen van schoonschriften in de bij nos. 1 en 2 bedoelde talen met de eigenaardige karakters, voor zoover die onderwezen worden. Bij het beoordeelen van het schrift wordt gelet op dat van de opstellen. 4e. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels br) de i t1) De eisch van tweejarige werkzaamheid als hulponderwijzer om tot hoofd eener school te worden benoemd is vervallen, vergl. art. 4 en 9 van Stbl. 1893 n°. 127, blzz. 92 en 94. (2) De Nederlandsche taal werd bij art. 2, § I, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 n°. 17 (Stbl. 1887 no. Al) van het leerplan der verschillende kweekscholen afgevoerd. schriftelijke oplossing van vraagstukken en bij liet rekenen uit het hoofd. Naauwkeurige kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. Voorts voldoende kennis van de leer der evenredigheden en de toepassing daarvan bij het oplossen van eenvoudige vraagstukken. 5®. Voldoende kennis der eenvoudige meetkundige ligchamen, voldoende kennis der lijnen, hoeken en platte vlakken, als grondslag voor het onderwijs in de landmeetkunde, voor zoover bedrevenheid in dat vak bij dit programma gevorderd wordt, en voorts bedrevenheid om die kennis aan de leerlingen mede te deelen: 6e. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die van Nederlandsch-Indië en van Nederland, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 7®. Eenige bekendheid met de hoofdpunten der geschiedenis in 't algemeen en van Nederlandsch-Indië en Nederland in 't bijzonder. 8®. Eenige kennis van dieren, planten en delfstoffen en van de algemeene natuurkundige eigenschappen der ligchamen. 9®. Eenige kennis van de beginselen der landbouwkunde (1). 10e. Voldoende bedrevenheid in het hand- en regtlijnig teekenen (1), om daarin onderwijs te kunnen geven. lle. Voldoende kennis van het opmeten en in kaart brengen van horizontale of nagenoeg horizontale terreinen, voldoende kennis van het waterpassen, voldoende kennis van en bedrevenheid in het gebruik der volgende instrumenten: a. meetketting, baken en pinnen; b. meetkruis, planchet en vizier-liniaal; c. boussole en équerre d'arpenteur met noniusboog; d. het fleschj es-waterpas. 12e. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs, van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd, en van de bepalingen betreffende het Grouvernements lager onderwijs voor Inlanders in Nederlandsch-Indië. 13e. Kennis van het notenschrift en de toonschalen voor zoover noodig voor het school-onderwijs in het zingen, en 14®. Voldoende bedrevenheid in de gymnastiek, om daarin onderrigt te kunnen geven t1). t1) De vakken landbouwkunde, rechtlijnig teekenen en gymnastiek zijn van het programma der kweekscholen afgevoerd bij art. 1 § V van Gouv. besl. 12 December 1884 n«. 7/c (Stbl. 1884 n°. 221). INSPECTIE DER KWEEKSCHOLEN. Miss. Dir. O. E. N. 12 Augustus 1891 n- 8055 aan den Inspecteur en de Adjunct-Inspecteurs van het Inl. onderwijs. Ik heb de eer UEdGestr. te verzoeken in den vervolge, zoo mogelijk tweemaal, maar anders eenmaal 's jaars, een rapport uit te brengen over de tot Uw ressort behoorende kweek- en hoofdenscholen, waarbij U echter de beoordeeling over het onderwijzend personeel in de geleidemissive gelieve op te nemen. Yoor het geval dat zich omstandigheden voordoen, die de indiening van een rapport ten eenen male verhinderen, ontving ik daarvan gaarne bericht. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, VAN DER KEMP. BEZOLDIGING VAN DEN HOOFDONDERWIJZER DER AAN DE KWEEKSCHOLEN VERBONDEN LEERSCHOLEN. Zie Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 40 (Stbl. 1913 n°. 270), junc) to Gouv. besl. 26 Juli 1913 n°. 29 (Stbl. 1913 n°. 483), blz. 107. PERSONEEL — FORMATIE — BEZOLDIGING — VERDERE UITGAVEN. 1. Bandoeng, Probolinggo, Fort de Koek en Amboina. Gouv. besl. 16 December 1872 n°. 3 (Stbl. 1872 n°. 227). Herlezen enz.; Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Nog gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens magtiging des Konings te bepalen: a. dat vier kweekscholen voor inlandsche onderwijzers zullen worden opgerigt, en wel ter hoofdplaats Probolinggo, te Fort de Koek (gouvernement Sumatra's Westkust), te Tondano (residentie Menado) (*) en ter hoofdplaats Amboina (1), ieder ingerigt voor vijftig kweekelingen, en ove- l1) De kweekschool te Tondano is opgeheven bij Stbl. 1885 n°. 37; die te Amboina is opgeheven bij Gouv. besl. 29 Augustus 1913 n°. 47, doch weer heropend bij den aanvang van het schooljaar 1914/1915 krachtens art. 1 van Gouv. besl. 15 Mei 1914 n°. 40, blz. 247. rigens in het algemeen op den voet der te Bandong (residentie Preanger-Regentschappen) gevestigde kweekschool; b. dat het personeel (1) en de bezoldiging daarvan, zoomede de verdere uitgaven voor deze kweekscholen en voor diewelke reeds op Java gevestigd zijn, worden vastgesteld als. volgt: een enropeesehe hoofd-onderwijzer (2), op eene bezoldiging van f 500.— (vijf honderd gulden) 'smaands, met jaarlijksche verhoogingen van f 50.— (vijftig gulden) 's maands, totdat een maximum zal zijn bereikt van f 900. - (negenhonderd gulden) bezoldiging 'smaands (3); een enropeesehe tweede onderwijzer, op eene bezoldigingvan f 300.— (drie honderd gulden) 's maands met jaarlijksche verhoogingen van f 50.— (vijftig gulden) 'smaandstotdat een maximum zal zijn bereikt van f 450.— (vier honderd vijftig gulden) bezoldiging 'smaands (4); een derde onderwijzer, op eene bezoldiging van f 150.—(een honderd vijftig gulden) 'smaands, met jaarlijksciie verhoogingen van f 25.— (vijf en twintig gulden) s maands, totdat een maximum zal zijn bereikt van f 250.— (twee honderd vijftig gulden) bezoldiging 'smaands (5); voor het onderwijs in het hand- en regtlijnig teekenen, t1) De formatie van het personeel te Bandoeng en Probolinggo wordt thans beheerscht door art. 1, § III, van Gouv. besl. 12 December 1884 n. 7/o (Stbl. 1884 no. 221), blz. 234, en § 4, sub a en c van Gouv. besl. 2 Februari 1907 no. 26 (Stbl. 1907 no. 90), blz. 241. Personeel te F°rt de Koek is bij § III van Gouv. besl. 13 Augustus 1908 n. 26 (Stbl. 1908 n°. 512), blz. 243, uitgebreid met 2 Eur. hulponderwijzers. (2) Thans den titel voerende van Directeur ingevolge art. 2 van Gouv besl. 18 Juli 1894 no. 6 (Stbl. 1894 no. 156), blz. 252. (3) De tegenwoordige bezoldiging van den hoofdonderwijzer (directeur) wordt beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl 1911 no. 617), blz. 255. (4) Voor de scholen te Bandoeng en Probolinggo is de tweede onderwijzer uit de formatie verdwenen door art. 1, § III, van Gouv. besl 6 Februari 1897 no. 5 (Stbl. 1897 no. 59), blz. 239, doch weder in dienst gesteld respectievelijk bij § IV sub a van Gouv. besl. 2 Februari 1907 no. 26 (Stbl. 1907 n. 90), blz. 241, en art. 1 van Gouv. besl. 17 Januari 1907 no. 17 (Stbl. 1907 no. 47), blz. 241. De bezoldiging van den tweeden onderwijzer wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255. (5) Deze betrekking is voor de scholen te Bandoeng en Probolinggo bij art. 1, § III, van Gouv. besl. 12 December 1884 no. 7/c (Stbl. 1884 no. 221), blz. 234, voor die te Fort de Koek bij art. 2, § II, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 n°. 7 (Stbl. 1886 no. 47), blz. 237, vervangen door die van hulponderwijzer op dezelfde voordeelen. Aan de school te Fort de Koek zijn thans tengevolge van § III van Gouv. besl. 13 Augustus 1908 no. 26 (Stbl. 1908 no. 512), blz. 243, drie en aan de scholen te Bandoeng en Probolinggo tengevolge van § IV sub a en c van Gouv. besl. 2 Februari 1907 no. 26 (Stbl. 1907 no. 90), blz. 241, vier Europeesche hulponderwijzers verbonden. De bezoldiging der Eur. hulponderwijzers wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255. zoomede in de gymnastiek f 150.— (een honderd vijftig gulden) 's maands tot f 200.— (twee honderd gulden) 'g maands * voor bezoldiging van inlandsche onderwijzers f 100.— (een honderd gulden) 's maands tot f 200.— (twee honderd gulden) 's maands (2); voor toelagen: aan dertig kweekelingen f 12.— (twaalf gulden) 's maands ieder, en aan twintig kweekelingen f 15.— (vijftien gulden) 's maands ieder (3); voor verder ondergeschikt personeel f 70.— (zeventig gulden) 's maands (*); voor schrijfbehoeften en leermiddelen f 100.— (een honderd gulden) 's maands (5); voor onderhond en aanmaak van meubilair f 100.— (een honderd gulden) 's maands (5); c. dat zoowel de europeesche als de inlandsche onderwijzers, met uitzondering van den onderwijzer voor het teekenen, vrije woning genieten in de onmiddellijke omgeving van de kweekschool; t1) De vakken gymnastiek en rechtlijnig teekenen zijn van het programma der kweekscholen afgevoerd bij art. 1, § V, van Gouv. besl. 12 December 1884 n. 7/c (Stbl. 1884 no. 221). Bij § VI daarvan, blz. 236, is voor handteekeningen f 50 's maands beschikbaar gesteld. De tegenwoordige bezoldiging der teekenonderwijzers wordt beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 41 (Stbl. 1913 n°. 271), blz. 258. (2) De formatie van het Inlandsch onderwijzend personeel aan de scholen te Bandoeng en Probolinggo wordt thans beheerscht door art. 1, § III, van Gouv. besl. 12 December 1884 no. 7/c (Stbl. 1884 no. 221). blz. 234, juncto art. 1, § III, van Gouv. besl. 6 Februari 1897 n°. 5 (Stbl. 1897 no. 59), blz. 239. Voor zooveel de bezoldiging van dat personeel aangaat, zie thans Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 41 (Stbl. 1913 no. 271), blz. 258. (s) Thans genieten alle kweekelingen f 10 'smds., zie art. 10, al. 1, van het Rgl. in Stbl. 1894 n°. 100, zooals die alinea luidt ingevolge art. 1, § I, van Gouv. besl. 27 November 1902 no. 25 (Stbl. 1902 no. 432), blz. 210, en art. 9, al. 1, van het Rgl. in Stbl. 1912 no. 181, blz. 201. Voor het aantal kweekelingen zie art. 1, § a, van Gouv. besl. 16 December 1872 no 3 (Stbl 1872 no. 227), blz. 231, voor zooveel betreft de kweekschool te Amboina, en art. 2 van het Rgl. in Stbl. 1912 no. 181, blz. 199, voor zooveel betreft de overige kweekscholen. [*) Voor Bandoeng en Probolinggo bij art. 1, § V, van Gouv. besl. 6 Februari 1897 no. 5 (Stbl. 1897 no. 59), blz. 239, ingetrokken tegen beschikbaarstelling van f 40 'smds. voor bezoldiging van bedienden; voor Probolinggo is dat bedrag van f 40 bij Gouv. besl. 19 Januari 1909 no. 2 (Stbl. 1909 no. 34), blz. 243, met f 10 'smds verhoogd. Voor Fort de Koek en Amboina is de som van f 70 bij art. 1 van Gouv. besl. 3 Juli 1905 no. 29 (Stbl. 1905 no. 365), blz. 240, gebracht respectievelijk op f 50 en f 45 'smds. (5) Voor Bandoeng en Probolinggo bedragen de fondsen voor schrijfbehoeften en leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubilair te zamen thans f 150 's mds + boven dat bedrag, f 1.50 's mds voor eiken leerling die boven het aantal van 100 leerlingen tot de school wordt toegelaten (§ II van Gouv. besl. 9 Februari 1908 no. 11 in Stbl. 1908 no. 129, blz. 242); voor Fort de Koek zijn de fondsen voor beide doeleinden samen bij § II van Gouv. besl. 11 Maart 1909 no. 18 (Stbl. 1909 no. 196), blz. 244, op ten hoogste f 150 'smds. gebracht. zullende aan den teeken-onderwijzer, ingeval daarvoor een afzonderlijk onderwijzer wordt benoemd, eenige toelage als huishuur-indemniteit worden toegekend, door den Gouverneur-Generaal naar gelang van de plaats te regelen (1). Ten tweede: enz, Afschrift enz. 2. Bandoeng, Probolinggo, Fort de Koele en Amboina. Gouv. besl. 12 December 1884 n° 7/c (Stbl. 1884 n°. 221). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Voor zooveel noodig onder nadere goedkeuring des Konings te bepalen, dat enz. en dat voorts met ingang' van 1 Februari 1885: I. enz.; II. het aantal van 100 (één honderd) kweekelingen, voor de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Bandong en Probolinggo (2), toegestaan enz.; III. de formatie van het onderwijzend personeel aan de sub II genoemde scholen (ongerekend dat voor het teekenonderwijs, waar dit niet door een der onderwijzers voor andere vakken gegeven wordt), welke formatie thans beheerscht wordt door de bepalingen van: artikel 1, b, van het besluit van 16 December 1872 n? 3 (Staatsblad W 227) (3); artikel 1 van dat van 16 Maart 1875 n? 55 (Staatsblad 71); artikel 3, b, van dat van 27 April 1875 n? 43 (Staatsblad n? 108) en artikel 1, 2°, van dat van 15 Januari 1879 n? 5 (Staatsblad ff 27), zal zijn vastgesteld als volgt: M De positie van de Inl. teekenonderwijzers is thans geregeld bij Gouv. besl. 1 Maart 1913 n. 41 (Stbl. 1913 no. 271), blz. 258. (2) Voor het aantal kweekelingen, zie thans art. 2, al. 1, van het Rel in Stbl. 1912 n°. 181, blz. 199. (3) Blz. 232. voor Bcindong en Probolinggo: 1 Europeesche hoofdonderwijzer (*); 1 „ tweede onderwijzer (2); 1 „ hulponderwijzer (3); 3 Inlandsche onderwijzers, als: 1 voor het Maleisch, 1 voor het Javaansch (4) en 1 voor de landstaal, zijnde te Bandoeng het Soendaneescli en te Probolinggo het Madoereeseh; voor Bandjermasin (5): enz.; een ieder, met uitzondering van de Europeesche hoofdonderwijzers, op de bij de thans vigeerende bepalingen voor zijne betrekking vastgestelde voordeeleu, wat de Inlandsche onderwijzers betreft behoudens de vermindering der bezoldigingen voortvloeiende uit het bepaalde bij § IX van dit artikel, in verband met het besluit van 20 December 1876 ll! 6 (Staatsblad n! 330) (6); IV. de Europeesche hoofdonderwijzers aan de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers, met behoud van de hun bij artikel 2 (7) van het besluit van 9 November 1876 n! 33 (Staatsblad n! 283) verzekerde huishuurindemniteit bij gemis van vrije woning, boven de o. a. bij artikel 1, b, van het besluit van 16 December 1872 li5 3 (Staatsblad II? 227) (8) bedoelde minimum bezoldiging van f 500.— (vijf honderd gulden) 'smaands instede van jaarlijks slechts om de 2 jaren eene verhooging van f 50.— (vijftig gulden) 's maands zullen genieten en niet verder dan tot een maximum van f 700.— (zeven honderd gulden) 'smaands bereikt zal zijn ("), met uitzondering evenwel t1) Thans den titel voerende van Directeur ingevolge art. 2 van Gouv. besl. 18 Juli 1894 no. 6 (Stbl. 1894 n«. 156), blz. 252. (2) De tweede onderwijzer is voor Bandoeng en Probolinggo uit de lormatie verdwenen door art. 1, § III, van Gouv. besl. 6 Februari 1897 n. 5 (Stbl. 1897 no. 59), blz. 239, doch weder in dienst gesteld voor Bandoeng bij § IV sub a van Gouv. besl. 2 Februari 1907 n°. 26 (Stbl. 1907 no. 90), blz. 241, en voor Probolinggo bij art. 1 van Gouv. besl. 17 Januari 1907 no. 17 (Stbl. 1907 n°. 47), blz. 241. (3) Voor Bandoeng en Probolinggo uitgebreid met 3 hulponderwijzers bij § IV sub aenc van Gouv. besl. 2 Februari Ï907 n°. 26 (Stbl. 1907 n°. 90), blz. 241. (4) De onderwijzer voor de Javaansche taal is voor Bandoeng uit de formatie verdwenen door art. 1, § III, van Gouv. besl. 6 Februari 1897 no. 5 (Stbl. 1897 no. 59), blz. 239. (5) De kweekschool te Bandjermasin is opgeheven bij Stbl. 1891 no. 40. (6) De positie van het Eur. onderwijzend personeel is thans geregeld bij Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255, en die van het Inl. personeel bij Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 41 (Stbl. 1913 no. 271), blz. 258. (7) Dit artikel 2 is buiten werking gesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255. (8) Blz. 232. van de hoofdonderwijzers bij de kweekscholen te Padang-Sidempoean 0) en Bandjermasin ('), wier enz.; V. enz.; VI. voor het onderricht in het liandteekenen aan elke kweekschool, als toelage voor den dat onderricht als bijbetrekking waarnemenden persoon eene som van f 50.— (vijftig gulden) 'smaands wordt toegestaan, tenzij de voorkeur gegeven wordt aan de aanstelling van een afzonderlijken Inlandschen onderwijzer in bedoeld vak, wiens inkomsten alsdan gelijk zullen zijn aan die van de aan eene kweekschool opgeleide onderwijzers bij de openbare Inlandsche scholen (2); VII. enz.; VIII. de sommen van f 200.— (twee honderd gulden) 'smaands voor schrijfbehoeften en leermiddelen en f 200.— (twee honderd gulden) 's maands voor onderhond en aanmaak van meubilair, toegestaan voor ieder der kweekscholen te Bandong en Probolinggo elk tot f 150.— (één honderd vijfig gulden) 'smaands worden verminderd (3) en die van enz.; IX. enz. Ten tweede: Te bepalen dat het voorgeschrevene bij artikel 1 van dit besluit, omtrent de inkomsten van de Europeesche hoofdonderwijzers bij de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers en van de Inlandsche onderwijzers bij kweekscholen en openbare Inlandsche scholen, geen verandering brengt in door eene definitieve benoeming bereids verkregen voordeelen en aanspraken. Ten derde: enz. Afschrift enz. 3. Fort de Koek en Amboina. Gouv. besl. 15 Februari 1886 n°. 7 (Stbl. 1886 n°. 47). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. (1) De kweekscholen te Padano Sidempoean en Bandjermasin zijn opgeheven respectievelijk bij Stbl. 1893 n°. 109 en Stbl. 1891 n°. 40. (2) De bezoldiging der teekenonderwijzers wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 41 (Stbl. 1913 n°. 271), blz. 258. (3) Zie thans, voor zooveel Bandoeng en Probolinggo betreft, § 11 van Gouv. besl. 9 Februari 1908 no. 11 (Stbl. 1908 n«. 129), blz. 242, voor zooveel Amboina betreft, Gouv. besl. 14 April 1900 n°. 5 (Stbl. 1900 n». 133), blz. 239, en voor zooveel Fort de Koek betreft § II van Gouv. besl. 11 Maart 1909 n°. 18 (Stbl. 1909 n°. 196), blz. 244. Ten tweede: Ten vervolge van he besluit van 12 December 1884 IP 7/c (Staatsblad n- 221) (1), voor zooveel noodig krachtens machtiging des Konings, te bepalen als volgt: I. enz. II. Met wijziging in zooverre van artikel 1, lett. b, van net besluit van 16 December 1872 ïï! 3 (Staatsblad n- 227) (), wordt de betrekking van derden onderwijzer aan de kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Fort de Koek en Amboina, met behoud van alle daaraan verbonden voordeelen, veranderd in die van hulponderwijzer. III. enz. Afschrift enz. 4. Djokjakarta. Gouv. besl. 18 Juli 1894 n°. 6 (Stbl. 1894 n°. 156). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: le. dat ter hoofdplaats Djokjakarta (residentie van dien naam) ten behoeve van de openbare lagere Inlandsche scholen, waar het Javaansch voermiddel bij het onderwijs is, wordt opgericht eene kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, ingericht voor de opleiding van vijftig kweekelingen (3); 2e. dat het personeel en de bezoldiging daarvan, zoomede de verdere uitgaven voor deze kweekschool, worden vastgesteld als volgt: _ een Europeesch hoofdonderwijzer ("), op eene bezoldiging van (enz.) (5); een Europeesch tweede onderwijzer, op eene bezoldiging van (enz.) f); (1) Blz. 234. (2) , 232. (3) Voor het aantal kweekelingen, zie thans art. 2, al. 1, van het Rgl. in Stbl. 1912 no. 181, blz. 199. (*) Deze voert thans den titel van Directeur ingevolge art. 2 van Gouv. besl. 18 Juli 1894 n. 6 (Stbl. 1894 no. 156), blz. 252. (5) De bezoldiging van het Eur. onderwijzend personeel wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 n«. 65 (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255. een Europeesch hulponderwijzer, op eene bezoldiging van (enz.) (*); een teekenonderwijzer, op eene bezoldiging van (enz.) (2); twee Inlandsche taalonderwijzers, één voor de Javaansche en één voor de Maleische taal, op eene bezoldiging ieder van (enz.) (3); voor toelagen voor het bezit van akten van voldoend afgelegd examen in Inlandsche talen f 75.— (vijf en zeventig gulden) 'smaands; voor toelagen aan twintig kweekelingen op f 15.— (vijftien gulden) 's maands en dertig kweekelingen op f 12.— (twaalf gulden) 'smaands ieder, te zamen f 660.— (zes honderd zestig gulden) 'smaands (4); voor ondergeschikt personeel (bedienden) f 40.— (veertig gulden) 'smaands (5); voor schrijfbehoeften en leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubelen f 200.— (twee honderd gulden) 's maands (6); voor kosten van eerste inrichting f 8000.— (acht duizend gulden); 3e. enz. Afschrift enz. 5. Bandoeng en Probolinggo. Gouv. besl. 6 Februari 1897 n°. 5 (Stbl 1897 n°. 59). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met nadere wijziging van het besluit van 12 (J) In stede van een Eur. hulponderwijzer is bij art. 1 van Gouv. besl. 18 December 1902 n. 29, blz. 240, tijdelijk een Inl. hulponderwijzer van den lsten rang werkzaam gesteld. Het aantal Eur. hulponderwijzers is krachtens § IV sub b van Gouv. besl. 2 Februari 1907 n°. 26 (Stbl. 1907 no. 90), blz. 242, met 3 uitgebreid. De bezoldiging van de Eur. hulponderwijzers wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255. (2) De bezoldiging van den teekenonderwijzer wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 41 (Stbl. 1913 n°. 271), blz. 258. (s) De bezoldiging der taalonderwijzers wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 41 (Stbl. 1913 no. 271), blz. 258. (4) Thans genieten alle kweekelingen f 10 'smaands, zie art. 9, al. 1, van het Regl. in Stbl. 1912 n°. 181, blz. 201. (6) Verhpogd tot f 80 'smds bij Gouv. besl. 15 Januari 1913 n°. 22 (Stbl. 1913 n°. 90), blz. 246. (6) Gewijzigd, laatstelijk bij § II van Gouv. besl. 9 Februari 1908 n°. 11 (Stbl. 1908 no. 129), blz. 242. December 1884 IH 7/c (Staatsblad n? 221) C) te bepalen dat, gelijktijdig met de opening van de krachtens artikel 1 van liet besluit van 18 Juli 1894 n» 6 (Staatsblad M-' 156) (2) opgerichte kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Djokjakarta, bij elk der kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Bandoeng en Probolinggo: I enz.; III. de formatie van het onderwijzend personeel wordt verminderd met een tweeden onderwijzer (3), te Bandoeng bovendien met een Inlandschen onderwijzer voor de Javaanschetaal; IV. instede van f 150.— (één honderd vijftig gulden) 's maands voor schrijfbehoeften en leermiddelen en f 150.— (één honderd vijftig gulden) 's maands voor onderhoud en aanmaak van meubilair, wordt toegestaan voor schrijfbehoeften, leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubilair te zamen f 100.— (één honderd gulden) 's maands (4); Y. tegen intrekking van de bij artikel 1 § b van het besluit van 16 December 1872 IV 3 (Staatsblad n? 227) (5) bedoelde som van f 70.— (zeventig gulden) 's maands voor ondergeschikt personeel, wordt beschikbaar gesteld f 40.— (veertig gulden) 's maands voor bezoldiging van bedienden (6); met dien verstande dat het hierboven sub II bepaalde geen verandering brengt in de door eene definitieve benoeming reeds verkregen voordeelen en aanspraken. Ten tweede: enz. 6. Amboina. Gouv. besl. 14 April 1900 n°. 5 (Stbl. 1900 n°. 133). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met wijziging in zoover van artikel 1 § b van het besluit, van 16 December 1872 n? 3 (Staatsblad n' 227) (5) en van artikel 1 § 2 van dat van 18 Juli 1894 n; 6 (Staatsblad n! 156) (2), te bepalen dat de fondsen, toegestaan voor schrijfbehoeften en (!) Blz. 234. (2) „ 237. (3) Voor Bandoeng weder in dienst gesteld bij § IV sub a van Gouv. besl. 2 Februari 1907 n°. 26 (Stbl. 1907 n. 90), blz. 241, en voor Probolinggo bij art. 1 van Gouv. besl. 17 Januari 1907 n°. 17 (Stbl. 1907 f n«. 47J, blz. 241. [*) Gewijzigd, laatstelijk bij § II van Gouv. besl. 9 Februari 1908 n°. 11 j (Stbl. 1908 n°. 129), blz. 242. (5) Blz. 232. (6) De som van f 40 is voor Probolinggo bij Gouv. besl. 19 Januari 1909 no. 2 (Stbl. 1909 no. Si), blz. 243, tot f 50 'smds en voor Bandoeng bij Gouv. besl. 20 Januari 1914 n°. 89 (Stbl. 1914 no. 6S), blz. 246, tot f 601 f 's mds verhoogd. leermiddelen en voor onderhond en aanmaak van meubilair ten behoeve van de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Fort de Koek, Amboina en Djokjakarta, worden verminderd tot f 100.— (één honderd gulden) 'smaands in het geheel voor elke van die kweekscholen (1). Afschrift enz. 7. Djokjakarta. Gouv. besl. 18 December 1902 U? 29. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met afwijking in zoover van artikel 1 sub 2de, van het besluit van 18 Juli 1894 n! 6 (Staatsblad n? 156) (2) te bepalen dat bij de kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Djokjakarta, in plaats van een Europeesch hulponderwijzer, tijdelijk wordt werkzaam gesteld een Inlandsch hulponderwijzer van den lsten rang, als bedoeld bij artikel 2, § III, Lett. I van het besluit van 15 Februari 1886 ïï! 7 (Staatsblad n? 47) (3). Ten tweede: enz. Extract enz. 8. Fort de Koek en Amboina. Gouv. besl. 3 Juli 1905 n°. 29 (Stbl. 1905 n°. 365). Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met nadere wijziging in zoover van artikel 1 § b van het besluit van 16 December 1872 n! 3 (Staatsblad n; 227) (") de voor de kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te: a. Fort de Koek, b. Amboina, vastgestelde som van f 70.— (zeventig gulden) 'smaands voor verder ondergeschikt personeel te verminderen met: a. f 20.— (twintig gulden), b. f 25.— (vijf en twintig gulden) 'smaands en derhalve te brengen op: a. f 50.— (vijftig gulden) (5), (!) Voor Djokjakarta, laatstelijk gewijzigd bij § II van Gouv. besl. 9 Februari 1908 n°. 11 (Stbl. 1908 n». 129), blz. 242, en voor Fort de Koek bij § II van Gouv. besl. 11 Maart 1909 n°. 18 (Stbl. 1909 n°. 196), blz. 244. (2) Blz. 237. (3) „ 251. (4) „ 232. (5) Dit bedrag van f 50 is verhoogd tot f 70 bij § III van Gouv. besl. 11 Maart 1909 no. 18 (Stbl. 1909 no. 196), blz. 244. b. f 45.— (vijf en veertig gulden) 'smaands. Ten tweede: enz. Extract enz. 9. Probolinggo. Gouv. besl. 17 Januari 1907 n°. 17 (Stbl. 1907 n°. 47). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens Koninklijke machtiging met buitenwerkingstelling van artikel 1 van het besluit van 5 September 1905 n' 29 te bepalen, dat de formatie van het onderwijzend personeel bij de Kweekschool voor Inlandsche onderwi3zers te Probolinggo (Pasoeroean), vastgesteld bij het besluit van 12 December 1884 n! 7/c (Staatsblad n- 221) (*) en bij dat van 6 Februari 1897 ns 5 (Staatsblad H5 59) (2) verminderd met een tweeden onderwijzer, wordt uitgebreid met een tweeden Euro- peeschen onderwijzer op eene bezoldiging van (enz.) (3). Ten tweede: enz. Extract enz. 10. Bandoeng, Djokjakarta en Probolinggo. Gouv. besl. 2 Februari 1907 n°. 26 (Stbl. 1907 n°. 90). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: I. enz.; IV. dat, in verband met de §§ I en UI van dit besluit, de formatie van het personeel bij de kweekschool te: a. Bandoeng, vastgesteld bij artikel 1 sub III van het besluit van 12 December 1884 ïï? 7/c (Staatsblad n; 221) (*) en gewijzigd bij artikel 1 sub III van het besluit van 6 Februari 1897 ïï! 5 (Staatsblad n! 59) (4), wordt uitgebreid met een tweeden Europeeschen onderwijzer en drie Europeesche hulponderwijzers, ieder op de voor zijn rang organiek vastgestelde bezoldiging en verdere wettige voordeelen (3); (!) Blz. 234. (2) „ 238. (3) De bezoldiging van het Eur. onderwijzend personeel wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 n». 65 (Stbl. 1911 n». 617), blz. 255. (*) Blz. 239. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 16 b. Djokjakarta, vastgesteld bij artikel 1, 2e, van het besluit van 18 Juli 1894 ff 6 (Staatsblad ff 156) 0), wordt uitgebreid met drie Europeesche hulponderwijzers op de voor dien rang organiek vastgestelde bezoldiging en verdere wettige voordeelen; c. Probolinggo, vastgesteld bij artikel 1 sub III van het besluit van 12 December 1884 Ti'- 7/c (Staatsblad ff 221) (2) en gewijzigd bij artikel 1 van het besluit van 17 Januari 1907 n! 17 (Staatsblad ff 47) (3) , wordt uitgebreid met drie Europeesche hulponderwijzers op de voor dien rang organiek vastgestelde bezoldiging en verdere wettige voordeelen (4); Y. enz.. Afschrift enz. 11. Bandoeng, Djokjakarta en Probolinggo. Gouv. besl. 9 Februari 1908 n°. 11 (Stbl. 1908 n°. 129). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: L enz.; II. dat de fondsen voor schrijfbehoeften en leermiddeleni en voor onderhoud en aanmaak van meubilair, voor elke der i kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Bandoeng, Djokjakarta en Probolinggo, ingevolge § V van het besluit van 2 Februari 1907 ff 26 (Staatsblad ff 90) j;: f 150.— (één honderd vijftig gulden) 'smaands bedragende,1 worden verhoogd met f 1.50 (één gulden vijftig cent) 's maands voor eiken kweekeling, die krachtens § I van dit besluit boven het aantal van 100 kweekelingen tot de genoem-i de kweekscholen wordt toegelaten. Afschrift enz. 12. Fort de Koek. Gbuv. besl. 18 Augustus 1908 n°. 26 (Stbl. 1908 n°. 512). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: (1) Blz. 237. (2) „ 234. (3) 241. (*) De bezoldiging van het Eur. onderwijzend personeel wordt thanr beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 n°. 65 'Stbl. 1911 n°. 617) blz. 255. Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: I. a. dat met afwijking van artikel 3, alinea 1, van het Reglement op de inrichting der kweekscholen voor de vorming van Inlandsclie onderwijzers, vastgesteld bij artikel 2 van het besluit van 30 April 1894 n! 7 (Staatsblad n; 100), de kweekschool te Fort de Koek enz.; III. dat, in verband met § I van dit besluit, de formatie van het personeel bij genoemde kweekschool, vastgesteld bij artikel 1 lett. b van het besluit van 16 December 1872 ff 3 (Staatsblad n- 227) 0) en gewijzigd bij artikel 2 § II' van het besluit van 15 Februari 1886 n- 7 (Staatsblad W 47) (2) en artikel 1 van het besluit van 3 Juli 1905 ns 29 (Staatsblad Il: 365) (3), wordt uitgebreid met twee Europeesche hulponderwijzers op de voor dien rang organiek vastgestelde bezoldiging en verdere wettige voordeelen (4). Afschrift enz. 13. Probolinggo. Gouv. besl. 19 Januari 1909 n°. 2 (Stbl. 1909 n°. 34). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens Koninklijke machtiging, het bedrag van f 40.— 'smaands, ingevolge artikel 1 § V van het besluit van 6 Februari 1897 rr' 5 (Staatsblad 11? 59) (5) toegestaan voor bezoldiging van bedienend personeel aan de Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Probolinggo (Pasoeroean) te verhoogen met f 10 (tien gulden) ' smaands en mitsdien te stellen op f 50 (vijftig gulden) 'smaands. Extract enz. 14. Fort de Koek. Gouv. besl. 11 Maart 1909 n° 18 (Stbl. 1909 n°. 196). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: I. dat het aantal kweekelingen der kweekschool voor de t t1) Blz. 232. (2) „ 237. i (3) ., 240. (4) De bezoldiging van de Eur. hulponderwijzers wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 n». 65 (Stbl. 1911 n». 617), blz. 255. (») Blz. 239. . i. vorming van Inlandsche onderwijzers te Fort de Koel, j (enz.); . TT. dat de fondsen voor schrijfbehoeften en leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubilair ten behoeve van de in § I van dit besluit genoemde kweekschool, krachtens het besluit van 14 April 1900 n? 5 (Staatsblad II- 133) f 100 (éen honderd gulden) 's maands bedragende en bij artikel 2 sub b van het besluit van 5 Augustus 1908 11' 8, bij wijze van tijdelijken maatregel verhoogd tot f 137 (één honderd zeven en dertig gulden) 's maands, geleidelijk wordt verhoogd tot f 150 (één honderd vijftig gulden) 's maands; met dien verstande dat dit bedrag met f 1.50 (één gulden vijftig cent) s maands wordt verminderd voor eiken leerling beneden het bij § I van dit besluit vastgestelde aantal van 100 kweekelingen; III. dat de som voor verder ondergeschikt personeel bij de in § I van dit besluit genoemde kweekschool, krachtens artikel 1, § a, van het besluit van 3 Juli 1905 n? 29 (Staatsblad II? 365) f) f 50 (vijftig gulden) 's maands bedragende, met ingang van het schooljaar 1909/1910 wordt verhoogd tot f 70 (zeventig gulden) 's maands. Afschrift enz. 15. Oengaran. Gouv. besl. 12 September 1909 n°. 6 (Stbl. 1909 n°. 457). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: A. dat te Oengaran (Semarang) wordt opgericht eeni Kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, ingericht voor 120 (één honderd twintig) kweekelingen; B. dat het personeel en de bezoldiging daarvan, zoomede de verder© uitgaven voor deze kweekschool worden vastgesteld als volgt: 1®. vijf Europeesche onderwijzers, en wel: a. één Directeur, op eene bezoldiging van ...v. (enz.) (2) ? b. een Tweede Onderwijzer op eene bezoldiging van .... (enz.) (2); (1) Blz. 240. (2) De bezoldiging Van den Directeur en den tweeden onderwij zei j wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 n°. 6K jstbl. 1911 n°. 617), blz. 255. c. clrie Hulponderwijzers, op eene bezoldiging van (enz j • 2e. twee inlandsche taalonderwijzers, één voor de Maleische en één voor de Javaansche taal, of, indien en voor zoolang als mogelijk, een en ander ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, éen Inlandsche taalonderwijzer voor die beide talen, ieder op eene bezoldiging van •. (enz.) (2); 3e. één Inlandsch onderwijzer in het handteekenen op eene bezoldiging van (enz.) (2); 4e. voor bediendenpersoneel ƒ 40.— (veertig gulden) 's maands * 5e. voor schrijfbehoeften en leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubilair f 180.— (één honderd tachtig gulden) 's maands; met dien verstande, dat dit bedrag met f 1.50 (een gulden vijftig cent) 's maands wordt vermeerderd voor eiken leerling die boven — en verminderd voor eiken leerling, die beneden het vastgesteld aantal van 120 tot de school is toegelaten. Ten tweede: enz. Afschrift enz. 16. Bandoeng, Oengaran, Probolinggo, Djokjakarta en Fort de Koek. Gouv. besl. 16 Januari 1912 n°. 96 (Stbl. 1912 n°. 81). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Machtiging te verleenen om ten behoeve van elk der Kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Bandoeng, Oengaran, Probolinggo, Djokjakarta en l ort de Koek voor onderhoud en aanvulling van de benoodigdheden voor het onderwijs in de beginselen der kennis van de natuur en de beginselen der landbouwkunde te beschikken over een som van f 200 (tweehonderd gulden) 's jaars. Extract enz. (!) De bezoldiging van de hulponderwijzers wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 n°. 65 (Stbl. 1911 n°. 617), blz. 255. (2) De bezoldiging van de Inl. taal- en teekenonderwijzers is laatstelijk geregeld bij Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 41 (Stbl. 191S n°. i71), blz. 258. (3) Het bedrag van f 40 is verhoogd tot f 60 's mds. bij Gouv. besl20 Januari 1914 n. 95 (Stbl. 1914 n». 69), blz. 246. 17. Djolijakarta. Gouv. besl. 15 Januari 1913 n°. 22 (Stbl. 1913 n°. 90). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling van artikel 2 van het besluit van 4 November 1910 ff 46 bet bedrag van f 40 's maands, bij artikel 1 sub 2de van het besluit van 18 Juli 1894 ff 6 (Staatsblad ff 156) (J) toegestaan voor de indienststelling van bediendenpersoneel bij de Kweekschool voor Inlandsehe onderwijzers te DjohjaTcarta te verhoogen met f 40 (veertig gulden) 's maands en mitsdien te stellen op f 80 (taehtig gulden) 's maands. Extract enz. 18. Bandoeng. Gouv. besl. 20 Januari 1914 n°. 89 (Stbl, 1914 n°. 63). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Het bedrag van f 40 's maands, bij artikel 1, § Y, van het besluit van 6 Februari 1897 ff 5 (Staatsblad ff 59) (^toegestaan voor bezoldiging van bediendenpersoneel bij de Kweekschool voor Inlandsehe onderwijzers te Bandoeng, gerekend van 1 Januari 1914, te verhoogen met f 20 (twintig gulden) 's maands en mitsdien te brengen op f 60 (zestig gulden) 's maands. Extract enz. 19. Oengaran. Gouv. besl. 20 Januari 1914 n°. 95 (Stbl. 1914 n°. 69). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling van artikel 1 van het besluit van 25 Januari 1913 n? 34, het bedrag van f 40 (veertig gulden) 's maands, bij artikel 1, § B sub 4de, van het besluit van 12 September 1909 ff 6 (Staatsblad ff 457)- (3) toegestaan voor t1) Blz. 237. (2) 239. t(3) „ 245. 1 de indienststelling van bediendenpersoneel bij de Kweekschool < voor Inlandsehe onderwijzers te Oengaran (Semarang), te •' verhoogen met f 20 (twintig gulden) 's maands en mitsdien te i brengen op f 60 (zestig gulden) 's maands. ! Extract enz. 20. Amboina. Gouv. besl. 15 Mei 1914 ll? 40. Gelet enz.; Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen, dat de Kweekschool voor de vorming van Inlandsehe onderwijzers te Amboina wordt heropend H bij den aanvang van den cursus 1914/1915. Ten tweede: Yoor het jaar 1914 ten behoeve van de in artikel 1 genoemde school voor de bezoldiging van personeel en verdere uitgaven beschikbaar te stellen een bedrag van f 6210 (zes duizend tweehonderd tien gulden). Ten derde: Te bepalen, dat het besluit van 16 Juli 1913 n? 47 (2) mede van toepassing is ten aanzien van de in artikel 1 van dit besluit genoemde kweekschool. Ten vierde: enz. Afschrift enz. GOEDKEURING VAN DEN LESROOSTER DOOR DEN INSPECTEUR. Circ. wd. Dir. O. E. 12 Februari 1915 n; 3690 aan de betrokken Inl. Schoolcommissiën. Het Reglement voor de Kweekscholen voor de vorming van Inlandsehe onderwijzers (Staatsblad 1912 n; 181) (3) bevat geen voorschrift, dat de op die scholen op te volgen rooster van werkzaamheden moet zijn goedgekeurd door den betrokken Inspecteur van het Inlandsch onderwijs, zooals voor meerdere onderwijsinrichtingen is voorgeschreven. (1) De kweekschool te Amboina, krachtens art. 1 sub a van Gouv. besl. 16 December 1872 n°. 3 (Stbl. 1872 n. 2-27), blz. 231, opgericht, was opgeheven bij Gouv. besl. 29 Augustus 1913 n°. 47. (2) Blz. 265. (3) „ 198. In afwachting dat bij een herziening van genoemd Reglement een voorstel kan worden gedaan tot opneming van een voorschrift als bovenbedoeld, heb ik de eer Uwer Commissie te verzoeken den (wden) Directeur der onder Uw toezicht staande Kweekschool namens mij te willen opdragen om, indien dit nog niet geschiedt, voortaan den lesrooster dier school aan de goedkeuring van den betrokken Inspecteur te onderwerpen. De wde Directeur van Onderwiis en Eeredienst, E. MORESCO. BEPALINGEN SPECIAAL HET PERSONEEL BETREFFENDE. 1. Eed voor de Eur. onderwijzers. Gouv. besl. 10 December 1874 n°. 17 (Stbl. 1874 n°. 278). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Met intrekking van het besluit van 15 Mei 1869 n! 7 (Staatsblad n; 43) te verklaren: a. dat de onderwijzers, leeraren of ambtenaren, Europeanen of met hen gelijkgestelden, die van eene aanstelling van den Gouverneur-Generaal voorzien en bij het Europeesch of inlandsch onderwijs geplaatst zijn, alvorens hunne betrekking te aanvaarden, behooren ai' te leggen den eed van trouw en geheimhouding, overeenkomstig het bepaalde bi i Staatsblad 1827 n; 115; b. dat de direkteur en de leeraren van het gymnasium Willem III te Batavia of van later op te rigten hoogere burgerscholen, zoomede de hoofdonderwijzers aan de kweekscholen voor inlandsche onderwijzers, behalve den eed van trouw en geheimhouding, ook behooren af te leggen dien van zuivering, overeenkomstig het voorgeschrevene bij hetzelfde Staatsblad. Afschrift enz. 2. Benoembaarheid Eur. personeel. Gouv. besl. 15 Februari 1886 n°. 7 (Stbl. 1886 n°. 47). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Ten vervolge van het besluit van 12 December 1884 11' 7/c (Staatsblad Il! 221) ('), voor zooveel noodig krachtens machtiging des Konings, te bepalen als volgt: I. enz. III. De artikelen 4 en 5 van het besluit van 16 December 1872 lls 3 (Staatsblad n; 227), het besluit van 1 Mei 1873 H: 3 (Staatsblad n' 77) en artikel 1 van het besluit van 26 Juli 1877 n! 4 (Staatsblad n? 147), worden ingetrokken en vervangen door de volgende voorschriften: . a. Om definitief benoemd te worden tot Directeur, tweeden onderwijzer of Europeesch hulponderwijzer aan een kweekschool voor Inlandsche onderwijzers wordt vereischt een akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs benevens het bewijs van met goeden uitslag afgelegd examen in de Maleische taal en de land- en volkenkunde van N ederlandsch-Indië. Tot genoemde betrekkingen zijn ook benoembaar Inlanders in het bezit van gemelde akte en gemeld bewijs (2). b. De eischen van het sub a bedoelde examen zijn dezelfde als die voor de gelijknamige vakken bij het zoogenaamd groot-ambtenaarsexamen (3), zullende bovendien voor het Maleisch nog verlangd worden vaardigheid om zich, mondeling en schriftelijk, met juistheid in die taal uit te drukken. c. Dit examen wordt in Nederlandsch-Indië (4) afgenomen te Batavia, zoo noodig twee malen 's jaars, door eene commissie van minsten drie leden met inbegrip van den voorzitter, door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te benoemen, welke (!) Blz. 234. (2) Aldus luidt punt a ingevolge art. 1, § A, sub le, van Gouv. besL 14 Maart 1912 n°. 38 (Stbl. 1912 n«. 240). (3) Het programma voor dit examen is te vinden in Bijbl. n°. 5716. (*) Dit examen wordt ook in Nederland afgenomen ingevolge Kon. besl13 Mei 1910 n». 58 (Stbl. 1910 n». 521). Departementschef, bij voldoende waarborgen dat liet naar den eiscli zal geschieden, ook elders dan te Batavia dit examen zal kunnen doen afnemen door eene op gelijke wijze samengestelde commissie (1). d. Dit examen wordt gerangschikt onder de eerste categorie van examens, bedoeld bij het besluit van 4 Januari 1871 II? 13 (Staatsblad H'1 2), zullende echter aan personen, bij het vak van onderwijs werkzaam, daarvoor geene vacatiegelden te goed gedaan worden. e. Aan hen die in dit examen slagen, worden vergoed de kosten der reis van en naar hunne standplaats, als voor eene reis in commissie, overeenkomstig de bepalingen op het declareeren van reis-, verblijf- en transportkosten voor ambtenaren, met dien verstande dat zij, die bij het examen slechts in één der twee vakken slagen, doch later een voldoend examen in het andere vak afleggen, op de bedoelde vergoeding slechts aanspraak hebben voor de laatste reis. f. Tot dit examen wordt ieder toegelaten, die in het bezit is eener acte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer of hulponderwijzer bij het lager onderwijs voor Europeanen en met hen gelijkgestelden _ (2) en de bevoegdheid tot het geven van onderwijs niet heeft verloren. Is een geslaagde candidaat niet reeds in 's lands dienst, dan wordt hij, voor de berekening der vergoeding van de kosten zijner reis van en naar zijne woonplaats, gerangschikt in de 4de klasse van het reisreglement. g O- h (3). i. Personen, in het bezit eener akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs, die dit examen nog niet met goeden uitslag hebben afgelegd, worden slechts tijdelijk aan de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers geplaatst; hun tijdelijke diensttijd daarbij telt mede voor de toekenning van de aan hun betrekking verbonden traktementsverhoogingen (4). (!) Aldus luidt punt c ingevolge Gouv. besl. 2 Januari 1911 n°. 19 {Stbl. 1911 n°. 4). (2) Voor „hulponderwijzer bij het lager onderwijs voor Europeanen en met hen gelijkgestelden" moet thans gelezen worden: „onderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs". (3) Punten 9 en h zijn vervallen ingevolge art. 1, § A, sub 2e, van Gouv. besl. 14 Maart 1912 n°. 38 (Stbl. 1912 n°. 240). {*) Aldus luidt punt i ingevolge art. 1, § A, sub 3e, van Gouv. besl. 14 Maart 1912 n°. 38 (Stbl. 1912 n». 240). j. Europeesche onderwijzers aan kweekscholen, die voldaan hebben aan de bovenomschreven verplichting tot het afleggen van een examen in de Maleische taal en in de land- en volkenkunde van NederlandschIndië, worden toegelaten tot een examen in het Javaansch, het Soendaasch, het Madoereesch, het Makassaarsch, het Boegineesch en andere inheemsche talen van den Archipel, die daartoe door den Gouverneur-Generaal worden aangewezen. Voor de examens in deze talen geldt hetgeen hierboven onder b, c, d, e en h § 1 voor het examen in het Maleisch en de land- en volkenkunde is vastgesteld (1). k. Europeesche onderwijzers aan de kweekscholen genieten eene toelage van ƒ 50.—- (vijftig gulden) 's maands voor het bezit van een bewijs van voldoend afgelegd examen in eene dezer inheemsche talen en van ƒ 75.— (vijf en zeventig gulden) 's maands voor het bezit van zulk een bewijs voor twee of meer dier talen. I. (2) Tot hulponderwijzers aan de kweekscholen tot vorming van Inlandsche onderwijzers zijn ook benoembaar Inlanders, die in het bezit zijn der akte van bekwaamheid als hulponderwijzer bij het lager onderwijs voor Europeanen en met hen gelijkgestelden (3). _ Zij voeren den titel van Inlandsch hulponderwijzer van den lsten rang en genieten dezelfde bezoldiging en verdere voordeelen, als voor hulponderwijzers bij het openbaar lager onderwijs voor Europeanen en met hen gelijkgestelden (3) is bepaald, zullende echter door deze bepaling geen afbreuk worden gedaan aan (1) Lett. j is gewijzigd bij Gouv. besl. 28 Maart 1900 n°. 8 (Stbl. 1900 n«. 117), luidende: . , n . „Met wijziging in zoover van artikel 2, § III, sub j, van het besluit van 15 Februari 1886 n°. 7 (Staatsblad n°. 47) te bepalen, dat tot het in voormeld voorschrift bedoeld examen in de daarbij vermelde inheemsche talen worden toegelaten zij, die in het bezit zijn van eene akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer of als onderwijzer bij het lager onderwijs voor Europeanen en tevens met goeden uitslag hebben afgelegd het in artikel 2, § III, sub a, van voormeld besluit genoemd examen in de Maleische taal en in de land- en volkenkunde van Nederlands ch-Indië". (2) Punt l is vervallen; het blijft echter van kracht voor de nog in dienst zijnde Inl. hulponderwijzers van den eersten rang ingevolge art. 1, § A sub 4e, van Gouv. besl. 14 Maart 1912 n. 38 (Stbl. 1912 n°. 240). (3) Voor „hulponderwijzer bij het lager onderwijs voor Europeanen en met hen gelijkgestelden" thans te lezen: „onderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs". door eene definitieve benoeming bereids verkregen voordeelen en aanspraken. Van het examen in de Maleische taal en de landen volkenkunde van Nederlandsch-Indië zijn zij vrijgesteld. iv o. V C). VI. enz. Afschrift enz. 3. Titels. a. Directeur. Gouv. besl. 18 Juli 1894 n°. 6 (Stbl. 1894 n°. 156). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Te bepalen, dat de hoofdonderwijzers der kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers den titel voeren van „Directeur". Afschrift enz. b. Inlandsch hulponderwijzer van den lsten rang. Zie art. 2, § III lett. I van Gouv. besl. 15 Februari 1886 n°. 7 (Stbl. 1886 n°. 47), blz. 251. c. Onderwijzer der le klasse en hoofdonderwijzer voor de Inlandsche onderwijzers. Gouv. besl. 25 Januari 1879 n°. 18 (Stbl.1879 n°. 75). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen: (!) Paragrafen IV en V zijn vervallen ingevolge art. 1, § B, van Gouv. besl. 14 Maart 1912 n°. 38 (Stbl. 1912 n°. HO). I. enz.; II. dat de inlandsche onderwijzers, definitief aan eene kweekschool voor inlandsche onderwijzers op Java aangesteld, den titel voeren van onderwijzer der lste klasse en na tienjarige behoorlijke pligtsbetrachting aan de kweekschool den titel verkrijgen van hoofdonderwijzer O); zullende de tijd, gedurende welken zij vóór de inwerkingtreding dezer bepalingen als inlandsch onderwijzer aan eene kweekschool hebben gediend, zoomede die, krachtens eene tijdelijke aanstelling, waarop eene vaste aanstelling is gevolgd, aan eene kweekschool doorgebragt, ook medetellen ter verkrijging van den hoogeren titel. Ten tweede: enz. Afschrift enz. 4. Openhouden der betrekking van Directeur bij verlof naar Europa van den titularis. Gouv. besl. 5 April 1895 n°. 30 (Stbl. 1895 n°. 69). Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Ten vervolge van artikel 2 van het besluit van 11 September 1893 n? 3 (Staatsblad n? 229) te bepalen dat, bij verlof naar Europa van de titularissen voor niet langer dan één jaar, tijdelijk worden waargenomen de betrekkkingen van: Inspecteur van het lager onderwijs voor Europeanen; Directeur eener kweekschool voor Inlandsche onderwijzers. Ten tweede: enz. Afschrift enz. 5. Examen landmeetkunde voor de Eur. onderwijzers. Gouv. besl. 6 Mei 1895 n°. 16 (Bijbl. n°. 5111). Gelet enz.; Gelezen enz.; Nog gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Yast te stellen het volgende programma voor (!) Deze bepaling is ingevolge art. 2 van Gouv. besl. 24 September 1890 n°. 5 (Stbl. 1890 no. 198) niet van toepassing op de bij art. 2, § III, lett. I, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 n°. 5 (Stbl. 1886 no. 47), blz. 251, bedoelde Inlandsche hulponderwijzers van den l6ten rang. een examen in de landmeetkunde, tot het afleggen waarvan de Europeesche onderwijzers aan de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers of aan de scholen voor de zonen van Inlandsche hoofden en andere aanzienlijke Inlanders worden toegelaten. Het examen omvat de kennis van: le. de vlakke driehoeksmeting; 2e. het uitbakenen van lijnen, het meten van afstanden en hoeken, alsmede van de daartoe gebezigd wordende hulpmiddelen; 3e. de inrichting, de vereischten en het gebruik van de Smalkander bousole, de boussole-tranehemontagne met afstandmeter, den hellingmeter (patent niveau), den theodoliet, het prisma van Bauernfeind, den polarplanimeter, den transformateur en de meest gebruikelijke waterpasinstrumenten; 4e. de verschillende handelwijzen, die bij het opmeten en in kaart brengen van een terrein kunnen gevolgd worden; 5e. het gewone waterpassen; 6e. het vinden van den inhoud van eenig terrein, hetzij uit de oorspronkelijke gegevens der meting, hetzij uit de reeds vervaardigde kaart; 7e. de meest gebruikelijke projectiën van landkaarten. Ten tweede: Te bepalen, dat de Commissie voor het afnemen van het in artikel 1 van dit besluit omschreven examen zal bestaan uit een Inspecteur of Adjunct-Inspecteur van het Inlandscli onderwijs als voorzitter en twee leden, door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te benoemen, telkens wanneer hij het noodig acht tot het afleggen van dat examen de gelegenheid te openen. Ten derde: Krachtens Koninklijke machtiging te bepalen dat aan hen, die in dit examen slagen, worden vergoed de kosten der reis van en naar hunne standplaats, als voor eene reis in commissie, overeenkomstig de bepalingen op het declareeren van reis-, verblijf- en transportkosten. Afschrift enz. 6. Verdeeling van de taak der onderwijzers buiten de gewone schooluren. Miss. Dir. O. E. N. 20 December 1901 n! 160316 aan de Inl. Schoolcommissiën te Fort de Koek, Amboina en Tondano (*). f1) Een schrijven van dezelfde strekking (brief van gelijken datum n. 16031a) werd gericht tot de Inl. schoolcommissiën te Bandoeng, Magelang, Djokjakarta en Probolinggo. Het is mij gebleken dat bij enkele opleidmgscholen voor Inlandsche ambtenaren en kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers aan het Inlandsche hulppersoneel dier scholen allerlei werkzaamheden worden opgedragen, welke de Europeesche onderwijzers niet aangenaam vinden. ïloewel deze toestand op de onder Uw toezicht staande kweekschool e]licht niet VOOrkomt, meen ik toch Uwe Com- hoofdenschool missie als mijn uitdrukkelijk verlangen te moeten kenbaar maken, dat de te verrichten werkzaamheden buiten het lesgeven zoo gelijkmatig mogelijk over het Inlandsche en Europeesehe hulppersoneel worden verdeeld. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, ABENDANON. 7. Kostelooze toelating van de kinderen der Inl. hulponderwijzers van den 18ten rang tot de Eur. lagere scholen. Ingevolge Stbl. 1902 n°. 5 worden de kinderen der Inlandsche hulponderwijzers van den lsten rang, voorzoover door den Gouverneur-Generaal niet anders is bepaald, kosteloos toegelaten tot de openbare Europeesche lagere scholen. 8. Indienststelling van een Inl. hulponderwijzer van den 1sten rang aan de kweekschool te Djokjakarta. Zie art. 2 van Gouv. besl. 18 December 1902 ïï? 29, blz. 240. 9. Bezoldiging van het Eur. onderwijzend personeel, met ingang van 1 Januari 1911. Gouv. besl. 24 November 1911 n°. 65 (Stbl. 1911 n°. 617). Gelezen enz.; Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling van artikel 2 van het besluit van 9 November 1876 n! 33 (Staatsblad n? 283), zooals dat artikel is gewijzigd bij het besluit van 6 Juni 1906 n; 10 (Staatsblad n? 275), de bezoldiging van de a. directeuren der b. tweede onderwijzers bij de c. hulponderwijzers bij de a, b en c kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers, thans ingevolge a. artikel ï, § IV, van het besluit van 12 December 1884 Il? 7/c (Staatsblad n! 221) (*) voor de titularissen te Fort de Koek en Amboina, artikel 1 sub 2e van het besluit van 18 Juli 1894 n; 6 (Staatsblad Il! 156) (2) voor den titularis te Djokjakarta, het besluit van 16 Januari 1908 Il! 23 (Staatsblad n! 46) voor die te Bandoeng en Probolinggo (Pasoeroean), en artikel 1 § B sub le a, van het besluit van 12 September 1909 n? 6 (Staatsblad n; 457) (3) voor dien te Oengaran (Semarang); b. artikel 1 sub b van het besluit van 16 December 1872 n; 3 Staatsblad n; 227) (4) voor de titularissen te Bandoeng, Fort de Koek en Amboina, artikel 1 sub 2e van het besluit van 18 Juli 1894 n? 6 (Staatsblad ïï; 156) (2) voor den titularis te Djokjakarta, het besluit van 17 Januari 1907 Il; 17 (Staatsblad il! 47) (5) voor dien te Probolinggo (Pasoeroean), artikel 1, § B sub le b, van het besluit van 12 September 1909 n! 6 (Staatsblad n5 457) (3) voor dien te Oengaran (Semarang); c. artikel 1 van het besluit van 21 Februari 1908 n! 20 (Staatsblad n? 152), voor de titularissen te Bandoeng, Djokjakarta, Probolinggo (Pasoeroean), Fort de Koek en Amboina, artikel 1 § B sub le c, van het besluit van 12 September 1909 n! 6 (Staatsblad Il? 457) (8) voor de titularissen te Oengaran (Semarang); a, h eri c bedragende a. f 500 (vijfhonderd gulden) 'smaands met 4 (vier) tweejaarlijksche verhoogingen, elke van f 50 (vijftig gulden) 's maands, b. f 300 (driehonderd gulden) 's maands met 3 (drie) éénjaarli jksche verhoogingen, elke van f 50 (vijftig gulden) 's maands, c. f 175 (éénhonderd vijf en zeventig gulden) 'smaands met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 50 (vijftig gulden) 'smaands, indien zij de akte van hoofdonderwijzer, en f 150 (éénhonderd vijftig gulden) 's maands met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke Blz. 235. 2) „ 237. 3) „ 244. 4) „ 232. :b) „ 241. !e) „ 245. van f 25 (vijf en twintig gulden) 'smaands, ingeval zij de akte van onderwijzer bezitten, i, b en c te stellen on 'i. f 550 (vijfhonderd vijftig gulden) 'smaands met gelijke { verhoogingen; 'b. f 350 (driehonderd vijftig gulden) 'smaands met gelijke | verhoogingen; : ?. respectievelijk f 225 (tweehonderd vijf en twintig gulden) 1 's maands en f 200 (tweehonderd gulden) s' maands, met gelijke verhoogingen, wordende de diensttijd bij het openbaar Indisch onderwijs medegeteld voor de toekenning van vorenbedoelde traktementsverhoogingen. ^ Ten tweede: Op de sub a, b en c van artikel 1 van dit be' sluit bedoelde onderwijzers van toepassing te verklaren de r* irtikelen 5 en 12 van de Bepalingen tot regeling van de klassen en de bezoldigingen der onderwijzers en onderwijzeressen bij het openbaar Europeesch lager onderwijs in NederlandschIndië, vastgesteld bij artikel 2 van het besluit van 27 September 1911 n? 75 (Staatsblad n? 532), zullende voor 3e toepassing van dat artikel 12 het daar bepaalde nopens de bpnderwijzers en onderwijzeressen der lste en der 2de klasse libelden respectievelijk ten opzichte van de directeuren en de tweede onderwijzers van de voormelde kweekscholen. Ten derde: Te bepalen, dat dit besluit wordt geacht op 1 Januari 1911 in werking te zijn getreden. Extract enz. 10. Toelage voor de Eur. onderwijzers voor het bezit van de akte landbouwkunde. Gouv. besl. 24 Augustus 1912 n! 32. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen, dat de Europeesche onderwijzers bij de Kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers, de Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren en de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser, die met gunstig gevolg het examen ter verkrijging rvan een akte van bekwaamheid tot het geven van huis- en schoolonderwijs in de landbouwkunde hebben afgelegd, boven thun bezoldiging een toelage van ƒ 50 (vijftig gulden) 's maands zullen genieten. Ten tweede: enz. Afschrift enz. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 17 11. Bezoldiging van de Inl. taal- en teekenonderwijzers met ingang van 1 Januari 1913. Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 41 (Stbl. 1913 n°. 271). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Gerekend van 1 Januari 1913, de inkomsten van de taal- en teekenonderwijzers aan 1. de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Bandoeng, Djokjakarta, Probolinggo, Fort de Koek en Amboina, 2. de kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Oengaran, 3. de opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren te Serang, Bandoeng, Magelang, Madioen, Blitar en Probolinggo, _ 4. de opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser, 5. de school voor zonen van Inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke Inlanders te Tondano, welke inkomsten thans worden beheerscht door 1. het besluit van 6 Maart 1903 n; 28 (Staatsblad n! 160) juncto dat van 1 Mei 1909 n? 55 (Staatsblad n! 262), 2. artikel 1, § B sub 2e en 3e, van het besluit van 12 September 1909 n; 6 (Staatsblad n; 457), 3. § A sub 3e en 4e van het besluit van 5 October 1908 n; 1 (Staatsblad n; 593) juncto artikel 3, § I, van het besluit van 29 Augustus 1910 n; 13 (Staatsblad n! 460), 4. artikel 1, § B sub 2e en 3e, van het besluit van 10 Augustus 1910 IF 15 (Staatsblad n? 453), 5. artikel 1 sub g 2e van het besluit van 30 Maart 1878 n? 21 (Staatsblad n5 121) juncto artikel 2, § VI, sub d, van het besluit van 15 Februari 1886 n! 7 (Staatsblad n! 47) en § b van het besluit van 13 Februari 1907 n; 7 (Staatsblad n? 117), vast te stellen op f 90 (negentig gulden) 's maands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen elke van f 10 (tien gulden) 's maands, benevens vrije woning of, bij gemis daarvan, een indemniteit voor huishuur van f 30 (dertig gulden) 's maands; met bepaling: le. dat, ingeval tot de betrekking van taal- of teekenonderwijzer wordt benoemd een hulponderwijzer of onderwijzer van het openbaar lager Inlandsch onderwijs, de diensttijd, die voor de toekenning van de aan deze betrekkingen verbonden traktementsverhoogingen in aanmerking komt, voor de toekenning van de traktementsverhoogingen als taal- of teekenonderwijzer wordt medegeteld; 2e. dat bij terugkeer tot of plaatsing bij het openbaar lager Inlandsch onderwijs van een taal- of teekenonderwijzer de diensttijd als zoodanig zal medetellen voor de toekenning van de traktementsverhoogingen, verbonden aan de betrekking, waartoe hij bij dat onderwijs wordt benoemd. Ten tweede: Te bepalen dat aan de op 1 Januari 1913 bij de in artikel 1 genoemde scholen reeds in dienst zijnde taaien teekenonderwiizers. eerekend van dien datum de inkomsten worden toegekend, waarop zij op dat tijdstip aanspraak zouden helden, indien de in dat artikel aangegeven regeling reeds gegolden had bij hun indiensttreding; met dien verstande dat zij in geen geval zal leiden tot vermindering van hun traktement met inbegrip van de reeds verworven traktementsverhoogingen. Afschrift enz. 12. Bezoldiging van de Eur. hulponderwijzers, aangesteld vóór 21 Februari 1908. Gouv. besl. 12 September 1913 n°. 31 (Stbl. 1913 n°. 570). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijh: Met buitenwerkingstelling van artikel 1 van het besluit van 21 Februari 1908 ns 20 (Staatsblad n? 152) te bepalen, dat aan de Europeesche onderwijzers beneden den rang van eersten onderwijzer bij de Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren en de hulponderwijzers bij de Kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers, die vóór de dagteekening van voormeld besluit op den voet van de oude traktementsregeling zijn aangesteld en die door de bezoldigingsbepalingen in. Staatsblad 1911 nos. 602 0) en 617 (2) minder inkomsten zouden genieten, dan hun volgens die oude regeling in totaal aan traktement en huishuurindemniteit zouden toekomen, boven hun traktement tijdelijk eene personeele toelage wordt toegekend tot het bedrag van het verschil. (1) Zie noot 1 op blz. 286. (2) Blz. 255. Ten tweede: Te bepalen, dat dit besluit wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1911. Afschrift enz. 13. Bevoegdheid Dir. 0. E. tot benoeming van Eur. leerkrachten beneden den rang van Directeur. Gouv. besl. 1 Mei 1914 n°. 12 (Stbl. 1914 n°. 384). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst op te dragen de benoeming van de Europeesche leerkrachten, dg -Uir®c" teuren uitgezonderd, bij de Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren, de Kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers en de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers ter hoofdplaats Makasser, en bij eventueel nog op te richten onderwijsinrichtingen van gelijken aard, voor zoover die benoeming niet het karakter draagt van een bevordering bij deze inrichtingen. Afschrift enz. BEPALINGEN SPECIAAL DE KWEEKELINGEN BETREFFENDE. 1. Opneming in militaire hospitalen. Zie Gouv. besl. 27 Maart 1889 n°. 10 (Stbl. 1889 n°. 85), hierachter opgenomen onder de hoofdrubriek „Eenige voorschriften betreffende Inlandsche ambtenaren m het algemeen . 2. Vergoeding van reiskosten aan ontslagen kweekelingen. Gouv. besl. 25 October 1890 n°. 5 (Stbl. 1890 n°. 214) C). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens machtiging des Konings te bepalen (1) Dit Gouv. besl. blijft thans slechts van_ kracht voor de kweekschool te Arnboina, vergl. den aanhef van Gouv. besl. 16 Februari 1912 n«. 12 (Stbl. 1912 Ti». 181), blz. 198. flat aan de kweekelingen der kweekscholen tot vorming van Inlandsche onderwijzers, die met ^Bst1lg|eL°^ j! ^ ^en men aan een dier scholen hebben afgelegd, alsmede aan nen, die eervol doch niet op verzoek, als leerlingen eener kweekschool zijn ontslagen, tegemoetkoming m reiskosten dan wel vrii transport voor rekening van den Lande kan worden toe o-ekend naar de plaats, van welke zij afkomstig zijn, voor het geval de afstand tot die plaats meer dan zespaknbediaagt en zulks overeenkomstig het bepaalde bijartikel 2 Lr^ B va Staatsblad 1875 tl" 1 (l) voor reizen wegens eerste aanstelling of wegens verplaatsing van kweekelingen. Ten tweede: enz. Afschrift enz. 3. Bevoegdheid Dir. 0. E. tot vaststelling van het aantal kweekelingen, uit elk gewest tot de kweekscholen toe te laten. Gouv. besl. 6 Februari 1897 n°. 5 (Stbl, 1897 n°. 59) (-). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: tweede:""Den Directeur van Onderwijs, Ler®dj™st^ Nijverheid bevoegd te verklaren om ingevolge aitikel 8 van het Reglement op de inrichting der ming van Inlandsche onderwijzers (Staatsblad 1894 100) ( ), het aantal kweekelingen, dat uit dk gewest op die kweekscholen zal worden toegelaten, vast te stellen. Afschrift enz. 4. Bevoegdheid Dir. 0. E. tot toelating van kweekelingen (ook vrouwelijke) boven de formatie Gouv. besl. 11 October 1905 n- 19. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en ^13v®1JeidT e machtigen om in het vervolg tot de kweekscholen voor In- (2) mt'Gouv. besl. blijft thans slechts van kracht voor de 1okS«?StM Arnboina, vergl. den aanhef van Gouv. besl. 16 Februari 1912 n». 12 (Stbl, 1912 n. 181), blz. 198. (3) Blz. 209. landsche onderwijzers kweekelingen (') boven de formatie toe te laten, welke kweekelingen niet zullen genieten de maandelijksche toelage, bedoeld bij artikel 10 van het Reglement op de inrichting dier scholen, vastgesteld bij artikel 2 van het besluit van 30 April 1894 ff 7 (Staatsblad n? 100), zooals eerstgenoemd artikel luidt krachtens artikel 1 van het besluit van 27 November 1902 n; 25 (Staatsblad ns 432) (2). Extract enz. 5. Verdeeling van hei aantal kweekelingen-plaatsen over de verschillende gewesten. a. Oengaran. Besl. Dir. O. E. N. 28 September 1909 n' 15372. Gelezen enz.; Heeft besloten: Krachtens artikel 2 van het Gouvernementsbesluit van 6 Februari 1897 n? 5 (Staatsblad n! 59) (3) het aantal kweekelingen, dat uit de na te noemen gewesten op de kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Oengaran kan worden toegelaten, vast te stellen als volgt: 37 uit de residentie Kedoe, 17 „ „ „ Rembang, 31 „ „ „ Semarang, 26 „ „ „ Pekalongan, 9 „ het Javaansch gedeelte der residentie Cheribon, tezamen 120 leerlingen; met dien verstande, dat naar gelang het eene gewest minder kweekelingen oplevert dan plaatsen op de kweekschool beschikbaar zijn, zooveel meer uit andere gewesten zullen kunnen worden toegelaten. Afschrift enz. t1) Door den Dir. O. E. kunnen ook vrouwelijk leerlingen boven de formatie als externen tot de kweekscholen worden toegelaten (Miss. lste Gouv. Secr. 7 November 1907 n°. 3040 aan den Dir. O. E. N.). (2) Met „artikel 10 van het Reglement enz.", blz. 210, thans ook te lezen „artikel 9, alinea 1, van het Reglement, vastgesteld bij Gouv. besl. 16 Februari 1912 n°. 12 (Staatsblad n°. 181)", blz. 201. De vrouwelijke kweekelingen boven de formatie genieten thans wel een toelage krachtens •Gouv. besl. 15 Juni 1914 n». 15, blz. 269. (3) Blz. 261. b. Djokjakarta. Besl. Dir. O. E. 26 Juni 1913 n' 10695. Gelezen enz.; Gelet op artikel 2, alinea 2, van het Reglement voor de Kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers in Staatsblad 1912 n- 181 0); Heeft besloten: Met wijziging in zoover van artikel 2 van het dezerzijdsch besluit van 9 Augustus 1911 n! 12948, het aantal kweekelinsren, dat uit de na te noemen gewesten tot de Kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Djokjakarta kan worden toegelaten, vast te stellen als volgt: 29 uit de residentie Banjoemas, 13 „ „ „ Djokjakarta, 15 „ „ „ Soerakarta, 29 „ „ „ Madioen, 29 „ „ „ Kediri, 5 „ „ „ Bantam. Afschrift enz. c. Probolinggo. Besl. Dir. O. E. 11 Juli 1913 ff 11845. Gelezen enz.; Gelet op artikel 2, alinea 2, van het Reglement voor de Kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers in Staatsblad 1912 ü' 181 0); Heeft besloten: Met buitenwerkingstelling van artikel 2 van het dezerzijdsch besluit van 11 October 1909 ïï! 16128 voorzooveel betreft de Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Probolinggo, het aantal kweekelingen, dat uit de na te noemen gewesten tot die kweekschool kan worden toegelaten, vast te stellen als volgt: 30 uit de residentie Soerabaja, 40 „ „ „ Pasoeroean, 20 „ „ „ Besoeki, 20 „ „ „ Madoera, 10 „ „ „ Bali en Lombok, 120 kweekelingen te zamen; t1) Blz. 199. met dien verstande dat, naar gelang liet eene gewest minderkweekelingen oplevert dan plaatsen op de kweekschool be-1 schikbaar zijn, zooveel meer uit andere gewesten zullen kun-j nen worden toegelaten, en onder aanteekening dat de kweeke-1 lingen, afkomstig uit de residenties Kediri en Zuider- enj Oosterafdeeling van Borneo, die thans bij die kweekschool in j opleiding zijn, aan die inrichting hunne studiën zullen voltooien. Afschrift enz. d. Bandoeng. Besl. Dir. O. E. 17 October 1913 n? 17952. Herlezen enz.; Gelet op artikel 2, alinea 2, van het Reglement voor de Kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzersin Staatsblad 1912 n; 181 (*); Heeft besloten: Met wijziging in zoover van artikel 2 van het dezerzijdsch besluit van 29 September 1910 n: 17750, voor zoover betreft de Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Bandoeng het aantal kweekelingen, dat uit de in dat besluit genoemde gewesten tot die school kan worden toegelaten, vast te stellen als volgt: 12 uit de residentie Bantam, 29 „ „ „ Batavia, 48 „ „ „ Preanger-Regentschappen, 31 „ het Soendaneesch gedeelte van de residentie Cheribon. Afschrift enz. e. Fort de Koek. Voor deze school geschiedt de verdeeling jaarlijks door de Inlandsche Schoolcommissie in overleg met den Inspecteur; de betrekkelijke verdeelingsstaat moet vooraf door den Directeur van O. en E. worden goedgekeurd (miss. Dir. O. E. N. 14 Januari 1902 n; 643, gericht tot den Inspecteur van het InL onderwijs in de 4de afd.). (!) Blz. 199. f. Amboina. Besl. Dir. O. E. N. 28 Maart 1900 n' 4818. Krachtens artikel 2 van het Gouvernementsbesluit van 6 Februari 1897 n' 5 (Staatsblad M! 59) 0) het aantal kweekelingen, dat uit de na te noemen gewesten op de kweekschool voor Inlandsehe onderwijzers te Amboina kan worden toegelaten, vast te stellen als volgt: 18 uit de residentie Amboina, 26 „ „ „ Menado, 1 „ „ „ Ternate, 5 „ „ „ Timor en Onaernoorigheaen, te zamen 50 kweekelingen; met dien verstande dat naar gelang het eene gewest minder kweekelingen oplevert dan plaatsen op gemelde kweekschool zijn gereserveerd, zooveel meer uit andere gewesten zullen kunnen worden toegelaten. Afschrift enz. 6. Maatregel ter verbetering van de voeding der leerlingen Gouv. besl. 16 Juli 1913 n; 47. Gelezen enz.; De Raad van Nederlandscli-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Bij wijze van tijdelijken maatregel den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen om, indien en voor zoolang als door hem wordt noodig geacht, aan de directeuren der kweekscholen voor de vorming van Inlandsehe onderwijzers te Bandoeng, Djokjakarta, Oengaran, Probolinggo en Fort de Koek, en van de Opleidingsschool voor Inlandsehe ambtenaren, tevens kweekschool voor de vorming van Inlandsehe onderwijzers te Makasser, uitsluitend ter verbetering van de voeding der leerlingen, de beschikking te geven over een bedrag van ten hoogste f 3 per maand voor eiken leerling binnen de formatie der onder hun beheer staande inrichtingen (wat laatstgenoemde school aangaat, slechts voor zooveel betreft de tot Inlandsch onderwijzer in opleiding zijnde leerlingen), alsmede voor eiken leerling, die ter opleiding tot Inlandsch onderwijzer boven de formatie, doch ove- (!) Blz. 261. rigens op den voet als voor leerlingen adspirant-onderwijzers binnen de formatie vastgesteld, tot gemelde inrichtingen is toegelaten. Ten tweede: Te bepalen, dat de uit dit besluit voortvloeiende uitgaven, voor zooveel het dienstjaar 1913 betreft, komen ten laste, wat de kweekscholen aangaat van artikel 293, wat de opleidings- tevens kweekschool te Makasser aangaat van artikel 290 der begrooting van dat jaar. Afschrift enz. 7. Toelating tot elke der kweekscholen van 3 leerlingen boven de formatie ter latere opleiding in landbouwkundige richting. a. Gouv. besl. 14 Augustus 1913 n; 34. Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Bij wijze van tijdelijken maatregel ma'chtiging te verleenen om, te beginnen met het schooljaar 1913/1914, indien en voor zoolang als mogelijk — een en ander ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst —, jaarlijks ten hoogste drie door genoemden Departementschef, na overleg met den Directeur van Landbuow, Nijverheid en Handel, aan te wijzen leerlingen boven de formatie toe te laten tot elke der opleidingsscholen voor Inlandsehe ambtenaren op Java en elke der kweekscholen voor Inlandsehe onderwijzers te Bandoeng, Djokjakarta, Oengaran, Probolinggo en Fort de Koek, welke leerlingen na voleindigde studie zullen worden bestemd voor verdere opleiding in landbouwkundige richting; met bepaling: le. dat het voor elke van gemelde scholen geldend reglement, voor zoover het niet in strijd is met den bijzonderen aard der toelating boven de formatie, op die leerlingen van toepassing is; 2e. dat door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst per leerling kan worden beschikt over de volgende bedragen: a. voor kosten van eerste inrichting gemiddeld f 75 (vijf en zeventig gulden); b. voor kosten van levensonderhoud gemiddeld ƒ 13 (dertien gulden) 's maands, indien de toelating van dien leerling het niet, en gemiddeld f 17.50 (zeventien gulden vijftig cent) 'smaands, indien die toelating het wel noodzakelijk maakt om een of meer leerlingen binnen of boven de formatie van de betrokken opleidings- of kweekschool buiten die inrichting te huisvesten; c. voor kosten van leermiddelen, schrijf- en teekenbehoeften gemiddeld f 18 (achttien gulden) 's jaars, bij toelating tot een kweekschool en f 15 (vijftien gulden) 's jaars bij toelating tot een opleidingsschool; en met uitnoodiging aan de Directeuren van Landbouw, Nijverheid en Handel en van Onderwijs en Eeredienst om, in gezamenlijk overleg, het noodige te ver- I richten of voor te stellen voor de affectatie der uit deze beschikking voortvloeiende uitgaven. Ten tweede: enz. Afschrift enz. b. Miss. Dir. O. E. 29 Augustus 1913 n; 15047 aan de : betrokken Inspecteurs van het Inl. onderwijs. Bij het Gouvernementsbesluit van 14 dezer ns 34 (1), waar; van een 4-tal afdrukken hierbij gaat, is machtiging verleend I -om jaarlijks, te beginnen met het schooljaar 1913/1914, o. m. | tot de kweekscholen te Bandoeng, Djokjakarta, Oengaran, ! Probolinggo en Fort de Koek ten hoogste 3 leerlingen boven i de formatie toe te laten, welke leerlingen na voleindigde studie : zullen worden bestemd voor verdere opleiding in landbouw| kundige richting. Die verdere opleiding, welke aan het te Buitenzorg op te richten landbouwtechnicum zal plaats hebben, heeft tot doel de 1 leerlingen te bekwamen voor een der volgende betrekkingen: 1 1. adspirant-Inlandsch landbouwleeraar, 2. leerling-Inlandsch ambtenaar bij het volkscredietwezen, ! 3. adspirant-Inlandsch adjunct-houtvester, ! 4. Inlandsch veearts. De opleiding voor de sub 1 t/m 3 genoemde betrekkingen zal gegeven worden in een cursus, waarvan de duur voorloopig is vastgesteld op 2 jaar; zij, die den cursus met goed gevolg hebben doorloopen, kunnen tot één van die betrekkingen ' worden benoemd op een bezoldiging van f 75 ' maands. Na een proeftijd in de praktijk volgt benoeming tot Inlandsch landbouwleeraar, Inlandsch ambtenaar bij het volks- (!) Blz. 266. eredietwezen of Inlandsch adjunct-houtvester, zulks op een bezoldiging van f 100 's maands met, wat de eerst- en de laatstgemelde betrekking aangaat, 4 en, wat de in de tweede plaats genoemde betreft, 6 driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 25 's maands. Yoor een benoeming tot Inlandsch landbouwleeraar is echter nog vereischt het met goed gevolg afleggen van een examen, dat als regel na een 2-jarige praktijk zal kunnen gedaan worden. Voor de aanstaande Inlandsche veeartsen bedraagt de studietijd 4 jaar; aan die betrekking is verbonden een bezoldiging van f 100 's maands met 4 driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 25 's maands. De voor het landbouwtechnicum bestemde jongelieden moeten zich bij hun toelating tot de kweekschool verbinden om, na afgelegd eindexamen aan deze inrichting, hunne studie aan eerstgenoemd instituut voort te zetten. Evenwel zal niet van hen worden gevergd, dat zij al aanstonds beslissen in welke der hierboven aangeduide vier richtingen zij later wenschen te studeeren; die beslissing kan worden uitgesteld tot zij gedurende eenige jaren de kweekschool hebben bezocht. Echter moet in dit verband dadelijk worden opgemerkt, dat hun bestemming mede afhankelijk zal zijn van het voor elke categorie van betrekkingen beschikbaar aantal plaatsen. Alleen uit hen die, opzettelijk met het oog op een latere opleiding in landbouwkundige richting toegelaten, den volledigen cursus der kweekschol hebben doorloopen, zullen t. z. t. de leerlingen voor het technicum worden gekozen met uitsluiting van alle andere leerlingen der kweekschool, die het einddiploma hebben verworven. De tot het landbouwtechnicum toegelatenen genieten kosteloos onderwijs met gratis-verstrekking van leermiddelen en bovendien een toelage van f 25 's maands; voor de candidaat-Inlandsche veeartsen bedraagt deze toelage gedurende het 3de en 4de studiejaar respectievelijk ƒ 30 en ƒ 35 's maands. Volledigheidshalve voeg ik hieraan nog toe, dat genoemde voordeelen alleen genoten worden door die leerlingen van het technicum, die zich verbinden om, na geslaagd te zijn in het daaraan af te nemen eindexamen, het Gouvernement ten minste 5 jaar lang te dienen. Naar aanleiding van het vorenstaande heb ik de eer UEG. te verzoeken, eiken van de in dit jaar tot voormelde kweekscholen toegelaten, eventueel nog toe te laten mannelijke leerlingen, onder mededeelnig v. z. n. van het bovenstaande, te willen afvragen of hij in aanmerking wil komen (en — indien hij aangewezen wordt — zich wil verbinden) om na beëindiging van zijn kweekschoolstudie de middelbare landbouwschool te bezoeken. Mocht onder hen geen voldoend aantal (minstens 3) gegadigden zich aanmelden, dan gelieve U te trachten het benoo- digd aantal candidaten voor het landbonwtechnxcnm te vmden uit de hoogste nummers van de dit jaar m het toelatingsexamen geslaagde, doch niet tot de kweekschool toegelaten ^VoorlS' geval van de eerstbedoelde groep (reeds tot de kweekschool toegelatenen) één of meer adspirantenx'ooi-ie landbouwtechnicum worden aangewezen, zullen, dit zij wellicht ten overvloede opgemerkt, na die aanwijzing de daardooi vriikomende plaatsen voor de eerste klasse door de daarvoor in de termen vallende, in het examen geslaagde, doch niet voor toelating aangewezen knapen moeten worden bezet. Gaarne zal ik, kan het zijn spoedig, een opgaaf ontvangen van de jongelieden, die voor het techmcum wenschen te worden bestemd. Aangezien het m de bedoeling ligt daarvoor de meest intelligente leerlingen uit te kiezen, gelieve V hun namen in die opgaaf te vermelden in volgorde van hun aanbevelenswaardigheid. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, Bij verhindering: De Secretris, CREUTZBERG, 1. s. 8. Toelage en gratis-verstrekking van leermiddelen enz. ook voor de vrouwelijke kweekelingen boven de formatie. Gouv. besl. 15 Juni 1914 n- 15. ...—_— Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen, dat, bij wijze van proef, de door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst tot de Kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers en de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser ter opleiding tot Inlandsche onderwijzers boven de formatie toegelaten vrouwelijke eer lingen zullen genieten de voor de leerlingen binnen de formatie dier inrichtingen vastgestelde maandelijksche toelage van f 10.— (tien gulden) en gratis-verstrekking van leermiddelen, schrijf- en teekenbehoeften. Ten tweede: Dit besluit wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1914. Afschrift enz. NORMAALCURSUSSEN TER OPLEIDING VAN INLANDSCHE HULPONDERWIJZERS. Oprichting van een normaalcursus te Batavia, Buitenzorg, Malang, Bondowoso en Koeta Radja. Gouv. besl. 29 December 1909 n; 23. Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen, dat te Batavia, Buitenzorg, Malang, Bondowoso en Koeta Radja, op een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te bepalen tijdstip, bij wijze van proef, zal worden geopend een uit twee jaarklassen bestaande normaalcursus C) ter opleiding voor het examen, bedoeld in artikel 5, alinea 1, sub e, der Regelen in Staatsblad 1893 ff 127, zooals dat punt e wordt gelezen ingevolge § I der ordonnantie in Staatsblad 1908 ïï! 382 (2), aan welken cursus gedurende 12 uren 's weeks en per klasse onderwijs zal worden gegeven. Ten tweede: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om a. bij wijze van tijdelijken maatregel ten behoeve van eiken der bij artikel 1 bedoelde normaalcursussen te beschikken over: I. ƒ8 (acht gulden), voor dien te Koeta Radja f 10 (tien gulden) 's maands per persoon voor de toekenning van maandelijksche toelagen aan, zoolang van den cursus nog slechts de eerste jaarklasse bestaat, ten hoogste 25 (vijf en twintig), zoodra van den cursus beide (!) De normaalcursussen te Batavia en Buitenzorg zijn geopend op 29 Januari en 1 Februari 1910 ingevolge § I van besl. Dir. O. E. N. 29 Januari 1910 n». 1864, die te Malang eh Bondowoso op 11 Februari 1910 ingevolge § I van besl. Dir. O. E. N. 9 Februari 1910 n°. 2497 en die te Koeta Badja op 7 Februari 1910 ingevolge besl. Dir. O. E. N. 9 Februari 1910 no. 2410. (2) Blz. 92. jaarklassen zijn gevormd ten hoogste 50 (vijftig) op te leiden jongelieden, als tegemoetkoming in hunne uitgaven voor kost en inwoning, voor zoover zij daarvoor naar het oordeel der betrokken Inlandsche Schoolcommissie in aanmerking komen; II. f 48 (acht en veertig gulden) 's maands zoolang van den cursus nog slechts de eerste jaarklasse bestaat, f 96 (zes en negentig gulden) 's maands zoodra van den cursus de beide jaarklassen zijn gevormd, voor het geven van toelagen aan het aan den cursus verbonden onderwijzend personeel, naar den maatstaf van f 4 (vier gulden) 's maands voor elk lesuur 's weeks; III. f 10 (tien gulden) 's maands voor eene extra-toelage aan den onderwijzer, die als hoofd van den cursus is aangewezen; b. de voor het volgen der cursussen benoodigde leermiddelen kosteloos uit 'sLands depot van Leermiddelen te Weltevreden te doen verstrekken. Ten derde: Te bepalen dat door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid voor de regeling der toelating tot, benevens de inrichting en werking van de in artikel 1 bedoelde normaalcursussen de noodige voorschriften zullen worden vastgesteld 0). Ten vierde: enz. Afschrift enz. Oprichting van een normaalcursus te Bandjermasin en Kandangan. Gouv. besl. 12 April 1910 n! 38. Eerstelijk: Ten vervolge van het besluit van 29 December 1909 n? 23 (2) te bepalen, dat ook te Bandjermasin en te Kandangan (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo) op een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid vast te stellen tijdstip, bij wijze van proef, zal worden geopend een uit twee jaarklassen bestaande normaalcurcus (3) ter opleiding voor het examen, bedoeld in artikel 5, alinea 1, sub e, der Regelen in Staatsblad 1893 H! 127, zooals dat punt e wordt gelezen ingevolge § I der ordonnantie in Staatsblad 1908 (x) Dit is geschied bij miss. Dir. O. E. N. 3 Januari 1910 n°. 9, blz. 278. (2) Blz. 271. (3) De normaalcursussen te Bandjermasin en Kandangan zijn ingevolge art. 2 van besl. Dir. O. E. N. 17 September 1910 n°. 16906 op 17 October 1910 geopend. t Tl- 382 O» aan welken cursus gedurende 12 uren 's weeks en , per klasse onderwijs zal worden gegeven; zullende op deze cursussen van toepassing zijn het bepaalde l "bij de artikelen 2 en 3 van het in den aanhef dezes genoemd I besluit, met dien verstande, dat voor deze cursussen het bedrag der in artikel 2, $ a, sub I, van dat besluit vermelde toelagen wordt gesteld op ƒ 8 (acht gulden) 's maands per leerling; met uitnoodiging aan voornoemden Departementsschef om voor de affectatie van de uit dit besluit voortvloeiende uitgaven t. z. t. het noodige te verrichten of voor te stellen. * Ten tweede: enz. Oprichting van een normaalcursus te Singaradja. Gouv. besl. 28 Juni 1910 n- 45. Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijli: Ten vervolge van het besluit van 12 April 1910 Tl5 38 (2) te bepalen, dat te Singaradja (Bali en Lombok), op een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverig heid vast te stellen tijdstip, bij wijze van proef, zal worden geopend een uit twee jaarklassen bestaande normaalcursus (") ter opleiding voor het examen, bedoeld in artikel 5, alinea 1, sub e, der Regelen in Staatsblad 1893 ïïs 127, zooals dat punt e wordt gelezen ingevolge § I der ordonnantie in Staatsblad 1908 n? 382 C), aan welken cursus, zoolang nog slechts de ï eerste jaarklasse bestaat, gedurende 131/2 uur 's weeks en, zoodra de beide jaarklassen zijn gevormd, gedurende 221/2 uur 's weeks onderwijs zal worden gegeven. Ten tweede: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om A. bij wijze van tijdelijken maatregel ten behoeve van den bij artikel 1 bedoelden normaalcursus te beschikken over: I. a. f 104 (éénhonderd vier gulden) 's maands zoolang van den cursus nog slechts de eerste jaarklasse bestaat, f 200 (tweehonderd gulden) 's maands, zoodra van den cursus beide jaarklassen zijn gevormd, voor (1) Blz. 92. (2) „ 272. (3) De normaalcursus te Singaradja is ingevolge § I van besl. Dir. O. E. N. 9 September 1910 n°. 16375 op 17 October 1910 geopend. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 18 de toekenning van maandelijksche toelagen aan ten hoogste 13 (dertien) respectievelijk 25 (vijf en twintig) op te leiden jongelieden, als tegemoetkoming in liunne uitgaven voor kost en inwoning, voor zoover zij daarvoor naar het oordeel der betrokkken Inlandsche Schoolcommissie in aanmerking komen; b. f 120 (éénhonderd twintig gulden) 's maands voor de toekenning van maandelijksche toelagen aan ten hoogste 15 (vijftien) uit het gewest Bali en Lombok, maar van buiten de hoofdplaats Singaradja en hare naasteomgeving afkomstige leerlingen, die toegelaten zijn tot de vierde klasse van de openbare Inlandsche lagereschool te Singaradja en wier ouders of voogden verklaard hebben, dat zij hen wenschen te zien opgeleid voor het in artikel 1 bedoeld examen, mede voor zoover zij naar het oordeel der betrokken InlandscheSchoolcommissie in aanmerking komen voor zulk j een toelage; met dien verstande, dat de sub a en b bedoelde toelagen niet minder dan f 8 (acht g'ulden) en niet meer j dan f 10 (tien gulden) 's maands per persoon zullen j bedragen, ter beoordeeling van meergenoemde schoolcommissie; II. f 54 (vier en vijftig gulden) 's maands, zoolang van den cursus nog slechts de eerste jaarkiasse bestaat, f 90 (negentig gulden) 's maands, zoodra van den cursus de beide jaarklassen zijn gevormd, voor het geven van toe- I lagen aan het aan den cursus verbonden onderwijzend I personeel, naar den maatstaf van f 4 (vier gulden) 's maands voor elk lesuur 's weeks; III. f 10 (tien gulden) 's maands voor een extra-toelage ara. den onderwijzer, die als hoofd van den cursus is aan-j gewezen; _ | B. de voor het volgen der cursussen benoodigde leermiddelen kosteloos uit 'sLands depot van leermiddelen te Weltevreden te doen verstrekken. Ten derde: Te bepalen, dat door den Directeur van Onder- j wijs, Eeredienst en Nijverheid voor de regeling der toelating tot, benevens de inrichting en werking van den in artikel 1 bedoelden normaalcursus de noodige voorschriften zullen worden vastgesteld (1). Ten vierde: enz. Afschrift enz. C1) Hieraan is voldaan bij missives Dir. O. E. N. 7 Juli 1910 n°s. 12030 en 12032, gericht respectievelijk tot den Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch onderwijs in de 3de aldeeling en tot de Inl. Schoolcommissie te Singaradja. Oprichting van een normaalcursus te Makasser. Gouv. besl. 22 Augustus 1910 n! 40. Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om op een door hem vast te stellen tijdstip de bij de besluiten van 28 Januari en 28 Mei 1908 n''\ 4 en 1 bedoelde, te Makasser bestaande gelegenheid tot opleiding van uit liet Gouvernement Celebes en Onderhoorigheden afkomstige jongelieden tot Inlandsch kweekeling op te heffen C). Ten tweede: Ten vervolge van het besluit van 28 Juni 1910 nu 45 (2) te bepalen, dat op het tijdstip, waarop de in artikel 1 bedoelde onderwijsgelegenheid zal worden opgeheven (1), ook te Makasser bij wijze van proef zal worden geopend een uit twee jaarklassen bestaande normaalcursus ter opleiding voor het examen, bedoeld in artikel 5, alinea 1, sub e, der Regelen in Staatsblad 1893 ns 127, zooals dat punt e wordt gelezen ingevolge § I der ordonnantie in Staatsblad 1908 n? 382 (3), aan welken cursus gedurende 12 uren 's weeks en per klasse onderwijs zal worden gegeven; zullende op dezen cursus van toepassing zijn het bepaalde bij de artikelen 2 en 3 van het besluit van 29 December 1909 115 23 (4), met dien verstande, dat voor dezen cursus het bedrag der in artikel 2, § a, sub I, van dat besluit vermelde toelage wordt gesteld op ƒ 8 (acht gulden) 's maands per leerling. Ten derde: enz. Afschrift enz. Oprichting van een normaalcursus te Palembang. Gouv. besl. 26 November 1910 n! 30. Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Ten vervolge van het besluit van 22 Augustus t1) Deze onderwijsgelegenheid is op 17 October 1910 opgeheven ingevolge besl. Dir. O. E. N. 1 September 1910 n°. 15789. (2) Blz. 273. (3) „ 92. (4) „ 271. 1910 n; 40 0) te bepalen, dat ook te Palembang op een dooiden Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid vast te stellen tijdstip, bij wijze van proef, zal worden geopend een uit twee jaarklassen bestaande normaalcursus (2) ter opleiding voor het examen, bedoeld in artikel 5, alinea 1 sub e, der Regelen in Staatsblad 3893 n; 127, zooals dat punt e wordt gelezen ingevolge § I der ordonnantie in Staatsblad 1908 rr 382 (3), aan welken cursus gedurende 12 uren 's weeks en per klasse onderwijs zal worden gegeven: zullende op dezen cursus van toepassing zijn het bepaalde bij de artikelen 2 en 3 van het besluit van 29 December 1909 lï 23 (4), met dien verstande, dat voor dezen cursus het bedrag der in artikel 2, § a, sub I, van dat besluit vermelde toelagen wordt gesteld op ƒ 8 (acht gulden) 's maands per leerling. Ten tweede: Te bepalen, dat aan de uit de residentiën Biouw en Onderhoorigheden, Djambi, Banka en Onderhoorigheden, Lampongsche Districten en Benkoelen afkomstige leerlingen van den in artikel 1 van dit besluit bedoelden normaalcursus tegemoetkoming in de reiskosten, en/of vrij transport voor rekening van den Lande zal worden verleend, bij hunne toelating tot den cursus, van hunne woonplaats naar Palembang en, na het afleggen van het bij vermeld artikel bedoeld examen of bij vroeger eervol ontslag als leerling van den cursus, terug naar hunne woonplaats, op den voet van de bepalingen, voor ongehuwde kweekelingen vastgesteld sub B van artikel 2 van het besluit van 1 Januari 1875 n! 22 (Staatsblad ff 1) (°). Afschrift enz. Oprichting van een normaalcursus te Cheribon, Poerworedjo, Poerwokerto, Pekalongan, Semarang en Soerakarta. 1. Gouv. besl. 16 Maart 1914 ns 46. Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Ten vervolge van het besluit van 26 November (1) Blz. 275. (2) De normaalcursus te Palembang is op 1 December 1910 geopend ingevolge art. 1 van besl. Dir. O. E. N. 29 November 1910 n°. 21780. (s) Blz. 92. (4) „ 271. (°) „ 140. 1910 n? 30 0) te bepalen, dat ook te Cheribon, Poerworedjo (Kedoe), Poerwokerto (Banjoemas), Pekalongan, Semarang en Soerakarta, op een door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst vast te stellen tijdstip, bij wijze van proef, zal worden geopend een uit twee jaarklassen bestaande normaalcursus (2) ter opleiding voor het examen, bedoeld in artikel 5, alinea 1, sub e, der Regelen in Staatsblad 1893 n- 127, zooals dat punt e wordt gelezen ingevolge § I der ordonnantie in Staatsblad 1908 Il; 382 (3), aan welken cursus gedurende 12 uren per week en per klasse onderwijs zal worden gegeven; zullende op deze cursussen van toepassing zijn het bepaalde bij de artikelen 2 en 3 van het besluit van 29 December 1909 1P 23 (4), met dien verstande, dat voor deze cursussen het bedrag der in artikel 2, § a, sub I, van dat besluit vermelde toelagen wordt gesteld op ƒ 8 (acht gulden) 's maands per leerling; ... . onder aanteekening, dat de uit dit artikel voortvloeiende uitgaven enz. Ten tweede: enz. Afschrift enz. 2. Gouv. besl. 25 Juli 1914 n5 31. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van het besluit van 16 Maart 1914 Il! 46 (") te bepalen, dat de daarbij bedoelde, aan leerlingen van normaalcursussen voor de opleiding van Inlandsche hulponderwijzers toe te kennen toelage van ƒ 8 (acht gulden) 's maands, voor zoover de te openen normaalcursussen te Poerworedjo (Kedoe) en Poerwokerto (Banjoemas) betreft, ook zal kunnen worden toegekend aan de reeds als bezoldigd kweekeling werkzame leerlingen, ter bestrijding van reiskosten, die voor hen uit het deelnemen aan den cursus voortvloeien. Extract enz. I1) JölZ. 275. (2) De normaalcursus te Cheribon Is op 1 September 1914 geopend ingevolge § I van besl. Dir. O. E. 30 Mei 1914 n°. 10059, de cursussen te Poerworedjo, Poerwokerto, Pekalongan, Semarang en Soerakarta op 21 September 1914 ingevolge art. 1 van besl. Dir. O. E. 15 September 1914 no. 18269. (*) Blz. 92. (4) „ 271. (B) „ 276. Regeling der toelating, inrichting en werking van de normaalcursussen. Miss. Dir. O. E. N. 3 Januari 1910 ïï? 9 aan de Inspecteurs van het Inlandsch onderwijs in de lste, 3de en 4de afdeeling. Met referte heb ik de eer U hierbij aan te bieden twee extracten — waarvan één bestemd voor het archief van den U toegevoegden Adjunct — van het Gouvernementsbesluit dd. 29 December 1909 n; 23 (1), waarbij is bepaald, dat te op een nader door mij vast te stellen tijdstip zal worden geopend een uit twee jaarklassen bestaande normaalcursus tot opleiding van Inlandsche onderwijzers, en waarbij verder de voornaamste voorzieningen zijn getroffen voor het in werking brengen en houden van die onderwijsgelegenheden, zijnde de vaststelling van détail-regelingen voor de toelating tot en de inrichting en werking van die cursussen aan den Chef van dit Departement overgelaten. Ter aanvulling en toelichting van de aanwijzingen omtrent den opzet dier cursussen etc., welke in gemeld Gouvernementsbesluit zijn vervat, acht ik het noodig U het volgende mede te deelen. Elke cursus zal, als gezegd, bestaan uit twee jaarklassen. Aan leerlingen van goed gedrag en uitmuntenden ijver, die aan het einde van het schooljaar — van Poeasa-vacantie tot Poeasa-vacantie — niet van de eerste naar de tweede cursusklasse bevorderd kunnen worden of niet in het aan het einde van den cursus af te nemen hulponderwijzersexamen slagen, kan, indien daarvoor termen aanwezig zijn — elk geval op zich zelf te beoordeelen — worden vergund het onderwijs in de eerste, respectievelijk tweede klasse nog een jaar te volgen. De sterkte van elke cursusklasse zal als regel niet meer dan 25, de totaal-sterkte van den cursus in geen geval meer dan 50 leerlingen mogen bedragen. In elke der twee cursusklassen zal dagelijks, met uitzondering van de Zon- en feestdagen en de gewone vacanties der Inlandsche scholen, des namiddags gedurende 2 uren theoretisch onderwijs worden gegeven. Dat onderwijs zal omvatten de vakken van het programma voor het examen, bedoeld in artikel 5, alinea 1 sub e, der Regelen in Staatsblad 1893 n5 127, zooals dat punt e wordt gelezen ingevolge § I der ordonnantie in Staatsblad 1908 n; 382 (2), benevens elementaire methodiek en teekenen. Van de evenbedoelde examenvakken, zal de aardrijkskunde, waarvoor het examen geen hoogere eischen stelt dan eenige kennis (!) Blz. 271. <2) „ 92. van het gewest van inwoning en omliggende gewesten, iets uitvoeriger zijn te behandelen. De leerstof m dat \ak moet worden uitgebreid tot de kennis van het eiland van inwoning. Het onderwijs aan den cursus zal worden gegeven door aan een kweekschool opgeleide onderwijzers en hulponderwijzers, werkzaam aan de openbare Inlandsche scholen ter plaatse waar de cursus gevestigd is, die daarvoor op voordracht van de betrokken inspecteerende ambtenaren door den ( hei van dit Departement zijn aangewezen. , tt + Een van die scholen zal worden gebezigd als leslokaal, net hoofd dier school maakt deel uit en treedt op als hoofd van het voor den cursus aangewezen personeel. De bij het onderwijs noodige boeken en leermiddelen worden gratis aan de leerlingen verstrekt. Voor zooveel de leerlingen van clen cursus niet reeds als kweekeling op een openbare of particuliere school werkzaam zijn, worden zij dagelijks gedurende den geheel en schooltijd te werk gesteld op de openbare Inlandsche scholen ter plaatse (1), waar zij beurtelings zien onderwijzen of onder leiding zelf onderwijs geven. De toelating tot een cursus zal worden opengesteld: a. voor hen die zijn geslaagd in het examen, bedoeld bij artikel 6 sub 2e. der Regelen in Staatsblad 1893 n' 127, zooals dat is aangevuld bij § II der ordonnantie in Staatsblad 1908 n? 382 (2); b. voor jongelieden, als bedoeld in het bij genoemde paragraaf van gemelde ordonnantie aan het sub a genoemde artikel toegevoegde derde lid en c. voor hen die met goeden uitslag hebben afgelegd een hun door één der betrokken inspecteerende ambtenaren of, zoo dezen daartoe niet in de gelegenheid zijn, door het personeel van den cursus, af te nemen toelatingsexamen, naar dezelfde eischen als die, vastgesteld voor het examen sub a hiervoren. Het aan den cursus verbonden onderwijzend personeel zal een belooning ontvangen naar den maatstaf van f 4 's maands, per lesuur 's weeks, het hoofd van den cursus boven de hem als leerkracht toekomende toelage naar evenbedoelden maatstaf nog een maandelijksch bedrag van ƒ 10, als vergoeding voor het voeren der administratie en ter bestrijding tevens van de kleine uitgaven voor het schoonhouden van de door den cursus gebruikte lokalen in zijn school. Aan de leerlingen die niet in staat zijn zelf de kosten van (!) De practische opleiding der normalisten geschiedt thans uitsluitend aan openbare Inl. 2de klasse-scholen, vergl. circ. wd. Dir. O. E. 3 Februari 1915 n°. 2858, blz. 281. (*) Blz. 93. huu onderhoud gedurende hun opleiding te dragen, zal eens maandelijksche toelage van worden toegekend. Leerlingen die als bezoldigd kweekeling op een openbare of particuliere school werkzaam zijn, komen voor zulk een toelage niet in aanmerking. Door de Inlandsche Schoolcommissie ter plaatse waar de cursus gevestigd is, wordt beslist welke leerlingen wel, welke niet een toelage zullen genieten. Met het vorenstaande hoop ik duidelijk te hebben uiteengezet hoe de normaalcursussen zullen zijn in te richten en hoe zij moeten werken. Mocht U omtrent eenig punt uitvoeriger toelichting verlangen, dan gelieve U daarvan te doen blijken. In Ten aanzien van het laatste punt vestig ik Uw aandacht op de m. i. bestaande wenschelijkheid om niet te veel vakken aan één persoon toe te vertrouwen en om de lesuren zooveel mogelijk gelijkelijk onder het aan den cursus te verbinden personeel te verdeelen. In de hiervoren gegeven uiteenzetting is reeds gedeeltelijk voldaan aan het bepaalde bij artikel 3 van het in extract overgelegde Gouvernementsbesluit, in zoover in die uiteenzetting de eischen zijn omschreven, voor de toelating tot de normaalcursussen te stellen. Van mijne uit dat artikel voortvloeiende bevoegdheid tot vaststelling van leerplan en lesrooster voor de cursussen en van eene instructie voor het daaraan verbonden personeel wensch ik voorshands geen gebruik te maken en wel om reden ik het voor de goede functionneering der nieuwe instellingen noodig acht dat ten aanzien van die punten voorloopig de gelegenheid blijft bestaan om telkens wanneer de noodzakelijkheid eener wijziging is gebleken, daartoe onmiddellijk en zonder veel omslag over te gaan. Met het oog daarop verzoek ik U om na raadpleging van den U toegevoegden Adjunct een voorloopig leerplan, lesrooster en instructie voor het personeel samen te stellen en in te voeren. Wat de instructie betreft, daarin zal o. m. voor dat personeel de verplichting zijn op te nemen om hulp te verleenen bij het zoeken van eene geschikte gelegenheid voor en toezicht te houden op de huisvesting van de cursus-leerlingen. Yan leerplan, lesrooster en instructie gelieve U mij een afschrift te doen toekomen. Tenzij De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid^ M. S. KOSTER. Practische opleiding der normalisten. Circ. wd. Dir. O. E. 3 Februari 1915 n5 2858 aan de inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. Gebleken is, dat op sommige plaatsen de leerlingen van de Gouvernementsnormaalcursussen tot opleiding voor het examen voor Inlandsch hulponderwijzer voor hun practische vorming behalve openbare Inlandsche scholen der 2de klasse ook openbare Hollandsch-Inlandsche scholen bezoeken. Dit nu komt mij noodig noch gewenscht voor, omdat gemelde cursussen uitsluitend ten doel hebben de opleiding van leerkrachten voor de scholen der eerstgenoemde categorie en omdat hunne aanwezigheid op de Hollandsch-Inlandsche scholen de taak van de hoofden dier inrichtingen verzwaart. In verband daarmede heb ik de eer UEG. te verzoeken het daarheen te willen leiden, dat de leerlingen der normaalcursussen Tinnnf» practische opleiding voortaan uitsluitend bij openbare Inlandsche 2de klasse scholen ontvangen. De wde Directeur van Onderwijs en Eeredienst,, E. MOEESCO. I* HOOGERE KWEEKSCHOOL VOOR INLANDSCHE ONDERWIJZERS TE POERWOREDJO (KEDOE). Oprichting — Personeel — Formatie — Bezoldiging — Verdere Uitgaven. Gouv. besl. 14 September 1914 n°. 50 (Stbl. 1914 n". 623). Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen, dat te Poerworedjo (Kedoe) in de maand October 1914, onder den naam van „Hoogere Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers" wordt geopend een school, waar ten hoogste 75 (vijf en zeventig) in het eindexamen van een openbare kweekschool voor Inlandsche onderwijzers of een daarmede gelijkgesteld examen geslaagde jongelieden, aan te wijzen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, in een driejarigen cursus een voortgezette opleiding voor de betrekking van Inlandsch onderwijzer bij de Hollandsch-Inlandsche scholen zullen ontvangen. Ten tweede: Het personeel en de bezoldiging daarvan, zoomede de verdere uitgaven voor de in artikel 1 vermelde inrichting vast te stellen als volgt: 1. vier Europeesche onderwijzers, en wel a. een directeur, op een bezoldiging van f 550 (vijfhonderd vijftig gulden) 's maands; b. drie onderwijzers, op een bezoldiging van f 450 (vierhonderd vijftig gulden) 's maands; a. en b. met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands; 2. voor bediendenpersoneel f 100 (éénhonderd gulden) 's maands; 3. voor schrijfbehoeften en leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubilair f 2 (twee gulden) per leerling 's maands; 4. voor voeding der leerlingen, bewassching, enz. f 20 (twintig gnlden) per leerling 's maands. Ten derde: enz. Afschrift enz. SCHOLEN VOOR DE VORMING VAN INLANDSCHE AMBTENAREN. A. OPLEIDINGSSCHOLEN VOOR INLANDSCHE AMBTENAREN. OPRICHTING. a. Opleidingsscholen te Bandoeng, Magelang, Probolinggo. Gouv. besl. 30 Maart 1878 n°. 21 (Stbl. 1878 n°. 121). Gelet enz.; De Eaad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens magtiging des Konings te bepalen: a. te Bandong (Preanger-Regentschappen), te Magelang Kadoe), te Probolinggo en te Tondano (Menado) wordt eene school geopend voor zonen van Inlandsehe hoofden en van andere aanzienlijke Inlanders (*); b. enz. b. Opleidingsscholen te Serang, Madioen, Blitar. Gouv. besl. 29 Augustus 1910 n°. 13 (Stbl. 1910 n°. 460). Gelet enz.; De Eaad van Nederlandsch-lndië gehoord; Eerstelijk: Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging te bepalen, dat te Serang, Madioen en Blitar (!) Voor Bandoeng, Magelang en Probolinggo is de naam der school, bij art. 1 § A van Gouv. besl. 19 Augustus 1900 n°. 11 (Bijbl. no. 5516) veranderd in dien van opleidingschool voor Inlandsehe ambtenaren (zie ook art. 14 der „Voorschriften voor de Opleidingscholen voor Inl. ambtenaren" in Stbl. 1908 no. 595, blz. 298). (Kediri) wordt opgericht een opleidingsschool voor Inlandsehe ambtenaren. Ten tweede: enz. PERSONEEL — FORMATIE — BEZOLDIGING — VERDERE UITGAVEN. Gouv. besl. 5 October 1908 n°. 1 (Stbl. 1908 n°. 593). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging, met buitenwerkingstelling van de bij artikel 1 sub B van het besluit van 19 Augustus 1900 Il! 11 (Bijblad Il! 5516) vastgestelde Voorschriften voor de Opleidingsscholen voor Inlandsehe ambtenaren, zooals die sedert zijn gewijzigd, laatstelijk bij de besluiten van 16 October en 18 November 1907 nos. 18 en 2 (Bijblad nos. 6744 en 6763); A. De formatie en de bezoldiging van het personeel zoomede de verdere uitgaven voor elke der Opleidingsscholen voor Inlandsehe ambtenaren vast te stellen als volgt: le. één Leeraar in de rechtswetenschap en aanverwante vakken, die moet zijn doctor in de rechtswetenschap, op eene bezoldiging van f 700 (zevenhonderd gulden) 'smaands met 2 driejaarlijksche verhoogingen elk van f 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands; 2e. 0) zes Europeesche onderwijzers, en wel: a. één Directeur der school, voor wien wordt vereischt het bezit der akte van hoofdonderwijzer bij het openbaar Europeesch lager onderwijs, op eene bezoldigingvan f 550 (vijfhonderd vijftig gulden) 'smaands, met 3 driejaarlijksche verhoogingen, de eerste twee elke van f 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands, de derde van f 50 (vijftig gulden) 's maands, benevens eene toelage van f 20 (twintig gulden) 'smaands, die echter niet wordt uitbetaald, wanneer en voor zoolang als den betrokkene een dienstwoning is aangewezen of indien hij behoort tot de onderwijzers die, bijaldien zij bij het Europeesch onderwijs waren werkzaam gebleven, na 31 December 1910 tot onderwijzer der 2de klasse bij dat t1) Aldus luidt 2e ingevolge Gouv. besl. 10 November 1911 n°. 32 (Stbl. 1911 no. 602). onderwijs zouden zijn bevorderd, terwijl hij, indien hij behoort tot de personen, bedoeld in § II van het besluit van 29 December 1906 ff 22 (Staatsblad ff 554) f), bovendien geniet een tiende aandeel in de geïndeschoolgelden; b. een eerste onderwijzer, eveneens in het bezit der voormelde akte, op eene bezoldiging van f 350 (driehonderd vijftig gulden) 's maands met 3 éénjaarlijksche verhoogingen, elke van f 50 (vijftig gulden) 's maands, benevens eene toelage van f 10 (tien gulden) 's maands, die niet wordt uitbetaald in dezelfde gevallen als waarin de sub a vermelde toelage niet wordt uitgekeerd; c. vier onderwijzers in het bezit van voormelde akte, of van die van onderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs, op eene bezoldiging van f 225 (tweehonderd vijf en twintig gulden) 's maands, met 4 driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 50 (vijftig gidden) 's maands, ingeval zij de akte van hoofdonderwijzer, en van f 20Ó (tweehonderd gulden) 's maands, met 4 driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 25 (vijf en twintig gulden) 's maands, ingeval zij de akte van onderwijzer bezitten, wordende de diensttijd bij het openbaar Europeesch onderwijs hier te lande en die als Europeesch onderwijzer bij eene openbare Inlandsche school medegeteld voor de toekenning van bovenvermelde traktementsverhoogingen; . (2) voor het onderwijs in de Inlandsche talen: aan elke school één Inlandsche onderwijzer voor het Maleisch, en wijders te Serang en Bandoeng één voor het Soendaasch; te Magelang, Madioen en Blitar één voor het Javaansch; te Probolinggo één voor het Javaansch en één voor het Madoereesch; of, indien en voor zoolang als mogelijk, (een en ander ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid) één Inlandsch onderwijzer voor twee of meer van die talen, ieder op eene bezoldiging van f 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands met 4 driejaarlijksche verhoogingen, elke van ƒ 10 (tien gulden) s maands, benevens vrije woning of, bij gemis daarvan, eene indemniteit voor huishuur van f 30 (dertig gulden) 's maands en overigens op de voorwaarden, vastgesteld bij §§ I sub a le en 2e en II van het besluit van 6 Maart 1903 ff 28 (Staats- (1) Blz. 368. (2) Aldus luidt punt 3e ingevolge art. 3, § I, van Gouv. besl. 29 Augustus blad n! 160), § I zooals die luidt ingevolge het besluit van 1 Mei 1909 n- 55 (Staatsblad n' 262) 0); behoudens de mogelijkheid dat, ter beoordeeling mede van voornoemden Departementschef, te Bandoeng en te Probolinggo de lessen in één of meer der Inlandsche talen kunnen worden opgedragen aan een Inlandschen onderwijzer van de Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, in welk geval daarvoor aan dezen eene toelage van f 50 (vijftig gulden) 'smaands zal worden toegekend (2); 4C. (3) één Inlandsch onderwijzer in het handteekenen op eene bezoldiging van ƒ 50 (vijftig gulden) 's maands met 4 driejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ 10 (tien gulden) 'smaands, behoudens de mogelijkheid, ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, dat de lessen in het handteekenen kunnen worden opgedragen aan een dat onderricht als bijbetrekking waarnemenden persoon, in welk geval daarvoor aan dezen een toelage van ten hoogste f 75 (vijf en zeventig gulden) 'smaands zal worden toegekend (4); 5e. voor het onderwijs in landmeten en waterpassen, benevens lijn- en kaartteekenen: a. eene toelage van ƒ 50 (vijftig gulden) 'smaands voor den Europeeschen onderwijzer, aan wien het onderwijs in dit vak wordt opgedragen en die voor de practische oefeningen door een mantri van het kadaster wordt bijgestaan, wordende de toelage alleen toegekend in het geval dat de onderwijzer met gunstig gevolg heeft afgelegd het examen in landmeetkunde, ingesteld bij artikel 1 van het besluit van 6 Mei 1895 ns 16 (Bijblad n? 5111) (5); b. f 25 (vijf en twintig gulden) 's maands als toelage voor den sub a bedoelden mantri; 6e. voor bedienden personeel f 70 (zeventig gulden) 'smaands ("); 7e. voor school- en lokaalbehoeften f 2100 (twee duizend één- f1) De bezoldiging der Inl. taalonderwijzers wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 41 (Stbl. 1913 no. 171), blz. 258. (2) Deze alinea is buiten werking gesteld bij Gouv. besl. 15 Maart 1913 n°. 63 (Stbl. 1913 n». 297), blz. 224. (3) Aldus luidt punt 4e ingevolge art. 3, § I, van Gouv. besl. 29 Augustus 1910 no. 13 (Stbl. 1910 no. 460). (*) De bezoldiging van den Inl. teekenonderwijzer wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 41 (Stbl. 1913 no. 271), blz. 258. (5) Blz. 253. (6) Dit bedrag van f 70 's maands is voor Serang tot f 80 en voor Bandoeng tot f 100 'smaands verhoogd bij Gouv. besl. 20 Januari 1914 n°. 87 (Stbl. 1914 n. 61), terwijl dat bedrag voor Madioen bij wijze van tijdelijken maatregel, gerekend van 1 Januari 1914, is verhoogd met f 30 's maands bij art. 1 van Gouv. besl. 2 April 1914 no. 31. honderd gulden) 's jaars, met dien verstande dat dit bedrag met f 15 (vijftien gulden) 's jaars wordt vermeerderd voor eiken leerling, die boven- en verminderd voor eiken leerling, die beneden het vastgestelde aantal van 140 tot de school is toegelaten. B. enz. Afschrift enz. VOORSCHRIFTEN (REGLEMENT) VOOR DE SCHOLEN. Gouv. besl. 5 October 1908 n°. 1 (Stbl. 1908 n°. 593). Gelet enz.; De Raad van N ederlandsch-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Yoor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging, met huitenwerkingstelling van de bij artikel 1 sub B van het besluit van 19 Augustus 1900 n! 11 (Bijblad n5 5516) vastgestelde Voorschriften voor de Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren, zooals die sedert zijn gewijzigd, laatstelijk bij de besluiten van 16 October en 18 November 1907 nos. 18 «n 2 (Bijblad nos. 6744 en 6763); A. enz. B. Vast te stellen de volgende Voorschriften voor de Opleidingsscholen voor Inlandsclie ambtenaren. Artikel 1. (1) De scholen zijn in de eerste plaats bestemd tot opleiding van zonen van Inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke Inlanders en verder voor jongelieden van Inlandsche afkomst in het algemeen, wier doel is later in eene ambtelijke betrekking te worden geplaatst. (2) Bij twijfel of iemand kan geacht worden tot de aanzienlijke Inlanders te behooren beslist de Resident van het gewest, waarin de Inlander gevestigd is. (3) De scholen staan onder het toezicht van de Inlandsche Schoolcommissie ter plaatse (1). Artikel 2 (2). (1) Het ressort, waaruit leerlingen tot een der scholen worden toegelaten, omvat: (') Alinea 3 is aan artikel 1 toegevoegd bij art. 3, § II sub a, van Gouv. besl. 29 Augustus 1910 n°. 13 (Stbl. 1910 n. 460). (2) Aldus luidt artikel 2 ingevolge art. 3, § II sub b, van Gouv. besl. 29 Augustus 1910 n». 13 (Stbl. 1910 n». i60). VOORSCHRIFTEN 1NL. ONDERWIJS. 19 voor de school te Serang, de residentiën Bantam en Batavia; voor de school te Bandoeng, de residentiën Preanger-Regentschappen en Cheribon; voor de school te Magelang, de residentiën Pekalongan, Banjoemas en Kedoe; voor de school te Madioen, de residentiën Semarang, Djokjakarta, Soerakarta en Madioen; voor de school te Blitar, de residentiën Rembang, Soeraba ja en Kediri; voor de school te Probolinggo, de residentiën Madoeral Pasoeroean, Besoeki en Bali en Lombok. (2) De school te Serang is mede bestemd voor de zonen van Inlandsche hoofden en andere aanzienlijke Inlanders in de gewesten buiten Java en Madoera — met uitzondering van de residentiën Bali en Lombok —, voor wie de vorming aan eene Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren noodig of gewenscht moet worden geacht. Artikel 3. (1) Het aantal leerlingen wordt voor elke school vastgesteld op één honderd veertig. (2) De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid bepaalt hoeveel leerlingen uit elk gewest tot de betrokken school kunnen worden toegelaten (1). (3) In de 'huisvesting van die leerlingen, wier ouders niet ter plaatse wonen, kan van Gouvernementswege worden voorzien. Artikel 4. De scholen zijn verdeeld in drie afdeelingen, de voorbereidende, bestaande uit twee, de eerste bestaande uit drie en de tweede bestaande uit twee jaarklassen. Artikel 5. (1) Het onderwijs (2) omvat de volgende leervakken: I. In de voorbereidende af deeling: a. de Nederlandsche taal; b. de Maleische taal; t1) Dit is geschied bij besl. Dir. O. E. N. 13 September 1910 n°. 1655Ó,, blz. 317. uok worat onaerwijs gegeven in eenvoudig DoeKnouaen it_arc. mr. E. N. 22 Augustus 1905 n°. 14008, blz. 225). c. (*) de landstaal of -talen, te weten: te Serang en Bandoeng het Soendaaseh, te Magelang, Madioen en Blitar het Javaansch, te Probolinggo het Javaansch en het Madoereesch; d. de aardrijkskunde van N ederlandsch-Indië; e. de beginselen van de kennis der natuur; f. de rekenkunde; g. de vormleer en de meetkunde, bepaaldelijk ook als voorbereiding voor het onderwijs in de landmeetkunde; h. het handteekenen; i. het schoonschrijven. II. In de eerste af deeling: a. de Nederlandsche taal; b. de Maleische taal; c. f) de landstaal of -talen, te weten: te Serang en Bandoeng het Soendaaseh, te Magelang, Madioen en Blitar het Javaansch, te Probolinggo het Javaansch en het Madoereesch; d. de aardrijkskunde van Nederlandsch-Indië en de algemeene aardrijkskunde benevens de beginselen der wis- en natuurkundige aardrijkskunde; e. de geschiedenis van Nederlandsch-Indië; f. de kennis der natuur; g. de rekenkunde; h. de beginselen der algebra; i. de vormleer en de meetkunde, bepaaldelijk ook als voorbereiding voor het onderwijs in de landmeetkunde; k. het handteekenen. III. In de tweede af deeling: l. de beginselen der rechtswetenschap; m. het staats- en administratief recht van Nederlandsch-Indië; n. (3) de beginselen der staathuishoudkunde in hare toepassing op Nederlandsch-Indië; o. het landmeten en waterpassen; p. het lijn- en kaartteekenen; q. de beginselen van de landbouw- en de landhuishoudkunde (4); en voorts, voor zoover noodig, de vakken a, d, e, f, g, h en i der eerste afdeeling. C1) Aldus luidt punt c ingevolge art. 3, § II sub c, van Gouv. besï. 29 Augustus 1910 n. 13 (Stbl. 1910 n°. 460). [ (2) Punt j' is vervallen ingevolge art. 1, § I, van Gouv. besl. 29 Februari 1912 no. 54 (Stbl. 1912 n°. 219). (3) Aldus luidt punt n ingevolge art. 3, § II sub c, van Gouv. besl. 29 Augustus 1910 n. 13 (Stbl. 1910 no. 460). {*) Punt q is hieraan toegevoegd bij art. 1, § II, van Gouv. besl. 29 Februari 1912 n°. 54 (Stbl. 1912 n°. 219). (2) Het onderwijs in het zingen is facultatief. (3) In de drie afdeelingen wordt bij het onderwijs de Nederlandsche taal als voermiddel gebezigd, behalve bij het onderwijs in Inlandsche talen (1). (4) Voor het onderwijs in de verschillende vakken wordt, zooveel noodig, een leerplan vastgesteld door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid (-). Artikel 6. (1) Het onderwijs wordt gegeven gedurende vijf uren daags, zooveel mogelijk in de morgenuren, volgens een door den Directeur der school samen gestelden en door den betrokken Inspecteur van het Inlandsch onderwijs goedgekeurden lesrooster, waarvan een exemplaar in elke klasse wordt opgehangen (3). (2) Tusschen de morgenlessen wordt gelegenheid gegeven tot ontspanning gedurende een half uur. (3) De scholen zijn gesloten op de Zondagen, op de erkende Christelijke en Mohammedaansche feestdagen en op Nieuwjaarsdag. . l (4) Nog kunnen zij gesloten worden op algemeen gevierde: burgerlijke feestdagen en bij buitengewone plaatselijke feestelijkheden, onder verplichting, in het laatste geval, daarop goedkeuring te vragen aan den Directeur van Onderwij s,; Eeredienst en JN rjverheid. (5) Jaarlijks wordt eene groote vacantie van zes weken| verleend, aanvangende omstreeks het begin der Poeasa. Artikel 7. (1) Yoor de heffing van schoolgeld worden de leerlingen verdeeld in klassen, volgens onderstaand tarief. Voor het Yoor ieder Voor het eerste kind. tweede kind uit volgend kind uit I hetzelfde gezin, hetzelfde gezin. | le klasse f 10.- 'smaands. f 6.- 'smaands. ƒ4.- 'smaands. I 2e „ „ 8.— „ »5-— » »» 3e „ „ 6.- „ »4.- ,, »2.— „ 4e „ „ 4.— „ n 2-50 „ „ 1-50 „ 5e „ „ 2.50 „ n l-50 » »" (1) Ook bij het teekenonderwijs behoeft het Nederlandsch niet al: voermiddel te worden gebezigd (Bijbl. n°. 6318, blz. 310). (2) Een leerplan is vastgesteld bij besl. Dir. O. E. 12 Juli 1912 n». 1114i en opgenomen in Bijbl. ti°. 7670, blz. 299. De daarbij behoorende verdeelinji der lesuren is gewijzigd bij besl. Dir. O. E. 21 September 1912 n°. 15242, zi< noot 1 op blz. 309. (3) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 1 van Gouv. besl. II Apri 1912 no. 56 (Stbl. 1912 n°. 287). C>) Bij de vaststelling van de klassen van betaling wordt als grondslag aangenomen het gezamenlijk bedrag van de inkomsten der ouders, het genot van vrije woning daaronder begrepen. (3) De leerlingen worden in de eerste, tweede, derde, vierde en vijfde klasse van betaling gerangschikt, naar mate het bedrag der bedoelde inkomsten gerekend wordt op: f 800 'smaands en daarboven; „ 600 „ tot beneden f 800 'smaands; „ 40C „ „ „ „ 600 „ ; „ 250 „ „ „ „ 400 „ ; „ 150 „ „ „ >, -50 „ • (4) Is dat bedrag minder dan f 150 's maands, dan hebben de leerlingen, mits zij van goeden aanleg zijn, aanspraak op gratis onderwijs, tenzij hunne ouders of voogden uitdrukkelijk verlangen tot de kosten van het onderwijs bij te dragen. In dit laatste geval worden zij gerekend te behooren tot eene zesde klasse en betalen voor het eerste kind ƒ 1.50, vooi het tweede kind f 1.— en voor elk volgend kind ƒ 0.50 s maands. (5) Ingeval de betaling van het vastgestelde schoolgeld wegens bijzondere omstandigheden als te bezwarend moet worden beschouwd, kan de Voorzitter der betrokken Inlandsche Schoolcommissie de leerlingen in eene lagere klasse Ste(6)n De bepaling der klasse van betaling geschiedt door de betrokken Inlandsche Schoolcommissie, in overleg met den Resident van het gewest, waar de leerlingen thuis behooren. (7) De schoolgelden worden, hetzij rechtstreeks, hetzij door tusschenkomst van het plaatselijk bestuur, maandelijks aan den Directeur der school overgemaakt. (8) De noodige leermiddelen en schrijfbehoeften worden den leerlingen gratis verstrekt. Artikel 8. (1) Eenmaal 's jaars na afloop der groote vacantie worden nieuwe leerlingen toegelaten. (2) Aanmelding voor toelating als leerling moet geschieden voor den aanvang der Poeasa bij den Resident van het gewest, waaruit de candidaat afkomstig is. (3) Tot de eerste klasse der voorbereidende afdeeling worden toegelaten jongelieden, die in verband met de bestemming der scholen voor toelating in aanmerking komen en overigens voldoen aan de volgende eischen: I. Zij moeten hun vijftiende levensjaar nog niet zijn ingetreden. Ingeval de leeftijd niet met zekerheid bekend is, wordt door den betrokken Resident volgens schatting beslist, of de candidaat aan dit vereischte voldoet. II. Zij moeten, behoudens de overgangsbepaling in artikel 13, a. als leerling eener openbare Inlandsche lagere school der lste klasse, waar het Nederlandsch onder de leervakken is opgenomen, de zesde klasse met vrucht hebben doorloopen, of b. als leerling eener openbare Europeesche lagere school de vijfde klasse met vrucht hebben doorloopen en blijken geven voldoende kennis van het Maleisch en de landstaal (talen) te bezitten, dan wel c. indien zij ander onderwijs genoten hebben, eene gelijke mate van ontwikkeling en kennis — bepaaldelijk van de Nederlandsche taal — bezitten als de jongelieden bedoeld in één der categorieën a en b. (4) Tot de eerste klasse der eerste af deeling worden, behalve de jongelieden die de tweede klasse der voorbereidende afdeeling met vrucht hebben doorloopen, toegelaten jongelieden, die in verband met de bestemming der school voor zoodanige toelating in aanmerking komen en overigens voldoen aan de volgende eischen: I. Zij moeten hun zeventiende levensjaar nog niet zijn ingetreden. Ingeval de leeftijd niet met zekerheid bekend is, wordt door den betrokken Resident volgens schatting beslist of de candidaat aan dit vereischte voldoet. II. Zij moeten, behoudens de overgangsbepaling in artikel 13: a. als leerling eener openbare Europeesche lagere school de zevende klasse met vrucht hebben doorloopen en blijken geven voldoende kennis van het Maleisch en de landstaal (talen) te bezitten, of b. indien zij ander onderwijs genoten hebben, eene gelijke mate van ontwikkeling en kennis — bepaaldelijk van de Nederlandsche taal — bezitten als jongelieden, bedoeld sul) a, dan wel die de voorbereidende afdeeling met vrucht hebben doorloopen. (5) Dat candidaten aan een der eischen, in de alinea's 3 en 4 van dit artikel, sub II, gesteld, voldoen, moet voor hen, die op eene openbare Inlandsche lagere school der eerste klasse, waar het Nederlandsch onder de leervakken is opgenomen, of op eene openbare Europeesche lagere school zijn voorbereid, blijken uit eene bij de aanmelding over te leggen verklaring van liet hoofd der school, voor zooverre genoemde Inlandsche school betreft, mede onderteekend door den in de zesde klasse daarvan werkzamen Europeeschen onderwijzer, en voor hen die ander onderwijs ontvingen, worden aangetoond door verklaringen dienaangaande, ten genoege van den betrokken Resident, die, zoo hij dit noodig oordeelt, een onderzoek naar de kennis van den candidaat doet instellen. (6) De candidaten moeten eene geneeskundige verklaring 1 omtrent met goed gevolg ondergane vaccinatie overleggen, ; tenzij zij de natuurlijke pokken (variolae) hebben gehad. (7) C) Door de betrokken Residenten wordt zoo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen eene week na ontvangst der in ar- Stikel 10, alinea 8, bedoelde opgaaf aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid ingediend eene volgens een door dien Departementschef vast te stellen model ingerichte opgaaf van alle candidaten, die zich voor toelating hebben aangemeld, met vermelding van de noodige bijzonderjheden betreffende hun leeftijd, hunne afkomst, het reeds door jhen genoten onderwijs en verdere omstandigheden, welke voor de keuze der toe te laten candidaten van belang kunnen zijn. !Zij doen die opgaaf vergezeld gaan van een gemotiveerd voor, stél betreffende de volgorde, waarin de candidaten voor toeij lating in aanmerking komen. (8) (') De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverijheid beslist welke candidaten als leerling worden toegelaten len geeft hiervan kennis aan de betrokken Inlandsche Schoolicommissiën, elke voor zooveel betreft de onder haar toezicht I staande Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren, zooimede aan de Residenten, ieder voor zijn gewest. (9) 0) De Residenten doen aan de candidaten, in de vorige [ alinea bedoeld, mededeelen, dat zij als leerling zijn toegelaten ij en wanneer zij op de school aanwezig moeten zijn. (10) (2) Tot de tweede afdeeling der Opleidingsschool te I Serang kunnen ook jongelieden worden toegelaten, die geislaagd zijn in het eindexamen van de Kweekschool voor de ■ vorming van Inlandsche onderwijzers te Fort de Koek of van de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens q Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser. (11) (2) Toelating tot de Opleidingsschool te Serang van id jongelieden als bedoeld in artikel 2, alinea 2, heeft niet plaats . 'dan na raadpleging van den Adviseur voor de bestuurszaken «der Buitenbezittingen. I Artikel 8 bis (3). De Directeur der school is bevoegd om toegelaten leerlingen aanstonds in eene hoogere klasse te plaatsen, wanneer blijkt dat zij bij de toelating reeds de daarvoor vereischte kennis (!) Alinea 7 is vervallen, terwijl de vroegere alinea's 8, 9 en 10 vernummerd zijn tot alinea's 7, 8 en 9 ingevolge art. 3, § II sub d, van Gouv. besl. 29 Augustus 1910 n°. 13 (Stbl. 1910 n». 460). (2) Alinea's 10 en 11 zijn hieraan toegevoegd bij aTt. 3, § II sub d, van Gouv. besl. 29 Augustus 1910 n°. 13 (Stbl. 1910 n°. 460). (3) Artikel 8 bis is hiertusschen ingevoegd bij art. 3, § II sub e, van Gouv. besl. 29 Augustus 1910 n°. 13 (Stbl. 1910 no. 460). en ontwikkeling bezitten; ook is hij bevoegd leerlingen terug te stellen, zoo het blijkt dat zij het onderwijs in de klasse waarin zij geplaatst zijn niet kunnen volgen. (1) Van de school kunnen leerlingen worden verwijderd: a. wegens onvoldoenden aanleg; b. wegens aanhoudende overtreding van orde en tucht; c. wegens wangedrag; d. wegens het achterstallig blijven der ouders of voogden in de betaling der schoolgelden over drie maanden; e. wegens het lijden aan besmettelijke, voor de andere leerlingen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten. In het geval sub e kan de verwijdering voor een bepaalden tijd geschieden. (2) De verwijdering geschiedt door de Inlandsche Schoolcommissie, die daarvan, onder vermelding der redenen, onmiddellijk kennis geeft aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid en aan den Eesident, in wiens gewest de verwijderde leerling thuis behoort. (1) Vóór den aanvang der groote vacantie worden, terlj overstaan van de Inlandsche Schoolcommissie, door den bej trokken Inspecteur van het Inlandsch onderwijs en het pen soneel der school, met het oog op het uitreiken der na tc noemen einddiploma's openbare examens afgenomen aan da leerlingen van de hoogste klasse der eerste en der tweede af deeling. (2) Van deze examens wordt door den Inspecteur een om|< standig verslag ingediend aan den Directeur van Onderwijs Eeredienst en Nijverheid. In dat verslag wordt vermeld, aaiji welke leerlingen einddiploma's zijn uitgereikt en wie van heil de school zullen verlaten, terwijl er eene opgaaf aan wordt toej gevoegd van het aantal leerlingen, dat uit elk gewest in dei! eerstvolgenden cursus tot de school kan worden toegelaten. (3) De duur der examens en de dagen, waarop zij zullei j plaats hebben, worden vastgesteld door de Inlandsche School commissie in overleg met hoogergenoemden Inspecteur, n; ingewonnen advies van den Directeur der school, met diei: | verstande dat die examens in het geheel hoogstens eene weel 1 duren. (4) Bij de beslissing omtrent den uitslag dezer examen wordt vooral rekening gehouden met de in den loop van hei ; geheele schooljaar gebleken vorderingen der leerlingen. Artikel 9. Artikel 10. (5) De bevordering tot eene hoogere klasse eener afdeeling, van de voorbereidende tot de eerste afdeeling en van de in het eindexamen der eerste afdeeling geslaagden tot de tweede afdeeling, geschiedt door de Inlandsche Schoolcommissie, na overleg met den Inspecteur en na ingewonnen advies van den Directeur en voor zooveel noodig ook van de andere onderwijzers der school. Yoor zooveel betreft de leerlingen der tweede afdeeling wordt altijd het advies van den Leeraar in de rechtswetenschap ingewonnen. (6) Aan leerlingen eener klasse, wier vorderingen na het doorloopen dier klasse niet voldoende worden geoordeeld, kan worden vergund gedurende nog een schooljaar de lessen in dezelfde klasse te volgen. (7) Een einddiploma van de eerste dan wel van de tweede afdeeling, ingericht volgens door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid vast te stellen modellen 0), wordt uitgereikt aan leerlingen, die na het doorloopen van de hoogste klasse der betrokken afdeeling zijn geslaagd in het eindexamen daarvan. Yoor leerlingen, die uit een der beide klassen van de tweede afdeeling de school verlaten zonder in het eindexamen dier afdeeling te zijn geslaagd, wordt op hun einddiploma der eerste afdeeling vermeld in welke hoogere klasse zij het onderwijs hebben gevolgd. (8) De uitreiking der einddiploma's geschiedt door de Inlandsche Schoolcommissie, die daarna zoo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen eene week na afloop van hooger bedoelde examens, aan de Residenten der gewesten, welke tot liet ressort der Opleidingsschool behooren, aan ieder voor zijn gewest, eene opgaaf doet toekomen, vermeldende: a. de leerlingen, aan wie een einddiploma der eerste of der tweede afdeeling is uitgereikt; b. welke leerlingen de school verlaten en hoeveel plaatsen in den eerstvolgenden cursus voor toelating van nieuwe leerlingen beschikbaar zijn; c. het tijdstip, waarop het nieuwe schooljaar na afloop der groote vacantie zal aanvangen en dus de nieuwe leerlingen op de school moeten aanwezig zijn. Artikel 11. (1) De Directeur der school is belast met het geldelijk en materieel beheer der inrichting en is ter zake van het geldelijk beheer rekenplichtig aan de Algemeene Rekenkamer. (2) Hij waakt voor de zindelijkheid der school en van alle (!) Deze modellen zijn laatstelijk vastgesteld bij besl. Dir. O. E. 29 Juli 1912 n». 12218. andere gebouwen, welke tot de inrichting behooren, en van de schoolmeubelen; hij zorgt voor goed drinkwater en voor al die kleine benoodigdheden, welke onder geen bepaalde rubriek van schoolmeubelen of leermiddelen te brengen zijn. (3) Hij houdt, ook buiten den schooltijd, zooveel mogelijk toezicht op de leerlingen. Artikel 12. (1) In alle zaken, het onderwijs betreffende, zijn de andere onderwijzers gehouden zich naar de inzichten van den Directeur der school te gedragen. Zij staan hem bij in zijn toezicht op de gebouwen, de schoolmeubelen en leermiddelen en de leerlingen. Bovendien zijn zij buiten de schooltijden, hem behulpzaam in het voeren der schooladministratie. (2) Het onmiddellijk toezicht op de voorbereidende afdeeling wordt, onder de algemeene leiding van den Directeur, uitgeoefend door den Eersten Onderwijzer. (3) Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op den Leeraar in de rechtswetenschap en aanverwante vakken, die bevoegd is zijn onderricht naar eigen inzichten te geven. OvergangsbepaMn gen. Artikel 13. Tot op een door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst nader vast te stellen tijdstip is bij de toelating van nieuwe leerlingen afwijking geoorloofd van de in artikel 8, alinea s 3 en 4, sub II, gestelde eischen, op de wijze als cloor den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid zal worden aangegeven (1). Artikel 14. Waar in vroegere Regeeringsbesluiten, welke door deze regeling niet moeten worden geacht te zijn vervallen,^ wordt gesproken van „de scholen voor zonen van Inlandse!?? hoofden en van andere aanzienlijke Inlanders te Bandoeng, Magelang en Probolinggo" en van „de hoofdonderwijzers" aan die scholen, behoort daarvoor te worden gelezen: „de Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren te Bandoeng, Magelang en Probolinggo" en „de Directeuren" dier scholen. Afschrift enz. (1) Aldus luidt artikel 13 ingevolge Gouv. besl. 7 April 1912 no. 19 (Stbl. J912 n°. 273). LEERPLAN (opgenomen in Bijbl. n". 7670). Besl. Dir. O. E. 12 Juli 1912 n? 11146. Herlezen enz.; Heeft besloten: Met buitenwerkingstelling van het dezerzijdsch besluit van 26 October 1908 n? 15810 (Bijbl. n! 7059), vast te stellen bet aan dit besluit gehecht leerplan voor de Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren. Afschrift enz. VOORBEREIDENDE AFDEELING. lste KLASSE. Nederlandsche taal. 1. Spreekoefeningen over voorwerpen en platen, dan wel handelingen die de leerlingen zich moeten voorstellen (ambachten, werkzaamheden in huis, op het veld, spelen enz.). 2. Stellen. Opstelletjes en andere stijloefeningen naar aanleiding van spreekoefeningen en behandelde leeslessen en verhalen. 3. Taal. Dictees. Ontleding en verbinding van enkelvoudige zinnen. Bepalingen. Kennis van verbuiging en vervoeging. 4. Lezen (1). Voortgezet leesonderwijs, zich aansluitende bij het leesonderwijs in de 6de klasse der lste klasse Inlandsche school. Maleische taal. Spreekoefeningen. Lezen met Latijnsch en Arabisch karakter. Spelregels voor de schrijfwijze met die beide karakters (2). Landstaal (talen). Lezen met Javaansch en Latijnsch karakter. Spelregels voor (*) Bij alle leesonderwijs worde steeds gelet op juisten leestoon en zuivere uitspraak. (2) Volgens Kitab Logat en Pedoman Goeroe II. de schrijfwijze met die beide karakters. Inleiding tot de kennis der taaisoorten. Werkwoordsvormen en afleidingen daarvan. Dictées. Schriftelijk weergeven van verhaaltjes. Aardrijkskunde. Java. Plantkunde. Beschouwing van planten; vormleer. Dierkunde. De bouw van het menschelijk lichaam in hoofdtrekken. Behandeling van eenige diertypen, vooral ook naar leven en gewoonten. Rekenkunde. Hoofdbewerkingen met geheele getallen en breuken. Eenvoudige kenmerken van deelbaarheid. Gr. G. D. en K. G. Y. Het berekenen van oppervlakten en inhouden. Oplossen van vraagstukken. Vormen. Hoofdrekenen. Vormleer en meetkunde. Aanschouwelijke meetkunde tot aan den cirkel. Prisma's. Pyramiden. Handteekenen. Teekenen naar wandplaten, uit het geheugen en naar eigen vinding. Schoonschrijven. Oefeningen voor het vormen van een goede loopende hand in Latijnsch, Javaansch en Arabisch karakter. 2de KLASSE. Nederlandsche taal. 1. Spreekoefeningen. Het vertellen van kleine geschiedenissen en van voorvallen die de leerling zelf heeft beleefd of die hij zich gemakkelijk kan voorstellen. 2. Stellen. Woorden en uitdrukkingen in zinnen Tegenstellingen en synoniemen. Aanvullen van zinnen. Opstellen naar aanleiding van de bespreking van een eenvoudig onder- ^ 311 Taal. Dictees. Taal- en redekundige ontleding van den enkelvoudigen zin. Ontbinding van eenvoudige samengestelde zinnen. Voortzetting van verbuiging en vervoeging. 4. Lezen. Maleische taal. Spreekoefeningen. Lezen. Werkwoordsvormen. Dictees. Taaloefeningen. Kleine opstellen. Landstaal (talen). Lezen. De voornaamste voor-, achter- en tusschenvoegsels. Reduplicatie en woordverdubbeling. Taaloefeningen (ook overzettingen uit de eene in de andere taaisoort). Opstellen. Verklaring van spreuken en spreekwoorden. Aardrijkskunde. Nederlandsch-Indië. Plantkunde. Bevruchting; nadere beschouwing van vrucht en zaad. Dierkunde. Gewervelde dieren. Rekenkunde. Herleiding van gewone breuken tot tiendeelige en omgekeerd. Metriek stelsel. Inlandsche maten en gewichten. Vraagstukken en vormen. Hoofdrekenen. Vormleer en meetkunde. Aanschouwelijke meetkunde van den cirkel. Cylinder. Kegel. Bol. Handteekenen. Teekenen naar wandplaten (ook met pastel). Draadfiguren. Schoonschrijven. Als in de eerste klasse. EERSTE AFDEELING. lste KLASSE. Nederlandsche taal. 1. Spréken. Meer uitgebreide verhalen over geschiedenissen en voorvallen die den leerling bekend zijn. 2. Stellen. Verklaring van woorden en uitdrukkingen en hun gebruik in zinnen. Tegenstellingen en synoniemen. Opstellen over moeilijker onderwerpen dan in de vorige klasse. 3. Taal. Dictées. Taaloefeningen. Ontleding van samengestelde zinnen (zonder te vervallen in te uitvoerige terminologie) . 4. Lezen. Maleische taal. Lezen. Hoofdpunten der grammatica (inzonderheid de meest gebruikelijke voor- en achtervoegsels). Woorden en uitdrukkingen. Opstellen ook over spreuken en spreekwoorden. Landstaal (talen). Lezen. Grammatica (uitbreiding van het voorgaande). Iets over de taaisoorten en de regels voor haar gebruik. Werkwoordsvormen, woorden en uitdrukkingen in zinnen. Aanvullen van zinnen en andere, taal- en steloefeningen. Opstellen, ook over spreuken, spreekwoorden en spreekwijzen. Aardrijkskunde. Overzicht van Nederland. Azië. Geschiedenis. Geschiedenis van Nederlandsch-Indië tot den val der Hindoe-rijken. Natuurkunde. Evenwicht en beweging van vaste lichamen, vloeistoffen en gassen. Plantkunde. Iets over systematiek; determineeren; hoofdkenmerken der voornaamste plantenfamiliën. Dierkunde. Kort overzicht van de systematische rangschikking der dieren. Wormen, insecten, spinachtige dieren. Rekenkunde. Theorie der rekenkunde tot aan de deelbaarheid. Oplossen van vraagstukken en vormen. Hoofdrekenen. Vormleer en meetkunde. Planimetrie tot en met de gelijk- en gelijkvormigheid der driehoeken. Handteekenen. Blokken en groepen daarvan. Eenvoudige ornamenten (platen), ook naar Javaansche motieven. 2de KLASSE. Nederlandsche taal. 1. Spreken. Korte voordrachten over opgegeven onderwerpen. 2. Stellen. Eenvoudige spreekwoorden en spreekwijzen. Stijloefeningen. Eenvoudige vrije opstellen. Brieven. 3. Taal. De hoofdpunten der grammatica. Afleiding en samenstelling der woorden. 4. Lezen. Maleische taal. Lezen. Grammatica (uitbreiding van het voorgaande). Opstellen. Brieven. Vertalingen in het Maleisch. Landstaal (talen). Lezen. Hoofdpunten der grammatica. Taaisoorten. Opstellen. Brieven. Vertalingen in de landstaal (talen). Verklaring en behandeling van tembangs. Aardrijkskunde. Uitbreiding van het voorgaande. De werelddeelen. Geschiedenis. Van den val der Hindoe-rijken tot de verdeeling van het rijk Mataram. Natuurkunde. Krachten; enkelvoudige werktuigen; warmte. Scheikunde. Scheikundige verschijnselen. Mengsel, verbinding, element. Zuurstof, verbranding, oxyden. Waterstof, reductie, water. Stikstof, lucht. Eenige andere elementen. Plantkunde. Iets over cellen, vaten en weefsels; ademhaling, assimilatie. Dierkunde. Dieren, die belangrijk kunnen worden geacht voor den landbouwer. Hun plaats in het stelsel. Nadere behandeling van den mensch; iets over gezondheidsleer en de eerste hulp bij ongelukken. Rekenkunde. Theorie der rekenkunde tot aan de leer der verhoudingen en evenredigheden. Iets van de evenredigheden, voor zooveel de kennis daarvan noodig is voor de behandeling van de gelijkvormigheid van drie- en veelhoeken. Vraagstukken en vormen. Hoofdrekenen. Algebra. De vier hoofdbewerkingen met geheele vormen. Ontbinding in factoren. Merkwaardige producten en quotienten. Vormleer en meetkunde. Evenredigheid van lijnen. Gelijkvormigheid. Handteekenen. Teekenen naar wandplaten met pastel. Eenvoudige voorwerpen (met schaduw). Projecties en doorsneden. 3de KLASSE. Nederlandsche taal. 1. Spreken. Behandeling van verschillende onderwerpen die voor aanstaande ambtenaren van belang kunnen geacht worden. 2. Stellen. Spreekwoorden en spreekwijzen. Stijloefeningen. Vrije opstellen (verhalen en beschrijvingen). Brieven. 3. Taal. Uitbreiding van het voorgaande. 4. Lezen. Maleische taal. Lezen. Grammatica. Opstellen. Brieven. Ambtelijke rapporten. Vertalingen in het Maleisch. Landstaal (talen). Lezen. Grammatica. Opstellen. Brieven. Ambtelijke rapporten. Vertalingen in de landstaal (talen). Tembangs. Hoogere taaisoorten (Krama-inggil, Kawidjarwa). Aardrijkskunde. Algemeene herhaling. Elementaire behandeling van de hoofdpunten der wis- en natuurkundige aardrijkskunde. Geschiedenis. Van de verdeeling van het rijk Mataram tot heden. Natuurkunde. Geluid, licht en meteorologie. Scheikunde. Zuren, bases, zouten. Metalloïden en metalen. Hoofdpunten der organische scheikunde. Koolwaterstoffen, petroleum, gas. Plantkunde. Water- en voedselopname. Nauwkeurige beschouwing van eenige landbouwgewassen. Iets over schimmels en bacteriën; plantenziekten, die hieruit ontstaan en hare bestrijding. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 20 Dierkunde. Nadere beschouwing van de landbouwhuisdieren. De voornaamste ziekten en beschadigingen, welke bij planten en dieren ontstaan door lagere dieren; bestrijding dier ziekten. Rekenkunde. Theorie der rekenkunde tot en met de evenredigheden. Vierkantsworteltrekking. Vraagstukken en vormen. Algebra. G. G. D. en K. G. V. Hoofdbewerkingen met gebroken vormen. Vergelijkingen van den lsten graad met één of meer onbekenden. Hoofdbewerkingen met eenvoudige wortelvormen. Vormleer en meetkunde. Cirkel. Handteekenen. Voorwerpen en gipsornamenten. Teekenen uit het hoofd. Beginselen der perspectief. ' TWEEDE AFDEELING. lsfe KLASSE. Nederlandsche taal. De meest voorkomende bastaardwoorden. Vrije opstellen. Brieven. Behalve het leesboek worden ook geschikte couranten- en tijdschriftartikelen gelezen. Aardrijkskunde. Uitbreiding van de wis- en natuurkundige aardrijkskunde in de vorige klasse. Landkunde van Nederlandsch-Indië meer in bijzonderheden. Inleiding tot de volkenkunde van Nederlandsch-Indië. Geschiedenis. Uitvoerige behandeling van de gebeurtenissen na de opheffing der Oost-Indische Compagnie. Natuurkunde. Magnetisme; electriciteit. Scheikunde. Alcohol, vetten, koolhydraten. Eitwitstoffen. Rekenkunde. Reeksen. Algemeene herhaling. Vormleer en meetkunde. In- en omgeschreven veelhoeken. Rechtswetenschap. Staats- en administratief recht. Staathuishoudkunde. De nadere omschrijving en de rangschikking van de leerstof voor deze vakken is overgelaten aan de inzichten van den leeraar in die yakken. Landmeten en waterpassen. Baken. Meetketting (lat, lint). Equerre d'arpenteur. Prisma van Bauernfeind. Planchet. Eenvoudige opmetingen en carteeringen. Lijn- en kaartteekenen. Constructies van recht- en kromlijnige figuren. Het samenstellen "en het gebruik van teekenschalen. Copieeren van kaarten (ongekleurd). Situatieteekeningen (ongekleurd) van opgemeten terreinen met gebruikmaking van topographische teekens. Rondschrift. Beginselen der landbouwkunde. Iets over den bouwgrond. Algemeene plantenteelt. Beginselen der landhuishoudkunde. Belastingen in geld en in arbeid. Economische verhoudingen in de desa. Credietwezen. Coöperatie. 2de KLASSE. Nederlandsche tcuil. Bastaardwoorden. Vrije opstellen (in verhalenden, beschrijvenden en betoogenden vorm). Brieven (ook ambtelijke). Lezen nït een of andere bloemlezing, couranten of tijdschriften. Aardrijkskunde. Herhaling en uitbreiding van het voorgaande. Volkenkunde van Nederlandsch-Indië. Geschiedenis. Als in de voorgaande klasse. Natuurkunde. Voortzetting en herhaling. Rekenkunde. Herhaling. Verkorte bewerkingen der hoofdbewerkingen Vraagstukken die betrekking hebben op het dagelijksch levei en den handel. De beteekenis van graphische lijnen en haai ;i beschrijving. Vormleer en meetkunde. Oppervlakte- en inhoudsberekeningen. Herhaling. Rechtswetenschap. Staats- en administratief recht. Staathuishoudkunde. De nadere omschrijving en de rangschikking van de leersto voor deze vakken is overgelaten aan de inzichten van cle. leeraar in die vakken. Landmeten en waterpassen. Boussoles. Eenvoudige waterpasinstrumenten. Het gj bruik van den barometer bij het bepalen van hoogten. H( gebruik van den nonius. Opmeten en waterpassen van tei reinen. Carteeren. Het lezen van landrentekaarten. Lijn- en kaartteekenen. Voortzetting van het voorgaande. Bondschrift. Copieere van kaarten. Situatie-teekeningen, ook gekleurd, van opg. meten terreinen, met gebruikmaking van topographiscl: teekens. Beginselen der landbouwkunde. Bemestingsleer. Iets over veeteelt (algemeene en bijzo: dere) en vischteelt. Beginselen der landhuishoudkunde. Agrarisch recht. Handel en verkeer, inzonderheid in verhand met den landbouw. A7ERDEELINGr der lesuren, behoorende bij het leerplan voor de Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren (r). Leervakken. v V°or' 1ste 2de beradende Afdeeli Afdeeling. Afdeehng. Ie klasse. 2e klasse. Ie klasse. 2e klasse. 3e klasse. Ie klasse. 2e klasse. Totaal lesuren 's weeks. —— Nederlandsche taal.... 15 15 14 13 12 9 9 87 Haleische taal .... 3 3 3 2 2 — Landstaal (talen) 3 3 3 3 2 — — 1-t Aardrijkskunde 2 22232 2 15 Geschiedenis — — 1 1 2 1 1 i Kennis der natuur : a. Natuurkunde — — 2 2 2 1 1 &. Scheikunde — — — 2 2 1 c. Plantkunde 1 1111— — 5 d. Dierkunde 1 1 1 1 1 ~ ~ Rekenkunde 6 65332 2 2< Algebra — — — 23 — Vormleer en meetkunde 2 2 2 2 1 1 1 11 Hand teekenen 2 2 222 — — 10 Schoonschrijven 1 1— — — — — 2 Rechtswetenschap — — — — — 5 4 9 Staats- en administra- tiefrecht — — — — — 4 ^ Staathuishoudkunde... — — 1 1 Landmeten en waterpassen — — — — — 3 Lijn- enkaartteekenen. — 3 3 6 Landbouwkunde — 2 2 4 Landhuishoudkunde... — — 2 2 4 Totaal 36 36 36 36 | 36 36 36 252 (i) Zooals zij gewijzigd luidt ingevolge besl. Dir. O. E. 21 September 1912 no. 15242. REGELING VAN HET ONDERWIJS IN DE INL TALEN EN IN HET HANDTEEKENEN Zie Gouv. besl. 15 Maart 1913 n°. 63 (Stbl. 1913 n°. 297), blz. 224. ONDERWIJS IN EENVOUDIGE BOEKHOUDING. Zie cire. Dir. O. E. N. 22 Augustus 1905 n°. 14008, blz. 225. NEDERLANDSCH ALS VOERMIDDEL BIJ HET TEEKENONDERWIJS NIET VERPLICHTEND. Bijbl. n°. 6318. Blijkens de missive van den lsten Gouvernements Secretaris van 22 Augustus 1905 n; 2962 is de waarnemende Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid gemachtigd om, voor zoover het teekenonderwijs aan de opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren betreft, af te wijken van de, in artikel 5 alinea 3 der bij het besluit van 19 Augustus 1900 n; 11 (Bijblad Il! 5516) vastgestelde voorschriften voor bedoelde scholen opgenomen bepaling, dat bij het onderwijs de Nederlandsche taal als voermiddel gebezigd wordt. INSPECTIE DER OPLEIDINGSSCHOLEN Zie miss. Dir. O. E. N. 12 Augustus 1891 n! 8055, blz. 231. K0STEL00ZE VERSTREKKING VAN HET STAATSBLAD VAN NED. INDIË AAN DE OPLEIDINGSSCHOLEN. 1. Gouv. besl. 3 October 1910 n°. 25 (Stbl. 1910 n°. 522). flfc " ia Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met nadere uitbreiding van het vastgestelde bij het besluit van 25 Maart 1861 n? 25 (Staatsblad n? 16a), te bepalen, dat, gerekend van 1 Januari 1910, het Staatsblad van Nederlandsch-Indië ook kosteloos wordt verstrekt aan elke der Inlandsche Schoolcommissiën te Bandoeng, Magelang en Probolinggo, ten behoeve van het onderwijs in de rechts- wetenschap bij de onder haar toezicht staande opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren. Ten tweede: enz. Extract enz. 2. Gouv. besl. 10 December 1913 n! 38. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met nadere uitbreiding van het vastgestelde bij het besluit van 25 Maart 1861 n; 25 (Staatsblad Il! 16a), te bepalen, dat, met ingang van 1 Januari 1914, het Staatsblad van Nederlandsch-Indië ook kosteloos wordt verstrekt aan elke der Inlandsche Schoolcommissiën te Madioen, Serang en Blitar, ten behoeve van het onderwijs in de rechtswetenschap bij de onder haar toezicht staande opleidingsschool voor Inlandsche •ambtenaren. Extract enz. AANSLUITING BIJ HET PLAATSELIJK TELEFOONNET. a. Opleidingsschool te Bandoeng. Gouv. besl. 10 Januari 1912 n°. 50 (Stbl. 1912 n°. 29). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling van artikel 1 van het besluit van '6 Januari 1911 II- 31, machtiging te verleenen om ten behoeve van de aansluiting van de beide afdeelingen der opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren te Bandoeng bij het plaatselijk telefoonnet te beschikken over een som van f 20 (twintig gulden) 's maands. Extract enz. b. Opleidingsschool te Serang. Gouv. besl. 17 Januari 1913 n°. 37 (Stbl. 1913 n°. 158). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling van het besluit van 19 Maart 1912 n- 40, ten behoeve van de aansluiting van de beide afdee- lingen der Opleidingsschool voor Inlandsehe ambtenaren te Serang bij het plaatselijk telefoonnet, beschikbaar te stellen een som van f 25 (vijf en twintig gulden) 's maands. Extract enz. FONDSEN VOOR ONDERHOUD EN AANVULLING VAN DE BENOODIGDHEDEN VOOR HET ONDERWIJS IN DE NATUUR- EN LANDBOUWKUNDE. Gouv. besl. 15 Januari 1913 n°. 70 (Stbl. 1913 n°. 110). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Machtiging te verleenen om gerekend van 1 Januari 1913 ten behoeve van elke der Opleidingsscholen voor Inlandsehe ambtenaren te Bandoeng, Magelang, Probolinggo, Serang, Madioen en Blitar voor onderhoud en aanvulling van de benoodigdheden voor het onderwijs in de kennis der natuur en de beginselen der landbouwkunde te beschikken over een som van f 200 (tweehonderd gulden) ' jaars. Extract enz. BEPALINGEN SPECIAAL HET PERSONEEL BETREFFENDE. 1. Eed voor de Eur. onderwijzers. Gouv. besl. 1 April 1879 n°. 2 (Stbl. 1879 n°. 135). Gelet op art. 1 van het besluit van 30 Maart 1878 n? 21 (Staatsblad n? 121), waarbij bepaald is dat te Bandong (Preanger-Begentschappen), te Magelang (Kadoe), te Probolinggo en te Tondano (Menado) eene school wordt geopend voor zonen van inlandsehe hoofden en van andere aanzienlijke inlanders (*); Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Iudië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijlc: enz. t1) Voor Bandoeng, Magelang en Probolinggo is de naam der school bij art. 1, § A, van Gouv. besl. 19 Augustus 1900 n». 11 (Bijbl. n°. 5516)veranderd in dien van opleidingschool voor Inlandsehe ambtenaren (zie ook art. 14 der „Voorschriften voor de Opl. scholen voor Inl. ambtenaren" in Stbl. 1908 n°. 593, blz. 298). Ten tweede: Ten opzigte van de hoofdonderwijzers (1) aan de scholen voor zonen van inlandsehe hoofden en van andere aanzienlijke inlanders te Bandong, Magelang, Probolinggo en Tondano te bepalen: a. dat zij den eed behooren af te leggen, bedoeld bij la. b van Staatsblad 1874 n! 278 (2); b. enz. Afschrift enz. 2. Titel der Inl. onderwijzers. Gouv. besl. 24 September 1890 n°. 15 (Stbl. 1890 n°. 198). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen dat artikel 1 § II van het besluit van 25 Januari 1879 n! 18 (Staatsblad H" 75) (3), betreffende de toekenning der titels van onderwijzer der lste klasse en van hoofdonderwijzer aan de Inlandsehe onderwijzers, die definitief aan eene kweekschool voor Inlandsehe onderwijzers op Java zijn aangesteld, mede van toepassing is op de Inlandsehe onderwijzers, definitief aan eene school voor zonen van Inlandsehe hoofden en andere aanzienlijke Inlanders (4) op Java aangesteld. Ten tweede: Aan te teekenen dat de boven aangehaalde bepaling in artikel 1 § II van het besluit van 25 Januari 1879 n- 18 (Staatsblad n5 75) (3) en het bepaalde bij artikel 1 van dit besluit niet van toepassing zijn op de Inlandsehe hulponderwijzers van den lsten en 2den rang, bedoeld in artikel 2 § III lett. I (5), en § IY van het besluit van 15 Februari 1886 11? 7 (Staatsblad n; 47) (c). Afschrift enz. I1) Voor „hoofdonderwijzers" thans te lezen „directeuren" (zie art. 14 der „Voorschriften voor de Opl. scholen voor Inl. ambtenaren" in Stbl. 1908 no. 593, blz. 298). Voor den door de overige Europeesche onderwijzers af te leggen eed, zie § a van Gouv. besl. 10 December 1874 no. 17 (Stbl. 1874 n. 278), blz. 248. (2) Blz. 248. (3) Blz. 253. (4) Thans te lezen „Opleidingschool voor Inlandsehe ambtenaren",, ingevolge art. 1, § A, van Gouv. besl. 19 Augustus 1900 no. 11 (Bijbl. no. 5516), zie ook art. 14 der „Voorschriften voor de Opl. scholen voor Inl. ambtenaren" in Stbl. 1908 no. 593, blz. 298. (°) Blz. 251. (6) De betrekking van Inlandsch hulponderwijzer van den 2den rang, ingesteld bij § IV van het Gouv. besl. van 15 Februari 1886 no. 7 (Staatsblad no. 47), bestaat niet meer, zie noot 1 op blz. 252. 3. Examen landmeetkunde voor de Eur. onderwijzers. Zie Gouv. besl. 6 Mei 1895 n°. 16 (Bijbl, n°. 5111),, blz. 253. 4. Verdeeling van de taak der onderwijzers buiten de gewone schooluren. Zie miss. Dir. O. E. N. 20 December 1901 n! 16031&, blz. 254. 5. Open te houden betrekking bij verlof naar Europa. a. Leeraar in de rechtswetenschap. Gouv. besl. 17 Februari 1903 n°. 36 (Stbl. 1903 n°. 131). Gelet op artikel 17 van het Reglement op het verleenen van verloven naar Europa aan Europeesche landsdienaren m Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1892 ïï? 235); Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Ten vervolge van artikel 1 van het besluit van 10 Februari 1903 IV 7 (Staatsblad W 123) te bepalen, dat bij verlof naar Europa van den titularis voor niet langer dan één jaar, tijdelijk wordt waargenomen de betrekking van leeraar in de rechtswetenschap bij de opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren. Ten tiveede: enz. Afschrift enz. b. Directeur der school. Gouv. besl. 20 December 1911 n°. 25 (Stbl. 1911 n°. 663). Gelet op artikel 17 van het Reglement op het verleenen van verloven naar Europa aan Europeesche landsdienaren m Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1892 ïï! 235); Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van het besluit van 30 Mei 1911 n? 29 (Staatsblad n' 349) te bepalen, dat bij verlof naar Europa van den titularis voor niet langer dan één jaar, tijdelijk wordt waargenomen de betrekking van Directeur eener Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren. Extract enz. 6. Benoembaarheid Eur. personeel. Gouv. besl. 14 Maart 1912 n°. 38 (Stbl. 1912 n°. 240). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Om definitief benoemd te worden tot Europeesch onderwijzer bij een opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren wordt vereischt een akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs. Ten derde: Tot directeur, eersten onderwijzer en onderwijzer bij eene opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren zijn ook benoembaar Inlanders in het bezit eener akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs. Ten vierde: enz. Afschrift enz. 7. Toelage voor de Eur. onderwijzers voor het bezit van de akte landbouwkunde. Zie Gouv. besl. 24 Augustus 1912 n°. 32, blz. 257. 8. Bezoldiging van de Inl. taal- en teekenonderwijzers met ingang van 1 Januari 1913. Zie Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 41 (Stbl. 1913 'n°. 271), blz. 258. 9. Bezoldiging van de Eur. onderwijzers beneden den rang van eersten onderwijzer, aangesteld vóór 21 Februari 1908. Zie Gouv. besl. 12 September 1913 n°. 31 (Stbl. 1913 n°. o70), blz. 259. 10. Bevoegdheid Dir. 0. E. tot benoeming van Eur. leerkrachten beneden den rang van Directeur. Zie Gouv. besl. 1 Mei 1914 n°. 12 (Stbl. 1914 n°. 384), blz. 260. BEPALINGEN SPECIAAL DE LEERLINGEN BETREFFENDE. I. Opneming in militaire hospitalen. Zie Gouv. besl. 27Maart 1889 n. 10 (Stbl. 1889 n°. 85), hierachter opgenomen onder de hoofdrubriek „Eenige voorschr iften betreffende Inlandsche ambtenaren in het algemeen . 2. Vrije geneeskundige behandeling en kostelooze verstrekking van geneesmiddelen voor de leerlingen. Gouv. besl. 24 November 1901 n°. 3 (Stbl. 1901 n°. 432). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Te bepalen: . a met buitenwerkingstelling van het besluit van 14 J uni 1 JOU 1T 5 (Staatsblad n« 180), dat de civiele en militaire geneeskundigen, die onder genot eener • toelage uit s Lands Kas belast ziin met de waarneming van den civielen geneeskundigen dienst en het opzicht over de vaccine, gehouden ziin de leerlingen der opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren op Java en der school voor zonen van Inlandsche hoofden en andere aanzienlijke Inlanders te londano (Menado), wier ouders of verzorgers een inkomen hebben van minder dan f 150.— (éénhonderd vijftig gulden) 'smaands, zonder verdere belooning, gratis geneeskundig te behandelen en hen desvereischt in hunne woning te bezoeken; , , , , b. dat de leerlingen, die ingevolge het bepaalde sub a van üit artikel recht hebben op vrije geneeskundige behandeling, tevens aanspraak hebben op kostelooze verstrekking van geneesmiddelen. Ten derde: enz. Afschrift enz. 3. Verdeeling van het aantal leerlingen-plaatsen over de verschillende gewesten. Besl. Dir. O. E. N. 13 September 1910 n! 16550. Gelezen enz.; Heeft besloten: Krachtens artikel 3, alinea 2, der „Voorschriften voor de opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren" (Staatsblad 1908 n? 593, ju neto Staatsblad 1910 n? 460) 0), met buitenwerkingstelling van het dezerzijdsch besluit van 26 October 1908 11? 15809, te bepalen, dat het aantal leerlingen dier scholen, voor wat aangaat de school te Serang het aantal leerlingen van Java over de verschillende residenties wordt verdeeld als volgt: voor de school te Serang: uit de residentie Bantam 37 leerlingen, „ „ „ Batavia 38 „ voor de school te Bandoeng: uit de residentie Preanger-Regentschappen ... 92 leerlingen, „ „ „ Cheribon ' 48 „ voor de school te Magelang: uit de residentie Kedoe 58 leerlingen, „ „ „ Banjoemas 36 „ „ „ „ Pekalongan 46 „ voor de school te Madioen: uit de residentie Madioen 36 leerlingen, „ „ „ Djohjakarta 19 „ „ „ „ Soerakarta 22 „ „ „ „ Semarang 63 „ voor de school te Blitar: uit de residentie Kediri 43 leerlingen, „ „ „ Rembang 37 „ „ „ „ Soerabaja 60 „ (i) Blz. 290. voor de school te Probolinggo: uit de residentie Madoera 35 leerlingen, „ „ Pasoeroean 45 „ ;; ;; Besoeu 35 „ „ „ Bali en Lombok 25 „ met dien verstande dat, naar gelang het eene gewest minder leerlingen oplevert dan plaatsen op de betrokken school zijn gereserveerd, zooveel meer uit het (de) andere der tot het ressort dier school behoorende gewest (en) zullen kunnen worden toegelaten. Afschrift enz. 4. Toelating tot elke der opleidingsscholen van 3 leerlingen boven de formatie ter latere opleiding in landbouwkundige richting. a. Zie Gouv. besl. 14 Augustus 1913 ns 34, blz. 266. b. Circ. Dir. O. E. 29 Augustus 1913 lls15048 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera. Bij het Gouvernementsbesluit van 14 dezer 11? 34 O), waarvan een 4-tal afdrukken hierbij gaat, is machtiging veileend om jaarlijks, te beginnen met het schooljaar 1913/1914, o.m. tot elke der Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren ten hoogste 3 leerlingen boven de formatie toe te laten, welke leerlingen na voleindigde studie zullen worden bestemd voor verdere opleiding in landbouwkundige richting. Die verdere opleiding, welke aan het te Buitenzorg op te richten landbouwtechnicum zal plaats hebben, heeft tot doel de leerlingen te bekwamen voor één der volgende vier betrekkingen : 1. adspirant-Inlandsch landbouwleeraar, 2. leerling-Inlandsch ambtenaar bij het volkscredietwezen, 3. adspirant-Inlandsch adjunct-houtvester, 4. Inlandsch veearts. De opleiding van de hierboven sub 1 t/m 3 genoemde betrekkingen zal gegeven worden in een cursus, waarvan de duur voorloopig is vastgesteld op 2 jaar; zij, die dien cursus met goed gevolg hebben doorloopen, kunnen tot één van die betrekkingen worden benoemd op een bezoldiging van f 75 >s Na een proeftijd in de praktijk volgt benoeming tot In- (i) Blz. 266. landsch landbouwleeraar, Inlandsch ambtenaar bij het volkscredietwezen of Inlandsch adjunct-houtvester, zulks op een i bezoldiging van f 100 'smaands met, wat de eerst- en de j laatstgemelde betrekking aangaat, 4 en, wat de in de tweede I plaats genoemde betreft 6 driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 25 's maands. Yoor een benoeming tot Inlandsch landI bouwleeraar wordt echter nog vereischt het met goed gevolg; i afleggen van een examen, dat als regel na een 2-jarige praki tijk zal kunnen gedaan worden. Voor de aanstaande Inlandsche veeartsen bedraagt de stuj dietijd 4 jaar; aan die betrekking is verbonden een bezoldiging1 1 van f 100 's maands met 4 driejaarlijksche verhoogingen., ■ elke van f 25 's maands. De voor het landbouwtechnicum bestemde jongelieden moex ten zich bij hun toelating tot de opleidingsschool verbinden om, na afgelegd eindexamen aan deze inrichting, hunne studie aan eerstgenoemd instituut voort te zetten. Evenwel zal niet van hen worden gevergd, dat zij al aanstonds beslissen in welke der hierboven aangeduide vier richtingen zij later wenschen te studeeren; die beslissing kan worden uitgesteld tot zij gedurende eenige jaren de opleidingsschool hebben bezocht. Echter moet in dit verband dadelijk worden opgemerkt, dat hun bestemming mede afhankelijk zal zijn van het voor elke categorie van betrekkingen beschikbaar aantal plaatsen. Alleen uit hen die, opzettelijk met het oog op een latere opleiding in landbouwkundige richting toegelaten, de 2de afdeeling der vakschool hebben doorloopen, zullen t. z. t. de leerlingen voor het technicum worden gekozen met uitsluiting van alle andere leerlingen dier inrichting, die het einddiploma van genoemde afdeeling hebben verworven. De tot het landbouwtechnicum toegelatenen genieten kosteloos onderwijs met gratis verstrekking van leermiddelen en ij bovendien een toelage van f 25 'smaands; voor de candidaatI Inlandsche veeartsen bedraagt deze toelage gedurende het 3de I en 4de studiejaar respectievelijk ƒ 30 en ƒ 35 's maands. Volledigheidshalve voeg ik hieraan nog toe, dat genoemde I voordeelen alleen genoten worden door die leerlingen van het I technicum, die zich verbinden om, na geslaagd te zijn in het I daaraan af te nemen eindexamen, het Gouvernement ten ï minste 5 jaar lang te dienen. Onder mededeeling van het vorenstaande heb ik de eer UHEG. beleefd te verzoeken Uwe medewerking te willen verleenen om het landbouwtechnicum in de toekomst aan ge: schikte leerlingen te helpen. Daartoe zou U kunnen doen nagaan of in Uw gewest jongeI lieden zijn, genegen om met het oog op een latere opleiding aan de middelbare landbouwschool, waartoe zij zich indien zij aangewezen worden — bepaaldelijk zullen hebben te \ ei nu- | den, te worden toegelaten tot de lste klasse van de lste aidee- I ling C) der opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren, I tot^wier ressort ook Uw gewest behoort. Aangezien luidens artikel 1 sub le van het m hooide aange1 haald Gouvernementsbesluit op de leerlingen m kwestie het I voor de opleidingsschool geldend reglement van toepassing I is voor zoover het niet in strijd is met den bijzonderen I dér toelating boven de formatie, zullen, ingevolge artikel 8 alinea 4 sub I en II, der Voorschriften in Staatsblad 19US , ff 593^ de tot een opleidingsschool toe te laten adspirant-landbouwkundigen hun zeventiende levensjaar nog niet mogen j zijn ingetreden (2) en voorts als leerling eener openbare Europèesche lagere school de zevende klasse met vrucht moeten hebben doorloopen, dan wel, indien zij ander onderwas hebben genoten, een gelijke mate van ontwikkeling en kennis — bepaaldelijk van de Nederlandsche taal — bezitten als zij, diej aan evengenoemden eisch voldoen. Met het oog op de latere studie aan het landbouwtechnicuin zal met deze eischen niet mogen worden getransigeerd: integendeel zal moeten worden getracht, alleen knapen met werkelijk voldoende kennis en ontwikkeling en goeden aanleg voor studie aan te werven. _ Gaarne zal ik van UHEG., zoo mogelijk spoedig, een opgaat ontvangen van jongelieden als evenbedoeld, welke opgaat ware in te richten als bij aangifte van candidaten voor de opleidingsscholen gebruikelijk is. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, ] Bij verhindering, De Secretaris, CREUTZBERG, 1. s. (1) Het ligt nl. in de bedoeling dat de leerlingen niet eerst nog de. voorbereidende afdeeling zullen doorloopen. (2) Dus nog geen 16 jaar zijn. B. SCHOOL VOOR ZONEN VAN INL. HOOFDEN EN VAN ANDERE AANZIENLIJKE INLANDERS TE TONDANO. OPRICHTING — PERSONEEL — FORMATIE — BEZOLDIGING — VERDERE UITGAVEN. Gouv. besl. 30 Maart 1878 n°. 21 (Stbl. 1878 11°. 121). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens magtiging des Konings te bepalen: (X. te en te Tondano (Menado) wordt een school geopend voor zonen van inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke inlanders; b. de vakken van onderwijs, op die scholen te geven, zijn, buiten en behalve de Nederlandsche taal, dezelfde als aan de ter plaatse gevestigde kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers, met uitzondering der paedagogie 0); c. het toezigt over die scholen wordt op dezelfde wijze uitgeoefend als dat over de bedoelde kweekscholen, alzoo door dezelfde kommissiën als die, ter plaatse aangewezen voor de gewone inlandsche scholen; d. op die scholen wordt een schoolgeld geheven, overeenkomstig een nader vast te stellen tarief; behoudens de bevoegdheid van den Gouverneur-Generaal, om in bijzondere gevallen, jeugdige inlanders van goeden aanleg kosteloos op die scholen te doen opleiden; e. de europeesche onderwijzers voor die scholen worden gekozen uit het korps onderwijzers van het lager onderwijs voor Europeanen en met dezen gelijkgestelden en als zoodanig bij hun kader gevoerd „a la suite"; f (2); g. de formatie van het personeel en de bezoldiging daarvan, zoomede de verdere uitgaven voor de vier bovenbedoelde scholen worden vastgesteld als volgt: (!) Aldus luidt punt b ingevolge art. 2, § VI sub a, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 n. 7 (Stbl. 1886 no. i7). (2) Betreft de vroegere hoofdenscholen op Java. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 21 le. één hoofdonderwijzer (onderwijzer der lste of 2de klasse bij het openbaar lager onderwijs voor Europeanen), twee hulponderwijzers, bij voorkeur Inlanders, benoembaar of reeds benoemd tot Inlandsch hulponderwijzer van den lsten of 2den rang bij de kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, en, bij ontstentenis van dezen, onderwijzers der 3de klasse bij het openbaar lager onderwijs voor Europeanen; de Europeanen onder genot van de inkomsten, respectievelijk aan hunnen rang toegekend bij de bepalingen, gearresteerd bij het besluit van 18 Maart 1875 ff 12 (Staatsblad n? 76a) (*), en de Inlanders op den voet, voor hunne ranggenooten bij de kweekscholen bepaald (2); 2e. één Inlandsch onderwijzer in de Maleische taal voor de school te Tondano (3); een inlandsch onderwijzer in de soendasche taal voor de school te Bandoeng (enz.); allen onder genot van de inkomsten, als bedoeld bij het besluit van 20 December 1876 n5 6 (Staatsblad n? 330); onder dien verstande, dat zij eene huishuurindemniteit genieten van f 30.— (dertig gulden) 's maands; 3e. voor onderwijs in het teekenen f 50.— (vijftig gulden) 's maands (4); 4e. voor school- en lokaalbehoeften f 600.— (zeshonderd gulden) (5) 's jaars; 5e. voor bedienend personeel: aan de scholen op Java ieder f 60.— (zestig gulden) 's maands en aan de school te Tondano f 7.50 (zeven gulden vijftig cent) (6) 's maands; 6e. voor kosten van eerste inrigting: (1) De bepalingen in Stbl. 1875 n». 76a zijn thans vervangen door de; bepalingen in Stbl. 1911 n». 532 j». Stbl. 1912 n°. 281. (2) Aldus luidt punt le ingevolge art. 2, § VI sub b en c, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 n». 7 (Stbl. 1886 n». 47). (8) Aldus luidt deze zinsnede ingevolge art. 2, § VI, sub d, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 n». 7 (Stbl. 1886 no. 47). De bezoldiging van dezen l Inl. taalonderwijzer is thans geregeld bij Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 41 (Stbl. 1913 n». 271), blz. 258. (4) Punt 3e is aldus gewijzigd bij art. 2, § VI sub e, van Gouv. besl.. 15 Februari 1886 no. 7 (Stbl. 1886 no. 47). Het bedrag van f 50 's maands; is thans ingetrokken bij § b van Gouv. besl. 13 Februari 1907 n°. 77 (Stbl. 1907 no. 117), blz. 329. (6) Gebracht op f 900 bij § a van Gouv. besl. 15 Januari 1907 n®. 40 (Stbl. 1907 no. 35). (o) Bij Gouv. besl. 1 Februari 1902 n«. 5 (Stbl. 1902 no. 90) gebracht op > f 20 en bij § b van Gouv. besl. 15 Januari 1907 n°. 40 (Stbl. 1907 n°. 35}) op f 35 's maands voor de school te Tondano. aan de scholen op Java f 7000.— (zeven duizend gulden) en aan de school te Tondano f 1200.— (een duizend tweehonderd gulden). Ten tweede: enz. Afschrift enz. REGLEMENT. Gouv. besl. 1 April 1879 n°. 2 (Bijbl. n". 3399). Gelet op art. 1 van het besluit van 30 Maart 1878 n! 21 (Staatsblad n' 121) (*), waarbij bepaald is: dat te en te Tondano (Menado) eene school wordt geopend voor zonen van inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke inlanders; Gelezen de missives: a. van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 14 November 1878 en 20 Februari 1879 nos. 13502 en 2113; b. enz.; De Raad van Nederlandscli-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Vast te stellen het aan dit besluit gehecht reglement voor de scholen voor zonen van inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke inlanders te en Tondano, bedoeld bij art. 1 van het besluit van 30 Maart 1878 21 (Staatsblad IF 121) 0). Ten tweede: enz. Afschrift enz. Reglement voor de scholen voor zonen van inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke inlanders te en te Tondano (Menado), bedoeld in het besluit van 30 Maart 1878 n°. 21 (Staatsblad n°. 121) (*). Artikel 1. De in hoofde dezes genoemde scholen strekken hoofdzakelijk ter opleiding van die zonen van inlandsche hoofden en van (i) Blz. 321. andere aanzienlijke inlanders, wier doel is later in eene ambtelijke betrekking te worden geplaatst. Bij twijfel of iemand geacht kan worden tot de aanzienlijke inlanders te behooren, beslist het hoofd van bestuur van het gewest, waarin de inlander gevestigd is. Artikel 2. Het (enz.) C). , De school te Tondano wordt aanvankelijk bestemd voor veertig leerlingen te verdeelen over de hieronder genoemde residentiën als volgt: uit de residentie Menado 20 leerlingen; „ „ „ Temate 5 „ „ „ Amboina 15 „ Indien het voor eenig gewest bepaalde getal leerlingen brj den aanvang van een schooljaar niet wordt bereikt, kunnen na verkregen magtiging van den Directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid de open plaatsen worden aangewezen voor leerlingen uit andere gewesten boven het bepaald getal. Artikel 3. Voor het te heffen schoolgeld worden de leerlingen verdeeld in klassen, volgens het onderstaand tarief. voor het derde ni. , - i voor liet tweede ieder volgend voor het eerste kind. , . , en leu01 kind- kind. Ie klasse f 10.— 'smaands. f 6.— 'smaands. f 4.— 'smaands. 2e „ „ 8.— „ »B-— n »3.— „ 3e „ „ 6.- „ „4.- „ j,2.- n 4e „ „ 4.— „ „2.50 „ „ 1-50 » 5e „ „ 2.50 „ „1.50 „ „ 1.- Bij de vaststelling van de klassen van betaling wordt als grondslag aangenomen het gezamenlijk bedrag van de inkomsten der ouders, het genot van vrije woning daaronder be- De kinderen worden in de eerste, tweede, dei de, vierde en vijfde klasse gesteld, naarmate het bedrag der bedoelde inkomsten gerekend wordt op: (*) Betreft de vroegere hoofdenscholen te BandOBug, Mag slang en Probolinggo. f 800.— 's maands en daarboven: „ 600.— „ tot f 799.— 's maands. „ 400.— „ „ „ 599. „ „ 250.— „ „ „ 399.— ^ 249. „ Is dat bedrag minder dan f 150.— 's maands, dan hebben de kinderen, mits van goeden aanleg zijnde, aanspraak op gratis onderwijs, tenzij hnnne ouders of voogden uitdrukkelijk verlangen tot de kosten van het onderwijs bij te dragen. In dit laatste geval worden zij gerekend te behooren tot eene zesde klasse, en betalen voor het eerste kind f 1.50, voor het tweede kind f 1.— en voor het derde en ieder volgend kind f 0.50 's maands. Ingeval de betaling van het vastgestelde schoolgeld wegens bijzondere omstandigheden als te bezwarend moet worden beschouwd, kan de Voorzitter der plaatselijke schoolkommissie de kinderen in eene lagere klasse stellen. De bepaling der klasse van betaling geschiedt door de schoolkommissie, waaronder de school sorteert, in overleg met het hoofd van bestuur van het gewest, waar de kandidaten te huis behooren. De schoolgelden worden, hetzij regtstreeks, dan wel door tusschenkomst van het plaatselijk bestuur, maandelijks aan den hoofdonderwijzer overgemaakt. De noodige leermiddelen en schrijfbehoeften worden gratis verstrekt. Artikel 4. Eenmaal 's jaars na afloop der groote vakantie worden nieuwe leerlingen toegelaten. Het verzoek hiertoe wordt gerigt aan de plaatselijke inlandsche schoolkommissie, door tusschenkomst van den Resident van het gewest, waaruit de kandidaten afkomstig zijn. Om tot de school te worden toegelaten wordt vereischt dat de kandidaat niet ouder dan 15 jaren zij, en moet hij het bewijs overleggen dat hij den kursus aan eene openbare inlandsche school met vrucht heeft doorloopen, dan wel ten genoege van het plaatselijk schooltoezigt het bewijs leveren, dat hij in staat is de lessen aan de in dit reglement bedoelde scholen met vrucht te volgen (1). Zoo zich meer jongelieden aanmelden dan plaatsen beschikbaar zijn, doet de plaatselijke inlandsche schoolkommissie eene keuze uit de meest geschikten. l1) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 2, § vi sub /, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 n°. 7 (Bijbl. n". 4193). Artikel 5. De duur van den kursus wordt gesteld op vier jaren. De leerlingen worden verdeeld in vier klassen; de eerste klasse bestaat uit de eerstbeginnenden. De hoofdonderwijzer bepaalt de klasse, waarin de leerlingen na hunne toelating worden geplaatst. Aktikel 6. Op de erkende Christelijke en Mohammedaansche feestdagen, den verjaardag des Konings, nieuwjaarsdag en des Zondags is de school gesloten. Bovendien worden verleend: a. een groote vacantie van 6 weken, aanvangende omstreeks het begin der poeasa, b. een Kerstvacantie, van 24 December tot 3 Januari ( ). Voor den aanvang der groote vacantie wordt door den Inspecteur of betrokken Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch onderwijs ten overstaan der plaatselijke Inlandsche schoolcommissiën een openbaar examen afgenomen dat due dagen duurt. Het dient als maatstaf om te beoordeelen welke leerlingen tot een hoogere klasse kunnen overgaan (1). _ Van den uitslag van dit examen wordt een uitvoerig verslag ingediend aan den Direkteur van het departement van onderwijs. De leerlingen, die den geheelen kursus doorloopen hebben, ontvangen een getuigschrift, waarin door de kommissie na overleg met den betrokken Inspekteur de vorderingen m elk vak worden aangeteekend. Artikel 7. Het onderwijs wordt gegeven gedurende zes uren daags, waartoe zooveel mogelijk de morgenuren worden bestemd. De hoofdonderwijzer zorgt, dat in elke klasse eene tal el van werkzaamheden voorhanden is, door den Direkteur van Underwijs, Eeredienst en Nijverheid goedgekeurd (2). In de twee laagste klassen wordt behalve de Nederlandsche taal, slechts één inlandsche taal onderwezen en aan het onderwijs in de eerste dubbel zooveel tijd als aan dat m de laatste besteed. In de hoogere klassen wordt waar noodig, eene (i) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 2 van Gouv. besl. 17 Juli 190a 11 (2)?9 Amus'luidt deze alinea ingevolge art. 2, § VI sub ff, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 n°. 7 (Bijbl. n». 4193). Het leerplan, thans in gebruik L werd goedgekeurd bij Vief Dir. O. E. N 16 Februari "04 n* 8517 is afgedrukt op blz. 73 van het Algemeen Verslag van het Inlandsen onderwijs over de jaren 1900 t/m 1904. tweede inlandsche taal op het leerplan gebracht, maar aan het onderwijs dier twee inlandsche talen wordt niet meer tijd besteed, dan aan het Nederlandsch alleen 0). Artikel 8. Verwijdering van de leerlingen uit de school kan slechts plaatshebben: _ . n „ ,, ü. wegens onvoldoenden aanleg, blijkende uit ongeschiktheid om na twee jaren in eene hoogere klasse over te gaan; b. wegens aanhoudende overtreding van orde en tucht; c. wegens wangedrag; . d. wegens het achterstallig blijven der ouders m de betaling der schoolgelden over drie maanden. De verwijdering geschiedt door de plaatselijke inlandsche schoolkommissie, die daarvan, met vermelding der redenen, onmiddellijk kennis geeft aan het hoofd van bestuur van het gewest, waar de leerling te huis behoort. Abtikel 9. De hoofdonderwijzer is belast met het geldelijk en materieel beheer der school en is daarvoor rekenpligtig aan de Algemeene Rekenkamer. Hij waakt voor de zindelijkheid der school en van alle andere gebouwen, die daartoe behooren en van de schoolmeubelen; hij zorgt voor goed drinkwater en voor al die kleine benoodigdheden, die onder geen bepaalde rubriek van schoolmeubelen of leermiddelen te brengen zijn. Hij houdt ook buiten schooltijd zooveel mogelijk toezigt op de leerlingen. Hij geniet één tiende aandeel in de geïnde schoolgelden (2). Artikel 10. In alle zaken, het onderwijs betreffende, zijn de andere onderwijzers gehouden zich naar de inzigten van den hoofdonderwijzer te gedragen. Ook staan zij hem bij in zijn toezigt op de gebouwen, de schoolmeubelen en de leerlingen. t1) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 2, § VI sub g, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 n. 7 (Bijbl. n». A19S). (2) Dit recht op één tiende aandeel in de schoolgelden is vervallen voor de onderwijzers, die op 17 December 1903 niet in vasten dienst van den Lande waren of die na dien datum opnieuw in 's Lands dienst zijn opgenomen, met uitzondering van de uit Nederland uitgezonden onderwijzers, voor zoover hun het genot van één tiende aandeel in de geïnde schoolgelden in uitzicht werd gesteld in de oproeping, tengevolge waarvan zij zich voor den Indischen dienst hebben aangemeld (Gouv. besl. 20 November 1907 n». 18 in Stbl. 1907 n°. 471). De tweede en derde onderwijzer zijn hem bnitendien, buiten de schooltijden, behulpzaam in het voeren der schooladministratie. Artikel 11. Het toezigt op het onderwijs wordt uitgeoefend op dezelfde wijze, als is bepaald bij de derde afdeeling van het algemeen reglement op het Gouvernements lager onderwijs voor inlanders in Nederlandsch-Indië, behoudens de wijzigingen in de vorige artikelen omschreven. EED VOOR DE EUR. ONDERWIJZERS. Zie'Gouv. besl. 1 April 1879 n°. 2 (Stbl. 1879 n°. 135), blz. 312. OPNEMING VAN DE LEERLINGEN IN MILITAIRE HOSPITALEN. Zie Gouv. besl. 27 Maart 1889 n°. 10 (Stbl. 1889 n°. 85), hierachter opgenomen onder de hoofdrubriek „Eenige voorschriften betreffende Inlandsche ambtenaren in het algemeen EXAMEN LANDMEETKUNDE VOOR DE EUR. ONDERWIJZERS. Zie Gouv. besl. 6 Mei 1895 n°. 16 (Bijbl. n°. 5111), blz. 253- VRIJE GENEESKUNDIGE BEHANDELING EN KOSTELOOZE VERSTREKKING VAN GENEESMIDDELEN VOOR DE LEERLINGEN. Zie Gouv. besl. 24 November 1901 n°. 3 (Stbl. 1901 n°. 432), blz. 316. ONDERWIJS IN EENVOUDIGE BOEKHOUDING. Zie circ. Dir. O. E. N. 22 Augustus 1905 n°. 14008, blz. 225. INDIENSTSTELLING !NL. TEEKENONDERWIJZER. Gouv. besl. 13 Februari 1907 n°. 7 (Stbl. 1907 n°. 117). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens Koninklijke machtiging, te bepalen: a. dat (enz.); b. dat met uitbreiding van de formatie van het personeel, vastgesteld bij artikel 1, letter g, van het besluit van 30 Maart 1878 ns 21 (Staatsblad n! 121) (x), zooals die formatie sedert is gewijzigd, aan de school voor zonen van Inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke Inlanders te Tondano wordt indienstgesteld een Inlandsch onderwijzer in het liandteekenen, op eene bezoldiging (2) van f 50.— (vijftig gulden) 'smaands met vier driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10.— (tien gulden) 'smaands en zulks tegen intrekking van de bij voormeld artikel, letter g, sub 3 (1), juncto artikel 2 § VI, letter e van het besluit van 15 Februari 1886 tl" 7 (Staatsblad n! 47), beschikbaar gestelde fondsen voor het onderwijs in liet teekenen ad f 50.— (vijftig gulden) 'smaands. Extract enz. TOELAGE VOOR HET SCHOOLHOOFD EN DE HULPONDERWIJZERS. Gouv. besl. 29 Juli 1909 n? 7. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen, dat het Hoofd en ieder der hulponderwijzers bij de school voor zonen van Inlandsche Hoofden en andere aanzienlijke Inlanders te Tondano (Menado) boven hunne bezoldiging eene toelage zullen genieten van respectievelijk f 50 (vijftig gulden) 's maands en f 25 (vijf en twintig gulden) 's maands; onder aanteekening, dat de daaruit voortvloeiende uitgaven, voor zooveel het dienstjaar 1909 betreft, komen ten laste van artikel 236 der begrooting van dat jaar. Afschrift enz. (1) Blz. 322. (2) De bezoldiging van den Inl. teekenonderwijzer is thans geregeld bij Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 41 (Stbl. 1913 n». 271), blz. 258. C. OPLEIDING VAN INL. AMBTENAREN BIJ DE KWEEKSCHOOL VOOR INL. ONDERWIJZERS TE FORT DE KOCK. De opleiding — krachtens Gouv. besl. van -jü januari 1. ± Il? 16, juncto dat van 12 December 1901 II9 8 — van Inlandsche ambtenaren bij de Kweekschool voor Inlandsche ondeiwijzers te Fort de Koek is ingevolge Gouv. besl. van 5 Augustus 1908 ll! 8 gestaakt. . Bij Gouv. besl. van 26 Augustus 1908 H'; 21 is bij wijze van tiideliiken maatregel bepaald, dat aan de Atjehsche jongelieden, die thans reeds de bedoelde kweekschool bezoeken ter opleiding tot Inlandsch ambtenaar, ingeval en voor zoover zulks door den Civielen en Militairen Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden noodig wordt geoordeeld, tegemoetkoming in de reiskosten, dan wel vrij transport voor rekening van den Lande van Fort de Koek naar hunne woonplaats en terug zal worden verleend, indien hun wordt vergund zich gedurende den vacantietijd naar hunne familiën te begeven. OPLEIDINGSSCHOOL VOOR INLANDSCHE AMBTENAREN TEVENS KWEEKSCHOOL VOOR INLANDSCHE ONDERWIJZERS TE MAKASSER. OPRICHTING — PERSONEEL — FORMATIE — BEZOLDIGING — VERDERE UITGAVEN. Gouv. besl. 10 Augustus 1910 n°. 15 (Stbl. 1910 n°. 453). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: A. dat ter hoofdplaats Makasser wordt opgericht eene Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, ingericht voor 90 (negentig) leerlingen; B. dat het personeel en de bezoldiging daarvan, zoomede de verdere uitgaven worden vastgesteld als volgt: le. (*) vijf Europeesche onderwijzers, en wel: a. ( ) een directeur, op eene bezoldiging van / 55U (vijfhonderd vijftig gulden) 's maands, met 4 (vier) tweejaarlijksche verhoogingen, elke van f 50 (vijftig gulden ) 's maands, benevens eene toelage van f 20 (twintig gulden) 'smaands, die echter niet wordt uitbetaald, wanneer en voor zoolang als den betrokkene een dienstwoning is aangewezen of indien hij behoort tot de onderwijzers die, bijaldien zij bij het Europeesch onderwijs waren werkzaam gebleven, na 31 December 1910 tot onderwijzer der 2de klasse bij dat onderwijs zouden zijn bevorderd, terwijl hij, indien hij behoort tot de personen, bedoeld in § II van het besluit van 29 De- t1) Aldus luidt punt 1® ingevolge art. 1 van Gouv. besl. 6 December 1911 n°. 45 (Stbl. 1911 n». 641). (2) Ingevolge art. 2 van Gouv. besl. 6 December 1911 n°. 45 (Stbl. 1911 7io. 641) is op de sub a, b, c van art. 1 van dat besl. bedoelde onderwijzers van toepassing art. 5 van de Bepalingen tot regeling van de klassen en de bezoldigingen der onderwijzers en onderwijzeressen bij het openbaar Europeesch lager onderwijs, vastgesteld bij art. 2 van Gouv. besl. 27 September 1911 n. 75 (Stbl. 1911 n«. 532). cember 1906 n! 22 (Staatsblad n! 554) (*), bovendien geniet een tiende aandeel in de geïnde schoolgelden; b. (2) één eerste onderwijzer, op eene bezoldiging van f 350 (driehonderd vijftig gulden) 'smaands, met 3 (drie) éénjaarlijksclie verlioogingen, elke van f 50 (■vijftig gulden) 'smaands, benevens eene toelage van f 10 (tien gulden) 's maands, die niet wordt uitbetaald in dezelfde gevallen als waarin de sub a vermelde toelage niet wordt uitbetaald; c. (2) drie onderwijzers, op eene bezoldiging van f 225 (tweehonderd vijf en twintig gulden) 'smaands met 4 (vier) driejaarlijksche verlioogingen, elke van f 25 (vijf en twintig gulden) 'smaands, ingeval zij de akte van onderwijzer bezitten, wordende de diensttijd bij het openbaar Europeesch onderwijs hier te lande en die als Europeesch onderwijzer bij eene openbare Inlandsche school medegeteld voor de toekenning van bovenvermelde traktementsverhoogingen; met dien verstande, dat ten aanzien van het sub a, b en c vermelde personeel van toepassing, zijn de voorschriften sub a, i, j en k in artikel 2, § III, van het besluit van 15 Februari 1886 n; 7 (Staatsblad n; 47) (3), zullende voor de toepassing van het voorschrift sub a het daar bepaalde nopens hoofdonderwijzer, tweeden onderwijzer en Europeesch hulponderwijzer aan een kweekschool gelden respectievelijk ten opzichte van directeur, eersten onderwijzer en onderwijzer aan de onderwerpelijke school; 2e. twee Inlandsche taalonderwijzers, één voor de Maleische taal en één voor de Makassaarsche en Boegineesche talen, of, indien en voor zoolang als mogelijk, een en ander ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, één Inlandsche taalonderwijzer voor die talen, ieder op eene bezoldiging van (4); 3e. één Inlandsen onderwijzer in het handteekenen, op eene bezoldiging van (4); 4e. voor bediendenpersoneel f 60 (zestig gulden) 'smaands (5); 5e. voor schrijfbehoeften en leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubilair f 150 (éénhonderd vijftig gulden) 'smaands; t1) Blz. 368. (2) Zie noot 2 op de vorige bladzijde. (») Blz. 249. (3) Blz. 250. («) De bezoldiging van de Inl. taal- en teekenonderwijzers wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 41 (Stbl. 1913 n«. 271), blz. 258. (6) Dit bedrag van f 60 's maands is bij art. 1 van Gouv. besl. 8 Januari 1914 n. 29 (Stbl. 1914 n». 11) gebracht op f 130 's mds. en bij Gouv. besl. 12 Januari 1915 n. 41 (Stbl. 1915 no. 62), blz. 342, op f 145 's mds. met dien verstande dat dit bedrag met f 1.50 (één gulden vijftig cent) 's maands wordt vermeerderd voor eiken leerling die boven- en verminderd voor eiken leerling die beneden het vastgesteld aantal van 90 (negentig) tot de school is toegelaten; 6e. voor toelagen ter bestrijding van de kosten van kleeding en voeding, toe te kennen aan de leerlingen die tot onderwijzer worden opgeleid, f 10 (tien gulden) 's maands voor eiken zoodanigen leerling (1). Ten tweede: Voor kosten van eerste inrichting van de in artikel 1 van dit besluit bedoelde Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers beschikbaar te stellen een bedrag in eens van ten hoogste ƒ 8500 (acht duizend vijfhonderd gulden). Ten derde: enz. Afschrift enz. Reglement. Grouv. besl. 10 Augustus 1910 n°. 15 (Stbl. 1910 n°. 453). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten vierde: Vast te stellen het volgende Reglement voor de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser. Artikel 1. De school strekt le. tot opleiding, in de eerste plaats van zonen van Inlandsche hoofden en andere aanzienlijke Inlanders en verder van Inlandsche jongelieden in het algemeen, voor den Inlandschen bestuursdienst, 2®. tot vorming van onderwijzers voor de Inlandsche scholen. Artikel 2. Het ressort, waaruit leerlingen tot de school worden toegelaten, omvat het gouvernement Celebes en Onderhooriglieden en de residentie Z uider- en O osteraf deeling van Borneo. (!) Ter verbetering van de voeding der leerlingen is een bedrag van f 3 's mds. per leerling beschikbaar gesteld bij Gouv. besl. 16 Juli 1913 n? 47, blz. 265. Artikel 3. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid bepaalt, hoeveel leerlingen als adspirant-bestuursambtenaar, hoeveel als adspirant-onderwijzer, uit elk gewest tot de school worden toegelaten. Artikel 4. De school staat onder toezicht van de Inlandsche Schoolcommissie ter plaatse. Artikel 5. De school is verdeeld in twee afdeelingen, de voorbereidende bestaande uit twee, en de vakafdeeling bestaande uit vier jaarklassen. De klassen worden aangeduid als le tot en met 6tt klasse (1). Artikel 6. (1) Het onderwijs omvat de volgende leervakken: a. de Nederlandsche taal; b. de landstalen (Boegineesch en Makassaarsch); c. de Maleische taal; d. de rekenkunde; e. de aardrijkskunde; f. de geschiedenis; g. de kennis der natuur: 1. natuurkunde, 2. scheikunde, 3. plantkunde, 4. dierkunde; h. de beginselen der landbouwkunde; i. het handteekenen; j. het schrijven; benevens voor de adspirant-ambtenaren: k. de beginselen der landmeetkunde; voor de adspirant-onderwijzers: l. de opvoedkunde. (2) Het onderwijs in het zingen is facultatief. (3) De lessen worden gegeven volgens een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid vast te stellen leerplan. (i) De laatste zin is aan artikel 5 toegevoegd ingevolge art. 1, § I, van Gouv. besl. 18 October 1913 n. 33 (Stbl. 1913 n«. 620). Artikel 7. De practische vorming der adspirant-onderwijzers geschiedt J in een of meer door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst I en Nijverheid daartoe aan te wijzen openbare lagere Inlandd sche scholen ter plaatse. AStikel 8. Maleische taal. I. a. Spreekoefeningen als voor het Neder- landsch b. Lezen met Latijnsche en Arabische karakters c. Spelregels voor de schrijfwijze met 4 Latijnsche en Arabische karakters.. d. Taal- en steloefeningen e. Oefeningen in het schrijven van Arabische karakters IE. a. Spreekoefeningen als voor 't Nederlandsch b. Lezen met Latijnsche en Arabische karakters c. Spelregels voor het schrijven met 4 Latijnsche en Arabische karakters.. d. Taal- en steloefeningen e. Oefeningen in het schrijven met Arabische karakters III. a. Spreekoefeningen als voor 't Nederlandsch b. Lezen met Arabische en Latijnsche karakters c. Taal- en steloefeningen 8 d. Vertaaloefeningen e. Grammatica: zelfstandige naamwoorden en werkwoorden met hun vooren achtervoegsels en afleiding Vakken. Klasse. Omschrijving der leerstof. _ Uren. IV. a. Lezen 6. Opstellen en brieven c. Taaloefeningen 3 d. Vertaaloefeningen e. Grammatica: de overige woordsoorten V. a. Lezen b. Stellen ^ c. Vertaaloefeningen d. Grammatica: herhaling Rekenkunde. I. a. Hoofdbewerkingen met geheele getallen en breuken (aanschouwelijk) b. Het metriek stelsel en de munten.. ~ c. Practisch rekenen: hoofdrekenen, oplossen van vraagstukken, cijferen. d. Meten en wegen II. a. Hoofdbewerkingen met geheele en gebroken getallen b. Eenvoudigste kenmerken van deelbaarheid (geen theorie), K. G. V., G. G. D b c. Inlandsche maten en gewichten, voortzetting metriek stelsel d. Practisch rekenen: hoofdrekenen, oplossen van vraagstukken, cijferen... III. a. Voorbereiding tot de theorie der reken¬ kunde b. Practisch rekenen: hoofdrekenen, vraagstukken oplossen, cijferen 5 c. Aanschouwelijke meetkunde: vierkant, rechthoek, parallelogram, trapezium IV. a. Theorie der rekenkunde tot de even¬ redigheden, vierkantsworteltrekking. b. Practisch rekenen: hoofdrekenen, vraagstukken, cijferen 6 c. Aanschouwelijke meetkunde: cirkel, veelhoeken, prisma's, pyramide, cylinders, bol, kegel Vakken. Klasse. Omschrijving der leerstof. Uren. V. a. Theorie der rekenkunde: evenredigheden, iets over reeksen en talstel- 0 (') 5 seis en over evenredige afhankelijk- a (■) 3 heid van grootheden b. Practisch rekenen Aardrijkskunde. I. a. Voorbereiding (platte grond, schaal, windstreken) b. Makasser en omstreken ^ c. Gouvernement Gelébes, de residentie Menado en het eiland Borneo II. De overige buitenbezittingen en Java j (beknopt) 2 II r. a. De Buitenbezittingen (uitvoeriger) b. Azië en een algemeen overzicht (zeer > 2 beknopt) van Europa, om te komen tot c. Nederland IV. a. Java 1 b. De werelddeelen. Nederlandsch West- 2 Indië i ' V. a. Volkenkunde van Nederlandsch OostIndië b. Hoofdzaken der wis- en natuurkun- 3 dige aardrijkskunde c. Herhaling Geschiedenis. IV. a. Geschiedenis van Nederlandsch Oost- Indië tot den val der Compagnie— j b. Geschiedenis van Nederland (zeer be- 2 knopt) van 1500 tot de Bataafsche republiek j V. a. Geschiedenis van Nederlandsch OostIndië in de 19e en -0e eeuw b. Geschiedenis van Nederland in de 19e en 20e eeuw 2 c. Onderwerpen uit de Algemeene Geschiedenis, die in nauw verband staan met de geschiedenis van Nederlandsch Oost-Indië (!) adspirant-onderwijzers. (2) adspirant-ambtenaren. Vakken. Klasse. Omschrijving der leerstof. Uren. Kennis der natuur: A. Natuurkunde. II. Natuurkundige proeven, om een begrip te geven van natuurkundige verschijnselen 1 III. Vaste, vloeibare en gasvormige lichamen. Algemeene eigenschappen 't Gewicht der lichamen S.G. Wet van Archimedes Oppervlakte der vloeistoffen — Communi- ceerende vaten Waterpassen Iets over capillariteit, osmose en diffusie. Opwaartsche druk der lichamen in de lucht Spanning van gassen — barometer Luchtpomp — blaasbalg — manometer.. Zuigpomp — perspomp — brandspuit en steekhovel IV. Krachten — zwaartekracht — zwaarte¬ punt — evenwicht — hefboom — balans — katrol Evenwicht van vloeistoffen — Hydraulische pers 2 Iets over de leer der beweging-slingers. Warmte-uitzetting door warmte-ther- mometers De hoofdzaken der stoommachine V. Geluid — Licht - Magnetisme — Electri- i citeit. Enkele opmerkingen omtrent 2 meteorologie ' B. Scheikunde. III. Scheikundige verschijnselen Mengsel, verbinding, element Zuurstof, verbranding, oxyden 2 Waterstof, water, stikstof, lucht Eenige andere elementen. Reductie IV. Zuren, basen, zouten I 9 Metaloïden en metalen I Vakken. Klasse. Omschrijving der leerstof. Uren. V. Organische scheikunde Koolwaterstoffen, petroleum, gas, alcoholen, organische zuren, vetten, koolhydraten ' ^ Eiwitstoffen Voortzetting organische scheikunde— Herhaling €. Plantkunde. II. Beschouwing van planten: hoofdbegrippen van voimleer 1 III. Overzicht vormleer der planten: bestui¬ ving, bevruchting, nadere beschouwing van vrucht en zaad, hoofdkenmerken der voornaamste plantenfamiliën IV. Iets over cellen, vaten en weefsels, ademhaling en assimilatie 1 V. Water- en voedselopname Nauwkeurige beschouwing van eenige landbouwgewassen ^ Iets over schimmels en bacteriën; plantenziekten, die hieruit ontstaan, en hunne bestrijding D. Dierkunde. II. De bouw van het menschelijk lichaam in hoofdtrekken Behandeling van eenige diertypen, voor- * al ook naar leven en gewoonten III. Gewervelde dieren; overzicht van de systematische rangschikking der dieren, begrippen, soort en ras 2 IV. Wormen, insecten, spinachtige dieren.. Dieren, die belangrijk kunnen geacht worden voor den landbouw Hun plaats in het stelsel Nadere behandeling van den msnsch ~ (levensverrichtingen), iets over gezondheidsleer en de eerste hulp bij ongelukken Vakken. Klasse. Omschrijving der leerstof. Uren. Y. Nadere beschouwing van de landbouwhuisdieren De voornaamste ziekten en beschadi- j gingen, welke bij planten en dieren ontstaan door lagere dieren; bestrijding dier ziekten Beginselen der V. a. Kennis van den bouwgrond 1 3 Landbouwkunde. b. Plantenteelt I YI. a. Bemestingsleer b. Bjjzoi.dere plantenteelt c. Veeteelt (algemeene en bijzondere) ^ en vischteelt d. Hoofdpunten der landhuishoudkunde. Handteekenen. I. Eenvoudige oefeningen naar voorbeelden 3- II. Teekenen naar eenvoudige voorwerpen en platen & III. Als de Ile klasse en opzettelijke behan¬ deling van waargenomen perspectivische verschijnselen 2 IV. Het leeren ontwerpen van vlakversie- ringen; illustratief teekenen op papier. 2 V. Voortzetting en herhaling: illustratief teekenen op het bord 2 Schrijven. I. I Oefeningen voor het vormen van een i 2 II. ' loopende hand ' 1 Beginselen der landmeetkunde: A. Meetkunde en V. a. Vlakke meetkunde tot en met de beginselen der stelling van Pythagoras 2 algebra. b. Algebra. Hoofdbewerkingen met ge- heele getallen VI. a. Vlakke meetkunde: Evenredigheid van lynen, oppervlakte van rechtlijnige figuren, cirkel, in- en omgeschreven veelhoeken ö b. Algebra: Merkwaardige producten en quotiënten. Machten en wortels G.G.D K.G.V. Bewerkingen met gebroken getallen Vakken. Klasse. Omschrijving der leerstof. Uren. I B. Landmeten en V. Baken. Meetketting (lat, lint). Equerre waterpassen. d'arpenteur 2 Prisma van Bauernfeind. Hanchet. Eenvoudige opmetingen en carteeringen. I VI. Boussoles. Eenvoudige waterpasinstrumenten. Het gebruik van den barometer by het bepalen van hoogten. Het gebruik van den nonius. Opmeten en waterpassen van terreinen. Carteeren. Het lezen van landrentekaarten 3 I O. Lijn- en kaart- V. Constructies van recht- en kromlijnige teekenen. figuren. Het samenstellen en het gebruik van teekenschalen. Copieeren van kaarten (ongekleurd). Situatieteekeningen (ongekleurd) van opgemeten terreinen, met gebruikmaking van topographische teekens. Rondschrift 1 VI. Voortzetting van het voorgaande. Rondschrift. Copieeren van kaarten. Situatieteekeningen, ook gekleurd, van opgemeten terreinen, met gebruikmaking van topographische teekens 2 Opvoedkunde. V. Methodiek der leervakken; klassikaal onderwijs 3 VI. Orde en tucht. Besprekingen naar aanleiding van het werk in de oefenschool; het ontwerpen van leergangen 0 (i) 3 en lessen. Bepalingen op het openbaar a ,2j \ lager Inlandsch onderwijs; schooladministratie. Algemeene onderwijsteer Aan zang kan in de 1ste tot en met de 5de klasse één uur per week worden besteed. Dit uur wordt van de lesuren voor het Nederlandsch afgenomen. (*■) adspirant-onderwijzers. (2) adspirant-ambtenaren. VEBDEELTNG der lesuren, behoorende bij het leerplan voor de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser, vastgesteld bij het besluit van den wden Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 21 Juni 1915 ff 14992.' Aantal uren in elke klasse. i • | Vakken. ^ ^ Totaal | I II III IV | j— ai1) o(2) a(]) o(2) a('); o(2) i ' 1. Nederlandsche taal... 16 14 12 11 7 21 5 81 65 2. Landstalen 4 4 4 3 3 — — 18 18 3. Maleische taal 4 4 3 3 2 — — 16 16 4. Kekenkunde 5 5 5. 6 3 | 5 — — 24 26 5. Aardrijkskunde 2 2 2 2 3 — — 11 11 6. Geschiedenis — — — 2 2 — — 4 4 7. Kennis der natuur: a. natuurkunde — 1 2 2 2 — — 7 7 b. scheikunde — — 2 2 2 — — 6 6 c. plantkunde — 1 2 1 1 — — 5 5 d. dierkunde — 122 1 — — 66 8. Beginselen der landbouwkunde — — — — 3 4 4 7 7 9. Handteekenen.... 3 3 2 2 2 — — 12 12 10. Schrijven 2 1 — — — — — 3 3 11. Beginselen der landmeetkunde : a. Meetkunde en beginselen der algebra — — — — 2 — 6 — 8 — b. Landmeten en waterpassen — — — — 2 — 3 — 5 — c. Lijn- en kaartteeke- nen — — — — 1 — 2 — 3 — 12. Opvoedkunde — — — — — 3 — 3 — 6 Totaal 36 36 36 36 36 36 36 12 216 192 t1) adspirant-ambtenaren. (2) adspirant-onderwijzers. Programma's voor de examens aan de hoogste 2 klassen. Besl. wden Dir. O. E. 21 Juni 1915 ff 14995. Herlezen enz.; Gelet op artikel 15, alinea 4 van het Beglement voor de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser, vastgesteld bij artikel 4 van het Gouvernementsbesluit van 10 Augustus 1910 ff 15 (Staatsblad ff 453), zooals dat artikel wordt gelezen ingevolge artikel 1, § III, van het Gouvernementsbesluit van 18 October 1913 ff 33 (Staatsblad ff 620) (*); Heeft besloten: Te bepalen, dat de bij het dezerzijdsch besluit van 17 Mei 1912 ff 7791 (Bijblad op het Staatsblad ff 7669) (2) vastgestelde programma's A en B voor de examens, af te nemen aan de leerlingen respectievelijk van de 5de en de 6de klasse der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, onderscheidenlijk mede zullen gelden voor de aan de leerlingen respectievelijk van de 5de en de 6de klasse der Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser af te nemen examens, met dien verstande dat voor de adspirant-ambtenaren het vereischte sub 3C van programma B wordt vervangen door: „Voldoende kennis van het opmeten en in kaart brengen van horizontale of nagenoeg horizotale terreinen; voldoende kennis van het waterpassen; voldoende kennis van en bedrevenheid in het gebruik van de eenvoudigste waterpas- en hoekmeetinstrumenten". Afschrift enz. (1) Blz. 339. (2) „ 226. OPLEIDINGSSCHOOL VOOR INLANDSCHE RECHTSKUNDIGEN. OPRICHTING — PERSONEEL — FORMATIE — BEZOLDIGING — VERDERE UITGAVEN. Gouv. besl. 25 October 1908 n°. 2 (Stbl. 1908 n°. 621). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: 1. dat te 'Batavia bij wijze van proef wordt geopend eene opleidingsschool voor Inlandsclie rechtskundigen; 2. 0) dat het personeel en de bezoldigingen daarvan zoomede de verdere uitgaven voor deze inrichting worden vastgesteld als volgt: a. drie leeraren, doctoren in de rechtswetenschap, waarvan één tevens directeur en één tevens adjunct-directeur der school, ieder op eene bezoldiging van f 700 (zevenhonderd gulden) 'smaands met vier driejaarlijksche verhoogingen van f 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands, tot een maximum van f 1000 (één duizend gulden) 's maands, benevens voor den leeraar-directeur eene toelage van f 100 (éénhonderd gulden) 's maands en genot van vrije woning of bij gemis daarvan eene indemniteit voor huishuur van f 150 (éénhonderd vijftig gulden) 'smaands; b. vier onderwijzers van het openbaar Europeesch lager onderwijs, daartoe aan te wijzen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, en wel: één hoofd der voorbereidende afdeeling, onderwijzer der lste of der 2de klasse, en drie onderwijzers der 2de of 3de klasse, allen op de gewone inkomsten voor onderwijzers van gelijken rang vastgesteld, benevens toelagen, voor het hoofd der voorbereidende afdeeling van f 150 (éénhon- t1) Aldus luidt paragraaf 2, eerst aangevuld bij Gouv. besl. 18 Januari 1910 n». 22 (Stbl. 1910 n«. 38J, ingevolge Gouv. besl. 16 Januari 1912 no. 102 (Stbl. 1912 no. 95). derd vijftig gulden) 's maands en voor ieder der andere onderwijzers van f 100 (éénhonderd gulden) 'smaands; c. toelagen van f 200 (tweehonderd gulden) en f 100 (éénhonderd gulden) 'smaands voor onderwijs respectievelijk in liet volksrecht en in de Maleische taal: d. een vrouwelijk hoofd der huishouding voor het internaat op eene bezoldiging van f 100 (éénhonderd gulden) 's maands, benevens vrije woning in de inrichting; e. voor schrijfloonen van den Directeur f 120 (éénhonderd twintig gulden) 'sjaars (l); f. voor bediendenloonen, g. voor leermiddelen en schrijf- en locaalbehoeften, h. voor voeding der leerlingen, i. voor bewassching en verlichting, j. vor behoeften der huishouding van het internaat, buiten de voeding der leerlingen, k. voor aanvulling der eerste inrichting, f t/m k het bedrag dat daarvoor jaarlijks bij de begrooting wordt uitgetrokken; l. voor vergoeding van reis- en verblijfkosten aan de elders gevestigde leden der Commissie van toezicht en vergoeding van bureaukosten aan haren Secretaris f 300 (driehonderd gulden) 'sjaars; m. voor toelage aan voornoemden secretaris f 50 (vijftig gulden) 'smaands. Ten tweede: enz. Afschrift enz. REGLEMENT. Gouv. besl. 29 Januari 1909 n°. 14 (Stbl. 1909 n°. 93). Gelet enz.; Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen het volgend: Reglement voor de Opleidingsschool vor Inlandsche rechtskundigen. Artikel 1. (1) De school strekt tot vorming van Inlandsche rechtskundigen. t1) Dit bedrag van f 120 is bij het Gouv. besl. 20 Januari 1914 n°. 97 (Stbl. 1914 no. 71) verhoogd tot f 300 'sjaars. (2) Zij is alleen toegankelijk voor jongelieden van Inlandschen landaard, afkomstig van Java of Madoera. Artikel 2. (1) Over de inrichting is gesteld eene Commissie van Toezicht, bestaande uit vijf leden, te benoemen door den Gouver- I neur-Generaal, die een der leden als Voorzitter aanwijst en op voordracht van de Commissie de vacaturen aanvult. (2) De Commissie wordt bijgestaan door een Secretaris, dien zij zich toevoegt. (3) De Commissie treedt in rechtstreeksche briefwisseling met de Eegeering. (4) De benoeming van de leeraren voor de rechtskundige I afdeeling en de aanwijzing van de onderwijzers voor de voorbereidende afdeeling alsmede de benoeming van het vrouwe- ■ lijk hoofd der huishouding voor het internaat geschieden op voordracht der Commissie. (5) De leiding der inrichting berust bij den Leeraar-Directeur, die bij belet, afwezigheid of ontstentenis wordt vervangen door den Leeraar-Adjunct-Directeur en aan wien het [ verdere personeel ondergeschikt is. Artikel 3. (1) De school is verdeeld in twee afdeelingen, een voorbe; reidende en een rechtskundige afdeeling, elk bestaande uit drie [ jaarklassen. (2) Het maximum aantal leerlingen van beide afdeelingen tezamen bedraagt twee en zeventig. Artikel 4. (1) Het onderwijs omvat de volgende leervakken: I. In de voorbereidende afdeeling: I a. de Nederlandsche taal en letterkunde; I b. de Fransche taal; ■ c. de algemeene geschiedenis; d. de wiskunde; I e. de kennis der natuur. II. In de rechtskundige afdeeling: Eerste jaar: a. algemeene inleiding tot de rechtswetenschap; b. globaal overzicht der Nederlandsche staatsinrichting; c. Staatsrecht van Nederlandscli-Indië; d. Nederlandsch-Indisch materieel strafrecht; tl Tweede jaar: a. het Burgerlijk Wetboek en enkele gedeelten van het Wetboek van Koophandel; b. het volksrecht, in het bijzonder het Inlandsch familie- en erfrecht, de Inlandsche rechten op den grond en de Inlandsche contracten; Derde jaar: a. voortzetting van het volksrecht, als boven omschreven; b. het Inlandsch Reglement en, in verband daarmede, herhaling van het geleerde in zake materieel burgerlijk- en strafrecht; c. de Maleische taal; en voorts in elk jaar de Nederlandsche taal en letterkunde. (2) Voor het onderwijs in de verschillende vakken wordt een leerplan vastgesteld door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid op voorstel van de Commissie van Toezicht, die vooraf den Leeraar-Directeur en, voor zooveel de voorbereidende afdeeling betreft, het hoofd dier afdeeling raadpleegt. Artikel 5. Het onderwijs wordt zooveel mogelijk in de morgenuren gegeven volgens een door den Leeraar-Directeur, voor zooveel de voorbereidende afdeeling aangaat in overleg met het hoofd dier afdeeling, samengestelden en door de Commissie van Toezicht goedgekeurden lesrooster. Artikel 6. (1) De school is gesloten des Zondags en op de erkende Christelijke en Mohannnedaansche feestdagen. (2) Nog kan de school gesloten worden op algemeen gevierde burgerlijke feestdagen, bij buitengewone plaatselijke feestelijkheden en bij andere bijzondere gelegenheden, in de beide laatste gevallen ter beoordeeling van den Leeraar-Direc- ■ teur onder nadere goedkeuring van de Commissie van Toezicht. (3) Het schooljaar vangt aan op den eersten Maandag in de maand Juli. (4) Jaarlijks worden zes weken vacantie gegeven, te: regelen door de Commissie van Toezicht, Artikel 7. Door het personeel wordt, zoowel bij het onderwijs als in: den dagelijkschen omgang met de leerlingen, gestreefd naari het aankweeken en ontwikkelen van zedelijke eigenschappen. Artikel 8. (1) Aan de school is een internaat verbonden, waarin alle leerlingen moeten verblijf houden die niet gehuisvest zijn bij eene naar het gevoelen van de Commissie van Toezicht daarvoor geschikte Europeesche familie. (2) In de voeding, geneeskundige behandeling en bewassching der interne leerlingen wordt van Landswege voorzien. Artikel 9. (1) Er wordt schoolgeld geheven naar reden van de inkomsten der ouders of andere verzorgers volgens onderstaand tarief: Schoolgeld per maand. Inkomen van den verzorger va,n per maand. „ , betaling. j Intern. Extern. I. f 800 en daarboven f 50.— | _ II. „ 600 tot beneden f 800 „ 45.— I ' ' III. „ 400 „ „ „ 600 „ 40. } IV. „ 250 „ „ „ 400 „ 35- f " liM> V. „ 150 „ 250 „ 30.- „ 10.VI. Minder dan f 150 „ 25.— „ 7.50 (2) Bij de vaststelling van de klassen van betaling wordt als grondslag aangenomen het gezamenlijk bedrag van de inkomsten van den verzorger, het genot van vrije woning daaronder begrepen. (3) Ingeval de betaling van het vastgestelde schoolgeld wegens bijzondere omstandigheden als te bezwarend moet worden beschouwd, kan de Commissie van Toezicht de leerlingen in een lagere klasse stellen of het schoolgeld bepalen op een lager bedrag dan dat der Vide klasse van betaling (*). (4) De Commissie van toezicht is bevoegd om, wanneer zij daartoe termen aanwezig acht, aan jongelieden, wier verzorger minvermogend is, vrijstelling van schoolgeldbetaling te verleenen (2). (5) De bepaling der klasse van betaling geschiedt door de Commissie van Toezicht, na overleg met den Resident van liet gewest, waar de leerlingen thuis behooren. I1) Aldus luidt alinea 3 ingevolge punt a van Gouv. besl. 19 Mei 1913 no. 47 (SM. 1913 n». 379). (2) Aldus luidt alinea 4 ingevolge punt b van Gouv. besl. 19 Mei 1913 no. 47 (Stbl. 1913 no. 379). (6) De schoolgelden worden, hetzij rechtstreeks, hetzij door tnsschenkomst van het plaatselijk bestuur, maandelijks aan den Leeraar-Directeur der school overgemaakt. (7) De noodige leermiddelen en schrijfbehoeften worden den leerlingen gratis verstrekt. Artikel 10. (1) Eenmaal 's jaars vóór den aanvang van het schooljaar worden nieuwe leerlingen toegelaten. (2) Aanmelding voor toelating als leerling moet geschieden uiterlijk twee maanden vóór den aanvang van het schooljaar bij den Leeraar-Directeur der school. (3) Voor toelating tot de laagste klasse der voorbereidende afdeeling wordt vereischt dat de candidaat een openbare Europeesche lagere school met vrucht geheel hebbe doorloopen, dan wel, indien hij ander onderwijs heeft genoten, eene daarmede gelijkstaande ontwikkeling en kennis — bepaaldelijk van de Nederlandsche taal — bezit. Dat candidaten aan dezen eisch voldoen moet voor hen, die op eene openbare Europeesche lagere school zijn voorbereid, blijken uit eene bij de aanmelding over te leggen verklaring van het hoofd dier school, en voor hen, die ander onderwijs ontvingen, worden aangetoond door verklaringen dienaangaande ten genoegen van de Commissie van Toezicht, die, zoo zij dit noodig oordeelt, een onderzoek naar de kennis van den candidaat kan doen instellen. (4) Tot de laagste klasse der rechtskundige afdeeling kunnen, behalve leerlingen der school, die de voorbereidende afdeeling met vrucht hebben doorloopen, ook worden toegelaten jongelieden, die door een door de onderwijzers der school ten overstaan van één of meer van de leden der Commissie van Toezicht af te nemen examen blijk geven van elders dan aan de voorbereidende afdeeling een ten minste gelijkwaardige hoeveelheid kennis en verstandelijke ontwikkeling te hebben verworven en ten aanzien van wie een in te stellen onderzoek naar hunne zedelijke ontwikkeling bevredigde resultaten biedt. (5) De adspirant-leerlingen moeten eene geneeskundige verklaring omtrent met goed gevolg ondergane vaccinatie overleggen, tenzij zij de natuurlijke pokken (variolae) hebben gehad. Artikel 11. (1) Uiterlijk een maand vóór den aanvang van het schooljaar wordt door den Leeraar-Directeur aan de Commissie van Toezicht eene opgaaf ingediend van alle candidaten, die zich voor toelating hebben aangemeld, met vermelding — voor zooveel de adspirant-leerlingen voor de voorbereidende afdeeling aangaat, na raadpleging van het hoofd dier afdeeling — van alle omstandigheden en bijzonderheden, welke voor de beslissing omtrent de toelating van belang kunnen zijn. Voor zoover de adspiranten voor de voorbereidende afdeeling aangaat doet hij die opgaaf vergezeld gaan van een in overleg met evenbedoeld hoofd opgemaakt, gemotiveerd voorstel betreffende de volgorde waarin de candidaten voor toelating in aanmerking komen. (2) De Commissie van Toezicht beslist welke candidaten als leerling worden toegelaten en geeft hiervan kennis aan de betrokken verzorgers en den betrokken Resident. (3) Zij houdt bij hare beslissing niet'alleen rekening met schoolrapporten en dergelijke, maar ook met gegevens, die de persoonlijkheid van den leerling betreffen, met name de omgeving, waarin hij zijn jeugd heeft doorgebracht. (4) Onder nadere goedkeuring van de Commissie van Toezicht is de Leeraar-Directeur der school bevoegd om toegelaten leerlingen aanstonds in een hoogere klasse te plaatsen, wanneer blijkt dat zij bij de toelating reeds de daarvoor vereischte kennis en ontwikkeling bezitten, behoudens overeenstemming, voor zooveel aangaat de voorbereidende afdeeling, met het hoofd dier afdeeling. Artikel 12. (1) Leerlingen kunnen van de school worden verwijderd: a. wegens onvoldoenden aanleg of onvoldoenden ijver; b. wegens aanhoudende overtreding van orde en tucht; c. wegens wangedrag; d. wegens het achterstallig blijven der ouders of voogden in de betaling der schoolgelden over drie maanden; e. wegens het lijden aan besmettelijke, voor de andere leerlingen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten. (2) In het geval sub e kan de verwijdering voor een bepaalden tijd geschieden. (3) De verwijdering geschiedt door de Commissie van Toezicht. Artikel 13. (1) Omtrent bevordering der leerlingen naar eene hoogere klasse der voorbereidende of der rechtskundige afdeeling wordt bij meerderheid van stemmen beslist door het onderwijzend personeel der betrokken afdeeling. In geval van staking van stemmen beslist de Commissie van Toezicht na het personeel der betrokken afdeeling te hebben gehoord. (2) De overgang van de voorbereidende naar de rechtskundige afdeeling geschiedt in gelijker voege, als bedoeld in de vorige alinea, krachtens beslissing van het personeel van eerstgenoemde afdeeling en den Leeraar-Directeur. Artikel 14 (1). (1) Aan het einde van het schooljaar wordt ten overstaan van eene Commissie, samengesteld uit de Commissie van Toezicht en ten hoogste drie door den Gouverneur-Generaal aan te wijzen doctoren in de rechtswetenschap en voorgezeten door den Voorzitter der Commissie van Toezicht, aan de leerlingen van de hoogste klasse der rechtskundige afdeeling het eindexamen afgenomen door het onderwijzend personeel dier afdeeling, daaronder niet begrepen de onderwijzer die belast is met het onderwijs in de N ederlandsche taal en letterkunde.! (2) Omtrent den uitslag van het examen wordt door dei commissie, te wier overstaan het is afgenomen, bij meerder- s heid van stemmen beslist op een voordracht, bij meerderheid \ van stemmen door de examinatoren opgemaakt. (3) Staking van stemmen wordt zoowel in het eene als in het andere geval geacht te zijn een beslissing ten gunste van >: den candidaat. (4) De commissie wijkt van de voordracht niet af dan na q de examinatoren in de gelegenheid te hebben gesteld tegen- i over de tot afwijking leidende motieven de voordracht nader f toe te lichten. (5) Het eindexamen is openbaar en omvat alle in de rechtskundige afdeeling behandelde vakken met uitzondering o van bet Nederlandsch. Echter zal worden gelet op de be- 1 kwaamheid in het uitdrukken der gedachten in die taal. (6) Door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst eu Nijverheid wordt een reglement van orde met programma i voor het eindexamen vastgesteld. (7) Aan de leerlingen, die het eindexamen met gunstigen : uitslag hebben afgelegd, wordt een diploma uitgereikt volgens; ï een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijver- * heid vastgesteld model (2). Artikel 15. De Leeraar-Directeur is belast met het geldelijk beheer der : inrichting en is ter zake rekenplichtig aan de Algemeeneij Eekenkamer. (!) Aldus luidt artikel 14 ingevolge Gouv. besl. 26 April 1912 n. 33: (Stbl. 1912 no. 293). J (2) Dit model is vastgesteld bij punt 2 van besl. Dir. O. E. 14 Mei 1912'! no. 7664. Artikel 16. Tot regeling van den inwendigen dienst van de school en van andere daarvoor in aanmerking komende onderwerpen, de inrichting betreffende, wordt door de Commissie van Toezicht na raadpleging van den Leeraar-Directeur en het hoofd der voorbereidende afdeeling een huishoudelijk reglement samengesteld. Artikel 17. (1) Jaarlijks na afloop van het schooljaar en vóór den aanvang van het nieuwe schooljaar wordt door den LeeraarDirecteur een beredeneerd verslag opgemaakt omtrent alles, wat betrekking heeft op de school, het onderwijs en de leerlingen. (2) Het onderwijzend personeel verschaft daarvoor de noodige bouwstoffen. (3) Het verslag wordt door de Commissie van Toezicht, c. q. vergezeld van hare opmerkingen, door tusschenkomst van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid den Gouverneur-Generaal aangeboden en gepubliceerd in de Javasche Courant. Afschrift enz. BENOEMBAARHEID DER INL. RECHTSKUNDIGEN. Gouv. besl. 16 Maart 1914 n°. 58 (Stbl. 1914 n°. 277). Gelet op het besluit van 19 Mei 1913 Il! 47 (Staatsblad n* 379); Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling van de besluiten van 23 Juni 1911 n? 18 (Staatsblad D* 381) en 4 Mei 1912 II' 55 (Staatsblad II5 300) vast te stellen de volgende bepalingen omtrent de benoembaarheid en de werkzaamstelling van Inlandsche rechtskundigen: I. Inlandsche jongelieden, die het eindexamen van de Opleidingsschool voor Inlandsche rechtskundigen met gunstigen uitslag hebben afgelegd, zijn benoembaar tot de volgende rechterlijke betrekkingen op Java en Madoera: a. adjunct-griffier van den landraad op eene bezoldiging van f 150.— (éénhonderd vijftig gulden) 'smaands met zes; driejaarlijksehe verhoogingen elk van f 25.— (vijf en twintig gulden) 'smaands; b. griffier van den landraad op eene bezoldiging van f 200 — j (tweehonderd gulden) 's maands met 4 driejaarlijksehe verhoogingen elk van f 25.— (vijf en twintig gulden) ! 's maands; . . c. ondervoorzitter van den landraad, op eene bezoldiging van f 350.— (driehonderd vijftig gulden) 'smaands met 1 driejaarlijksehe verhooging van f 50.— (vijftig gulden) 'smaands; . d. voorzitter van den landraad, op eene bezoldiging van f 450.— (vierhonderd vijftig gulden) 'smaands met 1 driejaarlijksehe verhooging van f 50.— (vijftig gulden) 'smaands; zullende zij ook kunnen worden benoemd tot gritiierfiscaal van het landgerecht op dezelfde bezoldiging met dezelfde verhoogingen als verbonden aan het ambt van griffier van den landraad en tot bezoldigd Lid van den landraad op eene bezoldiging van f 300.— (driehonderd gulden) 's maands, zoodra deze ambten zullen zijn ingesteld. II. Zij worden, alvorens tot adjunct-griffier van den landraad te worden benoemd, werkzaam gesteld, als ambtenaar ter beschikking van den Voorzitter van een landraad, ten einde door dezen met griffierswerkzaamheden te worden belast, op eene bezoldiging van f 100.— (éénhonderd gulden) 's maands met zeven driejaarlijksehe verhoogingen, de eerste van f 50. (vijftig gulden), de overige van f 25.— (vijf en twintig gulden) 's maands. III. (1) De Directeur van Justitie is bevoegd tot werkzaamstelling van Inlandsche rechtskundigen als ambtenaar ter beschikking van den Voorzitter van een landraad. (2) Inlandsche rechtskundigen, die zoodanige werkzaamstelling wenschen, moeten daarvan schriftelijk doen blijken aan voornoemden Departementschef, onder overlegging van het diploma bedoeld in de zevende alinea van artikel 14 van het Reglement in Staatsblad 1909 n? 93 j°. Staatsblad 1912 11? 293 0). IV. (1) Bij hunne werkzaamstelling als ambtenaar ter beschikking worden de Inlandsche rechtskundigen op een ranglijst geplaatst. (2) De rangschikking geschiedt naar de dagteekenmg van het besluit, waarbij zij voor het eerst ter beschikking van een landraadvoorzitter worden gesteld; bij gelijkheid van dagtee- , -l T 1 »l 1 J > "UftnlnUAV» rtl-l 1T1 Kening aer uesiuiieii, naai net uummci — (i) Blz. 350. geval van werkzaamstelling bij één besluit naar de volgorde der werkzaamstelling in dat besluit. V. De benoeming en bevordering tot een van de sub I genoemde ambten bij de rechterlijke macht geschiedt, behoudens de voorwaarde van geschiktheid voor het ambt en kennis der landstaal van het ambtsressort, naar de ranglijst. Ten tweede: Dit besluit wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1914. Afschrift enz. VOOKSCHBIFTEN INL. ONDERWIJS. 23 SPECIALE SCHOLEN. AMBONSCHE BURGERSCHOOL. Oprichting — Toepasselijkheid Eur. schoolreglement — Schoolgeldtarief — Fondsen voor school- en lokaalbehoeften. Gelezen enz.; Gouv. besl. 6 Januari 1869 n°. 13 (Bijbl. n°. 4979)* I De Raad van N'ederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: i'r Eerstelijk: Voor zooveel noodig onder nadere goedkeuring des Konings (v) te bepalen: I. dat de Gouvernements 2de lagere school te Amboina wordt ingetrokken en vervangen door eene school, speciaal voor kinderen van Ambonsche burgers, maar tevens, mits tegen betaling van schoolgeld, toegankelijk voor anderen (2); I II. dat die school wordt gehouden in het lokaal der gewezen Gouvernements 2de lagere school aldaar, en aan haar wordt afgestaan de geheele inventaris dier school; III. enz.; ll\ . (s) dat op de meergenoemde school, in welke het onderwijs wordt gegeven in de Nederlandsche taal (4), van 1 i1) Van de betrekkelijke beschikking des Konings is aanteekening gehouden bij Gouv. besl. 23 Augustus 1869 n®. 3. [• (2) Bij Gouv. besl. 5 Augustus 1885 n. 23 is bepaald dat ook onbemiddelde kinderen van overleden regenten der residentie Amboina, op een door het Europeesche hoofd der betrokken bestuursafdeeling af te geven verklaring van onvermogen, kosteloos tot de school worden toegelaten. Bij Gouv. besl. 30 Augustus 1889 no. 23 is deze bepaling uitgebreid tot kinderen van onbemiddelde nog in leven zijnde en van onbemiddelde eervol ontslagen regenten in die residentie. , (3) Paragraaf IV is aangevuld bij art. 1 van Gouv. besl. 11 April 1890 no. 24 (Bijbl. no. 4979), blz. 364. li {*) In de 3de en hoogere klassen wordt ook onderwijs gegeven in de Maleische taal, zie blz. 364. toepassing is het Reglement van orde, tucht en beheei voor de openbare lagere scholen in Nederlandsen Indië 0), met die wijziging nochtans, dat voor onderwijs en leermiddelen gezamenlijk wordt beta afdeeling" moet thans gelezen worden „betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Hollandsch-Inlandsch onderwijs", zie art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1914 no. 17 (Stbl. 19U n». 762), blz. 402. (2) Bijblad n? 4979, blz. 355. .■ 3e. eene vacantie van elf dagen in de maand October, in diei voege, dat de lessen hervat worden op den derden Maandag in die maand; 4e. eene Kerstvacantie van veertien dagen, ingaande der 22sten December. Afschrift enz. Eén tiende aandeel in de geïnde schoolgelden voor het schoolhoofd. 1. Gouv. besl. 29 December 1906 n°. 22 (Stbl. 1906 n°. 554). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens machtiging der Koningin te bepalen: I. dat met ingang van 1 Januari 1907, a. enz.; b. voor de hoofden van de Depoksche school, de Ambonsche burgerschool en de Menadosche school vervalt het recht op één tiende aandeel in de geinde schoolgelden, hun toegekend respectievelijk bij artikel 1, § a, van het besluit van 24 Januari 1873 IÜ 25 (Staatsblad ff 26) 0), artikel 1 van het besluit van 14 Januari 1878 n! 1 (Staatsblad ïï! 31) (2) i en § III, sub 1, van het besluit van 9 Februari 1901 ns 6 (Staatsblad Il! 86); c. enz. II. dat het recht op één tiende aandeel in de geïnd_e schoolgelden behouden blijft voor alle op 1 Januari 1907 bij hetl Inlandsch onderwijs in vasten of tijdelijken dienst zijnde: personen, zoolang zij bij dat onderwijs in dienst bijven, met' dien verstande dat te dezen aanzien buitenlandsch verlof of; ontslag uit de betrekking wegens ziekte worden geacht dien dienst niet te onderbreken. Afschrift enz. 2. Gouv. besl. 3 Maart 1911 n°. 47 (Stbl. 1911 n°. 193). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met aanvulling van de overgangsbepaling in § II van het (1) Blz. 377. (2) „ 358. besluit van 29 December 1906 n? 22 (Staatsblad n! 554) (x), te bepalen, dat gerekend van 1 Januari 1907 het recht op één tiende aandeel in de geïnde schoolgelden mede behouden blijft voor het hoofd der Ambonsche burgerschool en het hoofd der Menadosche school, indien zij behooren tot de onderwijzers, die ingevolge het besluit van 3 Juni 1907 n? 33 (Staatsblad n! 262), juncto dat van 20 November 1907 n! 18 (Staatsblad 471), in het genot van schoolgeldaandeel gelaten zijn. Afschrift enz. Leerplan. Besl. Dir. O. E. N. 29 December 1908 n°. 19140 (Bijbl. ■n°. 6969). Gelezen enz.; Gelet enz.; Heeft besloten: Met bn itenwerki ngstelli ng van het leerplan voor de Menadosche school, vastgesteld bij artikel 1 van het dezerzijdsch besluit van 13 Augustus 1901 n; 10065 en gewijzigd bij de dezerzijdsche besluiten van 27 Augustus 1903 n? 13914 (Bijblad op het Staatsblad ns 5899) en 10 Maart 1905 n; 4272, vast te stellen het navolgende: LEERPLAN voor de Menadosche school en de Ambonsche burgerschool. Voorbereidende klasse. Spreken. Het zuiver uitspreken van klanken en klankverbindingen. Speciale oefeningen voor het verbeteren van uitspraakfouten. Eenvoudige spreekoefeningen naar aanleiding van rechtstreeksche aanschouwing. Lezen. Het ontbinden en samenstellen van en het zoeken naar woorden, die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Rekenen. Zuiver aanschouwelijk rekenen met hoeveelheden, niet grooter dan 10. Het aanbrengen van de begrippen: meer, minder, evenveel, keer en deel. 't Gebruik van cijfers uitgesloten. S (!) Blz. 368. I VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 24 Schrijven. Yooroefeningexi voor het schrijven op de lei. Zingen. Eenvoudige liedjes van zeer weinig toonsomvang. Vrije en ordeoefeningen. Kinderspelen. Marcheeren. Bewegingen met hoofd, romp en ledematen. Eerste klasse. Spreken. Voortzetting van de spreekoefeningen in de voorbereidende klasse. Het uit het hoofd leeren van zeer' eenvoudige lesjes en versjes. Lezen. Aanvankelijk leesonderwijs. Taal. Woorden en zinnetjes uit het leesboek naschrijven. Dictees naar aanleiding van het leesboek. Vertellen. Zaakonderwijs. De omgeving van het kind. Rekenen. Aanschouwelijk, mondeling en schriftelijk rekenen. Getallen van 1 tot 20. Schrijven. Op de lei. Vorming van letters en letterverbindingen. Teekenen. Eenvoudige teekenoefeningen. Stokjes en vouwblaadjes. Het teekenen van voorwerpen, waarbij 2 afmetingen in het oog vallen, voorafgegaan door aanschouwingslessen. Zingen. Eenvoudige liedjes van weinig toonsomvang. Vrije en ordeoefeningen. Als in de voorbereidende klasse- Tweede klasse. Spreken. Voortzetting van het aanschouwelijk spreek onderwijs in de lste klasse. Het uit het hoofd leeren van eenvoudige lesjes, samenspraken en versjes. Lezen. Voltooiing van het aanvankelijk leesonderwijs. Voortgezet leesonderwijs. Taal. Lesjes uit het leesboek naschrijven. Het dicteeren van woorden en zinnen uit het leesboek. Meervoudsvormen. Vertellen. Zaakonderwijs. Voortzetting van het onderwijs in de lste" klasse. Rekenen. Aanschouwelijk, mondeling en schriftelijk rekenen tot 100. Allereerste begrippen van het metriek stelsel. Leeren zien op de klok. Munten tot den gulden. Schrijven. Op de lei of met potlood op papier. Hoofdletters.. Teekenen. Uitbreiding van het geleerde in de lste klasse; I zoo mogelijk tot het teekenen van eenvoudige groepeeringen [ en tafereeltjes, ook in verband met het taal- en zaakonderwijs. Het teekenen uit het geheugen. Het teekenen naar eigen i vinding. Zingen. Als in de lste klasse. Vrije en ordeoefeningên. Lichaamsoefeningen. Ordeoefet ningen met zang. Spelen. Derde klasse. Spreken. Het weergeven van behandelde leerstof. Het I van-buitenleeren van eenvoudige lesjes, samenspraken en I versjes. Opzettelijke oefeningen in het gebruik der voorI naamste tijdvormen. Lezen. Voortgezet leesonderwijs. Taal. Het maken van kleine zinnen. Beantwoording van 1 vragen naar aanleiding van het zaakonderwijs. Vorming van I verkleinwoorden. Eenvoudige spelregels; vorming van den t onvoltooid tegenwoordigen tijd der werkwoorden. Dictees. I Vertellen. Zaakonderwijs. Voortzetting van het onderwijs in de 2de ■ klasse. Bespreking van enkele planten en dieren! Rekenen. Aanschouwelijk, mondeling en schriftelijk rekenen tot 1000. Voortzetting van het metriek stelsel. Eenvoudige vraagstukjes. Schrijven. Met de pen. Aai di ijkskunde. School en schoolerf. Plaats van inwoning. Eenvoudige aardrijkskundige begrippen. Teekenen. Op papier naar wandplaten. Teekenen uit het geheugen en naar eigen vinding. Zingen. Eenstemmige liedjes op het gehoor. De beginselen van het notenschrift. Maleisch. Lezen (Latijnsche karakters). Oefeningen in het maken van kleine zinnen. Eenvoudige dictees. Eenvoudige taaloefeningen. Handwerken voor meisjes. Op grof stramien den kruissteek, eenvoudige randjes, letters en cijfers. Vierde klasse. Spreken. Voortzetting van het spreekonderwijs in de 3do klasse. Lezen. Voortgezet leesonderwijs. Taal. Het maken van zinnen naar aanleiding van behandelde leerstof. Het kiezen van het juiste woord. Gemakkelijke tegenstellingen en synoniemen. Voortzetting der eenvoudigste spelregels. Vorming van den onvoltooid verleden tijd der werkwoorden. Ontleding van den enkelvoudigen zin. Onderwerps- 6ü voorwerpsvorm Vcin do lidwoorden en gelijkverbogen woorden. Dictees. Rekenen. De vier hoofdbewerkingen met geheele getallen. Voortzetting van het metriek stelsel. Eenvoudige breuken. Schriftelijk" oplossen van vraagstukjes. Hoofdrekenen. Schrijven. Voortgezette schrijfoefeningen. 7 . ,7 7 7 Voor de Menadosche school: de Minahassa. Aardrijkskunde. y--x: j}e Ambonsche burgerschool het eiland Amboina en de —rr Het teekenen van schetskaartjes. Oeltasers. Natuurkennis. Behandeling van enkele planten en dieren uit de omgeving. Teekenen. Voortzetting van het geleerde in de 3de klasse. Zingen. Kennis van het notenschrift. Één- en tweestemmige liedjes. Maleisch. Lezen (Latijnsche karakters): 't Maken van zinnen. Dictées. Eenvoudige taaloefeningen. Handwerken voor meisjes. Moeilijker randjes en hoofdletters. Op een naailap: rijgen, stikken en zoomen. Vijfde klasse. Spreken. Voortzetting van het spreekonderwijs in de 4de klasse. Het weergeven met eigen woorden van eenvoudige verhaaltjes, 't Van buiten leeren van eenvoudig proza en eenvoudige poëzie. Lezen. Voortgezet leesonderwijs. Taal Het uitbreiden van gegeven punten tot een opstelletje naar aanleiding van eene vertelling. Eenvoudige tegenstellingen en synoniemen. Het meiken v de Delische school te Medan, de Langkatsche school te Tandjoeng poer a en de Asahansche school te Tandjoengbalei, met vrucht hebben doorloopen; zullende evenwel voor bedoelde jongelieden van kracht blijven de overige in de artikelen 9 en 10 van hoogerbedoeld Reglement voorkomende bepalingen betreffende de candidaten voor de voorbereidende afdeeling der genoemde opleidingsschool voor Inlandsche artsen, met dien verstande dat zij instede van het bewijs, bedoeld in de tweede alinea van laatstgenoemd artikel, waaruit blijkt welke afdeeling eener Europeesche lagere school zij hebben doorloopen, zullen moeten overleggen een bewijs dat zij den geheelen cursus van een der speciale Inlandsche scholen in de residentie Oostkust van Sumatra met vrucht hebben doorloopen. Afschrift enz. Handhaving der plaatsing aan de scholen van de Eur. onderwijzers der 3de klasse na hun eventueele bevordering. Gouv. besl. 24 Maart 1910 n! 17. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen, dat de onderwijzers der 3de klasse van het openbaar Enropeesch lager onderwijs, die krachtens artikel 1, § II sub a, van het besluit van 3 Juli 1904 n! 23 (1) tijdelijk zijn of zullen worden in dienst gesteld bij elke der bij wijze van proef geopende scholen voor kinderen van aanzienlijke Inlanders te Medan, Tandjoengbalai en Tandjoengpoera (allen in de residentie Oostkust van Sumatra), bij eventueele bevordering tot onderwijzer der 2de klasse, bij die school geplaatst kunnen blijven, op de voor dien rang vastgestelde bezoldiging en verdere wettige voordeelen, benevens de bij § a van het besluit van 20 Augustus 1907 n? 16 (2) bedoede toelage van f 100 (éénhonderd gulden) 's maands. Extract enz. Bezoldiging van dén inl. onderwijzer voor de Maleische taal. Gouv. besl. 1 Maart 1913 n! 44. Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Gerekend van 1 Januari 1913, met wijziging in zoover van artikel 1, § II sub b van het besluit van 3 Juli 1904 n? 23 O, artikel 1, § II sub b van het besluit van 4 October 1910 n! 12 (8) en artikel 1 van het besluit van 4 October 1910 II313 (4), de inkomsten van den Inlandschen onderwijzer voor de Maleische taal bij de school voor kinderen van aanzienlijke Inlanders te 1. Medan (Delische school), 2. Tandjoeng Balei (Asahansche school), 3. Tandjoeng Poera (Langkatsche school), 4. Simpang Tiga (Serdangsche school), 5. Sambas, (1) Blz. 393. (2) „ 396. (3) „ 403. (4) 401. vast te stellen op ƒ 90.— (negentig gulden) 'smaands,. met 6 (zes) driejaaiiijksche verhoogingen, elke van f 10.— (tien gulden) 'smaands; met bepaling: le. dat ingeval tot genoemde betrekking wordt benoemd een onderwijzer van het openbaar lager Inlandsch onderwijs, de diensttijd die voor de toekenning van de aan deze betrekking verbonden traktementsverkoogingen in aanmerking komt, medetelt voor de toekenning van de traktementsverhoogingen, aan eerstgemelde betrekking verbonden; 2e. dat bij terugkeer tot het openbaar lager Inlandsch onderwijs van een onderwijzer voor de Maleische taal bij een dier speciale scholen de diensttijd als zoodanig zal medetellen voor de toekenning der aan de betrekking van onderwijzer verbonden traktementsverhoogingen. Ten tweede: Te bepalen dat aan de op 1 Januari 1913 bij, de in artikel 1 genoemde scholen reeds in dienst zijnde onderwijzers voor de Maleische taal de inkomsten worden toegekend, waarop zij op dat tijdstip aanspraak zouden hebben, indien de in dat artikel aangegeven regeling reeds gegolden had bij hun indiensttreding. Afschrift enz. SERDANGSCHE SCHOOL. Oprichting. Gouv. besl. 4 Oetober 1910 ïï; 13. Gelet enz.; De Raad van NederlandscJi-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstélijk: Te bepalen, dat bij wijze van proef een school voor kinderen van aanzienlijke Inlanders wordt geopend te Simpang Tiga (Oostkust van Sumatra), welke school den naam van „Serdangsche school" zal dragen en waarop van toepassing zullen zijn de bepalingen in § II tot en met YII van artikel 1 van het besluit van 3 Juli 1904 n; 23 0), zooals die sedert zijn gewijzigd en aangevuld, zoomede het bepaalde bij het besluit van 24 Maart 1910 n? 17 (2); met uitnoodiging aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid om voor de affectatie der uit deze beschikking voortvloeiende uitgaven het noodige te verrichten of voor te stellen. Ten tweede: Te bepalen dat de uit artikel 1 van dit besluit voortvloeiende uitgaven door het Zelfbestuur van Serdang zullen worden gerestitueerd. Afschrift enz. Bezoldiging van den Inl. onderwijzer voor de Maleische taal. Zie Gouv. besl. 1 Maart 1913 n; 44, blz. 398. Schooltoezicht. Gouv. besl. 14 December 1914 n°. 17 (Stbl. 1914 n°. 762). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijlc: enz. (!) Blz. 393. (2) „ 398. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 26 Ten derde: Bij wijze van tijdelijken maatregel met buitenwerkingstelling van het besluit van 13 Januari 1914 ff 26: I. In dienst te stellen: a. 1 (één) Inspecteur van het Hollandseh-Inlandsch onderwijs op eene bezoldiging van f 700.— (zevenhonderd gulden) 's maands met 2 (twee) tweejaarlijksche verhoogingen, elke van f 100.— (éénhonderd gulden) 's maands, wiens standplaats is Batavia; b. 2 (twee) Adjunct-Inspecteurs van het Hollandseh-Inlandsch onderwijs op eene bezoldiging van f 500.— (vijfhonderd gulden) 's maands met 2 (twee) tweejaarlijksche verhoogingen, elke van f 100.— (éénhonderd gulden) 's maands, wier standplaatsen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst worden aangewezen; c. 1 (één) klerk op eene bezoldiging van f 75.— (vijf en zeventig gulden) 's maands, ten behoeve van den sub a genoemden inspecteur, wordende die klerk benoemd en uit de betrekking ontslagen door den Directeur van Onderwijs, en Eeredienst op voordracht van voornoemden ambtenaar. II. Aan elk der onder I sub a en b bedoelde ambtenaren toe te kennen eene indemniteit voor schrijfloonen en schrijfbehoeften van f 25.— (vijf en twintig gulden) 's maands. Ten vierde: Met buitenwerkingstelling van alle daarmede strijdende voorschriften, te bepalen, dat de in artikel 3 van dit besluit bedoelde inspecteerende ambtenaren van het Hollandsch-Inlandsch onderwijs mede belast zijn: a. met het toezicht op de Ambonsche burgerschool, de DepoJcsche school, de Menadosche school, de Tondanosche, Langoansche, Airmedidihsche en Amoerangsche scholen, de Saparoeasche school, de Delische, Asahansche en Langkatsche scholen, de Serdangsche school, de school voor kinderen van aanzienlijke Inlanders te Sambas en de openbare lagere scholen voor kinderen van mindere Inlandsche militairen of gewezen militairen, afkomstig uit de residentiën Menado, Amboina, Ternate en Onderhoorigheden en Timor en Onderhoorigheden en den Christelijken godsdienst belijdende te Magelang, Koeta-Radja, Tjimahi, Djokjakarta en Makasser; b. met de ingevolge artikel 4 van het besluit van 14 Maart 1912 n? 38 (Staatsblad n! 240) 0) thans aan de inspecteerendeambtenaren van het Inlandsch onderwijs opgedragen bemoeienissen met de voortgezette studie der Nederlandsche taal door aan eene Kweekschool opgeleid Inlandsch onderwijzend personeel. Ten vijfde: enz. Afschrift enz. (!) Blz. 192. SCHOOL VOOR KINDEREN VAN AANZIENLIJKE INLANDERS TE SAMBAS. Oprichting. Gouv. besl. 4 October 1910 n; 12. Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen als volgt: I. Bij wijze van proef wordt eene school voor kinderen van aanzienlijke Inlanders geopend te Sambas (Westerafdeeling van Borneo). II. Bij die school worden tijdelijk in dienst gesteld: a. als hoofd der school een onderwijzer der 3de klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs, op de aan dien rang verbonden bezoldiging en verdere wettige voordeelen, benevens eene toelage van f 100 (éénhonderd gulden) 's maands; b. als onderwijzer voor de Maleische taal een Inlandsch onderwijzer die benoembaar is tot hoofd eener openbare Inlandsche school der lste klasse, op de aan dien rang verbonden bezoldiging en verdere wettige voordeelen, benevens eene toelage van f 25 (vijf en twintig gulden) 's maands (*); c. als hulponderwijzer of hnlponderwijzeres, onderwijzers der derde klasse of hulponderwijzeressen van het openbaar Europeesch lager onderwijs op de aan dien rang verbonden bezoldiging en verdere wettige voordeelen, benevens eene toelage van f 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands; met bepaling, dat de onderwijzer der 3de klasse, sub a bedoeld,bij eventueele bevordering tot onderwijzer der 2de klasse bij deze school geplaatst kan blijven op de voor laatstgenoemden rang vastgestelde bezoldiging en verdere wettige voordeelen, benevens de voormelde toelage van f 100 (éénhonderd gulden) 's maands. (*) De bezoldiging van den Inl. taalonderwijzer is thans geregeld bij Gouv. besl. 1 Maart 1913 n? 44, blz. 398. III. Voor die school worclt beschikbaar gesteld eene som van f 250 (tweehonderd vijftig gulden) 's jaars voor leermiddelen en schoolbenoodigdheden en bovendien ter bezoldiging van een bediende een bedrag van f 15 (vijftien gulden) 's maands. IV. Het aantal onderwijzers voor die school, de onderwijzer in de Maleische taal daaronder niet begrepen, wordt berekend op gelijke wijze als is voorgeschreven voor openbare Europeesche lagere scholen bij artikel 18 van het Europeesch Onderwijsreglement (Staatsblad 1894 n; 192). V. Op die school worden de vakken der openbare Europeesche lagere niet-eerste scholen onderwezen in liet Nederlandscli en in de beide hoogste klassen ook de Maleische taal in die taal zelve. VI. Het toezicht over de scholen wordt, onder de bevelen van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid uitgeoefend door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs 0) en de Inlandsche Schoolcommissie ter plaatse. VII. Overigens is op de school, voor zoover dit niet met haar specialen aard en met de bovenstaande bepalingen in strijd is, van toepassing het Europeesch Schoolreglement (Staatsblad 1894 n? 193) (2) behoudens de volgende voorschriften: le. Schoolgeld wordt geheven naar den maatstaf, vastgesteld bij artikel 38 van het Reglement voor de openbare lagere Inlandsche scholen (Staatsblad 1893 n! 128, juncto Staatsblad 1894 n? 6) (3); 2e. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid stelt een leerplan voor de school vast, voor zooveel noodig, eene instructie voor het onderwijzend personeel en regelen volgens welke de school van leermiddelen en schrijfbehoeften wordt voorzien. Deze worden aan de leerlingen gratis verstrekt. Ten tweede: Aan te teekenen, dat voor de localiteit en het meubilair der in artikel 1 van dit besluit bedoelde school zal worden zorg gedragen door het Zelfbestuur van Sarnbas. Ten derde: Te bepalen, dat de uit artikel 1 van dit besluit voortvloeiende uitgaven door het Zelfbestuur van Sambas zullen worden gerestitueerd, met dien verstande, dat de helft (!) Voor „inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs'' thans te lezen „inspecteerenden ambtenaar van het Hollandsch-Inlandsch onderwij s", vergl. art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1914 n°. 17 (Stbl. 1914 710. -62), blz. 402. (2). Het Eur. Schoolreglement is opnieuw afgekondigd bij Stbl. 1908 n». 312. (3) Blz. 17. van de gedurende het eerste jaar uit dien hoofde gedane uitgaven eerst zullen behoeven te worden terugbetaald, wanneer de toestand der landschapskas van Sambas zulks, naar het oordeel der Regeering, zal toelaten. Ten vierde: enz. Afschrift enz. Toelating van Eur. en Chin. leerlingen. 1. Gouv. besl. 16 Augustus 1912 ÜJ 17. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met afwijking in zoover van het besluit van 4 October 1910 n? 12 0), a. den Resident der W ester af deeling van Borneo te machtigen om, bij wijze van proef, Europeesche kinderen, in wier behoefte aan onderwijs hunne ouders naar zijn oordeel niet op andere wijze kunnen voorzien, toe te laten tot de school voor kinderen van aanzienlijke Inlanders te Sambas, zullende die toelating weer door hem kunnen worden ingetrokken, indien mocht blijken, dat de aanwezigheid dier leerlingen van nadeeligen invloed is op den goeden gang van zaken op de school: b. te bepalen, dat van de sub a bedoelde Europeesche leerlingen schoolgeld wordt geheven en dat hun leermiddelen en schrijfbehoeften zullen worden verstrekt op den voet van de te dien aanzien voor de openbare Europeesche lagere scholen geldende voorschriften in het Europeesch Schoolreglement (Staatsblad 1908 II" 312), met dien verstande, dat de speciale school te Sambas in dat opzicht wordt gelijkgesteld met de niet-eerste Europeesche scholen. Extract enz. 2. Gouv. besl. 7 Januari 1913 Il! 19. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met afwijking in zoover van het besluit van 4 October 1910 n! 12 (1) den Resident der W ester af deeling van Borneo te machtigen om, bij wijze van proef, kinderen van notabele en gegoede Chineezen toe te laten tot de school voor kinderen t1) Blz. 403. van aanzienlijke Inlanders te Sambas, onder dezelfde voorwaarden en op denzelfden voet als in het besluit van 16 Augustus 1912 II5 17 (J) aangegeven voor de toelating van Europeesche kinderen tot die school. Extract enz. Bezoldiging van den Inl. onderwijzer voor de Maleische taal. Zie Gouv. besl. 1 Maart 1913 H? 44, blz. 398. Schooltoezicht. Zie art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1914 n°. 17 (Stbl. 1914 n°. 762), blz. 402. (!) Blz. 405. SAPAROEASCHE SCHOOL. Oprichting. eheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 46, blz. 410, en die van de Inl. hulponderwijzers, niet opgeleid aan een Kweekschool, door Gouv. besl. 6 Maart 1915 no. 20 blz. 411 examen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers hebben afgelegd verhoogd tot f 50 's maands met vijf driejaarlijksche verhoogingen van f 10 's maands, wanneer zij, bij het openbaar Inlandsch onderwijs geplaatst, in aanmerking zouden komen voor hoofd eener school; d. voor school- en lokaalbehoeften, hieronder ook begrepen leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften, wordt jaarlijks toegestaan een bedrag van ƒ 1200; e. voor een schoolbediende f 10 's maands. Y. Tot Inlandsch onderwijzer aan deze school zijn benoembaar personen, die het examen bedoeld bij het besluit van 24 April 1891 n! 11, opgenomen in het Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië n! 4756 (1), met gunstigen uitslag hebben afgelegd. VI. De Inlandsche onderwijzers worden benoemd en uit de betrekking ontslagen door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die hen, ingeval zij zich aan berispelijke handelingen, wangedrag of plichtsverzuim schuldig maken, kan straffen met inhouding van hunne bezoldiging of een gedeelte daarvan gedurende niet langer dan een halve maand. De voor hen vastgestelde traktementsverhoogingen worden hun alleen toegekend bij ijverige plichtsbetrachting. VII. Het toezicht op de school wordt onder de bevelen van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid uitgeoefend door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs (2) en de Inlandsche Schoolcommissie te Saparoea. VIII. Overigens is op de school van toepassing het Europeeseh Schoolreglement, zooals dat laatstelijk is afgekondigd in Staatsblad 1908 ü- 312 en sedert is gewijzigd of nader gewijzigd mocht worden, voor zoover dat Reglement niet in strijd is met den specialen aard der school en met de volgende voorschriften: A. De school is toegankelijk voor kinderen van: 1. Europeanen en met dezen gelijkgestelden; 2. actief dienende, eervol ontslagen of in dienst dan wel na eervol ontslag overleden civiele en militaire Inlandsche Landsdienaren, wat eerstgenoemden betreft, als aan de door hen bekleede of laatstelijk bekleede betrekking een salaris van minstens f 25 's maands is ver- (!) Blz. 365. (2) Voor „inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs'* thans te lezen „inspecteerenden ambtenaar van het. Hollandsch-Inlandsch onderwijs", vergl. art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1914 no. 1? (Stbl. 1914 n°. 762), blz. 402 bonden, Regenten, Chineesche officieren (ook titulaire) en hoofden van andere Vreemde Oosterlingen; 3. Inlanders en met dezen gelijkgestelden, die naar het oordeel van den Resident van Amboina tot de gegoeden kunnen worden gerekend. ?. (1) Naar gelang de maandelijksche inkomsten van de ouders of verzorgers bedragen f 150 of meer, van f 100 tot f 149, van f 60 tot f 99, van f 25 tot f 59, is het maandelijksch bedrag van het schoolgeld voor kinderen van Inlanders en met dezen gelijkgestelden als volgt: lste kind 2de kind. verdere kinderen lste categorie f 6.— f 4.— f 2.— 2de „ „ 4.- „ 2.50 „ 1.50 8de n „ 2.50 „ 1.50 „ 1. 4de „ „ 1.50 „ 1.— „ 0.50 (2) De kinderen van de personen in deze paragraaf genoemd onder A ten 2de kunnen, als de vader overleden is, van de betaling van schoolgeld worden vrijgesteld. (3) Recht op gratis onderwijs hebben de kinderen van het Inlandsch onderwijzend personeel der school. (4) Leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften worden aan alle leerlingen gratis verstrekt. C. Aanneming van nieuwe leerlingen geschiedt door de Inlandsche Schoolcommissie na overleg met het hoofd der school. Ten tweede: enz. Afschrift enz. Eén tiende aandeel in de geïnde schoolgelden voor het hoofd der school. Gouv. besl. 17 October 1912 n°. 41 (Stbl. 1912 n°. 519). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met nadere aanvulling in zoover van de overgangsbepaling in § II van het besluit van 29 December 1906 n! 22 (Staatsblad n? 554) (1), te bepalen dat, gerekend van 1 Juli 1911, het recht op één tiende aandeel in de geïnde schoolgelden mede behouden blijft voor het hoofd der Saparoeasche school, indien hij behoort tot de onderwijzers, die ingevolge het besluit van 3 Juni 1907 n? 33 (Staatsblad n! 262), juncto dat van 20 November 1907 n! 18 (Staatsblad ns 471) in het genot van schoolgeldaandeel gelaten zijn. Afschrift enz. Bezoldiging Inl. onderwijzers, opgeleid aan een kweekschool. Gouv. besl. 1 Maart 1913 46. Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Gerekend van 1 Januari 1913, met wijziging in zoover van artikel 1, § IV sub c, van het besluit van 27 Mei 3911 n! 36 (2) de inkomsten van de Inlandsche onderwijzers bij de Saparoeasclie school te Saparoea (Amboina), vast te stellen op f 50.— (vijftig gulden) 'smaands met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10.— (tien gulden) 's maands, indien zij liet eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd, en op f 40.— (veertig gulden) 'smaands met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 5. — (vijf gulden) 's maands, indien zij dat examen niet hebben afgelegd (3); met bepaling: le. dat ingeval tot de betrékking van Inlandschen onderwijzer bij de Saparoeasche school wordt benoemd een hulponderwijzer of onderwijzer van het openbaar lager Inlandsch onderwijs, de diensttijd, die voor de toekenning van de aan deze betrekking verbonden traktementsverhoogingen in aanmerking komt, medetelt voor de toekenning van de traktementsverhoogingen als Inlandsch onderwijzer bij de voormelde speciale school; 2e. dat bij terugkeer tot of plaatsing bij het openbaar lager Inlandsch onderwijs van een Inlandsch onderwijzer bij die (1) Blz. 368. (2) „ 407. (3) De bezoldiging van de Inlandsche onderwijzers, niet opgeleid aan •een kweekschool, is laatstelijk geregeld bij Gouv. besl. 6 Maart 1915 n. 20, blz. 411. speciale school de diensttijd als zoodanig' zal medetellen voor de toekenning van de traktementsverhoogingen, verbonden aan de betrekking waartoe hij bij dat onderwijs wordt benoemd. Ten tweede: Te bepalen dat aan de op 1 Januari 1913 reeds in dienst zijnde Inlandsche onderwijzers bij de in artikel 1 genoemde speciale school de inkomsten worden toegekend, waarop zij op dat tijdstip aanspraak zouden hebben, indien de in dat artikel aangegeven regeling reeds gegolden had bij hun indiensttreding. Afschrift enz. Bezoldiging Inl onderwijzers, niet opgeleid aan een kweekschool. Gouv. besl. 6 Maart 1915 W 20. Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Met nadere wijziging van: I. artikel 1, § IV sub c, van het besluit van 27 Mei 1911 n? 36 O, zooals dat punt luidt ingevolge artikel 1 van het besluit van 1 Maart 1913 n5 46 (2), II. § II, sub c, van het besluit van 15 Augustus 1911 n! 52 (3), zooals dat punt luidt ingevolge artikel 1, sub b, van het besluit van 1 Maart 1913 n! 45 (*), en met wijziging in zoover van artikel 1 van de besluiten van 16 Augustus 1912 en 8 April 1914 nos. 28 en 49 (5), I. en II. de bezoldiging van I. de Inlandsche onderwijzers bij de Saparoeasche school, II. de Inlandsche hulponderwijzers bij de openbare lagere scholen voor kinderen van mindere Inlandsche militairen of gewezen militairen, afkomstig uit de residentiën Menado, Amboina, Ternate en Onderhoorigheden en Timor en Onderhoorigheden en den Christelijken godsdienst be- 1) Blz. 407. 2) „ 410. 3) „ 414. *) „ 417. (5) „ 416 en 417. lijdende, te Magelang, Koeta Radja, Tjimahi (PreangerRegentscliappen), DjoJijakarta en Makasser, I. t/m II. allen voor zoover zij niet geslaagd zijn in het eindexamen eener Gonvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor ïnlandsche onderwijzers, gerekend van 1 Januari 1914, vast te stellen op f 40.— (veertig gulden) 'smaands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 7.50 (zeven gulden vijftig cent) 's maands. Ten derde: Te bepalen, dat aan de ïnlandsche leerkrachten, die op 1 Januari 1914 reeds in dienst waren bij een der in de artikelen 1 en 2 van dit besluit genoemde scholen, gerekend van dien datum de inkomsten worden toegekend, waarop zij aanspraak zouden hebben gehad, indien de in die artikelen aangegeven regelingen reeds gegolden hadden bij hun indiensttreding. Extract enz. Schooltoezicht. Zie art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1914 n°. 17 (Stbl. 1914 n°. 762), blz. 402. SCHOLEN VOOR KINDEREN VAN AMBONSCHE CHRISTENMILITAIREN TE MAGELANG, KOETA RADJA, TJIMAHI, DJOKJAKARTA EN MAKASSER. Oprichting. 1. Gouv. besl. 15 Augustus 1911 n? 52. Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen als volgt: I. Te Magélang, Koeta Radja en Tjimalii (Preanger-Regentschappen) wordt een openbare lagere school geopend voor kinderen (*) van mindere ïnlandsche militairen of gewezen militairen, afkomstig uit de residentiën Menado, Amboina, Ternate en Onderlioorigheden en Timor en Onderlioorigheden en den Christelijken godsdienst belijdende, welke school ook toegankelijk zal zijn voor Christen-kinderen van denzelfden landaard, wier vaders geen militairen of gewezen militairen zijn. II. De formatie en de bezoldiging van het onderwijzend personeel zoomede de verdere uitgaven worden voor elke der scholen vastgesteld als volgt: a. als hoofd der school een onderwijzer der derde klasse van het openbaar Enropeesch lager onderwijs op de aan zijn rang verbonden bezoldiging, verhoogd met f 50 (vijftig gulden) 'smaands, en verdere wettige voordeelen; met bepaling, dat de onderwijzer na zijne bevordering tot onderwijzer der 2de klasse, onder genot van de aan zijn nieuwen rang verbonden bezoldiging, verhoogd met f 50 (vijftig gulden) 'smaands, en verdere wettige voordeelen, aan die school geplaatst zal kunnen blijven, totdat hij bij het openbaar Indisch onderwijs een totalen diensttijd van negen jaar zal hebben, met dien verstande dat in bijzondere gevallen, ter beoordeeling van den Directeur van (!) De school te Tjimahi bezoekende kinderen van militairen, te Bandoeng in garnizoen, hebben vrij vervoer in de 3de klasse langs den Staatsspoorweg Bandoeng—Tjimahi, zoolang te Bandoeng geen Amboineesche school bestaat (Gouv. besl. 4 December 1912 n°. 18). Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die diensttijd eenigszins mag worden overschreden; b. een Inlandseh lste hulponderwijzer c. ïnlandsche hulponderwijzers b. en c. op een bezoldiging (*) van b. f 50 (vijftig gulden) 'smaands met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10 (tien gulden) 'smaands, c. f 40 (veertig gulden) 'smaands met 3 (drie) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 5 (vijf gulden) 'smaands, b. en c. welke bezoldiging voor hen, die met gunstigen uitslag het eindexamen eener Gouvernements Kweekschool voor ïnlandsche onderwijzers hebben afgelegd, zoodra zij, bij het openbaar Inlandseh onderwijs geplaatst, in aanmerking zouden komen voor benoeming tot hoofd eener school, wordt verhoogd tot b. f 60 (zestig gulden) 's maands met 4 (vier) driejaarlijksehe verhoogingen, elke van f 10 (tien gulden) 'smaands; c. f 50 (vijftig gulden) 'smaands met 4 (vier) driejaarlijksehe verhoogingen, elke van f 10 (tien gulden) 'smaands; b. en c. benevens, wat het aan de school te Koeta Radja geplaatste personeel betreft, een toelage wegens dure levenswijze, voor den lsten hulponderwijzer gelijk aan die welke voor onderwijzers, en voor ieder der hulponderwijzers gelijk aan die welke voor de hulponderwijzers aan de openbare ïnlandsche scholen in het Gouvernement Atjeh en Onderlioorigheden is of zal worden vastgesteld; d. voor een schoolbediende een bedrag, als door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid wordt beschikbaar gesteld voor elke der openbare Europeesche lagere scholen ter plaatse; e. voor school- en lokaalbehoeften, hieronder ook begrepen leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften, f 600 (zeshonderd gulden) 's jaars; f. voor eerste inrichting f 1200 (een duizend tweehonderd gulden). III. Voor plaatsing als lste hulponderwijzer of als hulponderwijzer bij deze scholen komen in aanmerking: a. personen, die het examen, bedoeld bij het besluit van 24 April 1891 n! 11 (Bijblad op het Staatsblad n? 4756) (2) met gunstig gevolg hebben afgelegd; b. personen, die benoembaar zijn tot hulponderwijzer bij het (1) De bezoldiging van het aan een kweekschool opgeleid Inl. onderwijzend personeel wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 45, blz. 417, terwijl de bezoldiging van de Inl. hulponderwijzers, niet opgeleid aan een kweekschool, laatstelijk is geregeld bij Gouv. besl. 6 Maart 1915 n. 20, blz. 411. (2) Blz. 365. openbaar Inlandseh onderwijs en bovendien evengenoemd examen met gunstigen uitslag hebben afgelegd of op andere wijze blijken hebben gegeven van voldoende kennis der Nederlandsche taal. IV. De Inlandsehe hulponderwijzers bij deze scholen worden benoemd en uit de betrekking ontslagen door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die hen, ingeval zij zich aan berispelijke handelingen, wangedrag of plichtsverzuim schuldig maken, kan straffen met inhouding van hunne bezoldiging of van een gedeelte daarvan gedurende ■ niet langer dan een halve maand. De voor hen vastgestelde traktementsverhoogingen worden hun alleen toegekend bij behoorlijke plichtsbetrachting. Y. Het aantal leerkrachten voor elke der scholen, de Europeesehe onderwijzer daaronder begrepen, wordt berekend op gelijke wijze als voor openbare Europeesche lagere scholen is | voorgeschreven bij artikel 18 van het Europeesch onderwijsreglement (Staatsblad 1894 n! 192). VI. Het toezicht op elke der scholen wordt onder de be| velen van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid uitgeoefend door de betrokken inspecteerende ambtenaren van het Inlandseh onderwijs (*) en de Inlandsehe Schoolcommissie, ter plaatse ingesteld. ^ VII. Overigens is op de scholen van toepassing het Euro- z 0 z peesch Schoolreglement, zooals dat laatstelijk is afgekondigd in Staatsblad 1908 IV 312 en sedert is of nader mocht worden | gewijzigd, voor zoover clat Reglement niet in strijd is met den I specialen aard der scholen en met de volgende voorschriften: A. (1) Schoolgeld wordt geheven volgens onderstaand I tarief: Schoolgeld door één persoon 'smaands te betalen Klassen van betaling voor | voor voor eiken v één leerling ■ twee leerlingen leerling meer Eerste klasse f 0.50 f 0.75 f 0.10 Tweede klasse „ 0.25 „ 0.35 „ 0.08 Derde klasse „ 0.10 „ 0.15 „ 0.05 (2) Bij onvermogen van belanghebbenden ter beoordeeling (!) Voor „inspecteerende ambtenaren van het Inlandseh onderwijs" moet thans worden gelezen „inspecteerende ambtenaren van het Hollandsch-Inlandsch onderwijs", zie art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1914 n°. 17 (Stbl. 1914 n. 763), blz. 402. ' van de Schoolcommissie, wordt echter geen schoolgeld gevorderd. (3) Eecht op gratis onderwijs hebben de kinderen van het bij de scholen werkzaam Inlandsch onderwijzend personeel. B. Leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften worden aan alle leerlingen gratis verstrekt. C. Aanneming van nieuwe leerlingen en de bepaling van het bedrag van 't schoolgeld geschiedt door de ïnlandsche Schoolcommissie, wat de aanneming betreft na overleg met het hoofd der school. i- VIII. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid stelt een leerplan voor de scholen vast voor zooveel noodig een instructie voor het onderwijzend personeel en regelen volgens welke de scholen van leermiddelen en schrijfbehoeften worden voorzien. Afschrift enz. 2. Gouv. besl. 16 Augustus 1912 n5 28. Gelezen enz.; De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: f) Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen, dat op een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid vast te stellen tijdstip te DjoTtjakarta wordt geopend een openbare lagere school voor kinderen van mindere ïnlandsche militairen of gewezen militairen, afkomstig uit de residentiën Menado, Amboina, Temate en Onderhooriglieden en Timor en Onderhoorigheden en den Christelijken godsdienst belijdende, welke school ook toegankelijk zal zijn voor Christen-kinderen van denzelfden landaard, wier vaders geen militairen of gewezen militairen zijn; zullende op deze school van toepassing zijn hetgeen bij de paragrafen II tot en met VIII van het besluit van 15 Augustus 1911 n! 52 (2) is bepaald ten aanzien van de bij dat besluit bedoelde scholen te Magelang en Tjimahi (Preanger-Regentschcippen). Ten tweede: enz. Afschrift enz. (1) Gewijzigd, zie art. 2, § II, van Gouv. besl. 6 Maart 1915 n°. 20,1 blz. 411. (2) Blz. 413. 3. Gouv. besl. 8 April 1914 n! 49. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: (1) Bij wijze van tijdelijken maatregel, te bepalen, dat op 1 Juli 1914 te Makasser wordt geopend een openbare lagere school voor kinderen van mindere Inlandsche militairen of gewezen militairen, afkomstig uit de residentiën Menado, Amboina, Ternate en Onderhoorigheden en Timor en Onderhoorigheden en den Christelijken godsdienst belijdende, welke school ook toegankelijk zal zijn voor Christen-kinderen van denzelfden landaard, wier vaders geen militairen of gewezen militairen zijn; zullende op deze school van toepassing zijn hetgeen bij de paragrafen II tot en met VIII van het besluit van 15 Augustus 1911 n? 52 (2), zooals dat is gewijzigd bij artikel 1 van het besluit van 1 Maart 1913 n? 45 (3), is bepaald ten aanzien van de bij dat besluit bedoelde scholen te Magélang en Tjimahi (Preanger-Regent schappen). Ten tweede: enz. Afschrift enz. Bezoldiging van het Inl. onderwijzend personeel bij de scholen te Magelang. Koeta Radja. Tjimahi en Djokjakarta. Gouv. besl. 1 Maart 1913 n! 45. Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met wijziging in zoover van § II sub b en c van het besluit van 15 Augustus 1911 D? 52 (-) en van artikel 1 van het besluit van 16 Augustus 1912 n? 28 (4), gerekend van 1 Januari 1913, de bezoldigingen van de Inlandsche a. lste hulponderwijzers b. hulponderwijzers bij de openbare lagere scholen voor kinderen van mindere (1) Gewijzigd, zie art. 2, § II, van Gouv. besl. 6 Maart 1915 n°. 20, blz. 411. (2) Blz. 413. (3) Hieronder. (*•) Blz. 416. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 27 Inlandsche militairen of gewezen militairen, afkomstig uit de residentiën Menado, Amboina, Ternate en Onderhoorigheden en Timor en Onderhoorigheden en den Christelijken godsdienst belijdende, te Magelang, Koetaradja, Tjimahi (Preanger-Regentschappen) en Djokjakarta, vast te stellen op: a. f 90.— (negentig gulden) 'smaands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10.— (tien gulden) 's maands, indien zij het eindexamen eener Gouvernementsof daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd, en op f 50.— (vijftig gulden) 'smaands, met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10.— (tien gulden) 'smaands, indien zij dat examen niet hebben afgelegd; b. f 50.— (vijftig gulden) 'smaands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10.— (tien gulden) 's maands, indien zij het eindexamen eener Gouvernementsof daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd, en op f 40.— (veertig gulden) 'smaands, met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 5.— (vijf qulden) 's maands, indien zij dat examen niet hebben afgelegd 0); a. en b. met bepaling: le. dat, ingeval tot de betrekking van lsten hulponderwijzer of hulponderwijzer bij de voormelde speciale scholen wordt benoemd een onderwijzer of hulponderwijzer van het openbaar lager Inlandscli onderwijs, de diensttijd, die voor de toekenning van de aan deze betrekkingen verbonden traktementsverhoogingen in aanmerking komt, medetelt voor de toekenning van de traktementsverhoogingen als lste hulponderwijzer en hulponderwijzer bij de meergenoemde speciale scholen; 2e. dat bij terugkeer tot of plaatsing bij het openbaar lager Inlandsch onderwijs van een lsteu hulponderwijzer of hulponderwijzer bij die speciale scholen de diensttijd als zoodanig zal medetellen voor de toekenning van de traktementsverhoogingen, verbonden aan de betrekking waartoe hij bij dat onderwijs wordt benoemd. Ten tweede: Te bepalen dat aan de op 1 Januari 1913 reeds in dienst zijnde Inlandsche lste hulponderwijzers en hulpon- (i) De bezoldiging van de niet aan een kweekschool opgeleide hulponderwijzers is nader geregeld bij Gouv. besl. 6 Maart 1915 n°. 20, blz. 411. derwijzers bij de in artikel 1 genoemde speciale scholen gerekend van dien datum de inkomsten worden toegekend, waarop zij op dat tijdstip aanspraak zouden hebben, indien de in dat artikel aangegeven regeling reeds gegolden had bij hun indiensttreding. Afschrift enz. Schooltoezicht. Zie art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1914 n°. 17 (Stbl. 1914 n°. 762), blz. 402. INLANDSCHE VOLKSSCHOLEN. Personeel — Bezoldiging — Verdere bepalingen. Gouv. besl. 24 Oetober 1912 n° 21 (Stbl. 1912 n°. 526). Gelet enz.; De Eaad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling van alle daarmede I strijdige of daardoor overbodig geworden bepalingen, in het | bijzonder van artikel 1 der besluiten van 13 April 1910 n! 35 | en 22 Februari 1911 n? 47, de besluiten van 20 Februari en I 9 Mei 1911 beide n; 24, en artikel 2 van het besluit van 26 [ Januari 1912 n! 21, te bepalen, dat het personeel van den [ Dienst van het Inlandsch volksonderwijs zal worden bezoldigd zooals op den aan dit besluit gehechten staat is aange[ geven en dat de formatie van dat personeel, benevens het I bedrag der fondsen voor de bezoldiging van klerken en op- I passers en voor de betaling van sehrijfloonen, lokaalhuur, alsook bureau- en lokaalbehoeften, zoomede voor de inrichting van dat onderwijs, voortaan in verband met de behoefte jaarlijks bij de begrooting zullen worden geregeld; [| met dien verstande: a. dat van het aantal ambtenaren en beambten, waarop bij de begrooting gerekend is, er niet meer zullen worden aangesteld en in dienst gehouden dan noodzakelijk is; | b. dat ter vervanging van ambtenaren van hoogeren rang, zoo noodig, een gelijk aantal van lageren rang kan worden in dienst genomen of gehouden. Ten tweede: Te bepalen: § 1. (1) De benoeming tot eene betrekking bij den Dienst van het Inlandsch volksonderwijs, waaraan periodieke traktementsverhoogingen verbonden zijn, geschiedt op de minimum-bezoldiging, tenzij de autoriteit, die de benoeming doet, meent billijkheidshalve een hoogere aanvangsbezoldiging te moeten toekennen. (2) Heeft de benoemde in eene vorige Gouvernementsbetrekking eene bezoldiging genoten, gelijkstaande met of hooger dan vorenbedoeld minimum, dan kan de tijd, gedu- ! rende welken hij die bezoldiging genoten heeft, voor het toekennen der verhoogingen in rekening worden gebracht. § 2. (1) De periodieke traktementsverhogingen worden slechts verleend bij voldoende geschiktheid en goede plichtsbetrachting, ter beoordeeling van de tot toekenning der ver- j hooging bevoegde autoriteit. (2) Bij buitengewone geschiktheid en uitmuntende plichtsbetrachting kunnen door den Gouverneur-Generaal de aan i eene betrekking verbonden traktementsverhoogingen worden toegekend, vóór het verstrijken van den daarvoor gestelden j termijn. Ten derde: Al verder te bepalen: § 1. (1) De Inspecteur van het Inlandsch volksonderwijs is gevestigd te Batavia. Hij staat den Directeur van Binnen- j landsch Bestuur ter zijde bij de algemeene leiding van het j Inlandsch volksonderwijs in geheel Nederlandsch-Indië. Bij al zijne voorstellen en verdere gestie zal hij voeling hebben te houden met den Directeur van Onderwijs en Eere- 1 dienst, die in alles, wat gemeld onderwijs betreft, dient te ! worden gekend. (2) Hij beschikt over de ten behoeve van den Dienst van 1 het Inlandsch volksonderwijs toegestane fondsen voor de be- ] zoldiging van klerken en oppassers en voor de betaling van schrijfloonen, lokaalhuur, alsook bureau- en lokaalbehoeften. § 2. De werkkring en de standplaatsen der Adjunct-In- j speeteurs, zoomede van het bij meergenoemden diensttak be- 1 scheiden Inlandsch personeel worden door den Directeur van j Binnenlandsch Bestuur geregeld in overleg met den In-'] specteur. § 3. De opzieners der Inlandsche volksscholen worden I benoemd en uit hunne betrekking ontlagen door den Direc- j teur van Binnenlandsch Bestuur, den Inspecteur gehoord. $ 4. Het Inlandsch personeel bij den Dienst van het Inlandsch volksonderwijs mag bij benoeming of bij overplaat- i sing ter bereiking van zijn standplaats reis-, verblijf- en transportkosten declareeren, overeenkomstig de bepalingen, geldende voor Inlandsche geneeskundigen, met dien verstande, dat aan de Hoofdopzieners een daggeld van f 2.— (twee gulden) wordt toegekend. § 5. Indien het dienstbelang zulks noodzakelijk maakt, kunnen de dienstreizen tusschen Batavia, Semarang, Soeraba ja, Banjoewangi en tusschengelegen plaatsen door den Inspecteur en de Adjunct-Inspecteurs over zee in plaats van over land worden gemaakt. Ten vierde: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen: a. om, naar gelang van de behoefte, onderwijzers bij het openbaar Inlandsch onderwijs, die met gunstigen uitslag het eindexamen aan eene Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers of aan eene door den GouverneurGeneraal aangewezen gesubsidieerde particuliere Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers hebben afgelegd, ter beschikking te stellen van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur om door dezen Departementschef te worden werkzaam gesteld als Opziener der Inlandsche volksscholen, zullende de diensttijd, die voor de toekenning van traktementsverhoogingen als onderwijzer in aanmerking komt, voor de toekenning van de traktementsverhoogingen als Opziener worden medegeteld; met bepaling dat de tijd dezer werkzaamstelling bij terugkeer tot het openbaar Inlandsch onderwijs medetelt voor de aan de betrekking van onderwijzer verbonden traktementsverhoogingen; b. C) om van de jaarlijks bij de begrooting toegestane fondsen ten behoeve van het Inlandsch volksonderwijs te beschikken over de bedragen, benoodigd tot ondersteuning der Inlandsche gemeenschappen, wat betreft den bouw en de inrichting van de scholen, de opleiding van en de verschaffing van bestaansmiddelen aan het onderwijzend personeel, de uitoefening van het toezicht op het onderwijs als anderszins; c. 0) om ten behoeve van het Inlandsch volksonderwijs kosteloos leermiddelen, benevens school- en schrijfbehoeften te verstrekken uit 's Lands depot van leermiddelen te Weltevreden, met bepaling dat ten aanzien van het aanschaffen en het doen drukken en herdrukken van boeken ten dienste van dat onderwijs van toepassing is de machtiging, verleend bij artikel 1, § § a en c van het besluit van 30 October 1892 n? 7 (Bijblad ff 4974), zooals die § § thans luiden ingevolge de besluiten van 19 October 1905 en 5 Januari 1909 nos. 30 en 7 (Bijbladen nos. 6359 en 6974) (2). Ten vijfde: Ten vervolge van het besluit van 17 October 1912 II- 40 (Staatsblad n° 518) te bepalen, dat, bij verlof naar Europa van den titularis, voor niet langer dan één jaar tijdelijk worden waargenomen de betrekkingen van Inspecteur en Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch volksonderwijs. Ten zesde: enz. Afschrift enz. t1) Het hier bepaalde komt ook voor in Gouv. besl. 17 Januari 1912 n°. 20 (Bijbl. nfl. 7565J, blz. 424. (2) Blz. 781. STAAT der maandelijksche inkomsten van het personeel van den Dienst van het Inlandsch volksonderwijs. Betrekkingen. Driejaarlijk- TweejaarBezoldiging sche verlioo- ljjksche vergingen hoogingen. minimum maximum bedrag aantal bedrag aantal Maandelijksche indemniteit der reiskosten. Inspecteur ƒ 800 /1000 — — f 100 2 f) Adjunct-Inspecteur „ 500 „ 700 — — „ 100 2 (') Hoofdopziener der Inland- • r sche volksscholen „'150 200 f 25 2 — — ƒ100 C) Opziener der Inlandsche volksscholen „ 90 „ 150 „ 10 6(") — — (*) (") C) O Deze titularissen hebben het recht om voor hunne dienstreizen te declareeren op den voet der bestaande bepalingen. (-) \ oor eiken opziener door den Directeur van Binnenlandscli Bestuur vast te stellen. Ondersteuning van Inl. gemeenschappen met betrekking tot de oprichting van Inl. volksscholen. Gouv. besl. 17 Januari 1912 n°. 20 (Bijbl. n". 7565) (***). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling van § b van het besluit van 25 Januari 1907 ff 6 C), artikel 1 sub b van het besluit van .10 Juli 1908 ïl? 14 en artikel 2 sub b van het besluit van 21 Maart 1909 j n? 2, den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen: a. om van de jaarlijks bij de begrooting toegestane fondsen ten behoeve van het Inlandsch volksonderwijs te beschikken over de bedragen, benoodigd tot ondersteuning der Inlandsche gemeenschappen, wat betreft den bouw en de t1) Bijblad no. 6597. (*) Dit cijfer is aldus gewijzigd bij Gouv. besl. 3 Februari 1915 no. 46 (Stbl. 1915 no. 150). (**) Deze cijfers zijn aldus gewijzigd bij Gouv. besl. 15 Mei 1913 no. 36 (Stbl. 1913 no. 371). (*'*) Het bij dit Gouvernementsbesluit bepaalde komt ook voor in art. 4 sub ö en c van Gouv. besl. 24 October 1912 no. 21 (Stbl. 1912 no. 526), blz. 423. inrichting van de scholen, de opleiding van en de verschaffing van bestaansmiddelen aan het onderwijzend personeel, de uitoefening van toezicht op het onderwijs als anderszins; b. om ten behoeve van het onder a bedoeld onderwijs kosteloos leermiddelen benevens school- en schrijfbehoeften te verstrekken uit 's Lands depot van leermiddelen te Weltevreden, met bepaling dat ten aanzien van het aanschaffen en het doen drukken en herdrukken van boeken ten dienste van dat onderwijs van toepassing is de machtiging, verleend bij artikel 1, § § a en c van het besluit van 30 October 1892 ff 7 (Bijblad ff 4974), zooals die § § thans luiden ingevolge de besluiten van 19 October 1905 en 5 Januari 1909 nos. 30 en 7 (Bijbladen nos. 6359 en 6974) (*). Afschrift enz. Ressorten en standplaatsen der Hoofdopzieners bij het Inl. volksonderwijs op Java en Madoera. Besl. Dir. B. B. 13 Februari 1912 n°. 170 (Bijbl. n°. 7590). Gelet enz.; Heeft besloten: Met buitenwerkingstelling van de dezerzijdsche besluiten van 27 Juli 1910 ff 707 en 13 Maart 1911 ff 238, ten behoeve van het toezicht op het Inlandsch volksonderwijs op Java en Madoera vast te stellen de navolgende vier ressorten: 1. de residentiën Batavia en Preanger-Regentschappen, de afdeelingen Pandeglang en Lebak der residentie Bantam, de afdeelingen Madjalengka en Galoeli en de contröle-afdeeling Koeningan der residentie Cheribon, met Bandoeng als standplaats van den Hoofdopziener; 2. de residentiën Kedoe, Banjoemas en Madioen, alsmede de afdeeling Serang der residentie Bantam, met Keboemen als standplaats van den Hoofdopziener; 3. de residentiën Pekalongan, Semarang en Rembang, alsmede de afdeelingen Indramajoe en Cheribon (behalve de controle-af deeling Koeningan) der residentie Cheribon, met Semarang als standplaats van den Hoofdopziener; 4. de residentiën Soerabaja, Kediri, Pasoeroean, Besoeki en Madoera, met Kediri als standplaats van den Hoofdopziener. Afschrift enz. f1) Blz. 781. LEIDRAAD voor de oprichting van Inlandsche volksscholen op Java en Madoera. 1. Aard en verspreiding van de volksschool. De school is eene gemeentelijke instelling. Om practische redenen echter zullen in vele gevallen eenige gemeenten te zamen moeten volstaan met eene gemeenschappelijke school, of hier en daar de omstandigheden het wellicht noodig maken om voor één of meer gehuchten een eigen instelling in het leven te roepen. De school is dus bestemd voor één of meer desa's of gehuchten. In het algemeen zal het aanbeveling verdienen om, waar de omstandigheden dit toelaten, in de eerste plaats de afstand tot de school dientengevolge geen beletsel zou opleveren, voor eenige gemeenten te zamen eene gemeenschappelijke school op te richten, waardoor het groote voordeel verkregen wordt, dat de kosten voor de bevolking gemakkelijker te dragen zijn en de kans geringer wordt, dat de school te eeniger tijd verloopt. Echter worde niet uit het oog verloren, dat door het vormen van te groote groepen van desa's allicht gevaar zal ontstaan voor overbevolking der scholen, met het gevolg dat — hetgeen met het doel der zaak zeer weinig zou strooken — nieuwe leerlingen moeten worden afgewezen. Bij de oprichting van kring- of groepscholen worde derhalve gelet op het aantal kinderen van zes tot tien jaar, aanwezig in de gemeenten, die zich voorgenomen hebben een gemeenschappelijke school te bouwen. Wenschelijk zal het zijn geen grooter groepen van desa's te vormen dan met een aantal van ± 600 kinderen binnen genoemde leeftijdsgrenzen. Van de meisjes is het niet te verwachten, dat in de eerste jaren velen de school zullen bezoeken, zoodat aangenomen mag worden, dat bij toepassing van de evenvermelde norm die inrichting jaren lang aan de plaatselijke behoefte zal voldoen, terwijl bij eene latere algemeene neiging tot schoolbezoek bij kinderen van beide seksen in elk geval slechts eens splitsing van, den kring zal worden vereischt. De ligging en de verspreiding behooren zoodanig te zijn, dat de kinderen als regel niet meer dan anderhalf paal behoeven af te leggen om de school te bereiken, welke afstand aldus is gesteld om het ook aan de meisjes mogelijk te maken de school te bezoeken en om de ouders te ontheffen van het meegeven van teerkost. Wenschelijk zal het zijn zooveel doenlijk te streven naar de verkrijging van één afgeronden kring van proefneming in elke afdeeling, eensdeels om de resultaten der proef beter te kunnen beoordeelen en t. z. t. dienaangaande meer besliste conclusiën te kunnen uitspreken, andersdeels — en dit wel inzonderheid — om de uitoefening van een algemeen toezicht te vergemakkelijken en minder kostbaar te doen zijn. 2. Gevallen, waarin wegens vermoedelijk onvoldoende levensvatbaarheid van het oprichten eener volksschool worde afgezien. Zoolang in een kring van anderhalf tot hoogstens twee paal straal minder dan 30 kinderen van omstreeks zes- tot tienjarigen leeftijd worden aangetroffen (jongens en meisjes), worde de oprichting eener volksschool achterwege gelaten, tenzij eenige bijzondere aanleiding bestaat, bijv. in minder bevolkte streken, om de school niettemin wenschelijk te kunnen achten. Rekenende op een schoolverzuim van ± 30 procent, zal, bij een aantal van 30 leerlingen, dagelijks een 20-tal kinderen onderwijs genieten, wat wel een minimum is. Oudere kinderen, ofschoon tot zekere grens van schoolbezoek niet uitgesloten, worden buiten beschouwing gelaten. 3. Besprekingen met het bestuur en de ingezetenen der betrokken Inlandsche gemeenten in zake de oprichting eener school. Is eenmaal met inachtneming van het vorenstaande de oprichting van eene volksschool mogelijk gebleken, dan heeft met de betrokken gemeente of gemeenten ter zake overleg plaats. Raadpleging der gemeentenaren is te meer noodig, wijl de kosten in hoofdzaak, zoo niet geheel, door hen moeten worden gedragen en rekening valt te houden met desatoestanden en gewoonten, aan welke de organisatie der school zich behoort aan te passen. In verband met het bepaalde bij artikel 4 van de Inlandsche Gemeente-ordonnantie (Staatsblad 1906 M" 83) wordt bovendien gemeenschappelijk overleg tuschën Tiet desabestuur en de kiesgerechtigde ingezetenen bepaaldelijk gevorderd voor de totstandkoming van de hierbedoelde instellingen. Bij de onder n: 6576 van het Bijblad opgenomen circulaire I van den Directeur van Bmnenlandsch Bestuur van 24 -No¬ vember 11)06 n- «>()],) ter toelichting dier ordonnantie werd, tot constateering van door de gemeente genomen beslissingen, op' de wenschelijkheid gewezen van het aanleggen van een door het Districtshoofd of eenige andere autoriteit te foliëeren en te parafeeren „Register van desabeslissingen". Ook bij de oprichting van volksscholen, hetzij voor één enkele desa dan wel voor een kring van desa's, zal het noodig zijn zoowel de verplichtingen, welke de ingezetenen van iedere desa op zich hebben genomen wat aangaat de oprichting en de instandhouding der instelling als de regelingen, welke met betrekking tot het gebruik der school als anderszins voor de gemeenten onderling zullen gelden, in bedoeld register te doen inschrijven. Ligt het dus aan den eenen kant op den weg der ambtenaren, om de bevolking te wijzen op het nut van onderwijs voor hare kinderen en eventueel daartegen bestaande vooroordeelen te weerleggen, aan den anderen kant moet worden vermeden bij de bevolking den indruk te vestigen, alsof de oprichting der school een last ware van hoogerhand. De school moet van den aanvang af het karakter dragen van eene aan de gemeente toebehoorende, door haar vrijwillig bekostigde instelling en een gewaardeerd bezit, geen opgedrongen lastpost zijn. 4. Schoolgebouw en schoolerf. De constructie van het schoolgebouw zij eenvoudig en weinig kostbaar, doch duurzaam. Zooveel mogelijk worden plaatselijk beschikbare of te vervaardigen materialen gebezigd. In de behoefte aan houtwerken voor sclioolbouw en aanmaak van schoolmeubilair zal echter, waar gelegenheid daartoe bestaat, kunnen worden voorzien door kosteloozen aankap uit 's Lands bosschen, op daartoe strekkende aanvraag van de zijde der bevolking. Bij schrijven van den Gouvernements-Secretaris van 31 Mei 3906 11- ]527 is den Directeur van Landbouw verzocht de betrokken ambtenaren van den dienst van het Boschwezen uit te noodigen hunnerzijds al het mogelijke te verrichten, opdat aan bovenbedoelde aanvragen ten spoedigste gevolg worde gegeven. Men zorge voor voldoende ruimte en voor genoegzame lichten luchtopeningen. Waar kalk goedkoop is, worden de wanden gewit. De vloer worde met ingestampte steenen of met cement verhard dan wel met platgeslagen bamboe belegd. Op het zindelijk houden van het gebouw en erf worde toegezien. De school mag niet worden gehouden in het huis van den onderwijzer. Zoolang de levensvatbaarheid twijfelachtig is, of de voor den bouw benoodigde gelden en materialen niet beschikbaar zijn, kan wellicht van een gehuurd huis of c. q. van de „balé desa" gebruik worden gemaakt. Het schoolgebouw wordt geplaatst op een afzonderlijk erf, zooveel mogelijk in het centrum gelegen. Het erf worde beplant met schaduwboomen en andere door hunne bloeiwijze als anderszins aan het geheel een vroolijk aanzien gevende gewassen. 5. Bestrijding van de kosten van het gebouw en het erf. Naar gelang van omstandigheden kan de bestrijding van deze kosten geschieden uit: a. eventueel aan de gemeente toevallende schadeloosstelling voor afstand of onteigening van gemeentelijken grond, voorzoover niet geheel of gedeeltelijk benoodigd voor andere urgente gemeentebelangen; b. de opbrengst der verhuur van onverdeelden of tot het onderwerpelijk doeleinde voor korteren of langeren tijd buiten de geregelde verdeeling gelaten gemeentelijken bouwgrond; c. bijdragen uit de gemeentekas of uit de desaloemboengs, voor zoover de belangen der credietverschaffing zulks gedoogen, zonder dat nochtans op deze laatste ondersteuningen blijvend zou mogen worden gerekend ter voorziening in de kosten der school, daar de desa-credietinstellingen in geen geval mogen worden beschouwd als een bron van inkomsten voor de gemeente; d. een hoofdelijken omslag; e. genfeenschappel ijken arbeid der daarvoor in aanmerking komende ingezetenen, omtrent welke vordering rekening zal zijn te houden met artikel 17 der Inlandsche Gemeenteordonnantie (Staatsblad 1906 n! 83), terwijl, gelijk sub 4e medegedeeld, ter voorziening in de behoefte aan houtwerken voor de samenstelling van het gebouw, waar die zich mocht voordoen, kostelooze aankap in 's Lands bosschen kan worden verzocht. Ingeval de gemeente of hare ingezetenen niet bij machte zijn om de oprichtingskosten geheel te dragen, worde, voor zoover onmisbaar, in het uiterste geval bijstand van Regeeringswege gevraagd. 6. Meubilair. Alhoewel hooge banken de voorkeur zouden verdienen, als minder vermoeiend voor de kinderen en gemakkelijker voor het geven van klassikaal onderwijs, zal in sommige gevallen wel genoegen moeten worden genomen met lage schrijflessenaars (dampar). In de kosten worde eveneens voorzien op de sub 5 bedoelde wijzen. 7. Aanschaffing van boeken en leermiddelen. De benoodigde boekjes, leien, griffels enz. kunnen voorshands kosteloos uit 's Lands Dépot van leermiddelen worden bekomen. Aanvragen om boeken en leermiddelen worden voor elke contröle-afdeeling in het begin der maand October, rechtstreeks aan den Inspecteur van het Inlandsch volksonderwijs ingediend volgens model bijlage I. Voor de hoeveelheid der aan te vragen artikelen raadplege men het daarop betrekking hebbend tarief (bijlage VII). De boeken en leermiddelen, ten gebruike op de volksschool aan den dorpsonderwijzer verstrekt, worden in een daartoe bestemde kast zorgvuldig opgeborgen en den kinderen niet naar huis medegegeven. De boeken dienen behoorlijk gekaft te worden. 8. Subsidies van de Regeering. Het verleenen van geldelijken bijstand van Staatswege — voor zoover daartoe zeker bedrag ter beschikking van het Hoofd van gewestelijk bestuur is gesteld — moet zoomin mogelijk een blijvend karakter dragen, doch in hoofdzaak slechts strekken om den eersten stoot te geven en de totstandkoming der school over het doode punt heen te brengen of wel om in onvermijdelijke tekorten op het budget der scholen te voorzien. Voor oogen worde gehouden het scheppen van een zooveel mogelijk uit eigen plaatselijke of persoonlijke middelen bekostigd onderwijs. Aanvragen om geldelijken bijstand van Staatswege worden jaarlijks in het begin der maand October afdeelingsgewijze aan den Directeur van Binnenlandsch Bestuur ingediend volgens model bijlage II. Zij betreffen de uitgaven in het tweede jaar volgende op dat, waarin de aanvraag geschiedt. Afzonderlijke staten worden opgemaakt: le. voor de reeds bestaande en de in het volgende jaar te openen scholen (voor welke reeds geldelijke steun van Regeeringszijde is aangevraagd); 2e. voor de scholen, welker oprichting voor het eerst wordt voorgesteld. Tot toelichting van bovenvermeld model bijlage II moge voorts het volgende worden opgemerkt: Voor de twee hierboven bedoelde opgaven kan van hetzelfde model gebruik worden gemaakt met doorschrapping oi' behoud van de tusschen haakjes gestelde woorden. Kolom 1— 8. Behoeven geen nadere toelichting. „ 9. Te vermelden de uitgestrektheid der ambts- velden met aanteekening daaronder van de naar raming door den dorpsonderwijzer jaarlijks uit die gronden genoten inkomsten. „ 10. Te vermelden de hoeveelheid padi of het bedrag aan geld door de desa of groep van desa's jaarlijks ten behoeve van den dorpsonderwijzer op te brengen. Ingeval padi wordt verstrekt, daaronder bekend te stellen de geldswaarde dier hoeveelheid rijst. „ 11. Voor de bestaande scholen, het bedrag aan schoolgeld in het laatste jaar geïnd; voor de nog op te richten scholen, het vermoedelijk aan schoolgeld te heffen bedrag. „ 12. Yoor aanmaak en onderhoud van schoolgebouw en schoolmeubilair, zal hoofdzakelijk de desa te zorgen hebben, weshalve voor dat doeleinde slechts eene geringe tegemoetkoming ineens — in den regel een bedrag van f 50 niet te boven gaande — van de Regeering mag worden gevraagd. „ 14. Zooals zal blijken uit het aangeteekende onder § 9 zullen de kosten voor opleiding in den regel niet meer dan f 30 per candidaat bedragen. „ 15. Totaal der kolommen 10 t/m 14. „ 16. Wenschelijk zal het zijn den vólks-onderwijzer een minimum inkomen van f 180 'sjaars te waarborgen. (Voor een tweeden goeroe of kweekeling kan eene voorloopige verdienste van f 120 's jaars voldoende zijn). Een voorstel tot toekenning van een bijslag op het inkomen der goeroe's wordt derhalve gedaan, indien de bezoldiging — het- zij die gevonden wordt in het gebruik van zekere uitgestrektheid gemeentelijken bouwgrond dan Wel in het heffen van schoolgeld als anderszins — minder bedraagt dan f 180 (respectievelijk f 120) 'sjaars en wel tot een bedrag, uitmakende het verschil tussehen die minima en het tot geldswaarde herleid inkomen, van de zijde der gemeente genoten. Kolom 17. Voor complexen van minder dan een vijftigtal scholen zal het algemeen toezicht worden uitgeoefend door Inlandsche onderwijzers der naburige Gouvernementsscholen tegen vergoeding der reiskosten en genot van zekere geldelijke belooning, voor elke school te rekenen op een totaal bedrag van ƒ 15 's jaars. Omvatten de complexen ongeveer vijftig scholen, dan kan, voorzoover daartoe opgeleide Inlandsche onderwijzers beschikbaar zijn, een afzonderlijke mantri goeroe onder den titel „Opziener der Inlandsche gemeentescholen" met de controle worden belast. „ 18. Voor onvoorziene uitgaven wordt een be¬ drag van f 5 per school uitgetrokken. „ 19. Totaal van kolommen 16 t/m 18. De cijfers worden districtsgewijze opgeteld. Voor het geval een renteloos voorschot wordt gevraagd, hetzij voor den bouw der scholen en den aanmaak van meubilair, hetzij voor den aankoop van apanagegronden, worde het bedrag afzonderlijk met rooden inkt in de betrekkelijke kolommen (12, 13 of 16) ingevuld en in kolom 21 nader toegelicht. Daar de ten behoeve van het volksonderwijs aangevraagde fondsen in het begin van het begrootingsjaar worden beschikbaar gesteld, zullen in den regel de nieuwe scholen eerst in de maand Juli van dat jaar geopend kunnen worden. Bij de raming der kosten voor het eerste jaar van oprichting dier instellingen worde hiermede rekening gehouden en berekene men de bedragen derhalve niet over een geheel doch over een half jaar. 9. Onderwijzers. Als beginsel zal moeten gelden, dat alleen personen, voldoende aan zekere bij besluit van den Resident vast te stellen eischen van bekwaamheid en geschiktheid, als Tnlandsch dorpsonderwijzer worden aangenomen. Dat besluit belielze de navolgende regelen: Eens of, indien noodig, meermalen 's jaars wordt door het hoofd der Inlandsclie Gouvernementsschool op de afdeelingshoofdplaats of elders ten overstaan van de plaatselijke Inlandsche schoolcommissie een examen gehouden, waartoe worden toegelaten personen, die uiterlijk vijf jaren geleden met goed gevolg een Inlandsche Gouvernementsschool der tweede klasse ten einde toe, of eene zoodanige inrichting der eerste klasse minstens tot het vijfde leerjaar dan wel eene particuliere school, gelijkstaande met eerstgenoemde instelling, hebben afgeloopen en o. m. voldoen aan den eisch van zekeren minimumleeftijd, voorts van goed gedrag zijn en, voorzoover bekend, niet lijden aan hinderlijke ziekten of gebreken. Slechts indien de aanmelding van candidaten, aan alle gestelde voorwaarden beantwoordend, ten eenenmale onvoldoende mocht blijken, worde van de beide eerste eisch en: het verlaten hebben der hooger aangeduide scholen uiterlijk vijf jaren geleden en het voldoen aan zekeren minimumleeftijd, desnoods dispensatie verleend en, behoudens de overige vereischten, alleen het bovenbedoeld examen beslissend verklaard. Dat examen omvatte een onderzoek, of de candidaten de kennis bezitten, welke een leerling aan de Inlandsche Gouvernementsscholen der tweede klasse kan verkrijgen. ^ an het afleggen van het examen kunnen worden vrijgesteld : a. personen, die uiterlijk vijf jaren geleden met goed gevolg het „kweekelingsexamen" hebben afgelegd; b. gewezen onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen bij het Gouvernements-Inlandsch Onderwijs, die als zoodanig eervol ontslagen zijn, in beide gevallen echter onder het voorbehoud van voldoening aan de algemeene eischen omtrent leeftijd, gedrag en lichamelijke geschiktheid. Aan de voor toelating in aanmerking komende candidaten worde vervolgens een certificaat (bijlage A) uitgereikt. Met uitzondering van gewezen onderwijzers en hulponderwijzers, zullen deze candidaten, alvorens zij als dorpsonderwijzer optreden, eene opleiding behoeven, welke bijzondere zorg vereischt. De tijd van voorbereiding zal op een jaar zijn te stellen. Zoowel practisch als theoretisch zal die opleiding moeten geschieden door de hoofden der Inlandsche Gouvernementsscholen of van particuliere instellingen, die, volgens oordeel der betrokken Inlandsche schoolcommissie, geschiktheid daartoe bezitten. Practisch, door de betrokken jongelieden het onderwijs te doen bijwonen op die scholen en onder het toezicht van den onderwijzer zich te doen oefenen in het geven van onderricht in de laagste klassen. Theoretisch, door weke- VOOBSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 28 lijks hun eenige uren onderwijs te verstrekken voornamelijk in de behandeling der op de desascholen in gebruik zijnde leerboekjes, in de verklaring en toepassing der hoofdbewerkingen van de rekenkunde, ook, voorzoover noodig, wat betreft de behandeling der tiendeelige breuken, — eene opleiding, ongeveer overeenkomende met die, welke door de kweekei ingen der Gouvernementsschol en wordt genoten. Het spreekt vanzelf, dat aan de Gouvernements- en particuliere onderwijzers voor dat in hunne vrije uren te verstrekken onderricht en de aan de verdere opleiding bestede zorgen eene belooning zal dienen te worden toegekend. Daar niet meer dan vier candidaten tegelijkertijd bij één Gouvernementsschool kunnen worden ingedeeld en het door deskundigen voldoende wordt geacht, indien voor het geven van anderhalf uur onderricht, driemaal per week, den mantrigoeroe eene belooning van f 10 's maands of f 120 's jaars wordt toegekend, zal voor het opleiden van eiken dorpsonderwijzer eene premie van f 30 behooren te worden toegezegd. Eene tegemoetkoming in onderhoud-, reis- en verblijfkosten aan de candidaten zeiven, gedurende hunne opleiding, zal, zooals uit de ruime aanmelding van personen thans reeds valt op te maken, niet verleend behoeven te worden dan bij uitzondering, in streken waar slechts met moeite personen zijn te vinden, geschikt en genegen om voor de betrekking van dorpsonderwijzer in aanmerking te worden gebracht. Voor de betrekking van dorpsonderwijzer meent men bovenal als kweekplaats te moeten beschouwen de Inlandsche Gouvernementsschool der tweede klasse, waar het betrekkelijk gering getal scholen der eerste klasse meer en meer voornamelijk bestemd zal zijn voor de opleiding der kinderen van Inlandsche hoofden en meer gegoede Inlanders, wier plannen, wat aangaat hun toekomstigen werkkring, veelal verder reiken. Yoor het volk in het algemeen, voor de kinderen van den gewonen desaman, wier bestemming het zal zijn in den stand hunner ouders voort te leven, zal het onderwijs, gegeven aan de gemeentescholen zooals deze thans worden voorbereid, de aangewezen opleiding zijn. Het tegenwoordig peil van ontwikkeling der bevolking van Java stelt, voor de naaste toekomst althans, geen hooger eischen, die trouwens ook onvereenigbaar zouden zijn met de financiëele krachten niet alleen van de bevolking zelve, doch ook van de Schatkist, indien de Regeering de vervulling daarvan tot Hare taak mocht willen rekenen. Voor de Gouvernementsscholen der tweede klasse daarentegen zal, naast dat eigenlijk „volksonderwijs" op de desascholen, plaats zijn tot opleiding van hen, die om bijzondere redenen: men denke hier bijv. aan den stand der grootere In- landsche handelaren en dergelijken, eene eenigszins meer uitgebreide vorming voor hunne belangen noodig oordeelen. In zoover dus is het doel dier instellingen van tweeledigen aard te achten: hebben zij te voorzien in de evenvermelde bijzondere behoefte aan een eenigszins uitgebreider elementair onderwijs, terwijl verder van die scholen verwacht mag worden de verschaffing van het aanzienlijk aantal gemeente-onderwijzers, dat mettertijd voor Java en Madoera noodig zal blijken. Wat dit laatste aangaat, zal het van niet geringe beteekenis zijn bij de keuze der dorpsonderwijzers te letten op de streek hunner afkomst. Blijvende in de omgeving waar zij thuis behooren, zullen deze onderwijzers zich eerder tevreden stellen met de bescheiden inkomsten, welke de desa in staat is hun te verstrekken, en kan van hen meer verwacht worden, dat zij jaren achtereen, zoo niet voortdurend, aan het hoofd derzelfde school werkzaam zullen zijn, langzamerhand het vertrouwen van de medeingezetenen der desa zullen winnen en zoodoende op den duur een overwegenden invloed op de vorming van de Inlandsche jeugd zullen uitoefenen. Opgevat derhalve in den hierboven omschreven zin, zullen beide categorieën van instellingen: de Gouvernementsscholen tweede klasse en de Inlandsche volksscholen niet alleen in eene nuttige verhouding naast elkander voortbestaan, maar dienen zij in zeker opzicht elkander zelfs op den voet te volgen. Waar het ontstaan van een complex van volksscholen is te voorzien, zullen zoo mogelijk te voren reeds op een of meer geschikte plaatsen Gouvernementsscholen der tweede klasse behooren te worden gesticht, aan jongelieden uit den omtrek gelegenheid biedend o. m. om de eerste opleiding voor het ambt van gemeente-onderwijzer te bekomen. In de oprichting en verspreiding dier inrichtingen zal derhalve zekere aansluiting zijn te betrachten met de uitbreiding van het gemeente-onderwijs. Hebben de candi daten gedurende hunne opleiding geschiktheid tot het geven van elementair onderwijs getoond en mag van hen derhalve verwacht worden, dat zij met vrucht in de functie van dorpsonderwijzer werkzaam zullen zijn, dan worde hun een radicaal (Bijlage B) uitgereikt. Door eene zoodanige regeling zal alsdan een zelfstandig korps gemeente-onderwijzers in het gewest worden gecreëerd, bevoegd tot het geven van onderricht aan de dorpsschool, doch aan hun radicaal geene aanspraken kunnende ontleenen op plaatsing bij het Gouvernementsonderwijs of in eenige andere Landsbetrekking, zoodat van een voortdurend streven in die richting geene sprake zal wezen. De positie van den dorpsonderwijzer toch is eene andere, dan die van de Gouvernements-onderwijzers. Deze laatsten zijn Landsdienaren, de eersten beambten van de desa. Mogen zij door hunne opleiding eenigszins verheven zijn boven het gros van de bevolking, naar hun stand zijn zij niet meer en dit dienen zij ook te blijven, dan de eersten onder hunne gelijken. Zij behooren in de desa zich thuis te gevoelen, werkelijk lid der gemeente te zijn, op vertrouwelijken voet om te gaan met de mede-ingezetenen en daardoor in de gelegenheid te zijn om ook ouderen met hunne kennis te verrijken. Het sta den onderwijzers daarom ook ten volle vrij, evenals hunne dorpsgenoten het landbouwbedrijf uit te oefenen. 10. Inkomsten van den Inlandschen volksonderwijzer. In het algemeen kan een maandelijksch inkomen, vertegenwoordigend een bedrag van ± f 15 als minimum en f 20 a f 25 als gemiddeld, voor de hierbedoelde onderwijzers passend worden geacht. De bezoldiging worde zooveel mogelijk gevonden in de verleening van het gebruik van zekere uitgestrektheid gemeentelijken bouwgrond als middel tot levensonderhoud. In streken, waar de erfelijk individueele bezitsvorm de lieerschende is, zal met behulp van een voorschot uit de middelen der plaatselijke credietinstellingen de gemeente wellicht hier en daar in staat kunnen worden gesteld om zoodanig apanageveld voor den dorpsonderwijzer aan te koopen. Mischien kan voorts de onderwijzer somwijlen tevens worden belast met de administratie van de dorpscredietinstellingen en hieruit nog een bijdrage tot zijne inkomsten kunnen putten. In elk geval behoort de onderwijzer bovendien een aandeel in de te heffen schoolgelden te genieten, ten einde hem belang te doen hebben bij toeneming van het aantal leerlingen. Zelfs kan het noodig blijken hem die gelden geheel af te staan, wanneer zijne inkomsten uit anderen hoofde te gering mochten zijn. Wijders behoort de onderwijzer te worden begrepen onder die categorieën van personen, door welke krachtens beschikking van den Resident vrijstelling van heerendiensten wordt genoten, terwijl van de gemeente zelve ten aanzien van het verrichten van desadiensten eenzelfde tegemoetkoming mag worden verwacht. Mochten niettemin door bijzondere omstandigheden de aan het ambt verbonden voordeelen ontoereikend zijn om een geschikt persoon daarvoor te bekomen en de gemeente inder- daad niet bij machte worden bevonden om die baten te verhoogen, dan, doch ook niet eerder en niet langer dan noodig is, kan ook in deze weder tot verschaffing eener subsidie van Regeeringswege als bedoeld in § 8 het verzoek aan den Resident worden gedaan. 11. Leerplan. Het leerplan omvatte het lezen en schrijven van de landstaal, alsmede de toepassing der vier hoofdbewerkingen van de rekenkunde met geheele getallen. Het onderwijs moet voorts dienstbaar worden gemaakt aan de verschaffing van juister begrippen omtrent hetgeen de kinderen dagelijks in hunne omgeving kunnen waarnemen en voor hen van belang is te achten. Bij het rekenen bezige men vooral de onder de bevolking gebruikelijke lengte-, vlakte- en inhoudsmaten en gewichten, doch worde aan de meergevorderde leerlingen zoo mogelijk tevens eenig begrip gegeven, voorzoover dit voor hen van nut kan zijn, van de voornaamste maten en gewichten van het metrieke stelsel en de verhouding daarvan tot de eerstbedoelde. Overwegende dat het Javaansche volk in het algemeen nog zeer gehecht is aan zijn eigen letterschrift, ofschoon het om verschillende redenen noodig is, het gebruik der Latijnsche karakters langzamerhand ingang te doen vinden, is besloten voorshands in beide letterschriften onderwijs te doen geven. Zal in het Javaansch taalgebied begonnen worden met het aanleeren van het eigen letterschrift, in de Soendalanden verdient het, ook volgens meening der Inlandsche onderwijzers, die hieromtrent gehoord zijn, aanbeveling eerst de Latijnsche karakters te leeren. Behalve dat het Javaansch letterschrift in dit taalgebied feitelijk niet inheemsch is en de Soendasche taal ook beter met Latijnsche karakters is te schrijven, zoodat door de Inlandsche hoofden in de Preanger-Regentscliappen daarvan vrij algemeen gebruik wordt gemaakt, is dat schrift, volgens deskundigen, voor kinderen gemakkelijker aan te leeren, daar het minder ingewikkeld is, de woorden afzonderlijk worden geschreven en samengestelde woorden in lettergrepen verdeeld kunnen worden. Bovendien wordt sedert een tiental jaren op de Inlandsche Gouvernementsscholen eveneens aangevangen met het onderricht in het Latijnsch schrift. De volksschool zal bestaan uit drie klassen van één jaar. In het belang van het onderwijs zullen, zoo eenigszins mogelijk, slechts eens in het jaar na afloop der vastenmaand, nieuwe leerlingen worden aangenomen. Alleen daar waar de lust om de school te bezoeken nog gering blijkt te zijn, kan toelating van nieuwe leerlingen om het halfjaar (in de maanden Sawal en Moeloed) plaats vinden, in welk geval de eerste klasse gesplitst wordt in twee semesterklassen. Het onderwijs worde geregeld naar het leerplan met bijbehoorende tafel van werkzaamheden, voorkomende onder de bijlagen lila en III&. Waar, om de bovenvermelde reden, eene splitsing der eerste klasse noodzakelijk wordt geacht, zal voor die klasse eene nadere regeling in overleg met den Inspecteur van het Inlandsch gemeente-onderwijs worden ontworpen. 12. Schoollectuur en schoolbibliotheken. Het algemeen oogmerk om de Inlandsche dorpsschool zooveel mogelijk te doen bijdragen tot verspreiding van juister begrippen omtrent verschillende, in het dagelijksch leven of de naaste omgeving van den desaman zich voordoende zaken of verschijnselen, kan alleen door mondelinge mededeelingen van den onderwijzer bezwaarlijk worden bereikt. Het gros dier personen zal zonder hulpmiddel niet daartoe in staat zijn of hunne voordracht niet zoodanig weten in te kleeden, dat zij de aandacht der leerlingen boeien. Dat onmisbaar hulpmiddel moet worden gezocht in eene door de zorg van het Departement van Onderwijs en Eeredienst te publiceeren uitgebreide verzameling van opstellen van allerlei aard, kort en helder in populairen vorm vervaardigd, o.m. met het doel om de onjuistheid van allerlei gangbare meeningen nopens tal van feiten en verschijnselen aan te toonen en betere begrippen daarvoor in de plaats te stellen, zonder nochtans daarbij af te dalen in verbijsterende bijzonderheden. Tot de daarin te behandelen onderwerpen zullen bijv. behooren: de functies van de verschillende deelen der plant; de levensvoorwaarden en eigenaardigheden der meest voorkomende aan den landbouw schadelijke of nuttige insecten en andere diersoorten; het ontstaan van bronnen; de uiteenzetting van verschillende natuurverschijnselen; de voordeelen eener goede grondbewerking; behandeling van hygiënische onderwerpen enz. Tot afwisseling zal verder die lectuur worden aangevuld met verhaaltjes van boeienden aard, fabeltjes, vertelsels van zedelijke strekking als anderszins. Bedoelde werkjes, waarvan bovendien steeds een paar exemplaren aan de onderwijzers der dorpsscholen voor het mondeling onderricht zullen worden verstrekt, worden, ten behoeve van een kring van scholen, achtereenvolgens bijeenverzameld tot bibliotheken, welker beheer bij voorkeur worde toevertrouwd aan de onderwijzers der Inlandsche Gouvernementsscholen en waaruit beurtelings toezending plaats vindt aan elke gemeenteschool, welke wijze van verspreiding het voordeel verschaft, dat met eene kleinere oplaag kan worden volstaan en dus eene aanzienlijke besparing van kosten kan worden verkregen. 13. Schooltijden. Bij de vaststelling van de schooltijden worden de hoofden der bevolking nauwkeurig geraadpleegd, ten einde rekening te houden met plaatselijke omstandigheden en de gelegenheid tot schoolgaan zooveel mogelijk binnen algemeen bereik te brengen. Mitsdien moet bovenal worden gelet op de uren, waarin van de hulp der oudere kinderen gebruik pleegt te worden gemaakt voor veld- of huisarbeid. De grootere jongens zullen bijv. veelal eerst tot schoolbezoek tijd kunnen vinden in den namorgen of in den namiddag. Zooals uit het rooster van werkzaamheden (bijlage IIIö) kan blijken, is de leertijd voorloopig gesteld op twee en een half uur. Eene uitspanning van den duur van een half uur is voor de laagste klasse wellicht wenschelijk doch niet bepaald noodzakelijk. Een langdurige schooltijd, welke de kinderen den geheelen voor- of namiddag aan het huisgezin onttrekt, kan slechts schadë doen aan de populairiteit van het onderwijs. De roeping trouwens van de dorpsschool, ter voorkoming van overdrijving wel in het oog te houden, is in het algemeen geen andere dan de kinderen te oefenen in lezen, schrijven en eenvoudig rekenen, behoudens verspreidig van elementaire begrippen omtrent dagelijks voor hen waarneembare feiten en verschijnselen. De school mag geen verstoring brengen in het Inlandsch huishouden; zij stelle alleen de kinderen in de gelegenheid gedurende enkele van hunne vrije uren zich min of meer geestelijk te ontwikkelen. Door den leertijd op twee en een half uur te stellen wordt bovendien het voordeel verkregen, dat het zeer goed mogelijk en voor de onderwijzers in het minst niet vermoeiend zal zijn tweemalen per dag school te houden. Nergens is bezwaar gemaakt tegen gelijktijdig schoolbezoek van jongens en meisjes, mits slechts zorg worde gedragen, dat zij afzonderlijk zitten. Splitsing van het schoolbezoek voor de verschillende klassen heeft op de beste wijze plaats door in de morgenuren alleen de eerste klasse, in den namiddag de tweede en derde klasse te zamen onderricht te geven. ^ aar de school slechts door één onderwijzer wordt beheerd zal deze bij eene zoodanige regeling des morgens zich geheel ' " de Pasbegmnenden bezig kunnen houden, terwijl in de twee andere klassen afwisselend schriftelijk en mondelinoonderwijs kan worden gegeven. g ,.)drw/'én 01+KlerYi-izer kan aldus worden volstaan, zoolang elke klasse uit niet meer dan ongeveer 35 leerlingen bestaat. worden toegelaten. F 1 0ngeveer 50 leerlingen i.,.'11 'leri■ knikken tijd der sawahbewerking of van den oogst kan behoudens de nader te bespreken vacanties het aantal schooluren zoo noodig worden verminderd, terwijl ver- ï +e V 'i ^ van ^ schooltijden tevens zooveel doenlijk acht worde geslagen op de uren, gedurende welke de kmderen godsdienstonderwijs plegen te genieten. Uit het vorenstaande volgt, dat de schooltijden niet voor alle scholen in het gewest of de .afdeeling uniform behoeven woiden gesteld, zij het ook dat gemakshalve zooveel doenlijk naar regelmaat worde gestreefd en het Bestuur voor elke desa nauwkeurig bekend behoort te zijn met de aldaar geldende regeling. ö Zijn bovendien de schooluren eenmaal met goedkeuring van het Plaatselijk bestuur bepaald, dan behoort stipte inachtneming der vastgestelde tijdstippen voor de onderwijzers zoowel als voor de kinderen als eerste eiscli te gelden. 14. Vacanties. Ook de regeling hiervan geschiede in voege als in $ 13 is aangegeven, met inachtneming' van het navolgende Aangezien de gemeente-onderwijzer niet zoozeer behoefte zal hebben aan een rusttijd in de vastenmaand, is het niet noodig deze geheel als vacantiemaand aan te wijzen. bl uiting der school gedurende eenige dagen bij het begin en bij het einde der vasten zal over het algemeen voldoende zijn. De eischen van den veldarbeid of van het algemeen bedrijf der bevolking zullen in den regel aangeven, of, en zoo ja in welke maand, eene vacantie van eenigszins langeren duur noodzakelijk zal zijn. Een ^ ïije dag eenmaal 's weeks is bovendien gewenscht om de eentonigheid in het schoolbezoek te temperen. 15. Schoolgelden. Als regel behalve voor onvermogenden, zij de school alleen tegen betaling toegankelijk. Kosteloos onderwijs toch, de ervaring heeft het bew'ezen, wordt zoomin als welke andere gift ook op den duur gewaardeerd. Het schoolgeld voor de minstvermogenden worde echter zeer laag gesteld. Een bedrag, variëerende van 5 tot 50 cent 's maands per kind, naar gelang van de meerdere of mindere gegoedheid der ouders, met bepaling, dat voor volgende kinderen uit hetzelfde gezin het bedrag zekere vermindering ondergaat, zal uit een practisch oogpunt wel het meest doelmatig blijken. In sommige streken of voor sommige personen moet wellicht de gelegenheid worden geopend, om het schoolgeld desverlangd in natura bij den oogst te voldoen. 16. Schooladministratie. Door den dorpsonderwijzer worde van de leerlingen zijnen school in de eerste plaats aangehouden een stamboek en een absentie-lijst (bijlagen IV en V). Aan het einde der maand worden de cijfers in laatst bedoelde lijst opgeteld en het percentage der absentiën berekend. Voorts worde maandelijks, in een speciaal daarvoor bestemd cahier, uit de absentielijst een opgaaf samengesteld volgens bijlage VI, welke door tusschenkomst van het betrokken Districts- en Onderdistrictshoofd ter kennisneming gezonden worde aan den Controleur en door dezen aan den Regent en Assistent-Resident der afdeeling, ten einde genoemde autoriteiten op de hoogte te houden van den toestand van het schoolbezoek. Bijlage VII is het tarief der leermiddelen welke jaarlijks door den betrokken Controleur of opziener der Inlandsche volksscholen kunnen worden aangevraagd; bijlage VIII het tarief der te verstrekken gedrukten voor de schooladministratie. Van de vorderingen der leerlingen zal maandelijks een rapport gemaakt worden volgens bijlage IX. Een inventaris-staat volgens model bijlage X worde jaarlijks in de maand September aan den betrokken Controleur of Opziener der volksschool gezonden ter opmaking van de aanvragen van boeken en leermiddelen. Voorts bediene de dorpsonderwijzer zich van een correspondentie-boek, ingericht volgens bijlage XI, voor het doen van mededeelingen of verzoeken zijne school betreffende. Waar schoolgeld geheven wordt, worden de betalingen geboekt in een staat volgens model bijlage XII. In het begin van elke maand worde aan het betrokken Districts- of Onderdistrictshoofd een staat van achterstalligen in het betalen van het schoolgeld aangeboden volgens bijlage XIII. Aan het einde van elk kwartaal zullen voorts door het Districtshoofd of door den Opziener der volksscholen opgaven worden opgemaakt volgens bijlage XIVa en XTVb om daarop ter kennisneming te worden gezonden aan den Controleur, den Regent en den Assistent-Resident der afdeeling. Het Hoofd van plaatselijk bestuur zendt deze kwartaalstaten aan den Inspecteur van het Inlandseh volksonderwijs. De Opzieners der volks-scholen, of de Mantrigoeroe's belast met het toezicht over de desascholen, dienen maandelijks aan den betrokken Controleur een inspectierapport in, ingericht volgens bijlage XV. Dit verslag worde ter kennisneming gezonden aan den Regent en het Europeescli Bestuurshoofd der afdeeling, die het verder zendt aan meergenoemden Inspecteur. 17. Leiding en toezicht. De Algemeene leiding, wat betreft de totstandkoming en de bevordering van het Inlandseh volksonderwijs, berust voorshands bij den Directeur van Binnenlandsch Bestuur, aan wien voor de behandeling der daarop betrekking hebbende aangelegenheden een Inspecteur en de noodige Adjunct-Inspecteurs zullen worden toegevoegd. Voorts worden Inlandsche onderwijzers, met den titel van „Hoofdopziener der Inlandsche volksscholen", belast met de algemeene controle op de voor de verschillende gi'oepen van scholen aan te stellen Opzieners, aan welke laatste, mede aan het korps der Inlandsche Gouvernementsonderwijzers te ontleenen, functionnarissen, zooals in § 8 is vermeld, het toezicht wordt toevertrouwd over een complex van in doorslag een vijftigtal scholen. De rechtstreeksche zorg echter voor het gemeentelijk schoolwezen blijft opgedragen aan de ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur, onder de bevelen van den Resident. Immers geldt het hier eene aangelegenheid, ten nauwste verband houdend met het volksbestaan en met de ontwikkeling van het Inlandseh gemeentewezen, zooals dit in wettelijken zin in de Inlandsche Gemeente-ordonnantie in Staatsblad 1906 n! 83 belichaamd is. Te rade gaande met de in de vorige paragrafen ontvouwde beginselen en met de eventueel door den Chef van genoemd Departement te geven nadere wenken en voorschriften, is het de taak der Hoofden van gewestelijk bestuur om in overleg met de betrokken Europeesche en Inlandsche ambtenaren geleidelijk de noodige regelingen te treffen of te doen treffen nopens de besproken onderwerpen en voorts die instructiën ter sake te geven, welke de omstandigheden gewenscht mochten maken. Daarbij worde tevens bepaald, dat de goedkeuring van den Resident wordt vereischt om een Inlandsche volksschool op te richten of op te heffen, waardoor voorkomen zal worden, dat het Inlandsch onderwijs nog langer afhankelijk is van de vaak wisselende inzichten der elkander opvolgende plaatselijke ambtenaren. Gelijk hierboven gezegd, zal de daadwerkelijke bemoeienis met het gemeentelijk schoolwezen tot de taak van het Bestuur behooren. Yan de toewijding en het doorzicht, inzonderheid van de Regenten en de aan dezen ondergeschikte Inlandsche hoofden, zal het afhangen of het desideratum van een populair onderwijs, aanpassende aan de behoeften en de levensomstandigheden van het gros der Inlandsche bevolking en voor alle kinderen toegankelijk, verwezenlijkt wordt. Zal het in de eerste plaats de materieele zijde van het vraagstuk zijn, waaraan zij hunne zorgen hebben te wijden, ook het onderwijs zelf zal hunne onverpoosde belangstelling behoeven, waar immers inzonderheid door lranne overreding verkregen zal moeten worden, dat de bevolking de haar toegedachte nieuwe instelling, ondanks de daaraan verbonden gemeentelijke lasten, als een nuttige aanwinst aanvaardt en op prijs toont te stellen. Niet de weg van bevelen doch die van voorhouding en bespreking met den desaman moet daarbij worden bewandeld. Overigens behoeft het geen betoog, dat de controleerende ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur ook in zake het volksonderwijs op de gebruikelijke wijze hunne medewerkinghebben te verleenen en tot het algemeen toezicht op den gang van zaken het hunne hebben bij te dragen. In het bijzonder ligt het op hun weg de besprekingen met de bevolking bij te wonen, daarbij aanwijzingen te verstrekken en hun bijstand te verschaffen tot oplossing der bezwaren, welke bij de verwezenlijking der plannen mochten worden ontmoet. Met het oog op de wenschelijkheid om in de regeling van het Inlandsch volksonderwijs in de verschillende gewesten zooveel mogelijk eenheid te betrachten, zullen de Hoofden van plaatselijk bestuur zich moeten onthouden van eigenmachtige ingrijping in den voorgeschreven gang van zaken. Ingeval door hen inlichtingen omtrent aangelegenheden betreffende het desaonderwijs worden verlangd of het hun wenschelijk voorkomt dienaangaande denkbeelden aanhangig te maken, zullen, ter voorkoming van misverstand, die bestuurshoofden mede niet rechtstreeks tot de Inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch Gouvernementsonderwijs zich moeten vervoegen, doch, voor zooveel het niet in hunne bedoeling ligt reeds aanstonds tot bepaalde voorstellen aan het Hoofd van gewestelijk bestuur over te gaan, zich moeten wenden tot den aan den Directeur van Binnenlandsch Bestuur toegevoegden Inspecteur van het Inlandsch volksonderwijs. Bijlage A. Soerat keterangan. Boepati clan Controleur cli menjatakan bahwa , pekerdjaan r tinggal beroemah di desa , district , kaboepaten , soedah tjoekoep oedjiannja pada tanggal aken djadi goeroe desa dalam afdeeling Boepati dan Controleur, Bijlage B. Soerat ketetapan. Bagi seorang bernama pekercljaan , tinggal beroemah di desa ■district , kaboepaten , jang dapat soerat keterangan tanggal tahoen dari Boepati dan Controleur kaboepaten di tetapkan djadi goeroe , , , , goeroe bantoe sekolah desa dengan belandja Assistent-Resident Bijlage I. AANVRAAG van boeken en overige leermiddelen voor (') bestaande ^ volksscholen in de cont™le .af(jee|jng nieuwe v J onder a afdeeling residentie Benoodigd aantal exemplaren. Nummers volgens catalogus. Vermoede- Vermoedelijk aantal lyk restant leerlingen by het begin bii het van h0*1 nieuwe schoolTITELS. begin van jaar. het nieuwe Klasse Klasse Klasse schooljaar. il. j O In te vullen het aantal Yoor de opgaaf: scholen. (2) Afzonderlijke aanvragen den 19.. in te dienen voor de bestaande en voor de nieuw op terich- -p controleur ten scholen. opziener * Bijlage II. GEGEVENS omtrent de (bestaande en) in 19.. op te richten Inlandsche volksscholen. h-* Gewest, to Afdeeling. DISTRICT. 3 Aantal (op te richten) Inlandsche volksscholen. Bijzonderheden omtrent elk schoolressort. Aantal desa's bij elk der CJt scholen ingedeeld. (Verwacht) Aantal aantal kinderen schoolgaan. van 6 tot de kinde. 10 jaar in ^ 0Qk elk school- boyenl0. ressort aan- jarigenleef. weziS- tijd. j. | m. j. | m. 6 7 oo Aantal onderwijzers. Regeling j f gemeentel inkomst^11 ^ onderWÜ'zerS0f grond, ëeld natura^ co Ambtsvelden. I Padi, geldelijke \o Mitteeïvageri \ \ a\s aïideïSTAüs. . \ Uitgaven van Gouvernementswege. ^J^ens voor: ft>o Bouw der scholen. 1^, Aanmaak van meu/03 biiair. M Opleiding der onder^ wijzers. 5 Totaal der uitgaven ineens. Jaarlijks voor: Bijslag op het inkoS men der onderwijzers. _ Uitoefening van lei^ ding en toezicht. ^ Onvoorziene uitga00 yen. _ Totaal der uitgaven jaar50 Hjks. 10 Totaal der kolommen 15 ° en 19. Toelichtingen. 21 vo ORSCHEIFTEN IN L. ONDERWIJS. 29 Bijlage IIIo. Inlaxdsch Volksonderwijs. Javaansch Taalgebied. Patokan pengadjaran. Pangkat I. Membat ja dan menoelis: Cat. n? 52 Bertsch; Lajang watjan I. „ „ 53 „ ; „ „ II (separonja). Menghitoeng 1—20: Cat. n? 61 Wisselink; Lajang etoeng I (handl.). » » 62 „ ; „ „ II ( id. ). „ „ 1286 R. Darmawinata I (handl.). „ „ 1287 „ II ( id. ). Pangkat 11. Membat ja dan menoelis hoeroef Djawa: Cat. n; 53 Bertsch; Lajang watjan II. „ „ 1699 Kats en Gadroen; Soejoed I. >» » 1' ^0 » >> » ■> » II* Membat ja dan menoelis hoeroef Wol.* Cat. n5 1189 M. Nirman; Lajang watjan I. „ „ H90 „ ; „ „ II. Menghitoeng 1—100: Cat. n! 63 Wisselink; Lajang etoeng III (handl.). „ „ 1288 B. Darmawinata III (handl.). Pangkat 111. Membat ja dan menoelis hoeroef Djawa: Cat. n; 1701 Kats en Gadroen; Soejoed III. 1702 • IV Membat ja dan menoelis hoeroef Wol.: Cat. n? 54 Bertsch; Lajang watjan III. ïï JJ yi T 17 u 1"^ • „ „ 1191 M. Nirman; Lajang watjan III.. 1499 ■ IV 11 77 77 7 77 _ 1\ „ „ 1500 „ ; Dongeng Tjekaq2 (handl.). Menghitoeng 1—1000: Petjahan biasa jang moedah2, „ perpoeloehan hingga peratoesan. Cat. n! 64 Wisselink; Lajang etoeng IV. Gr3 * ^7 „ „ 1289 E. Darmawinata IV (handl.). „ „ 1290 „ V ( id. ). Boekoe jang lam tidak boleh dimasoekkan dalarn „Aanvraag Bijlage I ï la. Inlandsch Volksonderwijs. Soendaasch Taalgebied. Patokan pengadjaran. Pangkat I. Membat ja dan menoelis: Cat. n; 143 van Haastert I. » » 144 „ „ II. Menghitoeng 1—20: Cat. n; 150 van Gelder I (handl.). „ „ 151 „ „ II ( id. ). Pangkat II. Membat ja dan menoelis hoeroef Wol.: Cat. n! 1243 Among Pradja; Sesela I. „ „ 1432 R. Soeria Winata; Boekoe batjaan. Membatja dan menoelis hoeroef Djawa: Cat. n! 140 Ardiwinata; Tjatjarakan I. Menghitoeng 1—100: Cat. n? 152 van Gelder III. Pangkat III- Membatja dan menoelis hoeroef Wol.: Cat. n; 180 van Gelder; Mangle. „ „ 1243o Among Pradja; Sesela II. Membatja dan menoelis hoeroef Djawa: Cat. n? 141 Ardiwinata; Tjatjarakan II. Menghitoeng 1—1000: Petjahan biasa jang moedah2, „ perpoeloehan hingga peratoesan. Cat. n; 153 van Gelder IV (handl.). „ „ 154 „ „ V ( id. )._ „ „ 13 Wisselink. Kitab membilang IV (handl.). » >) 14 „ ,, ,, V ( id. ). Boekoe jang lain tidak boleh dimasoekkan dalam „Aanvraag". Bijlage lila. Inlandsch Volksonderwijs. Madoereesch Taalgebied. Patokan pengadjaran. Pangkat I. Membat ja clan menoelis lioeroef Djawa: Cat. n! 197 Bertsch; Ketab batjaqan I. „ » 198 „ ; „ „ II (sentengahnja). Menghitoeng: Cat. n! 203 Wisselink; Ketab ngetoeng I (handl.). „ „ 204 „ ; „ „ II ( id. ). Pangkat II. Membat ja dan menoelis hoeroef Djawa: Cat. n! 198 Bertsch; Ketab batjaqan II (setengahnja). „ „ 1183 Kartasoedirdja I. „ „ 1184 „ II. Membat ja dan menoelis hoeroef Blanda: Cat. n; 1185 Kartasoedirdja I. jj jj 1185a II. Menghitoeng 1—100: Cat. n; 205 Wisselink; Ketab ngetoeng III (handl.). Pangkat III. Membatja dan menoelis hoeroef Djawa: Cat. n! 215 Djahidin. „ „ 216 Poespasastra; Ketab pengadjharan. Membatja dan menoelis hoeroef Blanda: Cat. n5 1447 Kartasoedirdja III. „ „ 212 Djajakoesoema; Kandhana bhoeroen alas. Menghitoeng 1—1000: Patjahan biasa jang moedah2, „ persepoeloehan hingga peratoesan. Cat. ïï! 206 Wisselink; Ketab ngetoeng IV. » » 207 „ ; „ „ V (handl.). Kitab- jang lain tiada boleh dimasoekkan dalam „Aanvraag Bijlage 1116. BAFTAR P&^AdjaRAN. pa»'kAt Waktoe. Senen. Waktoe. Selasa. Waktoe. Rebo^^|«Ss^^ Kemis. Waktoe. Djoemaah. Waktoe. Saptoe. */s djam Membatja kitab. Va djam Menghitoeng Va djam Membatja ^ ^ai11 Dictee. Va djam Membatjadipapan Va djam Membatja kitab. mentjongak (ta- , 3 toelis. laran, awangan). éi /, 3/„ Menoelis 3/4 „ Menoelis. 3/4 „ Menghitoeng » Menghitoeng di •/« „ Menghitoeng di 3/4 ,, Menghitoeng di '4 " Menoellb- '4 » moiiu „ bat£e toelis. i/} batoe toelis. bat.oe toelis. batoe toelis. Vj „ Membatja di pa- Va „ Membatja di pa- Va „ Menghitoeng (ta- » Membatja kitab. Va „ Menoelis. V2 „ Bertjeritera. pan toelis. pan toelis. mèntjonga^n). laran awa /« 3/4 ,, Menghitoeng di 3/4 » Menghitoeng di 3/4 „ Menoelis. " Menoelis. 3/4 „ Menghitoeng 3/4 „ Menoelis. batoe toelis. batoe toelis. ! mentjongat (ta- laran, awangan). |f I» T Waktoe. Senen. Waktoe. Selasa. Waktoe. Rebo^^s^" ' Kemis. Waktoe. Djoemaah. Waktoe. Saptoe. V-2 diam Membatja kitab 3/4 djam Menghitoeng soe- Va djam Membatja ^ Menghitoeng bi- Va djam Menghitoeng 3/4 djam Menghitoeng soe- hoeroef Wol. alan di batoe Wol. r ,, di batoe mentjongak (ta- alan di batoe toe- ^.Qgjjg v)0i % toelis. laran, awangan). lis. *U » Menoelis hoeroef Va » Dictée'hoeroef Dj. 3/4 „ Menoelis * Membatja kitab 3/4 „ Menoelad (noe- Va „ Membatja kitab /4 " W1 12 " wol. ^ol' % hoeroef Dj. roen) batjaan Dj. hoeroef Wol. V2 Menghitoeng 3/4 „ Menoelis hoeroef V2 „ Dictée hotf' " a snoelis hoeroef y2 „ Bertjeritera. 3 4 „ Menghitoeng bi- h " mentjongak^ (ta- Dj. .. % ^ dl batoe 3/4 „ Menoelad^K- Va „ Membatja kitab 3/4 „ Menghitoeng * " Menghitoeng 3/4 „ Memboeat kali- Va „ Dictée hoer. Wol. roen) batjaan hoeroef Dj. langan di p mentjongak. mat. Wol. toelis. P A 111. ^ | ~ ~ — • — " •' Waktoe. Senen. Waktoe.1 Selasa. , Waktoe. Rebo- Kemis- Waktoe- Djoemaah. Waktoe. Saptoe. Menoelis ho.roef I !'i djam 'UOm ***» ^ j.klt*b *«« "SSjSWr | ' „ ™-(Sfïwï! ■J,$ m , ,T di kertas. • -gssfvjrh * "ssss * wM, • 'as. • waas 3) -mv™ i + * ii Tvrim-ha+iQ vitah 3/ MpnehitoeOÉlJ8 " Menghitoeng »/t ,, Memboeat kali- Va „ Dictée hoer. Wol. '■ * "SKPUSr * Mho«oAi.hteb '• * Mlïïp « *. X di te,tas. . iSfeSSp. % . Menoelis hoeroef: »m« V. . Bertjerttera. •/, , M»|hto„gJ* mentjongak. Wol. (sek. soenda) j toelis I Dj. ( ;; djawa). ! II Bijlage IY. Afdeeling District INLANDSCH VOLKSONDERWIJS. DAFTAR segala moerid sekola ,, „ Moeriditoe Kama Tanggal moerid naik Moend Oemoer . vP via<, Angka itoe baha- moerid ke- moela ke 0rangOjangU BanjaknJ'a moeridtog- Sebalmja moerid oeroet. a moerid- ïoemasoek tikabaha- sekolah danpakerdj ' ttiemhainr oewang p-ait-nn & soedah mening- sekolah roemasoek masoek' bapanja- o% sekolah. n. m. k j galkan sekolah. tanggal. sekolah. klag lah " — . [ l I I i I I I Bijlage V. INLANDSCH VOLKSONDERWIJS. Sekolah ABSENTIELIJST MOERID dalam tahoen 191.. ABSENTIELIJST MOERID-MOERID. Nomor stamboek. Nomor oeroet. Nama moerid. Boelan. 1 2 3 4 | 5 6 7 8 9 10 11 12 13 ^l7 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 Mistinja masoek. Masoeknja. Tiada masoek. Keterangan. ' . . ' ' I Bijlage VI. Berapa moerid jang masoek Keterangan (nama-nama Boelan. BanJ'aknja . dari i6 moerid kolom moerid. lebih dan . 0„ koerang 5 dengan 20 hari. sa™pai AU dari 16. diterangkan nari. dari desa 1. 2. 3. 4. 5. mana). 1 Bijlage VII. TARIEF permoehoenan serba=serbi sekolah desa tiap-tiap tahoen. Batoe toelis, seboeah bagi masing-masing moerid. Anale batoe toelis, 20 batang bagi masing-masing moerid. Boekoe toelis, 2 helai bagi masing-masing moerid klas II. dan 3 helai bagi masing-masing moerid klas III. Pena, 1/12 gros bagi masing-masing moerid klas II. dan V, gros bagi masing-masing moerid klas III. Tangkai pena, 1 batang bagi masing-masing moerid klas II dan III. Dawat, Vu botol bagi masing-masing moerid klas II dan III. Potlod, 2 batang bagi masing-masing moerid klas III. Tempat dawat, seboeah bagi tiap-tiap doea moerid klas II dan III. Kertas dan karet, kertas rata-rata 1/3 riem bagi tiap-tiap sekolah; karet 1 boeah bagi masing-masing goeroe. Kapoer, l1/, peti bagi masing-masing goeroe. Kajoe garis, seboeah bagi masing-masing goeroe. Tjat papan toelis, V4 K.G. bagi tiga papan toelis. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 30 Bijlage VIII. TARIEF VAN OEDRUKTEN. *1 a. voor iederen Opziener 3 ex. II. „ „ Controleur van B. B. 4 „ lila. „ iedere nieuwe school 1 „ III&. „ „ „ „ 1 IV- „ „ „ „ 1 „ (buitenvel). V. » „ school 4 „ ( „ ). VI. „ „ nieuwe school 1 „ (model). I-^- » >i school 1 n (buitenvel). 11 11 11 1 XI. „ „ nieuwe school 1 „ (model). **XII. „ „ school 1 „ (buitenvel). „ 1 „ ( „ )• XIYa. „ iederen opziener of mantri goeroe met toezicht belast .. 4 „ ( „ ). XïVè. „ id. .. 4 „ ( „ ). XV- » ^ --15,, ( „ ). Waar nog geen Opziener is, wordt deze bijlage ingediend door den betrokken Controleur van b.b. Uitsluitend voor scholen waar schoolgeld wordt geheven. Bijlage IX. Afdeeling .. District.. . Volksschool DAFTAR KEMADJOEAN MOERSD. NAMA. MEMBATJA. Januari. Februari. Maart. April. Mei. Juni. Juli. Augustus. September. October. November. December. 0 V 1 8. M E : 7 ; TH I os i t-T I 1^1.- Januari. Februari. Maart. April. \ ^swtyY. ~Yjruij. ' A ugustu Septembe October. Novernbe Decembdi MENGHITOENG. Januari, Februari. Maart. April. Mei. Juni. Juli. Augustus. September. October. November. December. i | i ! ! ■ I I I . ! ♦ i || i jij I ! 1 : 5 baik sekali. 4 baik. 3 tjoekoep. 2 koerang. 1 djelek. Bijlage X. STAAT perkakas sekolah didalem sekola tahoen Adanja Perkakas tanggal 30 Perkakas Perkakas jang ada Namanja per- September •'ang -iang pada30Sep- Keteran- kakas. tahoen masoek dl" keloear dl" tember gan. jang dalam 1 dalam 1 tahoen sesoedah. i tahoen- tahoen" karang. Bijlage XI. DAFTAR roepa-roepa chabar atawa permoehoenan akan goenanja goeroe-goeroe dan moeridmoerid sekolah desa JANG Dl CHABARKAN ATAÜ P°etoesan wedana ata« . JANÖ m CHABAEKAN ATAU Poetoesan wedana atau Tanggal toelan. Dï POEHOENKAN. Dl POEHOENKAN. I I Bijlage XII. Afdeeling District Sekolah INLANDSCH VOLKSONDERWIJS. Daftar pembajaran oeang sekolah tiap-tiap boelan tahoen 19 DAFTAR FEMBAJARAN OEANG SEKOLAH TIAP-TIAP BOELAN. Angka stamboek. I Namanja moerid. Pembajaran seseorang seboelan. Januari. Februari. Maart. April. Mei. Juni. Juli. Augustus. September. October. November. December. 1 23456789 10 11 12 Keterangan. Bijlage XIII. INLANDSCH VOLKSONDERWIJS. Afdeeling Tahoenl91.. District Boelan Sekolah DAFTAR nama segala orang jang lagi berhoetang oewang sekolah. Keterangan Oewang Angka Nama oranS boelan Banjaknja «etangjang Hoetang oeroet. jan£ mana ber- hoetang. ' erima jang lnS berhoetang. hoetane dalam boe- gal lagi. lan ini. Bijlage XIYa. Residentie Afdeeling. District. KWARTAALSTAAT jang ke Tahoen 19 STAAtSfl0ER|D. - , v Di dalam satoe2 boelan berapa moerid „ , .. Banjaknja moerid. -Ranja15' g jang mas0ek Eeadaan " ^ . craPa ° ___ i ° , — nia111 ^oerirt • Nama aU rid Pe' 'iafla ^ 'iang ■ Keterangan. sekolah2 Boelan. sekolah Eelag Ke]as Kelas Djoem- \0&- d »iasoek lebi dari 20 dari 16—20 koerang dari desa. satoe1 boe- l IL nI> lah_ ^ Selio]ah. hari. hari. . 16 hari. lan. ' - 1 j I • * I * * ^ " °0RsCHRIPTE]Sr INL. ONDERWIJS. 31 Bijlage XIVb. Residentie , Afdeeling. District. KWARTAALSTAAT jang ke Tahoen 19 STA * '1 E R O E. — — — | — , . nCx Tiada masoek sebab Keterangan .T Djadi apa di sekolah Moelai maso \ (sebabnja di pin- Nama sekolah JNama ini dan berapa pekerdjaan di s dahken atau kele- Desa. goeroe-goeroe. belandjanja. lah ini.^J s Sakit. Dengan idzin. Tiada dengan idzin. pasannja goeroe). Bitlage XV. STAAT Iaporan memeriksa sekolah2 desa di afdeeling Kemadjoean Hal Masoeknja moerid2. Hari sekolalfdi District Hal ro6mah Hal Pekakas , Hal,js, gistra- di sekolah. Hal Pemba" b. menoelisf' ketjoekoepan. Penghasi- boelan. sek°lal al uistnct. sekolah. sekolah. inventafl ti6. (Hal absent) gian klas2. c m6nghi- goeroe lian goeroe. desa" toeng. I. II. IIL Y. VI. VII. VIII. IX. PARTICULIERE SCHOLEN. TOEZICHT OP HET DOOR EUROPEANEN AAN INLANDERS GEGEVEN PARTICULIER ONDERWIJS. Ord. 3 November 1880 (StbL 1880 n°. 201). IN NAAM ENZ. (gewoon hoofd). Dat Hij enz.; Lettende enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Vast te stellen de volgende: „Regelen 0) voor het toezigt op het bijzonder onderwijs,, „door Europeanen en met dezen gelijkgestelden aan inlanders „en met dezen gelijkgestelden te geven". Art. 1. Europeanen en met dezen gelijkgestelden behoeven voor het geven van bijzonder onderwijs aan Inlanders of met dezen gelijkgestelden, hetzij school-, hetzij huisonderwijs, de schriftelijke vergunning van het hoofd van gewestelijk bestuur (2), door wien zij op schriftelijke aanvraag wordt verleend voor één of meer plaatsen, binnen het door hem bestuurd gewest gelegen. Het geven van zoodanig onderwijs zonder de vereischte vergunning wordt gestraft: de eerste maal met eene boete van f 25.— (vijf en twintig gulden) tot f 100.— (éénhonderd gulden), de tweede maal met eene boete van f 100.— (éénhonderd gulden) en gevangenisstra f van 8 (acht) dagen, te zamen of afzonderlijk, en vervolgens telkens met gevangenisstraf van 1 (één) tot 3 (drie) maanden. Art. 2. (1) De bij artikel 1 bedoelde vergunning wordt alleen verleend als: C1) L>eze regelen hebben geen betrekking op voorbereidingsonderwijs (Art. 3 van Gouv. besl. 1 Februari 1907 n». 27 in Bijbl. no. 6633). (2) Vergunningen als hier bedoeld, verleend vóór de inwerkingtreding der ord. 18 April 1912 (Stbl. 1912 n°. 286), blijven ingevolge art. 2 van die ordonnantie van kracht. a. daarvan geene verstoring van orde en rust is te duchten; b. het daartoe strekkend verzoek vergezeld gaat le. van eene verklaring, afgegeven door het hoofd van plaatselijk bestuur der woonplaats van den aanvrager, houdende, dat deze te goeder naam en faam bekend staat; 2°. van een bewijs, waaruit blijkt, dat de aanvrager in Nederland een lagere school of in Nederlandsch-Indië een school, waar het Nederlandsch geheel of in hoofdzaak het voermiddel is, met vrucht heeft doorloopen; of van eene verklaring, afgegeven door het Hoofd van bestuur ter woonplaats van den aanvrager, houdende, dat deze door dien ambtenaar geacht wordt de kennis te bezitten, die het doorloopen eener lagere school als hooger bedoeld in den regel geeft; dan wel van een diploma van met gunstigen uitslag door den aanvrager afgelegd kleinambtenaars-examen, of een daarmede minstens gelijk te stellen diploma. (2) Niet-Nederlanders kunnen, instede van een der stukken in alinea 1, sub b, 2e, vermeld, overleggen eene verklaring van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, houdende, dat zij naar diens oordeel voldoende bekwaam zijn om het door hen beoogde onderwijs te geven f). Art. 3. Het weigeren der gevraagde en het intrekken der verleende vergunning geschieden bij met redenen omkleede beschikking. Art. 4. De bij artikel 1 bedoelde vergunning wordt niet vereischt: 1°. voor christen-zendelingen, voorzien van de bijzondere toelating bedoeld in artikel 123 van het reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië; 2°. voor van die toelating voorziene christen-leeraars en priesters, voor zooveel het onderwijs aan inlandsche christenen en heidenen betreft; zijnde zij overigens bij de indiening hunner aanvraag van de voldoening aan artikel 2 lr. a dezer verordening vrijgesteld. Art. 5. De scholen, waar door Europeanen en met dezen gelijkgestelden, — ook door de personen in het voorgaande artikel genoemd, — onderwijs wordt gegeven aan inlanders en met dezen gelijkgestelden, zijn steeds toegankelijk voor de leden der plaatselijke inlandsche schoolcommissie en den be- (') Aldus luidt artikel 2, eerst gewijzigd bij ord. 17 November 1903 ■ (Stbl. 1903 7io. 389), ingevolge art. 1 van ord. 18 April 1912 (Stbl. 1912 71®. 286). trokken inspecteur of adjunct-inspecteur van het inlandsch onderwijs. De onderwijzers zijn verpligt aan deze autoriteiten de verlangde inlichtingen te geven omtrent de school en het onderwijs. Weigering ten deze wordt gestraft met eene boete van f 25.— (vijf en twintig gulden) of gevangenisstraf van 3 (drie) dagen,- en bij herhaling telkens met beide straffen te zamen. Huis-onderwijs, dat is: onderwijs aan de kinderen van ten hoogste drie gezinnen bij elkander in de woningen hunner ouders of voogden, is niet aan dit toezicht onderworpen. Art. 6. Op bijzondere scholen, voor de Europeesche jeugd bestemd, mogen kinderen van inlanders en met dezen gelijkgestelden worden toegelaten zonder de in artikel 1 dezer ordonnantie bedoelde vergunning, zoolang hun aantal niet meer dan een derde van het geheele getal leerlingen der school bedraagt. Yoor overschrijding van dit maximum wordt genoemde vergunning vereischt. Op het niet vragen dier vergunning zijn de boeten en straffen in artikel 1, alinea 2 omschreven, toepasselijk. Deze scholen blijven nogtans uitsluitend onderworpen aan het toezigt, over bijzondere Europeesche scholen voorgeschreven. En opdat enz. (gewoon slot). BERICHTEN BETREFFENDE DE OPRICHTING VAN BIJZONDERE SCHOLEN. Circ. Dir. O. E. N. 11 November 1880 ü! 14685 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 3625). Uit de aan mijn departement ingediende inspectierapporten van den inspecteur en de adjunct-inspecteurs van het inlandsch onderwijs is mij gebleken, dat die ambtenaren meermalen onkundig worden gelaten omtrent de opening van bijzondere inlandsche scholen in enkele residentiën. Naar aanleiding daarvan en in verband met het bepaalde bij de 3e alinea van art. 5 van Staatsblad 1871 n? 104, heb ik de eer UEdGr. te verzoeken het noodige te willen verrigten, opdat in den vervolge van de opening van dergelijke scholen in uw gewest, zij het ook door de hoofden van plaatselijk bestuur, dan wel door de controleurs bij het binnenlandsch bestuur, onverwijld aan den betrokken inspecteur of adjunctinspecteur kennis worde gegeven. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, STORTENBEKER. SPELLING DER MALEISCHE TAAL MET LATIJNSCHE KARAKTERS OP PARTICULIERE SCHOLEN. Circ. Dir. O. E. N. 20 September 1902 ff 169516 aan de Hooiden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 5821). Ter verkrijging van een vast stelsel van spelling der Maleisehe taal met Latijnsehe karakters is in 1896 aan den beer Ch. A. van Opliuijsen, inspecteur van het Inlandsch onderwijs m de 4e afdeeling, een reis opgedragen naar eenige Maleische gewesten binnen en buiten Nederlandsch-Indië, tot het instellen van een onderzoek naar de meest verbreide uitspraak dier taal. De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in een woordenlijst met spelregels, welke onder den naam „Kitab Logat Melajoe" zijn opgenomen in den Catalogus van het Depot van Leermiddelen (ns 932). Ten einde het beoogde doel te bereiken, is het in de eerste plaats noodig dat zij, die geroepen zijn meergenoemde taal te onderwijzen, van geen andere spelling gebruik maken, dan de in de woordenlijst gevolgde, welke reeds in verschillende in den laatsten tijd gedrukte werkjes is gebezigd. Ik heb daarom aan de Inlandsehe sehoolcommissiën (1) verzocht het onderwijzend personeel der verschillende Gouvernements Inlandsehe scholen op te dragen in het vervolg voor het schrijven der Maleische taal met Latijnsehe karakters uitsluitend van de spelling voorkomende in de woordenlijst gebruik te maken. In het belang van de noodige eenheid moet het echter aanbeveling verdienen dat ook de particuliere scholen het voorbeeld der Gouvernements scholen volgen. In verband daarmede heb ik de eer UHEdG. te verzoeken de aandacht der houders van particuliere scholen in Uw gewest te willen doen vestigen op de voor openbare scholen aangenomen spelling en op het gemak en het nut voor de leerlingen hunner school om dezelfde spelling te volgen. Ik teeken hierbij aan dat bedoelde Kitab Logat Melajoe bij het Dépot van Leermiddelen te Weltevreden voor het algemeen verkrijgbaar is tegen den prijs van f 0.45 per exemplaar. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, ABENDANON. ('}) Bij circ. 20 September 1902 no. 16951a, blz. 73. PROGRAMMA'S VOOR DE EINDEXAMENS AAN PARTICULIERE KWEEKSCHOLEN. a. Kweekschool te Bandoeng. Gouv. besl. 11 Maart 1910 n°. 49 (Bijbl. n». 7441). Gelezen enz.; Gelet op artikel 11, alinea 4, van de „Regelen en voorwaarden voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad W 242) f); Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen liet volgende programma voor het eindexamen aan de particuliere Protestantsche zendingskweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Bandoeng. Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken, of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd, waarbij moet worden gelet op het hoofddoel der opleiding, namelijk de vorming van degelijke onderwijzers. Bij het examen moet daarom meer worden geëischt van liet verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hun studie heeft geleid, dan om de leemten op te zoeken die in zaken van ondergeschikt belang hun kennis verraadt. Bij de beoordeeling van de kennis der kweekelingen wordt steeds de behoefte der Inlandsche lagere school in het oog gehouden. Het eindexamen omvat de vakken, genoemd in artikel 5 onder 1 tot en met 10 van de Regelen en voorwaarden enz. vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n; 242) 0). Hiervan zijn facultatief de vakken 1 en 2 en de Maleische taal. De vereischten zijn de volgende: le. (facultatief). Eenig inzicht in den bouw en de verrichtingen van het menschelijk lichaam; eenige algemeene kennis van dieren en planten, verklaring van de voornaamste verschijnselen op het gebied der physica. 2e. (facultatief). Kennis van de voornaamste personen en gebeurtenissen uit de geschiedenis van Nederlandsch-Indië. Algemeen overzicht van de geschiedenis van Nederland. 3e. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die (i) Blz. 691. van Nederlandsch-1 ndië en Nederland, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 4e. Het gebruik, de kracht en de beteekenis der taalvormen van het Soendaneesch. Vaardigheid om zich, zoowel mondeling als schriftelijk, gemakkelijk in de Soendaneesche taal uit te drukken. 5e. (facultatief). A'aardigheid, om zich in de Maleische taal uit te drukken. Vaardig en duidelijk lezen van Maleisch proza in Arabische en Latijnsche karakters. Blijken geven, dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 6e. Vaardig en duidelijk lezen van Soendaneesch leesstof. Blijken geven, dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 7e. Het vervaardigen van een schoonschrift met Javaan- ! sche, Arabische en Latijnsche karakters op papier en op het schoolbord. Se. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken, ontleend aan de practijk en aan de omgeving, en bij het rekenen uit het hoofd. Nauwkeurige kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. 9e. Oppervlakte berekenen van vlakke figuren. Oppervlakte en inhoud van eenvoudige lichamen. 10®. Voldoende bedrevenheid in het handteekenen, om daarin onderwijs te kunnen geven. 11L. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs en van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. Extract enz. b. Kweekscholen te Mergaredja en Tingkir (Semarang). Gouv. besl. 28 December 1909 n°. 32 (Bijbl. n°. 7275). Gelezen enz.; Gelet op artikel 11, alinea 4, van de „Regelen en voorwaarden voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad ff 242) (*); Is goedgevonden en verstaan: (*) Blz. 691. Vast te stellen de volgende programma's voor het eindexamen aan de gesubsidieerde Protestantsche zendingskweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Mërgarëdja en Tingkir (Semarang): Programma 'voor het eindexamen aan de zendingshweékschool te Mërgarëdja. Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd en of zij voldoende bekwaamheid bezitten om als onderwijzer aan eene Inlandsche lagere zendingsschool geplaatst te kunnen worden. Bij het examen moet meer worden geëischt van het verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hunne studie heeft geleid, dan om de leemten op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hunne kennis verraadt. Bij de beoordeeling van de kennis der kweekelingen wordt steeds de behoefte der Inlandsche lagere zendingsschool in het oog gehouden. Het verslag van het resultaat van het examen moet vermelden, of het examen voldoende of even voldoende, dan wel uitstekend is afgelegd. Het eindexamen omvat de vakken, genoemd in artikel 5 van de Regelen en voorwaarden enz., vastgesteld bij de Ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n? 242) (*), benevens Maleische taal, zang, bijbelsche geschiedenis, bijbelsche aardrijkskunde, kerkgeschiedenis, bijbelkennis en Christelijke geloofsleer. De vereischten voor een voldoend examen zijn: 1°. Voldoende kennis van de Javaansche taal, waaronder wordt verstaan het vaardig en verstaanbaar lezen en het begrijpen van Javaansch proza en tembang en tevens voldoende kennis van de regels der Javaansche spraakkunst. Uit een schriftelijk opstel over eenig opgegeven onderwerp moet blijken dat de candidaat zich zonder fouten tegen de regels der spraakkunst van de Javaansche taal bedienen kan. Bij het mondeling onderzoek mag geëischt worden dat de candidaat zich in de Javaansche taal juist wete uit te drukken en zich van de toepassing der taalregels rekenschap wete te geven. 2°. Eenige kennis van de Maleische taal, waaronder wordt verstaan het vaardig en verstaanbaar lezen van Maleisch met Latijnsch karakter, en dat de candidaat blijken geeft van een- (!) Blz. 691. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 32 voudig Maleisch proza te begrijpen en in het Javaansch te kunnen weergeven. Bij liet mondeling onderzoek mag geëischt worden, dat de candidaat zich in de Maleische taal redelijk wete uit te drukken, en eenige kennis toone te bezitten van de Maleische woordvorming in vergelijking met die in het Javaansch. 3°. Het vervaardigen van schoonschrift in de bij ff 1 en 2 bedoelde talen met Javaansch en Latijnsch karakter. Bij het beoordeelen van het schrift wordt ook gelet op dat der opstellen. 4°. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken en bij het rekenen uit het hoofd. Nauwkeurige kennis van het metrieke stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. Voorts eenige kennis van de leer der evenredigheden, der reeksen en der verschillende talstelsels, en de toepassing daarvan bij het oplossen van eenvoudige vraagstukken. 5°. Eenige algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die van Nederlandsch-Indië, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 6°. Eenige-kennis van de beginselen der vormleer, der eenvoudige meetkundige lichamen, der lijnen, hoeken en platte vlakken, en het berekenen van inhouden en oppervlakten. 7°. Eenige bedrevenheid in het handteekenen, voldoende om een eenvoudig voorwerp op het bord te kunnen voorteekenen. 8°. Eenige kennis der algemeene en bijzondere methodiek, en voldoende begrip van klassikaal onderwijs en van de gepaste middelen waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. 9°. Voldoende kennis van het notenschrift en van de Europeesche en Inlandsche toonschalen, alsmede van het cijferschrift ten dienste van den zang. 10°. (facultatief). Eenige bekendheid met de hoofdpunten der geschiedenis van Java. 11°. (facultatief). Eenige algemeene kennis van de beginselen der natuurkunde en der natuurlijke historie. 12°. Grondige kennis der bijbelsche geschiedenis. 13°. Voldoende kennis der bijbelsche aardrijkskunde, in het bijzonder van Palestina. 14°. Eenige bekendheid met de hoofdpunten der kerkgeschiedenis. 15°. Eenige algemeene bijbelkennis: verstandig bijbellezen en exegese, verdeeling en inhoud der bijbelboeken, en bijbelsclie oudheidkunde. 16°. Voldoende kennis van de grondbeginselen der Christelijke geloofsleer, ook in verband met die van andere godsdiensten. Programma voor het eindexamen aan de zendingskweekschool te Tingkir. Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken, of de kvveekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd, terwijl moet worden gelet op het hoofddoel deiopleiding, namelijk de vorming van geschikte onderwijzers aan de Lagere Inlandsche Zendingsschool. Bij het examen moet daarom meer worden geëischt van het verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hun studie heeft geleid dan om de leemten op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hun kennis verraadt. Bij de beoordeeling van de kennis der kweekelingen wordt steeds de behoefte der Inlandsch Lagere Zendingsschool in het oog gehouden. Het eindexamen omvat naast de vakken genoemd in artikel 5 onder 1 t/m 10 van de Regelen en voorwaarden enz. vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad Il! 242) 0): Bijbelsche- en kerkgeschiedenis, Christelijke geloofs- en zedeleer, Maleische taal en Zingen. De vereischten zijn de volgende: 1°. Eenige algemeene kennis van de natuurkunde en van de natuurlijke historie (facultatief). 2°. Eenige kennis van de voornaamste gebeurtenissen uit de geschiedenis van Java (facultatief). 3°. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die van Nederlandsch-Indië, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 4°. Het gebruik, de kracht en de beteekenis der taalvormen van het Javaansch. \ aardigheid om zich zoowel mondeling als schriftelijk gemakkelijk in de Javaansche taal uit te drukken. [ 5°. \ aardig en duidelijk lezen van Javaansch proza. Blijken geven, dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 6°. Het vervaardigen van schoonschrift met Javaansch en Latijnsch karakter. 7°. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijfer- l1) Blz. 691. kunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken ontleend aan de practijk en aan de omgeving, en bij het rekenen uit het hoofd, nauwkeurige kennis van het metrieke stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel., 8°. Oppervlakte berekenen van vlakke figuren. Oppervlakte en inhoud van eenvoudige lichamen. 9°. Eenige bedrevenheid in het handteekenen, voldoende om eenvoudige voorbeelden op het schoolbord te kunnen voorteekenen. 10°. Voldoende kennis van de methodiek en eenig begrip van klassikaal onderwijs en van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. 11°. Grondige kennis van de feiten der Bijbelsche geschiedenis en algemeene kennis van de voornaamste gebeurtenissen uit de geschiedenis der Christelijke Kerk. 12°. Algemeene Bijbelkennis en xecht verstand van den tekst des Bijbels. Kennis der hoofdwaarheden van de Christelijke geloofs- en zedeleer en eenig begrip van de tijdorde en de ontleding der Bijbelboeken. 13°. Eenige vaardigheid om zich in de Maleische taal uit te drukken. Vaardig en duidelijk lezen van Maleisch proza. Blijken geven dat het gelezene wordt verstaan en kan worden verklaard in het Javaansch. 14°. Eenige kennis der toonschalen, het zingen van het blad op noten en cijfers van meerstemmige liederen op woorden en van Inlandsche melodieën (facultatief). Extract enz. c. Kweekschool te Madjawarna (Soerabaja). Gouv. besl. 10 Juli 1907 n°. 9 (Bijbl. n°. 6694). Gelezen enz.; Gelet op artikel 11, alinea 4, van de Regelen en voorwaarden voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad ff 242) 0); Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen het volgende Programma voor het eindexamen aan de gesubsidieerde kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Modjowarno (Soerbaja): (!) Blz. 691. Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken of de kweekelingen den Cursus aan de kweekschool met vrucht hebben I gevolgd, daarbij lettende op het hoofddoel der opleiding, na- ■ melijk de vorming van degelijke onderwijzers. Bij het examen moet daarom meer worden geëischt van het I verstand dan van het geheugen. > Het moet meer de strekking I hebben om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke I mate van inzicht hun studie heeft geleid, dan om de leemten jop te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hun I kennis verraadt. Bij de beoordeeling van de kennis der kweeI kelingen wordt steeds de behoefte der Inlandsche Lagere ■ school in het oog gehouden. Het eindexamen omvat de vakken, genoemd in artikel 5 I onder 3 t/m 10 van de Regelen en voorwaarden enz. vastgeI steld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n; 242) O). De vereischten zijn de volgende: I 1°. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs en van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. I 2°. Het gebruik, de kracht en de beteekenis der taalvormen van het Javaansch. Vaardigheid om zich, zoowel mondeling als schriftelijk, gemakkelijk in de Javaansche taal uit te drukken. 13°. Vaardigheid en duidelijk lezen van Javaansch proza. Blijken geven, dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. I 4°. A'aardigheid, om zich in de Maleische taal uit te drukken. Vaardig en duidelijk lezen van Maleisch proza in Arabische en Latijnsche karakters. Blijken geven, dat het gelezen e wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. I 5°. Het vervaardigen van een schoonschrift met Javaansch, Arabisch en Latijnsch karakter op papier en op het schoolbord. I 6°. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken ontleend aan de practijk en aan de omgeving, en bij het rekenen uit het hoofd. Nauwkeurige kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. [ 7°. Oppervlakte berekenen van vlakke figuren. Oppervlakte en inhoud van eenvoudige lichamen. 1 8°. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die t1) Blz. 691. van Nederlan dsch-Indië, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 9°. Voldoende bedrevenheid in het liandteekenen, om daarin onderwijs te kunnen geven. Extract enz. d. Kweekschool A te Moentilan (Kedoe). Gouv. besl. 25 Juni 1912 n°. 52 (Bijbl. n°. 7654). Gelezen enz.; Gelet op artikel 11, alinea 4, van de „Regelen en voorwaarden voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad ïl! 242), juncto de ordonnantie van 7 Juni 1911 (Staatsblad Il? 359) (*); Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buiten werkingstelling voor het jaar 1913 en volgende jaren van het programma voor het eindexamen aan de gesubsidieerde particuliere Roomsch-Katholieke kweekschool (2) voor Inlandsche onderwijzers te Moentilan (Kedoe), vastgesteld bij het besluit van 4 Augustus 1911 ns 16 vast te stellen de volgende programma's A en B voor de examens, af te nemen aan de leerlingen respectievelijk van de 5de en de 6de klasse dier kweekschool. Programma A. le. Kennis van de Maleische en Javaansche taal. De candidaten moeten zich mondeling en schriftelijk goed in die talen weten uit te drukken, eenvoudig proza in die talen nauwkeurig kunnen lezen en bewijzen geven het gelezene goed te begrijpen en zoowel bij het mondeling als bij het schriftelijk examen doen blijken van voldoende kennis der grammatica van die talen. 2e. Kennis van de gronden der hoofdbewerkingen in de rekenkunde met geheele getallen en met gewone en tiendeelige breuken; het metriek stelsel en de Inlandsche maten en gewichten; de evenredigheden; de berekeningen van de grootte en de vormveranderingen van eenvoudige vlakke figuren en de berekening van de inhouden der eenvoudigste lichamen. Vaardigheid in het oplossen, zoowel uit het hoofd als schriftelijk, van eenvoudige rekenkunstige vraagstukken. (!) Blz. 691. (2) Deze kweekschool wordt thans „Kweekschool A" genoemd ter onderscheiding van een te Moentilan geopende 2de r. k. kweekschool, aangeduid met „Kweekschool B". 3e. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van haar natuur- en staatkundige verdeeling. Grondige bekendheid met de aardrijkskunde van Nederlandsch- O ost-lndië. Eenige bekendheid met de hoofdzaken der wis- en natuurkundige aardrijkskunde. 4e. Bekendheid met de geschiedenis van NederlandschOost-Indië en met de hoofdpunten van de vaderlandsche en de algemeene geschiedenis, voorzoover die met eerstgenoemde in nauw verband staan. 5e. Kennis van: de hoofdzaken der natuurkunde; de beginselen der anorganische en enkele hoofdpunten der organische scheikunde; de voornaamste inheemsche planten en dieren, in het bijzonder landbouwgewassen en landbouwhuisdieren; de systematisch^ rangschikking, den bouw en de levensverrichtingen van planten en dieren; de meest voorkomende ziekten bij planten en dieren en hare bestrijding; het menschelijk lichaam. 6e. Vaardigheid in het teekenen van vlakversieringen, het teekenen naar de natuur en het illustratief teekenen op het bord. 7e. Vaardigheid in het schrijven met een duidelijk loopende hand van de aan de kweekschool onderwezen letterschriften. Programma B. le. Voldoende kennis van de Nederlandsche taal. De candidaten moeten zich mondeling en schriftelijk redelijk in die taal weten uit te drukken, eenvoudig proza nauwkeurig kunnen lezen en bewijzen geven het gelezene goed te begrijpen en zoowel bij het mondeling als bij het schriftelijk examen doen blijken van voldoende kennis van de beginselen der spraakkunst. 2®. Kennis van den bouwgrond en van de middelen ter verbetering daarvan. Eenig inzicht in de algemeene en de bijzondere plantenteelt, de veeteelt, de vischteelt en de hoofdpunten der landhuishoudkunde. 3e. Bekendheid met de inrichting der Inlandsclie lagere school, het klassikaal onderwijs, de geschikte middelen tot handhaving van orde en tucht, de methodiek van het lezen, schrijven en rekenen en de voornaamste bepalingen op het openbaar lager Inlandsch onderwijs in N ederlandsch-Indië. Ten tweede: Ten vervolge van het besluit van 8 October 1911 n? 28, krachtens artikel 4 der Regelen betreffende de benoembaarheid en bevordering van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen der lste en 2de klasse voor lager onderwijs in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1893 n; 127 juncto Staatsblad 1911 M; 371) O, de in artikel 1 van dit besluit genoemde particuliere kweekschool aan te wijzen als een inrichting, waarvan het bewijs van met gunstigen uitslag afgelegd examen volgens het bij dat artikel vastgesteld programma B den bezitter benoembaar maakt tot hoofd van de scholen der lste klasse. Afschrift enz. e. Kweekschool te Djokjakarta. Gouv. besl. 12 Mei 1909 n°. 31 (Bijbl. n°. 7048). Gelezen enz.; Gelet op artikel 11, alinea 4, van de „Regelen en voorwaarden voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n? 242) (2); Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen het volgende programma voor het eindexamen van de gesubsidieerde kweekschool voor Inlandsche onderwijzers (Keucheniusschool) te Djokjakarta. Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht gevolgd hebben en of zij voldoende bekwaamheid bezitten om als onderwijzer aan een zendingsschool geplaatst te kunnen worden. De vereischten voor het examen zijn: le. Voldoende kennis van de Javaansche taal, waaronder wordt verstaan: a. vaardig en verstaanbaar lezen van gewoon Javaansch proza en begrijpen van het gelezene; b. kennis van de hoofdregels der Javaansche spraakkunst. Uit een opstel over een opgegeven onderwerp moet blijken, dat de candidaat zich in die taal behoorlijk weet uit te drukken, zonder ernstige fouten tegen de regels der spraakkunst. Bij het mondeling onderzoek mag geëischt worden, dat de candidaat zich juist weet uit te drukken en zich van de toepassing der taalregels rekenschap weet te geven. 2e. Eenige kennis van de Maleische taal, waaronder wordt verstaan: a. vaardig en verstaanbaar lezen van Maleisch met Arabisch karakter; b. vertalen van eenvoudig Maleisch proza in het Javaansch; (!) Blz. 92. (2) „ 691. c. eenige vaardigheid in het spreken der taal; d. eenige kennis van de hoofdregels der spraakkunst. 3e. Het vervaardigen van een schoonschrift met Javaansch en Latijnsch karakter. Bij de beoordeeling van het schrift worde ook gelet op dat der schriftelijke opgaven. 4e. Kennis van de vier hoofdbewerkingen der rekenkunde met geheele en gebroken getallen; vaardigheid in de toepassing der hoofdbewerkingen bij de schriftelijke oplossing van eenvoudige vraagstukken en bij het rekenen uit het hoofd; kennis van het metrieke stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. 5e. Eenige algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die van Nederlandsch-Indië; eenige bekendheid met de hoofdzaken van de wis- en natuurkundige aardrijkskunde. 6e. Eenige kennis van de beginselen der vormleer, der eenvoudige meetkundige lichamen; eenig begrip van lijnen, hoeken en platte vlakken; vaardigheid in het berekenen van inhouden en oppervlakten van regelmatige lichamen en figuren. 7e Eenige bedrevenheid in het handteekenen. 8e. Eenige kennis van de algemeene en de bijzondere methodiek; eenig begrip van de inrichting eener lagere school en van de beteekenis van klassikaal onderwijs; kennis van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school gehandhaafd worden. 9e. Eenige bekendheid met de hoofdpunten van de geschiedenis van Nederlandsch-Indië. 10e. Eenige bekendheid met de hoofdzaken van de natuurlijke historie. lle. Kennis van de Bijbelsche Geschiedenis en de Gereformeerde Belijdenis. Extract enz. f. Kweekscholen te Na Roemonda, Ombolata en Sipoholon (Tapanoeli). Gouv. besl. 28 December 1910 n°. 22 (Bijbl. n°. 7530). Gelezen enz.; * Gelet op artikel 11, alinea 4, van de „Regelen en voorwaar- den voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere Kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n! 242) (x); Is goedgevonden en verstaan: Yast te stellen de volgende programma's voor het eindexamen aan de gesubsidieerde Protestantsche zendingskweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Sipoholon, Na Roemonda, en Ombolata, alle gelegen in de residentie Tapanoeli: I. Programma voor het eindexamen aan de Protestantsche zendingskweekscholen te Sipoholon en Na Roemonda. Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken, of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd, waarbij moet worden gelet op het hoofddoel der opleiding, namelijk de vorming van degelijke onderwijzers en voorgangers. Bij het examen moet daarom meer worden geëischt van het verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben, om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hun studie heeft geleid, dan om de leemten op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hun kennis verraadt. De waardeering van de kennis der candidaten in de verschillende vakken geschiedt door middel van de getallen 10 tot 1, welke de volgende beteekenis hebben: 10 == uitmuntend; 9 = zeer goed; 8 = goed; 7 = ruim voldoende 6 = voldoende; 5 = twijfelachtig; 4 = onvoldoende; 3 = gering; 2 = slecht; 1 = zeer slecht. Het eindexamen omvat de vakken, genoemd in artikel 5 van de „Regelen en voorwaarden enz.", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n? 242) (*) en die, welke verder in het leerplan der school zijn opgenomen. De vereischten zijn de volgende: 1. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer in het bijzonder *— (!) Blz. 691. die van Nederlandsch-Indië, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 2. Grondige kennis van het gebruik, de kracht en de beteekenis der taalvormen in het Bataksch. Vaardigheid om zich, zoowel mondeling als schriftelijk, gemakkelijk in het Bataksch uit te drukken. 3. Vaardig en duidelijk lezen van het Bataksch met eigen en Latijnsche karakters. Blijken geven dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 4. Het vervaardigen van schoonschrift in eigen en Latijnsche karakters. Tevens zal bij de beoordeeling van het schrift gelet worden op dat van het overig schriftelijk werk. 5. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken ontleend aan de practijk en aan de omgeving, en bij het rekenen uit het hoofd. Nauwkeurige kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. 6. Kennis van de voornaamste eigenschappen der drieen veelhoeken en van den cirkel. Kennis van de berekening van oppervlakte en inhoud van eenvoudige meetkunstige lichamen. 7. Voldoende bedrevenheid in het teekenen van eenvoudige voorwerpen uit het dagelijksch leven. 8. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs; van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd, en van de methodiek der leervakken. 9. Kennis van de voornaamste gebeurtenissen, vermeld in de boeken van het Oude en het Nieuwe Testament, benevens bekendheid met den oorsprong dier boeken en hun hoofdzakelijken inhoud. Grondige kennis van den kleinen katechismus en van de voornaamste kerkelijke gezangen. 10. Eenige bekendheid met de geschiedenis van Nederlandsch-Indië sedert het einde der XVIde eeuw. Eenige bekendheid met de volken der oudheid voor zoover zij een overwegenden invloed op het verloop der wereldgeschiedenis hebben uitgeoefend. Kennis van de geschiedenis der Christelijke kerk gepaard aan bekendheid met de voornaamste feiten der algemeene geschiedenis, die met haar in verband staan. Grondige kennis van de uitbreiding der Christelijke kerk in de Bataklanden. 11. Eenige kennis van dieren, planten en delfstoffen. Eenige kennis van de algemeene eigenschappen der lichamen en verklaring der voornaamste natuurverschijnselen. 12. Vaardig lezen van het Maleisch met Latijnsche karakters. Blijken geven dat het gelezene wordt verstaan. 13. Kennis van het notenschrift en bekwaamheid in het voorzingen der kerkelijke melodieën. 11. Programma voor het eindexamen aan de Protestantsche zendingskweekschool te Ombolata. Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd, waarbij moet worden gelet op het hoofddoel der opleiding, namelijk de vorming van degelijke onderwijzers. Bij het examen moet daarom meer Worden geëischt van het verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben, om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hun studie heeft geleid, dan om de leemten op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hun kennis verraadt. Het eindexamen omvat de vakken genoemd in Artikel 5 van de „Regelen en voorwaarden enz.", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n? 242) (1). De vereischten zijn de volgende: 1. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs en van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. 2. Het gebruik, de kracht en de beteekenis der taalvormen in het Niasch. Vaardigheid om zich zoowel mondeling als schriftelijk in die taal uit te drukken. Vaardig en duidelijk lezen en blijken geven dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 3. Vaardigheid om zich in de Maleische taal uit te drukken. Vaardig en duidelijk lezen van Maleisch proza in Latijnsche karakters en blijken geven dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 4. Het vervaardigen van schoonschrift met Latijnsche karakters op papier en op het schoolbord. 5. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken, ontleend aan de practijk en aan de omgeving, en bij het rekenen uit het hoofd. Nauwkeurige kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. 6. Kennis van de berekening van de oppervlakte van vlakke figuren alsmede van oppervlakte en inhoud van eenvoudige lichamen. 7. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van (*) Blz. 691. hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die van Nederlandsch-Indië, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 8. Voldoende bedrevenheid in het handteekenen, om daarin onderwijs te kunnen geven. 9. Eenige bekendheid met de geschiedenis van Nederlandsch-Indië sedert het einde der XYIde eeuw. Eenige bekendheid met de volken der oudheid voor zoover zij een overwegenden invloed op het verloop der wereldgeschiedenis hebben uitgeoefend. 10. Eenige kennis van dieren, planten en delfstoffen. Eenige kennis van de algemeene eigenschappen der lichamen en verklaring der voornaamste natuurverschijnselen. Extract enz. g. Kweekschool te Raja (Oostkust van Sumatra). Gouv. besl. 3 April 1913 n°. 81 (Bijbl. n°. 7881). Gelezen enz. Gelet op artikel 11, alinea 4, van de „Regelen en voorwaarden voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere Kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad iï? 242) juncto de ordonnantie van 7 Juni 1911 (Staatsblad n; 359) (*); Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen het volgende programma voor het eindexamen aan de gesubsidieerde Protestantsche zendingskweeksc-hool voor Inlandsche onderwijzers te Raja (Oostkust van Sumatra): Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken, of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd, waarbij moet worden gelet op het hoofddoel der opleiding, namelijk de vorming van degelijke onderwijzers. Bij het examen moet daarom meer worden geeischt van het verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hun studie heeft geleid dan om de leemten op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hun kennis verraadt. Het eindexamen omvat de vakken, genoemd in artikel 5 van de „Regelen en voorwaarden enz.", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad ïï; 242) juncto de (!) Blz. 691. ordonnantie van 7 Juni 1911 (Staatsblad ns 359) 0) en die, welke verder in het leerplan der school zijn opgenomen. De vereischten zijn de volgende: 1. Eenige kennis van dieren, planten en delfstoffen, alsmede van de algemeene eigenschappen der lichamen. 2. Een algemeen overzicht van de geschiedenis van Nederlan dsch-Oost-Indië. 3. _ Eenige kennis van de oppervlakte der aarde, iets meer in bijzonderheden afdalende voor zoover betreft Sumatra. 4. Het gebruik, de kracht en de beteekenis der taalvormen in het Bataksch. A aardigheid om zich zoowel mondeling als schriftelijk in die taal uit te drukken. Vaardig en duidelijk lezen van die taal in eigen en in Latijnsche karakters en blijken geven dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 5. Vaardig lezen van het Maleisch in Latijnsche karakters. Blijken geven dat het gelezene wordt verstaan. 6. Het vervaardigen van schoonschrift met eigen en met Latijnsche karakters. Bij het beoordeelen van het schrift wordt ook op dat der opstellen gelet. 7. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken, ontleend aan de praktijk en aan de omgeving, en bij het rekenen uit het hoofd. Nauwkeurige kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. 8. Eenige kennis van de eigenschappen der rechtlijnig ingesloten figuren en van den cirkel. Bedrevenheid in het berekenen van oppervlakte en inhoud van de eenvoudigste meetkundige lichamen. 9. Voldoende bedrevenheid in het teekenen van eenvoudige voorwerpen uit het dagelijksch leven. 10. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs, van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd en van de methodiek der leervakken. 11. Bijbelsche geschiedenis. 12. Eenige kennis van de Christelijke geloofs- en zedeleer. 13. Het in koor zuiver zingen van een- of meerstemmige liederen. De waardeering van de kennis der candidaten in de verschillende vakken geschiedt door middel van de getallen 10 tot 1, welke de volgende beteekenis hebben: (!) Blz. 691. 10 — uitmuntend; 9 = zeer goed; 8 = goed; 7 — ruim voldoende; 6 = voldoende; 5 = twijfelachtig; 4 = onvoldoende; 3 = gering; 2 = slecht; 1 = zeer slecht. Bij de beslissing omtrent den uitslag van het examen wordt: a. afgewezen de candidaat, die in meer dan twee vakken een onvoldoend cijfer heeft behaald; b. over den candidaat, die in alle vakken het cijfer 5 heeft behaald beslist in verband met zijne maandrapporten. Extract enz. h. Kweekscholen te Kaloewatoe, Tomohon en Woloan (Menado). Gouv. besl. 31 Maart 1910 n°. 35 (Bijbl. n°. 7233). Gelezen enz.; Gelet op artikel 11, alinea 4, van de „Begelen en voorwaarden voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad ff 242) 0); Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen de volgende programma's voor het eindexamen aan de gesubsidieerde Roomsch-Katholieke kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Woloan en de gesubsidieerde Protestantsche zendingskweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Tomohon en Kaloewatoe, alle gelegen in de residentie Menado: I. Programma voor het eindexamen aan de RoomschKatholieke kweekschool te Woloan. Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken, of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd, waarbij moet worden gelet op het hoofddoel der opleiding, namelijk de vorming van degelijke onderwijzers. Bij het examen moet daarom meer worden geëischt van het verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hun studie heeft geleid, dan om de leemten (!) Blz. 691. op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hun kennis verraadt. Bij de beoordeeling van de kennis der kweekeliugen wordt steeds de behoefte der Inlandsche Lagere school in het oog gehouden. Het eindexamen omvat de vakken, genoemd in artikel 5 onder 3 t/m 10 van de „Regelen en voorwaarden enz.", vastgesteld bij de Ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad ff 242) i1). De vereischten voor een voldoend examen zijn: le. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die van Nederlandsch-Indië, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 2e. Het gebruik, de kracht en de beteekenis der taalvormen van het Maleisch. Vaardigheid om zich, zoowel mondeling als schriftelijk, gemakkelijk in de Maleisclie taal uit te drukken. 3e. ATaardig en duidelijk lezen van Maleisch proza. Blijken geven, dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 4e- Het vervaardigen van schoonschrift met Arabische en Latijnsche karakters op papier en op het schoolbord. Tevens zal bij de beoordeeling van het schrift gelet worden op dat van het overig schriftelijk werk. 5e. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken ontleend aan de practijk en aan de omgeving, en bij het rekenen uit het hoofd. Nauwkeurige kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. 6e. Het berekenen van de oppervlakte van vlakke figuren en^van oppervlakte en inhoud van eenvoudige lichamen. /e. V oldoende bedrevenheid in het handteekenen om daarin onderwijs te kunnen geven. 8e- Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs, van de methode der leervakken en van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. II. Programma voor het eindexamen aan de Protestantsche zendingskweekschool te Tomohon. Bij het eindexamen zal meer worden gelet op het verstand dan op liet geheugen. De strekking van het eindexamen zal meer zijn te onderzoeken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht zij door hunne studie gekomen zijn, dan wel om de leemten op te sporen in zaken van onderge- t1) Blz. 691. [ schikt belang. De behoeften van de Inlandsche lagere school dienen steeds in het oog gehouden te worden, zoowel bij de practische als bij de theoretische opleiding. Het eindexamen omvat de vakken, genoemd in artikel 5 onI der 3 t/m 10 van de „Kegelen en voorwaarden enz.", vastge| steld bij de Ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n! 242) (l). De vereischten voor een voldoend examen zijn: le. Grondige kennis van de Maleische taal, d.w.z. vaardigheid om zich daarin uit te drukken, vaardig en duidelijk ; lezen van Maleisch proza in Arabische en Latijnsche karakters en een goed begrijpen van het gelezene. Uit een schriftelijk | opstel over eenig opgegeven eenvoudig onderwerp moet blijken, dat de candidaat zich zonder grove fouten tegen de regelen der spraakkunst van deze taal bedienen kan. 2e. Het vervaardigen van schoonschrift op papier en op het schoolbord met Latijnsche karakters, alsmede het vervaar: digen van een eenvoudig dictée met Arabische karakters. Tevens zal bij de beoordeeling van het schrift gelet worden op 1 dat van het overig schriftelijk werk. 3e. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met geheele getallen als met gewone en tiendeelige breuken. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van voor Inlanders practische vraagstukken en bij het rekenen uit het hoofd. Kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten in de Mina| hassa in gebruik. 4e. Het berekenen van de oppervlakte van eenvoudige ; vlakke figuren, alsmede van oppervlakte en inhoud van een[ voudige lichamen. 5e. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig van Nederlandsch-Indië, zoomede eenige bekendheid met de wisen natuurkundige aardrijkskunde. 6e. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs, van de methode der leervakken en van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. 7e. Voldoende bedrevenheid in het teekenen van eenvoudige vlakversieringen of voorwerpen, ten einde in dit vak onderwijs te kunnen geven. III. Programma voor het eindexamen aan de Protestantsche zendingskweekschool te Kaloewatoe. le. De eenvoudigste beginselen van de kennis der natuur in verband met de omgeving. (i) Blz. 691. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 33 2e Eenige bekendheid met de hoofdgebeurtenissen uit de geschiedenis van Nederlandsch-Indië in meer bijzonderheden waar deze de geschiedenis van het gewest of eiland raken- algemeene kennis van de inrichting van het Bestuur van Nederlandsch-Indië. 3e. Kennis van Nederlandsch-Indië, zoomede van zijne bewoners (m verband met nijverheid); algemeene kennis van de aardoppervlakte; eenige bekendheid met de wis- en natuurkundige aardrijkskunde, in zooverre deze dienstbaar kan zijn ter verklaring der geregeld voorkomende verschijnselen der omgeving. j van het gebruik en de beteekenis der vormen van de Maleische taal. Vaardigheid om zich schriftelijk en mondeling juist en gemakkelijk uit te drukken in die taal. °,e-T ^ aardig en duidelijk lezen van Maleisch proza, zoowel met Latijnsche als met Arabische karakters. Weergeven van het gelezene zoowel mondeling als schriftelijk, zoodanig, dat daaruit blijkt, dat de inhoud begrepen wordt. 6 . Het maken van schoonschrift met Latijnsche karakters op papier en op het schoolbord. Tevens zal bij de beoordeeling van het schrift gelet worden op dat van het overig schriftelijk werk. 7e. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst met geheele getallen, gewone en tiendeelige breuken; vaardigheid in het oplossen van eenvoudige, practische vraags ukken, schriftelijk en uit 't hoofd. Kennis der maten gewichten en munten. 8®. Berekenen der oppervlakte van vlakke figuren, zoomede van de oppervlakte en den inhoud van eenvoudige lichamen. ° 9e. Voldoende bedrevenheid in het handteekenen om daarin onderwijs te kunnen geven. 10*. Juiste begrippen omtrent leergang en methode der onderwijsvakken van de Lagere school en van de middelen waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. Extract enz. BENOEMBAARHEID DER GESLAAGDEN IN HET EINDEXAMEN AAN PARTICULIERE KWEEKSCHOLEN BIJ HET OPENBAAR INLANDSCH ONDERWIJS. a. Kweekschool te Madjawarna (Soerabaja). Gouv. besl. 10 September 1907 n°. 16 (Bijbl. n°. 6719). Gelezen enz.; De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: De gesubsidieerde particuliere kweekschool te Modjowarno (Soerabaja) aan te wijzen als eene inrichting, waarvan het bewijs van met goed gevolg afgelegd eindexamen j krachtens artikel 5, alinea 1, sub f (1), en artikel 9, sub c (2) , der Regelen betreffende de benoembaarheid en bevordering [ van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche i scholen der lste en 2de klasse voor lager onderwijs in NederJandsch-Indië (Staatsblad 1893 n? 127, juncto Staatsblad 1907 n? 392) den bezitter benoembaar maakt tot hulponderwijzer • aan de scholen der lste klasse en tot hoofd van de scholen der 2de klasse. Afschrift enz. b. Kweekschool A te Moentilan (Kedoe). Zie art. 2 van Gouv. besl. 25 Juni 1912 n°. 52 (Bijbl. n°. 7654), blz. 503. c. Kweekschool te Kaloewatoe (Menado). Gouv. besl. 27 Juni 1913 n°. 55 (Bijbl. n". 7975). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: De gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Kaloewatoe (Menado) aan te wijzen als eenc inrichting, waarvan het bewijs van met goed gevolg afgelegd eindexamen krachtens artikel 5, alinea 1 sub f (*), en artikel 9 sub c (2) der Eegelen betreffende de benoembaarheid en bevordering van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen der lste en 2de klasse voor lager onderwijs in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1893 ns 127, juncto Staatsblad 1907 n; 392) den bezitter benoembaar maakt tot hulponderwijzer aan de scholen der lste klasse en tot hoofd van de scholen der 2de klasse. Extract enz. (!) Blz. 93. (2) 95. VOOR PARTICULIERE CURSUSSEN AAN INLANDERS MAG SLECHTS VAN INL. SCHOOLGEBOUWEN WORDEN GEBRUIK GEMAAKT. Circ. Dir. O. E. N. 17 December 1906 n? 22116 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 6776). Op advies der Inspecteurs van het lager onderwijs heb ik in beginsel besloten, dat ten behoeve van particuliere cursussen aan Inlanders geen gebruik meer mag worden gemaakt van Europeesche schoolgebouwen. Aanleiding hiertoe heeft gegeven de door een dier Inspecteurs gekoesterde en door de beide andere gedeelde vrees voor besmetting, waaraan de leerlingen der Europeesche scholen zijn blootgesteld, wanneer zij plaats moeten nemen in hetzelfde lokaal en op dezelfde banken, waar wellicht kort te voren met besmettelijke oog- en huidziekten behepte Inlandsche leerlingen les hebben ontvangen. Ik heb de eer UHEdG. te verzoeken om, waar in Uw gewest tot dusver Europeesche schoolgebouwen worden benut voor het hierboven omschreven doel, daarvoor desgewenscht localiteit beschikbaar te willen stellen in de Inlandsche schoolgebouwen (1). De wde Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, POTT. BESCHIKBAARSTELLING VAN LEERKRACHTEN VAN OPENBARE INL. SCHOLEN TEN BEHOEVE VAN LANOSCHAPSSCHOLEN IN CELEBES. Zie Gouv. besl. 2 Maart 1910 ïï! 4, blz. 189. BESCHIKBAARSTELLING VAN LEERKRACHTEN VAN DE OPENBARE INL. SCHOLEN IN DE AFDEELING MENADO TEN BEHOEVE VAN GESUBSIDIEERDE PARTICULIERE INL. SCHOLEN ALDAAR. Zie art. 6 van Gouv. besl. 29 November 1912 n°. 55 (Stbl. 1912 n°. 582), blz. 189. C1) De vergunning tot het gebruik van lokalen van openbare Inl. scholen kan door het Hoofd van gewestelijk bestuur worden verleend, zie circ. Dir. O. E. N. 4 Augustus 1909 n. 12003 (Bijbl. n». 7090), blz. 86. S BESCHIKBAARSTELLING VAN LEERKRACHTEN VAN OPENBARE INL. SCHOLEN TEN BEHOEVE VAN DE PARTICULIERE INL. ONDERWIJS INRICHTINGEN OP SOEMBA EN FLORES (TIMOR EN ONDERHOORIGHEDEN). I Gouv. besl. 31 Maart 1913 n? 44. ^ r" b20 D I j ■ Gelet enz.; • 1 Gelezen enz.; De Eaad van Nederlandsch-Indië gehoord; j I Eerstelijk: enz. Ten vierde: Den Resident van Timor en Onderhoorigheden [ uit te noodigen om overeenkomstig de hem daarvoor door den I Directeur van Onderwijs en Eeredienst in overleg met diens I ambtgenoot van Binnenlandsch Bestuur te geven aanwijzin[ gen het noodige te verrichten voor de invoering en/of organi[ satie van het volksonderwijs in de tijdelijke afdeeling Timor, I met uitzondering van de onderafdeeling Beloe, in het land[ schap Adoenara der tijdelijke afdeeling Flores, benevens in de tijdelijke afdeeling Soembawa van zijn gewest (*). Ten vijfde: enz. Ten achtste: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst [ te machtigen om onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelinI gen van het openbaar Inlandsch onderwijs op de aan hun rang g ■ en diensttijd verbonden inkomsten ter beschikking te stellen ■ van I. den Resident van Timor en Onderhoorigheden, II. de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland, III. de Missie van de Orde van Jezuieten (2), I. ten einde door dezen II en III. ten einde door deze corporatie I t/m III te worden werkzaam gesteld bij I. het volksonderwijs in het in artikel 4 van dit besluit I omschreven gedeelte van zijn gewest, II en III. van haar uitgaande onderwijsinrichtingen in de tijdelijke afdeeling (*) II. Soemba, iC1) De residentie Timor en Ond. is met ingang van 1 April 1915 definitief verdeeld in 5 afdeelingen : Zuid-Timor en Eilanden, Noord- en Midden-Timor, Soemba, Flores en Soembawa (art. 1 en 7 van Gouv. besl. 5 L : December 1914 n°. 8 in Stbl. 1914 w>. ns). ( I (2) Voor „Missie van de Orde van Jezuieten" moet thans worden gelezen „Missie van de Congregatie der Paters van het Goddelijk Woord te Steijl" (art. 1 van Gouv. besl. 28 December 1914 n°. 57 in Stbl. 1914 n. 791). UI. Flores, II en III der residentie Timor en Onderhoorigheden, I t/m III met bepaling: le. dat de ter beschikking gestelden gedurende den tijd der terbeschikkingstelling bij hun corps „a la suite" worden gevoerd; 2e. dat aanvragen om terbeschikkingstelling van personeel als voormeld niet mogen worden ingewilligd, wanneer zij niet vergezeld zijn van een verklaring I. van voornoemd Hoofd van gewestelijk bestuur, II en III. van voornoemde corporatie, I. dat voor de Landsinkomsten van het aangevraagde personeel het beginsel, uitgesproken in de eerste alinea van letter gr sub 2e van den Leidraad in Bijblad lü 6672, volledig toepassing kan vinden. II en III. dat de Landsinkomsten van het aangevraagde personeel door haar ten volle zullen worden vergoed. Afschrift enz. BESCHIKBAARSTELLING VAN VROUWELIJKE LEERKRACHTEN VAN HET OPENBAAR INL. ONDERWIJS VOOR PARTICULIERE INL. MEISJESSCHOLEN, GESUBSIDIEERD OP DEN VOET DER REGELEN IN STBL. 1914 No. 592. Gouv. besl. 25 Augustus 1914 ff 28. Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen om vrouwelijke leerkrachten van het openbaar Inlandsch onderwijs op de aan haar rang en diensttijd verbonden inkomsten te detacheeren aan op den voet der Regelen, vastgesteld n^nowff1 1 der ordonnantie van 25 dezer (Staatsblad . ( )> gesubsidieerde particuliere Inlandsche meisjesscholen, met bepaling: le. dat de gedetacheerden gedurende den tijd harer detacheering bij haar corps „a la suite" worden gevoerd; -e. dat aanvragen om detacheering van personeel als voormeld met mogen worden ingewilligd, wanneer zij niet vergezeld zijn van een verklaring, dat de landsinkomsten van het aangevraagde personeel vanwege de betrokken school ten volle zullen worden vergoed. Afschrift enz. X1) Blz. 627. GEEN SUBSIDIES RECHTSTREEKS UIT LANDSCHAPSKASSEN TE VERLEENEN. Circ. lsten Gouv. Secr. 3 September 1913 n! 2107 aan eenige Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 7872). In verband met de omstandigheid, dat op de begrootingen van uitgaven van eenige Zelfbesturende landschappen fondsen worden beschikbaar gesteld voor de subsidieering van aldaar door de Zending geopende onderwijsinrichtingen voor de inheemsche bevolking, wenscht de Gouverneur-Generaal het volgende onder Uwe aandacht te zien gebracht. • In beginsel bestaat bij Zijne Excellentie tegen het verleenen van geldelijken steun voor dit doel uit landschapskassen niet het minste bezwaar, omdat de daaraan uitgegeven bedragen nuttig zijn besteed. Wel meent Zij echter bedenking te moeten maken tegen de wijze waarop die subsidiën worden berekend, of liever tegen het gemis van eenigen regel bij die berekening, ten gevolge waarvan het wel eens is voorgekomen, dat uitgekeerde sud§,idiebedragen hooger waren dan de ten laste van de Zending komende kosten van het Onderwijs, terwijl in een ander geval een Bestuurder van eenig landschap zich schriftelijk verbond tot het verleenen van geldelijken steun aan een door de Zending te openen onderwijsinrichting, waaraan in het geheel geen behoefte bestond. In aanmerking nemende voorts, dat het wenschelijk is bij het verleenen van bovenbedoelde subsidies ook in Zelfbesturende landschappen de voor het betrokken gebied op dat stuk geldende Gouvernementsregelingen na te volgen en dat de vraag of al dan niet subsidie verleend moet worden het best kan worden beoordeeld door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, welke Departementschef ook het best in staat is om te beoordeelen of de middels het onderwijs verkregen resultaten geëvenredigd beschouwd kunnen worden aan de van Overheidswege daaraan ten koste gelegde sommen, terwijl het uit den aard der zaak gewenscht is dat de in de Zelfbesturende landschappen gevolgde onderwijspolitiek gebaseerd zij op de door de Regeering aangegeven, ten aanzien van de verleening van subsidies door voornoemden Directeur ten uitvoer gelegde algemeene beginselen en dat aldaar geen daarmede strijdige handelingen als gevolg van de persoonlijke inzichten van de wellicht niet met evenbedoelde algemeene beginselen bekend zijnde plaatselijke ambtenaren worden verricht, — heeft de Regeering gemeend als beginsel te moeten aannemen, dat voortaan in Zelfbesturende landschappen geen subsidies voor onderwijsdoeleinden rechtstreeks uit de landschapsliassen enz. beliooien te worden toegestaan, ook niet bij wege van overeenkomst, cloch dat het verleenen van dergelijke subsidies aldaar, volgens de Gouvernementsbepalingen, uit 's Lands kas, zool veel mogelijk met restitutie door de betrokken Zelfbesturen behoort te geschieden. Door tj. h. e. a vorenstaande mede te deel en en U te verzoeken daarmede v.z.n. rekening te willen houden en doen houden bij de goedkeuring en opmaking van begrootingen voor de in Uw gewest aanwezige Zelfbesturende landschappen, neb ik de eer van een van den Landvoogd bekomen opdracht mij te kwijten. Voor enz. De lste Gouvernements-Secretaris, E. MORESCO. SUBSIDIEREGELINGEN. A. VOOR SCHOLEN VAN VOORBERE1DINGSONDERWIJS. Scholen van voorbereidingsonderwijs aan Inl. kinderen, mits als afzonderlijke cursussen verbonden aan Europeesche scholen van voorbereidingsonderwijs, kunnen worden gesubsidieerd op den voet der Regelen, vastgesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 1 Februari 1907 n°. 27 (Bijbl. n°. 6633) en gewijzigd bij art. 1 van Gouv. besl. 22 September 1910 n°. 37 (Bijbl. n°. 7316). B. VOOR LAGERE SCHOLEN OP JAVA EN MADOERA. Regelen. Ord. 4 Mei 1906 (Stbl. 1906 n°. 241). IN NAAM ENZ. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Krachtens machtiging der Koningin, met buitenwerkingstelling, voor zoover Java en Madoera betreft, der ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad n? 146) (1), vast te stellen de volgende: REGELEN (2) voor de toekennnig van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera. Artikel 1. (1) Aan particuliere Inlandsche scholen op welke lager onderwijs wordt gegeven, worden subsidiën uit 's Lands kas verleend (3). (2) Zij hebben daarvoor te voldoen aan de volgende voorwaarden : le. Ten genoegen van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid moet worden aangetoond, dat de scholen voorzien in een werkelijk bestaande behoefte. C1) Blz. 543. (2) Afdrukken van deze regelen zijn bij 's Lands depót van leermiddelen te Batavia verkrijgbaar gesteld tegen 2 cents per exemplaar (besl. Dir. O. E. N. 11 Augustus 1906 n°. 14191). (3) Volgens eene Regeeringsbeslissing verzet het imperatief karakter van deze alinea er zich tegen om aan scholen, die aan alle gestelde eischen voldoen, door haar aangevraagde subsidiën te onthouden (Miss. lBten Gouv. Secr. 19 Juli 1907 n». 1937 aan Dir. O. E. N.). 2e. Het onderwijs omvat minstens: a. het lezen en schrijven met eigen of Latijnsche karakters der landstaal of der Maleische taal; b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. 3e. Het onderwijs wordt gegeven gedurende minstens drie uren daags; wanneer ook godsdienstonderwijs wordt gegeven, moet de minimum-schooltijd met den duur daarvan worden verlengd. 4e. Het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen moet minstens 12 bedragen (r). Dat aantal wordt berekend over de zes maanden, voorafgaande aan die, waarin de aanvraag om subsidie wordt ingediend (2), met dien verstande dat die termijn voor scholen, welke pas opgericht zijn en ten behoeve van welke voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd, tot drie maanden kan verkort worden. 5e. Het hoofd der school wordt ten minste bijgestaan door 1, 2, 3, 4 of 5 hulponderwijzers of kweekelingen wanneer het aantal geregeld de school bezoekende leerlingen respectievelijk meer dan 40, 80, 120, 160 of 200 bedraagt en bij elk 50-tal leerlingen boven het laatstgenoemde aantal door nog een hulponderwijzer of kweekeling. 6e. De onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen moeten ten genoegen van het plaatselijk schooltoezicht het bewijs leveren van voldoende bekwaamheid in de vakken onder 2e genoemd en van geschiktheid voor hunne taak. Hiervan wordt hun eene schriftelijke verklaring gegeven. Van deze voorwaarde zijn vrijgesteld zendelingen, hulppredikers en Roomsch-Katholieke geestelijken, terwijl het bewijs van voldoende bekwaamheid niet meer behoeft te worden geleverd door hen, die in het bezit zijn van een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers of van een diploma, dat hen benoembaar maakt tot de betrekkingen van onderwijzer, hulponderwijzer of kweekeling aan eene openbare lagere Inlandsche school. Hoofden van scholen van meer dan 200 leerlingen zullen echter in ieder geval voorzien moeten zijn van een door den inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs afgegeven verklaring van geschiktheid voor hunne betrekking. t1) Zie voor de toepassing van deze voorwaarde miss. wd™ Dir. O. E. 12 Februari 1915 n. 3603, blz. 542. (2) Hoe het gemiddeld aantal de schoolbezoekende leerlingen moet worden verkregen, geeft de circ. van den Dir. O. E. van 11 September 1914 no. 18033, blz. 540, aan. 7e. Geene onderwijzers, hulponderwijzers of kweekelingen worden tot het geven van onderwijs toegelaten of blijven daarmede belast, die niet ten genoegen van het plaatselijk toezicht voldoen aan den eisch van goed zedelijk gedrag. 8e. De onderwijzers verspreiden geene leeringen strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des Lands. 9e. De schoollocalen moeten bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting geven tegen wind, regen en zonneschijn. 10e. De scholen moeten op eenvoudige maar voldoende wijze voorzien zijn van meubilair en leermiddelen, volgens daarvoor door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te geven, zooveel mogelijk algemeene aanwijzingen. lle. De scholen zijn toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en daarmede gelijkgestelden, welke den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch hun 17e levensjaar nog niet volbracht hebben zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid. 12e. Kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten worden niet toegelaten. 13e. Aan alle leerlingen worden gratis of tegen betaling, mits niet hooger dan waarvoor ze bij het Gouvernementsdepöt verkrijgbaar zijn voldoende leermiddelen verstrekt. Schoolgeld kan geheven worden ten hoogste tot het bedrag van gemiddeld f 1 per leerling en per maand. 14e. Voor zoover, behalve voor het godsdienstonderwijs, leerof leesboeken gebruikt worden, die niet voorkomen in de catalogi der leermiddelen van de Gouvernements lagere Europeesche en Inlandsche scholen, wordt een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die bevoegd is, het gebruik van zoodanig boek te verbieden, wanneer hij den inhoud er van in strijd acht met de goede zeden of de openbare orde. (3) De Gouverneur-Generaal is bevoegd vrijstelling te verleenen van een of meer dezer voorwaarden en daaraan zoodanige nieuwe voorwaarden te verbinden als hij noodig achten zal. Artikel 2. (1) Subsidie wordt verleend in eens en jaarlijks. (2) Onverminderd het bij artikel 6 bepaalde wordt de subsidie in eens door den Gouverneur-Generaal en de jaarlijksche subsidie door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid verleend. Artikel 3. (1) De subsidie in eens wordt verleend: a. voor de kosten van bouw en eerste inrichting (waaronder begrepen die voor het verkrijgen van een geschikt terrein), zoowel ten behoeve van te openen nieuwe scholen, als ten behoeve van voor het eerst te subsidieeren scholen (*); b. voor de kosten van verbouwing, vernieuwing of uitbreiding (waaronder niet begrepen de kosten voor gewoon onderhoud), wanneer de noodzakelijkheid daarvan door den Gouverneur-Generaal is erkend; en wordt voor iedere school vastgesteld naar de behoefte tot een maximum van 3/4 der werkelijke uitgaven. (2) Subsidie voor bouw en eerste inrichting wordt niet verleend alvorens drie maanden na de opening der school zijn verloopen. Wanneer echter, ter beoordeeling van den Gouverneur-Generaal, voldoende waarborgen zijn verkregen dat eene reeds geopende school voldoen zal aan de voor toekenning van verdere subsidiën gestelde voorwaarden, of dat de school zeker zal geopend worden en dan aan die voorwaarden zal voldoen, kan de subsidie vroeger toegekend worden. Artikel 4. Jaarlijks worden ten hoogste toegekend: I. voor iederen aan de school verbonden onderwijzer een bedrag van f 75; II. bovendien een premie van: a. f 30 voor iederen onderwijzer, die in het bezit is van een diploma dat hem benoembaar maakt tot kweekeling aan eene openbare Inlandsche school der 2de klasse; b. f 60 voor iederen onderwijzer, die in het bezit is van een diploma dat hem benoembaar maakt tot hulponderwijzer aan eene openbare Inlandsche school der 2de klasse, voor zoover hij niet valt onder c; c. f 90 voor iederen onderwijzer, die met gunstigen uitslag het eindexamen aan eene Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers heeft afgelegd, en voor hem, die in het bezit is van een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers; (J) Subsidie voor bouw en eerste inrichting wordt niet verleend aan scholen, die vóór de inwerkingtreding der Regelen (1 Januari 1906) zijn opgericht (Miss. lsten Gouv. Secr. 1 Mei 1907 n«. 1165 aan Dir. O. E. N.). d. f 120 voor iederen onderwijzer, die in het bezit is van de verklaring, bedoeld in artikel 1, lid 2, 6e, alinea 3; III. voor de kosten van gewoon onderhond en aanvulling der eerste inrichting 0): Gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen. Bedrag. 12 f 40 IS—20 r, 55 21—30 » 70 31—40 * 85 41—50 » 100 en bij meer dan 50 geregeld de school bezoekende leerlingen voor iederen leerling boven de 50 ƒ 2 tot een maximum van f 800. Artikel 5. Het aantal onderwijzers, hulponderwijzers of kweekelingen, waarvoor subsidie kan worden verleend, wordt op den hieronder aangegeven voet berekend naar het aantal geregeld de school bezoekende leerlingen. Aantal onderwijzers, hulponderwijzers of kweekelingen. Aantal geregeld de school bezoekende leerlingen. Wanneer het hoofd der school in het bezit is van een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers of In alle andere van een diploma, dat hem benoembaar maakt gevallen, tot de betrekking van onderwijzer of hulponderwijzer aan een openbare lagere Inlandsche school. 1 1—25 1—40 2 26— 60 41— 80 3 61—100 81—120 4 101—150 121—160 5 151—200 161—200 6 201 en daarboven 201 en daarboven. (i) Deze subsidie wordt niet verleend over het jaar, waarin eene subsidie voor bouw en eerste inrichting is aangevragd (Miss. lsten Gouv. Secr. 1 Mei 1907 n. 1165 aan Dir. O. E. N.). terwijl voor ieder 50-tal leerlingen boven de 200 gerekend wordt op 1 hulponderwijzer of kweekeling meer tot een maximum van 9 onderwijzers, hulponderwijzers of kweekelingen. Artikel 6. (1) De Gouverneur-Generaal is bevoegd hoogere subsidiën of subsidiën naar een anderen maatstaf toe te kennen dan in artikel 4 aangegeven. (2) Bij toekenning van subsidiën tot lagere bedragen dan de in artikel 4 genoemde, is beroep op den Gouverneur-Generaal toegelaten. Artikel 7. De aanvragen om subsidie worden ingericht en ingediend op de wijze als door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid wordt vastgesteld (1). Artikel 8. De als subsidie gegeven gelden worden uitsluitend gebruikt ten behoeve der scholen, voor welke ze zijn toegestaan. Artikel 9. De aanvrager van de in het eerste lid van artikel 3 bedoelde subsidie voor bouw en eerste inrichting verbindt zich om, in geval de school binnen den tijd van 5 jaren na hare opening ophoudt te bestaan, de uit hoofde van deze subsidie genoten gelden te restitueeren en om, bij gebreke daarvan, het schoolgebouw met alles wat daartoe behoort onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen. Artikel 10. (1) De subsidiën, bedoeld bij artikel 4, worden voor een geheel jaar toegekend (2) en uitbetaald. (2) Wanneer eene gesubsidieerde school in den loop van het jaar wordt gesloten, kan van de in artikel 4 bedoelde be- (!) De wijze van inrichting en indiening der aanvragen is laatstelijk vastgesteld bij besl. Dir. O. E. 31 December 1912 n. 21216 (Bijbl. no. 7800). blz. 529. (2) De Dir. O. E. N. is door de Regeering gemachtigd om ten aanzien van scholen, die in den loop van een jaar zijn geopend, de subsidiën voor dat jaar te berekenen naar het aantal maanden, gedurende welke zij tot uit. van dat jaar gewerkt hebben of zullen hebben (Miss. leten Gouv. Secr. 16 Februari 1907 n°. 429 aan Dir. O. E. N.). dragen zooveel maal V12 "Worden teruggevorderd als na de sluiting der school tot aan het einde des jaars volle maanden overblijven. Artikel 11. (1) De gesubsidieerde scholen zijn, behalve wat betreft het godsdienstonderwijs, dat er mocht gegeven worden, onderworpen aan het plaatselijk en het algemeen schooltoezicht. (2) Het plaatselijk schooltoezicht, behalve op de scholen, waar onderwijs wordt gegeven door zendelingen, hulppredikers of Roomsch-Katholieke geestelijken, wordt uitgeoefend door schoolcommissiën (1), daar waar die mochten ingesteld zijn en elders door den Controleur der controle- of bestuursafdeeling als president en twee Inlandsche leden; en waar dit niet kan geschieden, door zoodanige personen, als door het Hoofd van gewestelijk bestuur zullen worden aangewezen. (3) Het plaatselijk toezicht op de scholen waar onderwijs wordt gegeven door zendelingen, hulppredikers of RoomschKatholieke geestelijken, wordt uitgeoefend door den Controleur der betrokken controle- of bestuursafdeeling. (4) Het bij artikel 15 der instructie voor de Regenten op Java en Madoera (Staatsblad 1867 n! 114) (2) bedoelde toezicht strekt zich niet uit tot gesubsidieerde Inlandsche scholen, waar het onderwijs op Christelijk godsdienstigen grondslag wordt gegeven. (5) Het schooltoezicht berust wijders bij de inspecteerende ambtenaren van het Gouvernements Inlandsche onderwijs. Artikel 12. De hoofden en bestuurders der gesubsidieerde scholen zijn verplicht, aan de personen, met het schooltoezicht belast, alle verlangde inlichtingen te geven, ook omtrent het financieel beheer der school. Zij behooren hunne wenken en bemerkingen op te volgen, behoudens beroep op den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. r Artikel 13. » (1) Wanneer eene school niet voldoet aan de verplichtingen, onder welke de subsidie is toegekend, kan zij tusschentijds worden ingetrokken. (2) De intrekking gaat in met de maand, volgende op die, waarin zij op officieele wijze ter kennis is gekomen van den C1) Met „schoolcommissiën" wordt hier bedoeld „Inlandsche schoolcommissiën", overeenkomstig het Regl. vastgesteld bij art. 2 sub b van besl. Dir. O. E. N. 4 Juli 1893 n°. 7318 in Bijbl. n». 4889, blz. 755, ingesteld op plaatsen waar één of meer openbare Inl. scholen zijn gevestigd. (2) Blz. 760. bestuurder of liet hoofd der school en kan met zich brengen restitutie der reeds ontvangen gelden over de verdere maanden van het loopende jaar, op de wijze als in artikel 10 aangegeven, i Artikel 14. (1) Wanneer door intrekking eener Gouvernements lagere i Inlandsche school een gebouw, meubilair of leermiddelen be- ; schikbaar komen, kunnen ten behoeve eener gesubsidieerde \ school het gebouw, het meubilair en de leermiddelen in ge- i bruik gegeven worden tegen eene evenredige vermindering j van de subsidie. (2) Een en ander wordt bij de toekenning van de subsidie i j geregeld. Artikel 15. De commissiën of personen, aan wie het plaatselijk toezicht n over de gesubsidieerde Inlandsche scholen is opgedragen, die- m nen jaarlijks van die scholen aan den inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs een, overeenkomstig de ver- ij slagen der Gouvernements lagere Inlandsche scholen ingericht ü verslag in, hetwelk zal worden gepubliceerd. Overgangsbepaling (1). De na 1 Januari 1906 voor dat jaar aan particuliere Inland- ] sche scholen op Java en Madoera op den voet van en onder de | voorwaarden, gesteld bij de Regelen in de ordonnantie van 10 I Juli 1895 (Staatsblad n? 146), verleende subsidiën, blijven ge- I handhaafd, tenzij de betrokkenen verzoeken om toepassing I ook op hen van de Regelen, vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n; 241). Ten tweede: Te bepalen, dat deze ordonnantie in werking treedt op den dag harer afkondiging (2). En opdat enz. (gewoon slot). (!) Deze overgangsbepaling is aan de Begelen toegevoegd bij art. 2 van i ord. 30 November 1906 (Stbl. 1906 n». 495). (2) Met buitenwerkingstelling van dit artikel 2 is bij art. 1 van i ord. 30 November 1906 (Stbl. 1906 n». 495) bepaald, dat de ord. 4 Mei 1906 (Stbl. 1906 n». 241) wordt geacht in werking te zijn getreden opi 1 Januari 1906. Model-subsidieaanvraag. 1. Besl. Dir. O. E. 31 December 1912 n°. 21216 (Bijbl. n°. 7800). Gelet op artikel 7 van de „Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera", vastgesteld bij artikel 1 van de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n! 241) (x); Heeft besloten: Het bij het dezerzijdsch besluit van 2 Juni 1906 n? 9589 (Bijblad op het Staatsblad n5 6705) vastgesteld model van de opgaven van gegevens tot het verkrijgen van subsidie uit 's Lands kas voor particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera te vervangen door het bij dit besluit behoorend model. Afschrift enz. (i) Blz. 526. "VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 34 OPGAYEN (*) omtrent de particuliere Inlandsche school te Residentie .... Afdeeling Onderafdeeling naar aanleiding van het verzoek van (*) ter verkrijging van subsidie ten behoeve van die school voor het jaar 19... N.B. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opgaven is korte, doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worden de vragen met „ja" of „neen" beantwoord. Aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (J) Naam en qualiteit van den aanvrager in te vullen. (*) Deze opgaven zijn bij het Dépöt van leermiddelen te Weltevreden verkrijgbaar gesteld tegen den prijs van f 0.05 per exemplaar (Besl. Dir. O. E. 30 Januari 1913 n°. 1813). Vastgesteld bij het besluit van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 31 December 1912 n°. 21216. 1. Waaruit blijkt, dat de school voorziet in een werkelijk bestaande behoefte? 2. Wat omvat het onderwijs op de school (2) ? 3. Wordt het onderwijs in de vakken, genoemd in noot 2, gedurende ten minste drie uren daags gegeven! 4. Wanneer is de school geopend (in werking getreden) (3) ? 5. Op welken datum is de aanvraag van subsidie, welke tot deze opgaven heeft geleid, ingediend? 6. Hoeveel bedroeg het aantal Januari 19.. gemiddeld geregeld de school bezoe- Februari „ kende leerligen in elke der Maart „ 6 maanden, voorafgaande April aan die, waarin de aan- Mei „ vraag om subsidie is inge- Juni ' „ diend (4)? Juli „ Augustus „ September „ October „ November „ December „ .... Totaal (2) Het onderwijs moet zijn lager onderwijs en minstens omvatten: a. het lezen en schrijven met eigen of latijnsche karakters der landstaal of der Maleische taal; b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. N.B. Naast vraag 2 moeten alle vakken, waarin onderwijs wordt gegeven, worden genoemd. (3) Vraag 4 alleen te beantwoorden, indien ten behoeve van de school voor de eerste maal eene subsidie wordt aangevraagd. (4) Ook scholen, welke korter dan 6, doch ten minste 3 maanden hebben bestaan, kunnen voor subsidieering in aanmerking komen; voor deze scholen moet worden vermeld het aantal de school bezoekende leerlingen in elke der maanden, vóórafgaande aan die, waarin de aanvraag van subsidie is ingediend. Scholen, welke minder dan 3 maanden hebben bestaan, kunnen niet voor subsidieering in aanmerking komen. 7. Hoe heet: a. het hoofd der school! a. b. ieder der overige on- b. derwij zers (5) ? 8. Zijn er onder het onderwijzend personeel zendelingen, hulppredikers of Roomsch-Katholieke geestelijken? 9. Zoo ja, hoe heet ieder van hen? 10. Welke bevoegdheid heeft (e): a. het hoofd der school? a. b. ieder der overige on- b. derwijzers? 11. Zijn de onderwijzers, die in het bezit zijn van een bewijs of diploma, als bedoeld sub a, b, c of d, van noot 6, tevens voorzien van eene door het plaatselijk schooltoezicht afgegeven schriftelijke verklaring van geschiktheid voor hun taak? (5) Het woord „onderwijzer" is hier en in de volgende vragen gebezigd in de beteekenis van leerkracht en omvat dus ook hulponderwijzers en kweekelingen. (e) Naast vraag 10 moet van elke der leerkrachten worden vermeld, of zij in het bezit is van: a. een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers (datum van behalen van dat bewijs en plaats van de kweekschool te vermelden); b. een diploma wegens afgelegd eindexamen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers (datum van behalen van dat diplcma en plaats van de kweekschool te vermelden); c. een diploma, dat benoembaar maakt tot hulponderwijzer bij het openbaar Inlandsch onderwijs (te vermelden waar en wanneer behaald); d. een diploma, dat benoembaar maakt tot kweekeling bij het openbaar Inlandsch onderwijs (te vermelden waar en wanneer behaald); e. eene door het plaatselijk schooltoezicht uitgereikte schriftelijke verklaring van voldoende bekwaamheid in de vakken, genoemd in noot 2, en van geschiktheid voor hare taak. 12. Is het hoofd der school voorzien van eene door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs afgegeven schriftelijke verklaring van geschiktheid voor zijne betrekking (7) ? 13. Voldoet het onderwijzend personeel naar het oordeel van het plaatselijk schooltoezicht aan den eisch van goed zedelijk gedrag? 14. Verspreiden de onderwijzers leeringen, strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des Lands? 15. Geeft het schoollokaal, bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting tegen wind, regen en zonneschijn? 16. Is de school in overeenstemming met het aantal ingeschreven leerlingen voldoende voorzien van: a. eenvoudig meubilair a. (lage tafeltjes (dingkliks) met zitmatjes of tafels met banken, schoolborden en kast voor opberging der leermiddelen) ? b. lees- en leerboeken voor b. de vakken, waarin onderwijs wordt gegeven, godsdienst-onderricht uitgezonderd? (7) Alleen hoofden van scholen met meer dan 200 de school geregeld bezoekende leerlingen moeten in het bezit zijn van eene verklaring als in deze vraag bedoeld. c. schrijfbehoeften (leien, c. griffels en, waar onderwijs wordt gegeven in het schrijven met inkt, pennen, papier en inkt) ! 17. Is de school toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en daarmede gelijkgestelden, die den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch hun 17de levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid? 18. Worden kinderen, met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten van de school geweerd! 19. Worden aan alle leerlingen voldoende leermiddelen verstrekt! 20. Heeft die verstrekking gratis of tegen betaling plaats! 21. Graat, zoo de verstrekking tegen betaling geschiedt, deze boven den prijs, waarvoor de leermiddelen bij het Gouvernementsdépot verkrijgbaar zijn (8)! 22. Wordt schoolgeld geheven'' (s) De titels en prijzen der in het Goavemements-dépöt van leermiddelen te Weltevreden verkrijgbare boeken enz. zijn te vinden in den catalogus van boeken enz., welke op aanvraag kosteloos en franco door den Administrateur van dat dépöt wordt toegezonden. 23. Zoo ja, gaat het bedrag daarvan boven gemiddeld f 1 per leerling en per maand ? 24. Zijn er leer- of leesboeken in gebruik op de school, behalve bij het godsdienstonderwijs, welke niet voorkomen in de catalogi der leermiddelen van de Gouvernements lagere Europeesche en Inlandsche scholen? 25. Zoo ja, is van die boeken reeds een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst? 26. Heeft de school reeds subsidie genoten? 27. Zoo ja, bij welk besluit werd deze het laatst toegekend? 28. Zijn de toegestane gelden uitsluitend gebruikt ten behoeve van de school? 29. Wordt eene subsidie verlangd voor de kosten van bouw en eerste inrichting (waaronder begrepen die voor het verkrijgen van een geschikt terrein) (9) ? 30. Zoo ja, hoeveel hebben de werkelijke uitgaven daarvoor bedragen of zullen zij bedragen (10) ? (°) Deze subsidie kan alleen worden verleend ten behoeve van te openen nieuwe scholen of voor het eerst te subsidieeren reeds bestaande scholen. (10) Van de uitgaven moet een gespecificeerde opgaaf worden verstrekt onder overlegging, zoo mogelijk, van het bouwproject en de begrootinz van kosten. 31. Welk bedrag wordt als tegemoetkoming in die uitgaven noodig geacht (") ? 32. Verbindt de aanvrager zich om, indien de school binnen den tijd van 5 jaren na hare opening ophoudt te bestaan, de in de vorige vraag bedoelde subsidie te restitueeren en om, bij gebreke daarvan, het schoolgebouw met alles wat daartoe behoort onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen (12) ? 33. Bestaat er noodzakelijkheid tot verbouwing, vernieuwing of uitbreiding der school? 34. Zoo ja, om welke reden? 35. Hoeveel hebben de kosten van verbouwing, vernieuwing of uitbreiding bedragen, of zullen zij bedragen (10) ? 36. Welk bedrag wordt als tegemoetkoming in die kosten noodig geacht (") 1 37. Voor wie der aan de school verbonden onderwijzers wordt subsidie gevraagd en tot welk bedrag voor ieder! (") De behoefte aan eene subsidie tot het aangevraagde bedrag dient te worden aangetoond, d.w.z. er moet blijken, dat de vereischte uitgaven niet uit eigen fondsen kunnen worden bestreden. (12) In het bevestigend geval moet eene daartoe strekkende afzonderlijke gezegelde verklaring bij deze opgaven worden gevoegd. 38. Voor wie der in de vorige vraag bedoelde onderwijzers wordt bovendien een premie gevraagd en tot welk bedrag voor ieder? 39. Welk bedrag wordt gevraagd voor de kosten van gewoon onderhoud en aanvulling der eerste inrichting O3)? 40. Worden hoogere subsidiën of subsidiën naar een anderen maatstaf verlangd dan in artikel 4 der Regelen in Staatsblad 1906 ïl' 241 aangegeven? Zoo ja, waarom? 41. Wordt vrijstelling verlangd van één of meer der voorwaarden gesteld in artikel 1, alinea 2, van de in de vorige vraag genoemde Regelen en, zoo ja, op welke gronden? 42. Door wie wordt het plaatselijk schooltoezicht uitgeoefend? 43. Tot welke der hieronder genoemde categorieën behoort de school? a. Protestantsche zendingsschool. b. Roomsch-Katholieke zendingschool. c. Protestantsche gemeenteschool. d. Roomsch-Katholieke gemeenteschool. (13) Deze subsidie kan niet worden verleend over het jaar waarvoor €ene subsidie voor bouw en eerste inrichting is aangevraagd. e. Mohammedaansche school met onderwijs in den Mohammedaanschen godsdienst. f. Neutrale school. In verband met vorenstaande opgaven wordt voorgesteld aan de voornoemde school subsidie te verleenen tot de aangegeven bedragen. den 19... -pv Controleur Adsp. Controleur ^clll Geen bezwaar. No den 19... De Ass.-Resident van No den 19. De Resident van No den 19... De Ad^insplcteur van het Inl- onderwijs in de .... afd. (14), (") Behoort de voornoemde school tot het ressort van een AdjunctInspecteur, dan zendt deze de subsidie-opgaven rechtstreeks, dus zonder tusschenkomst van den betrokken Inspecteur, aan het Departement. Van een geleidebrief wordt daarbij alleen gebruik gemaakt, wanneer de opgaven den inspecteerenden ambtenaar daartoe aanleiding geven. 2. Circ. Dir. O.E. 31 December 1912 n? 21217 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera (Bijbl. n°. 7800). In de practijk is de wenschelijkheid gebleken van een andere inrichting van sommige vragen, voorkomende in het bij het dezerzijdseh besluit van 2 Juni 1906 n! 9586 (Bijblad ns 6705) vastgestelde model van de opgaven van gegevens tot het verkrijgen van subsidie uit 's Lands kas voor particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera. In verband daarmede heb ik voor het doen van aanvragen van subsidie voor bedoelde scholen bij besluit van heden n? 21216 (1), waarvan een afschrift hierbij gaat, een nieuw model vastgesteld. Van dat nieuwe model bied ik UHEdG. eenige exemplaren aan ter verspreiding onder de Europeesche bestuursambtenaren in Uw gewest, onder aanteekening, dat verdere exemplaren (2) op aanvraag, tegen betaling, te verkrijgen zijn bij het Dépot van leermiddelen te Weltevreden. Aan bedoelde ambtenaren ware te verzoeken de subsidieaanvragers uit te noodigen om bij de indiening van hun subsidie-opgaven, met het oog op een gemakkelijke verificatie en dus ook vlugge afdoening der subsidie-aanvragen, gebruik te maken van de bij genoemd Dépot verkrijgbaar gestelde gedrukte opgaven, dan wel van opgaven, op geheel overeenkomstige wijze van hunnentwege te drukken. De Directeur van Onderwijs en Eerdienst, G. A. J. HAZEU. Wijze van berekening van het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen. Circ. Dir. O. E. 11 September 1914 n? 18033 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera. In vraag 6 van het bij het dezerzijdseh besluit van 31 December 1912 21216 (Bijblad n; 7800) (*) vastgesteld model van subsidie-aanvragen ten behoeve van particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera wordt opgave verlangd f1) Blz. 529. — (2) De formulieren voor aanvragen zijn bij het Dépót van leermiddelen te Weltevreden verkrijgbaar gesteld tegen den prijs van f 0.05 per exemplaar (besl. Dir. O. E. 30 Januari 1913 n* 1813). van liet aantal „geregeld" de school bezoekende leerlingen in elke der 6 maanden, voorafgaande aan die waarin de aanvraag om subsidie is ingediend, terwijl die vraag blijkens het daarnaast afgedrukt staatje beantwoord moet worden door vermelding van het „gemiddeld" aantal leerlingen, dat in elke maand de school heeft bezocht. In verband met eene door het gebruik van die niet wel bij elkaar passende uitdrukkingen gerezen kwestie omtrent de wijze, waarop bedoelde vraag moet beantwoord worden, heb ik de eer, daartoe gemachtigd door de Regeering, UHEG. het volgende mede te deelen. De vraag in kwestie correspondeert o. m. met de in artikel 1, alinea 2 sub 4e, van de Regelen in Staatsblad 1906 n; 241 (1) voorkomende bepaling, dat het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen wordt berekend over de zes maanden, voorafgaande aan die, waarin de aanvraag om subsidie wordt ingediend, met dien verstande, dat die termijn voor scholen, welke pas opgericht zijn en ten behoeve van welke voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd, tot drie maanden kan verkort worden. Uit de stukken, welke tot de vaststelling van de aangehaalde Regelen hebben geleid, blijkt, dat beoogd werd de subsidieering der daarin bedoelde scholen afhankelijk te stellen van en verband te doen houden met het gemiddeld schoolbezoek, aldus opgevat, dat het schoolverzuim in aanmerking moet genomen worden. Aan de in die Regelen in het onderwerpelijk verband afwisselend gebruikte woorden „geregeld" en „gemiddeld" (artikel 1, alinea 2 sub 4e en 5e, artikel 4, § III, en artikel 5) moet derhalve slechts één beteekenis en wel de laatste worden gehecht. De door subsidie-aanvragers in antwoord op de 6e vraag van genoemd model voor elke maand te verstrekken opgaaf van ihet aantal de school bezoekende leerlingen behoort dan ook te rworden verkregen door de aantallen de school bezocht hebbende leerlingen dag voor dag bijeen te tellen en het totaal te deelen door het aantal schooldagen in die maand. Onder aanbieding van eenige afdrukken van dit schrijven 'ter verspreiding onder de Europeesche bestuursambtenaren in Uw gewest, verzoek ik UHEG. beleefd, die ambtenaren wel te willen uitnoodigen de belanghebbenden voor zooveel noodig fop het vorenstaande te wijzen. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, G. A. J. HAZEU. | t1) Blz. 522. ■ Toepassing van de voorwaarde betreffende den eisch van minstens 12 de school bezoekende leerlingen. Miss. w^11 Dir. O. E. 12 Februari 1915 Il! 3603 aan één dei Assistent-Residenten op Java. Naar aanleiding van Uw schrijven van het ik de eer UEG. het volgende mede te deelen. Is een particuliere Inlandsehe school, voor welke subsidie op den voet der Regelen in Staatsblad 1906 ïï5 241 wordt aan gevraagd, gedurende de 6 maanden (1), voorafgaande aan d< maand van indiening der aanvraag, gemiddeld door ter minste 12 leerlingen bezocht en laat liet zich aanzien dat da schoolbezoek stationnair zal blijven of zal stijgen, dan kan d< school worden geacht in een bestaande behoefte te voorziei en dus te voldoen aan de voorwaarde, gesteld bij artikel 1 alinea 2 sub le, der voormelde Regelen. Kan daarentegen die verwachting niet worden gekoester( of is na de indiening der aanvraag de daling van het aanta geregeld de school bezoekende leerlingen tot beneden 12 reed een feit geworden, gelijk het geval is bij de in Uw schrijvei genoemde school te dan moet aangenomej worden, dat de school geen levensvatbaarheid bezit en du niet voldoet aan de laatstgemelde voorwaarde. De meening van den zendeling-leeraar , da zijn gemelde school voorshands niet in aanmerking kan komei voor subsidie, is derhalve juist. De wde Directeur van Onderwijs en Eeredienst, Yoor den wden Directeur, De Secretaris, CREUTZBERG. (*) Deze termijn kan voor scholen, welke pas opgericht zijn en te behoeve van welke voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd, ta 3 maanden worden verkort. C. VOOR LAGEriE SCHOLEN IN DE BUITENBEZITTINGEN (»). Regelen. Ord. 10 Juli 1895 (Stbl. 1895 n°. 146). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens machtiging der Koningin-Weduwe, Regentes, met intrekking der ordonnantiën van 1 April 1874 (Staatsblad n! 99), 23 November 1875 (Staatsblad n; 262) en 10 November 1890 (Staatsblad n? 224), vast te stellen de volgende REGELEN (2) voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen. Artikel 1. Aan particuliere Inlandsche scholen op welke lager onderwijs wordt gegeven, kunnen subsidiën uit 's Lands kas worden verleend. Zij hebben daarvoor te voldoen aan de volgende voorwaarden: 1°. Ten genoegen van de Regeering moet worden aangetoond, dat de scholen voorzien in een werkelijk bestaande behoefte. 2°. Het onderwijs omvat minstens: a. het lezen en schrijven met eigen en Latijnsch karakter der landstaal dan wel der Maleische taal, waar de eerstgenoemde voor het onderwijs niet bruikbaar wordt geacht; b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. I1) Voor scholen in de residentie Z. en O. afd. van Borneo, op Halmahera en Nieuw-Guinea, in de afdeeling Bolaang Mongondou (Menado), in de residentie Tapanoeli, in de afdeeling Menado en in de afdeelingen Soemba en Flores (Tim.or en Onderheorigheden) bestaan thans afzonderlijke subsidieregelingen, zie blz. 559, 561, 571, 583, 603 en 655. (2) Deze Regelen zijn voor de residentie Timor en Onderhoorigheden buiten werking gesteld bij ord. 31 Maart 1913 (Stbl. 1913 n°. 308), juncto ord. 12 Januari 1915 (Stbl. 1915 n. 47). Van het onderwijs in de Maleische taal met eigen karakter, waar die niet gebruikelijk is, kan bij de toekenning van subsidie vrijstelling worden gegeven. 3°. Het onderwijs wordt gegeven gedurende minstens drie uren daags; wanneer ook godsdienstonderwijs wordt gegeven, moet de minimum-schooltijd met den duur daarvan worden verlengd. 4°. Het aantal ingeschreven leerlingen moet minstens 25 bedragen. 5°. Wanneer de school meer dan 50 leerlingen telt, wordt het hoofd der school bijgestaan door één hulponderwijzer of kweekeling, en bij elk 50-tal boven 100 leerlingen door nog een hulponderwijzer of kweekeling. 6°. De onderwijzers, tenzij in het bezit van een diploma, dat hen benoembaar maakt tot onderwijzer of hulponderwijzer aan eene Gouvernements lagere Inlandsche school, en de kweekelingen moeten ten genoegen van het plaatselijk schooltoezicht het bewijs leveren van voldoende bekwaamheid in de vakken onder 2°. genoemd en van geschiktheid voor hunne taak. Hiervan wordt hun eene schriftelijke verklaring gegeven. In streken, waar naar het oordeel van het Hoofd van gewestelijk bestuur het plaatselijk schooltoezicht niet zóó kan worden samengsteld, dat daaraan het afgeven van bedoelde verklaring kan worden overgelaten, kan deze voorloopig worden uitgereikt door den beheerder der school, zoo hij Zendeling, Hulpprediker of RoomschKatholiek geestelijke is. Zoodra de gelegenheid zich voordoet, worden door den betrokken inspecteerenden ambtenaar, na gehouden onderzoek, de voorloopige verklaringen bevestigd, dan wel ingetrokken (1). 7°. Geene onderwijzers, hulponderwijzers of kweekelingen worden tot het geven van onderwijs toegelaten of blijven daarmede belast, die niet ten genoegen van het plaatselijk toezicht voldoen aan den eisch van goed zedelijk gedrag. 8°. De onderwijzers verspreiden geene leeringen strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des Lands. 9°. De schoollokalen worden zooveel mogelijk ingericht naar den plaatselijken Inlandschen bouwtrant en moeten, bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting geven tegen wind, regen en zonneschijn. 10°. De scholen moeten op eenvoudige maar voldoende wijze voorzien zijn van meubilair en leermiddelen, volgens (!) Deze laatste twee zinnen zijn aan punt 6° toegevoegd bij art. 1 sub 1°. der ord. 25 Januari 1911 (Stbl. 1911 n°. 111). daarvoor door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en.Nijverheid te geven, zooveel mogelijk algemeene aanwijzingen. De zitplaatsen worden zooveel doenlijk overeenkomstig 's Lands wijs ingericht. 11°. De scholen zijn toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en daarmede gelijkgestelden, welke den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch hun 17e levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid. 12°. Kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten worden niet toegelaten. 13°. Aan alle leerlingen worden gratis of tegen betaling, mits niet hooger dan waarvoor ze bij het Gouvernementsdepöt , verkrijgbaar zijn, voldoende leermiddelen verstrekt. Schoolgeld kan geheven worden hoogstens tot de bedragen, voor de Gouvernements lagere Inlandsche scholen der 2e klasse vastgesteld. 14°. Voor zoover, behalve voor het godsdienstonderwijs, leerof leesboeken gebruikt worden, die niet voorkomen in de catalogi der leermiddelen van de Gouvernements lagere Europeesche en Inlandsche scholen, wordt een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die bevoegd is, het gebruik van zoodanig boek te verbieden. De Gouverneur-Generaal is bevoegd vrijstelling te verleenen van een of meer dezer voorwaarden en daaraan zoodanige nieuwe voorwaarden te verbinden als Hij noodig achten zal. Wanneer in eenig gebiedsdeel door of van wege eenig kerkgenootschap, eene zendingscorporatie of ander lichaam op groote schaal — ter beoordeeling van de Regeering — scholen worden gesticht en onderhouden, stelt de Gouverneur-Generaal een maximum vast, hetwelk de voor dat gebiedsdeel te verleenen subsidiën gedurende een bepaald tijdvak in totaal niet zullen mogen overschrijden (1). Artikel 2. Als subsidie worden hoogstens de volgende bedragen toegekend (2): a. voor de kosten van eerste inrichting, waartoe behalve nieuwe, voor zooveel noodig ook voor het eerst te subsidiëeren scholen in aanmerking komen, en P) Deze alinea is aan artikel 1 toegevoegd bij art. 1 sub 2° der ord. 25 Januari 1911 (Stbl. 1911 n». 111). (2) Voor de berekening der toe te kennen subsidiën, zie cirs. Dir. O. E. N. 27 Mei 1902 n. 10391 en 8 November 1902 n. 19574, blz. 557. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 35 b. daarna jaarlijks (1) voor onderhoud en aanvulling der eerste inrichting: Bedrag. Aantal leerlingen der school. -— — b. jaarlijks a. in eens. ^ 25 tot 50 f 200 f 20 •51 tot 100.. n 300 „30 101 en daarboven n 400 40 -. ter tegemoetkoming in verdere uitgaven, jaarlijks ('): Aantal leerlingen der school. j Bedrag.. 2 5 f 100 26 tot 30 B 125 31 tot 40 n 150 41 tot 50 „175 51 tot 75 n 200 76 tot 100 s 225 101 en daarboven 250 De aanvragen om subsidie worden ingericht en ingediend op de wijze als door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid wordt vastgesteld (2). Artikel 3. De als subsidie gegeven gelden worden uitsluitend gebruikt ten behoeve der scholen, voor welke ze zijn toegestaan. Artikêl 4. De subsidiën worden voor een geheel jaar toegekend en uitbetaald. (!) De j aarlij ksche subsidies, voor zooveel betreft scholen ten behoeve1 van welke over het voorafgaande jaar reeds zoodanige subsidiën zijn genoten, thans te verleenen door de Hoofden van gewestelijk bestuur onder nadere goedkeuring van den Dir. O. E. (Ord. 9 December 1914 in Stbl 1914 no. 750, blz. 729). (2) De wijze van inrichting en indiening der aanvragen is laatstelijk vastgesteld bij besl. Dir. O. E. N. 12 Augustus 1911 no. 13186 (Bijbl. no. J, blz. 548. I [ AA anneer eene gesubsidiëerde school in den loop van het jaar wordt gesloten, kan van de in artikel 2 sub b en c be; doelde bedragen zooveel maal V12 worden teruggevorderd als na de sluiting der school tot aan het einde des jaars volle maanden overblijven. I Artikel 5. De gesubsidiëerde scholen zijn, behalve wat betreft het godsdienstonderwijs, dat er mocht gegeven worden, onderworpen aan het plaatselijk en het algemeen schooltoezicht. Het plaatselijk schooltoezicht wordt uitgeoefend door | schoolcommissiën (1), daar waar die mochten ingesteld zijn, en | elders door den controleur der controle- of bestuursafdeeling als president en twee Tnlandsche leden; en waar dit niet kan geschieden, uit zoodanige personen, als door het Hoofd van gew estelijk bestuur zullen worden aangewezen. Het bij artikel 15 der instructie voor de Regenten op Java en Madoera (Staatsblad 18(i7 ïï! 114) (2) bedoelde toezicht sti ekt zich niet uit tot gesubsidiëerde Inlandsche scholen, [waar het onderwijs op Christelijk-godsdienstigen grondslag wordt gegeven. Het schooltoezicht berust wijders bij de inspecteerende ambtenaren van het Gouvernements Inlandsch onderwijs. Artikel (5. De hoofden en bestuurders der gesubsidiëerde scholen zijn verplicht, aan de personen, met het schooltoezicht belast, alle verlangde inlichtingen te geven, ook omtrent de aanwending der als subsidie ontvangen gelden en der schoolgelden, waar deze mede strekken tot bezoldiging van het onderwijzend personeel. Zij behooren hunne wenken en bemerkingen op te volgen, behoudens beroep op den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Artikel 7. Wanneer eene school niet voldoet aan de verplichtingen, onder welke het subsidie is toegekend, kan het tusschentijds worden ingetrokken. De intrekking gaat in met de maand, volgende op die, waarin zij op officieele wijze ter kennis is gekomen van den bestuurder of het hoofd der school en kan met zich brengen restitutie der reeds ontvangen gelden over de verdere maanden van het loopende jaar, op de wijze als in artikel 4 aangegeven. t1) Met „schoolcommissiën" wordt hier bedoeld „Inlandsche schoolcommissiën , overeenkomstig het Regl. vastgesteld bij art. 2 sub b van besl Dir. O. E. N. 4 Juli 1893 no. 7318 in Bijbl. no. 4889, blz. 755, ingesteld op Plaatsen waar één of meer openbare Inl. scholen zijn gevestigd. Artikel 8. Wanneer door intrekking eener Gouvernement» lagere Inlandsche school een gebouw, meubilair of leermiddelen beschikbaar komen, kunnen ten behoeve eener gesubsidiëerde school het gebouw in gebruik gegeven of afgestaan, het meubilair en de leermiddelen afgestaan worden tegen eene evenredige vermindering van het subsidie. Een en ander wordt bij de toekenning van het subsidie geregeld. Artikel 9. De commissiën of personen, aan wie het plaatselijk toezicht over de gesubsidiëerde Inlandsche scholen is opgedragen, dienen jaarlijks van die scholen aan den inspec- •fnAT>AvirIr»vi n vuIiIati r» «-> v» rrn ti U nf T r» 1 n Tl d O 0V1 rvn r\AVTTrl t CJ AATl ~V7/~iT,C,l O fV ICCICllUCii CtlliULCllClCil VtllJL I1CI -L1J.1CI UUUCI VV1JO VCIOIU,^ in, overeenkomstig de verslagen der Gouvernements lagere Inlandsche scholen ingericht. Ten tweede: Te bepalen dat deze ordonnantie in werking treedt op 1 Januari 1896. En opdat enz. (gewoon slot). Model-subsidieaanvraag. Besl. Dir. 0. E. N. 12 Augustus 1911 n°. 13186 (Bijbl. n° ). Gelet op artikel 2, alinea 2, van de „Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen", vastgesteld bij artikel 1 van de ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad n! 146) (r) en aangevuld bij artikel 1 van de ordonnantie van 25 Januari 1911 (Staatsblad n? 111) (2); Nog gelet enz.; Heeft besloten: Het bij het dezerzijdsch besluit van 21 December 1895 n? 12949! (Bijblad op het Staatsblad n; 5344) vastgesteld model van de opgaven van gegevens tot het verkrijgen van subsidie uit 's Lands kas voor particuliere Inlandsche scholen, voor zooveel betreft die scholen in de Bezittingen buiten Java en Madoera, met uitzondering van de streken, waarvoor een afzonderlijk model is vastgesteld, te vervangen door het bij dit besluit behoorend model. Afschrift enz. (1) Blz. 546. (2) Zie noot 1 op blz. 544 en noot 1 op blz. 545. OPGAYEN (*) omtrent de particuliere Inlandsche school te Gewest Eiland Afdeeling Onderafdeeling I naar aanleiding van het verzoek van ? I ter verkrijging van subsidie ten behoeve van die school voor I het jaar 19... N B. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opgaven is korte, doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worden de vragen met „ja" of „neen" beantwoord. Aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Behoort bij het besluit van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 12 Augustus 1911 ll! 13186. | (*) Deze opgaven zijn bij 's Lands dépöt van leermiddelen te Batavia verkrijgbaar gesteld tegen 5 cents per exemplaar (Besl. Dir. O. E. N. 23 September 1911 n. 15682). 1. Waaruit blijkt, dat de school voorziet in een werkelijk bestaande behoefte! 2. Wat omvat het onderwijs op de school (*) ? 3. Wordt de landstaal voor het onderwijs bruikbaar geacht (2) ? 4. Is voor de Maleische taal het eigen (Maleisch) karakter ter plaatse gebruikelijk? 5. W ordt het onderwijs in de vakken, genoemd in noot 1, gedurende ten minste drie uren daags gegeven? 6. Wanneer is de school geopend (in werking getreden) (3) ? 7. Hoeveel leerlingen waren Januari 19 .... 19.... ingeschreven in elke reeds Februari „ verschenen maand van het Maart " jaar, waarvoor subsidie April " wordt gevraagd, en hoe- Mei veel in elke maand van het Juni voorafgaande jaar? Juli ]] Augustus „ September „ October „ November „ December „ t1) Het onderwijs moet zijn lager onderwijs en minstens omvatten: a. het lezen en schrijven met eigen en Latijnsche karakters der landstaal of der Maleische taal, waar de eerstgenoemde voor het onderwijs niet bruikbaar wordt geacht; b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. (2) Indien geen in de landstaal geschreven leerboeken bestaan, wordt die taal voor het onderwijs onbruikbaar geacht. (8) Alleen te beantwoorden indien de school voor de eerste maal voor subsidieering in aanmerking wordt gebracht. 8. Hoe heet (4): a. cle onderwijzer, die aan het hoofd der school staat ? b. ieder der overige onderwijzers? 9. Welk diploma bezit: a. de onderwijzer, die aan het hoofd der school staat! b. ieder der overige onderwijzers? 10. Zijn de onderwijzers, die niet in het bezit zijn van een diploma, dat benoembaar maakt tot onderwijzer of hulponderwijzer aan een Gouvernements lagere Inlandsche school, voorzien: ■a. van een door het plaatselijk schooltoezicht afgegeven schriftelijke verklaring van voldoende bekwaamheid in de vakken, genoemd in noot 1, en van geschiktheid voor hun taak? b zoo de school gelegen is in een streek, waar naar het oordeel van het Hoofd van gewestelijk bestuur het plaatselijk schooltoezicht niet zóó kan worden samengesteld, dat daaraan het afgeven van een verklaring als sub a omschreven kan worden (4) Het woord onderwijzer is hier en in de volgende vragen gebezigd in de beteekenis van leerkracht en omvat dus ook hulponderwijzers en Jcweekelingen. overgelaten, van een door den beheerder der school (Zendeling, Hulpprediker of Roomsch-Katholiek geestelijke) afgegeven voorloopige verklaring? 31. Voldoen de onderwijzers naar het oordeel van het plaatselijk schooltoezicht aan den eiscli van goed zedelijk gedrag? 32. Verspreiden de onderwijzers leeringen strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des Lands? 13. Is het schoollokaal zooveel mogelijk ingericht naar den plaatselijken Inlandschen bouwtrant en geeft het, bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting tegen wind, regen en zonneschijn ? 34. Is de school in overeenstemming met het aantal ingeschreven leerlingen voldoende voorzien van: a. eenvoudig meubilair (lage tafeltjes (dingkliks) met zitmatjes of tafels met banken (5), schoolborden en kast voor opberging deileermiddelen? (5) De zitplaatsen moeten zooveel doenlijk overeenkomstig 's Lands wijs worden ingericht. b. lees- en leerboeken voor de vakken, waarin onderwijs wordt gegeven, godsdienstonderwijs uitgezonderd1? c. schrijfbehoeften (leien, griffels en, waar onderwijs wordt gegeven in het schrijven met inkt, pennen, papier en inkt) ! 35. Is de school toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en daarmede gelijkgestelden, die den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch hun 17de levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid! 16. Worden kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten van de school geweerd! 17. Worden aan alle leerlingen voldoende leermiddelen verstrekt! 18. Heeft die verstrekking gratis of tegen betaling plaats! 19. Zoo de verstrekking tegen betaling geschiedt, gaat deze boven den prijs, waarvoor de leermiddelen bij het Gouvernementsdepöt verkrijgbaar zijn (6) ? (6) De titels en prijzen der in het Gouvernementsdepöt van leermiddelen te Weltevreden verkrijgbare boeken enz. zijn te vinden in den catalogus van boeken., welke op aanvraag kosteloos en franco door den Administrateur van genoemd depöt wordt toegezonden. 20. Wordt schoolgeld geheven 1 21. Zoo ja, gaat het bedrag daarvan boven ƒ 0.50 's maands voor één leerling, ƒ 0.75 voor twee leerlingen, f 0.10 voor eiken leerling meer uit hetzelfde gezin? 22. Zijn er leer- of leesboeken in gebruik op de school, behalve bij het godsdienstonderwijs, welke niet voorkomen in de catalogi der leermiddelen van de Gouvernements lagere Europeesche en Inlandsche scholen! 23. Zoo ja, is van die boeken reeds een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid 1 24. Heeft de school reeds subsidie genoten? 25. Zoo ja, bij welk besluit werd deze het laatst toegekend? 26. Zijn de toegestane gelden uitsluitend gebruikt ten behoeve van de school ? 27. Wordt een subsidie voor de kosten van eerste inrichting noodig geacht (7)? 28. Zoo ja, tot welk bedrag? C) De hier bedoelde subsidie kan alleen worden verleend ten behoeve van nieuwe scholen en, voor zooveel noodig, ook voor het eerst te subsidieeren reeds bestaande scholen. 29. Welk bedrag wordt gevraagd voor onderhoud en aanvulling der eerste inrichting (8)? 30. En tot welk bedrag wordt een subsidie gewenscht ter tegemoetkoming in verdere uitgaven? 31. Wordt vrijstelling verlangd van één of meer deivoor het erlangen van subsidie in Staatsblad 1895 n; 146 gestelde voorwaarden en, zoo ja, op welke gronden? 32. Door wie wordt het plaatselijk schooltoezicht uitgeoefend? 33. Tot welke der hieronder genoemde categorieën behoort de school! a. Protestantsche zendingsschool. b. Boomsch-Katholieke zendingsschool. c. Protestantsche gemeenteschool. d. Roomsch-Katholieke gemeenteschool. e. Mohammedaansche school met onderwijs in den Mohammedaanschen godsdienst. f. Neutrale school. (8) Deze subsidie kan niet worden verleend over het jaar, waarvoor een subsidie voor de kosten van eerste inrichting is aangevraagd. In verband met vorenstaande opgaven wordt voorgesteld aan de voornoemde school subsidie te verleenen tot de aangegeven bedragen. , den 19. De C), Geen bezwar. nï r—, den 19. De Assistent-Resident van , den 19. De Resident van n? , den 19. De Gouverneur van n; .... , den 19 Inspecteur i , T 1 i De Adjunct-Inspecteur van llet InL °nd- in de afd. (10), (9) Den titel van den betrokken ambtenaar bij het BinnenlandschBestuur in te vullen, als: Posthouder, Civiele Gezaghebber, Controleur. (10) Behoort de voornoemde school tot het ressort van een AdjunctInspecteur, dan zendt deze de subsidie-opgaven, na onderteekening rechtstreeks, dus zonder tusschenkomst van den betrokken Inspecteur, aan het Departement. Van een geleidebrief wordt daarbij alleen gebruik gemaakt, wanneer de opgaven den inspecteerenden ambtenaar daartoe aanleiding geven. Maatstaf van berekening der subsidiën. 1. Circ. Dir. O. E. N. 27 Mei 1902 H-' 1039.1 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. Ik heb de eer —^xc' mede te deelen dat bij het verleenen van subsidiën aan particuliere Inlandsche scholen op den voet van de regelen in Staatsblad 1895 n! 146 (1) door de Begeering als maatstaf voor de berekening der toe te kennen bedragen is aangenomen (2) het gemiddeld aantal ingeschreven leerlingen der betrokken school gedurende het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor subsidie wordt gevraagd. Yan dezen maatstaf zal onder geen voorwaarde worden afgeweken. —u' f :','— gelieve de betrokken besturende ambtenaren en, voor zooveel noodig, de belanghebbenden bij subsidieering hiermede in kennis te stellen. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, ABENDANON. 2. Circ. Dir. O. E. N. 8 November 1902 n? 19574 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. Ten vervolge van mijn schrijven dd. 27 Mei jl. Il! 10391 (3) heb ik de eer UHEGr. mede te deelen, dat bij het verleenen van subsidiën aan particuliere Inlandsche scholen op den voet van de regelen in Staatsblad 1895 n5146 (') door de Regeering nog als regel is aangenomen (4): 1°. dat aan scholen met gemiddeld minder dan 25 leerlingen in het jaar voorafgaande aan dat waarin en waarvoor subsidie wordt gevraagd, doch die in laatstbedoeld jaar dat getal hebben bereikt of overschreden in dat jaar wordt toegekend de minimum-subsidie en 2°. dat voor scholen, die subsidie vragen over het jaar, waarin zij geopend zijn, de subsidie wordt berekend over het gemiddeld aantal leerlingen gedurende de vóór de indiening der aanvraag reeds verschenen maanden van dat jaar. (!) Blz. 543. (2) Miss. lsten Gouv. Secr. 20 Mei 1902 n°. 1688 aan Dir. O. E. N. (3) Hierboven afgedrukt. (4) Miss. lsten Gouv. Secr. 19 October 1902 n°. 3532c aan Dir. O. E. N. • ü. exc. gelieve de betrokken besturende ambtenaren en, vooi zooveel noodig, de belanghebbenden bij subsidieering hiermede m kennis te stellen. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, ABENDANON. D VOOR LAGERE SCHOLEN IN DE RESIDENTIE ZUIDER- EN OOSTERAFDEELING VAN BORNEO. Regelen. Qrd. 19 Juli 1909 (Stbl. 1909 n°. 388). IN NAAM ENZ. (gewoon hoofd). Dat Hij enz. Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Met afwijking in zoover van de „Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen", vastgesteld bij artikel 1 van de ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad n! 146) (1), te bepalen, dat voor de residentie Zuider- en O o ster afdeeling van Borneo: I. artikel 1, alinea 2, sub 4°. dier Regelen wordt gelezen: „4°. Het aantal ingeschreven leerlingen moet minsens 20 bedragen". II. van artikel 2, houdende vaststelling van de bedragen welke ten hoogste als subsidie worden toegekend, de §§ b en c worden gelezen: „b. daarna jaarlijks (2) voor onderhoud en aanvulling der eerste inrichting: Bedrag Aantal leerlingen der school. b. jaarlijks a. in eens. r). 20 tot 40 f 200 1 f 20 41 tot 70 a 300 „30 71 tot 100 s 4oo ,,40 101 en daarboven n 500 „ 50 i| l1) Blz. 543. (2) De jaarlijksche subsidie, voor zooveel betreft scholen ten behoeve [• van welke over het voorafgaande jaar reeds een zoodanige subsidie is genoten, wordt thans verleend door het Hoofd van gewestelijk bestuur I (Ord. 9 December 1914 in Stbl. 1914 n». 750, blz. 729). „c. ter tegemoetkoming in verdere uitgaven jaarlijks (l): Aantal leerlingen der school. Bedrag. , 2 0 f 100 21 tot 30 n 150 31 tot 40 n 200 41 tot 50 „ 225 51 tot 75 n 250 76 tot 100 n 275 101 en daarboven 300 Ten tweede: Te bepalen dat deze ordonnantie geacht wordt in werking te zijn getreden op 1 Januari 1909. En opdat enz. (gewoon slot). Voor de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo geldt het model, vastgesteld bij besl. Dir. O. E. N. 12 Augustus 1911 n°. 13186 (Bijbl. n° ), blz. 548. (!) De jaarlijksche subsidie, voor zooveel betreft scholen ten behoeve van welke over het voorafgaande jaar reeds een zoodanige subsidie is genoten, wordt thans verleend door het Hoofd van gewestelijk bestuur (Ord. 9 December 1914 in Stbl. 1914 n°. 750, blz. 729). Model-subsidieaanvraag. E. VOOR LAGERE SCHOLEN OP HALMAHERA EN NIEUW GUINEA. Regelen. Ord. 25 Januari 1911 (Stbl. 1911 n°. 112). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij enz. Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Voor het eiland Halmaheira en het Nederlandsch gedeelte van Nieuw-Guinea, met buitenwerkingstelling van de „Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen", vastgesteld bij artikel 1 der ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad n! 146) (1), vast te stellen de volgende subsidieregeling ten behoeve van het bijzonder Inlandsch onderwijs. Artikel 1. Op Halmaheira en het Nederlandsch gedeelte van NieuwGuinea kan aan particuliere Inlandsche scholen, waar lager onderwijs wordt gegeven, subsidie uit 's Lands kas worden verleend. Artikel 2. De subsidie wordt jaarlijks in de maand Januari, voor iedere school afzonderlijk, voor het ingetreden jaar aangevraagd en bedraagt 3A van de feitelijke onkosten over het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor ze dient (2). Artikel 3. De aanvrage, waarin gegevens moeten worden verstrekt omtrent het aantal onderwijzers, den omvang van het onder- (!) Blz. 543. (2) De subsidie, voor zooveel betreft scholen welke over het voorafgaande jaar reeds een tegemoetkoming hebben ontvangen, wordt thans verleend door het Hoofd van gewestelijk bestuur onder nadere goedkeuring van den Dir. O. E. (Ord. 9 December 1914 in Stbl. 19H n. lbo, blz. 729). VOORSCHRIFTEN 1NL. ONDERWIJS. 36 wijs en de uitgaven over het afgeloopen jaar, wordt ingericht naar een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en rvijverheid vast te stellen model en aan dezen Departementschef aangeboden door tusschenkomst van de door hem aan te wijzen autoriteiten. Artikel 4. In bijzondere gevallen kan de Gouverneur-Generaal subsidiën verleenen naar een anderen maatstaf dan die vermeld in artikel 2. Artikel 5. anneer in de in arikel 1 genoemde gebiedsdeelen door of van wege eenig kerkgenootschap, zendingscorporatie of ander lichaam, op groote schaal — ter beoordeeling der Regeering — scholen worden gesticht en onderhouden, stelt de GouverneurGeneraal voor elk dier gebiedsdeelen of gedeelten daarvan een maximum vast, hetwelk de voor de betrokken streek te verleenen subsidiën gedurende een bepaald tijdvak niet zullen mogen overschrijden. Ten tweede: Deze ordonnantie wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1911. En opdat enz. (gewoon slot). Model-subsidieaanvraag. Besl. Dir. O. E. N. 26 April 1911 n°. 6557 (Bijbl, n°. 7392). Gelet enz.; Nog gelet op artikel 3 der subsidieregeling ten behoeve van het bijzonder Inlandsch onderwijs op het eiland Halmaheira en het Nederlandsch gedeelte van Nieuw-Guinea, vastgesteld bij artikel 1 der ordonnantie van 25 Januari 1911 (Saatsblad n? 112) 0); Heeft besloten: Eerstelijk: Yast te stellen het bij dit besluit behoorend model voor de subsidie-aanvragen, bedoeld in artikel 3 van de subsidieregeling in de ordonnantie van 25 Januari 1911 (Staatsblad n! 112), met bepaling dat de aanvraag door het t1) Blz. 561. Hoofd van plaatselijk bestuur wordt opgemaakt naar de, v.z.n. door hem geverifieerde gegevens, hem in den loop van de maand Januari bij onderteekend geschrift door de belanghebbenden (de beheerders of bij gebreke daarvan de hoofden der scholen) verstrekt. Ten tweede: Te bepalen, dat de aanvragen door de Hoofden van plaatselijk bestuur aan den Departementschef worden toegezonden door tusschenkomst van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur. Afschrift enz. . OPGAYEN omtrent de particuliere Inlandsche school te (De opgaven betreffen het jaar voorafgaande aan dat waarvoor subsidie wordt aangevraagd;. ~ Ternate en Onderhoorigheden. ewes Zuid-Nieuw-Guinea. Eiland Afdeeling Onderafdeeling naar aanleiding van het verzoek van ter verkrijging van subsidie ten behoeve van die school voor het jaar 19... N. B. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opgaven is korte, doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worden de vragen met „ja" of „neen" beantwoord. Aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Behoort bij het besluit van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 26 April 1911 n! 6557. 1. Hoeveel leerlingen waren Januari 19 in elke maand ingeschre- Februari , .. ven? Maart " April Mei „ .... Juni Juli Augustus „ September „ October „ November December „ 2. Hoeveel leerkrachten wa-Januari 19 ren in elke maand aan de Februari „ school verbonden? Maart April Mei Juni Juli Augustus „ September „ October „ November „ December „ 3. Wat omvatte het onderwijs op de school? 4. Hoeveel uren werden aan dat onderwijs per dag besteed? 5. Werd schoolgeld geheven? 6. Zoo ja, hoeveel bedroeg de opbrengst daarvan in het geheele jaar? 7. Hoeveel heeft elke der leerkrachten in elke maand aan bezoldiging genoten (*) ? (}) Indien de bezoldiging geheel of gedeeltelijk in natura is genoten, is het geldswaardig bedrag daarvan in rekening te brengen. 8. Zijn voor de leerkrachten, behalve voor hunne bezoldiging, nog andere uitgaven gedaan? 9. Zoo ja, waarvoor en tot welk (e) bedrag (en) (2)? 10. Indien de school in den loop van het jaar is opgericht, hoeveel hebben de kosten van bouw en eerste inrichting bedragen (waaronder begrepen die voor het verkrijgen van een geschikt terrein) (3) ? 11. Indien de school reeds bij den aanvang van het jaar bestond, hoeveel hebben bedragen de kosten van: a. verbouwing (3), . b. vernieuwing (3), c. uitbreiding (3), d. gewoon onderhoud (2), e. aanvulling der eerste inrichting (2) t 12. Hoeveel is voor de aanschaffing van leermiddelen en schrijfbehoeften uitgegeven (2) ? 13. Hoeveel is daarvan van de leerlingen terug ontvangen? (2) Een gespecificeerde opgaat hierbij over te leggen. (3) Van de uitgaven moet een gespecificeerde opgaat worden verstrekt, onder overlegging, zoo mogelijk, van het bouwproject en de begrooting van kosten. 14. Zijn voor de school, behalve de hiervoren reeds genoemde, nog andere uitgaven gedaan? 15. Zoo ja, waarvoor en tot welk (e) bedrag (en) (2) ? 16. Hoeveel hebben dus de feitelijke onkosten (d. i. de uitgaven verminderd met de inkomsten) bedragen ? 17. Worden subsidiën verlangd naar een anderen maatstaf dan in artikel 2 van Staatsblad 1911 n? 112 aangegeven? Zoo ja, waarom? 18. Tot welke der hieronder genoemde categorieën behoort de school? a. Protestantsche zendingsschool. b. Roomsch-Katholieke zendingsschool. c. Protestantsche gemeenteschool. d. Roomsch-Katholieke gemeenteschool. e. Mohammedaansche school met onderwijs in den Mohammedaanschen godsdienst. f. Neutrale school. In verband met bovenstaande opgaven wordt voorgesteld aan de voornoemde school subsidie te verleenen tot een bedrag van gulden. , den Januari 19... De (4). (')• Geen bezwaar. No den 19.. -rx Resident van Ternate en Onder hooriyheden, Assistent-Resident van Zuid-Nieuw-Guinea, (4) Den titel van het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur in te vullen, als: Posthouder, Civiele Gezaghebber, Controleur. (5) Handteekening. . F. VOOR LAGERE SCHOLEN IN DE AFDZELING BOLAANG MONGONDOU (MENADO). Regelen Ord. 7 Februari 1911 (Stbl. 1911 n°. 140). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Met afwijking in zoover van de Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen, vastgesteld bij artikel 1 van de ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad ïl? 346) (1), te bepalen, dat aan zoodanige scholen in de afdeeling Bolaang Mongondou der residentie Menado, welke volgens evenbedoelde Regelen voor subsidieering in aanmerking komen, over de jaren 1911 tot en met 1915 subsidie zal worden toegekend overeenkomstig artikel 4 der Regelen in Staatsblad 1906 n! 241 (2) instede van overeenkomstig artikel 2 van eerstbedoelde Regelen, mits die scholen, behalve aan de in eerstbedoelde Regelen gestelde voorwaarden, bovendien voldoen aan de voorwaarde, dat het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen minstens 25 bedraagt, dit aantal berekend over de zes maanden, voorafgaande aan die, waarin de aanvraag om subsidie wordt ingediend, met dien verstande dat die termijn voor scholen, welke pas opgericht zijn en ten behoeve van welke voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd, tot drie maanden kan worden verkort. En opdat enz. (gewoon slot). Model-Subsidieaanvraag. Besl. Dir. O. E. N. 20 Mei 1911 n°. 8107 (Bijbl. n°. 7405). Gelet op artikel 2, alinea 2, van de Regelen voor de toekenning van subsidiën xiit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen, vastgesteld bij artikel 1 van de ordonnantie van 10 (M Blz. 543. (2) „ 524. Juli 1895 (Staatsblad n: 146) (1), juncto de ordonnantie van 7 Februari 1911 (Staatsblad n! 140) (2); Heeft besloten: Het bij het dezerzijdsch besluit van 21 December 1895 n' 12949 (Bijblad op het Staatsblad n5 5344) vastgestelde model van de opgaven van gegevens tot het verkrijgen van subsidie uit 's Lands kas voor particuliere Inlandsche scholen, voor zooveel betreft die scholen in de af deeling Bolaang Mongondou der residentie Menado, te vervangen door het bij dit besluit behoorende model. Afschrift enz. t1) Blz. 546. (2) „ 571. OPGAYEN omtrent de particuliere Inlandsche school te )a d [ ie; Gewest Menado. )r Af deeling Bolaang Mongondou. e-1 Landschap naar aanleiding van het verzoek van ter verkrijging van subsidie ten behoeve van die school voor het jaar 191... N. B. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opgaven is korte, doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worden de vragen met „ja" of „neen" beantwoord. Aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Behoort bij het besluit van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 20 Mei 1911 n? 8107. 1. Waaruit blijkt, dat de school voorziet in een werkelijk bestaande behoefte ? 2. W at omvat het onderwijs op de school (*) ? 3. Wordt de landstaal voor het onderwijs bruikbaar. geacht? 4. Is voor de Maleische taal het eigen (Maleisch) karakter ter plaatse gebruikelijk? 5. Wordt het onderwijs in de vakken, genoemd in noot 1, gedurende ten minste 3 uren daags gegeven? 6. Wanneer is de school geopend? 7. Hoeveel leerlingen waren Januari 191 191 ingeschreven in elke reeds Februari „ verschenen maand van het Maart „ jaar, waarvoor subsidie April „ wordt gevraagd, en hoe- Mei „ veel in elke maand van het Juni „ voorgaande jaar? Juli „ Augustus „ September „ October „ November „ December „ 8. Hoeveel bedroeg het aantal de school bezoekende leerlingen in elke der 6 maanden, voorafgaande t1) Het onderwijs moet zijn lager onderwijs en minstens omvatten: a. het lezen en schrijven met eigen en Latijnsche karakters der landstaal of der Maleische taal, waar de eerstgenoemde voor het onderwijs niet bruikbaar wordt geacht; b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. aan die, waarin de aanvraag om subsidie is ingediend (2) ? 9. Hoe heet (3): a. de onderwijzer, die aan het hoofd der school staat? b. ieder der overige onderwijzers? 10. Welk diploma (welke akte) bezit: a. de onderwijzer, die aan het hoofd der school staat? b. ieder der' overige onderwijzers? 11. Is aan de onderwijzers, die niet in het bezit zijn van een diploma, dat benoembaar maakt tot onderwijzer of hulponderwijzer aan een Gouvernements lagere Inlandsche school, door het plaatselijk schooltoezicht eene schriftelijke verklaring gegeven van voldoende bekwaamheid in de vakken, genoemd in noot 1 en van geschiktheid voor hun taak? 12. Is het hoofd der school voorzien van een door den betrokken inspecteerenden I (2) Ook scholen, welke korter dan 6, doch ten minste 3 maanden hebben bestaan, kunnen voor subsidieering in aanmerking komen; voor deze : scholen moet worden vermeld het aantal de school bezoekende leerlingen in elke der maanden, vóóralgaande aan die, waarin de aanvraag om : subsidie is ingediend. Scholen die minder dan 3 maanden hebben bestaan komen niet voor subsidieering in aanmerking. J (3) Het woord onderwijzer is hier en in de volgende vragen gebezigd in de beteekenis van leerkracht en omvat dus ook hulponderwijzers en kweekelingen. ambtenaar van het Inlandsch onderwijs afgegeven verklaring van geschiktheid voor zijn betrekking (4) ? 13. Voldoen de onderwijzers naar het oordeel van het plaatselijk schooltoezicht aan den eisch van goed zedelijk gedrag! 14. Verspreiden de onderwijzers leeringen strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des Lands? 15. Is het schoollokaal zooveel mogelijk ingericht naar den plaatselijken Inlandschen bouwtrant en geeft het, bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting tegen wind, regen en zonneschijn? 16. Is de school in overeenstemming met het aantal ingeschreven leerlingen voldoende voorzien van: a. eenvoudig meubilair (schoolbanken, schoolborden en kast voor opberging der leermiddelen) ? b. lees- en leerboeken voor de vakken, waarin onderwijs wordt gegeven, godsdienstonderwijs uitgezonderd? (4) Deze vraag alleen te beantwoorden voor scholen met meer dan 201 geregeld de school bezoekende leerlingen. Is het hoofd van zulk eeschool in het bezit van een verklaring als hierbedoeld, dan wordt voo hem een premie van f 120 toegekend. c. schrijfbehoeften (leien, griffels en, waar onderwijs wordt gegeven in het schrijven met inkt, pennen, papier en inkt) ? 17. Is de school toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en daarmede gelijkgestelden, die den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch hun 17de levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid? 18. Worden kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten van de school geweerd? ■ 19. Worden aan alle leerlingen voldoende leermiddelen verstrekt ? 20. Heeft die verstrekking gratis of tegen betaling plaats? 21. Zoo de verstrekking tegen betaling geschiedt, gaat deze boven den prijs, waarvoor de leermiddelen bij het Grouvernementsdepöt verkrijgbaar zijn (5) ? 22. Wordt schoolgeld geheven? (5) De titels en prijzen der in het Gouvernementsdépöt van leermiddelen te Weltevreden verkrijgbare boeken enz. zijn te vinden in den catalogus van boeken enz., welke op aanvraag kosteloos en franco dooiden Administrateur van genoemd depót wordt toegezonden. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 37 23. Zoo ja, gaat het bedrag daarvan boven f 0.50 's maands voor één leerling, f 0.75 voor twee leerlingen, f 0.10 voor eiken leerling meer uit hetzelfde gezin? 24. Zijn er leer- of leesboeken in gebruik op de school, behalve bij het godsdienstonderwijs, welke niet voorkoin de catalogi der leermiddelen van de Gouvernements lagere Europeesche en Inlandsche scholen? 25. Zoo ja, is van die boeken reeds een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid? 26. Heeft de school reeds subsidie genoten? 27. Zoo ja, bij welk besluit werd deze het laatst toegekend? 28. Zijn de toegestane gelden uitsluitend gebruikt ten _ behoeve van de school ? 29. Voor wie der aan de school verbonden onderwijzers wordt subsidie gevraagd en tot welk bedrag voor ieder? 30. Yoor wie der in de vorige vraag bedoelde onderwijzers wordt bovendien een premie gevraagd en tot welk bedrag voor ieder? 31. Welk bedrag wordt gevraagd voor de kosten van gewoon onderhoud en aanvulling der eerste inrichting? 132. Wordt vrijstelling gevraagd van één of meer der voor het erlangen van subsidie in Staatsblad 1895 n! 146, juncto Staatsblad 1911 n! 140, gestelde voorwaarden en, zoo ja, op welke gronden? 33. Door wie wordt het plaatselijk schooltoezicht uitgeoefend? i 34. Tot welke der hieronder genoemde categorieën behoort de school? a. Protestantsche zendingsschool. b. Roomsch-Katholieke zendingsschool. c. Protestantsche gemeenteschool. d. Roomsch-Katholieke gemeenteschool. e. Mohammedaansche school met onderwijs in den Mohammedaanschen godsdienst. f. Neutrale school. 35. Op welken datum is de aanvraag om subsidie, die tot deze opgaven heeft geleid, ingediend? In verband met vorenstaande opgaven wordt voorgesteld aan de voornoemde school subsidie te verleenen tot de aangegeven bedragen. , den 191 De Controleur van Bolaang Mongondoul Geen bezwaar. No. den 191 De Resident van Menado, No den 191 De Adjunct-Inspecteur van het Inlandscli onderwijs in de 5de af deeling, Wijze van berekening van het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen. Miss. Dir. O. E. 2 November 1914 n; 22013 aan den Resident van Menado. In vraag 8 van het bij het dezerzijdsch besluit van 20 Mei 1911 n! 8107 (Bijblad n! 7405) (1) vastgesteld model van subsidieaanvragen ten behoeve van particuliere Inlandsche scholen in de af deeling Bolaang Mongondou van Uw gewest wordt in verband met Staatsblad 1911 n; 140 (*) opgave verlangd van het aantal de school bezoekende leerlingen in elke der 6 maanden, voorafgaande aan die, waarin de aanvraag om subsidie is ingediend. Door de Regeering is beslist, dat bij de toepassing van de subsidieregeling voor particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera in Staatsblad 1906 n? 241 (2) ten aanzien van de berekening van het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen het schoolverzuim in aanmerking moet genomen worden (vergl. bijgaanden afdruk van mijn tot de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera gerichte circulaire dd. 11 September jl. n! 18033 (3)). Naar analogie van die Regeeringsbeslissing behoort voortaan de in antwoord op de 8ste vraag van voornoemd model voor elke maand te verstrekken opgaaf van het aantal de school bezoekende leerlingen evenals op Java en Madoera te worden verkregen door de aantallen de school bezocht hebbende leerlingen dag voor dag bijeen te tellen en het totaal te deel en door het aantal schooldagen in die maand. Onder aanbieding van 5 afdrukken van dit schrijven heb ik de eer UHEG. te verzoeken, den belanghebbende, den zendeling-leeraar A. van der Endt, te willen uitnoodigen bij de invulling van zijn subsidieopgaven voortaan met het vorenstaande rekening te houden. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, G. A. J. HAZEU. (!) Blz. 571. (2) „ 521. (3) „ 540. . G. VOOR LAGERE SCHOLEN IN DE RESIDENTIE TAPANOELIE. Regelen. Ord. 10 Juli 1895 (Stbl. 1S95 n°. 146) 0). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens machtiging der Koningin-Weduwe, Regentes, met intrekking der ordonnantiën van 1 April 1874 (Staatsblad n5 99), 23 November 1875 (Staatsblad n! 262) en 10 November 1890 (Staatsblad n! 224), vast te stellen de volgende REGrELEN voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen. Artikel 1. Aan particuliere Inlandsche scholen op welke lager onderwijs wordt gegeven, kunnen subsidiën uit 's Lands kas worden verleend. Zij hebben daarvoor te voldoen aan de volgende voorwaarden : 1°. Ten genoegen van de Regeering moet worden aangetoond, dat de scholen voorzien in een werkelijk bestaande behoefte. 2°. Het onderwijs omvat minstens: a. liet lezen en schrijven met eigen en Latijnsch karakter der landstaal dan wel der Maleische taal, waar de eerstgenoemde voor het onderwijs niet bruikbaar wordt geacht; b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. Van het onderwijs in de Maleische taal met eigen karakter, waar die niet gebruikelijk is, kan bij de toekenning van subsidie vrijstelling worden gegeven. 3°. Het onderwijs wordt gegeven gedurende minstens drie t1) Junctis de ordonnanties van 25 Januari en 15 Februari 1911 (Stbl. 1911 nos. 111 en 157), 20 Mei 1912 (Stbl. 1912 n. 333) en 3 Mei 1915 (Stbl. 1915 no. 3i5). G. VOOR LAGERE SCHOLEN IN DE RESIDENTIE TAPANOELIE. Regelen. Ord. 10 Juli 1895 (Stbl. 1S95 n°. 146) (*). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens machtiging der Koningin-Weduwe, Begentes, met intrekking der ordonnantiën van 1 April 1874 (Staatsblad n? 99), 23 November 1875 (Staatsblad n; 262) en 10 November 1890 (Staatsblad n« 224), vast te stellen de volgende REGELEN voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen. Artikel 1. Aan particuliere Inlandsche scholen op welke lager onderwijs wordt gegeven, kunnen subsidiën uit 's Lands kas worden verleend. Zij hebben daarvoor te voldoen aan de volgende voorwaarden : 1°. Ten genoegen van de Eegeering moet worden aangetoond, dat de scholen voorzien in een werkelijk bestaande behoefte. 2°. Het onderwijs omvat minstens: a. het lezen en schrijven met eigen en Latijnsch karakter der landstaal dan wel der Maleische taal, waar de eerstgenoemde voor het onderwijs niet bruikbaar wordt geacht; b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. Yan het onderwijs in de Maleische taal met eigen karakter, waar die niet gebruikelijk is, kan bij de toekenning van subsidie vrijstelling worden gegeven. 3°. Het onderwijs wordt gegeven gedurende minstens drie f1) Junctis de ordonnanties van 25 Januari en 15 Februari 1911 (Stbl. 1911 nos. 111 en 157), 20 Mei 1912 (Stbl. 1912 no. 333) en 3 Mei 1915 (Stbl. 1915 no. 345). uren daags; wanneer ook godsdienstonderwijs wordt gegeven, moet de minimum-schooltijd met den duur daarvan worden verlengd. 4°. liet aantal ingeschreven leerlingen moet minstens 25 liedragen. 5°. Wanneer de school meer dan 50 leerlingen telt, wordt het hoofd der school bijgestaan door één hulponderwijzer of kweekeling, en bij elk 50-tal boven 100 leerlingen door nog een hulponderwijzer of kweekeling. 6°. De onderwijzers, tenzij in het bezit van een diploma, dat hen benoembaar maakt tot onderwijzer of hulponderwij- ; zer aan eene Gouvernements lagere Inlandsche school, en de kweekelingen moeten ten genoegen van het plaatselijk schooltoezicht het bewijs leveren van voldoende bekwaamheid in de vakken onder 2°. genoemd en van geschiktheid voor hunne taak. Hiervan wordt hun eene schriftelijke verklaring gegeven. In streken, waar naar het oordeel van het Hoofd van gewestelijk bestuur het plaatselijk schooltoezicht niet zóó kan worden samengesteld, dat daaraan het afgeven van bedoelde verklaring kan worden overgelaten, kan deze voorloopig worden uitgereikt door den beheerder der school, zoo hij Zendeling, Hulpprediker of Roomseh-Katholiek geestelijke is. Zoodra de gelegenheid zich voor¬ doet, worden door den betrokken inspecteerenden ambtenaar, na gehouden onderzoek, de voorloopige verklaringen bevestigd, dan wel ingetrokken (1). 7°. Geene onderwijzers, hulponderwijzers of kweekelingen worden tot het geven van onderwijs toegelaten of blijven daarmede belast, die niet ten genoegen van het plaatselijk toezicht voldoen aan den eisch van goed zedelijk gedrag. 8°. De onderwijzers verspreiden geene leeringen strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des Lands. 9°. De schoollokalen worden zooveel mogelijk ingericht naar den plaatselijken Inlandschen bouwtrant en moeten, bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting geven tegen wind, regen en zonneschijn. 10°. De scholen moeten op eenvoudige maar voldoende wijze voorzien zijn van meubilair en leermiddelen, volgens daarvoor door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te geven, zooveel mogelijk algemeene aanwijzingen. De zitplaatsen worden zooveel doenlijk overeenkomstig 's Lands wijs ingericht. C1) De laatste twee zinnen zijn aan punt 6° toegevoegd bij art. 1 sub 1° der ord. 25 Januari 1911 (Stbl. 1911 n. 111). 11° .De scholen zijn toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en daarmede gelijkgestelden, welke den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch hun 17e levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid. 12°. Kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten worden niet toegelaten. 13°. Aan alle leerlingen worden gratis of tegen betaling, mits niet hooger dan waarvoor ze bij het Gouvernementsdepot verkrijgbaar zijn, voldoende leermiddelen verstrekt. Schoolgeld kan geheven worden hoogstens tot de bedragen, voor de Gouvernements lagere Inlandsche scholen der 2e klasse vastgesteld. 14°. Yoor zoover, behalve voor het godsdienstonderwijs, leerof leesboeken gebruikt worden, die niet voorkomen in de catalogi der leermiddelen van de Gouvernements lagere Europeesche en Inlandsche scholen, wordt een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die bevoegd is, het gebruik van zoodanig boek te verbieden. De Gouverneur-Generaal is bevoegd vrijstelling te verleenen van een of meer dezer voorwaarden en daaraan zoodanige nieuwe voorwaarden te verbinden als Hij noodig achten zal. Wanneer in eenig gebiedsdeel door of van wege eenig kerkgenootschap, eene zendingscorporatie of ander lichaam op groote schaal — ter beoordeeling van de Eegeering — scholen worden gesticht en onderhouden, stelt de Gouverneur-Generaal een maximum vast, hetwelk de voor dat gebiedsdeel te verleenen subsidiën gedurende een bepaald tijdvak in totaal niet zullen mogen overschrijden (1). Artikel 2 (2). (1) Subsidie wordt verleend in eens of jaarlijks. (2) Onverminderd het bij alinea 7 en 8 bepaalde wordt de subsidie in eens door den Gouverneur-Generaal en de jaarlijksche subsidie door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid verleend (3). C1) Deze alinea is aan artikel 1 toegevoegd bij art. 1 sub 2 der ord. van 25 Januari 1911 (Stbl. 1911 n». 111). (2) Aldus luidt artikel 2, met uitzondering van al. 5, § ii, daarvan ingevolge art. 1, § I, der ord. van 15 Februari 1911 (Stbl. 1911 n». ui). (3) De j aarlijksche subsidies, voor zooveel betreft scholen ten behoeve van welke over het voorafgaande jaar reeds zoodanige subsidiën zijn genoten, thans te verleenen door den Resident onder nadere goedkeuring van den Directeur van O. en E. (Ord. 9 December 1914 in Stbl. 1914 n«. 750, blz. 729). 1 (3) De subsidie in eens wordt verleend: a, voor de kosten van bouw en eerste inrichting (waaronder begrepen die voor het verkrijgen van een geschikt terrein), zoowel ten behoeve van te openen nieuwe scholen, als ten behoeve van voor het eerst te subsidieeren scholen; b. voor de kosten van verbouwing, vernieuwing of uitbreiding (waaronder niet begrepen de kosten van gewoon onderhoud), wanneer de noodzakelijkheid daarvan door den Gouverneur-Generaal is erkend; en wordt voor iedere school vastgesteld naar de behoefte tot een maximum van 3/4 der werkelijke uitgaven. (4) Subsidie voor bouw en eerste inrichting wordt niet verleend alvorens drie maanden na de opening der school zijn verloopen. Wanneer echter, ter beoordeeling van den Gouverneur-Generaal, voldoende waarborgen zijn verkregen, dat een reeds geopende school voldoen zal aan de voor toekenning van verdere subsidiën gestelde voorwaarden, of dat de school zeker zal geopend worden en dan aan die voorwaarden zal voldoen, kan de subsidie vroeger toegekend worden. (5) ■ Jaarlijks worden ten hoogste toegekend: I. voor iederen aan de school verbonden onderwijzer een bedrag van f 90.—; II. (') bovendien voor iederen onderwijzer, die aan het hoofd eener school staat of als eerste onderwijzer werkzaam is aan een school met meer dan 150 ingeschreven leerlingen, een premie van: a. f 100.— (2) voor het bezit van een diploma van met goed gevolg afgelegd eindexamen eener gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers of van een diploma, dat benoembaar maakt tot hulponderwijzer aan eene openbare Inlandsche school; b. f 150.— voor het bezit van een diploma van met gunstigen uitslag afgelegd eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers; met dien verstande, dat van deze premiën nooit meer dan één gelijktijdig zullen toegekend worden voor één persoon; (!) Aldus luidt § II ingevolge art. 1 der ord. 3 Mei 1915 (Stbl. 1915 no. 345). (2) Deze premie van f 100 wordt, op grond van art. 1 der ord. van 20 Mei 1912 (Stbl. 1912 n°. 333), mede toegekend voor aan het hoofd eener school staande of als eerste onderwijzer aan een school met meer dan 150 ingeschreven leerlingen werkzaam zijnde onderwijzers, die in het bezit -zijn van een diploma, door de thans bestaande gesubsidieerde particuliere kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers in de residentie Tapanoeli (dus de kweekscholen te Sipoholon, Na Roemonda en Ombolata) afgegeven, vóórdat deze werden gesubsidieerd. III. voor de kosten van gewoon onderhoud en aanvulling der eerste inrichting f 1.— per leerling (*), berekend naar het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen (2). (6) Het aantal onderwijzers, waarvoor subsidie kan worden verleend, bedraagt: 1 voor scholen met 25—50 ingeschreven leerlingen (3), 2 voor scholen met 51—100 ingeschreven leerlingen (3), en zoo vervolgens, bij elk 50tal ingeschreven leerlingen (3) of deel daarvan één meer, tot een maximum van 9. (7) De Gouverneur-Generaal is bevoegd hoogere subsidiën of subsidiën naar een anderen maatstaf toe te kennen dan in alinea 5 aangegeven. (8) Bij toekenning van subsidiën tot lagere bedragen dan de in alinea 5 genoemde, is beroep op den GouverneurGeneraal toegelaten. (9) De aanvragen om subsidie worden ingericht en ingediend op de wijze als door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid wordt vastgesteld (4). (10) De aanvrager van de in de derde alinea bedoelde subsidie voor bouw en eerste inrichting verbindt zich om, ingeval de school binnen den tijd van 5 jaren na hare opening ophoudt te bestaan, de uit hoofde van deze subsidie genoten gelden te restitueeren en om, bij gebreke daarvan, het schoolgebouw met alles wat daartoe behoort onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen. Artikel 3. De als subsidie gegeven gelden worden uitsluitend gebruikt ten behoeve der scholen, voor welke ze zijn toegestaan. Artikel 4. (1) De subsidiën bedoeld bij artikel 2, alinea 5, worden voor een geheel jaar toegekend en uitbetaald. (2) Wanneer een gesubsidieerde school in den loop van het jaar wordt gesloten, kan van de in artikel 2, alinea 5, bedoelde bedragen zooveel maal 1/12 worden teruggevorderd, als na de sluiting der school tot aan het einde des jaars volle maanden overblijven (5). (1) Deze subsidie wordt niet verleend over het jaar, waarin eene subsidie voor bouw en eerste inrichting is aangevraagd. (2) Het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen te verkrijgen op de wijze, aangegeven in circ. Dir O. E. 2 November 1914 n°. 22011, blz. 600. (3) Zie voor verkrijging van het aantal ingeschreven leerlingen circs. Dir. O. E. N. 27 Mei 1902 n°. 10391 en 8 November 1902 n°. 19574, blz. 557. (4) De wijze van inrichting en indiening der aanvragen is vastgesteld bij besl. Dir. O. E. N. 4 April 1911 no. 5543 (Bijbl. n°. 7391), blz. 589. (5) Aldus luidt artikel 4 ingevolge art. 1, § II, der ord. 15 Februari 1911 (Stbl. 1911 no. 157). Artikel 5. De gesubsidieerde scholen zijn, behalve wat betreft het godsdienstonderwijs, dat er mocht gegeven worden, onderworpen aan het plaatselijk en het algemeen schooltoezicht. Het plaatselijk schooltoezicht wordt uitgeoefend door schoolcommissiën (x), daar waar die mochten ingesteld zijn, en elders door den controleur der controle- of bestuursafdeeling als president en twee Inlandsche leden; en waar dit niet kan geschieden, uit zoodanige personen, als door het Hoofd van gewestelijk bestuur zullen worden aangewezen. Het bij artikel 15 der instructie voor de Regenten op Java en Madoera (Staatsblad 1867 ns 114) (2) bedoelde toezicht strekt zich niet uit tot gesubsidieerde Inlandsche scholen, waar het onderwijs op Christelijk-godsdienstigen grondslag wordt! gegeven. Het schooltoezicht berust wijders bij de inspecteerende ambtenaren van het Gouvernements Inlandsch onderwijs. Artikel 6. De hoofden en bestuurders der gesubsidieerde scholen zijn verplicht, aan de personen, met het schooltoezicht I belast, alle verlangde inlichtingen te geven, ook omtrent de: aanwending der als subsidie ontvangen gelden en der schoolgelden, waar deze mede strekken tot bezoldiging van hetl onderwijzend personeel. Zij behooren hunne wenken en bemerkingen op te volgen, behoudens beroep op den Directeuri van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Artikel 7. Wanneer eene school niet voldoet aan de verplichtingen, onder welke het subsidie is toegekend, kan het tusschentijds worden ingetrokken. De intrekking gaat in met de maand, volgende op die, waarin zij op officieele wijze ter kennis is gekomen van den bestuurder of het hoofd der school en kan met zich brengen restitutie der reeds ontvangen gelden over de verdere maanden van het loopende jaar, op de wijze als in artikel 4 aangegeven. Artikel 8. Wanneer door intrekking een er Gouvernementslagere Inlandsche school een gebouw, meubilair of leermiddelen beschikbaar komen, kunnen ten behoeve eener gesubsidiëerde school het gebouw in gebruik gegeven of afgestaan, het meubilair en de leermiddelen afgestaan worden tegen eene: evenredige vermindering van het subsidie. (*) Met „schoolcommissiën" wordt hier bedoeld „Inlandsche Schoolcommissiën", overeenkomstig het Regl. vastgesteld bij art. 2 sub b vani besl. Dir. O. E. N. 4 Juli 1893 n. 7318 in Bijbl. no. 4889, blz. 755, ingesteld op plaatsen waar één of meer openbare Inl. scholen zijn gevestigd. (2) Blz. 760. . Een en ander wordt bij de toekenning van het subsidie geregeld. Artikel 9. De eommissiën of personen, aan wie bet plaatselijk toezicht over de gesubsidiëerde Inlandsche scholen is opgedragen, dienen jaarlijks van die scholen aan den inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs een verslag in, overeenkomstig de verslagen der Gonvernements lagere Inlandsche scholen ingericht. Ten tweede: Te bepalen dat deze ordonnantie in werking treedt op 1 Januari 1896. En opdat enz. (gewoon slot). Model-subsidieaanvraag. Besl. Dir. O. E. N. 4 April 1911 n°. 5543 (Bijbl. n°. 7391). Gelezen enz.; Gelet op artikel 2, alinea 9, van de Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen in de residentie Tapanoeli, vastgesteld bij artikel 1 van de ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad n? 146), juncto artikel 1 van de ordonnantie van 15 Februari 1911 (Staatsblad n! 157) (l); Heeft besloten: Het bij het dezerzijdsch besluit van 21 December 1895 11! 12949 (Bijblad op het Staatsblad n! 5344) vastgestelde model van de opgaven van gegevens tot het verkrijgen van subsidie uit 's Lands kas voor particuliere Inlandsche scholen, voor zooveel betreft die scholen in de residentie Tapanoeli, te vervangen door het bij dit besluit behoorende model. Afschrift enz. (i) Blz. 587. OPGAVEN (*) omtrent de particuliere Inlandsche school te Gewest Tapanoeli. Afdeeling Onderaf deeling .. naar aanleiding van het verzoek van ter verkrijging van subsidie ten behoeve van die school voor het jaar 19... N. B. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opopgaven is korte, doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worden de vragen met „ja" of „neen" beantwoord. Vastgesteld bij besluit van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 4 April 1911 n5 5543. (*) Deze opgaven zijn bij 's Lands depót van leermiddelen te Batavia verkrijgbaar gesteld tegen 5 cents per exemplaar (besl. Dir. O. E. N. 24 Augustus 1911 n". 13970). Aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. 1. Waaruit blijkt,, dat de school voorziet in een werkelijk bestaande behoefte? 2. Wat omvat het onderwijs op de school (*) ? 3. Wordt de landstaal voor het onderwijs bruikbaar geacht? 4. Is voor de Maleische taal het eigen (Maleisch) karakter ter plaatse gebruikelijk? 5. Wordt het onderwijs, genoemd in noot 1, gedurende ten minste drie ureii daags gegeven? 6. Wanneer is de school geopend? 7. Hoeveel leerlingen waren Januari 19.... 19. ingeschreven in elke reeds Februari „ verschenen maand van het Maart „ jaar, waarvoor subsidie April „ wordt gevraagd, en hoeveel Mei „ in elke maand van het Juni „ voorafgaande jaar? Juli „ Augustus „ September „ October „ November „ December ,, (!) Het onderwijs moet zijn lager onderwijs en minstens omvatten : a. het lezen en schrijven met eigen en Latijnsche karakters der landsta: of der Maleische taal, waar de eerstgenoemde voor het onderwijs nii bruikbaar wordt geacht; b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. 8. Hoeveel bedroeg het aan- Januari 19 19. tal de school bezoekende Februari „ leerlingen in elke reeds Maart „ verschenen maand van het April „ jaar, waarvoor subsidie Mei „ wordt gevraagd, en hoe- Juni „ veel in elke maand van het Juli „ voorafgaande jaar! Augustus „ September „ October „ November „ December •9. Hoe heet (2): a. de onderwijzer die aan het hoofd der school staat; b. de eerste onderwijzer; c. elke der overige onderwijzers? 10. Welk diploma (welke akte) bezit: a. de onderwijzer die aan het hoofd der school staat; b. de eerste onderwijzer; c. elke der overige onderwijzers? 11. Is aan de onderwijzers, die niet in het bezit zijn van een diploma, dat benoembaar maakt tot onderwijzer of hulponderwijzer aan eene Gouvernements lagere Inlandsche school, door het plaatselijk schooltoezicht eene schriftelijke verklaring gegeven van voldoende bekwaamheid in de vakken, genoemd in noot 1 en van geschiktheid voor hunne taak? i (2) Het woord onderwijzer is hier en in de volgende vragen gebezigd in de beteekenis van leerkracht en omvat dus ook hulponderwijzers en kweekelingen. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 88 12. Voldoen de onderwijzers naar het oordeel van het plaatselijk schooltoezicht aan den eisch van goed zedelijk gedrag? 13. Verspreiden de onderwijzers leeringen strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des Lands? 14. Is het schoollokaal zooveel mogelijk ingericht naar den plaatselijken Inlandschen bouwtrant en geeft het, bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting tegen wind, regen en zonneschijn? 15. Is de school in overeenstemming met het aantal ingeschreven leerlingen voldoende voorzien van: a. eenvoudig meubilair (lage tafeltjes (dingkliks) met zitmatjes of tafels met banken (3), schoolborden en kast voor opberging der leermiddelen); b. lees- en leerboeken voor de vakken, waarin onderwijs wordt gegeven, godsdienstonderwijs uitgezonderd; c. schrijfbehoeften (leien, griffels en, waar onderwijs wordt gegeven in het schrijven met inkt, pennen, papier en inkt) ? (3) De zitplaatsen moeten zooveel doenlijk overeenkomstig 's Lands wijs worden ingericht. .6. Is de school toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en daarmede geli.jkgestelden, die den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch hun 17de levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid? .7. Worden kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten van de school geweerd? .8. Worden aan alle leerlingen voldoende leermiddelen verstrekt? .9. Heeft die verstrekking gratis of tegen betaling plaats? !0. Zoo de verstrekking tegen betaling geschiedt, gaat deze boven den prijs, waarvoor de leermiddelen bij het Gouvernementsdepöt verkrijgbaar zijn (4) ? !1. Wordt schoolgeld geheven ? !2. Zoo ja, gaat het bedrag daarvan boven f 0.50 's maands voor één leerling, f 0.75 voor twee leerlingen, f 0.10 voor eiken leerling meer uit hetzelfde gezin? (4) De titels en prijzen der in het Gouvernements-depöt van leermid¬ delen te Weltevreden verkrijgbare boeken enz. zijn te vinden in den 'icatalogus van boeken enz., welke op aanvraag kosteloos en franco door den Administrateur van genoemd depót wordt toegezonden. 23. Zijn er leer- of leesboeken in gebruik op de school, behalve bij het godsdienstonderwijs, welke niet voorkomen in de catalogi der leermiddelen van de Gouvernements lagere Europeesche en Inlandsche scholen? 24. Zoo ja, is van die boeken reeds een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid! 25. Heeft de school reeds subsidie genoten? 26. Zoo ja, bij welk besluit werd deze het laatst toegekend? 27. Zijn de toegestane gelden uitsluitend gebruikt ten behoeve der school? 28. Wordt een subsidie verlangd voor de kosten van bouw en eerste inrichting (waaronder begrepen die voor het verkrijgen van een geschikt terrein) (5) ? 29. Zoo ja, hoeveel hebben de werkelijke uitgaven daarvoor bedragen of zullen zij bedragen (6) ? (5) Deze subsidie kan alleen worden verleend ten behoeve van i openen nieuwe scholen of voor het eerst te subsidieeren reeds bestaanó scholen. (8) Van de uitgaven moet een gespecificeerde opgaaf worden verstrel onder overlegging, zoo mogelijk, van het bouwproject en de begrootir van kosten. 30. Welk bedrag wordt als tegemoetkoming in die uitgaven noodig geacht (7) % 31. Verbindt de aanvrager zich om, ingeval de school binnen den tijd van 5 jaren na haar opening ophoudt te bestaan, de in de vorige vraag bedoelde subsidie te restitueeren en om, bij gebreke daarvan, het schoolgebouw met alles wat daartoe behoort onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen (8) 1 32. Bestaat er noodzakelijkheid tot verbouwing, vernieuwing of uitbreiding der school! 33. Zoo ja, om welke reden! 34. Hoeveel hebben de kosten van verbouwing, vernieuwing of uitbreiding bedragen of zullen zij bedragen (6) I 35. Welk bedrag wordt als tegemoetkoming in die kosten noodig geacht (7)! 36. Voor wie der aan de school verbonden onderwijzers wordt subsidie gevraagd en tot welk bedrag voor ieder! ui | (7) De behoefte aan een subsidie tot hel aangevraagde bedrag dient te worden aangetoond, d. w. z. er moet blijken, dat de vereischte uitgaven sl : niet uit eigen fondsen kunnen worden bestreden. ;ii I' (8) In het bevestigend geval moet een daartoe strekkende gezegelde verklaring bij deze opgaven worden gevoegd. 37. Voor wie der in de vorige vraag bedoelde onderwijzers wordt bovendien een premie gevraagd en tot welk bedrag voor ieder? 38. Gaat de school uit van een vereeniging, welke een kweekschool tot vorming van Inlandsche onderwijzers in stand houdt! 39. Welk bedrag wordt gevraagd voor de kosten van gewoon onderhoud en aanvulling der eerste inrichting (9) ! 40. Worden hoogere subsidiën of subsidiën naar een anderen maatstaf verlangd dan in artikel 2, alinea 5, van Staatsblad 1895 ü! 146, juncto Staatsblad 1911 Il! 157, aangegeven! Zoo ja, waarom? 41. Wordt vrijstelling verlangd van één of meer der voor het erlangen van subsidie in Staatsblad 1895 n; 146 gestelde voorwaarden en, zoo ja, op welke gronden! 42. Door wie wordt het plaatselijk schooltoezicht uitgeoefend! 43. Tot welke der hieronder genoemde categorieën behoort de school! a. Protestantsche zendingsschool. (9) Deze subsidie kan niet worden verleend over het jaar waarvoor eemB subsidie voor bouw en eerste inrichting is aangevraagd. b. Roomsch-Katholieke zendingsschool. c. Protestantsche gemeenteschool. d. Roomsch-Katholieke gemeenteschool. e. Mohammedaansche school met onderwijs in den Mohammedaanschen godsdienst. f. Neutrale school. In verband met vorenstaande opgaven wordt voorgesteld ; aan de voornoemde school subsidie te verleenen tot de aanj gegeven bedragen. , den 19 De n, (")• Geen bezwaar: n? .... , den 19.... De Assistent-Resident van , i ff .... , den 19.... De Resident van Tapanoeli, n? .... , den 19 De Adjunct-Inspecteur van het Inl. ond. in de 4de afd. te Medan, (10) Den titel van den betrokken ambtenaar bij het Binnenlandsch Bestuur in te vullen, als: Posthouder, Civiele Gezaghebber, Controleur. ; (") Handteekening. * ucoiuui ui tc v uiicxi, ais. rusuiuuuci, v_.ivicic vjcz.aëiicujjcx, Vjuuixuicux. (") Handteekening. Maatstaf van berekening der subsidiën. 1. Circ. Dir. O. E. N. 27 Mei 1902 W 10391 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur, blz. 557. 2. Circ. Dir. O. E. N. 8 November 1902 n; 19574 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur, blz. 557. 3. Miss. Dir. O. E. 2 November 1914 n; 22011 aan den Resident van Tapanoeli. In vraag 8 van het bij het dezerzijdsch besluit van 4 April -i-yj-i DD4C, (öijblad Ii; vayJL) (x) vastgesteld model van sub¬ sidie-aanvragen ten Denoeve van particuliere inlandsche scholen in Uw gewest wordt o. m. opgave verlangd van het aantal de school bezoekende leerlingen in elke der maanden van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor subsidie wordt gevraagd. Die vraag is in dat model opgenomen met het oog op de aan de bedoelde scholen toe te kennen subsidie voor de kosten van gewoon onderhoud en aanvulling der eerste inrichting ad ƒ 1 per leerling, op grond van artikel 2, alinea 5, § III, der Regelen in Staatsblad 1895 ïï! 146, zooals dat artikel voor Uw gewest luidt ingevolge artikel 1, § I, van Staatsblad 1911 n5 157 (2), en in verband met de dezerzijdsche circulaire van 27 Mei 1902 n5 10391 (3) te berekenen naar het gemiddeld aantal de school bezocht hebbende leerlingen in het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor subsidie wordt gevraagd. Bij het dezerzijdsch telegram van 5 Augustus 1911 werd Uw ambtsvoorganger medegedeeld, dat voor het aantal da school bezoekende leerlingen in elke maand iedere leerling,; welke die maand zij het ook maar een dag de school heeft bezocht, moest medetellen. Van die wijze van verkrijging van het aantal de school bezoekende leerlingen nu moet thans worden teruggekomen, in verband met een recente beslissing der Regeering, dat bij, de toepassing van de subsidieregeling voor particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera in Staatsblad 1906! n! 241 (4) ten aanzien van de berekening van het gemiddeld t1) Blz. 589. (2) „ 586. (3) „ 557. (4) „ 521. aantal de school bezoekende leerlingen het schoolverzuim in aanmerking moet genomen worden (vergl. bijgaanden afdruk van mijn tot de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera gerichte circulaire dd. 11 September jl. n? 18033 (*)). Naar analogie van die Regeeringsbeslissing behoort voortaan de door subsidie-aanvragers in Uw gewest in antwoord op de 8ste vraag van voornoemd model voor elke maand te verstrekken opgaaf van het aantal de school bezoekende leerlingen evenals op Java en Madoera te worden verkregen dooide aantallen de school bezocht hebbende leerlingen dag voor dag bijeen te tellen en het totaal te deelen door het aantal schooldagen in die maand. Onder aanbieding van 60 afdrukken van dit schrijven ter verspreiding onder de belanghebbenden en de onder U staande bestuursambtenaren heb ik de eer UHEG. te verzoeken, die belanghebbenden te willen uitnoodigen bij de invulling van hun subsidie-opgaven met het vorenstaande rekening te houden. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, G. A. J. HAZEU. (!) Blz. 540. H. VOOR LAGERE SCHOLEN IN DE AFDEELING MENADO. Regelen. Ord. 29 November 1912 (Stbl. 1912 n°. 579). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Met buitenwerkingstelling voor de na te noemen afdeeling van de ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad n; .140) (*), vast te stellen de volgende REGELEN voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen in de afdeeling Menado der residentie van dien naam. Artikel 1. (1) Aan particuliere Inlandsche scholen in de afdeeling Menado der residentie van dien naam, op welke lager onderwijs wordt gegeven, kunnen subsidiën uit 's Lands kas worden verleend. (2) Zij hebben daartoe te voldoen aan de volgende voorwaarden : 1°. Ten genoegen van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst moet worden aangetoond, dat de scholen voorzien in een werkelijk bestaande behoefte (2). 2°. Zij moeten uitgaan van een erkende kerkelijke organisatie, van een rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging, die blijkens hare statuten niet het behalen van winst ten doel heeft, dan wel in de onderaf deelingen Menado, Tondano en Amoerang van een district, in de onderafdeelingen Sangieilanden en Talaud-eilanden van een landschap. De kerkelijke organisaties en vereenigingen wijzen den persoon of de personen aan, die namens hen de scholen beheeren, en geven van die aanwijzing kennis aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst en den Resident van Menado (3). t1) Blz. 543. (2) Aldus luidt punt 1 ingevolge art. 1, § I, der ord. 24 December 1914 (Stbl. 1914 no. 781). (3) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 1, § II, der ord. 24 December 1914 (Stbl. 1914 no. 781). 3°. Het onderwijs omvat minstens: a. het lezen en schrijven der Maleische taal met Latijnsch karakter; b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. 4°. De scholen bestaan uit drie jaarklassen. Aan bepaalde scholen kan met goedvinden van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst door den beheerder een vierde klasse worden toegevoegd. Tn die vierde klasse wordt, behalve in de vakken genoemd sub 3° van deze alinea, minstens onderwijs gegeven in: «. het rekenen met gewone en tiendeelige breuken; b. de aardrijkskunde van de residentie Menado; c. het teekenen. De scholen met vier klassen heeten uitgebreide, die met drie klassen eenvoudige scholen. De leerlingen der eerste of laagste klasse ontvangen dagelijks gedurende minstens twee en een half uur onderwijs, die der tweede, derde en vierde klasse gedurende minstens drie uur. Yan de lesuren kan in elke klasse tweemaal in de week drie kwartier voor godsdienstonderwijs worden afgenomen. Kinderen, wier ouders zulks verlangen, worden van dit godsdienstonderwijs vrijgesteld. 5°. Het gemiddeld aantal geregeld de school bezoekende leerlingen moet in de onderafdeelingen Menado, Tondano en Amoerang minstens 25, in de onderafdeelingen Sangi-eïlanden en Talaud-eilanden minstens 20 bedragen. Dit aantal wordt berekend over de twaalf maanden voorafgaande aan die, waarin de aanvraag om subsidie wordt ingediend (1), met dien verstande, dat deze termijn voor bestaande scholen ten behoeve waarvan voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd, kan worden verkort tot drie maanden en voor pas opgerichte scholen tot den duur van haar bestaan. 6°. Het hoofd der school wordt bijgestaan: door minstens één hulponderwijzer of kweekeling, wanneer I het aantal geregeld de school bezoekende leerlingen, berekend als in de vorige alinea is aangegeven, van 51 tot 130 bedraagt, door minstens twee hulponderwijzers of kweekelingen, als het van 131 tot 220, door minstens 3 hulponderwijzers of kweekelingen als het van 221 tot 320 bedraagt, daarboven voor elk 100-tal of gedeelte daarvan door nog een hulponderwijzer of kweekeling. 6°cf. Het hoofd der school en de hulponderwijzers en kweekelingen, die het hoofd der school bijstaan, voor zoover t1) Zie voor de berekening van het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen circ. Dir. O. E. 2 November 1914 n? 22009, blz. 624. die bijstand met inachtneming van het bepaalde sub 6° verplicht is, moeten elk een maandelijksch inkomen genieten ten minste gelijk aan het bedrag, dat te hunnen behoeve uit 's Lands kas aan subsidie wordt te goed gedaan (1). 7°. Aan de scholen mag, behalve door zendelingen, hulppredikers en Roomsch-Katholieke geestelijken, uitsluitend les gegeven worden door personen, die in het bezit zijn van een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers, van een diploma dat hen benoembaar maakt tot de betrekking van onderwijzer, hulponderwijzer of kweekeling aan een openbare lagere Inlandsche school, of van een verklaring van bekwaamheid en geschiktheid als bedoeld in artikel 1, alinea 2, sub 6°, der Regelen in Staatsblad 1895 n? 146 (2), mits die verklaring verkregen is vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie (3). Tot hoofden der scholen zijn alleen benoembaar zij, die in het bezit zijn van het bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers, van het einddiploma eenér Gouvernementskweekschool, of van een diploma, dat hen benoembaar maakt tot hulponderwijzer aan eene openbare Inlandsche lagere school (4). 8°. Geen onderwijzers, hulponderwijzers of kweekelingen worden tot het geven van onderwijs toegelaten of blijven daarmede belast, die niet ten genoege van het plaatselijk schooltoezicht voldoen aan den eisch van goed zedelijk gedrag. 9°. Het onderwijzend personeel verspreidt geen leeringen, strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des lands. 10°. De schoollokalen moeten bij voldoende licht en ruimte behoorlijk beschutting geven tegen wind, regen en zonneschijn. 11°. De scholen moeten op eenvoudige maar voldoende wijze voorzien zijn van meubilair en leermiddelen, volgens daarvoor door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te geven, zooveel mogelijk algemeene aanwijzingen. (!) Punt 6oa is ingelascht ingevolge art. 1, § III, der ord. 24 December 1914 (Stbl. 1914 no. 781). (2) Blz. 544. (3) De ord. in Stbl. 1895 no. 146 is op 1 Januari 1896 in werking getreden. (4) Scholen, welke niet voldoen aan de voorwaarde in deze alinea van punt 7°, en over 1912 subsidiën hebben genoten, kunnen tot en met 1916 subsidiën ontvangen op den voet der Regelen in Stbl. 1895 no. 146, blz. 543, (zie de ord. 28 Februari 1914 in Stbl. 1914 no. 242, blz. 625). 12°. De scholen zijn toegankelijk voor leerlingen van elke godsdienstige gezindte. Leerlingen, die het zesde levensjaar nog niet hebben voltooid of den leeftijd van twaalf jaar hebben overschreden, worden niet toegelaten. Op eenvoudige scholen mogen de leerlingen het onderwijs niet langer dan zes jaren volgen met dien verstande, dat leerlingen, die hun dertiende levensjaar hebben voltooid, uiterlijk aan het eind van het schooljaar, waarin zij dien leeftijd hebben bereikt, de school moeten verlaten ('). Tot de vierde klasse eener uitgebreide school kunnen ook worden toegelaten leerlingen, die met goed gevolg een eenvoudige school hebben afgeloopen; geen leerling mag in die klasse langer dan gedurende drie jaren aan het onderwijs deelnemen met dien verstande, dat leerlingen, die hun zestiende levensjaar hebben voltooid, uiterlijk aan het eind van het schooljaar, waarin zij dien leeftijd hebben bereikt, de school moeten verlaten (1). 13°. Kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten of die niet behoorlijk gevaccineerd zijn, worden in de schoollokalen niet toegelaten. 14°. Aan alle leerlingen worden gratis of tegen betaling, mits, voor zoover het leermiddelen betreft die bij het Gouvernementsdépot verkrijgbaar zijn, niet hooger dan tegen den prijs waarvoor ze door dat dépot worden geleverd, verhoogd met de kosten van verzending, voldoende leermiddelen verstrekt, Schoolgeld kan geheven worden hoogstens tot het bedrag van gemiddeld f 1 per leerling en per maand. Voor de leerlingen der vierde klasse van de uitgebreide scholen is de betaling van een schoolgeld van minstens 25 cent voor het eerste, 10 cent voor elk verder kind uit hetzelfde gezin per maand verplicht. Van deze verplichting kan echter ten aanzien van leerlingen van goeden aanleg en ijver en goed gedrag, wier verzorgers onvermogend zijn, door den beheerder der school, onder goedkeuring van de met het plaatselijk schooltoezicht belaste personen, vrijstelling worden verleend. De geïnde schoolgelden en de voor vergoeding van verstrekte leermiddelen ontvangen bedragen worden in 's Lands kas gestort, voor zoover niet uit eene verklaring van den Resident blijkt, dat zij zijn aangewend ten nutte van het onderwijs. 15°. Voor zoover, behalve voor het godsdienstonderwijs, leer- of leesboeken gebruikt worden, die niet voorkomen in (!) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 1, § IV, der ord. 24 December 1914 (Stbl. 1914 no. 781). de catalogi der leermiddelen van de Gouvernerri ents lagere Europeesche en Inlandsche scholen, wordt een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, die bevoegd is het gebruik van zoodanig boek te verbieden, wanneer hij den inhoud er van in strijd acht met de goede zeden of de openbare orde. (3) De Gouverneur-Generaal stelt zoowel voor het in alinea 1 genoemde gebied als voor elk lichaam, dat gesubsidieerde Inlandsche scholen onderhoudt, een maximum vast, hetwelk de op grond van deze Regelen te verleenen subsidiën in een bepaald tijdvak in totaal niet zullen mogen overschrijden. Dit laatste maximum kan voor het loopende jaar verhoogd worden met het bedrag van de in het vorig jaar in 's Lands kas gestorte schoolgelden en vergoedingen voor verstrekte leermiddelen. Artikel 2. (1) Behoudens inachtneming van de in artikel 1, alinea 3, bedoelde maxima, wordt jaarlijks als subsidie uitgekeerd: I. als tegemoetkoming in de salarissen van het personeel, dat ingevolge artikel 1 alinea 2, sub 6°. aan de scholen minstens verbonden moet zijn, voor zoover dat personeel niet bestaat uit ter beschikking gestelde Gouvernements onderwijzers, hulponderwijzers of kweekelingen: a. voor elke het hoofd der school bijstaande leerkracht, die niet in het bezit is van een der bewijzen of diploma's, bedoeld in artikel 1, tweede lid, sub 7°, alinea 2, van deze ordonnantie, f 5 'smaands (*); b. voor elke het hoofd der school bijstaande leerkracht, die in het bezit is van een der sub a bedoelde bewijzen of diploma's, met minder dan vijf dienstjaren f 7.50 's maands, met 5 doch minder dan 10 dienstjaren f 12.50 's maands, met 10 of meer dienstjaren f 17.50 's maands en bovendien voor het bezit van een diploma van met gunstigen uitslag afgelegd eindexamen eener kweekschool f 2.50 'smaands (2); c. voor het hoofd eener eenvoudige school met minder dan 5 dienstjaren als zoodanig f 20 'smaands, met 5 doch minder dan 10 dienstjaren als zoodanig ƒ 25 'smaands, met 10 doch minder dan 15 dienstjaren als zoodanig f 30 's maands, met meer dan 15 (3) dienstjaren als zoodanig ƒ 35 's maands; (!) Aldus luidt punt a ingevolge art. 1, § V, der ord. 24 December 1914 (Stbl. 1914 no. 781). (2) Aldus luidt punt b ingevolge art. 1, § V, der ord. 24 December 1914 (Stbl. 1914 no. 781). (s) Voor „met meer dan 15" moet worden gelezen „met 15 of meer". d. voor het hoofd eener uitgebreide school f 5 meer dan voor hem te goed zou worden gedaan, als hij hoofd eener eenvoudige school was; e. voor hoofden van scholen, hulponderwijzers en kweekelingen ter hoofdplaats Menado f 10 per maand boven de . hooger genoemde bedragen. De verhoogde bedragen naar het aantal dienstjaren voor hoofden van scholen en voor hulponderwijzers, hiervoren bedoeld sub b en c, worden niet te goed gedaan, dan nadat door den beheerder der school in de opgaven voor subsidie is verklaard, dat de betrokkene behoorlijk zijn plicht doet. II. voor leermiddelen en schoolbehoeften 75 cents per geregeld de school bezoekenden leerling. Het aantal leerlingen wordt daarbij berekend naar den maatstaf van artikel 1, alinea 2, sub 5°. (2) Ten behoeve van bij de in werking treding dezer ordonnantie in de afdeeling Menado in functie zijnde gouvernements-onderwijzers, -hulponderwijzers en -kweekelingen, die overgaan in dienst van een lichaam, dat Inlandsche scholen onderhoudt, wordt als suppletoire subsidie nog te goed gedaan het verschil tusschen het inkomen, dat ieder hunner genoten zou hebben wanneer hij in zijn laatste Landsbetrekking ware werkzaam gebleven, en het ingevolge alinea 1 als tegemoetkoming in zijn salaris uit te keeren bedrag. (3) De suppletoire subsidiën, bedoeld in de tweede alinea worden alleen toegekend, als de aanvrager zich schriftelijk verbindt de daar bedoelde onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen, anders dan op eigen verzoek, niet te ontslaan dan wegens ongeschiktheid of om andere wettige redenen, ter beoordeeling van den Resident van Menado. Artikel 3. (1) Subsidie overeenkomstig artikel 2 wordt, onder nadere goedkeuring van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, verleend door den Resident van Menado, die in zijne beschikking de voorwaarde opneemt dat de aanvrager zich verbindt tot restitutie van de gelden, welke *volgens de beslissing van genoemden Departementschef ten onrechte mochten zijn uitbetaald. (2) De Gouverneur-Generaal is bevoegd hoogere subsidiën of subsidiën naar een anderen maatstaf toe te kennen dan in artikel 2 genoemd. Artikel 4. (1) De aanvragen om subsidie worden ingericht en inge-- diend op de wijze, als door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst wordt vastgesteld (1). (2) De indiening moet plaats hebben in de maand Januari van het jaar, waarvoor de subsidie wordt gevraagd. Artikel 5. De als subsidie gegeven gelden worden uitsluitend gebruikt ten behoeve der scholen, voor welke ze zijn toegestaan. Artikel 6. (1) De subsidiën worden telkens voor een geheel jaar toegekend en zoo mogelijk in de maand April van het jaar, waarvoor ze dienen, aan de beheerders der scholen uitbetaald. (2) Wanneer een gesubsidieerde school in den loop van het jaar wordt gesloten, kan van de in artikel 2 bedoelde bedragen zooveel maal 1/12 worden teruggevorderd, als na de sluiting der school tot aan het einde des jaars volle maanden overblijven. Artikel 7. (1) Wanneer het aantal scholen, uitgaande van een zelfde organisatie of vereeniging, meer dan 80 bedraagt, is zij verplicht voor de regeling van het onderwijs en het algemeen toezicht op de scholen een Europeeschen Schoolopziener aan te jstellen. (2) Yan deze verplichting kan door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst tijdelijk ontheffing worden verleend. (3) Nopens de aanstelling van een Schoolopziener, die geen bevoegdheid bezit om als onderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs in Nederlandsch-Indië op te treden, moet vooraf overleg worden gepleegd met den Directeur van Onderwijs en Eeredienst; bij verschil van gevoelen beslist de Gouverneur-Generaal. (4) Op plaatsen, waar geen geschikt persoon wordt gevonden, die als beheerder der scholen wil optreden, fungeert de Schoolopziener als zoodanig. Artikel 8. (1) De gesubsidieerde scholen zijn, behalve wat betreft het godsdienstonderwijs dat er mocht gegeven worden, onderworpen aan het plaatselijk en het algemeen schooltoezicht. (2) Het plaatselijk schooltoezicht, behalve op de scholen, waar geregeld onderwijs wordt gegeven door zendelingen, hulppredikers of Roomsch-Katholieke geestelijken, wordt uitgeoefend: t1) De inrichting der aanvragen is vastgesteld bij besl. Dir. O. E. 13 December 1912 n? 20272, blz. 612. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 39 a. op de scholen, uitgaande van eene kerkelijke-organisatie of vereeniging in de onderafdeelingen Menado, Tondano en Amoerang door liet Hoofd van onderafdeelingsbestuur en het Districtshoofd, in de onderafdeelingen Sangi-eilanden en Talaud-eilanden door het Hoofd van onderafdeelingsbestuur en den Radja; b. op de scholen, uitgaande van een district of landschap, in de onderafdeelingen Menado, Tondano en Amoerang door het Hoofd van onderafdeelingsbestuur en den Hulpprediker, in de onderafdeelingen Sangi-eilanden en Talaudeilanden door het Hoofd van onderafdeelingsbestuur en den Dienaar des Woords. (3) Het plaatselijk toezicht op de scholen, waar geregeld onderwijs wordt gegeven door zendelingen, hulppredikers of Boomsch-Katholieke geestelijken, wordt uitgeoefend door het Hoofd van onderafdeelingsbestuur. _ (4) Het van Gouvernementswege uit te oefenen schooltoezicht berust wijders bij de inspecteerende ambtenaren van het Gouvernements Inlandsch Onderwijs en, voor zooveel betreft de districts- en landschapsscholen, bij de aan die ambtenaren toe te voegen schoolopzieners. Artikel 9. De hoofden en beheerders der gesubsidieerde scholen zijn verplicht om aan de personen, met het schooltoezicht belast, alle verlangde inlichtingen te geven, ook omtrent het financieel beheer der school. Zij behooren de wenken en bemerkingen van die personen op te volgen, behoudens beroep op den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. Artikel 10. (1) Wanneer eene school niet voldoet aan de verplichtingen, onder welke de subsidie is toegekend, kan deze tusschentijds worden ingetrokken. (2) De intrekking gaat in met de maand volgende op die, waarin zij op officieele wijze ter kennis is gekomen van den beheerder der school en kan met zich brengen restitutie der reeds ontvangen gelden over de verdere maanden van het loopende jaar, op de wijze als in de tweede alinea van artikel 6 aangegeven. Artikel 11. Gouvernementsschoolgebouwen en schoolmeubelen, die door intrekking van Gouvernements lagere Inlandsche scholen be- schikbaar komen, kunnen ten behoeve van gesubsidieerde scholen in bruikleen worden gegeven, terwijl de leermiddelen en schoolbehoeften kunnen worden afgestaan tegen eene evenredige vermindering van de subsidie, te verrekenen bij de eerstvolgende toekenning daarvan. Artikel 12. De beheerders der gesubsidieerde scholen dienen jaarlijks, door tusschenkomst van het plaatselijk schooltoezicht, van die scholen aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs een overeenkomstig de verslagen der Gouvernements lagere Inlandsche scholen ingericht verslag in, hetwelk zal worden gepubliceerd. Artikel 13. "V eranderingen in deze subsidieregeling, waarmede een der organisaties of vereenigingen, die in de afdeeling Menado particuliere scholen onderhouden, zich niet kan vereenigen, treden niet eerder in werking dan twee jaren na afkondiging. Ten tweede: Te bepalen: a. dat deze ordonnantie in werking treedt: 1. voor de particuliere Inlandsche scholen, welke in de plaats komen van de op te heffen Gouvernements lagere Inlandsche scholen, op den dag harer opening; 2. voor de overige particuliere Inlandsche scholen op 1 Januari 1913; b. dat voor de sub a 1 genoemde particuliere Inlandsche scholen, met afwijking van artikel 4, alinea 2, der bij deze ordonnantie vastgestelde Regelen, de indiening van subsidieaanvragen moet plaats hebben uiterlijk één maand na den datum harer opening en dat zij den eersten keer zullen worden gesubsidieerd over het gedeelte van het dienstjaar van de maand harer opening af; c. dat voor de sub a 2 bedoelde particuliere Inlandsche scholen in 1913 mede mag worden afgeweken van het bepaalde bij artikel 4, alinea 2, der bij deze ordonnantie vastgestelde Regelen. En opdat enz. (gewoon slot). Model-Subsidieaanvraag. Besl. Dir. O. E. 13 December 1912 Il! 20272. Gelet op artikel 4, alinea 1, van de „Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen in de af deeling Menado der residentie van dien naam", vastgesteld bij artikel 1 van de ordonnantie van 29 November 1912 (Staatsblad n? 579) (*); Heeft besloten: Vast te stellen het bij dit besluit behoorend model voor de opgaven van gegevens tot het verkrijgen van subsidie uit 's Lands kas voor particuliere Inlandsche scholen in de afdeeling Menado van de gelijknamige residentie. Afschrift enz. (!) Blz. 603. OPGAVEN (*) omtrent de particuliere Inlandsche school Gewest Menado. Af deeling Menado. Onderafdeeling District Landschap naar aanleiding van het verzoek van (2) ter verkrijging van subsidie ten behoeve van die school voor het jaar 19.... N.B. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opgaven is korte doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worden de vragen met „ja" of „neen" beantwoord. Aan den Resident van Menado. (!) Als de school 3 jaarklassen telt, moet „uitgebreide school" en als de school 4 jaarklassen telt, moet „eenvoudige school" worden doorgehaald. (2) Naam en qualiteit van den aanvrager in te vullen. (*) Deze opgaven zijn bij 's Lands depót van leermiddelen te Batavia verkrijgbaar gesteld tegen 10 cent per exemplaar (Besl. Dir. O. E. 27 Februari 1913 n. 3576). Vastgesteld bij het besluit van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 13 December 1912 n! 20272. (eenvoudige school X ^ uitgebreide school ' / 1. Waaruit blijkt, dat de school voorziet in een werkelijk bestaande behoefte? 2. Van welke erkende kerkelijke organisatie, welke rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging, die blijkens hare statuten niet het behalen van winst ten doel heeft, welk district of welk landschap gaat de school uit? 3. Zoo de school uitgaat van eene kerkelijke organisatie of eene vereeniging, als bedoeld in vraag 2, welke persoon (personen) is (zijn) aangewezen om namens haar de school te beheeren? 4. Is van die aanwijzing kennis gegeven aan de daarvoor aangewezen autoriteit? 5. Bestaat de school uit 3 of uit 4 jaarklassen? 6. Zoo de school uit 4 jaarklassen bestaat, is de toevoeging van de 4de klasse met goedvinden van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst geschied? 7. Wordt op de school lager onderwijs gegeven en omvat dat onderwijs ten minste: a. het lezen en schrijven der Maleische taal met Latijnsche karakters; b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen? 8. Zoo de school uit 4 jaarklassen bestaat, wordt in de 4de klasse, behalve in de vakken, genoemd in vraag 7, ook lager onderwijs gegeven in: a. het rekenen met gewone en tiendeelige breuken; b. de aardrijkskunde van de residentie Menado; c. het teekenen? 9. Wordt op de school dagelijks onderwijs gegeven? 10. Gedurende hoeveel uren In de lste jaarklasse uren daags. daags wordt in elke jaarklasse » » 2de „ „ „ onderwijs gegeven met inbe- » » 3de » » » grip van den tijd aan het gods- » „ 4de » „ „ dienstonderricht besteed? 11. Hoeveel uren worden In de lste klasse uren per week. per week in elke jaarklasse bin- » » 2de » » » » nen den schooltijd aan gods- » » 3de „ „ „ „ dienstonderwijs besteed? » » 4de » » » » 12. Worden kinderen, wier ouders zulks verlangen, van het godsdienstonderwijs vrijgesteld? 13. Wanneer is de school geopend (in werking getreden) (3) ? 14. Hoeveel bedroeg het Jan. 19.. aantal de school geregeld be- Febr. „ zoekende leerlingen in elke Maart „ maand van het jaar, vóóraf- April „ gaande aan dat waarvoor sub- Mei „ si die wordt gevraagd? Juni „ Juli „ Aug. Sept. „ Oct. „ Nov. „ Dec. „ totaal (3) Alleen te beantwoorden, als ten behoeve van de school voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd. 15. Hoe heet: a. het hoofd der school! a. b. elk der hulponderwijzers! b c. elk der kweekelingen! c 16. Zijn er onder het onderwijzend personeel zendelingen, hulppredikers of RoomschKatholieke geestelijken! 17. Zoo ja, hoe heet ieder van hen! 18. Zijn er onder het onderwijzend personeel ter beschikking gestelde Gouvernementsonderwijzers, hulponderwijzers of kweekelingen! 19. Zoo ja, hoe heet ieder van hen! 20. Zijn er onder het personeel der school personen, die bij de inwerkingtreding der ordonnantie (4) in Staatsblad 1912 n! 579 in de afdeeliug Menado in functie waren als Gouvernements-onderwijzers, -hulponderwijzers of -kweekelingen en zijn overgegaan in den dienst van het lichaam, dat de school onderhoudt (5) 1 21. Zoo ja, hoe heet ieder van hen! (4) Deze ordonnantie treedt in werking voor (le particuliere Inlandsehe scholen, welke in de plaats komen van op te heffen Gouvernements lagere Inlandsehe scholen, op den dag harer opening en voor de overige particuliere Inlandsehe scholen op 1 Januari 1913. (6) De hierbedoelde leerkrachten wel te onderscheiden van die, bedoeld in vraag 18. De laatsten zijn in den dienst van het Gouvernement gebleven en ontvangen hun bezoldiging direct uit 's Lands kas, de eersten zijn uit dien dienst ontslagen en geheel overgegaan in den dienst van de organisatie, vereeniging enz., die de school onderhoudt. 22. In welken rang diende ieder van hen op het in vraag 20 bedoelde tijdstip bij het Gouvernements-onderwijs 1 23. W elke bevoegdheid heeft: a. het hoofd der school! a. b. elk der hulponderwijzers! b. c. elk der kweekelingen (6) ? c. 24. Voldoen de onderwijzer (hoofd der school), de hulponderwijzers en de kweekelingen naar het oordeel van het plaatselijk schooltoezicht aan den eisch van goed zedelijk gedrag! 25. Verspreidt het onderwijzend personeel leeringen, strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des Lands! 26. Geeft het schoollokaal, bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting tegen wind, regen en zonneschijn! (6) Naast vraag 23 moet van elke der leerkrachten — uitgezonderd die bedoeld in vraag 19 — worden vermeld of hij in het bezit is van: a. een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers (datum van behalen van dat bewijs en plaats van de kweekschool te vermelden); b. een diploma wegens afgelegd eindexamen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers (datum van behalen van dat diploma en plaats van de kweekschool te vermelden); c. een diploma, dat benoembaar maakt tot hulponderwijzer bij het openbaar Inlandsch onderwijs (te vermelden waar en wanneer behaald); d. een diploma, dat benoembaar maakt tot kweekeling bij het openbaar Inlandsch onderwijs (te vermelden waar en wanneer behaald); e. eene door het plaatselijk schooltoezicht uitgereikte verklaring van bekwaamheid en geschiktheid als bedoeld in artikel 1, alinea 2, sub 6<\ der subsidieregelen in Staatsblad 1895 No. 146 (datum van uitreiking der verklaring te vermelden). 27. Is de school in overeenstemming met het aantal ingeschreven leerlingen voldoende voorzien van: a. eenvoudig meubilair (school- a. tafels met banken, schoolborden en kast voor opberging der leermiddelen) ? b. lees- en leerboeken voor de b. vakken, waarin onderwijs wordt gegeven, godsdienstonderricht uitgezonderd? c. schrijfbehoeften (leien, c. griffels en waar onderwijs wordt gegeven in het schrijven met inkt, pennen, papier en inkt) ? 28. Is de school toegankelijk voor kinderen van elke godsdienstige gezindte? 29. Worden leerlingen tot de school toegelaten, die het zesde levensjaar nog niet hebben voltooid, of die den leeftijd van twaalf jaar hebben overschreden ? 30. Zoo de school uit 3 jaarklassen bestaat, telt zij onder hare leerlingen kinderen, die haar langer dan zes jaren hebben bezocht? 31. Zoo aan de school een 4de jaarklasse verbonden is, telt deze onder hare leerlingen kinderen, die langer dan gedurende drie jaren aan het onderwijs in die klasse hebben deelgenomen? 32. Worden kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten, of die niet behoorlijk gevaccineerd zijn, van de school geweerd? 33. Worden aan alle leerlingen voldoende leermiddelen verstrekt? 34. Heeft de verstrekking gratis of tegen betaling plaats ? 35. Zoo de verstrekking tegen betaling geschiedt, gaat deze, voor zoover het leermiddelen betreft, verkrijgbaar bij het Gouvernementsdépot (7), boven den prijs waarvoor die leermiddelen door dat dépot worden geleverd, verhoogd met de kosten van verzending? 36. Wordt schoolgeld geheven? 37. Zoo ja, gaat het bedrag daarvan boven gemiddeld ƒ 1 per leerling en per maand? 38. Zoo aan de school een 4de jaarklasse verbonden is, wordt van de leerlingen dier klasse — uitgezonderd die, in de volgende vraag bedoeld — een maandelijksch schoolgeld geheven van minstens 25 cent voor het eerste kind en van minstens 10 cent voor elk verder kind uit hetzelfde gezin? 39. Bevinden zich onder de leerlingen van de 4de jaarklasse scholieren va ft goeden aanleg en ijver en goed gedrag, die wegens onvermogen hunner verzorgers door den beheerder der school zijn vrijgesteld van schoolgeldbetaling ? (7) De titels en prijzen der in het Gouvernements-dépöt van leermiddelen te Weltevreden verkrijgbare boeken enz. zijn te vinden in den catalogus van boeken enz., welke op aanvraag kosteloos en franco door ■den Administrateur van dat dépöt wordt toegezonden. 40. Zoo ja, hoe heeten die leerlingen? 41. Is de in vraag 39 bedoelde vrijstelling geschied onder goedkeuring van de met het plaatselijk schooltoezicht belaste personen? 42. Zijn de in het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bij de school geïnde schoolgelden en voor vergoeding van verstrekte leermiddelen ontvangen bedragen in 'sLands kas gestort? 43. Voor het geval zij niet of slechts ten deele in 's Lands kas zijn gestort, blijkt uit eene verklaring van den Resident van Menado, dat de niet gestorte gelden zijn aangewend ten nutte \an het onderwijs? 44. Zijn er leer- cf leesboeken in gebruik op de school, behalve bij het godsdienstonderwijs, welke niet voorkomen in de catalogi der leermiddelen van de Gouvemements lagere Europeesche en Inlandsche scholen ? 45. Zoo ja, is van die boeken reeds een exemplaar aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst gezonden? 46. Hoeveel dienstjaren heeft: a. het hoofd der school als a zoodanig? b. ieder der hulponderwijzers b als zoodanig? 47. Voor wie der aan de school verbonden leerkrachten wordt subsidie gevraagd als tegemoetkoming in het salaris en tot welk bedrag voor ieder? 48. Zoo het hoofd der school -^-één of meer van de hulponderwijzers in aanmerking komen voor verhoogde subsidiebedragen naar het aantal dienstjaren, wordt door den beheerder der school verklaard, dat de betrokkene (n) behoorlijk zijn (hun) plicht heeft (hebben) gedaan? 49. Welk bedrag wordt gevraagd als subsidie voor de aanschaffing van leermiddelen en schoolbehoeften1? 50. Voor wie van de naast vraag 21 genoemde leerkrachten wordt een suppletoire subsidie gevraagd, als bedoeld in artikel 2, alinea 2, der Regelen, vastgesteld bij de ordonnantie in Staatsblad 1912 n; 579, en tot welk bedrag voor ieder? 51. Verbindt de aanvrager zich om de naast vraag 50 genoemde leerkrachten anders dan op eigen verzoek, niet te ontslaan dan wegens ongeschiktheid of om andere wettige redenen, ter beoordeeling van den Resident van Menado (8) ? 52. Worden hoogere subsidien of subsidiën naar een anderen maatstaf verlangd dan in (8) In het bevestigend geval moet een daartoe strekkende afzonderlijke verklaring bij deze opgaven worden gevoegd. artikel 2 van de in vraag 50 gemelde Regelen is aangegeven (°) ? Zoo ja, waarom? 53. Heeft de school reeds subsidie genoten? 54. Zoo ja, bij welk besluit werd deze het laatst toegekend? 55. Zijn de toegekende subsidiegelden uitsluitend gebruikt ten behoeve der school? 56. Door wie wordt het plaatselijk schooltoezicht uitgeoefend? 57. Wanneer is laatstelijk door den beheerder der school het te publiceeren jaarlijksch verslag betreffende de school aan den Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch onderwijs in de 5de af deeling ingediend? In verband met vorenstaande opgaven wordt voorgesteld aan de voornoemde school subsidie te verleenen tot de aangevraagde bedragen. , den Januari 19..- De beheerder der school, (9) In het bevestigend geval moet de aanvrager een op een zegel vanf 1.50 gesteld, tot den Gouverneur-Generaal te richten verzoekschrift indienen bij den Resident van Menado, die het met zijn advies door tusschenkomst van den Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch onderwijsin de 5de afdeeling doorzendt aan den Directeur van Onderwijs en. Eeredienst. Geen bezwaar. No. den 19. De n, (")• No , den 19. De Adj. Inspecteur van het Inl. onderwijs in de 5de afd. (12), (10) Den titel van den ambtenaar bij het Binnenlandsch-Bestuur in de betrokken onderafdeeling in te vullen. (") Handteekening. (12) Deze zendt de subsidie-opgaven, na onderteekening rechtstreeks, dus ronder tusschenkomst van den betrokken Inspecteur, aan den Resident van Menado. Van een geleidebrief wordt daarbij alleen gebruik gemaakt, wanneer de opgaven den Adjunct-Inspecteur daartoe aanleiding geven. Wijze van berekening van het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen. Miss. Dir. O. E. 2 November 1914 ff 22009 aan den Resident van Menado. In vraag 14 van het bij het dezerzijdscli besluit van 13 December 1912 ff 20272 C) vastgesteld model van subsidie-aanvragen ten behoeve van particuliere Inlandsche scholen in de afdeeling Menado van Uw gewest wordt opgave verlangd van het aantal geregeld de school bezoekende leerlingen in elke maand van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor subsidie wordt gevraagd. Die vraag correspondeert o. m. met de in artikel 1, alinea 2 sub 5°, tweede lid, van de Regelen in Staatsblad 1912 ff 579 (2) voorkomende bepaling, dat het gemiddeld aantal geregeld de school bezoekende leerlingen wordt berekend over de twaalf maanden, voorafgaande aan die, waarin de aanvraag om subsidie wordt ingediend. Daartoe gemachtigd door de Regeering heb ik de eer UHEG. mede te deelen, dat aan de boven onderstreepte woorden „gemiddeld" en „geregeld" slechts één beteekenis en wel de eerste moet worden gebecbt, evenals dit geschiedt bij de toepassing van de subsidieregeling voor particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera in Staatsblad 1906 § 241 (3), waarin de gemelde woorden afwisselend voorkomen (vergl. bijgaanden afdruk van mijn tot de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera gerichte circulaire dd. 11 September jl. ff 18033) (4). De door subsidie-aanvragers in antwoord op de 14de vraag van voornoemd model voor elke maand te verstrekken opgaaf van het aantal de school bezoekende leerlingen behoort dan ook evenals op Java en Madoera te worden verkregen door de aantallen de school bezocht hebbende leerlingen dag voor dag bijeen te tellen en het totaal te deelen door het aantal schooldagen in die maand. Onder aanbieding van een 50-tal afdrukken van dit schrijven ter verspreiding onder de belanghebbenden, verzoek ik UHEG. beleefd die belanghebbenden te willen uitnoodigen bij de invulling van hun subsidie-opgaven met het vorenstaande rekening te houden. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, G. A. J. HAZEU. (1) Blz. 612. (2) „ 604. (») „ 521. (4) „ 540. Subsidieering van scholen in de afdeeling Menado, welke niet voldoen aan de voorwaarde, omschreven in art. 1, tweede lid, sub 7e al. 2, der Regelen in Stbl. 1912 n°. 579, en over 1912 subsidiën hebben genoten. Ord. 28 Februari 1914 (Stbl. 1914 n°. 242). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Met wijziging in zoover van den aanhef van artikel 1 der ordonnantie van 29 November 1912 (Staatsblad n! 579) ('), te bepalen, dat aan particuliere Inlandsche scholen in de afdeeling Menado der residentie van dien naam, die niet voldoen aan de voorwaarde, omschreven in artikel 1, tweede lid, sub 7e alinea 2, van de bij genoemde ordonnantie vastgestelde Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen in genoemde afdeeling (2), voor zoover die scholen over het jaar 1912 subsidiën hebben genoten op den voet der ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad n5 146) (3), ook over de daarop volgende jaren, doch voor het laatst over 1916, op evengemelden voet subsidiën kunnen worden toegekend. Ten tweede: Deze ordonnantie treedt in werking op den dag harer afkondiging. En opdat enz. (gewoon slot). (!) Blz. 603. (2) „ 605. (3) „ 543. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 40 I I. VOOR LAGERE MEISJESSCHOLEN Regelen ('). Orcl. 25 Augustus 1914 (Stbl. 1914 n°. 592). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Lettende op de artikelen 21, 29, 31 en 33 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Vast te stellen de volgende: REGELEN voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche meisjesscholen. Artikel 1. (1) Aan particuliere Inlandsche meisjesscholen, op welke lager onderwijs wordt gegeven, kunnen overeenkomstig de navolgende bepalingen subsidiën uit 's Lands kas worden verleend. (2) Zij hebben daartoe te voldoen aan de volgende voorwaarden : le. Ten genoegen van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst moet worden aangetoond, dat de scholen voorzien in eene werkelijk bestaande behoefte. 2e. De scholen, al dan niet uitgaande van eene vereeniging van Inlanders, moeten staan onder het dagelijksch beheer van eene Inlandsche vrouw, wier persoonlijkheid en/of positie in de Inlandsche samenleving, ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, voldoende waarborgen voor de deugdelijkheid van dat beheer opleveren (oplevert). 3e. Het onderwijs omvat minstens: a. het lezen en schrijven met eigen of Latijnsche karakters van de landstaal of de Maleische taal; t1) Deze Regelen zijn bij het Depöt van leermiddelen te Weltevreden verkrijgbaar gesteld tegen den prijs van 2 cent per exemplaar (Besl. Dir. O. E. 11 November 1914 n°. 22617). b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen, 4l. Het onderwijs wordt gegeven gedurende minstens drie uren daags; wanneer ook godsdienstonderwijs (daaronder begrepen Bijbelsche geschiedenis) wordt verstrekt, moet dc minimum-schooltijd met den duur daarvan worden verlengd Tngeval het onderwijs meer omvat dan het sub 3e omschreven minimum, moet, ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, het aantal wekelijksche lesuren berekend zijn op den omvang van dat onderwijs en moeten leerplan en lesrooster door dien Departementschef zijn goed gekeurd. j ■ I 5e. A an het bijwonen van het godsdienstonderwijs, bedoeld sub 4P, worden leerlingen, wier ouders of verzorgers zulks verlangen, vrijgesteld. Gelijke vrijstelling wordt gegeven ten opzichte van het bijwonen van godsdienstige verrichtingen. 6e. Het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen moet minstens 25 bedragen. Dit aantal wordt berekend over de twaalf maanden, voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, met dien verstande, dat deze termijn voor bestaande scholen, ten behoeve waarvan voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd, kan worden verkort tot drie maanden en voor pas opgerichte scholen tot den duur van haar bestaan. Voor scholen, opgericht in den loop vani het jaar, waarover subsidie wordt aangevraagd, wordt het gemiddeld aantal leerlingen berekend over de maand harer oprichting en de beide daarop volgende maanden. 7e. Aan de scholen zijn uitsluitend vrouwelijke leerkrachten verbonden. 8e. Het hoofd der school moet worden bijgestaan door minstens 3, 2, 3, 4 of 5 enz. leerkrachten, wanneer het gemiddeld aantal leerlingen, berekend naar den maatstaf sub 6e, meer dan 40, 80, 120, .160 of 200 enz. bedraagt. 9e. Het hoofd der school en de leerkrachten, die' haar bijstaan, moeten ten genoegen van het plaatselijk schooltoezicht het bewijs hebben geleverd van voldoende bekwaamheid in de sub 3e genoemde vakken en van geschiktheid voor hare taak. Hiervan wordt haar door dat toezicht eene schriftelijke verklaring uitgereikt. Van deze voorwaarde zijn vrijgesteld zij, die in het bezit: zijn van een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eeneri f gesubsidieerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers, of van een diploma, dat benoembaar maakt tot de betrekkingen van kweekelinge, hulponderwijzeres of onderwijzeres aan eene openbare Inlandsche lagere school, als- . mede zij, die uitsluitend onderwijs geven in andere dan de | sub 3e genoemde vakken. Hoofden van scholen, waarvan het gemiddeld aantal leerlingen, berekend naar den maatstaf sub 6e, meer dan 200 bedraagt, zullen in ieder geval moeten voorzien zijn van eene door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het InI landsch onderwijs afgegeven verklaring van geschiktheid l' voor hare betrekking. 10e. Geen leerkrachten worden tot het geven van onderwijs I toegelaten of blijven daarmede belast, die niet ten genoegen i vciii nei piaaisenjK scnooitoezicnt voldoen aan den eisch van | goed zedelijk gedrag, of die behept zijn met besmettelijke, voor de andere leerkrachten en voor de kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten. lle. Het onderwijzend personeel verspreidt geen leeringen, strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaami heid aan de wetten des Lands. l 12e. De schoollokalen moeten bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting geven tegen wind, regen en zonnej schijn. 13e. De scholen moeten op eenvoudige, maar voldoende wijze voorzien zijn van meubilair, leermiddelen en schoolbehoeften. I 14®. De scholen zijn toegankelijk voor dochters van Inlanders en met dezen gelijkgestelden, die den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch liet 17e levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindte, met dien verstande, dat kinderen van aanzienlijken en gegoeden vóór anderen worden toegelaten. 15e. Kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten worden niet toegelaten. 16e. Van de leerlingen wordt een schoolgeld geheven van minstens 25 cent per leerling 's maands. 17e. Aan alle leerlingen worden gratis of tegen betaling, mits, voor zoover het leermiddelen betreft, welke bij het Gouvernementsdépöt verkrijgbaar zijn, niet hooger dan tegen den prijs waarvoor zij door dat dépot worden geleverd verhoogd met de kosten van verzending, voldoende leermiddelen verstrekt. | 18e. Voor zoover, behalve voor het godsdienstonderwijs, j leer- of leesboeken gebruikt worden, welke niet voorkomen in 1 de catalogi der leermiddelen van de Gouvernements Europee- sche en Inlandsche lagere scholen, wordt een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, die be-, voegd is het gebruik van zoodanig boek te verbieden, wanneer hij den inhoud ervan in strijd acht met de goede zeden of de openbare orde. (3) De Gouverneur-Generaal is bevoegd vrijstelling te verleenen van een of meer dezer voorwaarden en daaraan zoodanige nieuwe voorwaarden te verbinden als hij noodig achten zal. Artikel 2. (1) Subsidie wordt verleend ineens en jaarlijks. i (2) Onverminderd het bij artikel 5 bepaalde worden de subsidiën ineens, bedoeld in artikel 3, alinea 1 sub a en b, doori den Gouverneur-Generaal, de overige subsidiën door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst toegekend (1). Artikel 3. (1) De subsidie ineens wordt toegekend: a. voor de kosten van het schoolgebouw, waaronder begrepen; die voor het verkrijgen van een geschikt terrein, zoowel ten behoeve van te openen nieuwe scholen, als ten behoeve van voor het eerst te subsidiëeren, reeds bestaande scholen; b. voor de kosten van verbouwing, vernieuwing of uitbreH ding van het schoolgebouw (waaronder niet begrepen d€ kosten van gewoon onderhoud), wanneer de noodzakelijk-: heid daarvan door den Gouverneur-Generaal wordt erkend c. voor de kosten van eerste inrichting, waaronder niet be grepen de aanschaffing van leermiddelen en schrijf- er teekenbehoeften, zoowel ten behoeve van te openen nieuwf scholen als ten behoeve van voor het eerst te subsidiëeren reeds bestaande scholen; d. voor de kosten van vernieuwing of uitbreiding der eerste inrichting als bedoeld sub c, waaronder niet begrepen d«i kdsten van gewoon onderhoud; en wordt voor iedere school vastgesteld naar de behoefte to( een maximum van 2/3 der werkelijke uitgaven. (2) De aanvrager van deze subsidies zal ten genoegen \ai de betrokken autoriteit moeten aantoonen, dat bij de ram in; of het maken van de in het vorig.lid bedoelde kosten gepast zuinigheid is betracht en, indien subsidies als bedoeld su ) I De j aarlij ksche subsidies in'de Buitenbezittingen, voor zooveel b. treft scholen ten behoeve van welke over het voorafgaande reec zoodanige subsidiën zijn genoten, thans te yerleenen door des Hooiden va. gewestelijk bestuur (Ord. 9 December 1914 in Stbl. 19U n». 750, blz. /„J). en b verlangd worden, dat de nieuwe of de verbouwde dan wel vernieuwde gebouwen voldoen of zullen voldoen aan billijke eischen van geschiktheid en goede constructie. (3) De subsidie, bedoeld in alinea 1 sub a, wordt voor eene nieuw op te richten school niet toegekend dan nadat de noodige waarborgen zijn verkregen, dat zij zeker zal geopend worden en dan zal voldoen aan de voorwaarden voor verkrijging van verdere subsidies. (4) De aanvrager van subsidie voor de kosten van de schoollokaliteit en bijgebouwen of van subsidie voor de kosten van verbouwing, vernieuwing of uitbreiding daarvan verbindt zich om, ingeval de school binnen den tijd van 10 jaren na de toekenning van de eerste, respectievelijk tweede dier subsidiën ophoudt te bestaan, de uit hoofde van die subsidie, respectievelijk die subsidiën genoten gelden, verminderd met 5 procent voor elk jaar, sedert de toekenning ervan verloopen, aan 's Lands kas te restitueeren of, bij gebreke daarvan, het geheele schoolgebouw onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen. Artikel 4. Jaarlijks worden ten hoogste toegekend: I. voor iedere school: a. voor iedere der aan de school verbonden verplichte leerkrachten een bedrag van f 90.—; b. (') voor iedere der sub a bedoelde leerkrachten bovendien een premie van: 1. f 50.—, indien zij in het bezit is van een diploma of bewijs, dat benoembaar maakt tot kweekelinge aan eene openbare Inlandsche school; 2. f 100.—, indien zij in het bezit is van een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidiëerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers (essen) of van een diploma, dat benoembaar maakt tot hulponderwijzeres aan eene openbare Inlandsche school; 3. f 150.—, indien zij in het bezit is van een diploma van met gunstigen uitslag afgelegd eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers; 4. f 200.—, indien zij in het bezit is van de verklaring, bedoeld in artikel 1, 2de lid sub 9e, alinea 3; (!) Aldus luidt punt b ingevolge art. 1 der ord. van 3 Mei 1915 (Stbl. 1915 n°. SU). met dien verstande, dat van deze premiën nooit meer dan één gelijktijdig zullen toegekend worden voor één persoon; c. voor de kosten van gewoon onderhoud van het schoolgebouw en de inrichting daarvan, zoomede voor de kosten van aanschaffing van leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften f 1.— per leerling, zullende het aantal leerlingen daarbij worden berekend naar den maatstaf van artikel 1, alinea 2 sub 6e; II. wanneer aan de school onderwijs wordt gegeven in vrouwelijke handwerken en/of andere vakken van huishoudkundigen aard, bovendien, ter tegemoetkoming: a. in de bezoldiging van het daarmede belast personeel, indien het in artikel 1, alinea 2 sub 6e, bedoeld gemiddeld aantal leerlingen 50 of minder bedraagt, f 90.—, indien het meer bedraagt, f 180.—; b. in de kosten van aanschaffing van benoodigdheden voor dat onderwijs f 2.— per leerling, zullende het aantal leerlingen daarbij worden berekend naar den maatstaf van artikel 1, alinea 2 sub 6e; IIL wanneer aan de school ook onderwijs wordt gegeven in de Nederlandsche taal tot zulk een aantal lesuren 's weeks en op zoodanige wijze, dat daarvan naar het oordeel van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst resultaten kunnen verwacht worden, die voor de leerlingen van werkelijk nut zijn, bovendien: a. f 30.— 's maands, wanneer dat onderwijs gegeven wordt door één of meer leerkrachten, in het bezit van een diploma van met gunstigen uitslag afgelegd kleinambtenaarsexamen of van een daarmede minstens gelijk te stellen diploma; b. f 120.— 's maands, wanneer dat onderwijs gegeven wordt door eene leerkracht, in het bezit van eene akte van bekwaamheid als onderwijzeres bij het Europeesch lager onderwijs, of door meer leerkrachten, van wie ten minste één in het bezit is van zoodanige akte en de overige van een diploma, als bedoeld sub a; kunnende in bijzondere gevallen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst voor verkrijging van de sub a en b gemelde subsidiën van den daarbij gestelden eisch van het bezit van een diploma of eene akte, als daar genoemd, vrijstelling worden verleend. Artikel 5. (1) De Gouverneur-Generaal is bevoegd hoogere subsidiën of subsidiën naar een anderen maatstaf toe te kennen dan in artikel 4 aangegeven. (2) Bij toekenning van subsidiën tot lagere bedragen dan de in artikel 4 genoemde, is beroep op den Gouverneur-Generaal toegelaten. Artikel 6. De aanvragen van subsidiën worden ingericht en ingediend op de wijze als door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst wordt vastgesteld (1). Artikel 7. De als subsidie gegeven gelden worden uitsluitend gebruikt ten behoeve van de scholen, voor welke zij zijn toegestaan. Artikel 8. (1) De subsidiën, bedoeld bij artikel 4, worden voor een geheel jaar toegekend en uitbetaald. (2) Wanneer in den loop van het jaar de samenstelling van het personeel voor het onderwijs in het Nederlandscïi zoodanige veranderingen ondergaat, dat de ten behoeve van dat onderwijs genoten subsidie meer of minder bedraagt dan de som, waarop artikel 4, § III, aanspraak geeft, wordt het bedrag van dat verschil in het eerste geval teruggevorderd dan wel verrekend bij de eerstvolgende toekenning van jaarlijksche subsidie aan de school, in het tweede geval als aanvullingssubsidie alsnog tegoed gedaan. (3) Wanneer eene gesubsidiëerde school in den loop van het jaar wordt gesloten, kan van de voor dat jaar overeenkomstig artikel 4 toegekende bedragen zooveel maal 1/12 worden teruggevorderd als na de sluiting der school tot aan het einde des jaars volle maanden overblijven. Artikel 9. (1) De gesubsidiëerde scholen zijn, behalve wat betreft het godsdienstonderwijs, dat er mocht gegeven worden, onderworpen aan het plaatselijk en algemeen schooltoezicht. (2) Het plaatselijk schooltoezicht wordt uitgeoefend door Inlandsche schoolcommissiën (2), daar waar die mochten inge- l1) Dit is geschied bij besl. Dir. O. E. 2 October 1914 no. 19601 (Bijbl. no. 8152;, blz. 635. (2) Met „Inlandsche Schoolcommissiën" wordt bedoeld „Inlandsche Schoolcommissiën", overeenkomstig het Regl. vastgesteld bij art. 2 sub b van besl. Dir O. E. N. 4 Juli 1893 no. 7318 in Bijbl. no. 4889, blz. 755, ingesteld op plaatsen waar één of meer openbare scholen zijn gevestigd. steld zijn, en elders door den betrokken Europeeschen bestuursambtenaar als president en twee Inlandsche leden; en waar dit niet geschieden kan, door zoodanige personen, als door liet Hoofd van gewestelijk bestuur zullen worden aangewezen. (3) Het schooltoezicht berust verder bij de inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. Artikel 10. De hoofden en beheersters der gesubsidiëerde scholen zijn verplicht om aan de personen, met het schooltoezicht belast, alle verlangde inlichtingen te geven, ook omtrent het financieel beheer der school. Zij behooren de wenken en bemerkingen van die personen op te volgen, behoudens beroep op den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. Artikel 11. (1) Wanneer eene school niet voldoet aan de verplichtingen, onder welke de subsidie is toegekend, kan deze tusschentijds worden ingetrokken. (2) De intrekking gaat in met de maand volgende op die, waarin zij op officieele wijze ter kennis is gekomen van de beheerster der school, en kan met zich brengen restitutie der reeds ontvangen gelden over de verdere maanden van het loopende jaar, op de wijze als in de 3de alinea van artikel 8 aangegeven. Artikel 12. Gouvernements schoolgebouwen en schoolmeubelen, die door intrekking van Gouvernements Inlandsche lagere scholen beschikbaar komen, kunnen ten behoeve van gesubsidiëerde scholen in bruikleen worden gegeven, terwijl de leermiddelen en schoolbehoefen kunnen worden afgestaan, tegen eene evenredige vermindering van de subsidie, te verrekenen bij de eerstvolgende toekenning daarvan. Artikel 13. De beheersters der gesubsidiëerde scholen dienen jaarlijks,, door tusschenkomst van het plaatselijk schooltoezicht, van die1 scholen aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar van hetl Inlandsch onderwijs een overeenkomstig de verslagen der Gouvernements Inlandsche lagere scholen ingericht verslag in, hetwelk zal worden gepubliceerd. Ten tweede: Deze ordonnantie treedt in werking op den dag der afkondiging en werkt terng tot 1 Januari 1914. En opdat enz. Model-Subsidieaanvraag. 1. Besl. Dir. O. E. 2 October 1914 n°. 19601 (Bijbl. n°. 8152). Gelet op artikel 6 van de „Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche meisjesscholen", vastgesteld bij artikel 1 der ordonnantie van 25 Augustus 1914 (Staatsblad n? 592) (J); Heeft besloten: Vast te stellen het bij dit besluit behoorend model voor de opgaven tot het verkrijgen van subsidie uit 's Lands kas voor particuliere Inlandsche meisjesscholen op den voet van de bovengenoemde Regelen. Afschrift enz. (!) Blz. 633. OPGAYEN (*) omtrent de particuliere Inlandsche meisjesschool te Gewest Eiland Afdeeling Onderafdeeling verstrekt door (1) ter verkrijging van subsidie ten behoeve van die meisjesschool voor het jaar N. B. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opgaven is korte, doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worden de vragen met enkel „ja" of „neen" beantwoord. Aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. Vastgesteld bij het besluit van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 2 October 1914 n? 19601. (') Deze opgaven zijn bij 's Lands depót van leermiddelen te Batavia verkrijgbaar gesteld tegen 5 cent per exemplaar (Besl. Dir. O. E. 11 November 1914 n. 22617). f1) Naam en qualiteit van den (de) aanvrager (aanvraagster) in te vullen. 1. Waaruit blijkt, clat de school voorziet in een werkelijk bestaande behoefte? 2. Gaat de school uit van eene vereeniging van Inlanders ? 3. Zoo ja, hoe heet die vereeniging en waar is zij gevestigd? 4. Staat de school onder het dagelijksch beheer van eene Inlandsche vrouw? (2) 5. Welke positie neemt zij in de Inlandsche samenleving in? (3) 6. Wat omvat het onderwijs op de school? (4) 7. Hoeveel lesuren daags zijn voor het onderwijs in de in noot 4 sub a en b genoemde vakken uitgetrokken? (5) (2) Den naam der vrouw naast vraag 4 te vermelden. De beheerster behoeft niet hoofd der school te zijn. (8) Hare familiebetrekkingen en ook het ambt van haar echtgenoot, indien zij gehuwd is, naast vraag 5 te vermelden. (4) Naast vraag 6 moeten alle vakken, waarin onderwijs wordt gegeven, worden omschreven. Het onderwijs moet zijn lager onderwijs en minstens omvatten: a. het lezen en schrijven met eigen of Latijnsche karakters van de landstaal of de Maleische taal; b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. (6) Vraag 7 alleen te beantwoorden, zoo het op de school verstrekte onderwijs beperkt is tot de in noot 4 sub a en b genoemde vakken en eventueel godsdienstonderricht. 8. Hoeveel uren daags worden aan het godsdienstonderwijs (waaronder begrepen Bijbelsche geschiedenis) besteedt (6) 9. Worden leerlingen, wier ouders of verzorgers zulks verlangen, van het godsdienstonderwijs, zoomede van de godsdienstige verrichtingen vrijgesteld? (6) 10. Hoeveel lesuren 's weeks zijn voor het onderwijs in zijn geheelen omvang uitgetrokken? (7) 11. Zijn leerplan en lesrooster door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst goedgekeurd? (7) 12. Hoeveel lesuren 's weeks worden aan het onderwijs in de Nederlandsche taal besteed? (8) 13. Wanneer is de school geopend (in werking getreden)? (9) («) Vragen 8 en 9 alleen te beantwoorden, indien op de school ook godsdienstonderwijs wordt verstrekt. (7) Vragen 10 en 11 alleen te beantwoorden, zoo het op de school verstrekte onderwijs, behalve godsdienstonderricht, meer omvat dan het in noot 4 sub a en b omschreven minimum. Naast vraag 11 moeten eventueel worden vermeld datum en nummer van het besluit van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, waarbij leerplan en lesrooster zijn goedgekeurd. (8) Vraag 12 alleen te beantwoorden, wanneer op de school ook onderwijs in de Nederlandsche taal wordt verstrekt. (°) Vraag 13 slechts te beantwoorden, indien ten behoeve van de school voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd. 14. Hoeveel bedroeg het ge- Januari 19.. middeld aantal de school Februari „ bezoekende leerlingen in Maart elke der maanden van het April „ jaar, voorafgaande aan Mei „ dat, waarover subsidie Juni „ wordt aangevraagd? (10) Juli „ Augustus „ September „ Outober „ , November „ December „ Totaal d.i. dus gemiddeld : = 15. Hoeveel bedroeg het ge- 19.. middeld aantal de school „ bezoekende leerlingen in „ de maand van oprichting (opening) der school en in Totaal elke der twee daarop vol- d.i. dus gemiddeld : 3 = gende maanden? (") 16. Zijn aan de school uitsluitend vrouwelijke leerkrachten verbonden! 17. Hoe heet: 1. het hoofd der school? (12) 1. 2. ieder der overige leer- 2. krachten? (12) (10) De voor elke maand te verstrekken opgaaf van het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen moet worden verkregen door de aantallen de school bezocht hebbende leerlingen dag voor dag bijeen te tellen en het totaal te deelen door het aantal schooldagen in die maand. Voor scholen, opgericht (geopend) in den loop van het jaar, voorafgaande aan dat waarover subsidie wordt gevraagd, wordt opgegeven het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen in de maand van oprichting (opening) der school en in elke der daarop volgende maanden van eerstbedoeld jaar. (") Vraag 15 alleen te beantwoorden voor scholen, opgericht (geopend) in den loop van het jaar, waarover subsidie wordt gevraagd. (12) Naast vraag 17 moeten alle aan de school verbonden leerkrachten worden genoemd; achter den naam van ieder der leerkrachten zal bovendien de datum van aanvaarding harer betrekking aan de school zijn te vermelden. 18. Wie van de in vraag 17 bedoelde leerkrachten zijn belast met het geven van onderwijs in de Nederlandsche taal? 19. Wie van de in vraag 17 bedoelde leerkrachten geven uitsluitend onderwijs in andere vakken dan het Nederlandsch en de in noot 4 sub a en b genoemde vakken? 20. Welke bevoegdheid tot onderwijs geven heeft: 1. het hoofd der school ? (1S) 1. 2. ieder der overige leer- 2. krachten? (13) 21. Is het hoofd der school voorzien van eene door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het In- (13) Naast vraag 20 moet van ieder der leerkrachten worden vermeld, welke der hieronder genoemde bevoegdheden zij bezit (de in vraag 19 bedoelde leerkrachten zijn vrijgesteld van het bezit van één dier bevoegdheden). a. Bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers (datum van behalen van dat bewijs en plaats van de kweekschool te vermelden). b. Diploma wegens afgelegd eindexamen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers (datum van behalen van dat diploma en plaats van de kweekschool te vermelden). c. Diploma, dat benoembaar maakt tot hulponderwijzer bij het openbaar Inlandsch onderwijs (te vermelden waar en wanneer behaald). d. Diploma, dat benoembaar maakt tot kweekeling bij het openbaar Inlandsch onderwijs (te vermelden waar en wanneer behaald). e. Door het plaatselijk schooltoezicht uitgereikte schriftelijke verklaring van voldoende bekwaamheid in de vakken, genoemd in noot 4 sub a en b, en van geschiktheid voor hare taak. f. Diploma van met gunstigen uitslag afgelegd klein-ambtenaarsexamen (te vermelden waar en wanneer behaald). g. Daarmede minstens gelijk te stellen diploma (te vermelden welk diploma en waar en wanneer behaald). h. Akte van bekwaamheid als onderwijzeres bij het Europeesch lager onderwijs (te vermelden waar en wanneer behaald). VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 41 i-v landsch onderwijs afgegeven schriftelijke verklaring van geschiktheid'voor hare betrekking! (") 22. Geeft het schoolgebouw, bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting tegen wind, regen en zonneschijn? 23. Is de school op eenvoudige maar voldoende wijze voorzien van meubilair, leermiddelen en schoolbehoeften! 24 Is de school uitsluitend toegankelijk gesteld voor dochters van Inlanders en met dezen gelijkgestelden, die den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch hun 17de levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindte? 25. Worden kinderen van aanzienlijke en gegoede Inlanders vóór andere kinderen toegelaten? 26. Worden kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten van de school geweerd? 27. Wordt van iederen leerling een schoolgeld van minstens 25 cent 's maands geheven? (i*) Alleen hoofden van scholen met meer dan gemiddeld 200 de school bezoekende leerlingen moeten in het bezit zijn van eene verklaring als: in vraag 21 bedoeld. 28. Worden aan alle leerlingen voldoende leermiddelen verstrekt! 29. Heeft die verstrekking tegen betaling plaats! 30. Zoo ja, gaat de betaling, voor* zoover het leermiddelen betreft bij het Gouvernementsdépot verkrijgbaar, hooger dan den prijs, waarvoor die leermiddelen door dat dépot worden geleverd, verhoogd met de kosten van verzending? \(15) 31. Zijn er leer- en leesboeken in gebruik op de school, behalve bij het godsdienstonderwijs, welke niet voorkomen in de catalogi der leermiddelen van de Gouvernements Europeesche en Inlandsche lagere scholen? (15) 32. Zoo ja, is van die boeken reeds een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst? f 33. Heeft de school reeds subsidie genoten? 34. Zoo ja, bij welk besluit en voor welk jaar werd die het laatst toegekend? (15) De titels en prijzen der in het Gouvernementsdepöt van leermid- delen te Weltevreden verkrijgbare boeken enz. zijn te vinden in de i catalogi van boeken enz., welke op aanvraag kosteloos en franco door den Administrateur van dat depót worden toegezonden. 35. Zijn de toegestane gelden uitsluitend gebruikt ten behoeve van de meisjesschool, voor welke deze subsidie-opgaven worden ingediend? 36. Wordt eene subsidie ineens verlangd: a. voor de kosten van het a. schoolgebouw, waaronder begrepen die voor het verkrijgen van een geschikt terrein? (16) b. voor de kosten van b. verbouwing en/of vernieuwing en/of uitbreiding van het schoolgebouw? (1T) c. voor de kosten van eer- c. ste inrichting? (") d. voor de kosten van ver- d. nieuwing en/of uitbreiding der eerste inrichting (18), als bedoeld sub c? (") 37. Bestaat er noodzakelijkheid: a. tot verbouwing en/of a. vernieuwing en/of uitbreiding van het schoolgebouw? (1S) b. tot vernieuwing en/of b. uitbreiding der eerste inrichting? (1S) 38. Zoo ja, om welke reden? (1S) (1B) Subsidies als bedoeld in vraag 36 sub a en c kunnen alleen worden verleend ten behoeve van te openen nieuwe scholen of voor liet eerst te subsidieeren, reeds bestaande scholen. Onder „eerste inrichting" in vraag 36 sub e en d is niet begrepen de aanschaffing van leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften. (17) Hieronder niet begrepen de kosten van gewoon onderhoud. (1S) Vragen 37 sub a en b en 38 alleen te beantwoorden, indien subsidiën als bedoeld in vraag 36 sub b en d worden gevraagd. 39. Hoeveel bedragen de wer- a. Voor het • schoolgebouw kelijke uitgaven voor de f in vraag 36 bedoelde voor- b. Voor verbouwing en/of zieningen! (19) vernieuwing en/of uitbreiding der school f c. Yoor eerste inrichting f d. Voor vernieuwing en/of uitbreiding der eerste inrichting f 40. Welk bedrag wordt als te- a. Voor het schoolgebouw gemoetkoming in die uit- f gaven noodig geacht? (20) b. Voor verbouwing en/of vernieuwing en/of uitbreiding der school f c. Voor eerste inrichting f d. Voor vernieuwing en/of uitbreiding der eerste inrichting f 41. Waaruit blijkt, dat bij de raming of het maken van de in vraag 39 bedoelde kosten gepaste zuinigheid is betracht1? 42. Waaruit blijkt, dat de nieuwe of verbouwde dan wel verniewde gebouwen voldoen of zullen voldoen aan billijke eischen van geschiktheid en goede constructie? (21) (") Van de uitgaven een gespecificeerde opgaaf afzonderlijk bij te voegen, onder overlegging, indien eene subsidie als bedoeld in vraag 36 sub a of b verlangd wordt, van het bouwproject c.q. met bijbehoorende begrooting van kosten (het project moet minstens de grootte van het schoolerf, het aantal leslokalen en de afmetingen daarvan aangeven, onder vermelding van het maximum-aantal leerlingen, dat tot het nieuwe of verbouwde dan wel vernieuwde schoolgebouw kan worden toegelaten). (20) De behoefte aan eene subsidie tot het aangevraagde bedrag dient te worden aangetoond, d.w.z. er moet blijken (bv. door overlegging van •een specificatie van de inkomsten der school en de tot dusver voor haar gedane uitgaven) in hoever de vereischte uitgaven niet uit eigen fondsen kunnen worden bestreden. j (21) Vraag 42 alleen te beantwoorden, wanneer eene subsidie als bedoeld sub a of b van vraag 36 verlangd wordt. 43. Verbindt de aanvrager zich om, indien de school binnen den tijd van 10 jaren na de toekenning van de aangevraagde subsidie voor de kosten van de schoollocaliteit en bijgebouwen of voor de kosten van verbouwing en/of vernieuwing en/of uitbreiding daarvan ophoudt te bestaan, de uit hoofde van die subsidie genoten gelden, verminderd met 5 procent voor elk jaar, sedert de toekenning ervan verloopen, aan 's Lands kas te restitueeren, of bij gebreke daarvan, het geheele schoolgebouw onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen? (22) 44. Voor wie der aan de school verbonden verplichte leerkrachten wordt subsidie gevraagd als tegemoetkoming in de bezoldiging en tot welk bedrag voor ieder! (23) 45. Voor wie der in vraag 44 bedoelde leerkrachten wordt bovendien een premie gevraagd en tot welk bedrag voor ieder? (22) In het bevestigend geval moet een daartoe strekkende afzonderlijke gezegelde verklaring hierbij worden gevoegd. Vraag 43 moet uiteraard, alleen worden beantwoord, indien eene subsidie als bedoeld sub a of * van vraag 36 verlangd wordt. (23) Naast vraag 44 moeten niet subsidiën worden gevraagd vood bezoldiging van het personeel, belast met het geven van onderwijs in vrouwelijke handwerken en/of andere vakken van huishoudkundigen! aard, evenmin voor het geven van onderwijs in de Nederlandsche taal zie de vragen 47 en 49. 46. Welk bedrag wordt gevraagd voor de kosten van gewoon onderhoud van het schoolgebouw en del inrichting daarvan, zoomede voor de kosten van aanschaffing van leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften f 47. Hoeveel subsidie wordt gevraagd als tegemoetkoming in de bezoldiging van het personeel, belast met het geven van onderwijs in vrouwelijke handwerken en/of andere vakken van huishoudkundigen aard? 48. Welk bedrag wordt gewenscht als tegemoetkoming in de kosten van aanschaffing van benoodigdheden voor het in vraag 47 bedoeld onderwijs? 49. Hoeveel subsidie wordt verlangd voor het geven van onderwijs in de Nederlandsche taal? 50. Heeft de samenstelling van het personeel, belast met het geven van onderwijs in de Nederlandsche taal, in den loop van het jaar, waarover laatstelijk subsidie is verleend, sedert de indiening van de desbetreffende subsidie-aanvraag verandering ondergaan? 51. Zoo ja, wanneer heeft die verandering plaats gehad en van welken aard is zij geweest? f4) 52. Hoeveel bedraagt de som, welke tengevolge van die verandering, in verband met artikel 4, § III, en artikel 8, alinea 2, der Regelen in Staatsblad 1914 Il! 592, gedurend het in vraag 50 bedoeld jaar aan subsidie a. te veel genoten is? (25) a. te veel genoten f b. te weinig genoten b. te weinig genoten f is? (26) 53. Is het te veel genotene in 's Lands kas teruggestort (in het bevestigend geval het desbetreffend stortingsbewijs hierbij over te leggen) ? (25) 54. Zoo neen, wordt de voorkeur gegeven aan verrekening van het te veel genotene met de thans aangevraagde subsidiën? (26) 55. Wordt het te weinig genotene thans als aanvullingssubsidie gewenscht? (25) (24) Naast vraag 51 eventueel te vermelden: a. de data van neerlegging der betrekking door de naast vraag 18 in de vorige subsidie-opgaven genoemde leerkrachten voor het onderwijs in de Nederlandsche taal; b. de namen van de ter vervanging van die leerkrachten aangestelde nieuwe leerkrachten, zoomede de data van aanvaarding harer betrekking door die nieuwe leerkrachten. c. in het bezit van welke der in noot 13 sub f, ff en ft genoemde bevoegdheden de nieuwe leerkrachten zijn. (25) Vragen 52 sub a, 53 en 54 moeten alleen worden beantwoord, wanneer voor het geven van onderwijs in de Nederlandsche taal gedurende het in vraag 50 bedoeld jaar te veel, en vragen 52 sub b en 55, wanneer voor dat onderwijs gedurende dat jaar te weinig subsidie genoten is. 56. Door wie wordt het plaatselijk schooltoezicht uitgeoefend ! (2e) 57. Wanneer is laatstelijk door de beheerster der school het te publiceeren jaarlijksch verslag betreffende de school aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs ingediend! 58. Tot welke der hieronder genoemde categorieën behoort de school! a. Protestantsche zendingsschool! b. Roomsch-Katholieke zendingsschool. c. Protestantsche gemeenteschool. d. Eoomsch-Katholieke gemeenteschool. e. Mohammedaansche school met onderwijs in den Mohammedaanschen godsdienst. f. Neutrale school. De vragen aldus naar waarheid beantwoord. , den 19.... De subsidie-aanvrager (aanvraagster), (2C) Wanneer ter plaatse, waar de op de frontpagina van deze opgaven genoemde particuliere Inlandsche meisjesschool gevestigd is, een ovenf. Inlandsche school bestaat, moet het plaatselijk toezicht op die particuliere meisjesschool worden uitgeoefend door de Inlandsche Schoolcommissie aldaar. Op alle overige plaatsen moet het toezicht op de particuliere Inlandsche scholen, voor zoover dit geschieden kan, worden uitgeoefend door den betrokken Controleur, Gezaghebber of Posthouder als president en twee Inlandsche leden. Onder aanteekening, dat de op de frontpagina van deze opgaven genoemde particuliere Inlandsche meisjesschool, voor zoover bekend, aan alle gestelde voorwaarden voldoet (2T), wordt voorgesteld de aangevraagde subsidiën toe te kennen. den 19 Controleur De Gezaghebber van Posthouder den 19.... De Ass.-Resident van den 19 t-v Gouverneur _ov. De —ËüidiïïT- van den 19 l)g Inspecteur— })et Inl. ond. in de ^ Adj. Inspecteur afd., n (27) Inzonderheid er op te letten, of de school beantwoordt aan eisch, gesteld in artikel 1, alinea 2 sub 2e, der Regelen in Staatsblad 1914 n® 592. (28) Behoort de op de frontpagina van deze opgaven genoemde particuliere Inlandsche meisjesschool tot het ressort van den AdjunctInspecteur, dan zendt deze de subsidie-opgaven rechtstreeks, dus zonder tusschenkomst van den betrokken Inspecteur, aan het Departement. Van een geleidebrief wordt daarbij alleen gebruik gemaakt, wanneer de opgaven den inspecteerenden ambtenaar daartoe aanleiding geven. 2. Circ. Dir. O. E. 2 October 1914 n°. 19602 (Bijbl. n°. 8152) aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. Bij het ■ Pwerü^°glentie bekend Gouvernementsbesluit van 25 Augustus jl. 11? 27 is eene ordonnantie 0) vastgesteld, inhoudende regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche meisjesscholen. Voor de motieven, welke tot de samenstelling daarvan hebben geleid, moge worden verwezen naar bijgaand extract uit de memorie van toelichting op de ontwerp-begrooting voor 1914. In voldoening aan artikel 6 van voormelde regelen heb ik bij mijn besluit van heden n! 19601 (2), waarvan een afschrift hierbij gaat, een model vastgesteld voor het doen van opgaven ter verkrijging van subsidie voor bedoelde scholen. De in het model opgenomen vragen zijn zoodanig gesteld en van toelichtingen en aanwijzingen voorzien, dat, naar ik vertrouw, een rechtstreeksche en juiste beantwoording duidelijk zal aantoonen, of de meisjesscholen geheel aan de gestelde voorwaarden voldoen en mitsdien in aanmerking kunnen komen voor toekenning van tegemoetkoming uit 's Lands kas. Uitdrukkelijk meen ik er de aandacht op te moeten vestigen, dat de in de subsidiebepalingen aangegeven bedragen als maxima moeten worden beschouwd en dus niet meer mag worden toegekend, dan hetgeen werkelijk noodig is. Subsidies, in de door belanghebbenden overeenkomstig bovenbedoeld model in te dienen opgaven aangevraagd tot lagere bedragen, dan waarop de bepalingen aanspraak geveil, behooren dan ook door de in het slot van dat model vermelde autoriteiten niet te worden verhoogd. Wijders acht ik het niet ondienstig hierbij op te merken, dat de onderwerpelijke nieuwe subsidieregeling geenszins_ de mogelijkheid uitsluit om voor particuliere Inlandsche meisjesscholen subsidiën te erlangen op den voet van de bestaande bepalingen in zake subsidieering van particuliere Inlandsche scholen (Staatsbald 1895 n? 146 (3) en Staatsblad 1906 IV 241 (4), zoomede verschillende regelingen voor bepaalde gebiedsdeel en), dan wel op den voet van de subsidieregeling voor HollandschInlandsche scholen in Staatsblad 1913 n! 524 (5). (1) Stbl. 1914 no. 592, blz. 627. (2) Bijbl. no. 8152, blz. 635. (3) Blz. 543. {*) „ 521. (5) Toepassing van deze subsidieregeling op scholen voor Inlandsche meisjes zal uiteraard alleen kunnen plaats vinden, indien aangenomen moet worden dat de onderwijsbehoefte geen bevrediging kan vinden door eene school van het eenvoudiger type, waaraan bij de totstandbrenging der nieuwe regeling is gedacht. Van deze circulaire en de bijlagen worden hierbij eenige al drukken overgelegd ter verspreiding onder de Europeesche bestuursambtenaren in Uw gewest. Verdere afdrukken van het model en het Staatsbladnummer zijn op aanvraag tegen matigen prijs te verkrijgen bij 's Lands Dépot van leermiddelen te Weltevreden (1). Ten slotte heb ik de eer -ÜW9ruEH7aUentie te verzoeken, bij voorkomende gelegenheid de subsidie-aanvragers te willen uitnoodigen om voor hun subsidie-opgaven, in het belang van een gemakkelijke verificatie en dus ook vlugge afdoening der aanvragen, slechts gebruik te maken van de bij gemeld Dépot verkrijgbaar gestelde gedrukte formulieren, dan wel van formulieren, op geheel overeenkomstige wijze van hunnentwege te drukken. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, G. A. J. HAZEU. EXTRACT uit de memorie van toelichting op de ontwerpbegrooting voor 1914. Aangezien de resultaten van alle streven om de inlandsche bevolking op een hooger peil van ontwikkeling te brengen voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van de mate, waarin de inlandsche vrouw daarbij betrokken is, is andermaal de vraag in overweging genomen of, en zoo ja, op welke wijze afzonderlijke gelegenheid tot onderwijs voor inlandsche meisjes ware te organiseeren. Wees de uitkomst van vroeger op dat gebied ingestelde onderzoekingen allerminst op eene algemeen gevoelde behoefte aan zoodanig onderwijs, in de laatste jaren is daarin groote verandering gekomen hetgeen wel ten duidelijkste blijkt uit het feit dat op verschillende plaatsen door de belanghebbenden zeiven pogingen in het werk gesteld zijn of worden om met eigen krachten zoo goed mogelijk onderwijsgelegenheid voor inlaudsche meisjes tot stand te brengen. Het daarmede beoogde doel schijnt in algemeenen zin — en terecht — niet_ zoozeer te zijn het toerusten van die meisjes met eene gelijke mate van schoolkennis als voor de mannelijke inlandsche jeugd gewenscht wordt, als wel het verschaffen van een- t1) De prijs van het model van de subsidie-opgaven is op 5 cent en die van Staatsblad 1914 n«. 592 op 2 cent vastgesteld bij besl. Dir. O. E. 11 November 1914 n°. 22617. voudig, practisck onderricht tot vorming van degelijke en beschaafde vrouwen en moeders, zij het ook dat, vooral in prijajikringen — ruim genomen —, het bijbrengen van eenige kennis van het Nederlandsch aan de meisjes, ook in het belang van de haar wachtende positie en opvoedingstaak, op hoogen prijs wordt gesteld. Dit uit de inlandsche maatschappij voortkomende initiatief kan nog niet beslissend zijn ten aanzien van de oprichting van Gouvernement sscholen voor inlandsche meisjes, ook omdat eerst de practijk zal hebben aan te geven, wat als norm voor schoolinrichting en leerplan zal moeten dienen; maar wel ligt het op den weg van het Gouvernement om het particulier initiatief, in het belang van eene behoorlijke verwezenlijking van zijn streven met geldelijke hulp te steunen. De vigeerende subsidieregelen voor de gewone particuliere inlandsche scholen (Indisch Staatsblad 1895 n? 146 (*) en 1906 n; 241 (2)) zijn voor het verleenen van die hulp niet geschikt. \ ooreerst beantwoorden die regelen niet aan de bedoeling om met betrekking tot de oprichting en instandhouding van deze scholen, die in de eerste plaats voor meisjes uit aanzienlijke en gegoede standen bestemd zullen zijn, het eigen initiatief der inlandsche maatschappij op den voorgrond te doen treden. In de tweede plaats zijn de bedragen der subsidies, welke op den voet van genoemde regelen kunnen genoten worden, te gering om te kunnen voldoen aan veler wensch om op de meisjesscholen ook onderricht in vrouwelijke handwerken, koken, e.d., zoomede eenig onderwijs in het Nederlandsch te doen geven. Er bestaat derhalve behoefte aan eene speciale subsidieregeling voor particuliere inlandsche meisjesscholen, welke regeling, behoudens eenige onmisbare vaste beginselen, zich door een groote mate van elasticiteit moet kenmerken. (») Blz. 543. (2) „ 521. J. VOOR VOLKSSCHOLEN, STANDAARDSCHOLEN, NORMAALCURSUSSEN EN KWEEKSCHOLEN IN DE AFDEELINGEN SOEMBA EN FUJRES DER RESIDENTIE TIMOR EN ONDERHOORIGHEDEN. Regelen. Gouv. besl. 31 Maart 1913 n°. 44 (Stbl. 1913 n°. 309). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten vijfde: Te bepalen: dat de predikant te Koepang en de in de tijdelijke af deeling Timor der residentie Timor en Onderhoorigheden (x) geplaatste of nog te plaatsen hulppredikers, ieder voor zoover zijn ressort betreft (2), I. ambtshalve lid zullen zijn van de plaatselijke Inlandsche Schooleominissiën in de tijdelijke afdeeling Timor der residenie Timor en Onderhoorigheden (1), met uitzondering van de onderafdeeling Beloe; II. zullen optreden, de predikant als opziener, ieder van de hulppredikers als adjunct opziener van het in het sub I omschreven gebied in te voeren en/of te organiseeren volksonderwijs, onder genot van een maandelijksche toelage uit 's Lands kas, voor den predikant van f 30.—, voor ieder der hulppredikers van f 25.—, zullende de ambtsverhouding tusschen opziener en adjunct opziener overeenkomen met hun ambtsverhouding op kerkelijk gebied. Ten zesde: De zorg voor het Inlandsch onderwijs in de tijdelijke afdeeling Soemba der residentie Timor en Onderhoorigheden O voorloopig voor hel tijdvak 1 Juli 1913 tot en met 30 Juni 1923 op te dragen aan de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland, op den voet der navolgende bepalingen: C1) De residentie Timor en Ond. is met ingang van 1 April 1915 definitief verdeeld in 5 afdeelingen: Zuid-Timor en Eilanden, Noord- en Midden-Timor, Soemba, Flores en Soembawa (art. 1 en 7 van Gouv besl. 5 December 1914 n°. 8 in Stbl. 1914 n°. 743). (2) Aldus luidt deze zinsnede ingevolge art. 1 van Gouv. besl. 3 September 1914 n». 39 (Stbl. 1914 n°. 603). § 1. Er zullen zijn standaardscholen en volksscholen. § 2. (1) Standaardscholen zullen worden geopend a. te Pajeti binnen 12 maanden, b. op een door voornoemde zendingscorporatie in overeenstemmig met het Hoofd van gewestelijk bestuur nader te bepalen plaats in West Soemba binnen 5 jaren a en b. na inwerkingtreding van deze bepalingen. (2) Volksscholen zullen worden geopend op de plaatsen en tot een aantal als jaarlijks door de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland of door haar vertegenwoordigers op Soemba in overeenstemming met het Hoofd van gewestelijk bestuur zal worden bepaald. § 3. (1) Het onderwijs op de standaardscholen omvat: a. bijbelsche geschiedenis en kerkleer, b. het zingen, c. zooveel mogelijk de vakken, onderwezen op de openbare lagere Inlandsche scholen der 2e klasse met een vierjarigen leertijd. (2) De voertaal bij het onderwijs is het Maleisch. (3) Aan het onderwijs, bedoeld in alinea 1 sub a, evenals aan het gebed aan het begin en het eind van iederen schooldag behoeven andersdenkenden geen deel te nemen. § 4. Het onderwijs op de volksscholen wordt, ter beoordeeling van de vertegenwoordigers op Soemba, van de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland, ingericht naar de behoeften der bevolking, zooveel mogelijk evenwel naar het voorbeeld van het onderwijs op de Inlandsche gemeentescholen op Java en Madoera (1). § 5. Alle scholen hebben te voldoen aan de> jvolgende voorwaarden: le. de schoollokalen moeten bij voldoende licht en ruimte behoorlijk beschutting geven tegen wind, regen en zonneschijn; 2e. de scholen zijn toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en met dezen gelijkgestelden wier leeftijd valt binnen de daarvoor door de vertegenwoordigers op Soemba van de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland in t1) Een leidraad voor de oprichting van Inlandsche volksscholen op Java en Madoera is opgenomen op blz. 426 e. v. verband met den aanleg der kinderen te bepalen grenzen, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid; 3C. kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten worden niet toegelaten. § 6. (1) AA ordt op de standaardscholen schoolgeld en vergoeding voor verstrekte leermiddelen geheven, clan mag daarvoor in totaal geen hooger bedrag worden gevorderd dan aan schoolgeld kan worden geheven op de op den voet van Staatsblad 1906 n? 241 gesubsidieerde particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera (1). (2) De geïnde schoolgelden en vergoedingen voor leermiddelen moeten ten bate van de standaardscholen worden aangewend. § 7. (1) Ten aanzien van de overeenkomstig deze bepalingen tot stand gekomen dan wel als zoodanig erkende volksscholen verleenen de ambtenaren van het Binnenlandsch-Bestuur hunne medewerking om, zoo noodig met eenige tegemoetkoming uit de na te noemen aan die scholen te verleenen Gouvernementssubsidiën door de ouders der ingeschreven leerlingen of, zoo zulks wenschelijker wordt geacht, door de geheele betrokken kampongbevolking, te doen voorzien: a. bij wijze van onbetaalden gemeentelijken dienst in de oprichting van een schoolgebouw, den aanmaak van het schoolmeubilair en, zoo noodig, het bouwen van woningen voor de onderwijzers, b. in de stichting, hetzij door gemeenschappelijken arbeid, hetzij door het bijeenbrengen van gelden, van een schoolfonds ter bezoldiging van het onderwijzend personeel. (2) Die bezoldiging bedraagt maandelijks ten hoogste T 30.— voor het hoofd eener school, ten hoogste f 25.— voor eiken onderwijzer van bijstand en ten hoogste f 7.50 voor eiken kweekeling. Bovendien kan ieder der leerkrachten in het genot van vrije woning worden gesteld. (3) Het hoofd eener volksschool wordt bijgestaan door ten hoogste 1. 2, 3, 4, enz. leerkrachten, wanneer het aantal ingeschreven leerlingen respectievelijk meer dan 40, 80, 120, 160 enz. bedraagt. § 8. Het recht van benoeming en ontslag van het onderwijzend personeel, zoowel bij de standaardscholen als bij de volksscholen, berust bij de Zending der Gereformeerde Kerken in f1) Zie punt 13e 0p blz. 523. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 42 Nederland, die ook de aan dat personeel op te dragen werkzaamheden regelt. § 9. Indien daaraan naar het oordeel van den GouverneurGeneraal behoefte bestaat, kan aan de standaardscholen een tweejarige normaalcursus voor de opleiding van onderwijzers voor de volksscholen worden verbonden of kan voor dat doel een kweekschool worden opgericht. § 10. De Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland kan voor de regeling van en het toezicht op het onderwijs aan de van haar uitgaande, in de vorige paragrafen genoemde onderwijsinrichtingen een Europeesch schoolopziener aanstellen. § 11. (1) Subsidie wordt verleend in eens en jaarlijks. (2) De subsidiën, bedoeld in § 12, letter A sub I en letter D, worden verleend door den Gouverneur-Generaal, de overige door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst (1). (3) Van de door dezen Departementschef genomen besluiten in zake door hem te verleenen subsidiën kan bij den Gouverneur-Generaal in beroep worden gekomen. § 12. De subsidiën bedragen: A. voor zoover betreft de standaardscholen (daaronder begrepen de eventueel aan die inrichtingen verbonden internaten), de normaalcursussen of de kweekschool: I. in eens: a. het totaal der werkelijke uitgaven voor de opgerichte of op te richten gebouwen naar een daarvan te verstrekken gespecificeerde opgaaf, vergezeld, zoo mogelijk, van het project en de begrooting, waarnaar ge-! bouwd is (zal worden), b. het totaal der werkelijke kosten van aanmaak en aanschaffing van het schoolmeubilair en de leermiddelen, noodig voor de eerste inrichting; II. jaarlijks: 3/4 der werkelijke kosten van de bezoldiging van het onderwijzend personeel, van vernieuwing en aanvulling (!) De jaarlijksche subsidies, voor zooveel betreft scholen ten behoeve van welke over het voorafgaande jaar reeds zoodanige subsidiën zijn genoten, thans te verleenen door den Resident onder nadere goedkeuring van den Dir O. E. (Ord. 9 December 1914 in Stbl. 19U n°. 750, blz. 729).] van schoolmeübilair en leermiddelen en van onderhoud der gebouwen; met dien verstande, dat wat de subsidiën sub I betreft ten genoege van den Gouverneur-Generaal moet worden aangetoond dat bij het doen of het ramen der uitgaven genoemd onder a, en het maken der kosten genoemd onder b, gepaste zuinigheid is betracht en dat wat aangaat de subsidie sub II, geen hooger bedrag wordt uitgekeerd dan voor de standaardseholen 3/4 van het door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te bepalen gemiddelde der jaarlijksche kosten van eene openbare Inlandsche school der 2de klasse met overeenkomstigen leertijd en eenzelfde aantal leerlingen, voor de normaalcursussen 3/4 der jaarlijksche kosten van een Gouvernementsnormaaleursus ter opleiding van Inlandsche hulponderwijzers met een gelijk aantal leerlingen en een gelijk aantal lesuren per week, voor de kweekschool het bedrag dat te haren behoeve zou kunnen worden toegekend bij toepassing van de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad li; 242) (J) zooals die ordonnantie is gewijzigd en aangevuld bij de ordonnantie van 7 Juni 1911 (Staatsblad n? 359) (2); B. voor zoover betreft de volksscholen: I. ineens per school ten hoogste ƒ 300.— ter tegemoetkoming in de kosten van oprichting en eerste inrichting; II. jaarlijks per school ten hoogste f 100.— ter tegemoetkoming in de bezoldiging van het onderwijzend personeel, de kosten van onderhoud, vernieuwing en aanvulling van het schoolmeübilair en de leermiddelen enz. voor zooveel in een en ander door de betrokken bevolking niet zelf kan worden voorzien; C. voor zoover betreft den in § 10 bedoelden Europeeschen schoolopziener per maand: I. f 250.— indien hij een akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer benevens een bewijs van met goed gevolg afgelegd examen in de Maleische taal en de Land- en "Volkenkunde van Nederlandsch-Indië bezit, II. f 225.— indien hij een akte van bekwaamheid als onderwijzer benevens een bewijs van met goed gevolg afgelegd examen in de Maleische taal en de Land- en Volkenkunde van Ncderlandscli-lndië bezit, (1) Blz. 691. (2) Zie noot 1 op blz. 692, noten 1 en 2 op blz. 694, noot 1 op blz. 695 en noot 1 op blz. 696. III. f 200.—- indien hij een akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer bezit, IV. f l/ '-— indien hij een akte van bekwaamheid als onderwijzer bezit, "V. f 150.—- indien hij geen der sub III en IV genoemde onderwijsbevoegdheden bezit, I t/m V. vermeerderd na 5 jaren dienst met eenmaal en 30 jaren dienst met tweemaal I. f 50.— II. f 45.— III t/m V. f 40.— met dien verstande dat voor dien diensttijd als evenbedoeld mede in aanmerking komt de tijd als onderwijzer doorgebracht in dienst van eenige openbare of gesubsidieerde particuliere inrichtingen voor Europeesch of Inlandsch onderwijs in Nederlandsch-ïndië: * • D. in eens het bedrag dat der Regeering billijk en noodig zal voorkomen ter bestrijding van de passagekosten voor Inlandsch onderwijzend personeel waarvan de overkomst uit andere deelen van Nederlandsch-ïndië door de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland in het belang van het door haar op Soembci te geven onderwijs wordt noodig geacht. § 13. Na de inwerkingtreding van deze bepalingen a. zal de te Pajeti bestaande school van de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland worden hervormd tot de aldaar te openen standaardschool en ten aanzien van de te haren behoeve te verleenen subsidie worden beschouwd als een op te richten school van dien aard, b. zullen de overige scholen van genoemde zendingscorporatie, voor zoover zij te voren geen subsidie van Gouvernementswege hebben genoten, worden beschouwd als op te richten, de overige als bestaande volksscholen en dienovereenkomstig worden gesubsidieerd. § 14. De aanvragen om subsidie worden ingericht en ingediend op de wijze als door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst wordt vastgesteld (1). § 15. (1) De op den voet van deze bepalingen toegekende subsidiën mógen slechts ten bate van het daarin bedoeld onderwijs worden aangewend. (2) Van alle aan subsidie ontvangen gelden en van alle t1) I)e wijze van inrichting en indiening der aanvragen is vastgesteld bij besl. Dir. O. E. 10 October 1913 n. 17491, blz. 668. daaruit gekweten uitgaven wordt door of namens de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland nauwkeurig boek gehouden en telken jare voor of uiterlijk op 31 Januari door tusschenkomst van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur en van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst aan de Regeering een verantwoording van haar geldelijk beheer over het afgeloopen jaar ingediend. (3) Ongebruikt gebleven subsidie gelden worden voor het einde van het jaar in 's Lands kas terug gestort en het (de) desbetreffende stortingsbewijs (bewijzen) wordt (worden) bij de in de vorige alinea bedoelde verantwoording overgelegd. § 16. (1) De standaardseholen, de normaalcursussen en de kweekschool zijn onderworpen aan het toezicht van de betrokken inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. (2) De Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland behoort de wenken en bemerkingen van die ambtenaren op te volgen, behoudens beroep op den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (3) Zoolang door de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland geen schoolopziener is aangesteld, als bedoeld in § 10, zijn de volksscholen onderworpen aan het toezicht van de betrokken bestuursambtenaren. § 17. De door de opheffing der openbare lagere Inlandsche school der 2de klasse te Waingapoe beschikbaar komende schoolmeubelen en leermiddelen worden kosteloos overgedragen aan de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland. § 18. Voor of uiterlijk op den 31sten Januari van elk jaar wordt door de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland door tusschenkomst van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur en van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst aan de Regeering verslag uitgebracht nopens den stand en de resultaten van het van haar uitgaand onderwijs gedurende het voorafgaande jaar. § 19. In alle gevallen, waarin de vorenstaande bepalingen niet voorzien, zich omtrent bedoeling en strekking van die bepalingen verschil van opvatting openbaart of een door die bepalingen voorgeschreven overeenstemming tusschen ambtenaren en de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland. niet kan worden verkregen, kan de uitspraak worden ingeroepen van den Gouverneur-Generaal. § 20. Het in den aanhef van vorenstaande bepalingen genoemd tijdvak zal geacht worden telkens met 5 jaren te zijn verlengd, wanneer niet ten minste 2 jaren voor het einde van dat tijdvak, dan wel voor het verstrijken van een termijn van verlenging, door den Gouverneur-Generaal al dan niet op verzoek van de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland, is bepaald, dat de bij deze voorschriften geregelde verhouding een einde zal nemen. § 21. In vorenstaande bepalingen kunnen geen veranderingen worden gebracht dan met goedvinden van de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland. § 22. De bedragen der over het tijdvak 1 Juli tot en met 31 December 1913 of een gedeelte van dat tijdvak toe te kennen subsidiën, bedoeld in § 12, sub A II en B II worden naar gelang van het aantal maanden waarover zij worden genoten, verminderd met evenveel twaalfde deelen van de bedragen der subsidiën, welke ten behoeve van dezelfde scholen op den voet der thans bestaande bepalingen voor het jaar 1913 mochten zijn verleend. Ten zevende: De zorg voor het Inlandsch onderwijs in de tijdelijke afdeeling Flores (') der residentie Timor en Onderhoorigheden, met uitzondering van het landschap Adoenara, voor zoover het niet betreft onderwijs, gegeven aan RoomschIvatholieke meisjesscholen, voorloopig voor het tijdvak 1913 tot en met 1922 op te dragen aan de Missie van de Orde der Jezuieten (2) op den voet der navolgende bepalingen: § 1. Er zullen zijn standaardscholen en volksscholen. § 2. (1) Standaardscholen zullen worden geopend a. te Larantoeka en te Lela (Maoemerie) binnen 12 maanden, (1) De residentie Timor en Ond. is met ingang van 1 April 1915 definitief verdeeld in 5 afdeelingen: Zuid-Timor en Eilanden, Noord- en Midden-Timor, Soemba, Flores en Soembawa (art. 1 en 7 van Gouv. besl. 5 December 1914 n°. 8 in Stbl. 1914 n». 743). (2) Ten aanzien van de hier bedoelde zorg treedt ingevolge art. 1 van Gouv. besl. 28 December 1914 n. 57 (Stbl. 1914 n». 791), de Missie van de Congregatie der Paters van het Goddelijk Woord te Steyl thans in de plaats van de Missie van de Orde der Jezuieten. b. te Ende binnen 2 jaren, c. te Badjawa (Ngada) en te Reo (Maoemerie) binnen 5 jaren, a t/m c. na inwerkingtreding van deze bepalingen. (2) Volksscholen zullen worden geopend op de plaatsen en tot een aantal als jaarlijks door de Missie van de Orde der Jezuieten of door haar vertegenwoordigers op Flor es in overeenstemming met het Hoofd van gewestelijk bestuur zal worden bepaald. § 3. (1) Het onderwijs op de standaardscliolen omvat a. onderricht in den Roomsch-Katholieken godsdienst, b. het zingen, c. zooveel mogelijk de vakken, onderwezen op de openbare lagere Inlandsche scholen der 2de klasse met een vierjarigen leertijd. (2) De voertaal bij het onderwijs is het Maleisch. (3) Aan het onderwijs, bedoeld in alinea 1 sub a, evenals aan het gebed aan het begin en het eind van iederen schooldag behoeven andersdenkenden geen deel te nemen. § 4. Het onderwijs op de volksscholen wordt, ter beoordeeling van de vertegenwoordigers op Flor es van de Missie van de Orde der Jezuieten ingericht naar de behoeften der bevolking, zooveel mogelijk evenwel naar het voorbeeld van het onderwijs op de Inlandsche gemeentescholen op Java en Madoera (1). § 5. Alle scholen hebben te voldoen aan de volgende woorwaarden: le. de schoollokalen moeten bij voldoende licht en ruimte behoorlijk beschutting geven tegen wind, regen en zonneschijn; 2e. de scholen zijn toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en met dezen gelijkgestelden wier leeftijd valt binnen de daarvoor door de vertegenwoordigers op Flores van de Missie van de Orde der Jezuieten in verband met den aanleg der kinderen te bepalen grenzen, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid; 3e. kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten worden niet toegelaten. (x) Een leidraad voor de oprichting van Inlandsche volksscholen op Java en Madoera is opgenomen op blz. 426 e. v. § 6. (1) ^ ordt op de standaardscholen schoolgeld en vergoeding voor verstrekte leermiddelen geheven, dan mag daarvoor m totaal geen hooger bedrag worden gevorderd dan aan schoolgeld kan worden geheven op de op den voet van Staatsblad 1906 n? 241 gesubsidieerde particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera (J). (2) De geïnde schoolgelden en vergoedingen voor leermiddelen moeten ten bate van de standaardscholen worden aangewend. § 7. (1) Ten aanzien van de overeenkomstig deze bepalingen tot stand gekomen dan wel als zoodanig erkende volksscholen verleenen de ambtenaren van het Binnenlandsch-Bestuur hunne medewerking om, zoo noodig met eenige tegemoetkoming uit de na te noemen aan die scholen te verleenen Gouvernementssubsidiën door de ouders der ingeschreven leerlingen of, zoo zulks wenschelijker wordt geacht, door de geheele betrokken kampongbevolking, te doen voorzien: a. bij wijze van onbetaalden gemeentelijken dienst in de oprichting van een schoolgebouw, den aanmaak van het school meubilair en, zoo noodig, het bouwen van woningen voor de onderwijzers; b. in de stichting, hetzij door gemeenschappelijke!! arbeid, hetzij door het bijeenbrengen van gelden, van een schoolfonds ter bezoldiging van het onderwijzend personeel. (2) Die bezoldiging bedraagt maandelijks ten hoogste t 30.— voor het hoofd eener school, ten hoogste ƒ 25.— voor eiken onderwijzer van bijstand en ten hoogste f 7.50 voor eiken kweekeling. Bovendien kan ieder der leerkrachten in het genot van vrije woning worden gesteld. (3) Het hoofd eener school (2) wordt bijgestaan door ten hoogste 1, 2, 3, 4, enz leerkrachten, wanneer liet aantal ingeschreven leerlingen respectievelijk meer dan 40, 80, 120, 160 enz. bedraagt. § 8. Het recht van benoeming en ontslag van het onderwijzend personeel, zoowel bij de standaardscholen als bij de volksscholen, berust bij de Missie van de Orde der Jezuieten die ook de aan dat personeel op te dragen werkzaamheden regelt. § 9. ( Indien daaraan naar het oordeel van den GouverneurGeneraal behoefte bestaat, kan aan de standaardscholen een (!) Vide punt 13e op blz. 523. (2) Voor „school" moet hier „volksschool" worden gelezen. tweejarige normaalcursus voor de opleiding van onderwijzers voor de volksscholen worden verbonden of kan voor dat doel een kweekschool worden opgericht. § 10. (1) De Missie van de Orde der Jezuieten kan jaarlijks een door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te bepalen aantal van de van hare scholen in de tijdelijke afdeeling Flores afkomstige leerlingen zenden naar Woloan (Menado) ter opleiding bij de Roomseh-Katholieke kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers aldaar. (2) Aan de in de vorige alinea bedoelde leerlingen zal tegemoetkoming in de reiskosten en/of vrij transport voor rekening van den Lande worden verleend, van hun woonplaats via Menado naar Woloan en, na het afleggen van het bij voornoemde kweekschool af te nemen eindexamen of bij vroeger eervol ontslag als leerling dier school, van Woloan via Menado naar hun woonplaats, op den voet van de bepalingen, voor ongehuwde kweekelingen vastgesteld sub B van artikel 2 van het besluit van 1 Januari 1875 n? 22 (Staatsblad IV 1) (x). § 11 (1) Subsidie wordt verleend in eens en jaarlijks. ( (2) De subsidiën, bedoeld in § 12, letter A sub I en letter C, worden verleend door den Gouverneur-Generaal, de overige door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst (2). (3) Van de door dezen Departementschef genomen besluiten in zake door hem te verleenen subsidiën kan bij den Gouverneur-Generaal in beroep worden gekomen. § 12. De subsidiën bedragen: A. voor zoover betreft de standaardscholen, de normaalcursussen of de kweekschool: I. in eens: a. het totaal der werkelijke uitgaven voor de opgerichte of op te richten gebouwen naar een daarvan te verstrekken gespecificeerde opgaaf, vergezeld, zoo mogelijk, van het project en de begrooting, waarnaar gebouwd is (zal worden), b. het totaal der werkelijke kosten van aanmaak en aanschaffing van het schoolmeubilair en de leermiddelen^ noodig voor de eerste inrichting; (!) Blz. 139. (2) De jaarlijksche subsidies, voor zooveel betreft scholen ten behoeve van welke over het voorafgaande jaar reeds zoodanige subsidiën zijn genoten, thans te verleenen dooi' den Resident onder nadere goedkeuring van den Dir. O. E. (Ord. 9 December 1914 in Stbl. 1914 n°. 750, blz. 729). II. jaarlijks: 3/i der werkelijke kosten van de bezoldiging van het onderwijzend personeel, van vernieuwing en aanvulling van schoolmeubilair en leermiddelen en van onderhoud der gebouwen; met dien verstande dat, wat de subsidiën sub I betreft ten genoege van den Gouverneur-Generaal moet worden aangetoond dat bij het doen of het ramen der uitgaven, genoemd onder a, en het maken der kosten, genoemd onder b, gepaste zuinigheid is betracht en dat, wat aangaat de subsidie sub II, geen hooger bedrag wordt uitgekeerd dan voor de standaardscholen 3/4 van het door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te bepalen gemiddelde der jaarlijksche kosten van eene openbare Inlandsche school der 2de klasse met overeenkomstigen leertijd en eenzelfde aantal leerlingen, voor de normaalcursussen :i/+ de jaarlijksche kosten van een Gouvernementsnormaalcursus ter opleiding van Inlandsche hulponderwijzers met een gelijk aantal leerlingen en een gelijk aantal lesuren per week, voor de kweekschool het bedrag dat te haren behoeve zou kunnen worden toegekend bij toepassing van de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n? 242) (*) zooals die ordonnantie is gewijzigd en aangevuld bij de ordonnantie van 7 Juni (2) (Staatsblad ïl; 359) (3); B. voor zoover betreft de volksscholen: I. ineens per school ten hoogste f 300.— ter tegemoetkoming in de kosten van oprichting en eerste inrichting; II. jaarlijks per school ten hoogste f 100.— ter tegemoetkoming in de bezoldiging van het onderwijzend personeel, de kosten van onderhoud, vernieuwing en aanvulling van het schoolmeubilair en de leermiddelen enz. voor zooveel in een en ander door de betrokken bevolking niet zelf kan worden voorzien; C. ineens het bedrag dat der Eegeering billijk en noodig zal voorkomen ter bestrijding van de passage-kosten voor Inlandsch onderwijzend personeel, waarvan de overkomst uit andere deelen van Nederlandsch-lndië door de Missie van de Orde der Jezuieten in het belang van het door haar op Flor es te geven onderwijs wordt noodig geacht. § 13. Na de inwerkingtreding van deze bepalingen zullen a. de te Larantoeka en te Lela bestaande scholen van de (!) Blz. 691. (2) Voor „7 Juni" moet gelezen worden „7 Juni 1911". (8) Zie noot 1 op blz. 692, noten 1 en 2 op blz. 694, noot 1 op blz. 695 en noot 1 op blz. 696. Missie van de Orde der Jezuieten worden hervormd tot de aldaar te openen standaardscholen en ten aanzien van de te haren behoeve te verleenen subsidie worden beschouwd als op te richten scholen van dien aard, b. de overige bestaande scholen van die Missie voor zoover zij te voren geen subsidie van Gouvernementswege hebben genoten, worden beschouwd als op te richten, de overige als bestaande volksscholen, en dienovereenkomstig worden gesubsidieerd. } 14. De aanvragen om subsidie worden ingericht en ingediend op de wijze als door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst wordt vastgesteld (x). § 15. (1) De op den voet van deze bepalingen toegekende subj. sicliën mogen slechts ten bate van het daarin bedoeld onderwijs worden aangewend. (2) Van alle aan subsidie ontvangen gelden en van alle i daaruit gekweten uitgaven wordt door of namens de Missie van de Orde der Jezuieten nauwkeurig boek gehouden en telken jare voor of uiterlijk op 31 Januari door tusschenkomst van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur en van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst aan de Regeering een verantwoording van haar geldelijk beheer over het afgeloopen jaar ingediend. (3) Ongebruikt gebleven subsidie gelden worden voor het einde van het jaar in 's Lands kas terug gestort en het (de) desbetreffende stortingsbewijs (bewijzen) wordt (worden) bij de in de vorige alinea bedoelde verantwoording overgelegd. § 16. (1) De standaardscholen, de normaalcursussen en de kweekschool zijn onderworpen aan het toezicht van de betrokken inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. (2) De Missie van de Orde der Jezuieten behoort de wenken en bemerkingen van die ambtenaren op te volgen, behoudens beroep op den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (3) De volksscholen zijn onderworpen aan het toezicht van I de betrokken bestuursambtenaren. § 17. Voor of uiterlijk op den 31sten Januari van elk jaar wordt door de Missie van de Orde der Jezuieten door tusschenkomst van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur en van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst aan de Regeering ver- C1) De wijze van inrichting en indiening der aanvragen is vastgesteld bij besl. Dir. O. E. 10 October 1913 n. 17491, blz. 668. slag uitgebracht nopens den stand en de resultaten van het van haar uitgaand onderwijs gedurende het voorafgaande jaar. § 18. In alle gevallen, waarin de vorenstaande bepalingen niet voorzien, zich omtrent bedoeling en strekking van die bepalingen verschil van opvatting openbaart of een door die bepalingen voorgeschreven overeenstemming tusschen ambtenaren en de Missie van de Orde der Jezuieten niet kan worden verkregen, kan de uitspraak worden ingeroepen van den Gouverneur-Generaal. § 19. In vorenstaande bepalingen kunnen geen veranderingen worden gebracht dan met goedvinden van de Missie van de Orde der Jezuieten. Ten achtste: enz. Afschrift enz. Model-subsidieaanvraag. Besl. Dir. O. E. 10 October 1913 ff 17491. Gelezen enz.; Gelet op § 14 der Bepalingen, vastgesteld bij de artikelen 6 (]) en 7 (2) van het Gouvernementsbesluit van 31 Maart 1913 ff 44 (Staatsblad ff 309); Heeft besloten: . Eerstelijh: Yast te stellen het bij dit besluit behoorend model voor de opgaven van gegevens tot het verkrijgen van subsidie uit 's Lands kas voor particuliere Inlandsche standaard- en volksscholen in de tijdelijke afdeelingen Soemba en Flores (3) met uitzondering van het landschap Adoenara, der residentie Timor en Onderhoorigheden. Ten tweede: Te bepalen, dat de in artikel 1 bedoelde opgaven aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst worden toegezonden door tusschenkomst van de Hoofden van plaatselijk en gewestelijk bestuur en, voorzoover de standaardscholen betreft, mede door tusschenkomst van den betrokken inspecteerende ambtenaar van het Inlandsch onderwijs. Afschrift enz. (1) Blz. 660. (2) „ 667. (3) De residentie Timor en Ond. is met ingang van 1 April 1915 definitief verdeeld in 5 afdeelingen: Zuid-Timor en Eilanden, Noord- en Midden-Timor, Soemba, Flores en Soembawa (art. 1 en 7 van Gouv. besl. 5 December 1914 n°. 8 in Stbl. 191A no. 143). OPGAVEN (*) omtrent de particuliere Inlandsehe 0) school te Gewest Timor en Onderhoorigheden. Afdeeling Onderafdeeling naar aanleiding van het verzoek van (2) ter verkrijging van subsidie ten behoeve van die school voor het jaar 19.... N.B. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opgaven is korte, doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worden de vragen met „ja" of „neen" beantwoord. Voor een standaardschool behoeven de vragen, voorafgegaan door (v) en voor een volksschool de vragen, voorafgegaan door (s) niet te worden beantwoord. Aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (") Afdrukken hiervan zijn bij 's Lands dépöt van leermiddelen te Batavia verkrijgbaar gesteld tegen 5 cent per exemplaar (Besl. Dir. O. E. 15 Januari 1914 n. 897). t1) Het overbodige door te halen. (2) Naam en qualiteit van den aanvrager in te vullen. Vastgesteld bij het besluit van den Directeur van Onderwijs «ï Eeredienst dd. 10 October 1913 n! 17491. 1. Is nopens de oprichting der school overeenstemming verkregen met het Hoofd van gewestelijk bestuur (3) ? 2 (*)• Uit hoeveel jaarklassen bestaat de school? 3 (V). Hoeveel bedraagt het aantal ingeschreven leerliugen? 4 (s). Wat omvat het onderwijs op de school (4) 5 (s). Is het Maleisch de voertaal bij het onderwijs? 6 (s). Staat het kinderen van andersdenkenden vrij geen deel te nemen aan het godsdienstonderwijs en het gebed aan het begin en het eind van iederen schooldag? 7 (v). Is het onderwijs ingericht naar de behoeften der bevolking en zooveel mogelijk naar het voorbeeld van het onderwijs op de Inlandsche volksscholen op Java en Madoera? 8. Geeft het schoolgebouw bij voldoende licht en ruimte behoorlijk beschutting tegen wind, regen en zonneschijn? (3) Deze vraag alleen te beantwoorden voor scholen, als bedoeld in § 2, alinea 1 sub b, en alinea 2 der Bepalingen in artikel 6 en in § 2, alinea 2, der Bepalingen in artikel 7 van het Gouvernementsbesluit van 31 Maart 1913 n». 44 (Staatsblad n. 309), indien voor de eerste maal een subsidie wordt aangevraagd. (4) Het onderwijs op een standaardschool moet omvatten: a. bijbelsche geschiedenis en kerkleer (onderricht in den RoomschKatholieken godsdienst), b. het zingen. c. zooveel mogelijk de vakken, onderwezen op de openbare lagere Inlandsche scholen der 2de klasse met een vierjarigen leertijd. 9. Is de school toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en met dezen gelijkgestelden, wier leeftijd valt binnen de daarvoor door de vertegenwoordigers op Soemba van de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland (op Flores van de Missie van de orde der Jezuieten) in verband met den aanleg der kinderen bepaalde grenzen, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid? 10. Welke zijn die grenzen! 11. Worden kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten van de school geweerd! 12 (s). Wordt schoolgeld en vergoeding voor verstrekte leermiddelen geheven! 13 O). Zoo ja, gaat het totaal bedrag daarvan boven gemiddeld f 1.— per leerling en per maand! 14 (s). Worden de geïnde schoolgelden en vergoedingen voor leermiddelen ten bate van de school aangewend! 15. Heeft de school reeds subsidie genoten! 16. Zoo ja, bij welk besluit werd deze het laatst toegekend! 17 (s). Wordt een subsidie gewenscht voor de oprichting van het schoolgebouw (daaronder begrepen het eventueel aan de school verbonden internaat)! 18 (s). Zoo ja, hoeveel hebben de werkelijke uitgaven daarvoor bedragen of zullen zij bedragen (5) 1 19 Cs). Waaruit blijkt, dat bij het doen van die uitgaven, of bij de raming daarvan gepaste zuinigheid is betracht? 20 O). Wordt een subsidie gewenscht voor aanmaak en aanschaffing van het schoolmeubilair en de leermiddelen, noodig voor de eerste inrichting? 21 (s). Zoo ja, hoeveel hebben de werkelijke kosten daarvan bedragen of zullen zij bedragen? 22 (s). Waaruit blijkt dat bij het maken dier kosten of bij de raming daarvan gepaste zuinigheid is betracht? 23 Cs). Wordt een subsidie gewenscht ter tegemoetkoming in de kosten van bezoldiging van het onderwijzend personeel, van vernieuwing en aanvulling van schoolmeubilair en leermiddelen en van onderhoud der gebouwen? 24 (s). Zoo ja, hoeveel hebben de werkelijke kosten daarvan bedragen of zullen zij bedragen? (5) Van de uitgaven moet een gespecificeerde opgaaf worden verstrekt onder overlegging, zoo mogelijk, van het bouwproject en de begrooting van kosten. 25 (v). Bestaat behoefte aan een subsidie ter tegemoetkoming in de kosten van oprichting en eerste inrichting? 26 Cv). Zoo ja, welk bedrag is noodig? 27 O). Bestaat behoefte aan een subsidie ter tegemoetkoming in de kosten van bezoldiging van,het onderwijzend personeel, van onderhoud, vernieuwing en • aanvulling van het schoolmeubilair en de leermiddelen enz.? 28 (v). Zoo ja, welk bedrag is noodig? Geen bezwaar, No , den 19 De Assistent-Resident van No , den 19 De Resident van Timor en Onderhoorigheden, No (6) , den 19.... De Inspecteur van het Inlandsch onderwijs in de afd., («) Indien de opgaven een volksschool betreffen wordt de tusschenkomst van den inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs niet vereischt. VOORSCHRIFTEN" INL. ONDERWIJS. 43 K. VOOR CHINEESCHE SCHOLEN OP WELKE INL. LAGER ONDERWIJS WORDT GEGEVEN. Regelen. Ord. 12 Februari 1909 (Stbl. 1909 n°. 133). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: De „Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen", vastgesteld bij de ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad n! 146) i1) en bij die van 4 Mei 1906 (Staatsblad ff 241) (2), juncto de ordonnantie van 30 November 1906 (Staatsblad n; 495) (3), van toepassing te verklaren op particuliere Chineesche scholen, op welke Inlandsch lager onderwijs wordt gegeven, behoudens de volgende afwijkingen: a. Artikel 1, alinea 2 sub 11°, der Regelen in Staatsblad 1895 n? 146 (4) en artikel 1, alinea 2 sub lle der Regelen in Staatsblad 1906 n! 241 (5) worden gelezen als volgt: „De scholen zijn mede toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en daarmede gelijkgestelden, welke den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch hun 17e levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid"; b. In artikel 5, alinea 2 der Regelen in Staatsblad 1895 n; 146 (e), zoomede in artikel 11, alinea 2, der Regelen in Staatsblad 1906 n? 241 (7), wordt instede van „door den Controleur der controle- of bestuursafdeeling als president en twee Inlandsche leden" gelezen: „door den Controleur der controle- of bestuursafdeeling als president en twee Chineesche of Inlandsche leden". (!) Blz. 543. (2) „ 521. (3) Zie noten 1 en 2 op blz. 528. (4) Blz. 545. (5) „ 523. (8) „ 547. (7) „ 527. Ten tweede: Te bepalen, dat aeze ordonnantie wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1909. En opdat enz. (gewoon slot). Model-subsidieaanvraag. Voor Chin. scholen op Java en Madoera geldt het model, laatstelijk vastgesteld bij besl. Dir. O. E. 31 December 1912 n; 21216 (Bijbl. n°. 7800), blz. 529, en voor Chin. scholen in de Buitenbezittingen het model, vastgesteld bij besl. Dir. O. E. N. 12 Augustus 1911 n! 13186 (Bijbl. n° ), blz. 548. L. VOOR LAGERE SCHOLEN WAAR NEDERLANDSCH WORDT ONDERWEZEN. Regelen. Ord. 11 Augustus 1913 (Stbl. 1913 n°. 524). IN NAAM enz. (gewoon lioofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Vast te stellen de volgende: REGELEN voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere lagere scholen voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen. Artikel 1. Aan particuliere lagere scholen voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen, worden over elk dienstjaar — bij eerste oprichting over het gedeelte van het dienstjaar na de maand harer oprichting — subsidiën uit 's Lands kas verleend, mits 1°. de school staat onder het bestuur van een instelling of Vereeniging, die rechtspersoonlijkheid bezit, zullende instellingen of vereenigingen, die haar zetel buiten Nederlandsch-Indië hebben, hier te lande een vertegenwoordiger moeten aanwijzen, van welke aanwijzing aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst kennis moet gegeven worden; 2°. de school voorziet in een door de Regeering erkende behoefte en ook overigens hare oprichting door de Regeering is goedgekeurd; 3°. jaarlijks het leerplan met den rooster van lesuren — op welken rooster de feestdagen en vacantietijden moeten vermeld worden — voor het eerstvolgende schooljaar aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst wordt overgelegd, het onderwijs op de school ten minste omvat de vakken, welke zijn voorgeschreven voor de gewone openbare lagere scholen voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen, in die vakken gezamenlijk in elke klasse onderwijs wordt gegeven gedurende een aantal uren 's weeks, ten minste gelijk aan dat in de overeenkomstige klasse eener openbare school, als hiervoren bedoeld, verminderd met drie, en van liet verplicht aantal j lesuren niet meer dan drie aan handwerken voor meisjes worden besteed; 4°. een door genoemden Departementschef voor gezien geteekend exemplaar van voormelden lesrooster in een der schoollokalen op een zichtbare plaats wordt opgehangen; 5°. zoo op de school opzettelijk godsdienstonderwijs (daaronder begrepen Bijbelsche geschiedenis) wordt gegeven, de kinderen wier ouders zulks verlangen, van het bijwonen daarvan worden vrijgesteld; 6°. de samenstelling van het onderwijzend personeel in verband met de uit leerplan en lesrooster, als vorenbedoeld, blijkende inrichting van de school, redelijke waarborgen aanbiedt voor de deugdelijkheid van het op de school gegeven onderwijs; 7°. de onderwijzers der school in het bezit zijn, de Europeesche van een akte van bekwaamheid als onderwijzer, de Inlandsclie van een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, een diploma dat hen benoembaar maakt tot onderwijzer of hulponderwijzer aan een openbare Inlandsche lagere school of van een bewijs dat zij hebben voldaan aan het examen, bedoeld bij artikel 1 van het besluit van 24 April 1891 n? 11 (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië ü; 4756) ('); van het bezit van een akte, diploma of bewijs als vorenbedoeld kan ten behoeve van op bet tijdstip van inwerkingtreding dezer regelen reeds gesubsidieerde scholen gedurende de eerste drie jaren na dat tijdstip vrijstelling worden gegeven, behoudens dat aan het hoofd der school steeds een Europeesch onderwijzer moet zijn geplaatst, in het bezit van een akte van bekwaamheid als zoodanig; 8°. de onderwijzers der school, te wier behoeve subsidie uit 's Lands kas wordt te goed gedaan, elk een maandelijksch inkomen genieten, ten minste gelijk aan het bedrag dat voor hem per maand aan subsidie wordt uitgekeerd; 9°. behoudens het bepaalde aan het slot van deze voorwaarde,1 alle onderwijzers in het bezit zijn van een door het bestuur der school onderteekende akte van benoeming, vermeldende a. naam en voornamen van den benoemde, (!) Blz. 365. b. bepaling of de benoeming voor vast of voor welk tijdvak zij geschied is; c. de bezoldiging en de wijze, waarop de bezoldiging zal worden uibetaald, d. de regeling van binnenlandsch verlof wegens ziekte en, voor zoover de Europeesche onderwijzers betreft, van Imitenlandsch verlof wegens ziekte of wegens langdurigen dienst, welke regelingen aan de onderwijzers in snbstantie dezelfde rechten en voordeelen moeten verzekeren als de onderwijzers bij de openbare Europeesche en Inlandsche lagere scholen genieten, e. een bepaling omtrent den wederzijdschen termijn van opzegging, f. of, ingeval van opheffing van de school of van de betrekking, aan de onderwijzers al dan niet schadeloosstelling voor het verlies van hun betrekking zal worden gegeven en, zoo schadeloosstelling is bedongen, hoeveel die zal bedragen; de akte van benoeming van onderwijzers, voor wie geen subsidie uit 's Lands kas wordt te goed gedaan, behoeft een regeling, als bedoeld sub d, niet in te houden; 10°. geen onderwijzer voor langer dan een jaar tijdelijk wordt aangesteld; 11°. de voor vast benoemde onderwijzers, en de voor een bepaald tijdvak benoemde onderwijzers voor zooveel het tijdvak waarvoor zij zijn aangesteld niet is verstreken, die anders dan op eigen verzoek worden ontslagen, van dat ontslag in beroep kunnen komen bij een arbiter of een commissie van beroep dan wel bij den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, hebbende het bestuur der school zich te onderwerpen aan de uitspraak van dien arbiter, die commissie of van dien Departementschef; dat beroep moet schriftelijk worden ingediend bij den arbiter of bij den voorzitter der commissie van beroep dan wel bij den Directeur van Onderwijs en Eeredienst binnen tien dagen, nadat het ontslag schriftelijk ter kennis van den onderwijzer is gebracht; hangende het beroep blijft de onderwijzer in het genot van zijn inkomsten; aan het bestuur der school en aan den appellant wordt gelegenheid gegeven hun belangen schriftelijk en, indien zij zulks verlangen, ook mondeling voor te dragen of te doen voordragen; aan het bestuur der school en aan den appellant zal een afschrift worden uitgereikt van de uitspraak van den arbiter of van de commissie van beroep, dan wel van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst; 12°. tot de school in de eerste plaats worden toegelaten kinderen van aanzienlijken en gegoeden; 13°. tot de school geen kinderen worden toegelaten dan die den leeftijd van zes jaren hebben bereikt of, voor zooveel bij den aanvang van een schooljaar toegelaten kinderen betreft, in de eerste helft van dat schooljaar dien leeftijd zullen bereiken en geen kinderen tot de school toegelaten blijven die den leeftijd van zestien jaar hebben bereikt, met dien verstande dat leerlingen der school, welke dien leeftijd gedurende een ingetreden schooljaar bereiken, tot het einde van dat schooljaar de school kunnen blijven bezoeken; 14°. het aantal kinderen van Inlanders niet minder bedraagt dan dertig, met dien verstande, dat voor een school, welke reeds subsidie volgens deze regelen genoot, doch waar het aantal leerlingen beneden dertig daalt, dat genot gedurende een jaar niet op dien grond verloren gaat, mits in geen maand het aantal daalt beneden vier en twintig; 15°. het schoolgeld niet meer bedraagt dan gemiddeld één honderd en twintig gulden per leerling 's jaars en geen leerling per maand minder schoolgeld betaalt, dan voor hem zou gevorderd worden als leerling van een gewone openbare lagere school voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen; 16°. de onderwijzers, te wier behoeve subsidie wordt te goed gedaan, aan de school wekelijks gedurende minstens vier en twintig uren onderwijs geven; 17°. niet blijkt dat de school wordt gehouden als winstgevend bedrijf. Artikel 2. (1) Subsidie voor het onderwijzend personeel eener school wordt gegeven ten hoogste ten behoeve van zooveel Europeesche en van zooveel Inlandsche onderwijzers, als verbonden zijn aan een gewone openbare lagere school voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen, van gelijke grootte. (2) Wanneer aan een school minder Inlandsche onderwijzers verbonden zijn dan op den voet van het eerste lid voor subsidie zouden kunnen in aanmerking komen, kan ten behoeve van eiken der in de plaats van zulk een Inlandsche leerkracht aan de school verbonden Europeeschen onderwijzer subsidie worden toegekend, zoo hij een akte van bekwaamheid als onderwijzer bezit tot het hoogste, zoo hij zidk een akte niet bezit tot het laagste bedrag der subsidie die kan worden ver- leend ten behoeve van een Inlandschen onderwijzer, met dien verstande, dat het uit dien hoofde toegekend bedrag niet mag te boven gaan de subsidie, welke voor dien Europeeschen onderwijzer zou worden tegoed gedaan indien hij behoorde tot de volgens het eerste lid toegestane formatie van Europeesch onderwijzend personeel. (3) \\ anneer aan een school minder Europeesche onderwijzers verbonden zijn, dan op den voet van het eerste lid a an dit artikel voor subsidie zouden kunnen in aanmerking komen, kan ten behoeve van eiken in de plaats van zulk een Europeesche leerkracht aan de school verbonden Inlandschen onderwijzer de subsidie worden toegekend, waarop deze overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, naar rang en diensttijd aanspraak kan maken. Artikel 3. (1) Als maandelijksche subsidie wordt toegekend: A. voor het onderwijzend personeel: I. het twee derde gedeelte van de aanvangsbezoldiging, in eiken overeenkomstigen rang toegekend aan het onderwijzend personeel bij het openbaar Europeesch of Inlandsch lager onderwijs; II. de verhoogingen in eiken overeenkomstigen rang toegekend aan het onderwijzend personeel bij het openbaar Europeesch of Inlandsch lager onderwijs; voor de toekenning van deze verhoogingen komt, met inachtneming van de op dit stuk geldende beginselen voor het onderwijzend personeel bij het openbaar lager onderwijs, als diensttijd in aanmerking' de tijd vóór of sedert de inwerkingtreding van deze regelen doorgebracht a. bij het openbaar lager onderwijs in Nederlandsch-Indië; b. bij het particulier lager onderwijs in Nederlandsch-Indië; III. voor zoover betreft voor het eerst bij het particulier onderwijs hier te lande in dienst getreden Europeesche onderwijzers, die geen diensttijd, als bedoeld sub Ha voor verhooging kunnen in aanmerking brengen en wier rang overeenkomt met dien van onderwijzer der 3de klasse bij het openbaar Europeesch lager onderwijs een toelage van f 50.— (vijftig gulden), welke vervalt met ingang van het tijdstip, waarop door hen recht op de eerste der verhoogingen, vermeld sub II, verkregen is, of vóór dat tijdstip, bij bevordering tot een rang, overeenkomende met dien van onderwijzer der 2de klasse bij voormeld openbaar onderwijs ingaat: dadelijk voor de onderwijzers met een diensttijd van ten minste zes jaren, na ver- kregen bevoegdheid, doorgebracht als onderwijzer bij het openbaar of het particulier lager onderwijs in Nederland, voor de overigen zoodra hun diensttijd, na verkregen bevoegdheid doorgebracht als onderwijzer bij het openbaar Indisch onderwijs of bij het particulier Europeesch lager of. Tnlandsch onderwijs in Nederlandsch-Indië, met mederekening van vorenbedoelden Nederlandschen diensttijd voor de helft, drie jaren bedraagt; deze toelage wordt niet uitgekeerd ten behoeve van onderwijzeressen; voor onderwijzers, wier rang overeenkomt met dien van ondewijzer der 3de klasse bij het openbaar Europeesch lager onderwijs, die na indiensttreding met, of na het behalen van de akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer, een diensttijd, in den zin als aangegeven sub II, van vijf jaren hebben en nog niet zijn bevorderd tot een rang, overeenkomende met dien van onderwijzer der 2de klasse bij dat openbaar onderwijs, wordt de subsidie berekend naar de inkomsten van een onderwijzer van laatstgenoemden rang; IV. voor Europeesche onderwijzers, aan wie vrijstelling is verleend van het bezit van een akte, als bedoeld in artikel 1 sub 7° dezer regelen, één vierde van de subsidie die naar de grondslagen sub I en II kan worden te goed gedaan voor een Europeesch onderwijzer met een diensttijd, gelijk aan dien van den betrokkene, en gelijkgesteld met een onderwijzer der 3dc klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs zonder hoofdakte, als bedoeld in artikel 7 sub III; V. voor Inlandsche onderwijzers, aan wie vrijstelling is verleend van het bezit van een diploma of bewijs, als bedoeld in artikel I sub 7° dezer regelen, de helft van de subsidie die naar de grondslagen sub I en II kan worden te goed gedaan voor een Inlandsch onderwijzer met een diensttijd, gelijk aan dien van den betrokkene en behoorende tot de onderwijzers, bedoeld in artikel 7 sub V; YI. voor zoover betreft de Inlandsche onderwijzers, die 1 hebben voldaan aan het examen, bedoeld bij artikel 1 van het besluit van 24 April 1891 ns ]] (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië n! 4756) (1), een bedrag van f 10.— (tien gulden) boven de naar hun rang en diensttijd berekende1 subsidie; VIL voor Inlandsche onderwijzers, wier rang overeenkomt met dien van een onderwijzer bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs, als bedoeld in artikel 7 sub IV,, (') Blz. 365. en die geslaagd zijn in het examen, bedoeld bij artikel 4, § 8 van het besluit van 14 Maart 1912 lï 38 (Staatsblad n' 240) (*)! een bediag van ƒ 12.50 (twaalf gulden vijftig cent) boven de naar hun rang en diensttijd berekende subsidie; B. voor een schoolbediende f 5.— (vijf gulden); C. wanneer door de school geen subsidie in eens, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub I, is genoten en zij niet kosteloos is gevestigd in een landsgebouw, het twee derde gedeelte van de werkelijke of de geschatte huurwaarde. (2) De uitbetaling der in de vorige alinea bedoelde subsidiën geschiedt maandelijks, op aanvrage van het bestuur der school; zij wordt verminderd naar mate de onderwijzers, ten behoeve van wie subsidie is toegekend, ophouden actief deel uit te maken van het personeel der school, en gestaakt, wanneer de school gesloten wordt. Artikel 4. (1) Als subsidie in eens wordt toegekend: I. bet twee derde gedeelte van de werkelijke kosten van het schoolgebouw, waaronder begrepen die voor het verkrijgen van een geschikt terrein; II. het twee derde gedeelte van de werkelijke kosten van verbouwing, vernieuwing en/of uitbreiding van het schoolgebouw, wanneer de noodzakelijkheid daarvan door den Gouverneur-Generaal is erkend; III het twee derde gedeelte van de kosten van eerste inrichting van het schoolgebouw. (2) De aanvrager van subsidiën, als bedoeld in het eerste lid, sub I en II, zal ten genoegen van den Gouverneur-Generaal moeten aantoonen dat bij het ramen of het maken van de daar bedoelde werkelijke kosten gepaste zuinigheid is betracht en dat het nieuwe dan wel verbouwde, vernieuwde en/of uitgebreide gebouw voldoet of zal voldoen aan billijke eischen van geschiktheid en goede constructie. (3) De subsidiën, bedoeld in het eerste lid, sub I en III, worden voor een nieuw op te richten school niet toegekend, dan nadat de noodige waarborgen zijn verkregen dat zij zeker zal geopend worden en dan zal voldoen aan de voorwaarden voor verkrijging van verdere subsidiën. (4) De aanvrager van subsidie voor de kosten van het schoolgebouw, of van subsidie voor de kosten van verbouwing, vernieuwing en/of uitbreiding van het schoolgebouw, verbindt (l) Blz. 184. zich om ingeval de school binnen den tijd van 10 jaren na de toekenning van de eerste, respectievelijk de tweede dier subsidiën ophoudt te bestaan, de uit hoofde van die subsidie respectievelijk die subsidiën genoten gelden, verminderd met 5 procent voor elk jaar, sedert de toekenning ervan verloopen, aan 's Lands kas te restitueeren of, bij gebreke daarvan, het schoolgebouw onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen. Artikel 5. Als jaarlijksche subsidie wordt toegekend: I. het twee derde gedeelte van hetgeen voor onderhoud en aanvulling der eerste inrichting gedurende het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor subsidie wordt aangevraagd, is noodig geweest; II. voor de scholen, die een subsidie ineens hebben genoten, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub 1, het twee derde gedeelte van de werkelijke kosten van onderhoud van het schoolgebouw gedurende het jaar, voorafgaande aan dat, waai-voor subsidie wordt aangevraagd. Artikel 6. (1) De in artikel 4, eerste lid, sub III en in artikel 5, sub I, bedoelde subsidiën worden tot geen hooger bedrag toegekend dan het twee derde gedeelte der kosten van eerste inrichting van het schoolgebouw, respectievelijk onderhoud en aanvulling dier eerste inrichting van een gewone openbare lagere school voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen, van gelijke grootte (d. i. van een gelijk aantal leerlingen). (2) "Voor de bepaling van de grootte der school, als bedoeld in het voorgaande lid, wordt tot grondslag aangenomen het aantal der leerlingen, die op 15 Januari van het jaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd als werkelijk schoolgaande bekend staan. Waar die grondslag met het oog op het tijdstip van oprichting der school niet kan worden vastgesteld, wordt tot grondslag aangenomen het aantal der leerlingen die op den laatsten dag der maand, volgende op die, waarin aanspraak op subsidie is verkregen, als werkelijk schoolgaande bekend staan. Artikel 7. Voor de berekening van de in artikel 3, eerste lid, sub A, bedoelde subsidiën wordt geacht in rang overeen te komen I. met een onderwijzer der lste klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs de Europeesche onderwijzer, in liet bezit van de akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer en geplaatst aan het hoofd eener school, bij welke het schoolhoofd wordt bijgestaan door ten minste twee Europeesche onderwijzers, in het bezit van een akte van bekwaamheid als onderwijzer; II. met een onderwijzer der 2de klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs de Europeesche onderwijzer, in het bezit van een akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer en geplaatst aan het hoofd eener school, bij welke het schoolhoofd wordt bijgestaan door één of geen Europeeschen onderwijzer, in het bezit van een akte van bekwaamheid als onderwijzer, of als eerste onderwijzer aan een school, als bedoeld sub I; III. met een onderwijzer der 3de klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs elke andere Europeesche onderwijzer, in het bezit van een akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer of als onderwijzer; IV. met een onderwijzer bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs, die met gunstigen uitslag het eindexamen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers heeft afgelegd, de onderwijzer, in het bezit van een diploma van met gunstigen uitslag afgelegd eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers; V. met een onderwijzer bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs, niet behoorende tot die bedoeld sub IV, de onderwijzer in het bezit van een diploma van met gunstig gevolg afgelegd eindexamen eener particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, niet met een Gouvernementskweekschool gelijkgesteld, van een diploma van hulponderwijzer bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs of van het bewijs dat hij heeft voldaan aan het examen, bedoeld bij artikel 1 van het besluit van 24 April 1891 ff 11 (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië n! 4756) (1). Artikel 8. (1) Ter bestrijding van de kosten, verbonden aan de uitvoering der in artikel 1 sub 9° d bedoelde regeling van buitenlandsch verlof ontvangt het bestuur der school een subsidie van tien procent der subsidiën, welke naar de grondslagen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, sub A, I, II en III, voor de aan (!) Blz. 365. de school verbonden Europeesclie onderwijzers worden uitbetaald. (2) Bovendien is het bestuur bevoegd tot dat doel op de inkomsten van het personeel, waarvoor gemelde verlofsregeling geldt, een korting te leggen van ten hoogste tien ten honderd. Artikel 9. De subsidiën in eens, bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub I en II, worden door den Gouverneur-Generaal, de overige subsidiën door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst verleend. Artikel 10. (1) Van de subsidiën, overeenkomstig artikel 3, eerste lid, sub A berekend, wordt afgetrokken de subsidie van den onderwijzer die I. handel drijft of eenige nering of beroep, behalve het. geven van onderwijs, uitoefent; of II. niet-kerkelijke ambten of bedieningen bekleedt of gedoogt dat te zijnen huize handel of nering wordt gedreven of eenig beroep, behalve het geven van onderwijs, uitgeoefend wordt door leden van zijn gezin, tenzij door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst vrijstelling is verleend. (2) Wanneer tot het personeel der school behooren gepensionneerde openbare of particuliere onderwijskrachten, wordt het door dezen genoten pensioen in mindering gebracht van de te hunnen behoeve toegekende subsidiën, als bedoeld in artikel 3, eerste Jid, sub A. Artikel 11. (1) Na ommekomst van elk jaar, waarover aan een school subsidiën overeenkomstig deze regelen zijn toegekend, moet door het bestuur dier school aan het Departement van Ónderwijs en Eeredienst worden ingezonden een rekening en verantwoording van het totaal van die subsidiën zoomede van de in dat jaar geïnde schoolgelden en vergoedingen voor leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften en van de voor die school in dat jaar gedane uitgaven. (2) Het batig saldo moet in 's Lands kas gestort en het bewijs van storting aan gemeld Departement overgemaakt worden. (3) Subsidiën voor het volgende jaar worden niet toege- kend alvorens aan het bepaalde in de beide vorige leden is voldaan. Artikel 12. De op den voet van deze regelen gesubsidieerde scholen zijn, behalve wat betreft het godsdienstonderwijs dat er mocht worden gegeven, onderworpen aan hetzelfde plaatselijk en algemeen toezicht als de gewone openbare lagere scholen voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen. Artikel 13. (1) Aan hen, die het plaatselijk of algemeen toezicht uitoefenen, moet te allen tijde toegang tot de school worden verleend. (2) De besturen zijn, op straffe van verlies der aanspraak op subsidie, verplicht aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst en aan de personen, die verder met het toezicht zijn belast, mondeling en schriftelijk alle verlangde inlichtingen te geven, ook omtrent de wijze waarop de subsidie-gelden zijn besteed. Artikel 14. (1) Jaarlijks in de tweede helft der maand Januari worden de aanvragen van subsidie, onder overlegging van alle opgaven en bescheiden, welke voor de toepassing van deze regelen noodig zijn, door tusschenkomst van den betrokken inspecteerenden ambtenaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, die, voor zoover de beschikking op de aanvragen tot zijn bevoegdheid behoort, beslist of de school, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, voldoet aan de in deze regelen gestelde eischen en voorwaarden, het bedrag der subsidiën bepaalt en zijn besluit onder aangeteekend couvert doet toekomen aan het bestuur der school, dat de aanvrage deed. (2) Binnen dertig vrije dagen na de ontvangst van dit besluit kan daarvan door het bestuur der school bij den Gouverneur-Generaal in beroep worden gekomen. (3) Het bedrag der subsidiën wordt alsdan bij eindbeschikking van den Gouverneur-Generaal vastgesteld. (4) Voor scholen, die in den loop van het jaar zijn opgericht, moet de aanvraag van subsidie worden ingediend in de eerste helft van de tweede maand, volgende op die, waarin aanspraak op subsidie is verkregen. (5) Het in dit artikel bepaalde betreffende het tijdstip van indiening der subsidie-aanvragen geldt niet de aanvragen van subsidie, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub I en II, waarvan de indiening aan geen bepaalden tijd gebonden is. Artikel 15. (1) Een arbiter, als bedoeld in artikel 1 sub 11° dezer regelen, kan worden aangewezen voor iedere school afzonderlijk of voor meer scholen te zamen. (2) De aanwijzing, telkens voor een tijdvak van ten hoogste twee jaren, moet met eenparigheid van stemmen geschieden door het bestuur (de besturen) dier school (scholen) en de onderwijzers, daaraan verbonden. (3) Door het bestuur (de besturen) der school (scholen), waarvoor een arbiter is aangewezen, wordt van de aanwijzing en van den naam van den aangewezene kennis gegeven aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (4) Het personeel, verbonden aan de school of scholen, waarvoor een arbiter is aangewezen, komt bij dien arbiter in beroep. (5) De arbiter behandelt de aan zijn uitspraak onderworpen zaken op de wijze, door hem zelf te bepalen. De kosten, waartoe zijn bemoeiingen in een zaak aanleiding geven, komen ten laste van de in het ongelijk gestelde partij. Artikel 16. (1) De commissie van beroep, als bedoeld in artikel 1 sub 11° dezer regelen, moet haar werkkring uitstrekken over ten minste drie scholen, die op de in dat artikel bedoelde subsidie uit 's Lands kas aanspraak maken, tenzij de GouverneurGeneraal in bijzondere gevallen daarvoor een lager cijfer vaststelt. (2) Zij moet bestaan uit vijf leden, waarvan twee leden worden gekozen door de besturen en twee leden door de onderwijzers der scholen, terwijl deze vier leden het vijfde lid, tevens voorzitter, kiezen. De leden dezer commissie mogen geen zitting hebben in het bestuur, noch deel uitmaken van het personeel eener lagere school. (3) De besturen der scholen, welke een commissie als vorenbedoeld hebben ingesteld, geven daarvan kennis aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, onder opgave van de aangesloten scholen, van de regeling, welke voor de verkiezing van de leden der commissie is getroffen en van de namen der door de besturen en onderwijzers gekozenen. Wijzigingen, in een en ander gebracht, worden eveneens aan genoemden Departementschef medegedeeld. (4) In de regeling voor de verkiezing van de leden der commissie, krachtens de vorige alinea getroffen, wordt in elk geval bepaald: a. dat om de twee jaar één der door de besturen en één der door de onderwijzers gekozen leden aftreedt, volgens een door de commissie op te maken, bij loting vast te stellen rooster; b. dat de voorzitter wordt gekozen voor den tijd van twee jaar; c. dat zoowel de aftredende voorzitter als de aftredende leden aanstonds herkiesbaar zijn. (5) Binnen tien dagen na zijn verkiezing geeft de voorzitter daarvan kennis aan de besturen der scholen, welke de commissie hebben ingesteld, met aanduiding van zijn woonplaats en van de plaats, waar de commissie zitting zal houden. Veranderingen van deze plaatsen worden medegedeeld binnen tien dagen, nadat zij zijn ingetreden. De besturen, elk voor zooveel hem aangaat, geven van een en ander binnen tien dagen kennis aan het aan hun scholen verbonden onderwijzend personeel. (6) Het personeel, verbonden aan scholen die gezamenlijk een zoodanige commissie hebben ingesteld, komt in beroep bij die commissie. (7) De commissie stelt een huishoudelijk reglement voor haar werkzaamheden vast, waarin in elk geval wordt geregeld: a. de wijze, waarop de beroepen zullen worden behandeld; b. de verdeeling van de kosten, waartoe de werkzaamheden der commissie aanleiding geven, over de besturen der scholen, die haar hebben ingesteld, met dien verstande dat de mogelijkheid wordt voorbehouden, om de schadeloosstelling van getuigen en deskundigen bij de uitspraak der commissie geheel of gedeeltelijk ten laste van de in het ongelijk gestelde partij te brengen. Het in de vorige zinsnede bedoelde huishoudelijk reglement wordt onderworpen aan de goedkeuring van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. Artikel 17. (1) Het personeel, verbonden aan scholen die geen arbiter hebben aangewezen, noch een commissie van beroep hebben ingesteld, komt in beroep bij den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (2) Door dien Departementschef worden voor de behandeling van bij hem ingediende beroepen regelen vastgesteld. Artikel 18. (1) Het hoofd der school dient jaarlijks in de maand Ja- VOOBSCHRIFTEN 1NL. ONDERWIJS. nuari aan den inspecteerenden ambtenaar, die belast is met bet toezicht op de in hetzelfde gewest gelegen openbare lagere scholen voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen, een volgens een door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst vastgesteld model ingericht verslag in omtrent den toestand der school en de resultaten van het onderwijs. (2) Hij is voorts gehouden tot inzending van al zoodanige administratieve bescheiden als hem van bestuurswege mochten worden voorgeschreven. Artikel 19. Waar in deze regelen wordt gesproken van onderwijzers zijn mede onderwijzeressen bedoeld, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald. Artikel 20. Voorschriften omtrent de uitvoering van deze regelen worden, zoo noodig, door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst gegeven. Ten tweede: Te bepalen dat deze ordonnantie wordt geacht op 1 Januari 1913 in werking te zijn getreden. En opdat enz. (gewoon slot). M. VOOR KWEEKSCHOLEN VOOR INLANDSCHE ONDERWIJZERS. Regelen. Ord. 4 Mei 1906 (Stbl. 1906 n°. 242). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: I. Vast te stellen de volgende: REGELEN en voorwaarden, voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers (x). Artikel 1. Aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers wordt subsidie verleend overeenkomstig de navolgende bepalingen. Artikel 2. (1) Als subsidie in eens wordt ten hoogste toegekend: a. voor de kosten van bouw en eerste inrichting (waaronder begrepen de kosten voor den bouw van woningen voor het onderwijzend personeel en die voor het verkrijgen van een geschikt terrein) het 2/3 gedeelte van de werkelijke uitgaven (2); b. voor de kosten van verbouwing, vernieuwing of uitbreiding (waaronder niet begrepen de kosten van gewoon onderhoud), wanneer de noodzakelijkheid daarvan door den Gouverneur-Generaal is erkend, eveneens het 2/3 gedeelte van de werkelijke uitgaven. (Ibis) ln bijzondere gevallen, ter beoordeeling van den Gouverneur-Generaal, kan de subsidie, bedoeld in alinea 1 sub b, hooger worden gesteld dan op 2/3 der werkelijke uitgaven (3). ? C1) Deze regelen zijn voor de residentie Timor en Onderhoorigheden huiten werking gesteld bij art. 1, § II, der ord. 31 Maart 1913 (Stbl. 1913 lio. 308). • (2) Aan scholen, welke vóór de inwerkingtreding der Regelen zijn opgericht, kunnen geen subsidiën voor bouw en eerste inrichting worden toegekend (Miss. lster Gouv. Secr. 10 April 1907 n°. 966 aan Dir. O. E. N.). (3) Alinea Ibis js uitsluitend voor de afdeeling Menado hieraan toegevoegd bij art. 1 der Ord. 29 November 1912 (Stbl. 1912 n°. 580). (2) De aanvrager van deze subsidies zal ten genoegen van den Gouverneur-Generaal moeten aantoonen dat bij de raming of het maken van de in het vorig lid bedoelde kosten gepaste zuinigheid is betracht, en dat de nieuwe of de verbouwde dan wel vernieuwde gebouwen voldoen of zullen voldoen aan billijke eischen van geschiktheid en goede constructie. (3) De subsidie, bedoeld sub a, wordt voor eene nieuw oj: te richten school niet toegekend dan nadat de noodige waar borgen zijn verkregen dat zij zeker zal geopend worden er dan zal voldoen aan de voorwaarden voor verkrijging var verdere subsidies. (4) De aanvrager verbindt zich om, ingeval de schooi binnen den tijd van 10 jaren na hare eerste subsidieering a dan niet op den voet dezer regelen ophoudt te bestaan, de uil hoofde van dit artikel genoten gelden, verminderd met 5 per cent voor elk jaar gedurende hetwelk de school subsidie ge noot, te restitueeren en om, bij gebreke daarvan, het schoolge bouw met alles wat daartoe behoort onbezwaard aan het Gou vernement over te dragen. Artikel 3 (J) (1) Als jaarlijksche subsidie (2) wordt ten hoogste toe gekend: a. voor iederen leerling, die van de kweekschool kost en in woning geniet, als tegemoetkoming daarin, f 8.— 's maand* en als tegemoetkoming in verdere uitgaven f 3.50 's maands gedurende ten hoogste 5 jaren; b. voor iederen leerling, die van de kweekschool al dan nie inwoning, maar geen kost geniet, ƒ 3.50 's maands gedu rende ten hoogste 5 jaren; c. 1°. voor iederen Europeeschen onderwijzer respectievelijli f 200.—, f 175.— en f 150.— 's maands, naarmate hi, in het bezit is van de akte van bekwaamheid als hoofd onderwijzer of onderwijzer bij het Europeesch lage: onderwijs, dan wel aan de genoemde voorwaarden nie voldoet, doch door den betrokken inspecteerenden ambl tenaar van het Inlandsch onderwijs geschikt is ver klaard tot het geven van onderwijs aan de kweekschool in de vakken, genoemd in artikel 5, al dan niet met ini begrip van het teekenen, met dien verstande dat voor een tweeden, derden:1 t1) Aldus luidt artikel 3 ingevolge art. 1, § I der ord. 7 Juni 191 (Stbl. 1911 no. 359). (2) De jaarlijksche subsidies in de Buitenbezittingen, voor zooveel be treft scholen ten behoeve van welke over het voorafgaande jaar reedi zoodanige subsidiën zijn genoten, thans door de Hoofden van gewestelij bestuur te verleenen onder nadere goedkeuring van den Dir. O. E. (Ore 9 December 1914 in Stbl. 1914 n°. 750. blz. 729). vierden enz. onderwijzer geen subsidie word verleend, wanneer het getal der leerlingen niet meer dan 50, 100, 150 enz. bedraagt; 2°. voor het bezit van een bewijs van met goed gevolg afgelegd examen in de Maleisehe taal en de land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië wordt de ingevolge sub 1°. competeerende subsidie verhoogd met f 50.— 's maands, terwijl het bezit van een bewijs (bewijzen) van met goed gevolg afgelegd examen in een (meer) inheemsche taal (talen), anders dan de Maleisehe taal, per maand een nadere verhooging met zieh brengt ten beloope van de helft van het bedrag dat voor het bezit van dat bewijs (die bewijzen) aan de Europeesche onderwijzers bij de Gouvernements kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers maandelijks wordt te goed gedaan, indien genoemde Europeesche onderwijzers daarvoor een belooning ontvangen (*); 3°. voor den Europeeschen onderwijzer, die met de leiding van het internaat der kweekschool is belast, bovendien f 25.— 's maands; d. voor iederen Inlandschen onderwijzer, in het bezit van een diploma van met gunstig gevolg afgelegd eindexamen eener gesubsidieerde particuliere kweekschool of van een diploma, dat hem benoembar maakt tot hulponderwijzer bij het openbaar Tnlandsch onderwijs, die door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs tot het geven van onderwijs aan de kweekschool geschikt is verklaard f 45.— 's maands; met dien verstande dat voor een tweeden, derden, vierden enz. onderwijzer geen subsidie wordt verleend, wanneer het getal der leerlingen niet meer dan 25, 50, 75 enz. bedraagt; van het bezit van een diploma als bovenbedoeld kan gedurende de eerste .10 jaren na de vaststelling dezer regelen vrijstelling worden verleend. (2) Aan kweekscholen, waar, ter voorziening in een naar het oordeel van den Gouverneur-Generaal werkelijk bestaande behoefte, ook onderwijs wordt gegeven in de Nederlandsche taal en die taal zooveel doenlijk voermiddel bij het onderwijs is, wordt 1°. de subsidie, in het eerste lid bedoeld sub n en b, toegekend gedurende ten hoogste 7 jaren; 2°. de subsidie, in het eerste lid bedoeld sub c, onafhankelijk van het daar genoemd aantal leerlingen, toegekend voor ten hoogste vijf Europeesche onderwijzers. (*) Vide punt k op blz. 251. (3) Voor de berekening der in dit artikel bedoelde subsidiën komen ook in aanmerking tot de kweekschool toegelaten leerlingen van Chineeschen landaard. Artikel 4. (1) De subsidies ten behoeve van het onderwijzend personeel worden tot geen hooger bedrag uitgekeerd dan werkelijk door de gezamenlijke onderwijzers, arbeidende in dienst van eenzelfde bestuur, als traktement wordt genoten, zijnde intussehen dat bestuur verplicht aan eiken onderwijzer, voor wien volgens deze Regelen en voorwaarden subsidie wordt verkregen, een traktement uit te keeren tot geen minder bedrag dan 50 percent van hetgeen krachtens artikel 3 voor hem wordt toegekend (1). (2) Toekenning van subsidie tot een lager bedrag dan de in de artikelen 2 en 3 genoemde maxima kan alleen geschieden bij een met redenen omkleed besluit. Artikel 4a (2). (1) Het bestuur der kweekschool is bevoegd aan de daaraan verbonden Europeesche onderwijzers binnenlandsch verlof wegens ziekte en buitenlandsch verlof wegens ziekte of wegens langdurigen dienst te verleenen, overeenkomstig de daarvoor bij de openbare Europeesche lagere scholen geldende regelingen. (2) Ten opzichte van de subsidie worden de met verlof afwezige onderwijzers geacht aan de school verbonden te zijn, wanneer door het bestuur in de behoefte van den dienst ten genoegen van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs is voorzien. Artikel 5. Om aanspraak op subsidie te kunnen maken hebben de particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te voldoen aan de volgende voorwaarden: a. Het onderwijs omvat ten minste de volgende vakken: 1. Natuurkennis, 2. Geschiedenis, 3. Aardrijkskunde, 4. de Landstaal, of de Maleische taal als de eerstgenoemde voor het onderwijs niet bruikbaar wordt geacht, (!) Aldus luidt alinea 1 ingevolge art. 1, § II, der ord. 7 Juni 1911 (Stbl. 1911 n°. 359). (2) Artikel ia is hieraan toegevoegd bij art. 1, § III der ord. 7 Juni 1911 (Stbl. 1911 no. 359). 5. Lezen, 6. Schrijven, 7. Rekenen, 8. Vormleer, 9. Teekenen, 10. Paedagogie. b. Het onderwijs in de sub a genoemde vakken benevens, voor zooveel de in het tweede lid van artikel 3 bedoelde kweekscholen betreft, dat in de Nederlandsche taal, wordt verstrekt volgens een door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs goedgekeurden en in een der schoollokalen op eene zichtbare plaats opgehangen rooster van lesuren gedurende een minimum van 24 lesuren (de practische lessen in de leerschool daaronder begrepen) per week en per klasse (1) c. Ten minste één Europeesch onderwijzer moet aan de school verbonden zijn. d. Het aantal ingeschreven leerlingen moet ten minste 12 bedragen. e. De school mag niet worden gehouden als winstgevend bedrijf. f. Ten genoegen van den Gouverneur-Generaal moet wor- • den aangetoond, dat de scholen voorzien in een werkelijk bestaande behoefte. Artikel 6. (1) Aan elke particuliere kweekschool, ook aan die bedoeld in artikel 7, moet, tenzij ten genoegen van den GouverneurGeneraal wordt aangetoond dat op andere wijze voldoende is voorzien in de behoefte aan practische oefening van de leerlingen, verbonden zijn een leerschool, die minstens voldoet aan de voorwaarden, aan particuliere Inlandsche lagere scholen gesteld voor het verkrijgen van subsidie, behoudens dat aan die school geen ander onderwijzend personeel behoeft verbonden te zijn dan één onderwijzer als hoofd, dat het toezicht er op wordt uitgeoefend op dezelfde wijze als op de kweekschool waartoe zij behoort. (2) Ten behoeve van de leerscholen kunnen subsidiën uit 's Lands kas worden verleend, op denzelfden voet, op dezelfde wijze en — mits met het bij alinea 1 gemaakte voorbehoud — onder dezelfde voorwaarden als voor particuliere Inlandsche lagere scholen is bepaald. (!) Aldus luidt puilt b ingevolge art. 1, § IV, der ord. 7 Juni 1911 (Stbl. 1911 no. 359). Artikel 7 (x). (1) Particuliere kweekscholen, waarvan het aantal ingeschreven leerlingen minder dan 12 bedraagt, doch die overigens voldoen aan de in artikel 5 genoemde voorwaarden, benevens aan den eiseh dat de cursus ten minste één jaar duurt, genieten als eenige subsidie een bedrag van f 300.—'voor eiken door haar opgeleiden leerling die met gunstigen uitslag het examen van hulponderwijzer bij het Gouvernements Inlandsch onderwijs heeft afgelegd. (-) Zendelingen, Roomsch-Katholieke geestelijken en personen, in het bezit van de akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer of onderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs genieten als eenig subsidie een bedrag van ƒ 150.— voor iederen door hen opgeleiden leerling die het in alinea 1 bedoeld examen met gunstigen uitslag heeft afgelegd, mits de door hen gegeven opleiding aan de volgende voorwaarden voldoet: a. zij moet ten minste onafgebroken één jaar duren; b. elke week moet gedurende ten minste 6 uren onderwijs worden gegeven in de vakken van het programma voor bedoeld examen; c. door denzelfden persoon mag gelijktijdig aan niet meer dan 25 leerlingen onderwijs worden gegeven; d. de leerlingen moeten gedurende het jaar hunner opleiding ten genoegen van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs practisch geoefend worden. (3) Om voor de in het eerste respectievelijk tweede lid genoemde subsidie in aanmerking te komen moeten de daar gemelde instellingen respectievelijk personen binnen een maand nadat zij een of meer jongelieden in opleiding hebben genomen, daarvan kennis geven aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs, welke kennisgeving moet vergezeld gaan van een liist, vermeldende —- . w 7 ca lil en van-^in opleiding genomen , de plaats-*^-afkomst, het tijdstip waarop de lessen -^^-aangevangen, alsmede de tijdstippen waarop en de plaats waar de lessen worden gegeven en de practische oefening plaats heeft. (4) Bedoelde inspecteerende ambtenaar, wien alle gewenschte inlichtingen omtrent de opleiding moeten worden gegeven, houdt toezicht op de opleiding. C1) Aldus luidt artikel 7 ingevolge art. 1, § V, der ord. 7 Juni 1911 (Stbl. 1911 n«. 359). (5) De in dit artikel bedoelde instellingen en personen zenden, nadat een door hen opgeleide leerling de akte van bekwaamheid als hulponderwijzer bij het Gouvernements Inlandsch onderwijs heeft verkregen, een aanvraag tot uitkeering der hun toekomende subsidie met bijvoeging van de verkregen akte aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar, welke die stukken, vergezeld van zijn advies, binnen twee maanden na ontvangst aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid doet toekomen. Artikel 8. (1) De op den voet van artikel 2 tot en met 4 gesubsidieerde particuliere kweekscholen zijn, behalve wat betreft het godsdienstonderwijs dat er mocht worden gegeven, onderworpen aan het plaatselijk en het algemeen schooltoezicht. (2) Het plaatselijk schooltoezicht wordt, behalve op scholen uitgaande van zendingscorporaties of van Roomsch-Katholieke geestelijken, uitgeoefend door schoolcommissiën (*) daar waar die mochten zijn ingesteld, en elders door den Controleur der controle- of bestuursafdeeling als president en twee Inlandsche leden, en waar dit niet kan geschieden door zoodanige personen als door het Hoofd van gewestelijk bestuur zullen worden aangewezen. (3) Het plaatselijk toezicht op scholen, welke uitgaan van zendingscorporaties of van Roomseh-Katholieke geestelijken, wordt uitgeoefend door den Controleur der betrokken controle- of bestuursafdeeling. (4) Het schooltoezicht berust wijders bij de inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. Artikel 9. Aan hen, die het plaatselijk of algemeen schooltoezicht uitoefenen, wordt ten allen tijde toegang tot de school verleend, terwijl het hoofd der inrichting gehouden is aan die autoriteiten alle verlangde inlichtingen te verstrekken over alles wat op het schoolgebouw, het financieel beheer en het onderwijs betrekking heeft. Artikel 10. Het hoofd der school dient jaarlijks in de maand Januari (!) Met „schoolcommissiën" wordt hier bedoeld „Inlandsche Schoolcommissiën", overeenkomstig het Regl. vastgesteld bij art. 2 sub b van besl. Dir. O. E. N. 4 Juli 1893 n°. 7318 in Bijbl. n°. 4889, blz. 755, ingesteld op plaatsen waar één of meer openbare Inl. scholen zijn gevestigd. aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar een volgens door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid vastgesteld model ingericht verslag in omtrent den toestand der inrichting en de resultaten van het onderwijs. Hij is voorts gehouden tot inzending van al zoodanige administratieve bescheiden als hem van bestuurswege mochten worden voorgeschreven. Artikel 11. (1) Het eindexamen omvat ten minste de vakken, in artikel 5 genoemd onder 3 t/m 10 en wordt, voor zoover die vakken betreft, afgenomen in tegenwoordigheid van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs. (2) Een diploma van met goed gevolg afgelegd eindexamen wordt niet uitgereikt dan met zijne toestemming en nadat het door hem met zijne handteekening is gewaarmerkt. (3) Omtrent het gehouden examen brengt hij verslag uit, welk verslag zal openbaar gemaakt worden. (4) De Gouverneur-Generaal stelt voor iedere gesubsidieerde kweekschool een programma (') voor het eindexamen vast, na daarover het bestuur der school te hebben gehoord. Artikel 12. (1) Uiterlijk zes maanden van te voren doet het hoofd van de kweekschool schriftelijk een voorstel aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs en aan het Hoofd van gewestelijk bestuur ter bepaling van de maand, waarin het eindexamen zal plaats hebben, en van den tijd voor het afnemen daarvan vereischt. (2) Het hoofd van gewestelijk bestuur bepaalt dan in overleg met den inspecteerenden ambtenaar en zöo noodig in nader overleg met het hoofd der kweekschool op welken dag het examen zal beginnen. Artikel 13. Na verloop van tien jaren na de afkondiging dezer regelen zullen de tijdens die afkondiging reeds gesubsidieerde particuliere kweekscholen niet anders voor eene bijdrage uit 's Lands kas in aanmerking kunnen komen dan overeenkomstig de voorgaande artikelen. II. Te bepalen, dat deze ordonnantie in werking treedt op den dag harer afkondiging. En opdat enz. (gewoon slot). (!) Zie blz. 495 e. v. Vragenlijst, over te leggen bij de subsidie aanvragen Circ. Dir. O. E. N. 22 Augustus 1911 n? 13820 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 7486). In de bij het Departement ontvangen verzoekschriften, strekkende ter erlanging van een bijdrage uit 's Lands kas ten behoeve van particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsehe onderwijzers worden niet steeds alle gegevens aangetroffen, noodig ter beoordeeling van de vraag of de scholen voldoen aan de voor toekenning van die bijdrage gestelde voorwaarden en of zij inderdaad aanspraak kunnen maken op de gevraagde subsidie-bedragen. Hierdoor wordt vaak vertraging veroorzaakt in de afdoening dier aanvragen, omdat de desbetreffende rekesten, ter aanvulling met de ontbrekende gegevens, moeten worden teruggezonden. Is dit reeds meermalen het geval geweest onder de werking der betrekkelijk weinig ingewikkelde susidieregelen in Staatsblad 1906 ll? 242 (1), na de daarin bij de ordonnantie van 7 Juni jl. (Staatsblad ïï! 359) (2) aangebrachte wijzigingen en aanvullingen, waardoor die Regelen beduidend gecompliceerder zijn geworden, is bij behoud van de tot dusver gevolgde wijze van handelen te vreezen, dat de verstrekking van gegevens door subsidieaanvragers nog meer zal te wenschen overlaten en de afdoening der subsidie-aanvragen nog meer vertraging zal ondervinden. Ten einde een en ander zooveel mogelijk te voorkomen heb ik een lijst van vragen doen samenstellen, welke lijst, na door de subsidie-aanvragers nauwkeurig te zijn ingevuld, moet worden overgelegd bij het op een zegel van f 1.50 te schrijven rekest ter erlanging van subsidie voor de door hen bestuurde of beheerde kweekscholen. De vragen zijn zoodanig gesteld, dat een juiste beantwoording daarvan moet aantoonen of de school, voor welke subsidie wordt aangevraagd, aan de gestelde voorwaarden voldoet en dus recht kan doen gelden op de gevraagde tegemoetkoming uit 's Lands kas. Er zal natuurlijk op moeten worden toegezien, dat elk rekest om subsidie van een volledig en nauwkeurig ingevulde vragenlijst vergezeld ga. Ter verzekering daarvan gelieve IJHEG. aan de besturen of beheerders van in Uw gewest gevestigde of opgericht wordende particuliere kweekscholen, onder toezending van een (1) Blz. 691. (2) Zie noot 1 op blz. 692, noten 1 en 2 op blz. 694, noot 1 op blz. 695 en noot 1 op blz. 696. exemplaar van deze circulaire en van gemelde vragenlijst, van welke beide stukken daartoe eenige afdrukken hierbij gaan (*),. te verzoeken hun aanvragen van subsidie voor die inrichtingen steeds door Uw tusschenkomst in te dienen. Het ligt in de bedoeling dat door U geen verzoekschriften aan het Departement zullen doorgezonden worden dan wanneer of nadat daaraan een volledig en nauwkeurig ingevulde vragenlijst is toegevoegd. In het belang eener vlugge afdoening van zaken geschiede die doorzending steeds door tusschenkomst van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandseh onderwijs. Hoewel de vragen in de lijst, naar ik meen, weinig toelichting behoeven, mogen toch de volgende opmerkingen een plaats vinden. 1°. Een enkel woord ter verklaring van de op de frontpagina der lijst in rooden inkt gedrukte noot: „De opgaven betreffen den toestand op 15 Januari van het jaar waarvoor subsidie is aangevraagd". Hoewel de hooger vermelde subsidieregelen in Staatsblad 1906 n! 242, juncto Staatsblad 1911 Il! 359, nergens voorschrijven, dat voor de berekening van aan particuliere kweekscholen toe te kennen subsidiën de toestand dier inrichtingen op een bepaalden datum als grondslag moet worden aangenomen, is het in de practijk niet wel mogelijk anders te handelen, met name bij de bepaling van het aantal voor subsidie in aanmerking komende onderwijzers, zoo Europeesche als Inlandsche. Dat aantal toch is, behoudens wat de eerste betreft bij kweekscholen met Xederlandsch op het leerplan, als omschreven in artikel 3, alinea 2 (nieuwe lezing) der Subsidieregelen, afhankelijk gesteld van het aantal leerlingen der kweekschool. Het is rationeel te achten voor den bovenbedoelden datum,, in overeenstemming met wat te dien aanzien voor de particuliere Europeesche lagere scholen is vastgesteld (vgl. artikel 1, alinea 1 sub 4°, der ordonnantie in Staatsblad 1909 n? 238), aan te nemen den 15den Januari van het jaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Is nu het aantal voor subsidie in aanmerking komende onderwijzers naar dezen grondslag bepaald, dan zal vermeerdering of vermindering van het aantal leerlingen in den loop van het kalenderjaar daarin ook geen verandering mogen brengen. 2°. Het is de bedoeling dat de bestuurder of beheerder eener particuliere kweekschool, aan welke subsidie is toege- t1) Verdere exemplaren der vragenlijst zijn tegen betaling verkrijgbaar bij het Depót van Leermiddelen te Weltevreden. De vragenlijst is bij dat depöt verkrijgbaar gesteld tegen 10 cent per exemplaar (besl. Dir. O. E. N. 23 September 1911 n. 15G84). kend, bij het indienen van zijn aanvraag om betaalbaarstelling der subsidie over een verschenen tijdvak (maand, trimester, enz.) die aanvraag steeds zal doen vergezeld gaan van een nominatieve opgaaf van de leerlingen der school over de verschenen maand of maanden (voor elke maand afzonderlijk) met duidelijke vermelding voor ieder dier leerlingen van den aard en het bedrag der voor hem per maand verlangde tegemoetkoming. Wordt van de in antwoord op de vragen 15, 16 en 17 door den subsidie-aanvrager te verstrekken opgaven, den toestand op 15 Januari weergevende, bij Uw kantoor afschrift aangehouden, dan kan dit dienen als basis voor de controle op de voormelde aanvragen om betaalbaarstelling en nominatieve staten. 3°. De bepalingen in artikel 1, §§ II en III, der ordonnantie van 7 Juni jl. (Staatsblad ff 359) (*) maken tweeërlei noodzakelijk. In de eerste plaats zullen voortaan de ten behoeve van het onderwijzend personeel toe te kennen subsidiën op naam moeten gesteld worden. Intusschen sluit dit geenszins in zich, dat bij vervanging, in den loop van het subsidiejaar, van een voor subsidie in aanmerking komende leerkracht door een ander het voor deze maandelijks uit te betalen subsidie-bedrag' opnieuw bij een gouvernementsbesluit zal worden vastgesteld. Dat bedrag zal door U kunnen bepaald worden naar de daarvoor in de subsidie-regelen aangegeven grondslagen. Ten einde latere bemerkingen van de zijde van het Departement en opdrachten tot invordering van aan subsidie te veel uitbetaalde gelden te voorkomen, zal bij die bepaling met groote nauwkeurigheid zijn te werk te gaan. Ingeval van twijfel zou U, alvorens een beslissing te nemen, de zienswijze van het Departement kunnen vragen. In de tweede plaats zal het bestuur eener gesubsidieerde kweekschool telkens, wanneer het gebruik maakt van de bevoegdheid om de daaraan verbonden Europeesche onderwijzers binnenlandsch verlof wegens ziekte of buitenlandsch verlof wegens ziekte of wegens langdurigen dienst te verleenen (natuurlijk alleen voor zoover betreft de onderwijzers voor wie subsidie wordt uitgekeerd) van de verlofsverleening kennis hebben te geven zoowel aan UHEG. als aan dit Departement. Die kennisgeving moet de mededeeling bevatten van den naam van den verlofganger, van de reden, den datum van ingang, den duur en den aard van het hem verleend verlof en (!) Zie noten 1 en 2 op blz. 694. van de wijze waarop gedurende de afwezigheid van den verlofganger in de behoefte van den dienst bij de kweekschool wordt voorzien, terwijl uit een daarbij over te leggen, dooiden betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs afgegeven verklaring moet blijken, dat tegen de wijze van voorziening bij hem geen bezwaar bestaat. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Bij afwezen, De Secretaris, KALSHOVEN. VRAGENLIJST (*) behoorende bij het verzoekschrift (*) van strekkende ter erlanging van subsidie voor het jaar 19, ten behoeve van de particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te N- B. De opgaven betreffen den toestand op 15 Januari van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opgaven is korte, doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worden de vragen met „ja" of „neen" beantwoord. (*) Deze vragenlijst is bij 's Lands dépót van leermiddelen te Batavia verkrijgbaar gesteld tegen f 0.10 per exemplaar (besl. Dir. O. E. N. 23 September 1911 n». 15684). (*) Dit tot den Gouverneur-Generaal te richten verzoekschrift moet op een zegel van f 1.50 geschreven zijn en bij het Hoofd van gewestelijk bestuur ingediend worden, die het met zijn advies doorzendt aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs. 1. Wordt een subsidie voor de kosten van bouw en/of eerste inrichting (waaronder begrepen de kosten voor den bouw van woningen voor het onderwijzend personeel en die voor het verkrijgen van een geschikt terrein) gewenscht? 2. Zoo ja, hoeveel hebben de werkelijke uitgaven daarvoor bedragen, of zullen zij bedragen (2) 1 3. Waaruit blijkt, dat bij het doen van die uitgaven, of bij de raming daarvan gepaste zuinigheid is betracht? 4. Waaruit blijkt, dat de schoolgebouwen aan billijke eischen van geschiktheid en goede constructie voldoen of zullen voldoen? 5. Hoeveel subsidie wordt ter bestrijding der in vraag 1 bedoelde kosten noodig geacht (3) 1 6. Verbindt de aanvrager zich om, in geval de school binnen den tijd van 10 jaren na haar eerste subsidieering al dan niet op den voet der Regelen in Staatsblad 1906 n! 242, juncto Staatsblad 1911 n! 359, ophoudt te bestaan de voor (2) Van de uitgaven moet een gespecificeerde opgaaf worden verstrekt onder overlegging, zoo mogelijk, van het bouwproject en de begrooting van kosten. (3) De behoefte aan een subsidie tot het noodig geachte bedrag dient te worden aangetoond, d. w. z. er moet blijken, dat de vereischte uitgaven niet uit eigen fondsen kunnen worden bestreden. bouw en/of eerste inrichting genoten subsidie verminderd met 5% voor elk jaar gedurende hetwelk de school subsidie genoot, te restitueeren en om, bij gebreke daarvan, het schoolgebouw met alles wat daartoe behoort onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen (") 1 7. Bestaat er noodzakelijkheid tot verbouwing, vernieuwing of uitbreiding der school? 8. Zoo ja, om welke reden? 9. Hoeveel hebben de werkelijke uitgaven voor verbouwing, vernieuwing of uitbreiding bedragen, of zullen zij bedragen (2) ? 10. Waaruit blijkt, dat bij het doen van die uitgaven, of bij de raming daarvan gepaste zuinigheid is betracht? 11. Waaruit blijkt, dat de gebouwen na de verbouwing, vernieuwing of uitbreiding aan billijke eischen van geschiktheid en goede constructie voldoen of zullen voldoen? 12. Hoeveel subsidie wordt ter bestrijding van de in vraag 9 bedoelde uitgaven noodig geacht (3) ? {*) In het bevestigend geval moet een daartoe strekkende gezegelde "verklaring bij deze vragenlijst worden gevoegd. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 45 13. Verbindt de aanvrager zich om, ingeval de school binnen den tijd van 10 jaren na haar eerste subsidieering al dan niet op den voet der Regelen in Staatsblad 1906 n? 242, juncto Staatsblad 1911 H! 359, ophoudt te bestaan, de voor verbouwing, vernieuwing of uitbreiding genoten subsidie, verminderd met 5% voor elk jaar gedurende hetwelk de school subsidie genoot, te restitueeren en om bij gebreke daarvan, het schoolgebouw met alles wat daartoe behoort onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen (4) 1 14. Hoeveel bedraagt het aantal ingeschreven leerlingen, in opleiding voor Inlandsch onderwijzer (5) 1 15. Ten behoeve van wie van de leerlingen, die van de kweekschool kost en inwoning genieten en tot welk bedrag voor ieder wordt subsidie gevraagd als tegemoetkoming daarin! 16. Ten behoeve van wie van de in de vorige vraag bedoelde leerlingen en tot welk bedrag voor ieder wordt subsidie gevraagd als tegemoetkoming in verdere uitgaven? (5) Bij het beantwoorden van deze vraag lette men op de in rooden inkt gedrukte noot op de front-pagina van deze vragenlijst. 17. Ten behoeve van wie van de leerlingen, die van de kweekschool geen kost genieten, en tot welk bedrag voor ieder wordt subsidie gevraagd? 18. Hoe heeten de Europeesche onderwijzers, die aan de school verbonden zijn? 19. Welke akten of bewijzen van met goed gevolg afgelegd examen bezit ieder van hen? 20. Aan wie van de Europeesche onderwijzers, die niet in het bezit zijn van de akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer of onderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs, is door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs een verklaring uitgereikt, dat zij geschikt zijn tot het geven van onderwijs in de vakken, genoemd in noot 8, al dan niet met inbegrip van het teekenen? 21. Hoeveel bedraagt het maandelijksch traktement van ieder der aan de school verbonden Europeesche onderwijzers? 22. Voor wie van hen wordt subsidie verlangd en tot welk bedrag per maand voor ieder: a. voor het bezit der akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer? b. voor het bezit der akte van bekwaamheid als onderwijzer? c. voor het bezit der door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs afgegeven verklaring van geschiktheid? d. voor het bezit van een bewijs van met goed gevolg afgelegd examen in de Maleische taal en de land- en volkenkunde van NederlandschIndië? e. voor het bezit van een bewijs (bewijzen) van met goed gevolg afgelegd examen in (een) andere inheemsche (taal) talen dan het Maleisch (6) ? ƒ. voor de leiding van het internaat der kweekschool? 23. Hoe heeten de Inlandsche onderwijzers, die aan de school verbonden zijn? 24. Welke diploma's bezit ieder van hen? 25. Wie van de Inlandsche onderwijzers is door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs tot het geven van onderwijs aan de kweekschool geschikt verklaard? (8) Naast de vraag te vermelden welke taal ol talen 26. Hoeveel bedraagt het maandelijksch traktement van ieder der aan de school verbonden Inlandsche onderwijzers? 27. Voor wie van hen wordt subsidie verlangd en tot welk bedrag per maand voor ieder? 28. Voor wie van de Inlandsche onderwijzers en op welke gronden wordt vrijstelling (7) gevraagd van den eisch van het bezit van een diploma van met gunstig gevolg afgelegd eindexamen eener gesubsidieerde particuliere kweekschool of van een diploma, dat benoembaar maakt tot hulponderwijzer bij het openbaar Inlandsch onderwijs? 29. Onderhoudt het bestuur van de onderwerpelijke kweekschool nog andere kweekscholen? 30. Zoo ja, a. waar zijn die gevestigd? b. hoe heeten de Europeesche en de Inlandsche onderwijzers, aan elke daarvan verbonden? c. hoeveel bedraagt het maandelijksch traktement, door ieder van die onderwijzers genoten? (7) Deze vrijstelling kan na 3 Mei 1916 niet meer worden verleend. 31. Welke vakken omvat het onderwijs op de kweekschool (8) 1 32. Wordt de landstaal voor het onderwijs bruikbaar geacht (9) ? 33. Wordt, indien op de kweekschool ook onderwijs wordt gegeven in de Nederlandsche taal, deze taal zooveel doenlijk als voermiddel bij het onderwijs gebezigd? 34. Waaruit blijkt, dat het onderwijs in de Nederlandsche taal in een werkelijk bestaande behoefte voorziet? 35. Wordt het onderwijs inde vakken, genoiemd in noot 8, en c. q. in de Nederlandsche taal verstrekt volgens een door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs goedgekeurden lesrooster? 36. Is die lesrooster in een der schoollokalen op een zichtbare plaats opgehangen? 37. Gedurende hoeveel lesuren (de practische lessen in de leerschool daaronder begrepen) wordt per week en per klasse onderwijs gegeven in elk der vakken, welke het onderwijs op de kweekschool omvat? (8) Het onderwijs moet ten minste omvatten de vakken: natuurkennis; geschiedenis; aardrijkskunde; de landstaal of de Maleische taal als de eerstgenoemde voor het onderwijs niet bruikbaar wordt geacht; lezen; schrijven; rekenen; vormleer; teekenen; paedagogiek. (8) Indien geen in de landstaal geschreven leerboeken bestaan, moet die taal voor het onderwijs onbruikbaar worden geacht. 38. Wordt de scliool als winstgevend bedrijf gehouden? 39. Waaruit blijkt, dat de school voorziet in een werkelijk bestaande behoefte (10)? 40. Is aan de kweekschool een leerschool verbonden voor de practische oefening der leerlingen? 41. Zoo ja, voldoet die leerschool aan de voorwaarden, aan particuliere Inlandsche lagere scholen gesteld voor het verkrijgen van subsidie (") ? 42. Zoo neen, op welke wijze is dan in de behoefte aan practische oefening der leerlingen voorzien? 43. Door wie wordt het plaatselijk schooltoezicht uitgeoefend? De vragen aldus naar waarheid beantwoord. De subsidie-aanvrager, (»). (10) Deze vraag behoeft alleen beantwoord te worden de eerste maal, dat voor de kweekschool subsidie wordt aangevraagd. (11) Aan de leerschool behoeft geen ander onderwijzend personeel verbonden te zijn dan één onderwijzer als hoofd, terwijl het toezicht op de leerschool op dezelfde wijze kan worden uitgeoefend als op de kweekschool. (12) Handteekening. Inrichting van het einddiploma der particuliere kweekschool voor Inl. onderwijzers te Madjawarna (Soerabaja). Miss. Dir. O. E. N. 29 Januari 1908 n? 1527 aan den Inspecteur van het Inl. onderwijs in de 3de afdeeling. Naar aanleiding van Uw schrijven dd. 23 December 1907 n; 1421 heb ik de eer UEdG. mede te deelen, dat het mij gewenscht voorkomt het diploma, bestemd ter uitreiking aan geslaagden in het eindexamen bij de particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Madjawarna, in te richten naar het hierbij aangeboden model, overeenkomende met de redactie van artikel 11 van Staatsblad 1906 n! 242 (1). De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, POTT. (i) Blz. 098. DIPLOMA van met goed gevolg afgelegd eindexamen aan de gesubsidieerde particuliere Kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Madjawarna (Soerabaja), bedoeld in artikel 11 der Regelen en voorwaarden, vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n; 242), op den 19 , uitgereikt aan t afkomstig van De Directeur der Kweekschool vd., Goedgekeurd. De Inspecteur van het Inlandsch onderwijs in de 3de afdeeling, N. VOOR KERKELUKE CRGANISATIËN OF RECHTSPERSOONLIJKHEID BEZITTENDE VEREENIGINGEN VOOR HEF BEHEER EN TOEZICHT OP VAN HAAR UITGAANDE GESUBSIDIEERDE SCHOLEN. Regelen ('). Ord. 11 Januari 1911 (Stbl. 1911 n°. 80). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz. Heeft goedgevonden en verstaan: Artikel 1. Aan kerkelijke organisatiën of rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen, die zich mede of uitsluitend belasten met het oprichten, onderhouden en beheeren van Inlandsche scholen, kan, voor zoover die uit 's Lands kas worden gesubsidiëerd, voor het door of van wege haar op die scholen uitgeoefend toezicht subsidie worden verleend. Artikel 2. Geen subsidie wordt toegestaan voor toezicht, namens een organisatie of yereeniging als in artikel 1 bedoeld uitgeoefend door personen\voor wier salarieering reeds uit anderen hoofde subsidie wordt genoten, of die hun salaris uit 's Lands kas ontvangen. Artikel 3. (1) Behoudens het bepaalde in het vorig artikel wordt voor elk schoolbezoek te goed gedaan per leerkracht f 5 (vijf gulden), met een minimum van ƒ 10 (tien gulden) en een maximum van f 25 (vijf en twintig gulden) per schoolbezoek, C1) Deze Regelen zijn voor de residentie Timor en Onderhoorigheden buiten werking gesteld bij art. 1, § III, der ord. 31 Maart 1913 (Stbl. 1913 no. SOS). met dien verstande, dat voor de berekening van de subsidie niet in aanmerking komen de leerkrachten die boven het aantal, door de voor de bezochte school geldende subsidiregeling gevorderd, daaraan mochten verbonden zijn. (2) Voor meer dan drie bezoeken per jaar aan dezelfde school wordt geen subsidie uitgekeerd. (3) Voor het toezicht, door een en denzelfden persoon uitgeoefend, wordt niet meer dan f 1500 (één duizend vijfhonderd gulden) 's jaars subsidie te goed gedaan. Artikel 4. (1) Organisatiën of vereenigingen, welke de in artikel 1 bedoelde subsidie wenschen te genieten, zijn verplicht aan elk Hoofd van plaatselijk bestuur, in wiens ressort van haar uitgaande scholen gelegen zijn waarvoor zij die subsidie verlangen, door tusschenkomst van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur mede te deelen, wie door haar met het toezicht op de in zijn ressort gelegen scholen wordt of worden belast. (2) De aldus aan het Hoofd van plaatselijk bestuur bekend gemaakte toezichthoudende persoon of personen wordt (worden) hierna aangeduid als beheerder der betrokken school. Artikel 5. (1) Na afloop van elk bezoek, dat minstens een geheelen schooltijd moet duren, geeft de beheerder door indiening van een door hem ingevuld en onderteekend formulier, ingericht overeenkomstig een daarvoor door den Gouverneur-Generaal vast te stellen model (*), van zijn bezoek kennis aan het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur, die deze kennisgeving zoo spoedig mogelijk voor gezien geteekend aan den beheerder terugzendt, na zich, voor zooveel noodig, te hebben overtuigd van de juistheid der in de kennisgeving voorkomende opgaven. (2) Eventueele opmerkingen, waartoe die opgaven hem aanleiding geven, stelt het Hoofd van plaatselijk bestuur op de kennisgeving bekend. Artikel 6. De subsidiën, waarop gedurende een jaar aanspraak is verkregen, worden eerst na afloop van dat jaar toegekend. Artikel 7. (1) De subsidie wordt, overeenkomstig den wensch der betrokken organisatie of vereeniging, hetzij in Nederland, f1) Dit model is vastgesteld bij art. 2 van Gouv. besl. 11 Januari 1911 no. 12 (Stil. 1911 n». 81), blz. 717. hetzij in Nederlandsch-lndië uitbetaald aan den door haar aan te wijzen persoon. (2) Deze zendt een daartoe strekkende aanvraag, vergezeld van de ter justificatie daarvan noodig geviseerde kennisgevingen als bedoeld in artikel 5, in Nederland aan den Minister van Koloniën, in Nederlandsch-lndië aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die voor de uitbetaling der subsidie de noodige maatregelen neemt. Artikel 8. Te bepalen dat deze ordonnantie in werking treedt op den dag harer afkondiging. En opdat enz. (gewoon slot). Model der kennisgeving, bedoeld in art. 5, eerste lid der ord. in Stbl. 1911 n°. 80 ('). Gouv. besl. 11 Januari 1911 n°. 12 (Stbl. 1911 n° 81). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijh: enz. Ten tweede: Vast te stellen het aan dit besluit gehecht model der kennisgeving, bedoeld in artikel 5, eerste lid, der bij artikel 1 van dit besluit vastgestelde ordonnantie van heden (Staatsblad Il! 80) (1). Afschrift enz. (i) Blz. 715. MODEL der kennisgeving, bedoeld in artikel 5, eerste lid, der ordonnantie van 11 Januari 1911 (Staatsblad n» 80) C). De ondergeteekende, beheerder der gesubsidieerde particuliere ïnlandsche school te geeft aan het Hoofd van plaatselijk bestuur te kennis dat hij voormelde school op 19.., voor de maal in den loop van dat jaar gedurende een geheelen schooltijd heeft bezocht. Het aantal aan de school verbonden verplichte leerkrachten bedroeg tijdens het bezoek De school werd laatstelijk gesubsidieerd bij het besluit van 1 Gouverneur-G-eneraal vfm den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid 19.. n* Voor voormeld schoolbezoek wordt aanspraak gemaakt op een subsidie van f den 19... De beheerder van voornoemde school, Aan het Hoofd van plaatselijk bestuur te (i) Blz. 716. Z. O. z. Gezien en geen bedenkingen. (*) den 19... Het Hoofd van plaatselijk bestuur te Aan den beheerder der gesubsidieerde particuliere school te (*) Wanneer het Hooid van plaatselijk bestuur tegen een of meer der opgaven in de kennisgeving bedenking heeft, worden de woorden „en geen bedenking" door hem doorgeslagen en doet hij van zijne opmerkingen mededeeling. 0. VOOR ORGANISATIES OF VEREENIGINGEN IN DEAFDEELING MENADO TEN BEHOEVE VAN EUR. SCHOOLOPZIENERS. Regelen. Ord. 29 November 1912 (Stbl. 1912 n" 581). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Te bepalen als volgt: I. Aan organisaties of vereenigingen, die in de afdeeling Menado, der residentie van dien naam particuliere Inlandsche scholen onderhouden, kunnen ten behoeve van schoolopzieners, als bedoeld in artikel 7 van de Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen in voornoemde afdeeling, vastgesteld bij de ordonnantie van heden (Staatsblad n! 579) (1), de volgende subsidiën worden toegekend: a. als tegemoetkoming in de uitbetaling van het salaris, naarmate de schoolopziener in het bezit is van de akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs, als onderwijzer bij dat onderwijs, dan wel deze onderwijsbevoegdheden niet bezit, f 200, f 175 of f 150 's maands, tweemalen, telkens na vijf jaren dienst van den schoolopziener als zoodanig te verhoogen met respectievelijk f 50, ƒ 45 of ƒ 40 's maands, en bovendien f 50 's maands, wanneer de schoolopziener in het bezit is van het bewijs van met goed gevolg afgelegd examen in de Maleische taal en de Land- en Volkenkunde van Nedcrlandsch-Indië; b. als tegemoetkoming in reis- en verblijfkosten f 75 's maands. II. (1) De besturen der organisaties of vereenigingen :zijn bevoegd aan de schoolopzieners binnenlandsch verlof wegens ziekte en buitenlandsch verlof wegens ziekte of langduri- (!) Blz. 609. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 46 gen dienst te verleenen, overeenkomstig de daarvoor bij de openbare Europeesche lagere scholen geldende regelingen. (2) Ten opzichte van de snbsidie worden de met verlof afwezige schoolopzieners geacht hunne functiën te blijven vervullen, wanneer zij door hun bestuur ten genoegen van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst zijn vervangen. Ten tweede: De Gouverneur-Generaal kan in bijzondere gevallen van het bepaalde bij artikel 1, § I afwijken. Ten derde: Te bepalen, dat deze ordonnantie in werking treedt op 1 Januari 1913. En opdat enz. (gewoon slot). P. VOOR DE ZENDING DER GEREFORMEERDE KERKEN !N NEDERLAND TEN BEHOEVE VAN EEN EUR. SCHOOLOPZIENER IN DE AFDEELING SOEMBA. Zie § 10 en punt C van § 12 der Bepalingen, vastgesteld bij art. 6 van Gouv. besl. 31 Maart 1913 n°. 44 (Stbl. 1913 n°. 309)r blz. 655. Q. VOOR DE TOEKENNING VAN SUBSIDIËN UIT 's LANDS KAS VOOR UITRUSTING EN OVERTOCHT VAN NEDERLAND NAAR NEDERLANDSCH-INDIË VAN PARTICULIERE LEERKRACHTEN. Regelen. Ord. 11 Augustus 1913 (Stbl. 1913 n°. 525). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Vast te stellen de volgende: Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas voor uitrusting en overtocht van Nederland naar Nederlandsch-Indië van particuliere leeraren en onderwijzers. Artikel 1. (1) Aan instellingen, vereenigingen of personen, die onder genot van subsidie uit 's Lands kas in N ederlandsch-lndië scholen onderhouden voor lager ouderwijs, voortgezet en uitgebreid lager onderwijs of middelbaar onderwijs, dan wel kweekscholen tot opleiding van onderwijzers, worden ter bestrijding van de kosten van uitzending uit Nederland van Europeesche leerkrachten ten behoeve van die scholen, volgens de in deze ordonnantie gestelde regelen subsidiën uit 's Lands kas toegekend: a. voor uitrusting; b. voor den overtocht van Nederland naar de havenplaats in Nederlandsch-lndië, het dichtst gelegen bij de aan die leerkrachten aangewezen standplaats, van: 1. de uit te zenden of uitgezonden leeraren of onderwijzers zeiven; 2. de leden van hunne gezinnen, die hen op reis vergezellen of hebben vergezeld; 3. de leden van hunne gezinnen, die hen later volgen, behoudens het bepaalde bij alinea 2 van dit artikel; 4. de na hun aankomst in Nederlandsch-lndië bij volmacht met hen in het huwelijk getreden vrouwen, zoomede de kinderen, die tengevolge van zoodanig huwelijk leden van hunne gezinnen worden. (2) De subsidie, bedoeld in de eerste alinea sub b 3, wordt niet genoten: a. indien het hoofd des gezins komt te overlijden of niet meer in dienst is van eene instelling, vereeniging of persoon als bedoeld in den aanhef van dit artikel; b. voor zooveel betreft hen, die ophouden in den zin van dit besluit leden des gezins te zijn. (3) Indien bij voormelde scholen Europeesche leerkrachten werkzaam zijn, voor wier uitzending geen subsidie is verleend, wordt uit 's Lands kas subsidie toegekend voor den overtocht van Nederland naar Nederlandsch-lndië van: 1. de in Nederland achtergebleven leden van de gezinnen van zoodanige leeraren of onderwijzers; 2. de bij volmacht met hen in het huwelijk getreden vrouwen, zoomede de kinderen, die tengevolge van zoodanig huwelijk leden van hunne gezinnen worden. Artikel 2. (1) Bij de toepassing van deze ordonnantie worden als leden van een gezin alleen erkend de ouders en hunne ongehuwde wettige (ook gewettigde) kinderen en stiefkinderen, zoons en stiefzoons echter niet, indien zij op den dag der inscheping den vollen ouderdom van drie en twintig jaren hebben bereikt. (2) Ingeval van echtscheiding treden de vrouw en de haar toegewezen kinderen en hare voorkinderen uit het gezin van den man en worden bij de toepassing van deze ordonnantie aangemerkt als een afzonderlijk gezin met de vrouw als hoofd. Artikel 3. Met gesubsidieerde scholen, als bedoeld in artikel 1, worden bij de toepassing van deze ordonnantie gelijkgesteld scholen, waaromtrent door de bevoegde autoriteit is beslist dat zij voor subsidie uit 's Lands kas in aanmerking komen. Artikel 4. (1) De in artikel 1 bedoelde subsidiën worden alleen toegekend, wanneer de betrokken leeraren en onderwijzers: a. in het bezit zijn van de noodige onderwijsbevoegdheid (heden); b. voorzien zijn van eene vaste aanstelling in den dienst van de betrokken corporatie of persoon; c. bij de onderwijsinrichtingen, genoemd in het eerste lid van artikel 1, plaatsen innemen of bestemd zijn in te nemen van leerkrachten, voor wier bezoldiging, volgens de voor die onderwijsinrichtingen geldende subsidie-regelingen, subsidie kan worden verleend. Wanneer daaromtrent in de voor de betrokken onderwijsinrichting toepasselijke subsidie-regeling niets is voorgeschreven, moet ten genoegen van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst worden aangetoond, dat de uit te zenden of uitgezonden leerkracht noodig is ter verzekering van een goeden gang van het onderwijs aan de inrichting, waarvoor de leerkracht bestemd is; d. bij geneeskundig onderzoek overeenkomstig het bepaalde bij artikel 4, lid 2, van het Pensioenreglement voor Europeesche particuliere onderwijzers (Staatsblad 1912 D- 419) lichamelijk geschikt zijn bevonden voor de betrekking van onderwijzer in N ederlandsch-lndië. (2) Ten behoeve van dezelfde leerkracht wordt slechts eenmaal subsidie voor uitrusting en overtocht verleend. Artikel 5. (1) De aanvrager van de in artikel 1 bedoelde subsidiën verbindt zich tot onverwijlde teruggave van de aan subsidie ontvangen gelden, bijaldien de betrokken leeraar of onderwijzer zijne bestemming bij het particulier onderwijs in Nederlandsch-lndië niet volgt, dan wel binnen den tijd van vijf jaren na zijne aankomst in Nederlandsch-lndië of, zoo hij behoort tot de in artikel 1, derde lid, bedoelde leerkrachten, na minder dan vijf jaren werkzaamheid in een plaats, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub c, ophoudt als gesubsidieerde leerkracht werkzaam te zijn om een andere reden dan a. overlijden; b. welbewezen ziels- of lichaamsgebreken, buiten eigen toedoen ontstaan (ter beoordeeling van de Regeering); c. overgang in den dienst van het Gouvernement van Nederlandsch-lndië. (2) De terug-vordering van de in de vorige alinea bedoelde gelden kan zoo noodig geschieden door inhoudingen op de uit anderen hoofde aan de betrokken corporatie of persoon voor de door haar (hem) onderhouden onderwijsinrichtingen toekomende subsidiën. Artikel 6. (1) Ter erlanging van subsidie voor uitrusting en overtocht moet het bestuur der corporatie of de persoon, in wier (wiens) dienst de betrokken leeraar of onderwijzer werkzaam zal zijn of is, dan wel de door dat bestuur of dien persoon bij ondershandsche behoorlijk gelegaliseerde akte aangewezen gevolmachtigde, voor elke leerkracht afzonderlijk, bij den Directeur van Onderwijs en Eeredienst een aanvraag indienen, vergezeld van: a. de in het bezit van den betrokken leeraar of onderwijzer zijnde akte(n) van bevoegdheid; b. het door hem voor eensluidend met het origineel geteekend duplicaat van zijne akte van benoeming; c. het bewijs van de lichamelijke geschiktbevinding bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub d; d. eene op zegel gestelde verklaring van verbintenis als in artikel 5 bedoeld; e. naar gelang van omstandigheden, de huwelijksakte van den benoemde en de geboorteakten van de tot zijn gezin behoorende kinderen, voor zoover voor dezen subsidie voor overtochtskosten wordt gevraagd. (2) Genoemde Departementschef beslist of de subsidie ten rechte is aangevraagd, bepaalt het bedrag der subsidie uit 's Lands kas en doet zijn besluit onder aangeteekend couvert aan den aanvrager toekomen. (3) Binnen dertig vrije dagen na ontvangst van dat besluit kan daarvan door den aanvrager bij den Gouverneur-Generaal in hooger beroep gekomen worden. (4) De aanspraak op en het bedrag van de subsidie wordt alsdan bij eindbeslissing van den Gouverneur-Generaal vastgesteld. (5) Indien uitbetaling van de subsidiën in Nederland wordt verlangd, wordt dit bij de aanvrage uitdrukkelijk vermeld. Artikel 7. Als subsidie voor de kosten van uitrusting en van overtocht van Nederland naar de havenplaats in Nederlandsch-Indië, het dichtst gelegen bij de aan de uitgezonden leerkrachten aangewezen standplaats, worden ten hoogste toegekend drie vierden van de bedragen welke voor die doeleinden van Regee- ringswege worden uitgegeven ten behoeve van voor s Lands dienst uitgezonden Europeesche leerkrachten, in het bezit van dezelfde onderwij sbevoegdheden. Artikel 8. Waar in deze ordonnantie wordt gesproken van leeraren en onderwijzers, zijn mede vrouwelijke leerkrachten bedoeld. Artikel 9. De bepalingen van deze ordonnantie zijn mede van toepassing ten aanzien van particuliere schoolopzieners, voor wier bezoldiging subsidie uit 's Lands kas kan worden genoten. Ten tweede: Te bepalen, dat deze ordonnantie wordt geacht te zijn in werking getreden op 1 Januari 1913. En opdat enz. (gewoon slot). PERIODIEKE SUBSIDIES AAN SCHOLEN IN DE BUITENBEZITTINGEN DOOR DE HOOFDEN VAN GEWESTELIJK BESTUUR TE VERLEENEN. 1. Ord. 9 December 1914 (Stbl. 1914 n°. 750). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Met intrekking van alle daarmede strijdige voorschriften te bepalen, dat de periodieke subsidiën, waarop particuliere Inlandsche gewone lagere scholen en kweekscholen of andere inrichtingen tot vorming van Inlandsche onderwijzers in de Bezittingen buiten Java en Madoera op den voet van de ter zake geldende regelen aanspraak hebben, voor zoover ten behoeve van die inrichtingen over liet voorafgaande jaar reeds zoodanige subsidiën uit 's Lands kas zijn verleend, worden toegekend door de betrokken Hoofden van gewestelijk bestuur onder nadere goedkeuring van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst; zullende die bestuurshoofden in hunne beschikkingen de voorwaarde opnemen, dat de aanvrager gehouden is tot restitutie van de gelden, die volgens de beslissing van genoemden Departementschef ten onrechte mochten zijn uitbetaald. Ten tweede: Deze ordonnantie treedt in werking op 1 Januari 1915. En opdat enz. (gewoon slot). 2. Circ. wden Dir. O. E. 24 December 1914 n« 25531 aan Hoofden van gewestelijk bestuur in de Buitenbezittingen. Bij mijn telegram van 14 dezer vestigde ik reeds Uwe aandacht op de ordonnantie van den 9den t. v. (Staatsblad n! 750, Javasche Courant van 18 dezer), waarbij de Hoofden van gewestelijk bestuur in de Bxiitenbezittingen bevoegd zijn ver- klaard tot toekenning, onder nadere goedkeuring van den Chef van dit Departement, van de periodieke subsidiën, waarop particuliere gewone Inlandsche lagere scholen en Kweekscholen op den voet van de ter zake bestaande regelen aanspraak hebben, voor zoover ten behoeve van die inrichtingen over het voorafgaande jaar reeds subsidiën uit 's Lands kas zijn verleend. Ter toelichting van bedoelde verordening, welke beoogt de toekenning van de daarin aangeduide subsidiën zooveel mogelijk te bespoedigen, heb ik de eer ^ ^ e het volgende mede te deelen. De beperking der bevoegdheid in zake de lagere scholen tot de particuliere „gewone" Inlandsche scholen heeft ten doel de tot dusver gevolgde wijze van toekenning der subsidiën voor die scholen, waar liet Nederlandsch wordt onderwezen, ongewijzigd te laten. Door de restrictie, dat alleen de „periodieke" subsidiën door de Hoofden van gewestelijk bestuur zullen worden verleend is voorts mede gehandhaafd de tot dusver geldende regeling ten aanzien van de toekenning van subsidiën in eens voor den bouw of de eerste inrichting van scholen, terwijl eindelijk de beperking tot de scholen, die over het voorafgaande jaar reeds subsidie genoten, tengevolge zal moeten hebben, dat ook voor scholen, die voor de eerste maal voor subsidiëering in aanmerking komen, de subsidie, als tot dusver, door den Gouverneur-Generaal of door den Chef van dit Departement zal zijn te verleeneu. Tot dusver had de toewijzing van subsidiën, voorzoover betreft in de Buitenbezittingen gevestigde particuliere onderwijsinstellingen, in den regel eerst plaats in de tweede helft van het jaar, doordat groote vertraging in de afdoening van de voor die instellingen ingediende subsidie-aanvragen werd veroorzaakt, door de uit de subsidieregelen voortvloeiende noodzakelijkheid, om over alle aanvragen vooraf het advies in te winnen van de betrokken inspecteerende ambtenaren. Het ligt daarom in de bedoeling, dat bij toepassing der thans getroffen voorziening die toekenning zal geschieden zonder voorafgaand advies van de betrokken inspecteerende ambtenaren, door wier tussehenkomst evenwel Uwe betrekkelijke beschikkingen ter nadere goedkeuring aan den Chef van dit Departement zullen zijn aan te bieden (1). C1) Alleen voor den Resident van Menado. Deze werkwijze zal voortaan mede zijn te volgen voor de aan scholen in de af deeling Menado toe te kennen subsidiën als in de hoogervermelde ordonnantie bedoeld, tot verleening waarvan UHEG. ingevolge artikel 3, alinea 1, der subsidie-regelen in Staatsblad 1912 n». 579 reeds te voren bevoegd was. In die beschikkingen zal voorts steeds de voorwaarde zijn op te nemen, dat de aanvrager zich verbindt tot restitutie van de gelden ,welke volgens de beslissing van den Departementschef ten onrechte mochten zijn toegekend. Ten slotte vestig ik Uwe aandacht op het feit, dat m subsidie-aanvragen, eenzelfde school betreffende, bij het vermelden van de namen der plaatsen waar de scholen gevestigd zijn, niet altijd dezelfde spelling wordt gevolgd. Dit geeft niet alleen aanleiding tot verwarring, doch ook tot groote vertraging bij de verdere behandeling. De in vorige subsidiebesluiten aangenomen spelling zal daarom steeds zijn te volgen, tenzij daartegen overwegende bezwaren bestaan, waarvan dan echter melding zal zijn te maken. De wde Directeur van Onderwijs en Eeredienst, Bij verhindering: De Secretaris, CREUTZBERG. TIJDSTIPPEN SEDERT WANNEER DE PARTICULIERE KWEEKSCHOLEN VOOR INL. ONDERWIJZERS LIT 's LANDS KAS ZIJN GESUBSIDIEERD. 1. Kweekschool te Batavia, uitgaande van de vereeniging „Associatie van Oost en West" te Batavia, gesubsidieerd van af 1 October 1913 (Gouv. besl. 18 December 1913 n' 9). 2. Kweekschool te Depok (Batavia), uitgaande van liet te Amsterdam gevestigde „Centraal Comité voor de oprichting en instandhouding van een Seminarie te Depok". gesubsidieerd van af 1 Januari 1914 (Gouv. besl. i Juni 1915 H- 1/). 3. Kweekschool te Bandoeng (Preanger-Regentschappen), uitgaande van de Nederlandsche Zendingvereeniging' te Rotterdam, gesubsidieerd van af 1 Januari 1903 (Gouv. besl. 12 April 1903 n? 9). 4. Kweekschool te Margarëdja (Semarang), uitgaande van de „Doopsgezinde Vereeniging tot bevordering der Evangelieverbreiding in de Nederlandsebe Overzeesche Bezittingen" te Amsterdam, gesubsidieerd van at' 1 Januari 1904 (Gouv. besl. 19 Juli 1904 n' 22). 5. Kweekschool te Tingkir (Semarang), uitgaande van het „Comité voor de Salatiga-Zending" te Utrecht, gesubsidieerd van af 1 Juli 1908 (Gouv. besl. 18 Augustus 1908 n! 27). 6. Kweekschool te Madjdwarnd (Soerabaja), uitgaande van het „Nederlandsch Zendeling Genootschap" te Rotterdam, gesubsidieerd van af 1 Januari 1901 (Gouv. besl. 12 Januari 1901 n°. 17 in Bijbl. n". 5549). 7. Kweekschool A te Moentilan (Kedoe), uitgaande van de vereeniging „R. C. Kweekschool te Moentilan" te Moentilan, gesubsidieerd van af 1 April 1904 (Gouv. besl. 27 Maart 1905 ff 25). 8. Kweekschool B te Moentilan (Kedoe), uitgaande van de vereeniging „R. C. Kweekschool te Moentilan" te Moentilan, gesubsidieerd van af 1 December 1911 (Gouv. besl. 23 Juni 1915 n' 33). 9. Kweekschool te Djokjakarta (Keucheniusschool), uitgaande van de Gereformeerde Zending, gesubsidieerd van af 1 Januari 1903 (Gouv. besl. 25 September 1903 n! 28). 10. Kweekschool te Sipoholon — vroeger te Pansoer na Pitoe — (Tapanoeli), uitgaande van de „Rheinische Missions Gesellschaft" te Bannen (Pruisen), gesubsidieerd van af 1 Januari 1900 (Gouv. besl. 11 Januari 1900 ïï! 8 in Bijbl. n°. 5473). 11. Kweekschool te Ombolala — vroeger te Hoemene — (Tapanoeli), uitgaande van de „Rheinische Missions Gesellschaft" te Barmen (Pruisen), gesubsidieerd van af 1 Januari 1901 (Gouv. besl. 27 October 1901 33). 12. Kweekschool te Na Roemonda (Tapanoeli) — vroeger School tot opleiding van zonen van Tnl. hoofden en andere aanzienlijke Inlanders voor den bestuursdienst —, uitgaande van de „Rheinische Missions Gesellschaft" te Barmen (Pruisen), als kweekschool gesubsidieerd van af 1 Juni 1906 (Gouv. besl. 17 Januari 1908 n? 10). 13. Kweekschool te Ra ja (Oostkust van Sumatra), uitgaande van het „Nederlandsch Zendeling Genootschap" te Rotterdam, gesubsidieerd van af 1 Juni 1909 (Gouv. besl. 1 November 1910 n; 8). 14. Kweekschool te Bandjermasin (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo), uitgaande van de „Rheinische Missions Gesellschaft" te Barmen (Pruisen), gesubsidieerd van. af 1 Januari 1910 (Gouv. besl. 9 November 1910 n? 9). 15. Kweekschool te Kaloewatoe — vroeger te Oeloe — (Menado), uitgaande van het „Sangi- en Talaut-Comité" te Rotterdam, gesubsidieerd van af 1 Januari 1897 (Gouv. besl. 12 Januari 1897 n°. 36 in Bijbl. n°. 5202). 16. Kweekschool te Tomohon — wijk Koeranga— (Menado), uitgaande van het Nederlandsch Zendeling Genootschap" te Rotterdam, gesubsidieerd van af 1 Januari 1900 (Gouv. besl. 2 Februari 1900 n°. 26 in Bijbl. n". 5479). 17. Kweekschool te Woloan (Menado), uitgaande van de vereeniging „R. C. Kweekschool te Woloan" te Woloan, gesubsidieerd van af 1 Januari 1907 (Gouv. besl. 21 Juli 1909 n' 34). SCHOOLTOEZICHT. INSPECTIE. Verdeeling in Inspectieafdeelingen. Zie art. 7 van Kon. besl. 28 September 1892 n°. 44 (Stbl. 1893 n°. 125), zooals dat artikel wordt gelezen ingevolge Kon. besl. 1 Februari 1907 n°. 46 (Stbl. 1908 n° 197), blz. 3. Ressorten der Inspecteurs. Gouv. besl. 29 Februari 1908 n°. 33 (Stbl. 1908 n°. 198). Gelet enz.; 13e Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Met buitenwerkingstelling van artikel 5 van het besluit van 5 Juni 1893 n! 23 (Staatsblad n! 128) te bepalen dat de zes inspectie-af deelingen waarin N ederlandschIndië voor het toezicht op het Inlandsch onderwijs wordt verdeeld ingevolge artikel 7 van het Koninklijk besluit van 28 September 1892 n; 44 (Indisch Staatsblad 1893 n? 125), zooals dat artikel wordt gelezen ingevolge het Koninklijk besluit van 1 Februari 1907 n! 46 (Indisch Staatsblad 1908 n! 197) 0) zullen samengesteld zijn uit de volgende gewesten: lste afdeeling: Bantam, Batavia, Cheribon, Preanger-Regentschappen, W ester af deeling van Borneo, Billiton; 2de afdeeling: Pekalongan, Semarang, Banjoemas, Kedoe, Djokjakarta, Soerakarta, Madioen; 3de afdeeling: Kediri, Rembang, Soerabaja, Pasoeroean, Besoeki, Madoera, Bali en Lombok; (!) Blz. 3. 4de afdeeling: Sumatra's Westkust, Tapanoeli, Atjeh en Onderhoorigheden, Oostkust van Sumatra, Riouw en Onderhoorigheden, Djambi, Banka en Onderhoorigheden, Palembang, Lampongsche Districten, Benkoelen; 5de afdeeling: Amboina, Ternate en Onderhoorigheden, Menado, Zuid-Nieuw-Guinea; 6de afdeeling: Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, Celebes en Onderhoorigheden, Timor en Onderhoorigheden. Ten derde: enz. Afschrift enz. Standplaatsen der Inspecteurs. Gouv. besl. 29 Februari 1908 ff 33. Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten vierde: Met buitenwerkingstelling van artikel 7 van het besluit van 5 Juni 1893 ff 23 te bepalen dat de Inspecteurs van het Inlandsch onderwijs zullen gevestigd zijn te Bandoen g, Djokjakarta, Probolinggo, Fort de Koek, Amboina en Makasser. Afschrift enz. Ressorten en standplaatsen der Adjunct-Inspecteurs. Besl. Dir. O. E. N. 22 April 1908 n°. 6593 (Bijbl. n°. 6854). Gelet op artikel 7 van het Koninklijk besluit van 28 September 1892 ff 44 (Indisch Staatsblad 1893 ff 125), zooals dat artikel wordt gelezen ingevolge het Koninklijk besluit van 1 Februari 1907 ff 46 (Indisch Staatsblad 3908 ff 197) 0) en op artikel 3 van het Gouvernements besluit van 29 Februari 1908 ff 33 (Staatsblad ff 198) (2); HEEFT BESLOTEN: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling van artikel 1 van het dezerzijdsch besluit van 4 Juli 1893 ff 7318 (Bijblad (!) Blz. 3. (2) „ 738. n; 4889), gewijzigd en aangevuld bij de dezerzijdscke besluiten van 21 September 1897 n5 13067 (Bijblad n! 5345), 16 November 1900 nos. 15150 (Bijblad n! 5757) en 15151 en 17 November 1906 ïï! 20153 (Bijblad n; 6626), te bepalen, dat de Adjunctinspecteurs van het Inlandsch onderwijs meer in het bijzonder belast zijn met het toezicht op het onderwijs in de na te noemen gewesten en hun de volgende standplaatsen aan te wijzen: a. de Adjunct-inspecteur in de le af deeling: Bantam, Batavia, Cheribon, W ester af deeling van Borneo en Billiton. Standplaats Batavia. b. de Adjunct-inspecteur in de 2e afdeeling: Pekalongan, Semarang, Soerakarta en Madioen. Standplaats Semarang. c. de Adjunct-inspecteur in de 3e afdeeling: Rembang, Soerabaja, Madoera en Bali en Lombok. Standplaats Probolinggo (Pasoeroean) (*). d. de Adjunct-inspecteurs in de 4e afdeeling: 1. Tapanoeli, Atjeh en Onderhoorigheden en Oostkust van Sumatra. Standplaats Medan. 2. Riouw en Onderhoorigheden, Djambi, Banka en Onderhoorigheden, Palembang, Lampongsche districten en Benkoelen. Standplaats Palembang. e. de Adjunct-inspecteur in de 5e afdeeling: Menado. Standplaats Menado (2). Bovendien kan elke Inspecteur de(n) hem toegevoegde (n) Adjunct-inspecteur(s) de inspectie van scholen in andere gewesten der afdeeling opdragen. Ten tweede: enz. Afschrift enz. (!) Aldus gewijzigd Dij besl. wd. Dir. O E. 10 April 1915 n? 8751. (2) Aldus gewijzigd bij besl. Dir. O. E. N. 7 Februari 1910 n°. 2341 (Bijbl. no. 7202). VOOBSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 47 Inkomsten der inspecteerende ambtenaren. 1. Gouv. besl. 5 Juni 1893 n°. 23 (Stbl. 1893 n°. 128). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten zesde: Krachtens machtiging der Koningin-Weduwe, Regentes: a. bij het Inlandsch onderwijs in dienst te stellen: 5 (vijf) Inspecteurs op eene bezoldiging van f 700 (zevenhonderd gulden) 'smaands met 2 (twee) tweejaarlijksche verhoogingen elk van f 100 (éénhonderd gulden) 's maands en 5 (vijf) Adjunct-inspecteurs op eene bezoldiging van f 500_(vijfhonderd gulden) 'smaands met 2 (twee) tweejaarlijksche verhoogingen elk van f 100 (éénhonderd gulden) 'smaands; b. aan elk der sub a bedoelde ambtenaren toe te kennen eene indemniteit voor schrijfloonen en schrijfbehoeften van f 25 (vijf en twintig gulden) 'smaands; c. enz. Extract enz. 2. Gouv. besl. 29 Februari 1908 n°. 33 (Stbl. 1908 n°. 198). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten derde: Krachtens machtiging der Koningin boven de in artikel 6 van het besluit van 5 Juni 1893 ff 23 (Staatsblad ff 128) 0) bedoelde 5 (vijf) Inspecteurs en 5 (vijf) AdjunctInspecteurs nog in dienst te stellen één Inspecteur en één Adjunct-Inspecteur op de in dat artikel sub a voor elke dier betrekkingen genoemde bezoldigingen en traktementsverhoogingen en onder toekennig der aldaar sub b genoemde indemniteit voor schrijfloonen en schrijfbehoeften. Ten vierde: enz. Afschrift enz. (*) Hierboven afgedrukt. 3. Gouv. besl. 6 Januari 1911 n°. 22 (Stbl. 1911 n°. 52). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Boven de in artikel 6 van het besluit van 5 Juni 1893 Il? 23 (Staatsblad n; 128) (*) juncto artikel 3 van het besluit van 29 Februari 1908 n? 33 (Staatsblad ff 198) C) bedoelde 6 (zes) Inspecteurs en 6 (zes) Adjunct-Inspecteurs nog in dienst te stellen één Inspecteur van het Inlandsch onderwijs, op de in eerstvermeld artikel sub a voor die betrekking genoemde bezoldiging en traktementsverhoogingen en onder toekenning van de aldaar sub b genoemde indemniteit voor schrijfbehoeften, wordende deze ambtenaar verbonden aan het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid om aldaar, overeenkomstig de bevelen van den Departementschef, werkzaam te zijn in het belang van het Inlandsch onderwijs. Extract enz. Instructie voor de inspecteerende ambtenaren. Besl. Dir. O. E. N. 4 Juli 1893 n°. 7318 (Bijbl. n°. 4889). Gelezen enz.; Gelet op artt. .. en 7 van het Koninklijk besluit dd. 28 September 1892 n; 44 (Indisch Staatsblad 1893 n! 125) (2); HEEFT BESLOTEN: Artikel Een. Te bepalen enz. Artikel Twee. Yast te stellen: a. de aan dit besluit gehechte Instructie voor de inspecteerende ambtenaren bij het Inlandsch onderwijs; b. enz. Afschrift enz. (!) Blz. 738. (2) „ 3. INSTRUCTIE voor de Inspecteerende Ambtenaren bij het Inlandsch Onderwijs. Artikel 1. De inspecteurs en adjunct-inspecteurs zorgen voortdurend bekend te blijven met den toestand van het Inlandsch onderwijs in hun ressort. Artikel 2. Zij zorgen, dat de verordeningen op het Inlandsch onderwijs worden nagekomen en verstrekken alle inlichtingen aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, naar wiens bevelen zij zich overigens gedragen. Artikel 3. Met inachtneming van het beginsel, dat aan eene inspectie zooveel tijd behoort gewijd te worden, als noodig is tot juiste beoordeeling van den toestand van het onderwijs en om aan het onderwijzend personeel de bij art. 10 bedoelde leiding te geven, bezoeken zij zooveel mogelijk eenmaal 's jaars de gouvernements- en de gesubsidieerde bijzondere lagere Inlandsche scholen, benevens de kweek- en hoofdenscholen, zoomede, wanneer daartoe gelegenheid bestaat, de overige bijzondere scholen in hun ressort. Van de bevinding bij die bezoeken wordt in een vastgestelden vorm mededeeling gedaan aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Over de onderwijs-inrichtingen in eenezelfde bestuursafdeeling gelegen kan een collectief rapport worden uitgebracht (1). De inspecteurs zijn bevoegd, ook de scholen in het bijzonder ressort der adjunct-inspecteurs te bezoeken. Artikel 4. Jaarlijks in de maand Januari verstrekken zij aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid eene met redenen ©mkleede opgaaf der in het afgeloopen jaar niet geinspecteerde gouvernements- en gesubsidieerde bijzondere scholen in hun ressort. Artikel 5. Jaarlijks vóór ultimo Maart doen de inspecteurs den Direc- t1) Over de particuliere scholen moeten afzonderlijke rapporten worden ingediend (miss. Dir. O. E. 21 October 1914 n°. 20969 aan de inspecteerende ambtenaren van het Inl. onderwijs). teur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid verslag f) van den staat van het onderwijs in hunne afdeeling, volgens een door dien Departementschef vastgesteld model (2). Artikel 6. De adjunct-inspecteurs zijn gehouden, de wenken van de inspecteurs, de inspectie en het onderwijs betreffende, op te volgen, hen te dienen van consideratiën en advies en hun alle verlangde inlichtingen te verschaffen. Artikel 7. Bij ontstentenis, ziekte of andere wettige verhindering van een inspecteur, aan wien één of meer adjunct-inspecteurs zijn toegevoegd, wordt hij vervangen door zijn adjunct of door den oudsten in benoeming zijner adjuncten (3). Artikel 8. Alle tot den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid gerichte stukken der Adjunct-inspecteurs, uitgezonderd de voor gezien geteekende aanvragen van fondsen voor aanmaak en onderhoud van meubilair ten behoeve der scholen, worden ingediend door tusschenkomst van de Inspecteurs, die er zoo noodig hunne beschouwingen aan toevoegen O- De adjunct-inspecteur in de 5e afdeeling dient spoedshalve ook rechtstreeks aan den Departementschef in voorstellen tot mutatiën onder het onderwijzend personeel der openbare Inlandsche scholen, voorstellen tot toekenning van traktementsverhoogingen aan dat personeel, aanvragen om subsidie voor particuliere Inlandsche scholen en in het algemeen alle stukken, waarin geen principieele aangelegenheden worden behandeld (r'). Yan de in de vorige alinea bedoelde rechtstreeks ingediende stukken zendt de adjunct-inspecteur in de 5e afdeeling, voor zooveel noodig, afschriften aan den inspecteur in die afdeeling (5). t1) Dit verslag dient voor de samenstelling van het Koloniaal Verslag (Miss. Dir. O. E. N. 28 Mei 1894 n°. 4880 aan de Inspecteurs van het Inl. onderwijs). (2) Voor dit model zijn den Inspecteurs van het Inl. onderwijs aanwijzigingen gegeven bij miss. Dir. O. E. N. 28 Mei 1894 n°. 4880. (s) Aldus luidt artikel 7 ingevolge art. 2 van besl. Dir. O. E. N. 22 April 1908 no. 6593 (Bijbl. n». 6854). (*) Aldus wordt deze alinea gelezen ingevolge art. 2 van besl. Dir. O. E. N. 22 April 1908 no. 6593 (Bijbl. no. 6854). (5) De laatste twee alinea's van artikel 8 zijn aan dat artikel toegevoegd bij besl. Dir. O. E. N. 5 Juli 1901 n°. 8166. Artikel 9. Daartoe uitgenoodigd vergezellen de adjunct-inspecteurs hunne inspecteurs op de reizen ter inspectie van de meer bijzonder onder het toezicht van eerstgenoemden gestelde scholen. Artikel 10. Bij de inspecties geven de inspecteerende ambtenaren aan de onderwijzers de vereischte leiding, zoo noodig door de schooltaak over te nemen. Zij voorzien hen verder van stellige aanwijzingen tot verbetering van in hun onderwijs of de inrichting der school bestaande gebreken. Artikel 11. Jaarlijks, wanneer daartoe aanleiding bestaat, wordt op een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid vast te stellen tijdstip te Batavia, onder voorzitterschap van den Departementschef, eene bijeenkomst der inspecteurs gehouden tot bespreking der belangen van het onderwijs. Vrijstelling van schutterlijken dienst voor de inspecteerende ambtenaren. Ord. 29 Augustus 1891 (Stbl. 1891 n°. 190). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, het wenschelijk achtende enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Met uitbreiding van artikel 4 van het reglement voor de schutterijen op Java (Staatsblad 1838 II' 22), te bepalen dat van persoonlijken schutterlijken dienst mede zijn vrijgesteld: 1®. enz.; 2°. de Inspecteerende ambtenaren van het Europeesch en van het Inlandsch onderwijs. En opdat enz. (gewoon slot). Openhouden der betrekking van inspecteur of adjunct-inspecteur bij verlof van den titularis naar Europa. Gouv. besl. 11 September 1893 n°. 3 (Stbl. 1893 n°. 229). Gelet op artikel 5, laatste alinea, en artikel 17 van het Reglement op het verleenen van verloven naar Europa aan Europeesche ambtenaren in Nederlandsch-lndië (Saatsblad 1892 II' 235); Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Te bepalen dat de volgende betrekkingen, bij verlof naar Europa van de titularissen voor niet langer dan een jaar, tijdelijk worden waargenomen. 1 enz. 5. Inspecteur en Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch Onderwijs. 6 enz. Ten derde: enz Afschrift enz. Kostuum Adjunct-Inspecteurs op Java en Nladoera, zoo zij Inlander zijn. Gouv. besl. 13 December 1904 n°. 6 (Bijbl. n°. 6142). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen dat door de op Java en Madoera geplaatste Adjunct-lnspecteurs van het Inlandsch Onderwijs, zoo zij Inlanders zijn, de volgende onderscheidingsteekenen kunnen worden gedragen. Onderscheidingsteeken voor dagelijksch gebruik in den dienst: Een pet van donkerblauw laken, voorzien van verlakte klep, een gouden galon ter breedte van 4 cM. en van voren van een gekroonde letter W van zilver, of een Inlandsche „toedoeng" met dezelfde versierselen. Klein kostuum: Een hoofddoek, een kort buis (sikeppan tjilik) van donkerblauw laken, een wit vest en een kain als bepaald bij § 4 sub a, b, c en d en tjenelo's, als bedoeld bij § 1 sub F van het besluit van 2 April 1870 n! 9 (Bijblad op het Staatsblad n! 2308); de knoopen van goud, voorzien van een gekroonde letter W van zilver. Groot kostuum: Gelijk dat, in bovenaangehaald besluit voor een Patih vastgesteld, met dit verschil, dat het borduursel van het staatsiebuis (sikeppan gedee) zal bestaan uit een gouden zoom langs het boordsel van den kraag, het geheele buis en de uiteinden der mouwen, ter breedte van 1 cM. en gouden oranjeen eikentakken, ter breedte van 31/2 cM. om den kraag en om de uiteinden der mouwen. De knoopen en tjenelo's zijn als die, bij het bovenomschreven klein kostuum behoorende. Extract enz. Bevoegdheid der inspecteerende ambtenaren tot het verzenden van regeeringstelegrammen. Gouv. besl. 25 April 1907 n°. 52 (Stbl. 1907 n°. 229). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerking stelling van het besluit van 16 September 1878 n! 19 (Staatsblad n! 240) en met nadere aanvulling van het besluit van 9 Mei 1872 n! 2 (Staatsblad n! 88), te bepalen dat de bij laatstgenoemd besluit bedoelde Regeeringstelegrammen ook kunnen worden verzonden door de inspecteerende ambtenaren van het Europeesch en het Inlandsch onderwijs. Extract enz. Indienststelling van een klerk bij ieder der inspecteerende ambtenaren. Gouv. besl. 21 Januari 1914 n°. 68 (Stbl. 1914 n°. 95). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Gerekend van 1 Januari 1914, bij ieder der Inspecteurs en Adjunct-Inspecteurs van het Inlandsch onderwijs in dienst te stellen een klerk op eene bezoldiging van f 75.— (vijf en zeventig gulden) 'smaands; met bepaling, dat de klerken worden benoemd en uit de betrekking ontslagen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst op voordracht van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs. Extract enz. Inspectie van scholen op afgelegen plaatsen. Miss. Dir. O. E. N. 3 Maart 1884 n; 2875 aan de inspecteerende ambtenaren van het Inl. onderwijs. De Regeering is van meening (1), dat het houden van somtijds kostbare inspectiën der Inlandsche scholen van zeer problematiek nut is, wanneer het scholen geldt, nog voorzien van onderwijzers, niet van eene kweekschool afkomstig en niet van eene zoodanige ontwikkeling, dat de paedagogische wenken van UwEdG. op hen veel invloed zullen hebben. Ik heb daarom de eer UwEdG. te verzoeken Uwe insuectiën met oordeel des onderscheids te regelen en niet dan in dringende gevallen veel tijd en geld kostende reizen naar afgelegen plaatsen te ondernemen. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, STORTENBEKER, t1) Miss. ls'en Gouv. Secr. 19 December 1883 n. 2065& aan Dir. O. E. N. Inspectie van kweek- en opleidingsscholen. Zie miss. Dir. O. E. N. 12 Augustus 1891 n; 8055 aau den Inspecteur en Adjunct-Inspecteur van liet Inlandsch onderwijs, blz. 231. Indienststelling van Inl. schoolopzieners voor de afdeeling Menado. Gouv. besl. 29 November 1912 n°. 55 (Stbl. 1912 n". 582). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten vijfde: Te bepalen als volgt: I. Ten behoeve van de inspectie van de districts- en landschapsscholen in de afdeeling Menado der residentie van dien naam worden in dienst gesteld Inlandsche schoolopzieners tot een aantal als door den Gouverneur-Generaal zal worden noodig geacht. Zij worden benoemd en ontslagen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst en door hem toegevoegd aan den inspecteerenden ambtenaar, meer in het bijzonder belast met het toezicht op het Inlandsch onderwijs in die residentie. Hun dienstverhouding tot dezen wordt door genoemden Departementschef geregeld. II. De Inlandsche schoolopzieners genieten de volgende voordeel en: 1. O een bezoldiging van f 90.— (negentig gulden) 's maands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10.— (tien gulden) 's maands; met bepaling le. dat, ingeval tot de betrekking van Inlandsch schoolopziener wordt benoemd een hulponderwijzer of onderwijzer bij het openbaar lager Inlandsch onderwijs, de diensttijd, die voor de toekenning van de aan deze betrekkingen verbonden traktementsverhoogingen in aanmerking komt, medetelt voor de toekenning van de traktementsverhoogingen als Inlandsch schoolopziener; 2e. dat bij terugkeer tot of plaatsing bij het openbaar lager onderwijs van een Inlandsch schoolopziener de diensttijd als zoodanig zal medetellen voor de toekenning (*) Aldus luidt punt 1 ingevolge art. 1 van Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 47 (Stbl. 1913 n°. 273). der traktementsverhoogingen, verbonden aan de betrekking, waartoe hij bij dat onderwijs wordt benoemd; 2. een indemniteit voor reis- en verblijfkosten van f 40.— (veertig gulden) 'smaands, wordende hun bij reizen over zee bovendien vergoed de kosten der reis van de plaats van inscheping tot de plaats van ontscheping als voor een reis in commissie overeenkomstig de bepalingen op de reis-, verblijf- en transportkosten in Staatsblad 1882 n-' 187 juncto Staatsblad 1900 n? 274, met dien verstande, dat zij te dien aanzien worden gelijkgesteld met doktersdjawa. Ten zesde: enz. Algemeen toezicht op het aan Inl. scholen van technisch onderwijs gegeven gewoon schoolonderricht. Gouv. besl. 5 Februari 1934 Il? 17. Herlezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Het algemeen toezicht op het aan de openbare en particuliere Inlandsche scholen van technisch onderwijs eventueel gegeven gewoon schoolonderricht is opgedragen aan den inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs, in wiens ressort de school (scholen) gelegen is (zijn). Afschrift enz. Inrichting van voorstellen tot voorziening in vacatures aan scholen. Circ. wd. Dir. O. E. 8 Maart 1915 n; 5560 aan de inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. Reeds meermalen heeft het de aandacht getrokken dat de wijze, waarop tot dusver de voorstellen van de ispecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs tot voorziening in vacatures aan scholen zijn ingericht, noodeloos omslachtig is, terwijl daarbij, indien eene min of meer uitgebreide reeks mutaties gelijktijdig wordt voorgebracht, veelal niet vermeden kan worden dat de voorstellen aan overzichtelijkheid te wenschen overlaten. De gebruikelijke briefvorm leidt nl. van- zelf tot betrekkelijk uitvoerig omschreven toelichting, ook waar met korte aanduidingen volstaan zou kunnen worden,, en maakt voorts herhaling van tal van fpQ-evens noodig. Ten einde zoowel den arheid der genoemde ambtenaren bij het opmaken van mutatievoorstellen als de behandeling daarvan bij het Departement te vergemakkelijken, komt het mij wenschelijk voor de tegenwoordige werkwijze in deze te verlaten en bedoelde voorstellen voortaan te doen voorbrengen in staatvorm. Een model voor zulk een staat is bij dit Departement ontworpen; twee bij wijze van voorbeeld ingevulde exemplaren gaan hierbij, terwijl een voorraad voor ongeveer een jaar afzonderlijk aan Uw adres wordt verzonden. De bedoeling is — hierop zij in het bijzonder Uw aandacht gevestigd — dat bij denzelfden staat niet meer mutaties worden voorgesteld, dan die noodig zijn voor de vervulling van de vacature (s) aan één school (c. q. de aanwijzing" van onderwijzend personeel voor één nieuwe school) benevens-, voor de aanvulling der dien tengevolge openkomende plaatsen. Behoudens het geval, dat aan dezelfde school meer dan één plaats te vervullen is, zal derhalve elk in staatvorm voorgebracht mutatievoorstel slechts mogen omvatten de vervulling van één bestaande vacature en de bezetting van plaatsen, die door in verband daarmede voorgestelde overplaatsingen open komen. Naar verwacht wordt, zal in de meeste gevallen met de indiening van een staat zonder meer kunnen worden volstaan, zoodat alleen dan een begeleidend schrijven noodig is, wanneer de omstandigheden uitvoeriger toelichting van eenig voorstel noodig maken, dan waarop de desbetreffende kolom is berekend. In dit verband worde — zij het wellicht ten overvloede — opgemerkt, dat de nieuwe werkwijze in geen geval er toe leiden mag, dat toelichtende gegevens, welke voor de beoordeeling van mutatievoorstellen bij het Departement noodig zijn, in mindere mate verstrekt worden dan tot dusver. Alleen zullen die gegevens in korteren vorm, dan in een brief gebruikelijk is, geredigeerd kunnen worden. Ten slotte heb ik de eer UEGr. te verzoeken, mij na ongeveer een jaar te willen rapporteeren, of, en zoo ja, in welken zin, het formulier naar Uw oordeel behoort te worden gewijzigd of aangevuld. De wde Directeur van Onderwijs en Eeredienst, E. MORESCO. 2de Afdeeling. I >■ Volgnummer. VACATURE. TE VERVULL^ "OR Vooraf Hoofd °Pgeleid benoemen | TOPlTmTmr™ nf A , , . ,n, nf herbenoemen tot iuü/LIOJIIINGEjn. v, , , ^ Ontstaan door Naam. Thans. of terugstellen ƒ hulpkrachL °P8eleid- belasten met de waarneming van B- C. D. E. F. Z^_ H. i 1. Semarang II. Hoofd, Overplaatsing Mas Soeta Wi- huipond. ^ °P9el. Onderwijzer Aan de betirt voor bevordering 3 verh. Irman. Besl. Dir. djaja. openb. lid» ^ (benoemen). van f10 O. en E. 15-2-'15- 2de kl. Pati' 1250. marang). ! 2. Hülpkr. Zie sub 1. Amidjaja. huipond.JPjJ °n°Pgel. - Verzoekt mij plaatsing hoofdplaats om zijn (üemarang). InL 2de »kinderen de HolL-Inl. school te doen bezoeken te. Gdboes (&' rang). S. Gdboes ld. Zie sub 2. Mejomo. id. te (Semarang)- J — Toezegging overplaatsing: Besl. Dir. O. en E ws 9-10-'14-18730. 4. Goeboeg ld. Zie sub 3. Moestafa. id. te Z°e j Id- (Semarang)- I — ! Slechte verstandhouding met hoofd — zie *:$ | ' dezerz. geh. miss. heden no. 70. 5. Koedoes ld. Zie sub 4. Radiman. cand. k'W^6 ; • (id.). adres: Bo°fó ft J Kweek. sch. 2de (benoemen) Majong. akte: 4-3-'13-8740. MUTAT# ^OJtSTEL. No. 350. Djokjakarta, den lsten Maart 1915. N.B. In kolom D c. q. te verwijzen naar de beschikking waardoor de vil t ontstaan is l)6 In kolom H, voor zooveel betreft nieuw aan te stellen leerkracht®,^6 besluit tot uitreiking der akte aan te halen; voor wat aangaat &el mingen, het besluit van ontslag. .ggi1'", In kolom I eventueel te verwijzen naar beschikkingen, houdende *■ ., van overplaatsing, of naar andere stukken waarbij daartoe strekk01? {0e zoeken verhandeld zijn. Bij bevordering of herplaatsing het aantaI kermen verhoogingen op te geven. Inspecteur -Adjunct I»sp««tearl Van het Inlandsch onderwijs in de 2de afdeeling. lste Afdeeling. I ï> Volgnummer. 1. 2. 3. 4. 5. 6. VACATURE. TE VERVUL OR Vooraf Hoofd °Pgeleid herbenoemen! tot TOELICHTINGEN. School. of Ontstaan door Naam. Thans- 0f terugstellen \ hulpkracht. "Pgeleid. belasten met de waarneming van B. C. D. E. ^ H. I. Mangoenredja Hoofd. Opening der Mas Satria. onderwij®nopg. — Het schoolgebouw is gereed. Meubilair en Preanger-Beg.) school. Besl. Dir. openb. Iw- leermiddelen kunnen eerstdaags ter plaatse O. en E. 6-9-'14- 2de kl. TjW* , verwacht worden. 17235. (Preangei''"'■ Aantal ingeschreven leerlingen: 85. De voorgedragene is een flink schoolhoofd, aan wien de opening een er nieuive school volkomen kan worden toevertrouwd. Id. Hulpkr. Id. Soejitno. kweekeUll9 ^ ld. Huipond. Aan de beurt voor bevordering. openb. lid- (waarneming) 2de kl. G j, akte: 2-2-'15-5641. (Preanger-tW ld. Id. Id. Ismani. cand, U'e^'y ld. . Kweek. adres I akte: 5-6-'14-15730. i)6)l Tjiandjoer Hoofcl, Zie sub 1, Sapardi. huipond- J J Opgei Onderwijzer 2 vei h. van f 10. (id.). Inl. sch°° j (benoemen). Ver soek overplaatsing: Besl. Dir. O. en E. kl. Soekabof', 2-7-'13-14261. (Preangei^ Soekaboemi Hulpkr. Zie sub 4. Mas Soelaka. huipond- ^ Iel.. _ Vermindering aantal leerlingen te Ban- (id.). Inl. school ' doeng II: 5 leerkr. Bandoen!) Aantal leerlingen: Februari '15 : 140—10 \crzuimen =130. Januari „ : 143—14 „ = 129. December '14 : 148—13 „ = 135. November „: 150— 7 n =143. Oaroet ld. Zie sub 2. Ngadiman. cand. CJn°Pgel. Kweek, (benoemen) Verzoek plaatsing: Miss. Dir. O. en E. dd.). akte: 1-3-'14-9560. 7-9-'14-15567. _J MUTA'^OORSTEL. No. 441. Btmdoeng, den 2den Maart 1915. N.B. In kolom D c.q. te verwijzen naar de beschikki7ig waardoor de vacature 011 t0lj,. In kolom H, voor zooveel betreft nieuw aan te stellen leerkraci ^ besluit tot uitreiking der akte aan te halen; voor wat aangaat , mingen, het besluit van ontslag. In kolom I eventueel te verwijzen naar beschikkingen, houdende toez^'ë" eii _ overplaatsing, of naar andere stukken waarbij daartoe strekkende verzo^00' handeld zijn. Bij bevordering of herplaatsing het aantal toe te kennen v gen op te geven. v0 °RBCHEIFTEN inl. ondeewijs. De —Wde Inspecteur—__van iniandsch onderwijs -Adjunct-Incpoctour in de lste afdeeling, 48 SCHOOLCOMMISSIE N. i ■ " Benoeming der leden. V V 1. Ord. 28 October 1887 (Stbl. 1887 n°. 196). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Met wijziging in zooverre van artikel 40, alinea 3, van het Beglement op het lager onderwijs voor Europeanen en met dezen gelijkgestelden in Nederlandsch-Iridië, vastgesteld bij de ordonnantie van 7 Juli 1868 (Staatsblad n? 81), en van artikel 73, alinea 6, van het Algemeen reglement op het Gouvèrnements lager onderwijs voor Inlanders in Nederlandschlndi'è, vastgesteld bij de ordonnantie van 25 Mei 1872 (Staatsblad n?_99), te bepalen, dat de leden der plaatselijke, zoo Europeesche als. Inlandsche schoolcommissiën, worden benoemd en ontslagen door de Hoofden van Gewestelijk Bestuur, op voordracht der betrokken schoolcommissie. En opdat enz. (gewoon slot). 2. Circ. Dir. O. E. N. 15 November 1888 IP 11399 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 4480). Ik heb de eer UHEG. mede te deelen, dat de Begeering, in overeenstemming met het gevoelen van den Commandant van het Leger, verlangt dat de Hoofden van gewestelijk bestuur, alvorens een officier tot lid eener plaatselijke schoolcommissie te benoemen, het advies van den Afdeelings- of Gewestelijk Militairen Commandant zullen inwinnen. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Bij afwezen: De Secretaris, y. D. KEMP. 3. Ord. 16 Sepember 1893 (Stbl. 1893 n°. 233). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: In te trekken de artikelen 67 tot en met 77 van het algemeen reglement op het Gouvernements lager onderwijs voor Inlanders in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij artikel 1 der ordonnantie van 25 Mei 1872 (Staatsblad ff 99), de artikelen 68 en 73, zooals die bij de ordonnantiën van 8 September 1877 (Staatsblad ff 174) en van 26 October 1879 (Staatsblad ff 298a) gewijzigd en aangevuld zijn; met bepaling dat de benoeming en het ontslag van de leden der Inlandsche schoolcommissiën, bedoeld bij artikel 6 van het Koninklijk besluit van 28 September 1892 ff 44 (Indisch Staatsblad 1893 ff 125) (*), zullen geschieden op de wijze, aangegeven in de ordonnantie van 28 October 1887 (Staatsblad ff 196). En opdat enz. (gewoon slot). Reglement voor de Inl. Schoolcommissiën. Besl. Dir. O. E. N. 4 Juli 1893 n°. 7318 (Bijbl. n". 4889). Gelezen enz.; Gelet op artt. 6 en .. van het Koninklijk besluit dd. 28 September 1892 ff 44 (Indisch Staatsblad 1893 ff 125) f). HEEFT BESLOTEN: Artikel Een. enz. Artikel Twee. Vast te stellen: a. enz.; b. het aan dit besluit gehechte Keglement voor de Inlandsche schoolcommissiën. Afschrift enz. (M Blz. 3. Reglement voor de Inlandsche schoolcommissiën, bedoeld bij artikel 6 van het Koninklijk besluit van 28 September 1892 n°. 44 (Staatsblad 1893 n°. 125) (1). Artikel 1. De Inlandsche schoolcommissiën (2) worden voorgezeten door het Hoofd van het gewest, waarin zij gevestigd zijn. In de afdeelingen .wordt het Hoofd van Gewestelijk Bestuur, bij verhindering om zelf als voorzitter op te treden, vervangen door het Hoofd van Plaatselijk Bestuur. Artikel 2. Het aantal leden, met inbegrip van den voorzitter, bedraagt in den regel voor de hoofdplaatsen van gewesten 7, voor de hoofdplaatsen van bestuursafdeelingen 5 en voor alle overige plaatsen 3. In bijzondere gevallen, ter beoordeeling door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur, kunnen de commissiën uit meer of minder leden bestaan. Van zulke afwijking wordt mededeeling gedaan aan den inspecteerenden ambtenaar van het ressort. Artikel 3. De schoolcommissie kiest uit haar midden een secretaris. Is geen der leden genegen die betrekking op zich te nemen, dan wordt iemand buiten de schoolcommissie als secretaris aangewezen door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur. Artikel 4. De schoolcommissiën waken voor de naleving van de verordeningen op het Inlandsch onderwijs (8) en beijveren zich den bloei van dat onderwijs binnen haar ressort te behartigen. Artikel 5. Zij vergaderen eenmaal 's maands ter bespreking van de belangen der in hun ressort gevestigde Inlandsche scholen dan (1) Blz. 3. (2) De Inl. Schoolcommissiën moeten worden beschouwd als zelfstan¬ dige lichamen, ieder met een eigen archief (Miss. Dir. O. E. 16 November 1911 n«. 18929, blz. 757). (3) Ook wat aangaat het particulier onderwijs (zie art. 5, 11 en 8 van de Regelen, respectievelijk in Stbl. 1895 n°. 146, Slbl. 1906 n°. 241 en Stbl. 1906 no. 242, blzz. 547, 527 en 697). wel behandelen die op de gewone maandelijksclie bijeenkomsten der Inlandsche hoofden. Bovendien vergaderen zij zoo mogelijk tijdens de aanwezigheid ter plaatse van den inspecteur, wien zij gelegenheid geven, de vergadering bij te wonen. Zij houden toezicht op de scholen (J) en zorgen, dat elke school geregeld eenmaal 's maands door minstens één harer leden bezocht worde. Zij verleenen bijstand aan de onderwijzers, die hare voorlichting, hulp of medewerking vragen. Artikel 6. Zij geven aan de bevoegde autoriteiten alle inlichtingen, die van haar verlangd worden en dienen jaarlijks, uiterlijk op den 31en Januari, aan den inspecteur of adjunct-inspecteur een verslag in van den toestand van het onderwijs en van de veranderingen, die het schoolwezen heeft ondergaan, ingericht volgens een vastgesteld model (2). Artikel 7. Zij beoordeelen de klachten van en beslissen in de geschillen tusschen de hoofdonderwijzers of onderwijzers en het hulppersoneel der gouvernements Inlandsche scholen. Zij hebben het recht, het onderwijzend personeel te vermanen. Artikel 8. De van de commissiën uitgaande stukken worden onderteekend door den president of diens vervanger en den secretaris; belangrijke voorstellen, gericht aan den Departementschef moeten door de ter plaatse tegenwoordige leden mede worden geteekend of den datum vermelden der circulaire-lijst, waarbij die leden van hun gevoelen deden blijken. Inl. Schoolcommissiën als zelfstandige lichamen te beschouwen ieder met een eigen archief. Miss. Dir. O. E. 16 November 1911 n5 18929 aan één der Inl. Schoolcommissiën. Met referte aan Uw missive van .... heb ik de eer Uwe t1) Omtrent toezicht op de schooladministratie, zie Circ. Dir. O. E. N'. 14 Januari 1880 n°. 508 in Bijbl. n». 3527, blz. 144. (2) Dit model is door den Dir. O. E. laatstelijk vastgesteld bij diens besl. 8 December 1914 n°. 24505. Commissie mede te deelen, dat ik meen geen gevolg te moeten geven aan Uw voorstel om voortaan voor de verschillende openbare Inlandsche scholen in de afdeeling van circulaires, schoolverslagen enz. geen exemplaren meer te zenden aan elke Schoolcommissie ter plaatse waar die scholen gevestigd zijn, doch slechts twee exemplaren te doen toekomen aan Uwe Commissie. Uwe aandacht erop vestigende, dat op elke plaats waar één of meer openbare Inlandsche scholen gevestigd zijn, ingevolge artikel 6 der ordonnantie van 5 Juni 1893 (Staatsblad n! 125) O een Inlandsche Schoolcommissie moet zijn ingesteld, welke geacht wordt een zelfstandig lichaam te zijn met een eigen archief, merk ik verder nog op dat, al mogen thans door eene beschikking van den Resident van .... de Inlandsche Schoolcommissiën in de afdeeling .... een gemeensehappelij- ken secretaris ™ leden hebben, het geenszins is uitgesloten, dat te eeniger tijd eene andere regeling noodig wordt geoordeeld, in welk geval eene voorafgaande samenstelling der archieven groote moeilijkheden zou opleveren. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, Bij afwezen: De Secretaris, E. A. E. KALSHOYEN. Opschrift voor dienstbrieven. Circ. Dir. O. E. 24 November 19.14 ll! 23593 aan de Schoolcommissiën. Door den Chef van den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst is de aandacht er op gevestigd, dat ingevolge artikel 56, alinea 4, van de Algemeene Bepalingen ter uitvoering van het Reglement voor den Postdienst in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1909 n? 563), bij verzending van dienstbrieven en open kaarten aan bijzondere personen, aan het opschrift „dienst" de woorden „vrij van port" behooren te worden toegevoegd, wanneer de verzending uitsluitend geschiedt in het openbaar belang. Ontbreekt deze bijvoeging, dan worden de stukken beschouwd (!) Blz. 3. Vergl. ook artikel 2, alinea 1, van liet Reglement voor de Inlandsche Schoolcommissiën in Bijbl. n°. 4889, blz. 756. * als geheel of gedeeltelijk het belang der geadresseerden te betreffen en als niet-portvrije dienststukken te zijn verzonden, terwijl zij ten kantore van bestemming met het port der gefrankeerde brieven worden belast. Ik heb daarom de eer U te verzoeken bij de verzending Uwer dienststukken met het vorenstaande rekening te willen houden. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, Voor den Directeur: De Secretaris, KALSHOVEN. Voorstellen en mededeelingen door tusschenkomst van den inspecteerenden ambtenaar in te dienen. Circ. wden Dir. O. E. 10 April 1915 D? 8732 aan de Inl. Schoolcommissiën. Bij de dezerzijdsche circulaires van 22 Augustus 1894 IH 8158 (Bijblad ff 4995) 0) en 27 September 1895 lü 9484 (2) werd aan de Inlandsche Schoolcommissiën verzocht, voorstellen tot toekenning van tratementsverhoogingen door tusschenkomst van de betrokken inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs in te dienen. Aangezien de evengemelde circulaires meermalen uit het oog blijken te worden verloren en het in het belang van eene spoedige afdoening van zaken gewenscht moet worden geacht, dat niet alleen de hoogerbedoelde voorstellen maar in het algemeen alle voorstellen en mededeelingen de onder Uw toezicht staande scholen en de daaraan verbonden leerkrachten betreffende, dit departement bereiken door tusschenkomst van bedoelde ambtenaren heb ik de eer de hoogerbedoelde aanschrijvingen bij Uwe Commissie in herinnering te brengen en haar voorts te verzoeken alle mededeelingen en voorstellen de scholen en het personeel betreffende voortaan zonder onderscheid in te dienen door tusschenkomst van den betrokken Inspecteur of Adjunct-Inspecteur. De \Yde Directeur van Onderwijs en Eeredienst, E. MORESCO. (!) Blz. 156. (2) „ 157. BEMOEIENIS VAN HET B I N N E N L A N D S C H BESTUUR MET HET ONDERWIJS. Ord. 30 Augustus 1867 (Stbl. 1867 n°. 114). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Bij deze alsnog openlijk afkondiging te doen van: I. de artikelen 1 en 3 van het besluit van 5 December 1859 4 (Staatsblad n? 102) luidende als volgt: Artikel 1. Met intrekking van alle vroegere daarmede strijdende bepalingen, te arresteren de liier onder volgende instruktiën. A. Instruktie voor de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera. Art. 1. enz. Art. 34. De Kesident is ambtshalve, voorzitter der gewestelijke sub-kommissiën van onderwijs; hij oefent het toezicht der overheid uit op het geven van onderwijs, ten dienste der inlandsche bevolking en bevordert de oprigting van scholen, in overeenstemming met de behoefte en de door den GouVerneurGeneraal gegeven of nog te geven voorschriften. Art. 35. enz. B. Instruktie voor de Regenten op Java en Madoera. Art. 1. enz. Art. 15. De regent heeft het toezicht (') over de inlandsche scholen in het regentschap, en waakt dat de verordeningen, deswege uitgevaardigd of nog uittevaardigen, behoorlijk worden nageleefd. Art. 16. enz. I1) Dit toezicht strekt zich niet uit tot gesubsidieerde Inl. scholen van Christelijk godsdienstig karakter (vergl. art. 11, al. 4, der Regelen in Stbl. 1906 n°. 241, blz. 527 en art. 5, al. 3, der Regelen in Stbl. 1895 n». 146, blz. 547). UITGAVEN VAN BOEKEN VOOR HET INLANDSCH ONDERWIJS. Regelen voor de belooning van vervaardigers van Inl. boekwerken. 1. Gouv. besl. 14 Februari 1870 n°. 9 (Bijbl. n". 2289). Gelezen de missive van den directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid, van 12 November 1869 Il; 9574 en bijlagen; De Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met wijziging van de besluiten van 14 Januarij 1861 n! 4, 28 Junij 1867 n; 1 en 7 September 1868 IV 37 (*) aan te nemen de volgende regelen bij de belooning van vervaardigers van inlandsche werken: le. Voor uitgave van Regeeringswege komen in aanmerking geschriften in de Inlandsche talen en in het Nederlandsch, die tot hulpmiddelen bij het Inlandsch onderwijs of als ontwikkelings- en ontspanningslectuur voor de Inlandsche bevolking worden dienstig geacht (x). 2e. Aan hen, die zoodanige geschriften ter beschikking van de Regeering stellen, worden, in geval van goedkeuring voor de uitgave, tegen afstand van alle rechten van eigendom, toegekend belooningen, als sub 3e aangegeven, naar gelang van den aard en de hoedanigheid van het werk, het meer of minder nut, dat er van verwacht wordt en de mate van bekwaamheid of inspanning, waarvan het blijken geeft, alles ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst (-). (*) Bijblad n°. 2161. (1) Aldus luidt paragraaf 1, eerst gewijzigd bij § 1 van Gouv. besl. 7 Mei 1904 n°. 9 (Bijbl. Ti». 602i), ingevolge art. 1, § I, van Gouv. besl. 4 September 1912 n°. 30 (Bijbl. po. 7662). (2) Aldus luidt paragraaf 2 ingevolge art. 1, § I, van Gouv. besl. 4 September 1912 n». 30 (Bijbl. w. 7662). 3e. Belooningen worden toegekend (1): a. voor vertalingen uit Inlandsche talen onderling van f 25 (vijf en twintig gulden) tot f 40 (veertig gulden) per .vel druks; b. voor kinderlectuur, van ƒ 25 (vijf en twintig gulden) tot f 50 (vijftig gulden) per vel druks; c. voor school- en volkslectuur, van f 40 (veertig gulden) tot f 75 (vijf en zeventig gulden) per vel druks; d. voor werken, waarvan de moeite der samenstelling geheel buiten verhouding staat tot den omvang, een voor elk geval afzonderlijk vast te stellen bedrag per vel druks; e. voor transcripties uit een letterschrift in een ander, hoogstens f 5 (vijf gulden) per vel druks; kunnende bij buitengewone verdiensten van het werk of bijzondere moeilijkheden bij de bewerking ervan voor de sub a en b bedoelde werken hoogstens f 75 (vijf en zeventig gulden) en voor die sub c bedoelde hoogstens f 100 (éénhonderd gulden) per vel druks worden toegestaan (2). 4e. Onder vel druks wordt verstaan eene hoeveelheid schrift, naar schatting gelijkstaande met 16 bladzijden gewoon octavo, met matige letter behoorlijk volgedrukt en wel: voor Romeinsch schrift gemiddeld ongeveer 1200 letters en scheiteekens per bladzijde, voor Arabisch schrift 900, voor Javaansch schrift, op de gewone wijze, zonder woordscheiding geschreven 600, met woordscheiding 700, voor andere schriftsoorten nader bij proefneming te bepalen (3). De in de vorige alinea aangegeven wijze van berekening van een vel druks geldt niet voor spel-, taal- en rekenboeken en werken met teekeningen of illustraties tusschen den tekst, welke bezwaarlijk kunnen worden weggelaten. Yoor die boeken wordt in elk bijzonder geval het aantal vellen druks, dat zij worden geacht te bevatten, in billijkheid bepaald, onafhankelijk het aantal hunner bladzijden (4). 5e. De geheele omvang van het uit te geven geschrift wordt naar den in de eerste alinea der vorige paragraaf aangegeven maatstaf van Regeeringswege dadelijk op het handschrift geraamd, en die raming zonder voorbehoud tot grondslag geno- (x) Bij art. 1 sub b van Gouv. besl. 30 October 1892 n°. 7 (Bijbl. n°. 4974), blz. 781, is de Dir. O. E. N. gemachtigd de belooningen uit te keeren. (2) Aldus luidt paragraaf 3, eerst gewijzigd bij § 1 van Gouv. besl. 7 Mei 1904 n°. 9 (Bijbl. no. 6024) en bij Gouv. besl. 27 Juli 1905 n". 24 (Bijbl. n°. 6305), ingevolge art. 1, § I. van Gouv. besl. 4 September 1912 n». 30 (Bijbl. no. 7662). (3) Paragraaf 4 is aangevuld bij Gouv. besln. 21 Maart 1872 n°. 33 (Bijbl. no. 2577), 23 April 1872 no. 32 (Bijbl. no. 2587) en 4 April 1873 n». 4 (Bijbl. no. 2665), blzz. 764 en 765. (4) Deze alinea is aan paragraaf 4 toegevoegd bij § II van Gouv. besl. 7 Mei 1904 n°. 9 (Bijbl. no. 6024). Koslelooze verstrekking van boekwerken voor het archief der inspecteerende ambtenaren voor het Inl. onderwijs. 1. Gouv. besl. 8 Augustus 1872 n°. 10 (Bijbl. n°. 3984). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van het besluit van 18 Februarij 1860 n! 22 (*), den directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid te niagtigen: a. enz.; b. aan den inspecteur en aan de adjunkt inspecteurs van het inlandsch onderwijs, ten behoeve hunner archieven, te doen verstrekken ieder één exemplaar van alle ter Landsdrukkerij uitgegeven en nog voorradige benevens van alle in den vervolge aldaar uit te geven werken ten dienste van dat onderwijs. Afschrift enz. 2. Gouv. besl. 1 December 1882 n°. 10 (Bijbl. n°. 3984). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van het besluit van 8 Augustus 1872 nv 10 (2), den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te magtigen om de daarbij onder b bedoelde verstrekking, zoo dikwijls zulks hem noodig voorkomt, ook uit te breiden tot boekwerken, die niet bij 's Landsdrukkerij noch bepaaldelijk ten dienste van het inlandsch onderwijs uitgegeven zijn, doch bij genoemde inrigting of bij het depot van leermiddelen voor het inlandsch onderwijs in voorraad en verkrijgbaar zijn gesteld en geacht moeten worden voor het archief der inspecteerende ambtenaren van het inlandsch onderwijs van belang te wezen. Extract enz. (*) Bijbl. n°. S9S4. (2) Hierboven afgedrukt. Oprichting van een depot van boeken en andere leermiddelen voor het Inl. onderwijs. Gouv. besl. 16 Januari 1878 n°. 11 (Stbl. 1878 n°. 32). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen, dat wordt opgerigt een dépot van boeken en andere leermiddelen voor het inlandsch onderwijs. Ten tweede: enz. Afschrift enz. Debitanten van de van Regeeringswege uitgegeven Inl. boekwerken. Gouv. besl. 23 Maart 1914 n°. 11 (Bijbl. n". S033). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met intrekking van de besluiten van 23 Maart 1863 n; 12 (Bijblad n' 1348), 10 Januari 1866 n? 6 (Bijblad n' 1847), 4 Maart 1866 Il; 21 (Bijblad ü! 1846), 21 December 1868 n! 20, 16 Maart 1867 11' 11, 7 April 1867 n» 7, 20 April 1867 11? 13, 26 Mei 1868 n* 24, 4 Februari 1869 n' 10 (Bijblad Iü 2212) en van artikel 1 van het besluit van 8 Januari 1882 n; 11 (Bijblad n' 3807): Eerstelijk: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen om personen en vereenigingen, die den wensch daartoe te kennen geven en die naar zijne meening daarvoor in aanmerking komen te belasten met het debiet van voor het algemeen verkrijgbaar gestelde leer- en leesboeken en gedrukten, van Regeeringswege ten behoeve van den Inlander uitgegeven of aangekocht. Ten tweede: Te bepalen, dat de personen en vereenigingen, krachtens artikel 1 van dit besluit belast met het debiet der aldaar bedoelde boekwerken en gedrukten, zullen genieten een commissieloon van 25% (vijf en twintig procent) van den hun voor te schrijven verkoopprijs. Afschrift enz. Voorschriften voor debitanten van de van Regeeringswege uitgegeven Inl. boekwerken. Besl. wden Dir. O. E. 20 Maart 1915 W 6924. Herlezen enz.; Gelet op artikel 1 van het Gouvernementsbesluit van 23 Maart 1914 11? 11 (Bijblad op bet Staatsblad n! 8033) (*); Heeft besloten: Eerst dijk: Yast te stellen de bij dit besluit gevoegde „Voorschriften voor debitanten, die krachtens artikel 1 van het Gouvernementsbesluit van 23 Maart 1914 n; 11 (Bijblad ïï- 8033) (*) zijn belast met het debiet van voor het algemeen verkrijgbaar gestelde leer- en leesboeken en gedrukten, van Begeeringswege ten behoeve van den Inlander, uitgegeven en aangekocht". Ten tweede: enz. Afschrift enz. Voorschriften voor debitanten, die krachtens artikel 1 van het Gouvernementsbesluit van 23 Maart 1914 n". 11 (Bijblad n°. 8033) O zijn belast met het debiet van voor het algemeen verkrijgbaar gestelde leer- en leesboeken en gedrukten, van Regeeringswege ten behoeve van den Inlander uitgegeven en aangekocht. Artikel 1. (1) De voor het debiet in aanmerking komende boekwerken en gedrukten worden door den debitant rechtstreeks aan het Depot van Leermiddelen te Weltevreden aangevraagd. (2) Hij dient daartoe aan den Administrateur van genoemd Depot een aanvraag in duplo in, opgemaakt volgens model Bijlage I. (3) De op die aanvraag ontvangen pakketten worden geopend in tegenwoordigheid van twee door het Hoofd van plaatselijk bestuur aan te wijzen landsdienaren. (4) De bij die pakketten terugontvangen duplicaat-aanvraag en de desbetreffende factuur worden bij accoordbevin- (i) Blz. 767. ding cloor den debitant voor ontvangst geteekend; de geteekende duplicaat-aanvraag wordt overgelegd bij de in artikel 3, alinea 1, dezer Voorschriften bedoelde jaarlijksche verantwoording van het beheer der boekwerken en gedrukten, de geteekende factuur zoo spoedig mogelijk teruggezonden aan voormelden Administrateur. Bij niet-accoordbevinding teekent de debitant op de beide gemelde stukken voor de artikelen, welke hij inderdaad heeft ontvangen, en vermeldt daarop tevens, wat niet in zijn bezit is gekomen. (5) Indien onbruikbare of geschonden boekwerken dan wel gedrukten worden ontvangen, wordt door den debitant en de in alinea 3 van dit artikel bedoelde commissie een behoorlijk omschrijvend proces-verbaal opgemaakt, dat mede wordt overgelegd bij de bovenbedoelde jaarlijksche verantwoording. (6) Op gelijke wijze handelt de debitant en een commissie als vorenbedoeld, indien boekwerken of gedrukten onder het beheer van den eersten verloren gaan of in zoodanigen staat geraken, dat zij niet meer kunnen worden verkocht. Artikel 2. (1) De debitant moet de als zoodanig door hem ontvangen gelden vóór of op den 15den van elke maand bij den algemeenen ontvanger van zijn ressort overstorten tegen stortingsbewijs, overeenkomstig model Bijlage II. (2) Daarbij wordt tevens door hem aan het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur, in de residentie Batavia aan het Departement van Onderwijs en Eeredienst, het hem over de afgeloopen maand toekomend commissieloon aangevraagd. Artikel 3. (1) De debitant legt aan de Algemeene Rekenkamer over elk jaar verantwoording af van de als zoodanig door hem ontvangen gelden, overeenkomstig model Bijlage III. (2) De verantwoordingen met de daarbij behoorende bescheiden worden elk jaar uiterlijk op ultimo Januari ingediend door tusschenkomst van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. Artikel 4. (1) Bij overgave van het debiet aan een anderen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst aangewezen debitant moeten processen-verbaal van overgave van het geldeljik en materieel beheer, overeenkomstig modellen Bijlagen IV en A in duplo worden ingediend aan den Directeur van Onderwijs VOORSCHBIFTEN ]NL. ONDERWIJS. 49 en Eeredienst uiterlijk binnen 14 dagen na den laatsten dag der overgave. (2) In de maand Januari van elk jaar wordt door den debitant aan de in de vorige alinea genoemde autoriteit in duplo ingediend een proces-verbaal van opname van de restanten der boekwerken en gedrukten op ultimo van bet voorafgaande jaar, overeenkomstig model Bijlage VI. Het origineel van dit proces-verbaal is bestemd om aan de Algemeene Rekenkamer te worden gezonden tegelijk met de in artikel 3, alinea 1, van deze Voorschriften bedoelde jaarverantwoording. (3) De overgave en overneming van het beheer en de opname van het restant van de boekwerken en gedrukten geschiedt in tegenwoordigheid van twee doOr het Hoofd van plaatselijk bestuur aan te wijzen landsdienaren. (4) Indien de debitant onder curateele wordt gesteld, voortvluchtig is of overlijdt, en het geldelijk en materieel beheer nog niet op de wijze in alinea 1 van dit artikel omschreven, is overgegeven, wijst het Hoofd van gewestelijk bestuur onverwijld een ambtenaar aan, die overeenkomstig artikel 94 der Comptabiliteitswet de rekening van den afgetreden debitant zal hebben op te maken. In de residentie Batavia wordt voor de aanwijzing een voorstel gedaan aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. Artikel 5. De debitant behoort met gepaste middelen het debiet van de onder zijn beheer staande boekwerken en gedrukten te bevorderen, zorgt dat die artikelen behoorlijk worden onderhouden en opgeborgen en is gehouden tot vergoeding van boekwerken en gedrukten, welke door zijn schuld zijn verloren gegaan of in zulk een staat zijn geraakt, dat zij niet meer kunnen worden verkocht. Bijlage III. Gewest VERANTWOORDING van den DEBITANT VAN LEER- EN LEESBOEKEN EN GEDRUKTEN. (*) te (**) over het jaar 19... (*) Naam van den debitant. (**) Plaatsnaam. N. B. De jaarlijksche verantwooording moet ingediend worden op ultimo Januari van het jaar, volgende op dat, waarop de rekening betrekking heeft. Een tusschentijdsche verantwoording wordt ingediend 14 dagen na overgaaf van het beheer. Catalogusnummer en benaming der boekwerken. Restant op ultimo 19.. 0. Ontvangen (2) den den den den 19... 19... 19... 19... Totaal. Afgeschreven | ^ i'/Aö "PïOces-',ieïV X.-.V.-W. 1 Restant boek' werken op ultimo 19... Verkocht gedurende 19.. 1 •d •• Te Pms per boekwerk verantwoorden Aanteekeningen. geldelijk bedrag. i ! ! 'II i i ■ I i i . . , ii i i i • i i j i • i • I I I ■ ! ! (') By overgaaf van het beheer als restant op te brengen liet aantal overgaaf bevonden. (2) Zoo noodig trekke men meer dan 4 kolommen. , den 19 De debitant, Bijlage IV. PROCES-VERBAAL. Op heden, den hebben wij ondergeteekenden, aftredend debitant, belast met het debiet van voor het algemeen verkrijgbaar gestelde leer- en leesboeken en gedrukten te (gewest ), en optredend debitant aldaar, de administratie der op voormeld debiet betrekking hebbende gelden opgenomen en daarbij bevonden als volgt: Debietgelden. De ontvangsten sedert 1 Januari 19.. bedragen f Het saldo in kas op het einde van het vorige jaar bedroeg. „ Te zamen f De overstortingen sedert 1 Januari 19.. bedragen „ Het saldo in kas moet dus bedragen „ En hebben wjj in kas bevonden „ Alzoo meer f Minder f wordende hierbij verklaard, dat de administratie tot op den dag is bijgewerkt en dat bovenbedoeld kassaldo met de administratie door den ondergeteekende is overgegeven aan en overgenomen door den medeonderge- teekende van welke verrichting is opgemaakt dit proces-verbaal in duplo, om te dienen daar en waar zulks zal behooren. Voor de overgave, Afgegeven voor °d"pu