FORMULIERBOEK voor de Inlandsche Rechtspleging door Mr. F. C. Hekmeijer. BATAVIA. G. KOLFF & Co. 1910. w BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE LEIDEN. Uit de boekverzameling der voormalige Ned.-lnd. Bestuursacademie. Bruikleen van het Departement van Koloniën. Juli 1923. 1Ü FORMULIERBOEK VOOR DE RECHTSPLEGING BIJ DE INLANDSCHE RECHTBANKEN en GERECHTEN OP JAVA en MADOERA DOOR Mr. F. C. HEKMEIJER O.-I. rechierl. amb. met verlof. Tweede herziene druk. Batavia O. KOLFF & Co. 1910. VOORBERICHT VOOR DEN EERSTEN DRUK. Daar de 2e editie van het bekende „Formulierboek ten gebruike bij de toepassing van het Reglement tot regeling van het regtswezen in het Gouvernement Suroatra's Westkust" van Mr. T. H. der Kinderen reeds 19 jaar oud is en de oplaag, naar ik hoorde, sedert eenige jaren is uitverkocht, geloof ik, dat bij hen die met eenig deel der inlandsche rechtspraak belast, of wel daarbij werkzaam zijn, de behoefte is ontstaan aan de uitgave van een nieuw formulierboek. Ik besef ten volle dat dit werk aan tal van anderen beter was toevertrouwd geweest, doch, daar ik overtuigd was van de wenschelijkheid van deze uitgave en anderen blijkbaar niet hiertoe overgingen, heb ik gemeend, dat het tot stand komen van dit werk daardoor niet zou mogen worden belet. Deze verzameling, bij welker samenstelling een ijverig gebruik van bovengenoemd werk is gemaakt, verschilt daarvan in verscheidene opzichten. Vooreerst heb ik gemeend dit boekje bruikbaarder te kunnen maken door als uitgangspunt te nemen de bepalingen van het Inlandsch Reglement, en voor 't geval dat op de Buitenbezittingen andere bepalingen golden, een formulier zoowel voor het eene als voor het andere geval te geven. Waar het mij wenschelijk voorkwam stelde ik in het formulier een bepaald geval, of nam er een uit de praktijk, soms min of meer gewijzigd. Relazen van inlandsche hoofden vond ik beter in de Maleische taal op te nemen, om hun tot voorbeeld te strekken. Over het algemeen bepalen deze ambtenaren zich bij het onderzoek te veel tot het opmaken van processen-verbaal van getuigenverklaringen, en ontbreekt bij de stukken vaak een behoorlijk proces-verbaal van bevinding ter plaatse opgemaakt zoo kort mogelijk na de ontdekking. Waar het relazen van oproeping of aanzegging geldt, zijn de in de praktijk gebruikelijke Maleische formulieren soms onvoldoende, en kunnen ze juist wanneer ze noodig zijn vaak niet als bewijsmiddel gelden. Deze formulieren zijn in het zoogenaamd „Bataviaasch Maleisch" gesteld. In andere streken van Nederlandsch-Indië zullen enkele woorden veranderd moeten worden. Yoor enkele onzuiverheden in taal en stijl van deze formulieren roep ik de welwillendheid van den gebruiker van deze verzameling in. Het boek van Mr. T. H. der Kinderen bevatte voorts geen formulieren voor de rechtspleging bij de residentiegerechten. In deze leemte is voorzien. Ook zijn eenige formulieren aan andere wettelijke bepalingen als Stbl. 1897 No. 54 enz. ontleend, opgenomen. Een en ander deed het aantal met ongeveer de helft toenemen. Gedurende het afdrukken van dit werk zijn verscheidene nieuwe bepalingen omtrent de rechtspleging in het leven geroepen, o. a. die opgenomen in Stbl. 1900 No. 825 en 382, Stbl. 1901 No. 15 en 278. Daar de eerste tien vellen toen reeds waren afgedrukt heb ik met de wijzigingen betreffende de rechtspleging in burgerlijke zaken niet- doch met die betreffende de rechtspleging in strafzaken wel rekening kunnen nemen. Zoodra de stroom van nieuwe bepalingen zal zijn opgehouden hoop ik in een „aanhangsel" op datgene wat gewijzigd is de aandacht te vestigen, desnoods met bijvoeging van een nieuw formulier. Tenslotte zij nog opgemerkt, dat deze formulieren slechts als een leidraad moeten worden beschouwd. Steeds behooren de betrekkelijke wetsartikelen bij het gebruik te worden opgeslagen en vergeleken. Ook behoeft men de terminologie niet altijd angstvallig te volgen; zoo ergens, dan geldt hier het spreekwoord: „variis modis bene fit." Menado, November 1901. F. C. H. VOORBERICHT VOOR DEN TWEEDEN DRUK. Van de bij de eerste uitgave gevolgde wijze van bewerking is bij dozen tweeden druk niet afgeweken. De formulieren zijn echter bijgewerkt in verband met de wijzigingen in de wetgeving en de jurisprudentie. Wat den omvang echter betreft, verschilt deze uitgave in drie opzichten van haar voorgangster. Was bij deze laatste getracht een formulierboek te maken voor geheel Ned.-Indië bruikbaar, bij deze tweede uitgave heeft de samensteller zich moeten beperken tot Java en Madoera. De reden hiervan is gelegen in de tallooze wijzigingen van meer en minder belang welke in den loop der jaren in de zeventien rechtsreglementen in de Buitenbezittingen zijn aangebracht, en die, wilde men volledig zijn, een onderzoek vereischten, waartoe meer tijd noodig was dan waarover te beschikken was. De gebruikers van dit werk in de Buitenbezittingen zullen dus telkens moeten nagaan, welke veranderingen voor hun eigen residentie in de voor Java en Madoera gegeven formulieren moeten worden aangebracht. Ook zijn geen afzonderlijke formulieren gegeven voor de procedure bij het residentiegerecht. In de Buitenbezittingen kan men in de meeste gevallen wel de voor de procedure bij den landraad gegeven formulieren mutatis mutandis gebruiken, maar de od Java en Madoera bij Stbl. 1901 no. 15 ingevoerde nieuwe rechtspleging bij die gerechten maakt het niet mogelijk aldaar dit voorbeeld te volgen. Aan zijn aanvankelijk voornemen om in deze tweede uitgave een zoo volledig mogelijk stel formulieren voor de gerechtspleging bij deze gerechten op te nemen, heeft de samensteller van dit werk echter geen gevolg kunnen geven, omdat hij met het oog op het tweeslachtige van deze regeling en op de omstandigheid, dat hij in deze niet over praktische ervaring had te beschikken, de verantwoordelijkheid van het samenstellen daarvan niet op zich durfde nemen. Mocht een ander dezen arbeid ondernemen, dan zal deze daaraan zeker een goed werk doen. Geeft ten aanzien van deze beide verschilpunten de tweede uitgave dus minder dan de eerste, zij geeft meer doordat op het voetspoor van het Nederlandsche Formulierboek van Mrs. Foest c. s. aan de formulieren tal van aanteekeningen zijn gevoegd, waarin praktische, voor het meerendeel aan de litteratuur en de jurisprudentie ontleende wenken worden gegeven. Bij het bijeenbrengen daarvan is van het standpunt uitgegaan, dat bij de Inlandsche procedure een zekere nauwkeurigheid bij de samenstelling der betrekkelijke stukken weliswaar niet mag gemist worden, doch dat deze eisch nimmer mag leiden tot een overdreven vormendienst, welke door haar nietigheden en niet-ontvankelijkheden het vertrouwen in de rechtspraak doet teloorgaan. Desniettemin scheen het wenschelijk op enkele formeele eischen, welke de wet nu eenmaal volgens de geldende opvattingen stelt, de aandacht te vestigen. Den Haag, Mei 1910. F. C. H. INHOUD. EERSTE HOOFDSTUK Van de rechtspleging in burgerlijke zaken. § 1. Van de behandeling der zaken op de terechtstelling. No. Blz. 1. Register der uitspraken van het districtsgerecht in burgerlijke zaken (art. 99). 2 2. Register der uitspraken van het regentschapsgerecht in burgerlijke zaken (art. 119). 4 3. Aanteekening van hooger beroep van een vonnis in een burgerlijke zaak gewezen door het regentschapsgerecht (art. 120). 6 4. Last tot oproeping van partijen in eene burgerlijke zaak, waarvan de landraad in hooger beroep kennis neemt (art. 123). 6 5. Relaas van de gedane aanzegging ingevolge bovenstaanden last tot oproeping (form. No. 4). 7 6. Proces-verbaal eener terechtzitting van den landraad in hooger beroep rechtsprekende in burgerlijke zaken (art. 124). 9 7. Verzoekschrift in te dienen door hem, die eene burgerlijke vordering voor den landraad wenscht in te stellen (art. 126) 11 ■8. Aanteekening eener mondeling aan den president van den landraad voorgedragen vordeiing (art. 127). 13 No. Blz- 9. Bevelschrift van den president van den landraad tot uitreiking van een afschrift der vordering aan den verweerder (art. 128). 14 10. Relaas van de gedane uitreiking met aanzegging van het afschrift eener vordering. 16 11. Bevelschrift tot oproeping van partijen in eene burgerlijke zaak (art. 129). 18 12. Relaas betreffende de gedane oproeping ingevolge bovenstaand bevelschrift (form. No. 11). 19 13. Onderhandsche bijzondere schriftelijke ^volmacht tot het vertegenwoordigen van partijen in een voor den landraad te voeren burgerlijk geding (art. 130). 21 14. Proces-verbaal en vonnis ingeval de eischer niet verschenen is, en de eisch voor vervallen wordt gehouden (art. 131). 22 15. Proces-verbaal en vonnis ingeval de verweerder niet verschijnt en de eisch toegewezen wordt (art. 132). 25- 16. Relaas van aanzegging van een vonnis in een burgerlijke zaak (art. 132 en 183 al. 2). 30 17. Proces-ver baal eener terechtzitting waarop de landraad alvorens tot de behandeling der zaak over te gaan, gelast dat de niet verschenen gedaagde ten tweeden male zal worden opgeroepen (art. 133). 31 18. Acte van vergelijk en proces-verbaal der terechtzitting, waarop zoodanig vergelijk tot stand komt (art. 134). 33 19. Proces-verbaal ingeval tot het hooren van een der partijen de hulp van een tolk noodig is (art. 135). 34 '20. Vonnis waarbij de landraad zich onbevoegd verklaart van de vordering kennistenemen (art. 137). 35 21. Proces-verbaal in geval de echtheid van een overgelegd bewijsstuk ontkend wordt (art. 141). 38 22. Bevelschrift van den president van den land- No. Blz. raad waarbij een openbare bewaarder, die in gebreke is aan den last tot overlegging te voldoen, door middel van lijfsdwang daartoe genoodzaakt wordt (art. 141 al. 4). 40 23. Last tot oproeping van getuigen en bepaling van een naderen rechtsdag (art. 142). 43 24. Aanwijzing van een persoon tot het doen deiin het vorenstaande formulier bevolen oproeping van getuigen. 43 25. Relaas van oproeping van getuigen in eene civiele zaak 44 26. Vonnis en proces-verbaal, ingeval een opgeroepen, tot de inlandsche bevolking behoorende getuige ten bepaalden dage niet verschijnt (art. 143). 45 27. "Vonnis, ingeval de opnieuw opgeroepen tot de inlandsche bevolking behoorende getuige andermaal in gebreke blijft te verschijnen (art. 144). 48 28. Vonnis, ingeval de niet opgekomen tot de inlandsche bevolking behoorende getuige bewijst, door wettige redenen verhinderd te zijn geweest om aan de oproeping gevolg te geven en hij ontheven wordt van de tegen hem uitgesproken veroordeelingen (art. 145). 50 29. Proces-verbaal van verhoor van een buiten de residentie woonachtigen getuige (art. 146). 52 30. Bevel tot het in gijzeling stellen van een tot de inlandsche bevolking behoorenden getuige, die ter terechtzitting weigert den eed af te leggen (art. 152). 53 31. Proces-verbaal van plaatselijke opname en onderzoek door een commissaris uit den landraad bijgestaan door den griffier (art. 157). 54 32. Benoeming van deskundigen tot het verrichten van een plaatselijk onderzoek (art. 158). 55 33. Proces-verbaal met interlocutoir vonnis ingeval den eischer de suppletoire eed wordt opgedragen (art. 159). 59 No. Blz. ^ 34. Proces-verbaal en vonnis ingeval de eene partij aan de andere den gerechtelijken (decisoiren) eed opdraagt (art. 160). 63 35. Machtiging om aan de verhinderd wordende partij in hare woning den eed af te nemen, ingeval de eedsaflegging tengevolge van een wettig beletsel niet op de terechtzitting der rechtbank kan geschieden. Proces-verbaal dezer eedsaflegging (art. 162 al. 2). 67 36. Relaas van de gedane oproeping van partijen om ter terechtzitting te verschijnen tot het afleggen of hooren afleggen van den gerechtelijken eed (art. 162 al. 2). 69 37. Proces-verbaal en vonnis ingeval de rechtmatigheid der vordering erkend wordt. 70 38. Proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting in een burgerlijk geding (art. 190). 73 39. Vonnis in een burgerlijk geding (art. 188). 84 § 2. Van het hooger beroep. 40. Aanteekening van hooger beroep (art. 194). 88 41. Schriftelijk bewijs der gedane kennisgeving van het hooger beroep (art. 194 al. 2). 89 42. Schriftelijk bewijs van de uitreiking van een afschrift der door den appellant ingediende memorie van appel aan de tegenpartij (art. 195 al. 2). 91 43. Inventaris der processtukken die aan den hoogeren rechter gezonden worden. 93 44. Relaas van aanzegging dat het vonnis aan den hoogeren rechter bij den president van den landraad is ingekomen, en dat partijen daarvan inzage en te haren koste afschrift kunnen nemen (art. 197). 94 § 3. Van de ten uitvoerlegging der vonnissen. 45. Last tot oproeping van den veroordeelde om te worden aangemaand tot voldoening van het tegen hem gewezen vonnis (art 200). 97 No. Blz. 46 Relaas van de gedane oproeping ingevolge bovenstaand bevel (formulier No. 45). 99 47. Last tot beslagneming der goederen van den schuldenaar (art. 201). 101 48 Proces-verbaal van het gelegd beslag op de goederen van den schuldenaar (art. '201 al. 2). 102 49. Bekendmaking van een executorialen verkoop (art. 202 al. 1). 105 50. Schriftelijke last tot tenuitvoerlegging van een vonnis, waarbij is veroordeeld tot betaling eener som het bedrag van f 50.— niet te boven gaande (art. 208). 106 51. Schriftelijk verslag van een inlandsch hoofd belast met de ten uitvoerlegging van een vonnis, strekkende tot betaling eener som het bedrag van f 50.— niet te boven gaande (art. 203 jet. 102 e. v.) 107 52. Last tot in beslagneming der onroerende goederen van den schuldenaar tot tenuitvoerlegging van een vonnis strekkende tot betaling eener som het bedrag van f 50.— niet te boven gaande (art. 203 al. 2). 109 53. Verzet van den schuldenaar tegen de tenuitvoerlegging van een vonnis in geval van beslaglegging (art. 204 Inl. Regl.) 110 54. Beslissing van den landraad op het verzet van den schuldenaar tegen de tenuitvoerlegging van het vonnis (art. 204). 112 55. Bevel tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis (art. 204 al. 3). 114 56. Schriftelijk verzet van een derde op grond van beweerden eigendom der in beslag genomen goederen (art. 205). 116 57. Schriftelijk verzoek tot gijzeling van een veroordeelden schuldenaar (art. 206). 117 58. Last tot gijzeling van een schuldenaar (art. 206) 118 59. Schriftelijk verzet tegen de tenuitvoerlegging der gijzeling (art. 210). 120 No. Blz. 60. Beslissing van den president van den landraad op het verzet van den schuldenaar tegen de tenuitvoerlegging der gijzeling, in afwachting, der uitspraak van de rechtbank (art. 210). 121 61. Proces-verbaal van gijzeling. 123 62. Bevel tot ontslag uit de gijzeling (art. 213). 125 63. Schriftelijk verzoek van een gegijzelde tot nietigverklaring zijner inhechtenisneming (art. 215). 126 64. Bevel van den president van den landraad ingeval naar aanleiding van bovenstaand rekest (formulier 63) de persoonlijke verschijning van den gegijzelden schuldenaar en van den schuldeischer noodig wordt bevonden (art. 215 al. 3). 127 65. Register van gijzeling (art. 219) 129 66. Bevel van den president tot oproeping van den schuldenaar ingeval de tenuitvoerlegging van een notarieelen schuldbrief wordt verzocht (art. 221). 130 § 4. Van eenige bijzondere rechtsplegingen. 67. Verzoekschrift in te dienen door hem te wien voordeele een vonnis is gewezen, indien degene die tot het verrichten eener daad veroordeeld is, haar niet binnen den daartoe door den rechter bepaalden termijn verricht (art. 222). 132 68. Bevel tot oproeping van den schuldenaar naar aanleiding van bovenstaand verzoekschrift (formulier No. 67) 134 69. Verzoekschrift van een schuldeischer tot het doen leggen van conservatoir beslag op de roerende goederen van zijn schuldenaar en daartoe strekkend bevel van den president (art. 223). 134 70. Relaas van het gelegd conservatoir beslagen de gedane oproeping van den beslagene. 137 71. Relaas van oproeping van den eischer-arrestant 139 72. Verzoek tot onder curateelestelling (art. 225). 140 73. Relaas betreffende de oproeping van partijen No. Blz. en getuigen in zake eene onder curateelestelling (art. 226). 142 74. Vonnis van den landraad, waarbij het verzoek tot onder curateelestelling wordt toegestaan (art. 227). 144 75. Verzoek tot opheffing eener curateele (art. 228) 145 76. Verzoek tot in verzekerde bewaring stelling van iemand wegens doorgaand slecht en buitensporig gedrag in een daartoe bestemd gesticht, ziekenhuis of andere geschikte plaats (art'. 230). 147 77. Proces-verbaal van de maatregelen door den president van den landraad genomen om te zorgen dat aan een onbeheerden inboedel niets kunne worden onttrokken (art. 231). 148 78. Voorziening in het beheer van den boedel eens vermisten of afwezigen (art. 231). 150 § 5. Van de toelating om kosteloos te procedeeren. 79. Schriftelijk bewijs van onvermogen over te leggen door hem die kosteloos verlangt te procedeeren (art. 234 al. 3). 151 80. Beslissing van den landraad op het verzoek om kosteloos te procedeeren (art. 235). 151 § 6. Reglement op het krankzinnigenwezen in Nederlandsch-Indië (Stbl. 1897 No. 54). 81. Schriftelijk verzoek van den inlandschen officier van justitie om machtiging tot plaatsing van een krankzinnige in een krankzinnigengesticht (Stbl. 1897 iNo. 54 al. 23). 155 82. Notulen eener vergaderiug van den landraad, waarin een verzoek om machtigiug tot plaatsing van een persoon in een krankzinnigengesticht behandeld wordt. 156 83. Beschikking van den landraad, waarbij machtiging tot plaatsing van een krankzinnige in No. B\z. een voor krankzinnigen bestemd gesticht wordt verleend (art. 26 Stbl. 1897 No. 54). 157 84. Beschikking van den landraad, waarbij machtiging wordt verleend den krankzinnige, die in een krankzinnigengesticht verpleegd wordt, andermaal voor ten hoogste één jaar daarin te houden (art. 29 Stbl. 1897 No. 54). 158 85. Beschikking van den president van den landraad, waarbij bevolen wordt, een persoon tegen wien ter zake van misdrijf eene stiafvervolging is ingesteld, voor ten hoogste zes maanden ter observatie in een krankzinnigengesticht op te nemen (art. 48 Stbl. 1897 No. 54). 160 § 7. Stbl. 1828 No. 46 (gew. Stbl. 1896 No. 188) 86. Beschikking van den landraad waarbij machtiging verleend wordt tot openbaren verkoop van een aan een minderjarigen Inlander of Vreemden Oosterling toebehoorend onroerend goed. 163 87. Register van burgerlijke zaken in behandeling gekomen bij den landraad (art. 423). 166 88. Register van burgerlijke zaken in hooger beroep in behandeling gekomen bij den landraad (art. 423). 168 TWEEDE HOOFDSTUK. Van de rechtspleging in strafzaken. § 1. Van het voorloopig onderzoek. 89. Relaas van bevinding ingeval een misdrijf is gepleegd hetwelk zichtbare sporen achterlaat (art. 41). 171 No. Blz. 90. Relaas van schouwing ingeval een lijk gevonden wordt (art. 42). 174 91. Relaas van gevangenneming (art. 48). 176 92. Formulier van een proces-verbaal van voorloopig onderzoek met de naar aanleiding van het gehouden onderzoek te nemen beschikkingen. 177 93. Bevelschrift tot inzending van authentieke stukken welke vermoed worden valsch of vervalscht te zijn (art. 78a). 182 94. Bevelschrift tot gijzeling ingeval de in het vorige formulier bevolen toezending niet plaats vindt (art. 78a). . 183 95. Proces-verbaal van verhoor van deskundigen tijdens het voorloopig onderzoek door den assistent-resident , , , ., * 0. , (art. 78a al. 4). 184 controleur v ' 96. Proces-verbalen om de identiteit van in beslag genomen stukken van overtuiging te verzekeren. 185 97. Bevel tot gevangenneming en opzending (art. 76 jcto. 79 al 1). 187 98. Rol van dagelijksche zaken (art. 88). 188 § 2. Van de rechtspleging voor de dlstricts" ® r & & regentschaps¬ gerechten en de politierol. 99. Register van de bij het districtsgerecht behandelde strafzaken (art. 99). 190 100. Register van de bij het regentschapsgerecht behandelde strafzaken (ait. 119). 192 101. Politierol (artt. 369 en 370). § 3. Van de verwijzing naar de terechtzitting. 102. Verwijzing eener zaak naar den politierechter (art. 240b). 186 103. Beschikking waarbij de president van den landraad de processtukken wegens onbevoegdheid van den landraad naar den president van een anderen landraad zendt (art. 240c). 198 No. Blz. 104. Verklaring, dat het feit noch misdrijf, noch overtreding daarstelt (art. 240e al. 2). 199 105. Verklaring dat geen voldoende redenen zijn tot verdere vervolging van den verdachte (art. 240e al. 2). 200 106. Last tot terechtstelling voor den landraad ter zake van misdrijf of overtreding (art. 240e al. 3, 4 en 7). 202 107. Schriftelijke last van den inlandschen officier van justitie tot oproeping der getuigen en het schriftelijk bewijs dier oproeping (art. 240e al. 8). 206 108. Last tot terechtstelling, waarbij de samenvoeging van twee zaken bevolen wordt waarvan de stukken van het voorloopig onderzoek den president van den landraad ongeveer gelijktijdig zijn toegezonden (art. 240e al. 11). 208 109. Last tot terechtstelling voor den landraad waarbij de zaken van twee verdachten welke bij ééne schikking van den assistent-resident aan den president van den landraad waren toegezonden, gesplitst worden (art. 240e al. 13). 210 110. Last tot terechtstelling vuor den landraad ingeval de stukken van het voorloopig onderzoek betrekking hebben op twee verdachten en de terechtstelling van een hunner niet gelast wordt (art. 240e al. 14). 212 111. Beschikking van den president van den landraad houdende bepaling van eenen naderenden rechtsdag (art. 240f al. 8). 214 § 4. Van de rechtspleging in zaken van misdrijf. 112. Bevelschrift van den president van den landraad, waarbij gelast wordt dat de beklaagde, die zich niet in hechtenis bevindt en op de gedane oproeping niet ter terechtzitting verschenen is, in hechtenis zal worden genomen, en de behan- No. Blz. deling der zaak tot een naderen rechtsdag is verdaagd (art. 242 al. 2). 216 118. Beschikking van den president van den landraad, waarbij gelast wordt, dat een op vrije voeten gebleven beklaagde, wiens inhechtenisneming op grond zijner niet-verschijning ter terechtzitting, gelast is, weder in vrijheid gesteld wordt (art. 242 al. 4). 217 114. Bevelschrift van den president van den landraad, waarbij gelast wordt, dat een niet verschenen tot de inlandsche bevolking behoorende getuige voor den landraad gebracht zal worden. 219 L15. Bevelschrift van den president van den landraad tot het in gijzeling stellen van een tot de inlandsche bevolking behoorenden getuige, die zonder wettigen grond weigert getuigenis der waarheid af te leggen (art. 252). 220 L16. Vonnis van den landraad tegen een tot de inlandsche bevolking behoorenden getuige, die weigert getuigenis der waarheid af te leggen (art. 253). 221 .17. Vonnis in geval een tot de Europeesche bevolking behoorende getuige in een strafzaak ten bepaalden dage niet verschijnt (art. 254). 224 .18. Vonnis in geval de niet opgekomen tot de Europeesche bevolking behoorende getuige bewijst door wettige redenen verhinderd te zijn geweest om aan de oproeping gevolg te geven, en hij dientengevolge ontheven wordtvan de tegen hem uitgesproken veroordeelingen (art. 253). 226 .19. Beschikking van den landraad, waarbij de inhechtenisstelling van een tot de inlandsche bevolking behoorenden getuige, wiens verklaring van valschheid wordt verdacht, gelast wordt (art. 274). 227 20. Proces-verbaal bij vermoeden van valsch getuigenis (art. 274). 229 113. Beschikking van den president van den landraad, waarbij gelast wordt, dat een op vrije voeten gebleven beklaagde, wiens inhechtenisneming op grond zijner niet-verschijning ter terechtzitting, gelast is, weder in vrijheid gesteld wordt (art. 242 al. 4). 217 114. Bevelschrift van den president van den landraad, waarbij gelast wordt, dat een niet verschenen tot de inlandsche bevolking behoorende getuige voor den landraad gebracht zal worden. 219 115. Bevelschrift van den president van den landraad tot het in gijzeling stellen van een tot de inlandsche bevolking behoorenden getuige, die zonder wettigen grond weigert getuigenis der waarheid af te leggen (art. 252). 220 116. Vonnis van den landraad tegen een tot de inlandsche bevolking behoorenden getuige, die weigert getuigenis der waarheid af te leggen (art. 253). 221 117. Vonnis in geval een tot de Europeesche bevolking behoorende getuige in een strafzaak ten bepaalden dage niet verschijnt (art. 254). 224 118. Vonnis in geval de niet opgekomen tot de Europeesche bevolking behoorende getuige bewijst door wettige redenen verhinderd te zijn geweest om aan de oproeping gevolg te geven, en hij dientengevolge ontheven wordtvan de tegen hem uitgesproken veroordeelingen (art. 253). 226 119. Beschikking van den landraad, waarbij de inhechtenisstelling van een tot de inlandsche bevolking behoorenden getuige, wiens verklaring van valschheid wordt verdacht, gelast wordt (art. 274). 227 120. Proces-verbaal bij vermoeden van valsch getuigenis (art. 274). 229 114. 115. 116. 117. 118. 119. 120. No. Blz- 121. Beschikking van den president van den landraad houdende bepaling van een rechtsdag, waarop de behandeling eener strafzaak, welke geschorst is, daar een der getuigen van meineed werd beschuldigd, voortgezet zal worden 231 122. Proces-verbaal eener terechtzitting van den landraad rechtsprekende in zaken van misdrijf (art. 314). 233 123. Vonnis van den landraad rechtsprekende in zaken van misdrijf (art. 312). 257 124. Akte van revisie (art. 317). 266 125. Akte van onbenut (art. 317). 267 126. Relaas van beteekening van de verklaring, dat de ambtenaar van het openbaar ministerie revisie van het vonnis heeft verlangd aan den beklaagde (art. 317b al. 3). 267 127. Extract-vonnis voor de tenuitvoerlegging (art. 320). 268 § 5. Van de rechtspleging in zaken van overtreding. 128. Proces-verbaal eener terechtzitting van den landraad, waarop de zaak wordt uitgesteld, omdat de beklaagde niet behoorlijk gedagvaard en niet verschenen is (art. 339). 270 129. Beschikking van den president van den landraad, waarbij gelast wordt dat een tegen een beklaagde in een overtredingszaak bij verstek gewezen vonnis, dezen zal worden beteekend (art. 340 al. 4). 271 130. Relaas van aanzegging van een bij verstek gewezen vonnis in eene overtredingszaak. 272 131. Volmacht om voor een beklaagde ter terechtzitting van den landraad te verschijnen (art. 340). 273 132. Schriftelijk bevel van den landraad, waarbij de persoonlijke verschijning van een beklaagde die slechts bij gemachtigde ter terechtzitting verschenen is, gelast wordt (art. 340). 274 Blz. No. Blz. 133. Proces-verbaal eener terechtzitting van den landraad rechtsprekende in zaken van overtreding (art. 314 jcto 341). *275 134. Aanteekening van hooger beroep in eene overtredingszaak (art. 346). 279 135. Aanteekening van beroep in cassatie in eene overtredingszaak (art. 359). 281 136. Relaas van beteekening van de aanteekening van het beroep in cassatie aan de wederpartij, indien het openbaar ministerie zich van het middel van cassatie bedient (art. 361). 282 137. Schriftelijk bewijs van ontvangst eener memorie van cassatie (art. 361 al. 1). 282 DERDE HOOFDSTUK. Gemengde bepalingen. 138. Machtiging ter voorkoming van verdere vervolging, tot de in ontvangstname van het maximum der op eene overtreding gestelde geldboete (art. 415). 285 139. Akte van berusting in de verbeurdverklaring van bijzondere voorwerpen (art. 415). 286 140. Proces-verbaal van beëediging van eenige getuigen in een strafzaak in den tempel of eenige andere als heilig beschouwde plaats, met een extract uit het proces-verbaal der terechtzitting (art. 420). 287 141. Register van misdrijfzaken in behandeling gekomen bij den landraad (art. 423). 290 142. Register van overtredingszaken in behandeling gekomen bij den landraad (art. 423). 292 EERSTE HOOFDSTUK. Van de rechtspleging in burgerlijke zaken § i. VAN DE BEHANDELING DER ZAKEN OP DE TERECHTZITTING. N°. REGISTER dari perkara2 civiel jang dipoetoes oleh Raad District tahoen 1909 (art. 99 Inl. Regl.). - I NUMMER. Nama-nama, Hari boelan oemoer, tampat . Dakwaan- masoeknja ^an nja dan Menjaoetannja dan pakerdiaan dari nja dari (soerat) orangjang men. soerat soerat soerat katerangan dakwa. dakwa dan jang katerangan. didakwa1. 11 December Laki-laki nama 18 Dec. Bilang be- Mengakoe betoel 1909. Pak Sarpi kira2 1909 toel kira2 saja soeda pindjem oemoer80tahoen perkara soeda 9 boe-wang dari Pak Sartinggal di desa diprik- lan saja ka pi banjaknja f 8.75 Wahon, district sa. Pi- sihpindiem Belom saja bajar Tambangan, af hak doe-padasaorang sebab belom poendeeiing Sidajoe;wa doe pramposan ja; dari itoe saja pakerdja&nnja wa ada; nama Bok poenja salah sengogol, orangjang perkara Sarkawi diri. mendakwa. dipoe- wang banPrampoewan toes. jaknja f 8.75. nama Bok Sar- Saja soeda kawi, kira2 oe- minta kom- moer 25 tahoen bali itoe tinggal die kam- wang tapi pong Mrioenan, Bok Sarka- afdeeling Sida- wi tida ka- joe, pakerdjaan- sih bekin nja batik, orang poeter poe. jang didakwa. ter sadja. j ! ii Nama-nama, KAPIKIRAJSfNJA. T • , °emoer, tam- Hari boelan pat tingal Atoeranja ~ dan . Kaoem Katerangan. dan paker- saksi-saksi. (wakil boenjinja djaannja panghoe- ^ poetoesan. ^ saksi-saksi. Orang jang Toeroet 18 December 1) didakwa pikiran- 1909. Mengmoesti di- nja ka- hoekoemkan hoekoem oem. orang jang bajar f8.75 didakwa ba- pada orang jarpada orang jang men- jang mendak- dakwa wa f8.75 tem- tempo 8 po 8 hari. hari. Wedono] Tambangan Aant. De districtshoofd moet elke veertien dagen een afschrift van d' register bevattende de zaken in dat tijdsverloop behandeld, aan den rege11 toezenden, zie art. 99. 1) Partiien verschijnen in nersoon of bii eemachtie'de. 1. Tambangan, kaboepaten Sidajoe, karesidenan Soerabaja dalem gebl ^öze kolom kan worden aangeteekend, wanneer het vonnis aan den afwezig Uit8®Ven gedaagde is aangezegd, of er appel is aangeteekend bij den regent, welke de 8 (j^aa^ van den hoogeren rechter is, wanneer de veroordeelde is aangemaand om binnen ia aan de veroordeeling te voldoen en wat tot tenuitvoerlegging van het vonnis N°. REGISTER dari perkara2 civiel jang dipoetoes oleh Raad dalem tahoen 1909 (art. 112 Inl. Regl.). NUMMER. 1 Hari Nama-nama, boelan oemoer, tempat Djaiannja Dakwaannja Menjaoetannja masoek- dan pekerdjaan njasoe- dari orang jang dari dansoerat soeratdansoeratsoerat rat mendakwa dau , , x dakwa. jang didakwa. perkara' k"tranSaD. katrangan. (') (') ■* 8 Fe- BokMowah,de- 10 Febru- Minta kombali- Bagimana dak- bruari sa Mertawi, dis- ari 1899. nja dia poenja wa betoel, tapi 1909. trict Tamban- Salinan pekarangan jang itoe pekaran- gaa, afdeeling dari soerat di tempati Pak gan dia dikasih Sidajoe, paker- dakwa di- Saëman arga oleh petinggi. djaannja tani sarahkan f 40,— tapi orang raendak- pada jang njang didakwa wa. didakwa, tida kasih. Pak Saërran, 21 Februdesa Mertawi, aii 1909 district Tam- prekara dibangan, atdee- priksa. Piling Sidajoe, pa- hak doekerdjaannja go- wa-doewa gol, orang jang ada ; predidakwa. kara dipoetoes. Nama-nama, Hari boelan PaTth^Tl" Atoerannja KAPIKIR- dan Katej boeninjapoe- dTaaaar,jar" AN1»A. toesa„ Kaacl rangm saksi-saksi. Kaboepaten. IPakNgati- 1 Saksi Pak Ngatipah Djaksa. Trang itoe Minta Mi kira-kira bilang di bawah soem- gebab itoe pe- pekarangan apel 3) r>a^ ' •+■ karangan poe- Mowah ba Mertawi Betoel itoe pekaran- n-ja)jnia g^k Jang PoenJa ! Pakerdjaan gan poenjaknja Bok MJ Jh orang jang di§°gol. Mowah asal toekar 1 -a diciak_ dakwa dihoe pasang melar mas ar- wa moest,i koem pindah ga f 50, — pada saja. ninriah dari dari itoe, dan ^ Bok Nga- 2SaksiBokNgasroen ^Qe kasih kom- ®roen oemoer bilang di bawah soem- 1 bali pada Bok ^ra-kira 35 pah : Penghoeloe. Mowah. Di- ^oen, paker- Betoel itoe pekaran- toeroet piki- boewat tang^Jaan batik gan poenjaknja Bok rannja djaksa. gal 21 Febru- r®a Merta- Mowah asal toekar 1 7-—; ari 1909. pasang melar pada Lid-Lid. Regent Pak Ngatipah. Lid No. 2 tida Sidajoe. . Kertowidjo-3 Saksi Kertowidjojo trang itoe pe- .... ■1° oemoer ki- bilang di bawah soem- karangan Bok ra-kira 37 ta- pah : Mowah jang ^°en, desa Tida brasa kasih pe- poenja. Lid pörtawi, pe- karangan pada Pak No. 1 toeroet lnggi. Saëman, tjoema saja pikirannja soeroeh piara sadja. djaksa. ') Indien de eischer niet kan schrijven, zal de regent van de vordering aanteekeninf* houden of doen houden, art. 110. °) Partijen verschijnen in persoon dan wel bij gemachtigde. Kaboepaten Sidajoe, afdeeling Sidajoe, karesidenan Soerabaja, T deze kolom kan worden aangeteekend of de eisch vervallen is wegens niet gr.ji Hjinng van den eischer (art. 111), wanneer het vonnis aan een afwezig gebleven (a,jt a§de is aangezegd, of er hooger beroep is aangeteekend bij den landraadvoorzitter ^Utr ) wel^e de uitspraak van den hoogeren rechter is, wanneer de veroordeelde ia is ®eniaand om aan het vonnis te voldoen en wat tot tenuitvoerlegging van het vonnis erricht. N°. 3. Aanteekening van hooger beroep van een vonnis in een burgerlijke zaak gewezen door het regentschapsgerecht, (art. 120 Inl. Regl.) Op heden den .... 19 . verscheen voor mij, president van den landraad te ... de persoon van . . ., wonende te . . . ., die mij verklaarde, dat hij in hooger beroep wilde komen van het vonnis van het regentschapsgerecht te .... dd 19 . in de zaak van hem, comparant, als tegen den'inlande; ; ] ] ! ! , . eischer wonende te .... als gedaagde- Van welke verklaring door mij deze aanteekening is gehouden in opvolging van art. 120 van het Inl. Reglement. De president voornoemd, Aant. Van het ingestelde hooger beroep moet de president van den landraad krachtens art. 121 al. 1 den betrokken regent kennis geven, met verzoek om de toezending van de beklaagde uitspraak of een afschrift daarvan met de tot de zaak betrekkelijke stukken, zoo die er zijn. De regent is verplicht hieraan binnen 8 dagen te voldoen. N°. 4. Last tot oproeping van partijen in eene burgerlijke zaak waarvan de landraad in hooger beroep kennis neemt, (art. 123 Inl. Regl.) De president van den landraad te Gelezen bovenstaande aanteekening; Gelet op art. 123 van het Inlandsch Reglement; Gelast den deurwaarder x) bij dezen landraad aan partijen aan te zeggen, dat de onderwerpelijke zaak op den. . . . . . . 19 . des voormiddags om . . . uur voor den 1) Zie aant. b. bij formulier 110. 9. landraad zal dienen, met last om de getuigen, die zij alsnog zouden willen doen hooren, op dien dag voor te brengen. Gedaan te den 19 . De president voornoemd, Van een mondelingen last kan de volgende aanteekening gesteld worden : Het onderdistrictshoold te dan wel in het geval van art. 428. Den bij ontstentenis van een deurwaarder, bode of dienaar der openbare macht daartoe door mij aangewezen persoon van is heden door mij gelast partijen aan te zeggen dat deze zaak op . . . dag den ... 19 . des voormiddags om . . . uur voor den landraad zal dienen, met last om de getuigen die zij alsnog zouden willen doen hooren, op dien dag voor te brengen. den 19 . De president, Aant. Dit bevelschrift of de daarvan gestelde aanteekening te stellen aan den voet der bij art. 120 bedoelde aanteekening. N°. 5- Relaas van de gedane aanzegging ingevolge bovenstaanden last tot oproeping, (formulier No. 4). Op heden, den 19 . heb ik . . . wonende te ... . deurwaarder bij den landraad te . . . . "), uit kracht van een bevel van den presi- ') Zie aant. b. bij formulier 9. dent van den landraad dd 19 . opgeroepen: A wonende te . . . . appellant van eene uitspraak van het regentschapsgerecht te dd. 19 . en B wonende te geappelleerde in die zaak: om op dag, den .... 19 . des voormiddags te . . . uur te verschijnen ter openbare terecht¬ zitting van den landraad te . . . .in het voor de zittingen dier rechtbank bestemde gebouw te ... . met last om de getuigen, die zij alsnog zouden willen doen hooren, op dien dag voor te brengen, bij welke verrichting ik mijn exploit gedaan heb sprekende met hen in persoon J). Handteekening van den exploiteur. Een Maleisch relaas kan luiden als volgt: Pada hari ini, tanggal .... 19 . saja . . . ., beroemah di menoeroet perentahnja kadjeng toean president landraad di . . . . tanggal .... 19 . . soeda panggil: A beroemah di orang jang masoek appel dari poetoesannja raad kaboepaten di . . . . tanggal 19 • dan B beroemah di orang jang dimasoekkan appel, Akan menghadap di sidang pengadilan landraad di . . . dalem roemah jang dipergoenakan akan tampat pengadilan jang terseboet pada hari . . . tanggal.... 19 . pagi djam . . . dengan perentah akan membawa saksisaksi pada hari itoe, jang marika-itoe beringin soepaja didengar. Maka saja mendjalankan ini pekerdjaan di tempat tingi) Zie het aangeteekende bij formulier no. 11. galnja masing-masing pihak itoe dan disana bitjara dengan dia sendiri J). Tanda tangan orang jang mendjalanken pekerdjaan. Aant. Voor de van een mondeling relaas te houden aanteekening zie formulier no. 12. N°. 6. Proces-verbaal eener terechtzitting van den landraad in hooger beroep rechtsprekende in burgerlijke zaken, (art. 124 lnl. Regl.) Proces-verbaal eener terechtzitting van den landraad te in hooger beroep rechtsprekende in burgerlijke zaken gehouden op ... . dag, den . . . .19 .in het voor de terechtzittingen dier rechtbank bestemde lokaal te in de zaak van wonende te . . . . . oorspronkelijk eischer, thans appellant contra . . . . . wonende Ie ... . oorspronkelijk gedaagde, thans geappelleerde. Tegenwoordig: president, leden, hoofd dj aksa, adviseur, griffier. De terechtzitting door den president geopend en openbaar verklaard zijnde, wordt de zaak afgeroepen. Partijen zijn verschenen in persoon. Op last van den president worden de uitspraak van den eersten rechter en de stukken van het eerste geding voorgelezen. *) Zie het aangeteekende bij formulier no. 11. De appellant, uitgenoodigd de gronden van zijn hooger beroep op te geven, zegt dat enz De appellant legt nog over de volgende bewijsstukken als : De appellant verzoekt, dat alsnog de navolgende door hem medegebrachte getuigen zullen worden gehoord, als: De geappelleerde, door den president ondervraagd, wat hij tegen het door den appellant voorgebrachte heeft aan te voeren, zegt dat enz De geappelleerde legt zijnerzijds de navolgende nadere bewijsstukken over: en verzoekt, dat de volgende door hem medegebrachte getuigen zullen worden gehoord, als ('Verder wordt alles opgeteekend wat ter terechtzitting voorvalt.) Partijen verklaren hierop mets meer in het midden te hebben te brengen en vragen vonnis. De landraad doet vervolgens de partijen, de getuigen en het publiek buiten staan, en wint in raadkamer vergaderd het gevoelen in van den hoofddjaksa, die zegt dat . . . Daarna wordt het gevoelen van den adviseur ingewonnen, die zegt dat Vervolgens gaat de landraad over tot de beraadslaging en besluit enz De terechtzitting heropend en openbaar verklaard zijüde, worden partijen, de getuigen en het publiek weder binnengelaten, wordt het vonnis bij monde van den president in het openbaar uitgesproken en sluit deze de openbare terechtzitting. De griffier, De president, De griffier, N°. 7. Verzoekschrift in te dienen door hem, die eene burgerlijke vordering voor den landraad wenscht in te stellen, (art. 126 Inl. Regl.) Aan den landraad te ... . Geeft met verschuldigden eerbied te kennen A ... . van beroep woonachtig te dat hii van B van beroep , wonende te heeft te vorderen eene som van f . . . ter zake van dat hij zijn voormelden schuldenaar reeds verscheidene malen tot de betaling dier schuld heeft aangemaand, doch deze steeds in gebreke is gebleven, om het door hem verschuldigde te voldoen ; redenen waarom hij zich wendt tot den landraad met het verzoek, den persoon van B voornoemd te veroordeelen tot betaling aan hem, rekestrant, van een bedrag groot f , verschuldigd ter zake voorschreven, alsmede in de kosten van het geding. 't welk doende enz. x) den 19 . Aant. a. Indien kostelooze procedure verzocht wordt, behoort het verzoek in het rekest vermeld te worden (art. 284). b. In een burgerlijk geding bij den landraad kunnen geen andere personen als eischers of verweerders worden toegelaten dan de in het introductief rekest genoemde. R. v. J. Soer. 18 Jan. 1899 Tijdschr. R. i. I. dl. 72 blz. 415. c. Aan het introductief rekest zijn geen andere eischen gesteld, dan dat het de vordering inhoudt. Waar dus de rechtsfeiten duidelijk zijn gesteld en daaraan is toegevoegd wat ten dage dienende van gedaagde zal worden gevorderd, ') Te onderteekenen door den eischer ot zijn gemachtigde. is aan de wet voldaan. R. v. J. Padang 1902 Tijdschr. R. i. I. dl. 78, blz. 505. d. Uit het voorschrift, dat een eischer zijne vordering mondeling mag voordragen bij den president, in verband met de op dezen rustende verplichting om zoodanigen eischer alsdan, indien de door hem voorgedragen vordering minder duidelijk mocht zijn, daarop te wijzen en, na ondervraging tot de wetenschap te zijn gekomen, welke vordering de eischer eigenlijk wenscht in te stellen, die te redigeeren op een wijze, dat zij in rechte effect kan sorteeren, volgt, dat een door den eischer schriftelijk ingediende vordering niet moet worden beoordeeld naar strenge regelen van procesrecht, maar de rechter ook daarbij moet onderzoeken, wat de eigenlijke bedoeling van den eischer is, teneinde op die wijze de hinderpalen voor een mogelijke toewijzing van een vordering, die overigens gegrond is, uit den weg te ruimen. R. v. J. Bat. 19 Maart 1897, Wkbl. no. 1813. e. Indien in het introductief rekest niet voorkomt eene bepaalde en duidelijke conclusie, waaruit de gedaagde kan weten, wat van hem gevorderd wordt, kan die leemte, die anders zou moeten leiden tot eene niet-ontvankelijkverklaring, worden verholpen, indien alsnog ter terechtzitting het rekest met dergelijke conclusie wordt aangevuld door den eischer en de gedaagde daarmede genoegen neemt. Landr. Menado 24 Mei 1899, Tijdschr. R. i. I. dl. 74, blz. 227. f. De door de eischende partij niet gevraagde beslissing van den rechter, dat een toegewezen ontruiming, desnoods met behulp der politie, zal kunnen worden bewerkstelligd, is geen toewijzing ultra petitum, doch eene geoorloofde, hoezeer overbodige vermelding van de wijze, waarop het vonnis kan worden tenuitvoergelegd. HGHof 20 April 1899, Tijdschr. R. i. I. dl. 72, blz. 311. g. Bij gedingen voor inlandsche rechtbanken laat het minder formeel karakter dier rechtspraak toe, brengt mede, dat als in een eisch ontbreekt eenig element van een beweerd vorderingsrecht, hetwelk overigens niet in strijd is met de posita van den eisch en dat zelfs bij gewoon spraakgebruik van onontwikkelden daaronder veelal is begrepen, de rechtbank, ter gelegenheid van het onderzoek der zaak, een eischer in de gelegenheid stelt zich te verduidelijken, om hem dan c. q. tot het bewijs toe te laten. R. v. J. Bat. 19 Juni 1903 Tijdschr. R. i. I. dl. 81, blz 12. N.B. Er zijn echter ook afwijkende beslissingen, die van een minder breede opvatting getuigen. N°. 8. Aanteekening eener mondeling aan den president van den landraad voorgedragen vordering. (art. 127 Inl Regl.) Heden .... dag, den 19 . verscheen voor mij .... president van den landraad te . . . , de persoon van A . . . ., van beroep .... wonende in de dessa .... district .... afdeeling. . . . die onder mededeeling « at hij de schrijfkunst niet verstaat noch zijn naam kan teekenen, mij verklaarde: dat hij aan den inlander B . . . . van beroep . . . wonende in de dessa .... distrikt .... afdeeling .... heeft verkocht en geleverd drie koeien voor den prijs van f 125.— ; dat voornoemde B . . . . ondanks herhaalde vruchtelooze aanmaning in gebreke is gebleven hem den koopprijs van die koeien te voldoen; reden waarom hij den landraad verzoekt genoemden B . . . .te veroordeelen hem de som van f125.— te betalen, alsmede in de kosten van het geding. Aldus gedaan in opvolging van art. 127 van het Inlandsch Reglement. De president voornoemd, Aant. a. Indien kostelooze procedure wordt verzocht, moet dat in deze aanteekening worden vermeld, zie art. 234. b. In het geval van art. 127 I. R. moet de president van den landraad de hem gegeven voorgedragen vordering zelf in geschrift brengen of doen brengen en kan hij niet volstaan met het op gezegeld papier geschreven en door den eischer met een kruisje geteekende introductieve rekest den vorm te geven van de aanteekening eener mondeling aan hem voorgedragen vordering en het daarna zelf onderteekenen, noch met onder dat rekest aan te teekenen, dat de eischer hem verklaard heeft, dat het bovenstaande zijn vor- dering juist weergeeft. R. v. J. Bat. 24 Dec. 1900, Tijdschr. R. i. I. dl. 93, blz. 260 !). N°. 9. Bevelschrift van den president van den landraad tot uitreiking van een afschrift der vordering aan den verweerder, (art. 128 Inl. Regl.) De president van den landraad te . . . . ; Gelezen bovenstaande vordering; Gelet op art. 128 van het Inlandsch Reglement; n , , den deurwaarder bij dezen landraad e aS het onderdistrictshoofd van . . dan wel in het geval van art, 428: den bij ontstentenis van een deurwaarder, bode of dienaar der openbare macht, bij deze daartoe door hem aangewezen persoon van A, wonende te ... . een afschrift van bovenstaande vordering aan den verweerder uit te reiken met aanzegging om daarop desverkiezende binnen .... dagen schriftelijk te antwoorden. Gedaan te den 19 . De president voornoemd, Daar het Inl. Regl. geen schriftelijk bevel eischt, kan dit, indien de persoon die met de uitreiking belast wordt ter plaatse aanwezig is, ook mondeling gegeven worden, waarvan men deze aanteekening onder de vordering behoort te stellen. ') Ofschoon het juridisch juiste van deze beslissing moeilijk te ontkennen is, zoo schijnt zij wel te wjjzen op een bedenkelijke leemte in de wet, en is zij uiterst onpraktisch daar zij in de gevallen dat het rekest voldoende is, tot onnoodig schrijfwerk aanleiding geeft. De landraad voorz.tter dient met deze beslissing echter rekening te houden. 2) Naar gelang van de plaatselijke omstandigheden zal dit bevel in vele gevallen ook aan het dorpshoofd of den wijkmeester kunnen worden gegeven. Den deurwaarder bij dezen landraad Het onderdistritshoold te dan wel in het geval van art. 428 Den bij ontstentenis van een deurwaarder, bode of dienaar van de openbare macht daartoe do jr mij aangewezen persoon van A wonende te ... . is heden door mij gelast een afschrift van bovenstaande vordering aan den verweerder uit te reiken met aanzegging daarop desverkiezende binnen . . . dagen te antwoorden. den .... 19 . De president, Aant. a. Eenvoudigheidshalve dient het aanbeveling dit bevelschrift of de van een mondeling bevel gehouden aanteekening aan den voet van het ingediende verzoekschrift te schrijven. b. Steeds heeft de landraadpresident de keuze tusschen een deurwaarder of bode, zoo die er is, en een dienaar der openbare macht. Alleen bij ontstentenis van zoodanige personen kan hij een ander persoon daartoe aanwijzen. Van die ontstentenis moet in het bevelschrift uitdrukkelijk blijken, want anders is het exploit nietig, vgl. het vonnis van den R. v. J. Soerabaja van 17 Mei 1899, Tijdschr. R i. I. dl. 73, blz. 506. Dit belet echter niet, dat het woord „ontstentenis" in deze ruim behoort te worden opgevat, zoodat het bijv. ook omvat onbekwaamheid om op behoorlijke wijze het exploit te doen, als bij beslag, gijzeling en de aanzegging bedoeld in art. 194 voorgeschreven is. c. De termijn waarbinnen de verweerder schriftelijk kan antwoorden, wordt geregeld naar den afstand, doch deze mag in geen geval korter zijn dan acht dagen, art. 128 al. 2. d. Het antwoord van den verweerder is aan geen vorm gebonden. Het moet door dezen of zijn gevolmachtigde zijn onderteekend, in welk laatste geval de volmacht moet worden overgelegd. Bij het antwoord behoort het verzoek tot kostelooze procedure te worden gedaan. Het indienen van een schriftelijk antwoord ontheft echter niet van de verplichting om ten dienenden dage ter terechtzitting te verschijnen. Dat bij het antwoord geen eisch in reconventie kan worden gedaan (R. v. J. Bat. 30 Mei 1902, Tijdschr. R. i. I. dl. 79, blz. 389) is een leemte in de wet, waarin in de rechtsreglementen in de buitenbezittingen al voorzien is. N°. 10. Relaas van de gedane uitreiking met aanzegging van het afschrift eener vordering. Op heden, den .... 19 . heb ik ... . wonende te ... . deurwaarder *) bij den landraad te ... . uit kracht van een bevel van den president van dien landraad dd 19 . aan B . . . . van beroep. . . . . wonende .... een afschrift eener door A . . . .bij den landraad tegen hem ingediende vordering, uitgereikt met aanzegging om daarop binnen . . . dagen te antwoorden, bij welke verrichting ik mijn exploit gedaan heb ter zijner genoemde woonplaats al(jaar SpreJjen(Je met hem in persoon. -woonplaats te a. dan wel: bij welke verrichting ik, bijaldien ik hem niet ter zijner woonplaats of verblijfplaats heb aangetroffen, gesproken hebmet^etd73h°f aldaar. den wijkmeester De kosten zijn: Handteekening van den Zegel exploitateur. Exploit Palengeld Een Maleisch relaas kan aldus luiden: Pada hari, ini, tanggal 19 . . saja . . beroemah di menoeroet (soerat) perentahnja kandjeng toean president landraad . . . . tanggal 19 . . soeda serahken kadada B pentjarian beroemah, di . . . . salinan dari soerat sita jang di masoekken kapada pengadilan landraad oleh A ... . menjita akan dia, serta soedah memberi tahoe padanja jang di boleh mandjawab itoe soerat sita dalem .... hari. i) Indien geen deurwaarder bij den landraad ts aangesteld behooren de woorden «deurwaarder bij den landraad te » weg te vallen, en moeten de in den daaropvolgenden regel voorkomende woorden «president van dien landraad» vervangen worden door: «president van den landraad te . . . .» Maka pekerdjaan ini saja djalankan di tempat tinggalnja dan disana saja bitjara dengan dia sendiri. atau Maka deri sebab B tida ada di tempat tinggalnja saja bitjara dengan r—lof"ah di sitoe. kapala kampong Tanda tangan orang jang mendjalankan pekerdjaan. Van een mondeling relaas kan de volgende aanteekening onder het bevelschrift gesteld worden [art. 429): Blijkens mondeling bericht van .... is de boven bevolen uitreiking met aanzegging op den .... 19 . door hem geschied ter woonplaatse van den beteekende en aldaar sprekende met hem in persoon. dan wel waarbij hij, bijaldien hij den beteekende niet ter zijner woonplaats of verblijfplaats heeft aangetroffen, gesproken heeft met het dorpshoofd den wykmeester .... den .... 19 . De president, Aant. a. Alleen de deurwaarders bij de landraden te Batavia, Semarang en Soerabaja moeten van de door hen gedane exploiten door schriftelijke relazen doen blijken. b. Ten aanzien van overledenen wordt het exploit gedaan aan de erfgenamen, en voor zoover dezen onbekend zijn, aan het dorpshoofd of den wijkmeester van de laatste woonplaats van den overledene in Ned.-Indië. Indien de overledene tot de met inlanders gelijkgestelden behoorde, wordt het exploit per aangeteekenden brief aan de weeskamer medegedeeld. c. Ten aanzien van personen, wier woon-of verblijfplaatsen onbekend zijn, en ten aanzien van onbekenden wordt het exploit gedaan aan het hoofd van plaatselijk bestuur van de woonplaats des eischers. Het hoofd van plaatselijk bestuur doet het exploit bekend maken door aanplakking aan de hoofddeur van de gehoorzaal van den bevoegden rechter, (art. 429a al. 2 en 3). Formulierboek 2 JN°. II. Bevelschrift tot oproeping van partijen in eene burgerlijke zaak. (art 129 Inl. Regl.) De president van den landraad te ; „ , dat de gestelde termijn verstreken is dat het antwoord van den verweerder ingekomen is !) ' Gelet op artikel 129 van het Inlandsch Reglement; Bepaalt dat bovenstaande 2) zaak op den . . . . 19. voor den landraad zal dienen en beveelt den deurwaarder bij dezen landraad 3. het onderdistrictshoofd te dan wel in het geval van art. 428 den bij ontstentenis van een deurwaarder, bode of dienaar der openbare macht bij deze door hem aangewezen persoon van A wonende te ... . hiervan aanzegging aan partijen te doen met last om zich te doen vergezellen van de getuigen, die zij wenschen te doen hooren, en de schriftelijke bewijsstukken mede te brengen, waarvan zij zich mochten willen bedienen. Gedaan te ... . den .... 19 . De president vd„ Daar ook in dit geval geen schrittelijk bevel vereischt is, kan men van een mondeling bevel de volgende aanteekening houden: Den deurwaarder bij dezen landraad ,g heden door Aan het onaeraistrictsnooia te... . dan wel in het geval van art. 428 Aan A wonende te ... is bij ontstentenis van een *) Hiervan behoort de griffier op de vordering eene aanteekening te stellen. J) Dit bevelschrift onder het in formulier No. 9 bedoeld bevelschrift op de vordering te plaatsen. 3) Zie de aanteekening b bij formulier No. 9. > deurwaarder, bode of dienaar der openbare macht daartoe door mij aangewezen en heden door mij gelast partijen op te roepen ter terechtzitting van . . . dag den . . . . 19 . . met aanzegging als in art. 129 Inl. Regl. is voorgeschreven. . . . . den .... 19 . . De president, N°. 12. Relaas betreffende de gedane oproeping ingevolge bovenstaand bevelschrift (formulier No. 11). Op heden den . . . . 19 . ., heb ik ... . wonende te . . , . deurwaarder1) bij den landraad te uit kracht van een bevel van den president van dien landraad dd 19 . . opgeroepen: wonende te , eischer en . . . . , wonende te gedaagde. om op . . . dag, den .... 19 . . des voormiddags te . . . uur ter openbare terechtzitting van den landraad te .... in het voor de zittingen van genoemde rechtbank bestemde gebouw te .... te verschijnen, ten einde bij de behandeling van hunne zaak tegenwoordig te zijn, met aanzegging aan partijen om zich te doen vergezellen van de getuigen, die zij wenschen te doen hooren en de schriftelijke bewijsstukken mede te brengen, waarvan zij zieh mochten willen bedienen, by welke verrichting ik mijn exploit gedaan heb wat den eischer betreft sprekende met hem in persoon ter zijner woonplaats, 4) Zie noot 1 bij formulier No. 10. wat den gedaagde betreft sprekende met het dorpshoofd te ... . aangezien ik hem zelf niet ter zijner woonof verblijlplaats heb aangetroffen. De kosten dezer zijn: Handteekening van den zegel exploiteur, exploit palen geld . . ; . Van een mondeling relaas kan men de volgende aanteekening onder het bevelschrift tot oproeping plaatsen: Blijkens mondeling bericht van .... is de boven bevolen oproeping op den . . . , 19 . . door hem verricht wat den eischer betreft, sprekende met hem in persoon ter zijner woonplaats en wat den gedaagde betreft sprekende met het dorpshoofd te ...., aangezien de gedaagde zelf niet ter zijner woon- of verblijfplaats is aangetroffen. .... den .... 19 . . De president, Een Maleisch relaas kan luiden als volgt: Pada hari ini tanggal .... 19 . . saja . . . beroemah di . . . . menoeroet (soerat) perentahnja kangdjeng toean president landraad di .... tanggal .... 19 . . soedah panggil beroemah di penjita dan . . . . , beroemah di orang jang disita. akan menghadap di sidang pengadilan landraad di . . . . dalem roemah jang dipergoenakan akan tempat pengadilan jang terseboet pada hari .... tanggal . . . . 19 . . pagi djam . . . , soepaja marika-itoe berhadlir pada waktoe perkaranja diadilli, serta soedah memberi tahoe kapada kadoewanja, jang marika-itoe misti membawa saksisaksi, jang marika-itce ingin soepaja didengar, dan membawa soerat-soerat jang boleh mendjadi keterangan jang marika-itoe hendak memakei. Maka pekerdjaan ini saja mendjalanken apa jang perloe ten tang penjita di tempat tinggalnja sambil bitjara dengan dia sendiri, apa jang perloe tentang orang jang disita sambil bitjara dengan loerah, deri sebab orang jang disita sendiri tida ada di tampat tinggalnja. Tanda tangan orang jang mendjalanken pekerdjaan. Aant. Over de verplichting om van hunne exploiten door schriftelijke relazen te doen blijken, zie aant. a bij formulier No. 10. N°. 13. Onderhandsche bijzondere schriftelijke volmacht tot het vertegenwoordigen van partijen in een voor den landraad te voeren burgerlijk geding. (art. 130 Inl. Regl.) Ik ondergeteekende .... van beroep . . . . wonende te ... . verklaar bij dezen te machtigen . . . . van beroep ..... wonende te ... . speciaal om mij te vertegenwoordigen en mijne belangen , door .. , eischer , .. waar te nemen in zake eene mij, als —-3—-3—, bil tegen J gedaagde , , , , , in te stellen , . tegen den landraad te ... , ,,— vordering -r5— . . . ingestelde D door van beroep wonende te strekkende tot ... . ten einde te dier zake te dienen zoo van eisch als van antwoord, vonnissen en dispositiën te verzoeken, van de voordeelige het verzoek tot executie in te dienen, voorts daarin alles te doen en te verrichten, wat hij, gemachtigde, vermeenen zal te behooren, onder belofte van goedkeuring als volgens de wet. . . . . den .... 19 . . HancLteekening v/d lastgever. Aant. a. De aanteekening van hooger beroep kan alleen door een bij authentieke akte bijzonder gevolmachtigde gegeschieden, art. 192. b. Uit de opneming van het anders geheel overbodige woord „bijzondere" in de artt. 130 en 192 Inl. Regl. blijkt, dat de wetgever hier een algemeene procuratie ad lites heeft willen uitsluiten, vgl. R. v. J. Mak. 26 Sept. 1906, Wkbl. No. 2270. N°. 14. Proces-verbaal en vonnis ingeval de eischer niet verschenen is en de eisch voor vervallen gehouden wordt. (art. 131 Inl. Regl.) Proces-verbaal der terechtzitting van den landraad te . . . . rechtsprekende in burgerlijke zaken, gehouden op Zaterdag den eersten Mei 1908 in het voor de zittingen dier rechtbank bestemde lokaal te . . . . in de zaak van : den Mohammedaanschen inlander . . . wonende .... in de dessa .... district . . . . afdeeling .... eischer, contra den Mohammedaanschen inlander . . . . wonende .... in de kampong. . . .ter hoofdplaats .... gedaagde. Tegenwoordig: Mr. P. P president, Raden Adipati . . regent van . . ) leden Mas . . . districtshoofd van . ) ' Raden Mas hoofddjaksa, Hadji . . . hoofdpanghoeloe te . . adviseur, G. G griffier. De terechtzitting geopend en openbaar verklaard zijnde, wordt de zaak afgeroepen. Eischer, ofschoon behoorlijk opgeroepen blijkens daarvan opgemaakt relaas dd 19 . is niet verschenen en heeft ook niemand van zijnentwege doen verschijnen, terwijl niet blijkt, dat zijn wegblijven aan eenig wettig beletsel is toe te schrijven. Gedaagde is in persoon verschenen. De landraad besluit vervolgens in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en den adviseur den eisch voor vervallen te houden en den eischer te veroordeelen in de kosten van het geding begroot op f . . . . Hierop wordt dit vonnis bij monde van den president in het openbaar uitgesproken, waarop deze de openbare terechtzitting sluit. De griffier, De president, VONNIS. De landraad te ... . heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van: den Mohammedaanschen inlander . . . . van beroep . . . . wonende te ... . eischer contra: den Mohammedaanschen inlander . . . . van beroep . . . . wonende te ... . gedaagde. De landraad voornoemd: Gezien de stukken; Ingewonnen het advies van den hoofddjaksa en van den adviseur. Overwegende dat de eischer den gedaagde bij introductief rekest dd 19 . .in rechten heeft betrok- ken, en daarbij heeft gesteld dat en op die gronden heeft verzocht dat de gedaagde zal veroordeeld worden tot Overwegende dat van dit rekest een afschrift aan den gedaagde is uitgereikt met aanzegging daarop desverkiezende te antwoorden, doch dat gedaagde niet schriftelijk van antwoord gediend heeft, waarop partijen ter terechtzitting van heden zijn opgeroepen; Overwegende dat de eischer ofschoon blijkens relaas van den deurwaarder . . . . dd 19 . . behoorlijk opgeroepen niet is verschenen, terwijl niet blijkt, dat zijn wegblijven aan wettige beletselen is toe te schrijven, zoodat de eisch van vervallen behoort te worden gehouden en de eischer in de kosten veroordeeld; Gelet op de artt. 126, 128, 129 en 131 van het Inlandsch Reglement. Rechtdoende: Verstaat dat de eisch voor vervallen wordt gehouden, Veroordeelt den eischer in de kosten van het rechtsgeding begroot op ƒ . . . . Aldus gewezen in raadkamer op heden .... dag den 1908 door Mr president, .... en .... leden van den landraad voornoemd, en ten zelfden dage in het openbaar uitgesproken bij monde van denzelfden president in tegenwoordigheid van dezelfde leden, van . . . hoofddjaksa, adviseur en 's landraads griffier in bijzijn van gedaagde, doch bij afwezigheid van den eischer. De griffier, De president, Aant. a. Ofschoon zulks niet uitdrukkelijk is bepaald, behoort dit vonnis, waarvan het praktische belang voornamelijk gelegen is in de veroordeeling van den eischer in de kosten, aan dezen te worden aangezegd. b. Volgens de slotwoorden van art. 131 belet deze uitspraak den eischer niet om zijne vordering opnieuw voor te brengen. N°. 15. Proces-verbaal en vonnis ingeval de verweerder niet verschijnt en de eischer toegewezen wordt. (art. 132 Inl. Regl.) Proces-verbaal der terechtzitting van den landraad te .... rechtsprekende in burgerlijke zaken, gehouden op .... dag, den .... 19 . in het voor de zittingen dier rechtbank bestemde lokaal te . . . in de zaak van : den Mohammedaanschen inlander van beroep wonende in de dessa district afdeeling . . . . . residentie .... eischer, contra den Mohammedaanschen inlander van beroep wonende in de kampong . . . . . ter hoofdplaats gedaagde. Tegenwoordig: Mr president, Raden . . districtshoofd van . . ) , , leden Raden . . onderdistrictshoofd van . . ) ' Mas hoofddjaksa, Hadji . . hoofdpanghoeloe te . . adviseur, G. G griffier, De terechtzitting geopend en openbaar verklaard zijnde, wordt de zaak afgeroepen. De eischer is verschenen in persoon. De gedaagde is niet verschenen, noch iemand van zijnent wege terwijl niet blijkt, dat zijn wegblijven aan eenig wettig beletsel is toe te schrijven. Wordt voorgelezen het relaas van . . . . dd 19 . waaruit blijkt, dat de gedaagde behoorlijk is opgeroepen om heden ter terechtzitting te verschijnen. dan wel De deurwaarder relateert, dat hij den gedaagde op . . dag den 19 . . sprekende met hem ter zijnei woonplaats in persoon heeft opgeroepen om heden ter terechtzitting te verschijnen met aanzegging zich te doen vergezellen van de getuigen, die hij zou wenschen te doen hooren, en de schriftelijke bewijsstukken mede te brengen, waarvan hij zich mocht willen bedienen. dan weI Wordt voorgelezen de onder het introductief rekest gestelde aanteekening van den president, dat de persoon van hem mondeling gerelateerd heeft, dat hij op . .... dag den .... 19 . den gedaagde sprekende met hem ter zijner woonplaats in persoon heeft opgeroepen om enz. (als boven). Het introductief rekest wordt voorgelezen, benevens het relaas van den deurwaarder dd 19 . waaruit blijkt dat aan gedaagde een afschrift van dit rekest is uitgereikt, en dat gedaagde meer dan .... dagen tijd heeft gehad om van schriftelijk antwoord te dienen. Eischer zegt bij zijn eisch te persisteeren en verzoekt vonnis. Na den eischer en het publiek te hebben doen buiten staan, wint de landraad in raadkamer vergaderd het gevoelen in van den hoofddjaksa, die tot toewijzing van de vordering adviseert. Hierop wordt het gevoelen ingewonnen van den adviseur die zich vereenigt met de meening van den hoofddjaksa. Daarna gaat de landraad over tot de beraadslaging en besluit: den eisch toe te wijzen, den gedaagde mitsdien te veroordeelen aan den eischer tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van ƒ 400.— (vier honderd gulden) met de renten ad 6 ten honderd 'sjaars vanaf den dag der indiening van den eisch» zijnde geweest den .... 19 . . den gedaagde te verwijzen in de kosten van het geding begroot tot heden op ƒ . . . . De terechtzitting heropend en openbaar verklaard en de eischer en publiek weder binnen gelaten zijnde, wordt dit vonnis bij monde van den president in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van den eischer, waarop de president de openbare terechtzitting sluit. De griffier, De president, VONNIS- De landraad te ... . heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van: den Mohammedaanschen inlander van beroep wonende in de dessa , district afdeeling residentie contra den Mohammedaanschen inlander van beroep wonende in de kampong ter hoofdplaats gedaagde. De landraad voornoemd: Gehoord den eischer; Gezien de stukken; Ingewonden het advies van den hoofddjaksa en dat van den adviseur; Ten aanzien der feiten: Overwegende, dat de eischer bij introductief rekest dd. .... 19 . . heeft te kennen gegeven: dat hij, blijkens acte den 19 . . sub No. . . . voor den te resideerenden notaris en getuigen verleden, is borg gebleven voor den gedaagde ten behoeve van de hier gevestigde handelsfirma en zulks voor de richtige nakoming door den gedaagde van een kontract tot levering van buffelhuiden aan genoemde firma tot eene gezamenlijke waarde van ƒ 400,—. dat hij, eischer, ten gevolge van wanpraestatie van den geslaagde den .... 19 . . als borg ƒ400,— aanmelde firma heeft betaald blijkens kwitantie in rechte overlegd ; dat de gedaagde derhalve gehouden is, aan eiscber te betalen ƒ 400,—. en op die gronden verzocht heeft, dat het den landraad moge behagen, den gedaagde te veroordeelen tot betaling van eene som van ƒ 400,— met de wettelijke renten van af de indiening van den eisch, en in de kosten van het geding ; Overwegende dat van dit rekest een afschrift aan den gedaagde is uitgereikt met aanzegging desverkiezende binnen dagen daarop te antwoorden, doch dat gedaagde niet schriftelijk van antwoord gediend heeft, waarop partijen ter terechtzitting zijn opgeroepen ; Overwegende dat ten dage dienende de eischer in persoon is verschenen, doch dat de verweerder, ofschoon blijkens relaas van dd 19 . . . behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen, noch iemand van zijnentwege heeft doen verschijnen, terwijl niet blijkt, dat zijn wegblijven aan wettige beletselen is toe te schrijven; Overwegende dat na voorlezing van hetintroductief rekest de eischer bij zijn eisch gepersisteerd en vonnis verzocht heeft; Ten aanzien van het recht: Overwegende dat de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen en de vordering is voorgekomen niet te zijn onrechtmatig of ongegrond en mitsdien behoort te worden toegewezen ; Gelet op de artt. 126, 128, 129 en 182 van het Inlandsch Reglement. Rechtdoende: Wijst den eisch toe, Veroordeelt mitsdien de gedaagde om aan den eischer tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen eene som van ƒ 400.— (vier honderd gulden) met de renten ad zes ten honderd 'sjaars, van af den dag der indiening van den eisch, zijnde geweest den 19 . Verwijst den gedaagde voorts in de kosten van het geding, begroot op ƒ Aldus gewezen in raadkamer op heden dag, den 19 . door Mr president, . . . . . en leden van den landraad voornoemd, en ten zelfden dage in het openbaar uitgesproken, bij monde van dienzelfden president en tegenwoordigheid van dezelfde leden, van hoofddjaksa, adviseur en van 'slandraads griffier in bijzijn van den eischer, doch bij afwezigheid van den gedaagde. De griffier, De president, Dit vonnis zal op last van clen president aan den veroordeelde moeten worden aangezegd. Van dien last kan blijken door eene onder het vonnis gestelde aanteekening als deze: Dit vonnis aan den veroordeelde aan te zeggen door den 1910 De president, Aant a. Met de uitdrukking „ten dage dienende" in artikel 132 Inl. Regl. wordt niet anders bedoeld dan de eerste voor de behandeling der zaak bepaalde rechtdag. HGHof 22 Sept. 1898, Tijdschr. R. i. I. dl. 71, blz. 267, Cfm Immink dl. 1, blz. 59. b. Het indienen van een schriftelijk antwoord ontheft niet van de verplichting om ten dage dienende hetzij in persoon hetzij bij gemachtigde te verschijnen. Immink 1, blz. 61. c. Artikel 132 Inl. Regl. wordt geschonden, indien de rechter bij niet-verschijning van den gedaagde den eischer getuigenbewijs, oplegt, in stede van de gegrondheid en rechtmatigheid der vordering alleen aan haren inhoud te toetsen, HGHof 11 Febr. 1892 Wkbl. v. h. R. No. 1497. d Waar bij niet-verschijning van den gedaagde verzuimd is ter terechtzitting voor te lezen het relaas van oproeping, behoort het vonnis van toewijzing van den eisch (art. 132 Inl. Regl.) te worden vernietigd met terugwijzing van de zaak naar den landraad. Tijdschr. R. i. I. dl. 79, blz. 508. N°. 16. Relaas van aanzegging van een vonnis in een burgerlijke zaak. (art. 132 en 183 al. 2 Inl. Regl.) Op heden den 19 . heb ik ... . wonende te deurwaarder *) bij den landraad te op last van den president van dien landraad aangezegd aan wonende te gedaagde, dat hij bij vonnis van den landraad te dd. 19 . is veroordeeld om aan tegen behoorlijk bewijs van kwijting de som van ƒ te betalen, en in de kosten van het geding begroot op ƒ... . bij welke verrichting ik mijn exploit gedaan heb ter zijner woonplaats, sprekende met hem in persoon. Handteekening v/d exploiteur De kosten zijn : zegel exploit palengeld Een Maleisch relaas kan luiden als volgt: Pada hari ini tanggal 19 . saja be- roemah di , dengan perentahnja kandjeng toean president landraad di soedah memberi tahoe kapada beroemah di orang jang di sita, jang dia dengan poetoesan dari landraad di . . . . tanggal 19 . soedah dihoekoem aken menbajar kapada .... dengan pemberian tanda pembajaran, satoe djoem- blah wang banjaknja ƒ dan membajar blandja- blandja dalem ini perkara banjaknja f Maka saja mendjalankan ini perkerdjaan di tempat tinggalnja bitjara dengan dia sendiri. Tanda tangan deri orang jang mendjalankan pakerdjaan. ') Zie aant. b. bij formulier No. 10. Van de gedane aanzegging wordt aanteekening gehouden aan den voet van het vonnis (I. R. 183) op deze wijze: Blijkens schriftelijk relaas van is bovenstaand vonnis op den 19 . . door hem aan den gedaagde aangezegd ter zijner woonplaats sprekende met hem in persoon. De griffier, Voor het geval dat het relaas mondeling is gedaan: Blijkens mondeling aan den president van dezen landraad gedaan verslag van is de inhoud van bovengenoemd vonnis op den 19 . . door hem aan den gedaagde aangezegd ter zijner woonplaats sprekende met hem in persoon. De griffier, N°. 17. Proces-verbaal eener terechtzitting, waarop de landraad alvorens tot de behandeling der zaak over te gaan gelast, dat de niet verschenen gedaagde ten tweeden male zal worden opgeroepen. (art. 123 Inl. Regl.) Proces-verbaal1) der terechtzitting van den landraad te sprekende in burgerlijke zaken, gehouden op dag den 19 . . in het voor de zittingen van den landraad bestemde lokaal te in de zaak van: ') Het in dit formulier bedoelde besluit van den landraad wordt als zijnde geen eindvonnis, alleen in het proces-verbaal der terechtzitting aangeteekend (I. R. 189). A van beroep . . . .... wonende te eischer, contra B van beroep . . . .... wonende te gedaagde, Tegenwoordig: president, J leden hoofdjaksa adviseur, . . . griffier. De terechtzitting door den president geopend en openbaar verklaard zijnde, wordt de zaak afgeroepen. Voor den eischer is gecompareerd de persoon van Z. blijkens vertoonde onderhandsche bijzondere procuratie daartoe gemachtigd. Gedaagde is niet verschenen, noch iemand van zijnentwege. Wordt voorgelezen het relaas van dd. 19 . . waaruit blijkt dat gedaagde behoorlijk is opgeroepen heden ter terechtzitting te verschijnen. Daar het aannemelijk is, dat de gedaagde wegens de hevige regens in den afgeloopen nacht gevallen, de hoofdplaats waar de landraad zitting houdt, niet heeft kunnen bereiken, wordt overeenkomstig het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur besloten, den gedaagde nogmaals te doen oproepen en de verdere behandeling dezer zaak uit te stellen tot ... . dag den . . . . 19 . De president doet van dit besluit medeeling aan den gemachtigde van den eischer, en sluit vervolgens de openbare terechtzitting. De Griffier, De president, Aant. Mutatis mutandis is dit formulier ook te gebruiken als de eischer niet verschenen is, en de behandeling der zaak uitgesteld wordt. N°. 18. Akte van vergelijk en proces-verbaal der terechtzitting, waarop zoodanig vergelijk tot stand komt. (art. 134 Inl. Regl.) AKTE VAN VERGELIJK. Op heden .... dag den . . . 19 . . verschenen ter openbare terechtzitting van den landraad te ... . rechtsprekende in burgerlijke zaken, le A. van beroep wonende te ... . eischer bij introductief rekest dd 19 . , 2e B. van beroep wonende te ... . gedaagde, die desgevraagd verklaarden bereid en genegen te zijn het geding tusschen hen aanhangig gemaakt bij introductief rekest dd 19 . . door een vergelijk te willen beëindigen en daartoe overeen te komen: dat de comparant-gedaagde de geheele schuld ad f 67.— en de kosten van het geding ad f 5.— aan den comparanteischer zal voldoen in acht af betalingen van f 9.—, welke termijnen zullen vervallen op den 3en van elke maand te beginnen met den 3en October 1907 tot de geheele schuld met de kosten zal zijn betaald, met dien verstande, dat indien de comparant-gedaagde in gebreke mocht blijven vóór of op den vervaldag van eiken termijn het verschuldigde te betalen, de geheele schuld met de kosten in eens opvorderbaar zal zijn. Nadat deze overeenkomst in geschrift is gebracht en aan partijen en voorgehouden, verklaarden deze daarbij te persisteeren. Vervolgens is door den landraad het volgende vonnis gewezen: De landraad voornoemd, Gehoord vorenstaande overeenkomst; Ingewonnen het gevoelen van den hoofdjdaksa en van den adviseur; Gelet op art. 134 van het Inlandsch Reglement; Formulierboek 3 Rechtdoende: Veroordeelt partijen tot nakoming der getroffen overeenkomst. Aldus gewezen enz. De griffier, ' De president, Proces-verbaal eener terechtzitting enz. [gelijk den aanhef van formulier No. 17). De terechtzitting door den president geopend en openbaar verklaard zijnde, wordt de zaak afgeroepen. Partijen zijn in persoon verschenen. Vervolgens komt tusschen partijen, door bemoeienis van den landraad bij monde van den president, een vergelijk tot stand, waarvan een akte is opgemaakt, waarbij partijen door den landraad in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en den adviseur veroordeeld worden tot nakoming der getroffen overeenkomst. De griffier, -De president, N°. 19. Proces-verbaal ingeval tot het hooren van een der partijen de hulp van een tolk noodig is. (art. 135 Inl. Regl.) Proces-verbaal enz. (gelijk den aanhef van formulier No. 17.) Partijen zijn in persoon verschenen. Het introductief rekest wordt voorgelezen. Eischer zegt daarbij te persisteeren. Daar het blijkt, dat gedaagde de Maleische taal, waarin het rekest gesteld is en het onderzoek gehouden wordt, niet en alleen maar de Soendaneesche taal verstaat, en er geen beëedigd tolk voor die taal bij den landraad is toegelaten, wijst de president den persoon van A als tolk voor de Soedaneesche en Maleische talen aan. Genoemde persoon wordt hierop binnen geroepen en zegt op afvrage te zijn : oud . . . jaren, van beroep . . . wonende te ... . Hij zegt genegen en in staat te zijn den landraad als tolk voor de Soendaneesche en Maleische talen te dienen en verklaart hierop desgevraagd partijen wel te kennen, doch geen hunner in den bloede of door aanhuwelijking te bestaan en geen loon- of huisbediende van een hunner te zijn. Niet gewraakt zijnde, legt hij op de wijze van zijne godsdienstige gezindheid den eed af van getrouwelijk te zullen vertalen, wat van de eene taal in de andere moet worden overgebracht. Met behulp van dezen tolk wordt het onderzoek in deze zaak voortgezet. Op het introductief rekest gehoord, zegt gedaagde voor antwoord dat enz N°. 20. Vonnis waarbij de landraad zich onbevoegd verklaart van de vordering kennis te nemen. (art. 137 Inl. Regl.) De landraad te rechtsprekende in burgerlijke zaken heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van : den Chinees Lauw Tjeng Siang, van beroep handelaar, wonende te eischer, contra den Mohammedaanschen inlander Pak Aminah, van beroep handelaar, wonende te ... . gedaagde. De landraad voornoemd, Gezien de stukken; Gehoord partijen; Ingewonnen het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur; Ten aanzien der feiten: Overwegende dat de eischer bij introductief rekest dd. . 19 . . heeft gesteld, dat hij blijkens doorhem overgelegde akte sub No. . . op den .... 19 . . voor den notaris . . . . te . . . verleden, van den gedaagde wegens geleend geld heeft te vorderen de som f 600. welke som gedaagde niettegenstaande herhaaldelijke minnelijke aanmaning in gebreke is gebleven te betalen, op welke gronden hij geconcludeerd heeft, dat de landraad den gedaagde zal veroordeelen, hem eischer te betalen de som van f 600.— en in de kosten van het geding ; Overwegende dat partijen ten dienenden dage in persoon zijn verschenen, doch niet tot een vergelijk te brengen waren, waarop voorlezing is geschied van het introductief rekest en de daarbij overlegde notarieele akte, bij den inhoud waarvan de eischer verklaard heeft te persisteeren ; Overwegende dat gedaagde zonder zich met de voordracht van eenige andere verdediging in te laten, tegen de vordering heeft aangevoerd, dat blijkens de slotbepaling van bovengenoemde notarieele acte hij zich terzake in het introductief rekest vermeld onderworpen heeft aan de bepalingen betrekkelijk het burgerlijke en het handelsrecht voor Europeanen, en de landraad dus niet bevoegd is van deze zaak kennis te nemen, op welken grond bij verzocht heeft, dat de landraad zich onbevoegd zal verklaren van de onderwerpelijke zaak kennis te nemen met veroordeeling van den eischer in de kosten van het geding; Overwegende dat partijen hierop verklaard hebben te dezen opzichte niets meer in het midden te willen brengen en vonnis hebben verzocht, waarop de uitspraak op de exceptie is bepaald op heden; Ten aanzien van het recht: Overwegende dat de gedaagde tegen den eischei de exceptie van onbevoegdheid op grond van het onderwerp des geschils, nl. die ratione materiae heeft opgeworpen, vermits hij bij acte dd 19 . No voor den te ... . resideerenden notaris .... verleden, zich terzake in het introductief rekest vermeld aan de bepalingen van het Europeesche burgerlijk en handelsrecht onderworpen heeft, en gedaagde dus niet voor den landraad doch voor den raad van justitie te ... . had behooren te worden gedagvaard; Overwegende dat ingevolge het bepaalde bij artikel 124 sub 2e van het Reglement op de Rechterlijke Organisatie de raad van justitie uitsluitend bevoegd is in eersten aanleg kennis te nemen van alle burgerlijke zaken, waarin partijen voor zoover deze inlanders of daarmede gelijkgestelde personen zijn, krachtens wettelijk voorschrift of ten gevolge van vrijwillige overeenkomst aan de Europeesche wettelijke bepalingen zijn onderworpen, wanneer partijen niet verkeeren in de gevallen omschreven in de artikelen 108 no. 1,150 en 159 van genoemd reglement; Overwegende dat dit geval in casu aanwezig is, en het geschil dus over een onderwerp loopt hetwelk niet tot de kennisneming der landraden behoort, en dus volgens artikel 137 van het Inlandsch Reglement in eiken stand van het geding gevorderd kan worden, dat de rechter zich onbevoegd verklare en deze zelfs verplicht is het ambtshalve te doen; Gelet op de artikelen 126, 128, 129, 135, 137, 139, 166 en 185 van het Inlandsch Reglement, op de artikelen 75 en 80 van het Reglement op het beleid der regeering van Nederlandsch-Indië, benevens op artikel 124 sub 2° van het Reglement op de Rechterlijke Organisatie; Rechtdoende: Verklaart zich onbevoegd van de onderwerpelijke zaak kennis te nemen, Veroordeelt den eischer in de kosten van het geding tot heden begroot op ... . Aldus gewezen in raadkamer door Mr. . . . president, en leden, op ... . dag den 19 .en ten zelfden dage in het openbaar uitgesproken bij monde van denzelfden voorzitter in tegenwoordigheid van dezelfde leden, van.... hoofddjaksa, . . . . adviseur en partijen, alles in bijzijn van 's land- raads griffier De griffier, De president, Ingeval de bewering van onbevoegdheid geoordeeld wordt ongegrond te zijn, behoeft het vonnis als zijnde geen eindvonnis niet afzonderlijk opgemaakt te worden, doch het zal in het proces-verbaal der terechtzitting moeten worden aangeteekend. Het dictum kan dan aldus luiden: Verwerpt de voorgestelde exceptie van onbevoegdheid, Gelast partijen om voort te procedeeren, Veroordeelt den gedaagde in de kosten van dit incident, begroot op ƒ N°. 21. Proces verbaal in geval de echtheid van een overgelegd bewijsstuk ontkent wordt. (art. 141 Inl. Regl.) Proces-verbaal eener terechtzitting enz. (zie formulier No. SS). Eischer legt een afschrift over van een tusschen hem en den gedaagde voor den te A . . . . resideerenden notaris X . . . .op den 6den Mei 1909 gesloten overeenkomst van koop en verkoop. Gedaagde zegt deswege gehoord, dat hij die overeenkomst wel op genoemden datum ten overstaan van genoemden notaris heeft gesloten, maar dat de koopprijs, welke werd overeengekomen niet was f 600,— maar slechts f 500,—. Hij vestigt er na inzage van het overgelegde afschrift de aandacht op, dat daarin het woord „vijf" blijkbaar in „zes" veranderd is. Deswege gehoort zegt eischer, dat de koopprijs steeds f600,— is geweest, dat het afschrift juist is, en dat hij zich van het afschrift als bewijsmiddel wil bedienen. De landraad besluit vervolgens in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur, dat een onderzoek naar de echtheid van het overgelegde afschrift zal worden ingesteld, en gelast den te A . . . resideerenden notaris X . . . .de minuut van de op den 9den Mei 1909 door partijen voor hem gesloten koopovereenkomst ter vergelijking over te leggen op de terechtzitting van den landraad van den .... 1909, waarop de verdere behandeling van deze zaak tot genoemden datum wordt uitgesteld. De president maakt deze beslissing aan partijen bekend, en sluit daarop de openbare terechtzitting. De griffier, De president, Vervolg. Proces-verbaal enz. (zie formulier No. 38). De president brengt daarop ter tafel een bundel stukken, welke blijkens de zich daarop bevindende aanteekening bevat de tot een boekdeel samengevoegde minuten der voor den notaris X .... te A .... in de maand Mei 1909 verleden akten, welke aanteekening behalve door genoemden notaris nog door den inspecteerenden ambtenaar Mr. N . . . . onderteekend is. In dezen bundel wordt alsnu opgeslagen de minuut van de door den eischer overgelegde akte, welke daar onder No. . . . verleden op den 9den Mei aangetroffen wordt. Deze akte wordt voorgelezen. Partijen verklaren, dat het de door hen bedoelde akte is. De landraad constateert dat in die akte de koopprijs waarover geschil, welke overeenkomstig de wettelijke voor- schriften met schrijfletters is uitgedrukt, niet zes honderd, doch slechts vijfhonderd gulden bedraagt, Na voorhouding verklaart de eischer zich van dit verschil geen rekenschap te kunnen geven, en persisteert hij dat hij voor f 600,— verkocht heeft. Tot den eischer: Hebt gij het afschrift dat door u is overgelegd, nadat gij het van den notaris gekregen hadt, onafgebroken in uw bezit gehad? Ja. Daar de landraad constateert, dat in het afschrift op de plaats waar het woord „zes" staat, blijkbaar iets geradeerd is, en er alle reden is te vermoeden dat de eischer zich in deze aan vervalsching heeft schuldig gemaakt, wordt de behandeling van deze zaak in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur geschorst, en besloten de processtukken te zenden aan den assistentresident te A . . . . Nadat dit besluit aan partijen is medegedeeld, sluit de president de terechtzitting. De griffier, De president, N°. 22. Bevelschrift van den president van den landraad waarbij een openbare bewaarder, die in gebreke is aan den last tot overlegging te voldoen, door middel van lijfsdwang daartoe genoodzaakt wordt. (art. 141 al. 4 Inl. Regl.) De president van den landraad te A . . . , Gelet op het verzoek van G . . . . gedaagde in zake een door E .... bij introductief rekest dd . . . . 1909 tegen hem ingedienden eisch, dat de persoon van X . . . . notaris te A . . . .op grond dat hij niet voldaan heeft aan zijne verplichting tot overlegging van de minuut van de voor hem als notaris verleden akte van koop en verkoop dd. 9 Mei 1909 tusschen hem gedaagde en E eischer, door lijfsdwang zal worden genoodzaakt ; Overwegende, dat genoemde notaris als openbaar bewaarder daarvan bij interlocutoir vonnis dd. . . . 1909 door den landraad voornoemd gelast is geworden de minuut van de voor hem op den 9den Mei 1909 tusschen partijen verleden akte van koop en verkoop over te leggen; Overwegende dat hem deze last behoorlijk is aangezegd blijkens het daarvan opgemaakte relaas van . . . . dd. . . . . 1909; Overwegende, dat genoemde notaris te A . . . . blijkens het daaromtrent aangeteekende in het proces-verbaal der terechtzitting van den .... 1909, aan dezen last geen gevolg heeft gegeven, ja zelfs geweigerd heeft daaraan te voldoen op grond dat enz. . . . ; Overwegende, dat deze gronden echter niet als geldige redenen zijn aan te merken, omdat enz. . . . ; Overwegende dat het verzoek derhalve is op de wet gegrond en behoort te worden toegestaan; Gelet op artikel 141 van het Inlandsch Reglement; Gelast den deurwaarder bij dezen landraad den persoon van X . . . . notaris te A . . . . met in achtneming der bij het Inlandsch Reglement voorgeschreven formaliteiten in gijzeling te stellen, totdat hij aan zijne verplichting zal hebben voldaan. Gedaan te A . . . . den .... 1909. De president, N°. 23. Last tot oproeping van getuigen en bepaling van een naderen rechtsdag. (art. 142 Inl. Regl.) Proces-verbaal der terechtzitting enz. (zie den aanhef van formulier No. 38). Partijen zijn in persoon verschenen. Het introductief rekest dd 19 . . wordt voorgelezen. Eischer zegt dat hij daarbij persisteert. Gedaagde zegt hierop voor antwoord, dat hij de in het introductief gestelde feiten ontkent. Eischer vraagt alsnu onder mededeeling dat hij geene schriftelijke bewijsstukken kan overleggen, vergunning om de rechtmatigheid zijner vordering door getuigen te staven en verzoekt onder mededeeling, dat hij wegens onwilligheid van de door hem voor te brengen getuigen niet in staat is geweest zich door dezen te doen vergezellen, dat de landraad zal gelasten de personen van C, D. en E. allen wonende te X. door een daartoe bevoegd beambte tegen een nader te bepalen rechtsdag als getuigen te doen oproepen. De landraad besluit overeenkomstig het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur dit verzoek toe te staan, de verdere behandeling van deze zaak uit te stellen tot . . . . den . . . . 19 . .des voormiddags om . . uur en te gelasten dat de personen van C. D. en E. allen wonende te X. door een bevoegd ambtenaar tegen dien rechtsdag zullen worden opgeroepen. Nadat dit besluit aan de partijen is medegedeeld, sluit de president de openbare terechtzitting. De griffier, De president, N°. 24. Aanwijzing van een persoon tot het doen der in het vorenstaande formulier bevolen oproeping van getuigen. De president van den landraad te . Gelet op het besluit van den landraad voornoemd dd. . . . . 19 . . waarbij gelast is dat de personen van C. D. en E. door een bevoegd beambte ter terechtzitting van den . . . , 19 . . zullen worden opgeroepen, ten verzoeke van den eischer, ten einde als getuigen gehoord te worden in de civiele zaak van A. wonende te ... . contra B . . . . wonende .... p , , den deurwaarder bij dezen landraad ^ aS het onderdistrictshoofd te ... . dan wel in het geval van art 428: den bij ontstentenis van een deurwaarder, bode of dienaar van de openbare macht door hem daartoe aangewezen persoon van H. wonende te ... . bovengemelde oproepingen te doen. Gedaan te ... . den . . . 19 . . De president, Aangezien ook hier de wet geen schriftelijk bevel eischt, kan van een mandelingen last de volgende aanteekening onder het proces-verbaal gesteld worden : Den deurwaarder bii dezen landraad ..... . , Het onderdistrictshooid te . . . . > 18 heden d°0r ëelaSt bovengemelde oproepingen te doen. dan wel in het geval van art. 428. H . . . . wonende te . . . . is bij ontstentenis van een deurwaarder, bode of dienaar der openbare macht daartoe heden door mij aangewezen en gelast bovengemelde oproepingen te deen. den .... 19 . . De president, ') Zie aant. b. bjj formulier no. 9, Aangezien ook hier de wet geen schriftelijk bevel eischt, kan van een mondelingen last de volgende aanteekening onder het proces-verbaal gesteld worden : Den deurwaarder bii dezen landraad . , , Het onderdistrictshoofd te . . . . > 18 heden 0001 miJ ëelaSt bovengemelde oproepingen te doen. dan wel in het geval van art. 428. H . . . . wonende te . . . . is bij ontstentenis van een deurwaarder, bode of dienaar der openbare macht daartoe heden door mij aangewezen en gelast bovengemelde oproepingen te deen. . . . . den .... 19 . . De president, N°. 25. Relaas van oproeping van getuigen in eene civiele zaak. Op heden den 19 . , heb ik . . . . , , wonende te deurwaarder *) bij den landraad te op last van den president van dien landraad opgeroepen: C. wonende te D. „ en E. „ om op . . . . dag, den . . . .19 . des voormiddags te ... . uur ter openbare terechtzitting van den landraad te . . . .in het voor de zittingen van genoemde rechtbank bestemde gebouw te . . . .te verschijnen, ten einde te worden gehoord als getuigen in de zaak van A contra B, bij welke verrichting ik mijn exploit gedaan heb ter hunner woonplaats en aldaar sprekende wat den len en den 2en betreft, met hun in persoon, terwijl ik wat den 3en betreft, daar ik dezen niet ter zijner woonplaats of verblijfplaats heb aangetroffen, met het dorpshoofd gesproken heb. De kosten dezer zijn: Handteekening van den . . exploiteur. Een Maleisch formulier kan luiden als volgt: Pada hari ini tinggal .... 19 . saja beroemah di . . . . dengan perentahnja kandjeng toewan president landraad di . . . . , soedah panggil: C. beroemah di . . . . D. ,, 11 • • • • E. „ „ . . . . akan menghadep di sidang pengadilan landraad di . . . dalem roemah jang dipergoenakan akan tempat pengadilan jang terseboet berhimpoen di . . . . akan didengar djadi saksi dalem perkaranja A berlawanan dengan B. Maka saja mendjalankan ini pekerdja&n di tempat tinggal >) Zie de noot bjj formulier No. 10. marika-itoe dan disana berbitjara tengan No. 1 dan2dengan dia sendiri tetapi tentang No. 3 deri sebalb, dia tida ada di tempat tinggalnja saja bitjara dengan loerah disitoe. Tanda tangan orang jang mendjalankan pekerdjaan. Van een mondeling relaas kan de volgende aanteekening gesteld worden: Volgens mondeling relaas van . . . . zijn de getuigen, C. D. en E. opgeroepen om op . . . . dag den . . . 19 . ter terechtzitting van den landraad te verschijnen, ter hunner woonplaatsen sprekende met enz. den 19 . De president, N°. 26. Vonnis en proces-verbaal ingeval een opgeroepen tot de inlandsche bevolking behoorende getuige ten bepaalden dage niet verschijnt, (art. 143 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN! De landraad te . . . . , Overwegende dat de inlander Mohammad Tabri, oud . . . . . jaren, geboren en woonachtig te Batavia, ofschoon blijkens relaas van . . . . dd 19 . krachtens het bevel van den president van den landraad dd. . . . 19 . behoorlijk opgeroepen als getuige in de zaak van A, contra B, gedaagde, nochtans ten bepaalden dage niet voor den landraad is verschenen, en ook niet van eenig wettig beletsel heeft doen blijken; Overwegende dat mitsdien op hem behoort te worden toegepast het bepaalde bij art. 143 van het Inlandsch Reglement; Gehoord den hoofddjaksa in zijne conclusie, daartoe strekkende dat Mohammad Tabri voornoemd op grond van het bepaalde bij art. 143 van het bovengenoemd reglement zal worden veroordeeld in de vergeefs aangewende kosten en in eene boete van ƒ 10.—; Ingewonnen het gevoelen van den adviseur; Gelet op art. 143 van het Inlandsch Reglement; en op art. 1 en 2 van Staatsblad 1898 No. 50 en Staatsblad 1898 No. 96; Rechtdoende: Menjatakan Mohammad Verklaart Mohammad TaTabri telah melanggar peren- bri schuldig aan overtreding tah fatsal 143 dari Inlandsch van art. 143van het Inlandsch Reglement, sebabmaskisoeda Reglement, door ofschoon dipanggildenganperentahnja krachtens bevel van den prekadjeng toean president land- sident van den landraad beraad, sabagimana mistinja, hoorlijk opgeroepen, niet als tiadadatangmenghadepdjadi getuige ter terechtzitting van saksi di sedang pengadilan den landraad te verschijnen, landraad. Menghoekoemken dia dari Veroordeelt hem deswege sebabitoemembajarbelandia- in de vergeefs aangewende belandja jang soedab dika- kosten begroot op ƒ 6.00 (zes loearken pertjoema-tjoema, gulden) en in eene geldboete banjaknja ƒ 6.00 (anem roe- van ƒ 10.— (tien gulden), pijah) dan membajar satoe denda oewang banjaknja ƒ10.— (sepoeloeh roepijah). Menentoeken, bahoea den- Bepaalt dat deze geldboete da oewang ini, djika tiada bij gebreke van betaling bin- di bajar didalem doewa boe- nen twee maanden na den lan sasoedahnja hari waktoe dag waarop deze rechterlijke mana pcetoesan hoekoem ini uitspraak kan worden ten boleh didjalankan, nanti di uitvoer gelegd, zal worden ganti dengan kerdja paksa vervangen door dwangarbeid di loewar rante boewat la- buiten den ketting voor den manja 1 hari. tijd van 1 etmaal. Menjatakan Mohammad Tabri telah melanggar perentah fatsal 143 dari Inlandsch Reglement, sebabmaskisoeda dipanggildengan perentahnja kadjeng toean president landraad, sabagimana mistinja, tiada datang men ghadep dj ad i saksi di sedang pengadilan landraad. Menghoekoemken dia dari sebab itoemembajarbelandiabelandja jang soedab dikaloearken pertjoema-tjoema, banjaknja ƒ 6.00 (anem roepijah) dan membajar satoe denda oewang banjaknja ƒ10.— (sepoeloeh roepijah). Menentoeken, bahoea denda oewang ini, djika tiada di bajar didalem doewa boelan sasoedahnja hari waktoe mana pcetoesan hoekoem ini boleh didjalankan, nanti di ganti dengan kerdja paksa di loewar rante boewat laman ja 1 hari. Aldus gewezen in raadkamer op heden den ... 19 door Mr president . . . . en . . . leden, en ten zelfden dage uitgesproken in het openbaar door denzelfden president, in tegenwoordigheid van dezelfde leden, van .... hoofddjaksa en . . . . adviseur, benevens van den griffier . ... , doch bij afwezigheid van den veroordeelde. De leden, De president, De griffier, Het proces-verbaal kan luiden als volgt: Vervolgens wordt binnen geroepen getuige Mohammad Tabri wiens oproeping ter vorige rechtzitting in deze zaak ten verzoeke van eischer gelast is. De deurwaarder (of fd. deurwaarder) relateert dat getuige Mohammad Tabri niet verschenen is. Wordt voorgelezen het betrekkelijk relaas van .... dd 19 . . waaruit blijkt, dat de getuige Mohammad Tabri behoorlijk is opgeroepen om ter terechtzitting van heden te verschijnen. Nadat partijen en het publiek uit de gerechtszaal zijn verwijderd, gaat de landraad over tot de raadpleging over de vraag of deze getuige wegens zijn niet verschijnen tot straf veroordeeld zal worden. De hoofddjaksa geeft als zijn gevoelen te kennen dat de genoemde getuige wegens zijne niet verschijning op grond van art. 143 van het Inlandsch Reglement behoort veroordeeld te worden in de vergeefs aangewende kosten en eene boete van ƒ10.— (tien gulden). De adviseur is van hetzelfde gevoelen. De landraad besluit vervolgens na raadpleging op de in de wet voorgeschreven wijze den getuige Mohammad Tabri schuldig te verklaren aan overtreding van enz. (zie het dictum van het vonnis). De terechtzitting heropend en openbaar verklaard zijnde worden partijen en het publiek weder binnen gelaten, en wordt dit vonnis bij monde van den president in het openbaar uitgesproken, waarop de landraad de verdere behandeling van deze zaak uitstelt*) tot 19 . . des voormiddags om 8 aur, en de oproeping van den genoemden niet verschenen getuige tegen die terechtzitting ten zijnen koste gelast. Nadat dit besluit door den president aan partijen is medegedeeld, sluit deze de openbare terechtzitting. De griffier, De president, Aant. a. Ingeval de niet verschenen getuige Europeaan is, kunnen dezelfde formulieren mutatis mutandis gebruikt worden, waarbij echter moet worden in acht genomen, dat niet de landraad, maar de president het vonnis velt, dat in het dictum voor dwangarbeid buiten den ketting, gevangenisstraf in de plaats komt, dat de vertaling van het dictum van het vonnis vervalt, en dat de hoofddjaksa en de adviseur niet behoeven gehoord te worden. b. In den regel zal men wel doen, om alvorens het hier vermelde vonnis te wijzen, den afwezig gebleven getuige eerst nog eenmaal op te roepen voor een volgende terechtzitting, en men zal tot eene veroordeeling eerst overgaan wanneer blijkt, dat het niet verschijnen aan onwilligheid is toe te schrijven. N°. 27. Vonnis, ingeval de op nieuw opgeroepen tot de inlandsche bevolking behoorende getuige andermaal in gebreke blijft te verschijnen. (art. 144 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN ! De landraad te Overwegende dat Mohammad Tabri, oud . . . jaren, van beroep geboren en woonachtig te Batavia ') Dit zal het meest voorkomende geval zijn, omdat met het vonnis wel tot het laatste oogenblik zal gewacht worden. Toch is het niet ongeoorloofd, dat b. v. na veroordeeling van één van eischers getuigen tot het verhoor van de getuige van gedaagde wordt overgegaan. ofschoon krachtens bevel van den president dezer rechtbank dd 19 . , blijkens relaas van . . . . dd 19 . opnieuw opgeroepen als getuige in de zaak van A. eischer, contra B. gedaagde, ten bepaalden dage andermaal in gebreke is gebleven te verschijnen ea ook van geen wettig beletsel heeft doen blijken; Overwegende dat mitsdien op hem behoort te worden toegepast het bepaalde bij art. 144 van het Inl. Reglement; Gehoord den hoofddjaksa in zijne conclusie, daartoe strekkende dat Mohammad Tabri voornoemd op grond van art. 144 van het bovengenoemd reglement, ten tweeden male zal worden veroordeeld in de vergeefs aangewende kosten benevens in eene boete van ƒ 50.— en tot vergoeding der schade door zijn wegblijven aan partijen veroorzaakt; Ingewonnen het gevoelen van den adviseur; Gelet op art. 144 van het Inlandsch Reglement; Rechtdoende: Menjatakan Mohammad Verklaart Mohammad TaTabri salar melanggar paren- bri schuldig aan overtreding tah fatsal 144 dari Inlandsch van artikel 144 van het InReglement sebab maski den- landsch Reglement door ofgan parentahnja kaudjeng schoon krachtens bevel van toewan president landraad den president van den landsoedah dipanggil sebagimana raad behoorlijk opgeroepen, mistinja, kadoea kali tiada ten tweeden male niet als gedatangmenghadepdjadisaksi tuige ter terechtzitting van di sidang pengadilan land- den landraad te verschijnen, raad, Menghoekoem dia memba- Veroordeelt hem in de verjar belandja-belandja jang geefs aangewende kosten besoedah dikaloearkan pertjoe- groot op ƒ. . .en eene boete ma-tjoema banjaknja ƒ . . , van ƒ 50.— (vijftig gulden) membajar satoe denda ba- en tot vergoeding der schade njaknja ƒ50.— (lima poeloeh door zijn wegblijven aan parroepijah) dan membajar ke- tijen veroorzaakt. r^egiannja kedoeapihak jang terdjadi lantaran dia tiada datang menghadep, Formulierboek 4 Menentoeken enz. Bepaalt enz. {zie formulier no. 26; de vervangende dwangarbeid moet echter in overeenstemming gebracht worden met de hoogere boete. Aldus enz. Indien de president gébruik maakt van de bevoegdheid, hem bij het laatste lid van art. 144 verleend, kan het door hem uit te vaardigen bevelschrift worden gesteld aan den voet van het vonnis op deze wijze: De president van den landraad te ... . Gezien bovenstaand vonnis; Gelet op art. 144 alinea 2 van het Inlandsch Reglement; Beveelt dat de niet opgekomen getuige Mohammad Tabri op den . . . .19 .des voormiddags te ... . uur door de openbare macht voor de rechtbank worde gebracht, om aan zijn verplichting te voldoen. Gedaan te den 19 . De president vd. N°. 28. Vonnis, ingeval de niet opgekomen tot de inlandsche bevolking behoorende getuige bewijst, door wettige redenen verhinderd te zijn geweest om aan de oproeping gevolg te geven en hij ontheven wordt van de tegen hem uitgesproken veroordeelingen (art. 145 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN! De landraad te .... , Overwegende dat bij vonnis dezer rechtbank dd . . . 19 . ., Mohammad Tabri oud . . jaren, van beroep . . geboren en woonachtig te ... . wegens zijne niet verschijning ter terechtzitting van dezen landraad op den . . . 19 . . als getuige in de zaak van A. eischer, contra B. Bepaalt enz. (zie formulier no. 26; de vervangende dwangarbeid moet echter in overeenstemming gebracht worden met de hoogere boete. gedaagde, schuldig verklaard aan (zie vorig formulier) .... is veroordeeld in de dientengevolge vergeefs aangewende kosten, begroot op ƒ . . . en in een geldboete van f 10.— (tien galden); Overwegende dat hij, vervolgens op nieuw opgeroepen tegen de terechtzitting van den . . . 19 . . andermaal in gebreke is gebleven te verschijnen en op grond daarvan bij vonnis van den landraad van den .... 19 . . ten tweeden male is veroordeeld in de vergeefs aangewende kosten, begroot op ƒ . . . benevens in eene geldboete van ƒ50.— en tot vergoeding der schade door zijn wegblijven aan partijen veroorzaakt; Overwegende dat hij echter ter terechtzitting van den .... 19 . . nader voor den landraad gebracht is verschenen, aan z^jne verplichting tot het afleggen van getuigenis heeft voldaan en voorts tot staving van zijn beweren, dat hij door wettige redenen verhinderd is geweest om aarde ontvangen oproeping te voldoen, heeft overgelegd eene verklaring van den geneesheer N. N. dd 19 . . luidende dat Mohammad Tabri voornoemd gedurende de maanden voortdurend bedlegerig is geweest, als lijdende aan eene ernstige buikziekte, en alzoo ten eenenmale buiten staat is geweest, om aan de oproepingen om op den 19 . . ter terechtzitting van den landraad te verschijnen, gevolg te geven, noch zelfs in staat is geweest van zijn wegblijven per brief mededeeling te doen; Gehoord den hoofddjaksa in zijne conclusie daartoe strekkende dat M. T. voornoemd, op grond van art. 145 van het Inlandsch Reglement door den landraad worde ontheven van de tegen hem uitgesproken veroordeelingen; Ingewonnen het gevoelen van den adviseur; Gelet op het aangehaald wetsartikel; Rechtdoende: Meiepaskan Mohammad Ontheft Mohammad Tabri Tabri jang di seboetkan di- boven genoemd van de bij atasinidari pada hoekoeman- vonnissen dezer rechtbank hoekoeman jang soedah di- dd. . . . en . . . 19 . djatohkan atasnja dengan tegen hem uitgesproken verpoetoesan-poetoesan dari ini oordeelingen. pengadilan tanggal .... dan .... 19 . . Aldus gewezen enz. (gelijk het slot van formulier No. 25). Aant. a. Mutatis mutandis zal dit formulier ook gebruikt kunnen worden als de niet opgekomen getuige tot de Europeesche bevolking behoort. b. Indien het door den veroordeelden getuige aangevoerde beletsel den landraad niet deugdelijk voorkomt zal hiervan in het proces-verbaal der terechtzitting melding moeten worden gemaakt. Het schijnt niet noodzakelijk van deze beslissing een afzonderlijk vonnis op te maken. N°. 29. Proces-verbaal van verhoor van een buiten de residentie woonachtigen getuige. (art 146 Ini. Regl.) Op heden .... dag den .... 19 . . verscheen voor mij ... . resident van .... de persoon van . . . .die mij naar aanleiding van een verzoek van den president van den landraad te ... . vervat in zijn missive dd 19 . . No. . . . tot het afnemen van de beëedigde verklaring van genoemden getuige, op de hem gedane vragen heeft geantwoord als volgt: Welk is uw naam, ouderdom, beroep en woonplaats? Gij zijt hier geroepen om alt getuige gehoord te worden in de civiele zaak tusschen A. en B. aanhangig bij den landraad te ... . Kent gij deze personen en Aldus gewezen enz. (gelijk het slot van formulier No. 25). Aant. a. Mutatis mutandis zal dit formulier ook gebruikt kunnen worden als de niet opgekomen getuige tot de Europeesche bevolking behoort. b. Indien het door den veroordeelden getuige aangevoerde beletsel den landraad niet deugdelijk voorkomt zal hiervan in het proces-verbaal der terechtzitting melding moeten worden gemaakt. Het schijnt niet noodzakelijk van deze beslissing een afzonderlijk vonnis op te maken. N°. 29. Proces-verbaal van verhoor van een buiten de residentie woonachtigen getuige. (art 146 Ini. Regl.) Op heden .... dag den .... 19 . . verscheen voor mij ... . resident van .... de persoon van . . . .die mij naar aanleiding van een verzoek van den president van den landraad te ... . vervat in zijn missive dd 19 . . No. . . . tot het afnemen van de beëedigde verklaring van genoemden getuige, op de hem gedane vragen heeft geantwoord als volgt: Welk is uw naam, ouderdom, beroep en woonplaats? bestaat gij een hunner in den bloede of door aanhuwelijking of zijt ge een loonof huisbediende van een hunner ? Daarna legt hij op de wijze van zijne godsdienstige gezindheid den eed af van de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen en antwoordt hij op de gedane vragen als volgt: En is hiervan opgemaakt dit proces-verbaal, dat na voorlezing en voorhouding en nadat de getuige verklaard heeft bij den inhoud te volharden, is geteekend door ons: De getuige, De resident, Aant. a. De resident kan dit verhoor niet aan een ander opdragen, Het staat hem natuurlijk vrij zich te doen assisteeren door den secretaris, doch alleen de handteekening van den resident geeft aan het proces-verbaal de noodige bewijskracht. b. De door den resident te stellen vragen behoeven niet te worden beperkt tot de opgegeven vraagpunten ; de gegeven antwoorden kunnen tot het stellen van andere vragen leiden. Het is daarom wenschelijk den resident de processtukken ter inzage te zenden, en desnoods een overzicht van de zaak daarbij te voegen. N°. 30. Bevel tot het in gijzeling stellen van een tot de inlandsche bevolking behoorenden getuige, die ter terechtzitting weigert, den eed af te leggen. (art 152 Inl. Regl.) De president van den landraad te ... . Gelet op het Ji^"'lf't^lük verzoek van A. dat de persoon r mondeling L van C. die als getuige in zijne zaak tegen B. ter terechtzitting van den landraad dd 19 . geweigerd heelt den eed als getuige af te leggen, ten zijnen (eischers) kosten in gijzeling zal worden gesteld, tot hij aan zijne verplichting zal hebben voldaan; Overwegende dat C. oud .... jaren, van beroep . . . . . geboren en woonachtig te ... . opgeroepen als getuige in de zaak van A. eischer, contra B. gedaagde, ter terechtzitting van den .... 19 . ofschoon niet gewraakt zijnde en geenerlei wettige reden van verschooning kunnende bijbrengen, nochtans bij herhaling en uitdrukkelijk geweigerd heeft, den van hem gevorderden eed (verklaring) af te leggen; Gelet op art. 152 van het Inlandsch Reglement; Beveelt dat getuige C. ten verzoeke van A. en ten diens koste in gijzeling worde gesteld, totdat hij aan zijne verplichting zal hebben voldaan. Gedaan te ... . den .... 19 . De president voornoemd, Aant. Indien dit bevel op de openbare terechtzitting wordt gegeven, zal hiervan aanteekening in het proces-verbaal behooren te worden gehouden. N°. 31. Proces-verbaal van plaatselijke opname en onderzoek door een commissaris uit den landraad bijgestaan door den griffier, (art 157 Inl. Regl.) Op heden 19 .. heb ik ... . door den president van den landraad te ... . rechtsprekende in burgerlijke zaken op de terechtzitting van . . . dag, den 19 . . benoemd tot commissaris uit den landraad ten einde, bijgestaan door den griffier der rechtbank . . . in de zaak tusschen A . . . ., eischer en B gedaagde, eene plaatselijke opneming en onderzoek te doen Aant. Indien dit bevel op de openbare terechtzitting wordt gegeven, zal hiervan aanteekening in het proces-verbaal behooren te worden gehouden. naar (vermelding van hetgeen onderzocht moet worden) . . . en wat verder ter plaatse mocht blijken tot inlichting van den rechter te kunnen strekken, mij vergezeld van den griffier voornoemd naar die plaats begeven om aan de bovenvermelde opdracht te voldoen. Ter plaatse gekomen heb ik geconstateerd dat partijen beiden in persoon aanwezig waren. Vervolgens heb ik enz. (vermelding van wat er verricht is) Waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt en door mij en den griffier onderteekend. De griffier, Het lid-commissaris, N°. 32. Benoeming van deskundigen tot het verrichten van een plaatselijk onderzoek. (art. 158 Inl. Regl.) Procesverbaal der openbare terechtzitting enz. (zie den aanhef van formulier No. 38.) De terechtzitting door den president geopend en openbaar verklaard zijnde, wordt de zaak afgeroepen. Partijen zijn in persoon verschenen. De president tracht tevergeefs tusschen partijen een vergelijk tot stand te brengen. Vervolgens wordt het introductief rekest voorgelezen en de daarbij door eischer overgelegde schriftelijke bewijsstukken zijnde le 2e Eischer verklaart hierop bij zijn eisch te persisteeren. Deswege gehoord zegt gedaagde voor antwoord, dat hij ontkent op het particuliere land Goenoeng Sahari, residentie Batavia, aan eischer toebehoorende te wonen, maar dat zijne woning staat te Pintoe Besie op Gonvernementsgrond en concludeert op grond hiervan tot ontzegging van den eisch cum expensis. Eischer voert hiertegen aan, dat blijkens den door hem overgelegden staat van den landmeter dd. . . . . . 19 . .de gedaagde op het hem toebehoorende particuliere land woont, welk land ook wel „Goenoeng Sahari-Pintoe Besie" wordt genoemd, dat wel is waar naast het hem toebehoorende particuliere land een klein stukje Gonvernementsgrond ligt, dat Pintoe Besie heet, maar dat gedaagde daar niet woont. Eischer verzoekt daarop dat door eene plaatselijke opname door deskundigen zal worden onderzocht of gedaagde al dan niet op zijn land woont. Gedaagde zegt hiertegen geen bezwaar te hebben, mits eischer zelf de kosten draagt. Na partijen en het publiek te hebben doen buiten staan, besluit de landraad in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur het volgende interlocutoire vonnis te wijzen: De landraad voornoemd : Gehoord partijen ; Gezien de stukken ; Ingewonnen het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur; Overwegende dat eischer van gedaagde vordert een bedrag van ƒ12.80 aangezien gedaagde hem eischer, in zijne kwaliteit van eigenaar van het land Goenoeng Sahari bij de verponding geregistreerd onder No. 7169, dat bedrag als opgezetene van genoemd land en in den vorm van grondhuur van Januari tot en met April 1905 is verschuldigd; Overwegende dat gedaagde die vordering betwist op grond dat hij als niet woonachtig op eischers perceel, ook niet tot voldoening van die som is gehouden ; Overwegende dat, alvorens omtrent de gegrondheid van den eisch een oordeel kan gevormd worden, het noodig is te weten of inderdaad gedaagde al dan niet woonachtig is op het land Goenoeng Sahari-Pintoe B9sie bij de verpon- ding geregistreerd onder No. 7169, en om tot die kennis te geraken eene opneming door deskundigen het meest geschikte middel is ; Gelet op art. 158 en 185 van het Inlandsch Reglement; Rechtdoende : Alvorens omtrent de hoofdzaak te beslissen : Benoemt tot deskundigen de heeren N. N. bewaarder van het kadaster te en P. P. adjunct-landmeter der 2e klasse bij voornoemd kadaster ; Draagt aan deze deskundigen op zich te begeven naar het land Goenoeng Sahari-Pintoe Besie bij de verponding geregistreerd onder No. 7169, en te onderzoeken of de woning van gedaagde B. al dan niet op dat land staat; Bepaalt dat zij hun schriftelijk verslag zullen uitbrengen en beëedigen ter terechtzitting van 19 . . Behoudt de uitspraak over de kosten voor tot het eindvonnis. De terechtzitting heropend en openbaar verklaard zijnde, worden partijen en het publiek binnen gelaten, en dit vonnis bij monde van den president in het openbaar uitgesproken, waarop deze de verdere behandeling van deze zaak uitstelt tot .... 19 . . des morgens om . . uur. Nadat dit laatste aan partijen is medegedeeld, sluit de president de openbare terechtzitting. De griffier, De president, Vervolg. Proces-verbaal der terechtzitting enz. (zie den aanhef van formulier No. 38). De terechtzitting door den president geopend en openbaar verklaard zijnde, wordt de zaak afgeroepen. Partijen zijn verschenen als voren en persisteeren bij hnn eisch en antwoord. Wordt binnen gelaten de eerste bij interlocutoir vonnis van dezen landraad dd 19 . . benoemde deskundige die op afvrage zegt te zijn: N.N. oud .... jaar, van beroep bewaarder van het kadaster te ... . wonende te ... . Hij verklaart verder partijen wel te kennen, doch geen hunner in den bloede of door aanhuwelijking te bestaan en geen loon- of huisbediende van een hunner te zijn. Geen wraking voorgesteld zijnde, wordt voorgelezen en aan den deskundige voornoemd voorgehouden het door hem en den tweeden deskundige P.P. onderteekend proces-verbaal van plaatselijk onderzoek dd 19 . . Hij verklaart, dat dit proces-verbaal door hem met den tweeden deskundige P.P. is opgemaakt en onderteekend, en legt vervolgens den eed af, dat hij dat verslag geheel naar waarheid immers naar zijn beste weten heeft uitgebracht. Hierop wordt de tweede bij interlocutoir vonnis van dezen landraad dd 19 . . benoemde deskundige binnen gelaten, die op afvrage zegt te zijn : P.P. oud .... jaar, van beroep adjunct-landmeter der 2e klasse bij het kadaster te ... . wonende te ... . Hij verklaart enz. (cf. le deskundige). Partijen verklaren hierop niets meer in het midden te willen brengen en vragen vonnis. Na de partijen en het publiek te hebben doen buiten staan, wint de landraad het gevoelen in van den hoofddjaksa, die zegt dat enz De adviseur zegt van hetzelfde gevoelen te zijn. Na beraadslaging besluit de landraad: den eisch toe te wijzen, den gedaagde te veroordeelen aan eischer te betalen de som van /12.80, den gedaagde te verwijzen in de kosten van het geding begroot op ƒ . . . . De terechtzitting heropend en openbaar verklaard zijnde, wordt dit vonnis bij monde van den president in het open - baar in bijzijn van partijen uitgesproken, waarop de openbare terechtzitting gesloten wordt. De griffier, De president, Aant. a. Indien het verslag nog mondeling toegelicht moet worden, behoort de deskundige eerst den eed af te leggen, dat hij zijn gevoelen geheel naar waarheid, immers naar zijn beste weten zal uitbrengen. Vervolgens geschiedt voorlezing en voorhouding van het schriftelijk verslag, waarop de deskundige verklaart dat te hebben opgemaakt en daarbij te persisteeren. Eerst daarna kon tot het stellen van vragen worden overgegaan. b. Daar een deskundige in den regel ook het een en ander zal kunnen mededeelen van wat hij bijv. bij zijn onderzoek heeft waargenomen, zal men wel doen hem derhalve den deskundigen eed, ook nog den getuigeneed te doen afleggen. N°. 33. Proces-verbaal met interlocutoir vonnis ingeval den eischer de suppletoire eed wordt opgedragen. (art. 159 Inl. Regl.) Proces-verbaal enz. (gelijk den aanhef van formulier No. 38) Partijen zijn verschenen in persoon. De president tracht tevergeefs een vergelijk tusschen partijen tot stand te brengen. Het introductief rekest wordt voorgelezen. Eischer zegt daarbij te persisteeren. Gedaagde zegt voor antwoord dat hij de door eischer gestelde feiten ontkent, hem niets schuldig is en concludeert tot ontzegging van den eisch cum expensis. Eischer legt vervolgens over een door gedaagde onderteekende, doch met een andere hand geschreven van een behoorlijk zegel voorziene schuldbekentenis dd. 12 December 1907, waarbij gedaagde erkent aan eischer schuldig te zijn en aanneemt vóór of op den eersten Mei 1908 aan eischer te betalen de som van ƒ 150. - verschuldigd ter zake van in de maand November 1907 van eischer gekochte handelsgoederen. Dit geschrift wordt voorgelezen en aan gedaagde op zijn verzoek ter inzage gegeven, waarop gedaagde zegt, dat hij erkent deze schuldbekentenis onderteekend te hebben, maar dat deze niet als bewijs van de schuld kan strekken, daar dit geschrift ofschoon wel door hem onderteekend niet geheel door hem geschreven is, noch daaronder van zijne hand eene goedkeuring bevat, houdende de verschuldigde som in voluit geschreven letters. Eischer zegt dat hy geen ander bewijs van de rechtmatigheid zijner vordering kan produceeren, waarop partijen verklaren niets meer in het midden te hebben te brengen en vonnis verzoeken. Na de partijen en het publiek te hebben doen buiten staan, wint den landraad het gevoelen in van den hoofddjaksa, die zegt, dat de eisch behoort te worden ontzegd, daar de door den eischer gestelde feiten niet bewezen zijn. "Vervolgens wint de landraad het gevoelen in van den adviseur, die zegt, dat de eicch kan worden toegewezen, mits de eischer zijne vordering met eede bevestigt. De landraad gaat hierop over tot de beraadslaging en besluit, alvorens ten principale recht te doen, het volgende interlocutoire vonnis te wijzen. De landraad voornoemd: Gehoord partijen; Gezien stukken ; Ingewonnen het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur. Ten aanzien van de daadzaken: Overwegende dat de eischer in zijn rekest dd. 16 Aug. 1908 gesteld heeft, dat de gedaagde hem wegens verkochte en geleverde handelsgoederen de som van f 150.—schuldig is, welke som gedaagde ondanks herhaalde minnelijke aanmaning in gebreke is gebleven te voldoen, weshalve hij verzocht heeft, dat de landraad den gedaagde zal veroor- deelen tot betaling van die som en in de kosten van het geding; Overwegende dat partijen ten dienenden dage ter terechtzitting zijn verschenen, doch tot geen vergelijk te brengen waren, waarop voorlezing is geschied van het introductief rekest; Overwegende dat eischer daarbij gepersisteerd heeft, en dat gedaagde de gestelde feiten heeft ontkend en gezegd niets aan eischer schuldig te zijn en geconcludeerd heeft tot ontzegging van den eisch cum expensis; Overwegende dat eischer daarop tot staving van zijn eisch heeft overgelegd eene door gedaagde onderteekende, doch met een andere hand geschreven van een behoorlijk zegel voorziene schuldbekentenis dd. 12 December 1907, waarbij gedaagde heeft erkend aan eischer schuldig te zijn en aangenomen vóór of op den lsten Mei 1908 aan den eischer te betalen de som van f 150.— verschuldigd ter zake van in de maand November 1907 van eischer gekochte handelsgoederen ; Overwegende dat gedaagde erkend heeft deze schuldbekentenis onderteekend te hebben, doch verklaard heeft, dat dit geschrift niet als bewijs van de schuld kan trekken, daar het geschrift ofschoon wel door hem onderteekend, niet geheel door hem geschreven is, noch daaronder van zijne hand eene goedkeuring bevat, houdende de verschuldigde som in voluit geschrevene letters; Overwegende dat eischer hierop verklaard heeft geen ander bewijs van de rechtmatigheid zijner vordering te kunnen produceeren, waarop partijen gezegd hebben niets meer in het midden te willen brengen, en vonnis verzocht hebben; Ten aanzien van het recht: Overwegende dat nu de gegrondheid der vordering, ofschoon niet geheel bewezen, ook niet van alle bewijs ontbloot is, vermits de door eischer overgelegde schuldbekentenis krachtens art. 4 van Stbl. 1867 No. 29 als begin van schriftelijk bewijs kan worden aangenomen; Overwegende dat, aangezien er geen mogelijkheid bestaat om den eisch door andere bewijsmiddelen verder te staven, den landraad termen zijn voorgekomen om alvorens ten principale te beslissen aan den eischer ambtshalve den gerechtelijken eed op te leggen om daarvan de beslissing dezer zaak te doen afhangen; Gelet behalve op de boven aangehaalde wetsbepaling, noch op de artikelen 126,128,129, 135, 159, 166, 167 en 185 van het Inlandsch Reglement; Alvorens ten principale recht te doen: Draagt den eischer op om zoo mogelijk ter openbare terechtzitting van dezen landraad van heden en anders op een door den landraad vast te stellen dag in tegenwoordigheid van den gedaagde, of deze daartoe behoorlijk opgeroepen uit te zweren den volgenden suppletoiren eed: dat het waar is dat hij in de maand November 1907 aan den gedaagde voor eene som van f 150.— aan handelsgoederen heeft verkocht en geleverd, en dat gedaagde die reeds op den lsten Mei 1908 opeischbare som nog niet aan hem betaald heeft, Verstaat de uitspraak over de kosten te reserveeren tot het eind vonnis. De terechtzitting heropend en openbaar verklaard zijnde, worden partijen en het publiek binnengelaten, en wordt dit vonnis bij monde van den president in het openbaar uitgesproken. Nadat de 6ischer zich hiertoe bereid, verklaard heeft, zweert hij ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van den gedaagde den hem bij voormeld interlocutoir vonnis opgelegden eed uit op de wijze zijner godsdienstige gezindheid. Na partijen en het publiek te hebben doen buiten staan, wint de landraad het gevoelen in van den hoofddjaksa, die zegt dat de eisch behoort te worden toegewezen met veroordeeling van gedaagde in de kosten van het geding. Daarna vraagt de landraad het gevoelen van den adviseur die zich met het advies van den hoofdjaksa vereenigt. Vervolgens gaat de landraad over tot de beraadslaging en besluit den eisch toe te wijzen, den gedaagde te veroordeelen aan eischer tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van f150.—(Honderd en vijftig gulden), den gedaagde te veroordeelen in de kosten van het geding tot heden begroot op f die van het interlocutoir vonnis van heden daaronder begrepen. De terechtzitting heropend en openbaar verklaard zijnde, worden partijen en het publiek weder binnen gelaten en wordt het vonnis bij monde van den president in het openbaar uitgesproken, waarop deze de terechtzitting sluit. De griffier, De president, Aant.' Deze en de in het volgende formulier vermelde eeden moeten steeds persoonlijk worden afgelegd, tenzij de landraad, om gewichtige redenen, toestaat deze bij gevolmachtigde af te leggen, in welk geval een bijzondere authentieke volmacht vereischt is, welke de af te leggen eed nauwkeurig en omstandig inhoudt, art. 161. N°. 34. Proces verbaal en vonnis ingeval de eene partij aan de andere den gerechfelijken eed opdraagt. (art. 160 Inl. Regl.) Proces-verbaal enz. (gelijk den aanhef van formulier No. 38). De terechtzitting door den president geopend en openbaar verklaard zijnde, wordt de zaak afgeroepen. Partijen zijn verschenen in persoon. De president tracht te vergeefs een vergelijk tusschen partijen tot stand te brengen. Het introductief rekest dd 19 . . wordt voorgelezen. Eischer zegt daarbij te persisteeren. Gedaagde, die niet schriftelijk van antwoord gediend heeft, zegt hierop dat zij erkent, dat eischer de eenige erfgenaam van zijne reeds overleden moeder de inlandsche vrouw C is, maar dat zij ontkent van eischers moeder de in het introductief rekest vermelde goederen in leen ont- vangen te hebben, en concludeert tot ontzegging van den eisch cum expensis. Eischer verklaart vervolgens dat hij geene bewijzen tot staving van zijnen eisch kan leveren, maar dat hij de beslissing der zaak wil doen afhangen van den volgenden door gedaagde af te leggen beslissenden eed: dat het niet waar is, dat zij, gedaagde, bij gelegenheid van haar huwelijk met D in het jaar 1901 van eischers moeder de inlandsche vrouw C in leen heeft ontvangen een gouden buikplaat met diamanten en een paar gouden ringen. Na beraadslaging verklaart de landraad in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur dezen eed litis decisoir, en verstaat den gedaagde tot het afleggen daarvan toe te laten. De gedaagde verklaart hiertoe bereid te zijn, en legt vervolgens ter openbare terechtzitting van den landraad in tegenwoordigheid van eischer op de wijze harer godsdienstige gezindheid den eed af, dat het niet waar is enz. {als boven). Partijen verklaren hierop niets meer in het midden te hebben en vragen vonnis. Na de partijen en het publiek te hebben doen buiten staan, wint de landraad het gevoelen in van den hoofddjaksa, die zegt dat de eisch moet worden ontzegd. Vervolgens wordt het gevoelen van den adviseur ingewonnen, die eveneens tot ontzegging van den eisch adviseert. Hierop gaat de landraad over tot de beraadslaging en besluit den eisch te ontzeggen, en den eischer te veroordeelen in de kosten van het geding begroot op ƒ . . • De terechtzitting heropend en openbaar verklaard zijnde, wordt dit vonnis in het openbaar bij monde van den president uitgesproken, waarop de terechtzitting wordt gesloten. De griffier, De president, VONNIS. De landraad te rechtsprekende in burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van den Mohammedaanschen inlander A. wonende te van beroep eischer. contra de Mohammedaansche inlandsche vrouw B. wonende te van beroep gedaagde. De landraad voornoemd: Gehoord partijen; Gezien de stukken; Ingewonnen het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur; Ten aanzien der feiten: Overwegende dat de eischer bij rekest dd 19 . heeft te kennen gegeven, dat de gedaagde in het jaar 1801 van eischers moeder, de inlandsche vrouw C sedert overleden, en wier eenige erfgenaam hij, eischer, is, bij haar huwelijk met D in leen heeft ontvangen een gouden buikplaat met diamanten en een paar gouden ringen, thans aan eischer toebehoorende, en dat de gedaagde niettegenstaande herhaalde minnelijke aanmaningen weigerachtig blijft de vermelde goederen terug te geven; op grond waarvan hij, eischer, heeft verzocht, dat de landraad de gedaagde zal veroordeelen tot teruggave der evenvermelde goederen, als mede in de kosten van het geding; Overwegende dat ten dage dienende de gedaagde, die niet schriftelijk van antwoord heeft gediend, hoewel erkennende dat eischer is de eenige erfgenaam van de inlandsche vrouw C, heeft ontkend, dat zij de door den eischer bedoelde goederen van de inlandsche vrouw C in leen heeft ontvangen ; Overwegende dat de eischer naar aanleiding hiervan heeft te kennen gegeven, geene bewijzen tot staving van zijnen eisch te kunnen leveren, maar de beslissing der zaak te Formulierboek 5 willen doen afhangen van den door de gedaagde af te leggen beslissenden eed: „dat het niet waar is, dat zij, gedaagde, bij gelegenheid van haar huwelijk met D in het jaar 1901 van eischers moeder, de inlandsche vrouw C, in leen neeft ontvangen een gouden buikplaat met diamanten en een paar gouden ringen"; Overwegende, dat nadat de landraad dezen eed litis decisoir heeft verklaard en de gedaagde tot het afleggen daarvari heeft toegelaten, de gedaagde zich tot het afleggen van dezen eed bereid heeft verklaard en vervolgens ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van den eischer den eed bovengenoemd heeft uitgezworen; Ten aanzien van het recht: Overwegende dat, de eischer zich er toe bepaald hebbende, tot staving van zijne vordering den even vermelden eed aan den gedaagde op te dragen, de ingediende eisch, nadat die eed, welke de landraad heeft verklaard litis desicoir te zijn, is afgelegd, ongegrond is en mitsdien moet worden ontzegd; Gelet op de artt. 126, 128, 129, 135, 160, 161, 182, en 185 van het Inlandsch Reglement; Rechtdoende: Ontzegt den eisch, Veroordeelt den eischer in de kosten van het geding begroot op f Aldus gewezen enz. (Zie het slot van formulier No. 15). Aant. a. Over de vraag of men dezen eed door een gevolmachtigde mag doen afleggen, zie de aanteekening op formulier No. 33. b. Opdracht, terugwijzing en aanneming van een decisoiren eed zal men door den volgens artikel 130 Inl. Regl. gegemachtigde kunnen laten doen. c. De decisoire eed wordt door een der litigeerende partijen geformuleerd1), maar de opdracht of oplegging ter -1) Waarbij de president hem wel schijnt te mogen helpen. / uitzwering van den eed geschiedt door den rechter, nadat hij beslist heeft of de geformuleerde eed al dan niet decisoir is. Vóór deze rechterlijke beslissing heeft geen rechtsgevolg een verklaring van de partij, dat zij weigert uit te zweren den door de wederpartij opgedragen eed. Dat rechtsgevolg ontstaat eerst bij uitzwering op het bij het vonnis bepaalde tijdstip. Landr. Tjandjoer 16 Oct. 1897, Wkbl. v. h. R. 1846. d. De landraad schent art. 164 Inl. Regl. wanneer niet blijkt, dat de einduitspraak en de aflegging van een opgelegden eed is voorafgegaan door eene beraadslaging in raadkamer. HGHof 11 Dec. 1890, Tijdschrift R. i. I. dl. 56, blz. 34. c. Artikel 160 Inl. Regl. is geschonden, wanneer bij het vonnis een opgedragen eed voorbij gegaan is, zonder dat daarbij is beslist, of die eed al dan niet voldeed aan de vereischten van dat wetsartikel. HGHof 31 Mei 1851, Tijdschr. R. i. I. dl. 5 blz. 438. N°. 35. Machtiging om aan de verhinderd wordende partij in hare woning den eed af te nemen, in geval de eedsaflegging ten gevolge van een wettig beletsel niet op de terechtzitting der rechtbank kan geschieden. Proces-verbaal dezer eedsaflegging. (art. 162 al. 1 Inl. Regl.) De president van den landraad te ... . Gezien het door den landraad te ... . rechtsprekende in burgerlijke zaken op den 19 . . in de zaak tusschen A eischer, en B gedaagde, gewezen interlocutoire vonnis ; Gelet op het "^ïttelijk verzoe^ van A om den hem hij genoemd vonnis opgelegden eed in zijne woning af te leggen, daar hij wegens ziekte niet ter terechtzitting kan verschijnen, en op het overgelegd certificaat van den geneesheer N. N., blijkens hetwelk A voornoemd door eene wond aan het been verhinderd wordt, om ter terechtzitting van den landraad te verschijnen tot het afleggen van den bij voornoemd vonnis opgelegden gerechtelijken eed; Nog gelet op art. 162 al. 1 van het Inlandsch Reglement; Machtigt het lid dezer rechtbank om, bijgestaan door den griffier die deswege proces-verbaal zal hebben op te maken, aan A eischer in bovenbedoelde zaak in tegenwoordigheid van B, gedaagde in die zaak, of deze daartoe behoorlijk zijnde opgeroepen, in des eischers woning te den eed af te nemen, omschreven in het door den landraad op den 19 . tusschen partijen gewezen vonnis en daarbij letterlijk geformuleerd als volgt: (/• Q Gedaan te den 19 . De president voornoemd, Het proces-verbaal der eedsaflegging ingevolge deze machtiging kan aldus luiden: Heden den 19 . heb ik lid van den den landraad te mij, vergezeld van den griffier begeven naar de woning van A. gelegen te . . ... ten einde hem aldaar, ingevolge machtiging daartoe verleend bij beschikking van den president van den landraad voornoemd dd 19 . den eed af te nemen, omschreven in het door die rechtbank op den 19 . in zake A. voornoemd als eischer, contra B. gedaagde, gewezen vonnis dd 19 . De gedaagde B. bij exploit van dd 19 . opgeroepen om bij de eedsaflegging tegenwoordig te zijn, is ter plaatse verschenen. Op mijne afvrage, of hij bereid was tot het afleggen van den eed hierboven bedoeld, heeft de eischer A. zich daartoe volkomen bereid verklaard en als toen in mijne handen, in tegenwoordigheid van den gedaagde B. alsmede *) van den griffier voornoemd op de wijze zijner godsdienstige gezindheid den volgenden eed afgelegd; i) Zoo de gedaagde niet verschenen is, moeten de woorden; van den gedaagde B alsmede" vervallen. Ik zweer, dat enz. (ƒ• *•) Van welke verrichting door den griffier, ingevolge art. 162 al. 1 van het Inlandsch Reglement dit proces-verbaal isopgemaakt, hetwelk door mij en den griffier is onderteekend. De griffier, Het lid van den landraad, N°. 36. Relaas van de gedane oproeping van partijen om te verschijnen ter terechtzitting tot het afleggen of hooren afleggen van den gerechtelijken eed. (art. 162 al 2 Inl. Regl.) Op heden den .... 19 . . heb ik wonende te ... . deurwaarderJ) bij den landraad te . . . .uit kracht van een vonnis van den landraad dd 19 . . op last van den president van dat college opgeroepen A. wonende te .... , eischer en B. wonende te . . . . gedaagde om op ... . dag, den . . . . 19 . . des voormiddags te ... . uur ter openbare terechtzitting van den landraad voornoemd te verschijnen, wat den eischer betreft, om den eed, bedoeld bij voormeld vonnis, in tegenwoordigheid van den gedaagde af te leggen; en wat den gedaagde betreft, om dien eed in zijn tegenwoordigheid te hooren afleggen, bij welke verrichting ik mijn exploit gedaan heb ter woonplaatsen van partijen en aldaar sprekende met hen in persoon. De kosten dezer zijn: Handteekening van den exploiteur. ') Zie aant. b. bij formulier 10. Een Maleisch relaas kan luiden als volgt: Pada hari ini tanggal .... 19 . . saja . . . . beroemah di . . . . menoeroet (soerat) poetoesannja landraad di . . . . tanggal . . . . 19 . . dengan perentahnja kangdjeng toean president dari pengadilan jang terseboet soedah panggil: A. beroemah di . . . . orang jang menjita dan B. beroemah di . . . . orang jang disita akan menghadap di moeka sidang pengadilan landraad jang terseboet diatas pada hari .... 19 . . pagi djam . . . .; maka orang jang menjita akan mengangkat soempah, jang dibitjarakan dalam poetoesan jang terseboet, dihadepannja orang jang disita, dan orang jang disita, akan mendengarkan angkatan soempah jang terseboet di liadepannja. Maka saja mendjalankan pekerdjaan di tempat tinggal marika itoe dan disana bitjara dengan dia sendiri. Tanda tangan. Ook in dit geval zal, waar zulks geoorloofd is, van een mondeling verslag door eene aanteekening onder het vonnis, waarbij de eed opgelegd is, kunnen blijken. Zie aanteekening a bij formulier No. 11. N°. 37. Proces verbaal en vonnis ingeval de rechtmatigheid der vordering erkend wordt. Proces-verbaal enz. (gelijk den aanhef van formulier No. 40). De terechtzitting geopend en openbaar verklaard zijnde, wordt de zaak afgeroepen. Partijen zijn verschenen; eischer bij zijn gemachtigde N. N. die eene voor den notaris .... te .... op den .... 19 . . onder No. . . . verleden akte van volmacht overlegt; gedaagde in persoon. De president tracht partijen tevergeefs tot een vergelijk te brengen. Het introductie! rekest wordt voorgelezen. Voor eischer wordt daarbij gepersisteerd. Gedaagde zegt voor antwoord, dat hij erkent in de maand Mei 1907 van den eischer zestig gulden voor den tijd van een jaar geleend en dit geld nog niet aan eischer terug betaald te hebben, daar hij hiertoe niet in staat is. Partijen verklaren hierop niets meer in het midden te willen brengen en vragen vonnis. Na de partijen en het publiek te hebben doen buiten staan, besluit de . landraad in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur den eisch toe te wijzen, den gedaagde te veroordeelen aan den eischer tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van ƒ 60.— (zestig gulden), den gedaagde te verwijzen in de kosten van het geding begroot op ƒ De terechtzitting heropend en openbaar verklaard zijnde, worden partijen en het publiek weder binnen gelaten en dit vonnis bij monde van den president in het openbaar uitgesproken, waarop deze de openbare terechtzitting sluit. De griffier, De president, VONNIS. De landraad te heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van: A. wonende te van beroep eischer, contra B. wonende te van beroep gedaagde. heeft het navolgende vonnis B. wonende te beroep .... van De landraad te Gehoord partijen; Gezien de stukken; Ingewonnen het advies van den hoofddjaksa en van den adviseur; Ten aanzien der feiten: Overwegende, dat de eischer den gedaagde bij introductief rekest dd. 6 Juli 1908 in rechten betrokken en daarbij als feiten gesteld heeft, dat hij in de maand Mei 1907 aan gedaagde een som van f 60.— geleend heeft, onder beding dat gedaagde die som binnen een jaar zou terugbetalen, doch dat gedaagde ondanks herhaalde aanmaning in gebreke is gebleven dit te doen, dat hij daarom den landraad verzoekt den gedaagde te veroordeelen hem de som van f60.— te betalen en in de kosten van het geding; Overwegende dat gedaagde ten dienenden dage voor antwoord heeft erkend, dat hij in de maand Mei 1907 van eischer de som van f 60.— voor den tijd van een jaar geleend heeft, en dat hij dit geld nog niet aan eischer heeft terugbetaald, daar hij hiertoe niet in staat is; Overwegende dat partijen hierop verklaard hebben niets meer in het midden te hebben te brengen en vonnis verzocht hebben; Ten aanzien van het recht: Overwegende dat door de erkentenis van den gedaagde de vordering van eischer volledig bewezen is, en derhalve behoort te worden toegewezen; Gelet op art. 126, 128, 129, 135, 166, 178 en 185 van het Inlandsch Reglement; Rechtdoende: Wijst den eisch toe, Veroordeelt mitsdien den gedaagde om aan eischer tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van f 60.— (zestig gulden), Verwijst den gedaagde in de kosten van het geding begroot op f Aldus gewezen in raadkamer op heden den 19 . door Mr president, en ... . leden van dezen landraad en tenzelfden dage in het openbaar uitgesproken bij monde van dienzelfden president, in tegenwoordigheid van diezelfde leden, van .... hoofddjaksa, en ... . adviseur, van partijen en van 'slandraads griffier De griffier, De president, N°. 38. Proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting in een burgerlijk geding. (art 190 Inl. Regl.) Proces-verbaal der terechtzitting van den landraad te rechtsprekende in burgerlijke zaken, gehouden op den 19 . in het voor de zittingen dier rechtbank bestemde gebouw te . . . in de zaak van : den Mohammedaanschen inlander A. van beroep .... wonende in de dessa afdeeling . . . residentie . . . eischer, contra den Mohammedaanschen inlander B. van beroep .... wonende ter hoofdplaats afdeeling .... residentie .... gedaagde. Aant. a. Aant. b. Art. 134. Aant. c. Art. 135 al. 1. Tegenwoordig: Mr. P. P president, Raden .... districtshoofd . . *lje(jen Raden . . onderdistrictshoofd . . .' ' Raden Mas hoofddjaksa, Hadji . . hoofdpanghoeloe te . . adviseur, G. G griffier. De terechtzitting door den president geopend en openbaar verklaard zijnde, wordt de zaak afgeroepen. Partijen zijn in persoon verschenen. De landraad tracht bij monde van den president tevergeefs een vergelijk tusschen partijen tot stand te brengen. Het introductief rekest wordt voorgelezen. Aant. a. Ingeval de verweerder een Chinees is, zal in plaats van de woorden „hoofdpanghoeloe" moeten worden gelezen: „kapitein (of luitenant) der Chineezen." Uit het hier te vermelden beroep of den landaard van den adviseur moet blijken, dat hij in verband met den godsdienst en den landaard van den verweerder de in artikel 7 Regl. R. O. voorgeschreven adviseur is. Wordt hij door den president daartoe aangewezen, dan zal hiervan benevens van zijne beëediging daarenboven hier ter plaatse is het proces-verbaal moeien blijken. b. Onder de uitdrukking partij en wederpartij wordt in het Inlandsch Reglement verstaan zoowel de gemachtigde als de persoon zelf die gemachtigd heeft, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald. HGHof 25 Juli 1878 en 2 Juli 1881, Tijdschr. R. i. I. dl. 31 blz. 153 en dl. 37 blz. 168. c. Het voorschrift van artikel 134 Inl. Regl. (pogingen om partijen tot vergelijk te brengen) betreft een vorm op welks verzuim geen nietigheid is bedreigd. In cassatie kan op dat verzuim geen beroep gedaan worden, indien de gedaagde, in de gelegenheid gesteld tegen de vordering aan te voeren wat hem goeddunkt, van zijn wensch om een vergelijk te treffen geen woord heeft gerept. HGHof 7 Dec. 1893 Tijdschr. R. i. I. dl. 62, blz. 166. De beslissing in tegengestelden zin van den raad van justitie te Soerabaja dd. 29 Oct. 1902 Tijdschr. R. i. I. dl. 80, blz. 167 komt mij minder juist voor. Toch doet men wel met de mogelijkheid van dergelijke beslissingen rekening te houden. 75 Eischer zegt daarbij te persisteeren, en zegt tot toelichting van zijnen eisch nog, dat enz • Het schriftelijk antwoord van den gedaagde wordt voorgelezen. d. De burgerlijke rechtspleging voor den landraad en het residentiegerecht veroorlooft den eischer om ter terechtzitting nieuwe middelen aan te voeren tot staving der ingestelde vordering, mits het onderwerp van den eisch niet veranderd of vermeerderd, en den gedaagde een behoorlijken tijd worde gelaten zich tegen het nieuwe middel te verdedigen. Res. Ger. Bangil 11 Oct 1908 R. i. I. dl. 71, blz. 403. e. Het minder formeel karakter der rechtspraak in burgerlijke zaken bij de landraden brengt mede, dat als in een eisch een element ontbreekt van het beweerd vorderingsrecht, hetwelk overigens niet met de posita van den eisch strijdt, de landraad bij het onderzoek der zaak den eischer in de gelegenheid stelt zich te verduidelijken om hem dan voor goed tot het bewijs toe te laten. Waar dit in eersten aanleg is verzuimd, behoort hiertoe in appel een opdracht aan den eersten rechter te worden gedaan. R. v. J, Bat. 19 Juni 1903 Tijdschr. R. i. I. dl. 81, blz. 12 f. De strekking van artikel 135 al. 2 Inl. Regl. is den rechter op te dragen, indien, doordat partijen of één harer niet in staat mochten blijken hare belangen behoorlijk te behartigen, dit mocht noodig blijken, door het stellen van doelmatige vragen, het eigenlijk geschil, dat partijen verdeeld houdt, zuiver te stellen en ieder harer de gelegenheid te geven de noodige bewijsstukken voor hare posita bij te brengen. HGHof 31 Oct. 1907 Wkbl. v. h. R. No. 2319 en Tijdschr. R. i. I. dl. 89, blz. 328. g Wijziging van het onderwerp der vordering is ook in het ïnlandsche proces niet geoorloofd, al komt artikel 112 Rechtsv. niet voor in het Inl. Regl. R. v. J. Soer 26 Nov. 1902 en 16 Sept. 1903 Tijdschr. R. i. I. dl. 80 bladz. 334 en dl. 82, blz. 330. h. De gedaagde kan de voor den landraad te voeren verdediging door een deskundige doen samenstellen en onderteekenen, zonder met den inhoud bekend te zijn. Door de overlegging daarvan en de omstandigheid, dat dit geschrift door den voorzitter is voorgelezen en voorgehouden, moet de gedaagde geacht worden zich op wettige wijze verdedigd te hebben. De landraad schendt art. 138 Inl. Regl. indien Art. 135 al. 2. Aant. d, e, f en g. Aant. h. Tot toelichting daarvan zegt hij nog dat enz, (dan wel indien geen schriftelijk antwoord is ingediend) Op de vordering gehoord zegt de gedaagde dat enz. . . Art. 140. Alsnu legt eischer tot bewijs van de door hem gestelde feiten over: le. een afschrift van een tusschen hem en den gedaagde voor den te ... . resid eerenden notaris . . . . op den . . . . 19 . . sub No. . . gesloten overeenkomst, 2e. een op zegel gestelde onderhandsche door gedaagde onderteekende akte . . . . 19 . . , 3e. een van een omslagzegel voorzienen brief van den gedaagde onderteekend dd 19 . . Deze stukken worden voorgelezen. Na van deze stukken inzage te hebben bekomen zegt gedaagde, dat hij deze overgelegde stukken erkent, doch dat zij niet kunnen strekken tot bewijs der door eischer gestelde feiten, vermits enz Eischer zegt hiertegen dat enz. Aant. i. en verzoekt de rechtmatigheid van zijne vordering door de getuigen Lim Liang Boen, Basiroen, Hadji Saëran, Hadji Talip en Pak Moegirah, welke hij heeft meegebracht, te bewijzen. De landraad staat dit verzoek in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en den adviseur op die verdediging niet gelet en naar de gegrondheid daarvan geen onderzoek gedaan wordt. HGHof Tijdschr. R. i. I. dl. 43, blz. 124. Aant. i. Het Inlandsch Reglement heft in geen enkel zijner artikelen de verplichting van den rechter op om de getuigen van beide partijen te hooren, al zijn niet vooraf pertinente en concludente daadzaken aangegeven dan wel geformuleerd, waarover het getuigenverhoor zou moeten loopen. HGHof 29 Aug. 1895, Wkbl. v. h. R. No. 1687. toe, waarop wordt overgegaan tot het getuigenverhoor. "Wordt binnengeroepen de le getuige van eischer, die op afvrage zegt te zijn Lim Liang Boen oud 35 jaar, van beroep .... wonende te ... . Getuige zegt partijen te kennen, doch geen hunner in den bloede of door aanhuwelijking te bestaan, en geen loon of huisbediende van een hunner te zijn. Met gewraakt zijnde, legt getuige op de wijze van zijne godsdienstige gezindheid den eed af van de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, waarop hem ten verzoeke van eischer gevraagd wordt en hij op de hem gedane vragen antwoordt als volgt: Partijen verklaren dezen getuige niets meer te vragen te hebben. Daar de landraad dezen getuige nog eenige vragen wenscht te doen, worden hem bij monde van den president de volgende vragen gedaan, waarop hij antwoordt als volgt: Niemand meer iets aan dezen getuige te vragen hebbendewordt binnen geroepen de 2e getuige van eischer, die op afvrage zegt te zijn: Basiroen oud naar gissing 13 jaar, zonder beroep, wonende te . , Hij verklaart partijen wel te kennen, doch geen hunnei in den bloede of door aanhuwelijking te bestaan, en geer loon- of huisbediende van een huuner te zijn. De landraad besluit in overeenstemming met het gevoeler van den hoofddjaksa en den adviseur dezen getuige die Gewoon getuigenverhoor. Art. 147, 151 en 154. Te jeugdige i leeftijd. ! Art. 148. Wraking. Art. 150. Verschooning. Art. 150. % niet gewraakt wordt, wegens jeugdigen leeftijd buiten eede te hooren. Hierop wordt hem ten verzoeke van eischer gevraagd, en antwoordt hij op de hem gedane vragen als volgt: Daar nog partijen, noch de landraad dezen getuige nog vragen wenschen te doen, wordt binnengeroepen de 3e getuige van eischer, die op afvrage zegt te zijn: Hadji Saëran oud naar gissing 50 jaar, van beroep .... wonende te ... . Hij verklaart partijen te kennen, een volle neef in den 4en graad van eischer te zijn, maar den gedaagde niet in den bloede en geen der partijen door aanhuwelijking te bestaan, en geen loon- of huisbediende van een hunner te zijn. Gemachtigde van gedaagde wraakt dezen getuige op grond, dat hij den eischer te na verwant is, en beroept zich op art. 149 le van het Inlandsch Reglement. De landraad besluit hierop in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur de reden van wraking van den getuige Hadji Saëran op de wet gegrocd te verklaren, en dezen persoon mitsdien niet als getuige te hooren. Nadat dit besluit aan partijen in het openbaar is medegedeeld, wordt aan Hadji Saëran vergund de gerechtszaal te verlaten. Wordt binnen geroepen de 4e getuige van eischer, die op aanvrage zegt te zijn: Hadji Talip oud naar gissing 45 jaar, van beroep .... wonende te ... . Hij verklaart partijen te kennen, de volle broeder van gedaagde te zijn, doch den eischer niet in den bloede, geen der partijen door aanhuwelijking te bestaan en geen loonof huisbediende van een hunner te zijn. Ofschoon door geen der partijen gewraakt, verklaart getuige, dat hij zich van het afleggen van getuigenis wil verschoonen op grond dat hij den gedaagde te na verwant is. De landraad besluit hierop in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur de reden van verschooning van dezen getuige te verklaren op de wet gegrond, en hem mitsdien niet als getuige te hooren. Nadat dit besluit aan partijen in het openbaar is bekend gemaakt, wordt aan dezen getuige vergund de gerechtszaal te verlaten, waarop wordt binnen geroepen de 5e getuige van eischer, die op afvrage zegt te zijn. Pak Moegirah oud naar gissing 40 jaar, zonder beroep, wonende te . . . Hij verklaart partijen wel te kennen, geen hunner in den bloede te bestaan, de broeder van de gescheiden vrouw van eischer te zijn, doch den gedaagdeniet door aanhuwelijking te bestaan, en geen loon of huisbediende van een der partijen te zijn. Gemachtigde van gedaagde wraakt dezen getuige op grond dat hij een te na aanverwant van eischer is, en beroept zich op art. 149 le van het Inlandsch Reglement en art. 297 van het Burgerlijk Wetboek voor Nederlandsch-Indië. Eischer zegt hiertegen dat volgens de godsdienstige wetten, instellingen en gebruiken der Inlanders alhier de zwagerschap na ontbinding van het huwelijk te niet gaat dat getuige Pak Moegirah hem derhalve na de echtscheiding niet meer door aanhuwelijking bestaat, en persisteert bij zijn verzoek dezen persoon als getuige te hooren. Gemachtigde van gedaagde refereert zich aan het oordeel van den landraad, waarop partijen op dit incident vonnis verzoeken. Na partijen en het publiek te hebben doen buiten staan, wint de landraad het gevoelen in van den hoofddjaksa, die zegt, dat de persoon van Pak Moegirah als getuige onder eede kan worden gehoord, omdat zijn aanverwantschap tot Interlocutoir vonnis in een geval van wraking. eischer door de echtscheiding van eischer en zijne zuster is te niet gegaan. De adviseur zegt van het zelfde gevoelen te zijn. Vervolgens gaat de landraad over tot de beraadslaging en besluit het volgende vonnis te wijzen: De landraad voornoemd Gehoord partijen; Gezien de stukken; Gelet op het verzoek van den eischer om den persoon van Pak Moegirah als getuige onder eede te hooien in zijne zaak tegen B; Overwegende dat deze persoon verklaard heeft de broeder te zijn van de gescheiden vrouw van eischer, welk feit door geen der partijen is weersproken, dus kan gehouden worden voor erkend en mitsdien als wettig bewezen kan worden aangenomen; Overwegende dat de gemachtigde van gedaagde, zich beroepende op art. 149 le van het Inlandsch Reglement en op art. 297 van het Burgerlijk Wetboek voor NederlandschIndië, de wraking van dezen persoon als getuige heeft voorgesteld, op grond dat deze een te na aanverwant van eischer zou zijn; Overwegende dat noch bij de voorschriften aangaande de bevoegdheid om een getuige te wraken, noch elders in het bovengenoemd reglement, noch ook in eene ander op de Inlanders toepasselijke of op hen toepasselijk verklaarde vordering eene bepaling voorkomt, houdende het uitdrukkelijk voorschrift, dat zwagerschap na ontbinding van het huwelijk, waardoor de zwagerschap ontstond, wordt opgeheven of blijft voortbestaan; Overwegende dat de gemachtigde van den gedaagde deze vraag in laatstgemelden zin beantwoordt met een beroep op artikel 297 van het Burgerlijk Wetboek voor Nederlandsch-Indie, daarbij uitgaande van de redeneering, dat de in het Inlandsch Reglement voorkomende bepalingen omtrent degenen, die niet als getuigen mogen worden gehoord of als zoodanig kunnen worden gewraakt (art. 148 en 149), deels overgenomen deels ontleend zijn aan het Burgerlijk Wetboek voor Nederlandschlndie (art. 1910, 1912 en 1913) en men bij de samenstelling van dit reglement noodwendig in de gedachte moet hebben gehad hetgeen bepaald is bij de voor Europeanen geldende burgerlijke wetgeving; dat echter hierbij wordt vergeten, dat het ten allen tijde in Nederlandsch-Indië een eerste beginsel van staatsbeleid is geweest, dat op den Inlander worden toegepast zijne eigene godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken, ook vóórdat deze regel werd belichaamd in het Regeeringsreglement; dat dus, evenals de wetgever van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering de in hoofde dezer gestelde vraag niet beantwoordende, in art, 178 verwijst naar art. 1913 van het Burgerlijk Wetboek voor Nederlandsch-Indië, dus naar het burgerlijke recht voor Europeanen aldaar, de wetgever het oog moet hebben gehad op niet anders dan de godsdienstige wetten, instellingen en gebruiken van den Iulander, welke volgens art. 75 al. 3 van het Regeeringsreglement het burgerlijke recht van den Inlander uitmaken; Overwegende dat volgens de rechtsbegrippen van den Inlander, althans van deze streken, door de ontbinding des huwelijks alle betrekkingen tusschen één der echtgenooten en de bloedverwanten van den anderen echtgenoot worden verbroken, en dus de zwagerschap ophoudt te bestaan; Gelet op de boven aangehaalde wetsbepalingen en op art. 151, 182 en 183 van het Inlandsch Reglement; Rechtdoende: Verstaat den persoon van Pak Moegirah als getuige te hooren. De terechtzitting heropend en openbaar verklaard zijnde, worden partijen, de gehoorde getuigen, de persoon van Pak Moegirah en het publiek binnen gelaten, waarop dit vonnis bij monde van den president in het openbaar wordt uitgesproken. Aant j. Uitspraken omtrent wraking van getuigen, (tijdens het met gesloten deuren gehouden getuigenverhoor) zijn nietig, daar ingevolge art. 29 al. 2 R. O. en art. 91 al. 4Reg.-Regl. alle vonnissen, behoudens uitzonderingen die zich hier niet Aant. j. Formulierboek 6 Vervolgens legt de getuige Pak Moegirah op de wijze van zijne godsdienstige gezindheid den eed af van de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen. Hierop wordt hem ten verzoeke van eischer gevraagd en antwoordt hij op de hem gedane vragen als volgt: De gedaagde verzoekt hierop een termijn van 14 dagen ten einde de getuigen, die hij tot staving van de gegrondheid zijner verwering wil doen hooren bijeen te roepen, en nog nader schriftelijk bewijs te produceeren. Eischer zegt hiertegen geen bedenkingen te hebben. In overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur stelt de landraad de verdere behandeling van deze zaak uit tot .... dag den . . . . . 19 . des voormiddags om . . . uur, welk besluit aan partijen wordt medegedeeld, waarop de president de openbare terechtzitting sluit. De griffier, De president, Vervolg. Proces-verbaal der terechtzitting van den landraad te .... rechtsprekende in burgerlijke zaken gehouden op den . . . .19 . in het voor de zittingen dier rechtbank bestemde gebouw te . . . . in de zaak van: voordoen, in het openbaar moeten worden uitgesproken. HGHof 25 Sept. 1902 Tijdschr. R. i. I. dl. 79, blz. 522 en Wkbl. v. h. R. no. 2053. Alhoewel deze beslissing alleen met opzicht tot de Europeesche procedure gegeven is, is zij niet minder juist met opzicht tot het Inlandsche procesrecht. den Mohammedaanschen inlander .... wonende te . . . . . van beroep .... eischer, contra den Mohammedaanschen inlander .... wonende te . . . . . van beroep . . . gedaagde. Tegenwoordig dezelfden als ter terechtzitting van den 19 . De terechtzitting door den president geopend en openbaar verklaard zijnde, wordt de zaak afgeroepen. Partijen zijn verschenen als voren. Gedaagde legt alsnu over enz welk stuk aan den eischer ter inzage wordt gegeven waarop deze zegt, dat hij dat geschrift erkent, doch dat enz. . . Gedaagde verzoekt hierop dat tot het verhoor der door hem meegebrachte getuigen C. D. en E. worde overgegaan, welk verzoek de landraad conform het gevoelen van den hoofddjaksa en den adviseur inwilligt. Staat binnen de 1ste getuige van gedaagde die op afvrage zegt te zijn enz. Niemand meer iets aan dezen getuigen te vragen hebbende, zegt de eischer dat waarop gedaagde repliceert dat Partijen verklaren hierop niets meer in het midden te willen brengen en vragen vonnis. De president deelt partijen hierop mede, dat het vonnis Aant. k. Zoo mogelijk kan het vonnis ook direct na de beslissing in raadkamer worden uitgesproken, in welk geval geen uitstel noodig is. Aant. k. in deze zaak zal worden uitgesproken op ... . dag den .... 19 . des voormiddags om . . . uur, waarop hij de openbare terechtzitting sluit. De landraad in raadkamer vergaderd, wint hierop het gevoelen in van den hoofddjaksa, die zegt dat .... Vervolgens wordt het gevoelen van den adviseur ingewonnen, die zegt dat Daarna gaat de landraad over tot de beraadslaging en besluit den eisch toe te wijzen, den gedaagde te veroordeelen aan eischer tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van f .... en hem te verwijzen inde betaling van de kosten van het geding begroot op f . . . . Hierna wordt de vergadering in raadkamer door den president gesloten. De griffier, De president, Vervolg. Proces-verbaal enz. zie boven. De terechtzitting door den president geopend en openbaar verklaard zijnde, wordt de zaak afgeroepen. Partijen zijn verschenen als voren. Vervolgens wordt het in deze zaak gewezen vonnis bij monde van den president uitgesproken, waarna hij de openbare terechtzitting sluit. De griffier, De president, N°. 39- Vonnis in een burgerlijk geding. (art. 188 Inl. Regl.) De landraad te heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van: Vervolg. Proces-verbaal enz. zie boven. De terechtzitting door den president geopend en openbaar verklaard zijnde, wordt de zaak afgeroepen. Partijen zijn verschenen als voren. Vervolgens wordt het in deze zaak gewezen vonnis bij monde van den president uitgesproken, waarna hij de openbare terechtzitting sluit. De griffier, De president, den Mohammedaanschen inlander A van beroep .... wonende in de dessa afdeeling residentie eischer contra den Mohammedaanschen inlander B van beroep .... wonende ter hoofdplaats . . . afdeeling residentie gedaagde. De landraad voornoemd Gezien de stukken; Gehoord partijen ; Ingewonnen de adviezen van den hoofddjaksa en van den adviseur; Ten aanzien der daadzaken: Overwegende, dat de eischer in zijn introductief rekest dd 1910 voor feiten heeft gesteld, dat enz. [korte vermelding dezer feiten) op welke gronden hij den landraad verzocht heeft om den gedaagde te veroordeelen tot Overwegende dat de eischer ten dienende dage bij zijne vordering heeft gepersisteerd, en tot toelichting daarvan nog heeft verklaard, dat enz. . [korte vermelding hiervan) Overwegende, dat de gedaagde bij zijn schriftelijk antwoord heeft verklaard dat enz dan wel: Overwegende dat de gedaagde die niet van schriftelijk antwoord heeft gediend, ter terechtzitting voor antwoord heeft gezegd, dat enz. [korte vermelding van het antwoord) op welke gronden hij gezocht heeft, dat de landraad den eischer zijn eisch zal ontzeggen met zijne veroordeeling in de kosten van het geding; Overwegende dat partijen vervolgens als schriftelijke bewijsstukken hebben overgelegd: de eischer .... de gedaagde .... Overwegende dat vervolgens ten verzoeke van den eischer de navolgende getuigen onder eede zijn gehoord en dezen in substantie het volgende verklaard hebben: de getuige C . . . . dat hij enz. (korte vermelding der verklaring van den getuige zoover ter zake dienende) de getuige D . . . . dat hij enz. (als boven) Overwegende dat vervolgens ten verzoeke van den gedaagde de navolgende getuigen onder eede zijn gehoord en dezen in substantie het volgende verklaard hebben: de getuige E . . . . dat hij enz. (als boven) Overwegende dat partijen daarop verklaard hebben niets meer in het midden te hebben te brengen, waarop zij persisteerende bij hunne verzoeken vonnis hebben verzocht. Ten aanzien van het recht: Overwegende enz Gelet op artikel 75 van het Regeeringsreglement en op de artikelen 126, 128 en 129 en 185 van het Inlandsch Reglement; Rechtdoende: Wjjst den eisch toe, Ontzegt den eisch, Veroordeelt enz Gelet op artikel 75 van het Regeeringsreglement en op de artikelen 126, 128 en 129 en 185 van het Inlandsch Reglement; Rechtdoende: Verwijst den g^ds^e in de kosten van het geding begroot op f Aldus gewezen in raadkamer op heden dag den 1910 door Mr president, .... en leden van den landraad te .... en ten- zelfden dage in het openbaar uitgesproken bij monde van denzelfden president, in tegenwoordigheid van dezelfde leden van hoofddjaksa van adviseur en van partijen, alles in bijzijn van 's landraads griffier . . . . De griffier, De president, Aant. Een vonnis hetwelk niet inhoudt de feiten, welke tusschen partijen in facto als bewezen moeten worden aangemerkt, voor zoover zij op de beslissing van het rechtspunt van invloed zijn, behoort vernietigd te worden. HGHof 28 Juni 1888. Wklbl. v. h. R. no. 1340 en 1341. § 2. VAN HET HOOGER BEROEP. N°. 40. Aanteekening van hooger beroep. (art. 194 Inl. Regl.) Op heden, den . . . . 19 . . , verscheen voor mij, griffier van den landraad te .... de persoon vanA, die mij verklaarde in hooger beroep te willen komen van het vonnis dier rechtbank, rechtsprekende in burgerlijke zaken, dd 19 . . . gewezen in de zaak van hem comparant, als eischer contra B, gedaagde, waarbij hem eischer zijne vordering ontzegd en hij veroordeeld is de kosten van het geding. Yan welke verklaring door mij griffier, in het daartoe bestemde register deze aanteekening is gehouden, in opvolging van art. 194 van het Inlandsch Reglement. De griffier voornoemd, De aanteekening van hocger beroev kan ook namens de partij door een daartoe bijzonder bij authentieke akte gevolmachtigde geschieden. In dit geval zal de eerste alinea van bovenstaand formulier moeten luiden als volgt: Heden den .... 19 . . verscheen voor mij, griffier van den landraad te . . . . N. N. van beroep . . . wonende te . . . . , die mij als daartoe blijkens de overgelegde akte, verleden op den .... 19 . . voor den notaris te G. en getuigen onder No. ... in het bijzonder gevolmachtigd, verklaarde, dat zijn lastgever A. in hooger beroep verlangt te komon van het door den landraad voornoemd, rechtsprekende in burgerlijke zaken, in de zaak van hem, A, als eischer, contra B, gedaagde, gewezen vonnis, dd 19 . . . No. . . . waarbij enz Als men in hooger beroep wil komen van vonnissen of beschikkingen, in de zaak gewezen of genomen, van welke het hooger beroep ingevolge art. 193 Inl. Regl. alleen is toegelaten gelijktijdig met dat van het eindvonnis, moet zulks uitdrukkelijk worden vermeld, hetgeen bijv. kan geschieden door achter „geding" in te voegen: „alsmede van alle overige in de zaak gewezen vonnissen en genomen beschikkingen, van welke alleen gelijktijdig met het eindvonnis hooger beroep mag worden ingesteld" of „alsmede van het in deze zaak op den .... 19 . . gewezen interlocutoir vonnis, waarbij enz". Aant. a. Deze aanteekeningen worden onder elkander, alleen van een volgnummer voorzien in het daartoe bestemde register ingeschreven. N°. 41. Schriftelijk bewijs der gedane kennisgeving van het hooger beroep. (art. 194 al. 2 Inl. Regl.) Op heden den 19 . heb ik ... . wonende te deurwaarder bij den landraad te ... . op last van den griffier van dien landraad kennisgegeven aan B, wonende te dat op den 19 . door A hooger beroep is aangeteekend van het tusschen hen door voornoemden landraad gewezen vonnis dd. . . . ... 19 . . waarbij enz. J) bij welke verrichting ik mijn exploit gedaan heb ter >) Zie de noot bij formulier No. 10. l) Als tevens in hooger beroep wordt gegaan van vonnissen en beschikkingen. van welke het hooger beroep alleen is toegelaten gelijk met het eindvonnis, moet zulks mede worden bekend gesteld. zijner woonplaats en aldaar sprekende met hem in persoon J). De kosten dezer zijn: Handteekening van zegel den exploiteur. exploit . r . . palengeld . . . Een Maleisch formulier kan aldus luiden: Pada hari ini tanggal .... 19 . saja .... beroe- mah di dengan perentahnja toewan griffier landraad di . . . . , soedah memberi tahoe pada B. beroemah di . . . . jang pada tanggal .... 19 . soedah diminta oleh A. hooger beroep dari hal poetoesan dalam perkara marika itoe jang dipoetoeskan oleh landraad jang terseboet tanggal dalam mana enz Maka saja mendjalankan pekerdjaan ini pada tempat tinggalnja dan disana bitjara dengan dia sendiri. Tanda tangan orang mendjalankan ini pekerdjaan. Aant. a. Artikel 194 al. 2 Inl. Regl schrijft voor, dat een schriftelijk bewijs der gedane kennisgeving aan den griffier van den landraad moet worden ter hand gesteld. Mondelinge relazen zijn derhalve in dit geval uitgesloten. b. Bij ontstentenis van deurwaarders, boden en andere dienaren van de openbare macht zal de griffier eerst aan den president moeten verzoeken een geschikt en vertrouwd persoon tot het verrichten van deze werkzaamheid aan te wijzen De opdracht tot het doen der aanzegging zelve schijnt van den griffier te moeten uitgaan. Men verzuime deze aanwijzing door den president niet, want zonder deze is de exploiteerende persoon niet bevoegd. Alleen de president en niet de griffier heeft de macht om bij ontstentenis van deurwaarders enz. een ander persoon tot het doen van eenige rechterlijke verrichting aan te wijzen. Van deze aanwijzing kan de volgende aanteekening gemaakt worden. Bij ontstentenis van een deurwaarder, bode of dienaar der ') Voor het geval de beteekende daar niet aanwezig is, zie formulier No. 10. openbare macht is de persoon van X. door mij aangewezen om aan B. wonende te ... . kennis te geven enz . den > 1910. De president, c. Het is den rechter niet verboden ook op grond van andere bewijsmiddelen dan de overeenkomstig de artt. 192 en 194 Inl. Regl. in het register van hooger beroep door den griffier geplaatste aanteekening aan te nemen, dat_e_r hooger beroep is ingesteld. HGHof Wkbl. v. h. R. no. 1552. N°. 42. Schriftelijk bewijs van de uitreiking van een afschrift der door den appellant ingediende memorie van appel aan de tegenpartij. (art. 195 al. 2 Inl. Regl.) Op heden den .... 19 . . heb ik wonende te deurwaarder bij den landraad te ten verzoeke van A en appellant van een vonnis van den landraad te .... dd ... . . . 19 . . .in zijne zaak tegen B., uitgereikt aan B. gedaagde gn c-eintimeer(}e een afschrift van een door A. eischer ° voornoemd ingediende memorie van appel dd 19 ... . bij welke verrichting ik mijn exploit heb gedaan ter zijner woonplaats sprekende met hem in persoon. ') Handteekening v/d exploiteur. De kosten zijn: Zegel Exploit Palengeld Te zamen f ') Voor het geval de beteekende niet aanwezig is, zie formulier No. 10. Indien geen deurwaarder bij den landraad is aangesteld zal de appellant, zooals hij ook in andere gevallen meestal doet, tot het beteekenen van het afschrift der memorie de tusschenkomst van den president moeten inroepen, om deze verrichting aan iemand op te dragen. Van deze aanwijzing, welke mondeling kan geschieden, stelle men onder de ingediende memorie de volgende aanteekening : Het onderdistrictshoofd te is dan wel in het geval van art. 428 A. wonende te . . . . is bij ontstentenis van een deurwaarder, bode of dienaar der openbare macht door mij aangewezen tot uitreiking van een afschrift van deze memorie aan de wederpartij. den .... 19 . . De president, Het relaas zal in dit geval eenigszins gewijzigd moeten worden en luiden als volgt: Op heden den 19 . . heb ik eischer wonende te ... . ten verzoeke van gedaagde en aP_ pellant daartoe aangewezen door en op last van den president van den landraad te uitgereikt aan B. gedaagde geintimeerde een afschrift van een door A eischer ° eischer en appellant van een vonnis van den landraad gedaagde te .... dd .... 19 . . No. . . in zijn zaak tegen genoemden B, ingediende memorie van appel dd. bij welke verrichting ik mijn exploit gedaan heb ter zijner woonplaats en aldaar sprekende met hem in persoon. Handteekening v/d exploiteur. De kosten zijn: Een Maleisch formulier kan aldus luiden: Pada hari ini tanggal .... 19 . . saja . . . . beroemah di diatas permintaanja orang jang m'en^la dan jang memasoekkan appel, menoeroet peren- aisita, tahnja kangdjeng toewan president landraad di . . . . „ . ■ disita j soedah serahkan pada B. ja-itoe orang jang meniita dan jang dima soekkan appel, salinan dari memorie van appel tanggal .... jang dimasoekkan oleh A ja-itoe orang jang *°enjlta dan jang memasoekkan appel dari poetoesan QlSllcL landraad di tanggal 19 . . . No. . . . dari hal dia poenja perkara melawan B. jang terseboet. Maka saja djalankan ini pakerdjaan pada tempat tinggalnja dan disana saja ditjara dengan dia sendiri. Tanda tangan orang jang mendjalankan ini pekerdjaan. Ongkos2. Aant. Een bij onderhandsche akte gemachtigde kan in appel voor zijn lastgever een memorie indienen. R. v. J. Soer. 10 Mei 1905, Tijdschr. R. i. I dl. 85, blz. 299. N°. 43- Inventaris der processtukken die aan den hoogeren rechter gezonden worden. Inventaris der processtukken in zake A. contra B. Ie. het introductief rekest dd 19 . 2e. het relaas van uitreiking van het afschrift van het introductief rekest dd 19 . 3e. het schriftelijk antwoord. 4e. het relaas van oproeping der partijen dd. . . . 19 . 5e. het proces-verbaal der terechtzitting. 6e. een op zegel gestelde overeenkomst tusschen eischer en gedaagde dd 19 . 7e. een door eischer onderteekende kwitantie dd. . . . . . 19 . 8e. het afschrift der aanteekening van appel. 9e. het schriftelijk bewijs der gedane kennisgeving aan de tegenpartij. 10e. de door den appellant ingediende memorie van appel dd 19 . 11e. het schriftelijk bewijs van de mededeeling van het afschrift hiervan aan de wederpartij dd 19 . 12e. de contra-memorie van den geïntimeerde dd. . • . . 19 . 18e. het schriftelijk bewijs van de mededeeling van het afschrift hiervan aan de wederpartij dd 19 . 14e. een authentiek afschrift van het vonnis van den landraad dd 19 . en van de aanteekening van 132 de aanzegging van dat vonnis krachtens art. ^ Inl. Reglement gemaakt. Aldus geïnventariseerd op heden den . . . . 19 . De griffier, N°. 44- Relaas van aanzegging dat het vonnis van den hoogeren rechter bij den president van den landraad is ingekomen, en dat partijen daarvan inzage en ten haren koste afschrift kunnen nemen. (art. 197 Inl. Regl.) Op heden den 19 . heb ik ... . wonende te ... . deurwaarder J) bij den landraad te .... , ') Zie de noot b. bij formulier No. 10. N°. 44- Relaas van aanzegging dat het vonnis van den hoogeren rechter bij den president van den landraad is ingekomen, en dat partijen daarvan inzage en ten haren koste afschrift kunnen nemen. (art. 197 Inl. Regl.) Op heden den 19 . heb ik ... . wonende te ... . deurwaarder J) bij den landraad te .... , op last van den president van dien landraad aangezegd aan : A. wonende te ... . eischer, en B. wonende te ... . gedaagde, dat het in hunne zaak door den raad van justitie te in hooger beroep gewezen vonnis, dd 19 . No. . . ter griffie van den landraad voornoemd is gekomen, alwaar zij daarvan inzage en ten hunnen koste afschrift kunnen bekomen, bij welke verrichting ik mijn exploit gedaan heb voorzooveel den eischer betreft sprekende met hem in persoon ter zijner woonplaats, en voor zooveel den gedaagde aangaat, vermits deze niet ter zijner woonplaats of verblijfplaats door mij is aangetroffen, sprekende met den wijkmeester te ... . De kosten zijn: Handteekening van den zegel exploiteur. exploit palengeld Een Maleisch formulier kan aldus luiden: Pada hari ini tanggal .... 19 . saja .... be- roemah di . . . ., dengan perentahnjakangdjeng toewan president landraad di. ... soedah memberi tahoe kapada: A. beroemah di . . . . , orang jang menjita, dan B. beroemah di . . . ., orang jang disita, jang soerat poetoesan dalam dia orang poenja perkara jang soedah dipoetoeskan oleh pengadilan raad van justitie di . . . . dalem hooger beroep, tanggal .... 19 . soedah ditrima di kantoor griffier landraad jang terseboet, dimana diaorang boleh priksa itoe poetoesan dan boleh dapat salinannja dengan membajar belandja. Maka saja mendjalankan ini pekerdjaan di tempat tinggalnja rnarika itoe dan disana bitjara, apa jang perloe tentang orang jang menjita dengan dia sendiri, dan apa jang perloe tentang orang jang disita maka saja soedah bitjara dengan wijkmeester di . . . . deri sebab orang jang disita tida ada di tempat tinggalnja. Tanda tangan deri orang jang mendjalankan pekerdjaan ini. Ongkos2. Van een mondeling relaas kan de volgende aanteekening onder het afschrift van het vonnis van den raad van justitie gesteld worden: Blijkens mondelinge mededeeling van .... heeft deze op den .... 19 . . aan .... eischer en aan .... gedaagde de aanzegging gedaan als bedoeld in art. 197 Inl. Regl. den .... 19 . . De president, §3. VAN DE TENUITVOERLEGGING DER VONNISSEN. Aant. a. In afwijking van de procedure voor de raden van justitie wordt niet de „grosse" van civiele landraadvonnissen, maar de „minuut" zelve tenuitvoergelegd. Het vragen van eene grosse is derhalve niet alleen overbodig, maar men bereikt er in het geheel niets mede. Eventueele aanteekeningen worden dan ook op de minuut, en niet op de grosse geplaatst. Zie Mr. Koster Tijdschr. R. i. I. dl. 73, blz. 445. b. Geen enkele bepaling geeft den landraadvoorzitter het recht om de tenuitvoerlegging van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de door hem voorgezeten rechtbank, als die gevraagd wordt, te weigeren. R. v. J. Mak. 3 Juli 1906, Tijdschr. R. i. I. dl. 87, blz. 56. c. Uit de artikelen 103, 104 en 105 van het rechtsreglement van de Z. en O. afd. van Borneo (overeenkomende met de artt. 200 e.v. Inl. Regl.) volgt, dat de geheele tenuitvoerlegging van het vonnis bij den voorzitter van den landraad berust, zonder eenige tusschenkomst van den executant. In dit stelsel kan van eenige aansprakelijkheid van dezen dan ook geen sprake zijn, behalve voor het geval, dat hij daarbij handelend optrad. HGHof 10 Maart 1892 Tijdschr. R. i. I. dl. 58 blz. 256, Wkbl. v. h. R. no. 1507. N°. 45- Last tot oproeping van de veroordeelde partij om te worden aangemaand tot voldoening aan het tegen haar gewezen vonnis, (art. 200 Inl. Regl.) De president van den landraad te ... . Gelezen het in kracht van gewijsde gegaan vonnis van den landraad te . . . . dd 19 . tusschen A. eischer en B. gedaagde, waarbij • • • • ') veroordeeld is tot Gelet op de mededeeling van *) *) Naam van de partij in wier nadeel het vonnis gewezen is. 2) Naam yan de partij in wier voordeel het vonnis gewezen is. Formulierboek 7 Formulierboek dat de veroordeelde on7I|llg is om aan den inhoud van boven- nalatig vermeld vonnis gevolg te geven, en op zijn ^Imdeliiig verzcek tot tenuitvoerlegging van het vonnis; Nog gelet op art. 200 van het Inlandsch Reglement; -pi den deurwaarder bij dezen landraad ,, , , . , BeVe0lt het onderdistrictahoofd van . . . ) deQ Veroordeelde op te roepen, om voor hem te verschijnen op ... . dag den .... 19 . des voormiddags om 8 uur ten einde alsdan te worden aangemaand om alsnog binnen . . . . . dagen aan het door den landraad op den . . . 19 . tusschen hem en den verzoeker gewezen vonnis te voldoen. Gedaan te ... . den .... 19 . De president voornoemd, Voor een mondeling bevel kan men volstaan met deze zooveel eenvoudiger en daardoor boven een schriftelijk bevel te verkiezen aanteekening onder de minuut van het vonnis te stellen: Aan den deurwaarder bij dezen landraad wordt hierbij door mij gelast den veroordeelde op te roepen om . . . dag, den .... 19 . des voormiddags om 8 uur voor mij te verschijnen ten einde te worden aangemaand om alsnog binnen 8 dagen aan bovenstaand vonnis te voldoen. Gedaan te ... . den .... 19 . De president, Of indien geen deurwaarder, bode of dienaar van de openbare macht bij den landraad mocht aanwezig zijn: Aan den bij ontstentenis van een deurwaarder, bode of dienaar der openbare macht daartoe door mij aangewezen persoon van A van beroep .... wonende te ... . wordt hierbij door mij gelast den veroordeelde op te roepen om op . . . . dag den .... 19 . des voormiddags om 8 uur voor mij te verschijnen ten einde te worden ') Zie aant. b. bij formulier no. 9. aangemaand om alsnog binnen .... dagen aan bovenstaand vonnis te voldoen. Gedaan te . > . . den .... 19 . De president, Naarmate de veroordeelde ten bepaalden dage al of niet verschijnt, wordt aan den voet van het bevelschrift of van de daarvan gehouden aanteekening aangeteekend: Op den 19 . is de veroordeelde door mij aangemaand, om alsnog binnen acht dagen aan den inhoud van voorschreven vonnis te voldoen. Gedaan te ... . den .... 19 . De president, of Op den . . . .19 . is de veroordeelde, ofschoon blijkens "ettelijk re^aas ^d 19 . behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Gedaan te ... . den .... 19 . De president, N°. 46. Relaas van de gedane oproeping ingevolge bovenstaand bevel. (iorm. no. 45). Op heden den .... 19 . heb ik ... . wonende te ... . deurwaarder J) bij den landraad te ... . uit kracht van een bevel van den president van dien landraad dd 19 . opgeroepen: B. wonende te . . . . om op . . . dag den .... 19 . des voormiddags te . . . uur voor den president voornoemd in het voor de zittingen van die rechtbank be- ') Zie de noot bij formulier No. 10. stemde gebouw te... . verschijnen ten einde te worden langemaand, om binnen .... dagen te voldoen aan 3en inhoud van het door den landraad op den .... 19 . tusschen hem en A. gewezen vonnis, bij welke verrichting ik mijn exploit gedaan heb ter zijner woonplaats en aldaar sprekende met hem in persoon. De kosten dezer zijn: Handteekening van den zegel exploiteur. exploit palengeld .... De aanteekening van een mondeling relaas kan aldus luiden: Blijkens mondeling bericht van . . . . is de veroordeelde B. wonende te . . . .op heden .... 19 . opgeroepen om op . . . dag den ... 19 . des voormiddags te . . . uur voor mij te verschijnen ten einde te worden aangemaand om alsnog binnen 8 dagen aan den inhoud van bovenstaand vonnis te voldoen. . . . . den .... 19 . De president, Een Maleisch relaas kan aldus luiden: Pada hari ini tanggal .... 19 . saja . . . . beroemah di . . . . menoeroet (soerat) perentahnja kangdjeng toewan president landraad di . . . . tanggal . . . . . 19 . soedah panggil: B. beroemah di . akan menghadap pada kaug- djeng toewan president landraad jang terseboet dalem roemah jang dipergoenakan akan tempat pengadilan di . . . . pada hari .... tanggal .... 19 . pagi djam .... akan dikasih ingat jang didalam .... hari dia misti sampaikan boenjinja poetoesan landraad hal memoetoeskan perkara antara dia dan A. pada tanggal . . . . 19 . Maka saja mendjalankan ini pekerdjaan di tempat tinggalnja serta disana bitjara dengan dia sendiri. Ongkos2 Tanda tangan orang jang mendjalankan ini pekerdjaan. Aant. Zie ook formulier No. 9. N°. 47. Last tot inbeslagneming der goederen van den schuldenaar, (art. 201 Inl. Regl.) De president van den landraad te Gezien het in kracht van gewijsde gegaan vonnis van den landraad te . . . . dd 19 . . No. . . . tusschen A. eischer en B. gedaagde waarbij de . . . .') veroordeeld is tot . . . . Gelefc °P de achrüte'njke mededeeling van .... 2) dat de veroordeelde onyiUlg is om in der minne aan den inhoud nalatig van bovengemeld vonnis gevolg te geven, en op zijn verzoek om tenuitvoerlegging van 'dat vonnis; Overwegende dat de veroordeelde na overeenkomstig art. 200 van het Inlandsch Reglement te zijn opgeroepen om op den .... 19 .. te worden aangemaand om alsnog binnen 8 dagen aan den inhoud aan dit vonnis te voldoen, hierin tot heden in gebreke is gebleven ; Gelet op art. 201 van het bovengenoemd reglement; Gelast dat door den deurwaarder bijgestaan door den griffier dier rechtbank met inachtneming van het bepaalde bij art. 201 al. 3 van bovengemeld reglement zooveel roerende goederen, en, bij niet bevinding dan wel blijkbare ongenoegzaamheid daarvan zoovele onroerende goederen ï) Naam der party in wier nadeel het vonnis gewezen is. 2) Naam der party in wier voordeel het vonnis gewezen is. N°. 47. Last tot inbeslagneming der goederen van den schuldenaar, (art. 201 Inl. Regl.) De president van den landraad te Gezien het in kracht van gewijsde gegaan vonnis van den landraad te . . . . dd 19 . . No. . . . tusschen A. eischer en B. gedaagde waarbij de . . . . *) veroordeeld is tot . . . . Gelefc °P de achrüteiijke mededeeling van .... 2) dat de veroordeelde onyiUlg is om in der minne aan den inhoud nalatig van bovengemeld vonnis gevolg te geven, en op zijn verzoek om tenuitvoerlegging van 'dat vonnis; Overwegende dat de veroordeelde na overeenkomstig art. 200 van het Inlandsch Reglement te zijn opgeroepen om op den .... 19 .. te worden aangemaand om alsnog binnen 8 dagen aan den inhoud aan dit vonnis te voldoen, hierin tot heden in gebreke is gebleven ; Gelet op art. 201 van het bovengenoemd reglement; Gelast dat door den deurwaarder bijgestaan door den griffier dier rechtbank met inachtneming van het bepaalde bij art. 201 al. 3 van bovengemeld reglement zooveel roerende goederen, en, bij niet bevinding dan wel blijkbare ongenoegzaamheid daarvan zoovele onroerende goederen van den veroordeelde worden in beslag genomen, als vermoedelijk noodig zullen zijn om het bedrag der veroordeeling en bovendien de kosten der tenuitvoerlegging te verhalen, ten einde daarmede te handelen, zooals bij art. 202 van het aangehaalde reglement is voorgeschreven. Gedaan .... den . . . 19 . . De president, Aant. a. Volgens art. 201 al. 1 is een schriftelijke last noodzakelijk; het bevel kan dus niet mondeling gegeven worden. b. Over de vervanging van den deurwaarder, bode of dienaar der openbare macht zie formulier No. 10. c. In plaats van den griffier kan ook een ander Europeesch beambte door den president worden aangewezen. De landraadvoorzitter is hierin volkomen vrij. N°. 48. Proces-verbaal van het gelegd beslag op de goederen van den schuldenaar. (art. 201 Inl. Regl.) Op heden den .... 19 . heb ik... . wonende te ... . deurwaarder bij den landraad te . . . . *) uit kracht eener beschikking van den president dier rechtbank dd. . . . 19 . mij daartoe bijgestaan door den griffier bij dat college G ■ ■ ■ ■ Q ten huize yan 3 daartoe aangewezen ambtenaar X . . " wonende te . . .en aldaar sprekende met .... onder vertoon van voormelde beschikking, kennis gegeven van mijn voornemen om zoovele roerende goederen en bij niet bevinding dan wel blijkbare ongenoegzaamheid daarvan zoovele onroerende goederen van B. voormeld in beslag te i) Indien de last niet gegeven is aan een deurwaarder, behooren de woorden: «deurwaarder enz.» te vervallen. nemen, als vermoedelijk noodig zullen zijn om het bedrag der veroordeeling en bovendien de kosten der tenuitvoerlegging te verhalen van het vonnis van den landraad dd. . 19 . waarbij hij, B., ter zake daarbij omschreven, is veroordeeld tot . . . met de verschuldigde gerechtskosten ten bedrage van f . . .en zulks ten einde die goederen na verloop van minstens zeven dagen, bijaldien de veroordeelde alsdan nog niet aan den inhoud van het vonnis mocht hebben voldaan, op de gewone voorwaarden overeenkomstig het bepaalde bij artikel 202 van het Inl. Reglement in het openbaar aan de meestbiedenden te verkoopen. Na alvorens nogmaals, doch te vergeefs op onmiddellijke betaling van het verschuldigde te hebben aangedrongen, is door mij vervolgens beslag gelegd op de navolgende in het bezit van den schuldenaar gevonden goederen als: (ƒ. i.) al welke goederen ik, daar zulks zonder nadeel voor den schuldeischer kon geschieden ter bewaring aan den beslagene heb overgelaten, van welke verrichting ik aan het betrokken dorpshoofd kennis heb gegeven, met last om te zorgen, dat geen dezer goederen worde weggevoerd. Vervolgens heb ik mij met den bovengenoemden- dj^oe ——rr naar de woning van zekeren C. wo- aangewezen ambtenaar nende te . . . begeven, die volgens de opgave van den beslagene een hem toebehoorende kris met zilveren scheede in bruikleen van hem had, en heb ik aldaar sprekende met genoemden C. in persoon en onder vertoon van voormelde beschikking beslag gelegd op een kris met zilveren scheede, welke ik ter griffie van den landraad overgebracht heb. Aangezien de in beslag genomen roerende goederen blijkbaar ongenoegzaam waren om het bedrag der veroordeeling en bovendien de kosten der tenuitvoerlegging te verhalen, heb ik vervolgens beslag gelegd op de navolgende onroerende goederen van den veroordeelde zijnde: (ƒ. i.) Hierop heb ik den beslagene aangezegd, dat de boven , , , een nader vast te stellen dae vermelde goederen op -3 =7; -= ^ 0 * den .... 19 . . des voormiddags om . . uur door mij in het vendulokaal te . . . ten overstaan van het vendudepartement te in het openbaar aan de meestbiedenden zullen worden verkocht. Yan welke verrichtingen ik dit proces-verbaal heb opgemaakt, hetwelk door mij en den g"ffier voornoemd 0 1 J ambtenaar is onderteekend, en waarvan ik den beslagene die bij de inbeslagneming tegenwoordig was, de strekking heb medegedeeld. Handteekening v/d exploiteur. De griffier, ambtenaar. De kosten zijn : Zegel Vacatie beslag v/d deurwaarder . Vacatie beslag v/d griffier Palengeld v/d deurwaarder Palengeld v/d griffier Alleen indien de in beslagname der onder andere personen berustende goederen van den veroordeelde terstond na het beslag op de in zijn bezit gevonden goederen geschiedt, en beide beslagen dus als éêne doorloopende handeling kunnen worden beschouwd, kan hieruit bij één proces-verbaal blijken; in het andere geval zal een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt moeten worden. Indien geene goederen van den veroordeelde worden gevonden, stelle men instede van de 2e alinea van bovenstaand relaas, aanvangende met de woorden : „Na alvorens nogmaals" het volgende : „Na alvorens nogmaals doch te vergeefs op onmiddellijke betaling van het verschuldigde te hebben aangedrongen, heeft een daarop door ons ingesteld onderzoek echter geleid tot de bevinding, dat de veroordeelde geenerhande roerende noch onroerende goederen bezit, die zouden kunnen strekken om het bedrag der veroordeeling en bovendien de kosten der tenuitvoerlegging te verhalen". Van welke verrichting enz. {als boven.) Aant. a. De inbeslagneming mag zich niet uitstrekken tot het vee dat, en de gereedschappen welke volstrekt noodig zijn voor de uitoefening van het persoonlijk bedrijf van den veroordeelde. b. Beslag op inschulden kent het Inl. Regl. niet. N°. 49 Bekendmaking van executorialen verkoop. (art. 202 Inl. Regl.) EXECUTORIALE VERKOOP, Op dag den .... 1900 en negen des morgens ten tien ure, zal door mij deurwaarder bij den landraad te x) uit kracht van een bevel van den president van dien landraad, in het vendulokaal te ten overstaan van het vendudepartement te verkocht worden : een partij roerende goederen, bestaande uit: meubilair, tokogoederen, eetwaren en dranken, benevens: een perceel, gelegen te ... . aan de ... . straat in blok 1 deel verpondingsnmmer .... hebbende de navolgende belendingen: ') Zie aant. b. bij formulier No. 10. Ofschoon het houden van executoriale verkoopingen niet uitdrukkelijk in art. 428 Inl Regl. genoemd wordt, zou ik dat artikel toch tot dit geval willen uitbreiden. Executant .... wonende te geëxecuteerde .... wonende te . den .... 1909. De deurwaarder bij den landraad te Deze bekendmaking zal volgens plaatselijk gebruik, dus in den regel aan het vendulokaal, ter griffie, aan de woning van den geëxecuteerde en het kantoor van den resident of assistentresident aangeplakt worden, terwijl de verkoop ook door bekkenslag bekend gemaakt kan worden. Aant. Waar de executoriale verkoop van erfpachtsrechten op sawahs plaats vond ten overstaan van een commissie, benoemd door den assistent-resident van X, en niet van het vendukantoor te X, moet die verkoop worden nietig verklaard en het verkochte worden teruggegeven aan den geëxecuteerde. Landr. Bekasi 21 Juli 1902, Tijdschr. R. i. I. al. 80, blz. 195. N°. 50. Schriftelijke last tot tenuitvoerlegging van een vonnis, waarbij is veroordeeld tot betaling eener som het bedrag van f 50 niet te boven gaande. (art. 203 Inl. Regl.) De president van den landraad te Gelezen het in kracht van gewijsde gegaan vonnis van den landraad te dd 19 . . No. . . tusschen A. eischer en B. gedaagde, waarbij de gedaagde B. veroordeeld is tot ; Gehoord de mededeeling van A. dat de veroordeelde onwillig .g om aan den jnjj0U(j van bovengenoemd vonnis nalatig gevolg te geven, en zijn verzoek tot tenuitvoerlegging daarvan; Gelet op art. 203 van het Inlandsch Reglement; Draagt de executie van dit vonnis op de roerende goederen van den veroordeelde op aan x) Gelast den voornoemd hem, president van den landraad, verslag te doen van den afloop der tenuitvoerlegging. Gedaan te den 19 . . De president vd, Eenvoudiger schijnt het dit bevel mondeling te geven, waarvan men onder de minuut van het vonnis de volgende aanteekening kan stellen: De executie van dit vonnis op de roerende goederen van den veroordeelde wordt hierbij opgedragen aan met last daarvan na afloop verslag te doen. Gedaan te den 1909. De president, Aant. Mutatis mutandis zijn deze en de volgende formulieren bij de executie van dwangschriften en vendugrossen het bedrag van f 50.— niet te boven gaande te gebruiken. N°. 51. Schriftelijk verslag van een inlandsch hoofd belast met de tenuitvoerlegging van een vonnis, waarbij is veroordeeld tot betaling eener som het bedrag van ƒ50 niet te bovengaande, (art. 203 jcto. 102 e.v. Inl. Regl.) Kapada padoeka kangdjeng toewan President Landraad jang terhormat di Menoeroet soerat padoeka kan dj eng toewan tanggal . .... 19 . No dalam mana saja N. N. wedono ') In te vullen den naam en kwaliteit van het districtshoofd, of het met dezen in rang gelijkstaand of met gelijke functien belast inlandsch hoofd, aan wien de executie wordt opgedragen. district afdeeling residentie . . . . diperentah akan mendjalankan soerat poetoesan landraad di tanggal 19 .No dalam poetoesan mana orang laki-laki- slam B. soeda dihoekoem akan membajar pada orang laki-laki slam mana A. satoe djoemblah oewang banjaknja ƒ35.— dengan belandja-belandja perkara, maka saja memberi tahoe dengan hormat pada padoeka kangdjeng toewan jang pada hari .... tanggal .... 19 . saja soedah kasih inget pada orang dihoekoem itoe jang didalem delapan hari dia misti sampaikan boenjinja poetoesan jang terseboet. Maka sasoedahnja liwat itoe tempo belom djoega disampaikan boenjinja itoe poetoesan, saja lantas bersama-mana C ') dan D pergi ka roemahnja orang jar.g dihoekoem B. dau disana saja soedah beslag dihadapannja barang-barang jang kita orang soedah taksir arganja sabagimana akan dinjatakan satoe-satoenja ja itoe: Satoe almari arga ƒ Koetika pada hari tanggal 19 . . saja soedah djoewal dengan lelang barang-barang jang terseboet diatas di hadapannja £ 2) dan F 2) menoeroet peratoeran jang dioendjoekkan oleh orang jang dihoekoem itoe, dengan oewang toenai, boewat harga jang akan dinjatakan dibawah ini: almari arga ƒ 16,50 Djoemlah ƒ16,50 Maka harga tawaran dari barang-barang jang salainnja ada dibawah arga taksiran, maka ini barang-barang saja lantas serahkan pada orang jang minta executie A. jang djoega ada sama-sama boewat arga ƒ20 ja itoe: satoe koesi arga ƒ Djoemlah ƒ 20. ') In te vullen de namen der getuigen in wier tegenwoordigheid de in beslagname is geschied, (art. 104). !) In te vullen de namen der getuigen in wier tegenwoordigheid de verkoop geschiedt (art. 105). Sasoedahnja sampai djoemlah perhoetangan itoe lantas saja serahkan ƒ 15 dari pada oewang itoe kapada orang jang minta executie dan jang satinggalnja ja itoe ƒ 1.50 bersama-sama barang-barang jang soedah dibeslag dan jang tiada sampai terdjoewal saja kasih kombali kapada orang jang dihoekoem itoe. Maka dari pada pekerdjaan jang terseboet diatas saja soedah memperboewat ini verslag. N. N. Wedono district N°. 52. Last tot in beslagneming der onroerende goederen van den veroordeelde tot tenuitvoerlegging van een vonnis strekkende tot betaling eener som het bedrag van f 50 niet te boven gaande. (art. 203 al. 2 Inl. Regl.) De president van den landraad te ... . Gezien het in kracht van gewijsde gegaan vonnis van dezen landraad dd 19 . . No. . . gewezen tusschen A. eischer en B, gedaagde, waarbij B veroordeeld is tot ...... Gelet op de mededeeling van A '), dat de veroordeelde onwillig .g aan van bovenvermeld vonnis nalatig gevolg te geven, en op zijn ^o^deling verzoek tot tenuitvoerlegging van dat vonnis; Nog gelet le op den achrl't^1üken ]ast dd . . . . 19 . . 00 ^ mondelingen waarbij de tenuitvoerlegging van gemeld vonnis op de roerende goederen van den veroordeelde is opgedragen aan .... t) Naam van de partij in wier voordeel het vonnis gewezen is. en 2e. op het "^iftei^k vers'aS van den afloop der verrichtingen van genoemden ambtenaar; Overwegende dat blijkens bovenvermeld verslag de verkoop der roerende goederen van den veroordeelde slechts f 10.— heeft opgebracht, terwijl de veroordeeling strekt tot betaling van een bedrag van f 35.— ongerekend de proceskosten, zoodat niet genoeg roerende goederen zijn gevonden om daarop het bedrag der veroordeeling en bovendien der kosten der tenuitvoerlegging te verhalen; Gelet op de artikelen 201, 202 en 203 van het Inlandsch Reglement. Gelast den deurwaarder') bij dezen landraad de onroerende goederen van den veroordeelde voor zooveel noodig, op de in art. 201 van het voren aangehaald reglement aangegeven wijze in beslag te nemen om met inachtneming van de in dat reglement voorgeschreven formaliteiten te worden verkocht. Gedaan te . . . den . . . 19. . De president, Aant. Deze last moet ambtshalve en schriftelijk gegeven worden. N°. 53. Verzet van den schuldenaar tegen de tenuitvoerlegging van een vonnis in geval van beslaglegging. (art. 204 Inl. Regl.) Aan den president van den landraad te Geeft met verschuldigden eerbied te kennen B van beroep timmerman wonende te ') Zie aant. b. bij formulier No. 11). Aant. Deze last moet ambtshalve en schriftelijk gegeven worden. N°. 53. Verzet van den schuldenaar tegen de tenuitvoerlegging van een vonnis in geval van beslaglegging. (art. 204 Inl. Regl.) Aan den president van den landraad te Geeft met verschuldigden eerbied te kennen B van beroep timmerman wonende te dat hij, rekestrant. zich verzet tegen het executoriaal beslag, bij exploit van . . . . dd 1909 ten verzoeke van A. van beroep .... wonende te . . . gelegd op de roerende goederen van den rekestrant; dat toch behalve op het in z^jne woning aanwezige meubilair bij die gelegenheid beslag is gelegd op een partij timmermansgereedschappen bestaande uit enz welke volstrekt benoodigd zijn voor de uitoefening van zijn persoonlijk bedrijf van timmerman, dat volgens het bepaalde bij art. 201 al. 3 van het Inl. Reglement de inbeslagneming der roerende goederen van den schuldenaar zich niet tot de bovenvermelde goederen mag uitstrekken, Weshalve rekestrant verzoekt dat bij vonnis van den landraad de opheffing van het executoriaal beslag op voormelde goederen worde bevolen, met veroordeeling van den arrestant in de kosten van dit geding. 't Welk doende enz. Handteekening v/d. verzoeker. den 1909. Aant. a. Het verzet kan ook mondeling geschieden, als wanneer de president van den landraad daarvan aanteekening zal houden, waarvoor men het formulier No. 9 mutatis rautandis kan gebruiken. b. Tegen de executie van vonnissen door den Inlandschen rechter gewezen kan alleen verzet worden gedaan op grond, dat aan het vonnis is voldaan, dat de door de wet gestelde vormen en formaliteiten niet zijn opgevolgd, dan wel bij verzet door derden op eirond dat de in beslag genomen goederen den beslagene niet zouden toebehooren. R. v. J. Soer. 27 April 1892 Wkbl. v. h. R. no. 1564. welke volstrekt benoodigd zijn voor de uitoefening van zijn persoonlijk bedrijf van timmerman, dat volgens het bepaalde bij art. 201 al. 3 van het Inl. Reglement de inbeslagneming der roerende goederen van den schuldenaar zich niet tot de bovenvermelde goederen mag uitstrekken, Weshalve rekestrant verzoekt dat bij vonnis van den landraad de opheffing van het executoriaal beslag op voormelde goederen worde bevolen, met veroordeeling van den arrestant in de kosten van dit geding. 't Welk doende enz. Handteekening v/d. verzoeker. den 1909. N°. 54. Beslissing van den landraad op het verzet van den schuldenaar tegen de tenuitvoerlegging van een vonnis. (art. 204 Inl. Regl.) De landraad te rechtsprekende ia burgerlijke zaken heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van : B. van beroep timmerman wonende te eischer en opposant, contra A. van beroep .... wonende te ... . gedaagde en geopposeerde. De landraad voornoemd; Gehoord partijen; Gezien de stukken ; Ingewonnen het gevoelen van den hoofddjaksa en dat van den adviseur; Ten aanzien der daadzaken: Overwegende dat de eischer, bij verzoekschrift dd. . . . . 1909 in verzet is gekomen tegen het door . . . . op den . . . . jl. gelegd beslag op zijne (des eischers) goederen op grond dat en mitsdien heeft verzocht dat het den landraad moge behagen de opheffing van dat beslag te bevelen, met veroordeeling van den gedaagde in de kosten van het geding; Overwegende dat naar aanleiding van dat verzoekschrift de president yan den landraad bij beschikking van den . . . . 1909 heeft bevolen de ten rekeste bedoelde executie te schorsen, met last tot oproeping van partijen tegen de terechtzitting van den .... 1909; Overwegende dat ten dage dienende de eischer heeft volhard bij zijnen ten rekeste gedanen eisch op de gronden daarin vermeld; Overwegende dat de gedaagde en geopposeerde erkennende dat eischer en opposant het beroep van timmerman uitoefent en dat de inbeslagneming zijner goederen zich heeft uitgestrekt tot de gereedschappen, die eischer en opposant voor de uitoefening van zijn bedrijf noodig heeft, voor zooveel betreft de gevraagde opheffing van het gelegd beslag, zich heeft gedragen aan het oordeel van den rechter, doen ten aanzien der kosten van het geding heeft te kennen gegeven, dat deze zijns inziens behooren te worden gedragen door hem, die het beslag verkeerdelijk heeft gelegd; Overwegende dat partijen hierop vonnis verzocht hebben; Ten aanzien van het recht: Overwegende dat tusschen partijen in confesso is en daarenboven nog uit het overgelegd daarvan opgemaakt proces-verbaal van beslag dd 1909 blijkt, dat op genoemden datum ten verzoeke van gedaagde en geopposeerde als executant van het tegen den eischer en opposant op den 1909 door den landraad te ... . gewezen vonnis, door den deurwaarder bij genoemden landraad .... beslag is gelegd op de roerende goederen van den veroordeelde en dat onder de in beslag genomen goederen zich een partij timmermansgereedschappen bevonden, bestaande uit: ^ . . , . , welke, daar de veroordeelde timmerman van beroep is, volstrekt benoodigd zijn voor de uitoefening van zijn bedrijf; Overwegende dat volgens het bepaalde bij artikel 201 al. 3 van het Inlandsch Reglement de inbeslagneming der roerende goederen van den schuldenaar zich niet mag uitstrekken tot de gereedschappen, welke volstrekt benoodigd zijn voor de uitoefening van het persoonlijk bedrijf van van den veroordeelde: Overwegende dat dit geval zich in casu voordoet, en het beslag op deze boven nader omschreven goederen dus is gelegd in strijd met de wet en mitsdien behoort te worden opgeheven; Overwegende dat het beslag op de overige goederen, als zijnde behoorlijk gelegd, stand kan houden: Formulierboek 8 Overwegende dat alhoewel de gedeeltelijke onwettigheid van het gelegd beslag is toe te schrijven aan een verzuim van .... deze echter, als zijnde niet door eischer en opposant in het geding geroepen, niet in de kosten van de procedure verwezen kan worden en deze kosten dus behooren te komen ten laste van gedaagde geopposeerde x); Gelet op de artt. 166, 167, 168, 183, 185, 201, en 204 van het Inlandsch Reglement; Rechtdoende: Gelast de opheffing van het op den 1909 krachtens een vonnis van den landraad dd. . . . 1909 op een schriftelijk bevel van den president van dit college dd 1909, door op de goederen van eischer en opposant gelegd beslag, voor zooveel betreft de inbeslag genomen partij schoenmakersgereedschappen, bestaande uit: Handhaaft dat beslag voor het overige, Veroordeelt den gedaagde en geopposeerde tot betaling van de kosten dezer procedure begroot op / . Aldus gewezen enz. (zie het slot van formulier No. 41). N°- 55 Bevel tot schorsing van de tenuitvoerlegging. (art 204 al 3 Inl. Regl.) De president van den landraad te ... Gelezen bovenstaand rekest; Overwegende dat blijkens proces-verbaal dd. . . . 1909 door ten laste van den rekestrant zijn in beslag genomen behalve eenige in dat proces-verbaal vermelde roerende goederen : een partij timmermansgereedschappen nader omschreven in gemeld proces-verbaal, welke volgens rekestrant als *) Wat echter niet belet, dat deze den deurwaarder later tot betaling dezer kosten en eveneens van die welke door het verkeerdelijk gelegde beslag zijn veroorzaakt, in rechte zal kunnen aanspreken. N°- 55 Bevel tot schorsing van de tenuitvoerlegging. (art 204 al 3 Inl. Regl.) De president van den landraad te ... Gelezen bovenstaand rekest; Overwegende dat blijkens proces-verbaal dd. . . . 1909 door ten laste van den rekestrant zijn in beslag genomen behalve eenige in dat proces-verbaal vermelde roerende goederen : een partij timmermansgereedschappen nader omschreven in gemeld proces-verbaal, welke volgens rekestrant als behoorende tot de gereedschappen, welke hij voor de uitoefening van zijn bedrijf van timmerman volstrekt noodig heeft, niet in beslag hadden mogen worden genomen; Overwegende dat volgens het bepaalde bij artikel 201 al. 3 van het Inlandsch Reglement de inbeslagneming der roerende goederen van den schuldenaar zich niet mag uitstrekken tot gereedschappen, welke volstrekt benoodigd zijn voor de uitoefening van het persoonlijk bedrijf van den veroordeelde; Overwegende dat derhalve de bewering van den rekestrant, die zegt van beroep timmerman te zijn, en boven gemelde goederen, welke blijkens hunne benaming inderdaad timmermansgereedschappen zijn, voor de uitoefening van zijn bedrijf noodig te hebben, en dat mitsdien het beslag op die goederen niet wettig is, niet geheel ongegrond schijnt te zijn, en dus de executie in afwachting van de beslissing \an den landraad, behoort te worden geschorst; Gelet op art. 204 van het Inlandsch Reglement; Gelast de schorsing der tenuitvoerlegging van het bovenvermeld vonnis, Beveelt den deurwaarder *) bij dezen landraad partijen op te roepen om te verschijnen ter terechtzitting van dezen landraad te houden op ... . dag den ..... 1909 des voormiddags om ... . uur als wanneer de landraad omtrent het ten rekeste gedane verzoek zal beslissen. Gedaan te den .... 1909. De president voornoemd, Het schijnt echter veel eenvoudiger dezen last mondeling te geven, als wanneer de daarvan te stellen aanteekening aldus kan luiden: Aan den deurwaarder bij dezen landraad wordt hierbij door mij gelast partijen op te roepen ter terechtzitting van . . . dag, . . . 1909 des morgens om 8 uur. ') Zie de aant. b. bij formulier No, 10. Het schijnt echter veel eenvoudiger dezen last mondeling te geven, als wanneer de daarvan te stellen aanteekening aldus kan luiden: Aan den deurwaarder bij dezen landraad wordt hierbij door mij gelast partijen op te roepen ter terechtzitting van . . . dag, . . . 1909 des morgens om 8 uur. De tenuitvoerlegging wordt geschorst. Gedaan te . . . den . . . 1909. De president, Aant. a. Dit bevel of deze aanteekening zal men aan den voet van het bevelschrift of van de van het mondeling gedaan verzet gehouden aanteekening kunnen schrijven. b. Het al of niet bevelen der schorsing van eene executie naar aanleiding van een daartegen gedaan verzet staat geheel ter beoordeeling van den landraadvoorzitter. Pres. Landr. Tangerang 31 Januari 1894, Wkbl. v. h. R. no. 1599. N°. 56. Schriftelijk verzet van een derde op grond van beweerden eigendom der in beslag genomen goederen. ^art. 205 Inl. Regl.) Aan den president van den landraad te ... . Geeft met verschuldigden eerbied te kennen C. van beroep .... wonende te ... . dat bij exploit van . . . . dd 19 . ten verzoeke van A. van beroep .... wonende te . als executant en ten laste van B van beroep . . . wonende te . . . .als geëxecuteerde onder anderen zijn in beslag genomen de navolgende goederen, als: (ƒ. i.) dat rekestrant zich verzet tegen den executorialen verkoop der opgenoemde goederen, vermits deze zijn eigendom zijn, zooals blijkt uit enz., {vermelding der redenen), Weshalve hij, rekestrant, verzoekt, dat bij vonnis van den landraad het executoriaal beslag op de hierboven vermelde goederen na verhoor of behoorlijke oproeping van den geëxecuteerde worde opgeheven, met veroordeeling van den executant tot vergoeding van de kosten, schaden en Aant. a. Dit bevel of deze aanteekening zal men aan den voet van het bevelschrift of van de van het mondeling gedaan verzet gehouden aanteekening kunnen schrijven. b. Het al of niet bevelen der schorsing van eene executie naar aanleiding van een daartegen gedaan verzet staat geheel ter beoordeeling van den landraadvoorzitter. Pres. Landr. Tangerang 31 Januari 1894, Wkbl. v. h. R. no. 1599. interessen, door den rekestrant gehad en geleden of nog te hebben en te lijden ten gevolge van het onrechtmatig gelegd beslag, en in de kosten van dit rechtsgeding. 't Welk doende enz, Handteekening v/d verzoeker. den 19 . Aant. De oproeping van den geëxecuteerde voor den landraad is geen vereischte voor de ontvankelijkheid van het verzet tegen een executoriaal beslag. R. v. J. Soer. 10 Juni 1903 Tijdschr. R. i. I. dl 81 blz. 121. In tegengestelden zin oordeelde echter diezelfde raad bij vonnis van 26 April 1899 Tijdschr. R. i. I. dl. 72, blz. 423, en de R. v. J. te Semarang bij vonnis van 24 Dec. 1902 Tijdschr. R. i. I. dl. 80, blz. 202. Alhoewel deze beide laatste beslissingen mij minder juist toeschijnen, komt het veiliger voor den geëxecuteerde maar steeds in het geding te roepen, iets wat in elk geval aanbevelenswaardig is. De landraadvoorzitter doet goed zijn medewerking daartoe te verleenen, wanneer de eischer, verzuimd heeft den geëxecuteerde in het geding te roepen. N°. 57. Schriftelijk verzoek tot gijzeling van een veroordeelden schuldenaar. (art. 206 Inl. Regl.) Aan den president van den landraad te Geeft met verschuldigden eerbied te kennen A., van beroep wonende te dat de executoriale verkoop van de goederen van B., van beroep wonende te waarop, ter verzekering van de uitvoering van het vonnis van' den landraad dd 19 . . houdende veroordeeling van dien persoon tot betaling aan rekestrant van eene som van f ... . met de verschuldigde gerechtskosten ten bedrage van f ... . beslag is gelegd bij exploit van . dd 19 . ., blijkens het hierbij overgelegd extract uit de vendurol, slechts heeft opgebracht eene som van f .... , dat rekestrant alzoo van den veroordeelde nog te vorderen heeft eene som van f ... . ongerekend het bovenvermeld bedrag aan gerechtskosten, redenen, waarom rekestrant zich wendt tot UEdG. met het verzoek een schriftelijken last te willen afgeven tot gijzeling van den schuldenaar B. voornoemd voor den tijd van hoogstens . . . maanden (jaren) aan een tot het doen van exploiten bevoegd persoon. 't 'Welk doende enz. Handteekening v. d. verzoeker. .... den .... 19 . . Indien de veroordeelde geenerhande goederen bezit, die zouden kunnen strekken om de uitvoering van het vonnis te verzekeren, kan de 2e alinea van bovenstaand formulier luiden als volgt: dat blijkens 't exploit van . . . . dd 19 . . in het bezit van den genoemden schuldenaar geenerhande goederen zijn gevonden, die zouden kunnen strekken om de uitvoering te verzekeren van het vonnis van den landraad dd 19 . . houdende veroordeeliDg van A. van beroep .... wonende te . . . ., tot betaling aan rekestrant enz. (als boven). Aant. Het verzoek tot gijzeling kan ook mondeling gedaan worden. N°. 58. Last tot gijzeling van een schuldenaar (art. 206 Inl. Regl.) De president van den landraad te ... Overwegende, dat blijkens verklaring van A. gestaafd door de overgelegde stukken —ëeenerhan—— goederen voor0 0 geene genoegzame D handen zijn, om de uitvoering van het vonnis van den landraad dd 19 . . te verzekeren; Gelet op het ^"fftelp verzoek van genoemden A > en op de artt. 206 en volgende van het Inlandsch Reglement; Gelast den deurwaarder bij dezen landraad V den veroordeelde B. met inachtneming der bij het aangehaalde reglement voorgeschreven formaliteiten voor den tijd van hoogstens . . . maanden (jaren) in gijzeling te stellen. Gedaan te ... . den .... 19 . . De president voornoemd, Aant. a. Deze last moet altijd schriftelijk zijn. b. Omtrent de gevallen waarin, den duur waarvoor en de plaatsen waar gegijzeld mag worden zie men de artt. 207, 208 en 209 Inl. Regl. en Stbl. 1874 No. 94, 1875 No. 249, No. 188B No. 68. Bij het bepalen van den duur der gijzeling komen de verschuldigde proceskosten niet in aanmerking. c. De door den landraadvoorzitter krachtens art. 206 Inl. Regl. te verleenen last tot ingijzelingstelling is eene formaliteit, waaraan op verzoek van den triomfant moet worden voldaan, evenals met hetrekking tot den door dien voorzitter te geven last tot het leggen van executoriaal beslag het geval is. Het recht tot gijzeling ontstaat dus niet door dien last, doch door het vonnis van den landraad, waarbij de schuldenaar veroordeeld is. HGHof cfm, R. v. J. Bat. Wkbl. v. h. R. no. 1795, R. i I. dl. 69, blz. 306 e. v. d. Behoudens het geval, dat volgens art. 208 Inl. Regl. geen lijfdwang is toegestaan, is de landraadvoorzitter verplicht den gevraagden last tot lijfsdwang te verleenen, al moge reeds dadelijk van de onwettigheid daarvan kunnen blijken, zijnde de beslissing hieromtrent bij verzet van den schuldenaar aan den landraad voorbehouden. R. v. J. Bat. 24 Maart 1896, Wkbl. v. h. R. no. 1832. e. De omstandigheid, dat de vreemde Oosterlingen bij Stbl. 1855 no. 79 o. a. ten aanzien van de bepalingen omtrent den staat van onvermogen aan de Europeesche wetgeving onderworpen zijn verklaard, verhindert niet de ingijzelingstelling van een in staat van kennelijk onvermogen verklaar- ') Zie aanteekening b bij formulier no. 9. den Chinees, ook huiten de gevallen van art. 580 R.v. bedoeld, (art. 906 Rv.) indien zij de tenuitvoerlegging betreft van een vonnis door den landraad gewezen naar aanleiding van een vordering niet gegrond op de toepasselijk verklaarde Europeesche wetgeving (in casu de toebedeeling van een aandeel in eene nalatenschap) HGHof 21 Oct 1897 Tijdschr. R. i. I. dl. 69, blz. 302 en Wkbl. v. h. R. no. 1795. N°. 59. Schriftelijk verzet tegen de tenuitvoerlegging der gijzeling, (art. 210 Inl. Regl.) Aan den president van den landraad te Geeft met verschuldigden eerbied te kennen B., van beroep , wonende te .... , dat heden den 19 . . des voor- (na-) middags te . . . uur. X . . . .x) zich heeft vervoegd ten huize van rekestrant, ten einde over te gaan tot de tenuitvoerlegging van den schriftelijken last hem door UwEG. op den .... dezer afgegeven, om den rekestrant voor den tijd van .... maanden (jaren) in gijzeling te stellen, ter verzekering van de tenuitvoerlegging van het vonnis van den landraad dd 19 . . houdende veroordeeling van den rekestrant tot betaling aan A. van beroep .... wonende te . ... van eene som van ƒ . . , benevens de verschuldige gerechtskosten ten bedrage van ƒ . . . ., dat rekestant zich tegen die tenuitvoerlegging verzet, aangezien de bevolen gijzeling is onwettig, dat toch enz., (ontwikking van de gronden van het verzet), dat rekestrant ter zake voorschreven de beslissing van den landraad wenscht in te roepen, redenen, waarom rekestrant zicb bij deze wendt tot ') Naam en kwaliteit van den persoon wien opgedragen is het bevel lot gijzeling ten uitvoer te leggen. UwEG. met het verzoek, om, in afwachting van de uitspraak van den landraad, de tenuitvoerlegging van den door UwEG. gegeven last te schorsen en voorts de zaak te brengen in de eerstvolgende vergadering van den landraad, opdat door dezen worde beslist op het door rekestrant gedaan verzet en zijn bij deze tot den landraad gericht verzoek, dat het der rechtbank moge behagen, de bevolen gijzeling te verklaren nietig en van onwaarde, en mitsdien X . . . .te gelasten aan de verdere tenuitvoerlegging daarvan geen gevolg te geven. 't Welk doende enz. Handteekening v/d. verzoeker. den 19 . . N°. 60. Beslissing van den president van den landraad op het verzet van den schuldenaar tegen de tenuitvoerlegging der gijzeling, in afwachting der uitspraak van die rechtbank, (art 210 Inl. Regl.) De president van den landraad te Gelezen het verzoekschrift van den schuldenaar B. voornoemd; Overwegende dat de door hem aangevoerde bezwaren tegen de tenuitvoerlegging van de bevolen gijzeling me^an genoegzaam gewicht zijn voorgekomen, om, in afwachting vaa de uitspraak van den landraad, de tenuitvoerlegging voorloopig te schorsen, vermits enz Gelet op art. 210 van het Inlandsch Reglement: Beveelt den deurwaarder bij dezen landraad de tenuitvoeilegging der bij den schuldenaar B. krachtens dezerzijdsche beschikking dd. het dezerzijdsche bevelschrift 19 . jl. bevolen dd 19 . jl. en niet- gijzeling in afwachting der tegenstaande het door hem beslissing van den landraad tegen de tenuitvoerlegging op het daartegen door den van dat bevel gedaan verzet schuldenaar B. gedaan verzet, onmiddellijk in gijzeling te voorloopig te schorsen, stellen, en den schuldenaar en alsook den schuldeischer A ter terechtzitting van den landraad, die zal zijn op dag, den 19 . . des voormiddags om . . . uur op te roepen, Beveelt dat de gegijzelde alsdan in persoon van den landraad zal worden gebracht. Gedaan te ... . den .... 19 . De president voornoemd, Ingeval van mondeling verzet tegen de tenuitvoerlegging eener gijzeling kan de Beslissing van den president van den landraad aldus luiden: De president van den landraad te ... . Gehoord den schuldenaar B van beroep wonende te , die bij de tenuitvoerlegging der tegen hem bevolen gijzeling verzocht heeft voor hem gebracht te worden, en als toen op grond van de volgende bezwaren zich tegen de tenuitvoerlegging van de gijzeling verzet heeft,. dat toch enz. (ontwikkeling der gronden van verzet). Overwegende enz. als boven. Aant a. Dit bevel te stellen hetzij onder het schriftelijk: verzet, hetzij ingeval de schuldenaar zich mondeling heeft verzet, onder het bevelschrift tot gijzeling. b. De door den landraad genomen beslissing wordt op de gewone wijze aan den schuldenaar bekend gemaakt, en is aan hooger beroep onderworpen (art. 215 al. 6). Bij gegrondbevinding van het verzet houdt de zaak daarmede op. In het tegenovergesteld geval geeft de president van den landraad naar aanleiding van de beslissing van den landraad een hernieuwd bevel tot gijzeling, en wordt de schuldenaar alsnog desnoods bij voorraad in gijzeling gesteld, (zie het slot van formulier No. 61.) N°. 61. Proces-verbaal van gijzeling. Heden den . . . .. 19 . . heb ik . . ~. . wonende te ... . deurwaarder bij den landraad te ... . ingevolge een bevelschrift van den president van dien landraad dd 19 . hetwelk door mij vooraf is vertoond aan den hoofddjaksa bij genoemde rechtbank en door dezen voor „gezien" is onderteekend, mij begeven ten huize van B., wonende te . . . ., en aldaar sprekende met hem in persoon, hem verklaard dat uit kracht van voormeld bevelschrift en ter verzekering van de uitvoering van een vonnis van den landraad dd 19 . . , waarbij hij ter zake daarbij omschreven is veroordeeld tot betaling aan A., wonende te ... . van een som van f ... . benevens de verschuldigde gerechtskosten ten bedrage van ƒ . . . ., wordt gesteld in gijzeling voor den tijd van . . . . , en hem aangemaand om mij te volgen naar de tot gijzeling bestemde gevangenis te , waartoe hij zich bereid heeft verklaard, waarop ik hem naar gezegde gevangenis heb overgebracht, alwaar ik hem heb overgeleverd aan den cipier N. N., die hem heeft in bewaring genomen op vertoon van het hierboven bedoeld bevelschrift en na van mij als voorschot voor het onderhoud van den gegijzelde gedurende dertig dagen te hebben ontvangen eene som van f . . . . Van al welke verrichtingen door mij is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door mij en den cipier voornoemd is onderteekend. Handteekening v/d exploiteur. De kosten dezer zijn: Zegel proces-verbaal f 1.50 Vacatie gijzeling . . - 5.— Palengeld - ... Samen ƒ In geval van verzet tegen de tenuitvoerlegging der gijzeling moeten aan het slot der eerste alinea van bovenstaand formulier de woorden: „waartoe hij zich bereid heeft verklaard" vervallen en kan het proces-verbaal alsdan verder luiden als volgt: „Waarop hij mij heeft te kennen gegeven, daartoe niet genegen te zijn, maar zich ^"deling te willen wenden tot den president van den landraad tot het doen van verzet tegen de tenuitvoerlegging der bevolen gijzeling. Na een dienovereenkom- Alvorens mij tot dat einde stig opgemaakt verzoek- met den gegijzelde tot den schrift van hem te hebben president van den landraad ontvangen, ter overbrenging te begeven, heb ik, deuraan den president van den waarder van bovenstaande landraad, heb ik, in afwach- verrichtingen dit procesting der beslissing van dien baal opgemaakt. ambtenaar, eene wacht geplaatst vóór het huis van den gegijzelde ter voorkoming zijner ontvluchting. Van welke verrichtingen door mij is opgemaakt dit procesverbaal. Handteekening v/d exploiteur. Indien de schuldenaar ingevolge de gevallen beslissing van den landraad in gijzeling wordt gesteld, dient een vervolgprocesverbaal te worden opgemaakt, hetwelk zal kunnen luiden als volgt: Heden den 19 . heb ik wonende te ingevolge een bevelschrift van den president van den landraad, mij begeven ten huize van B. wonende te .... en aldaar sprekende met hem in persoon, onder overgave van een afschrift van het bevelschrift van den president van den landraad dd 19 . hem verklaard, dat hij uit kracht daarvan alsnu in gijzeling wordt gesteld, en hem aangemaand om mij te volgen naar de tot gijzeling bestemde gevangenis te ... . waartoe hij zich bereid heeft verklaard. Waarop ik enz. (gelijk het slot van het proces-verbaal, zooals dit luidt in geval geen verzet is gedaan). Aant. De gevangenbewaarder moet krachtens art. 212 al. 2 den griffier van den landraad binnen 24 uren mondeling of schriftelijk van de plaats gehad hebbende inhechtenisstelling kennis geven. N°. 02. Bevel tot ontslag uit de gijzeling (art. 213 Inl Regl) De president van den landraad te ... . Overwegende, dat, blijkens mededeeling van den gevangenbewaarder de kosten van het onderhoud van den gegijzelde B. door zijnen schuldeischer A. niet op den bepaalden tijd zijn voldaan; Gelet op de a^°ftëhjke vorderin8 van den gegijzelde voornoemd tot zijn ontslag uit de gijzeling; Gelet op art. 213 al. 2 van het Inlandsch Reglement; Beveelt dat de gegijzelde B. onverwijld uit de gijzeling worde ontslagen; Belast den hoofddjaksa .... bij dezen landraad met de tenuitvoerlegging van dit bevel. Gedaan te den .... 19 . . De president voornoemd, Ingeval de gevangenbewaarder de vordering doet, moet deze alinea luiden : „Gelet op de vordering van dien ambtenaar tot ontslag uit de gijzeling van bovengenoemden gegijzelde". Aant. Ook van de uitvoering van dit bevel moet de gevangenbewaarder binnen 24 uren den griffier van den landraad kennis geven. N°. 63. Schriftelijk verzoek van een gegijzelde tot nietigverklaring zijner inhechtenisneming. (art. 215 Inl. Regl.) Aan den landraad te Geeft met verschuldigden eerbied te kennen B., van beroep .... wonende te ... . zich thans bevindende in de gevangenis te dat rekestrant, blijkens het hierbij overgelegde procesbaal van . . . . dd 19 . . krachtens bevelschrift van den president van den landraad te ... . van den . . . . 19 . , en ter verzekering van de uitvoering van het vonnis van dien landraad van den .... 19 . . houdende veroordeeling van rekestrant tot betaling aan A., van beroep wonende te van eene som van f . . . benevens de verschuldigde gerechtskosten ten bedrage van f . . . , in gijzeling is gesteld, en zich dientengevolge alsnu bevindt in de gevangenis hierboven vermeld, dat rekestrant vermeent wederrechtelijk in gijzeling te zijn gesteld, dat toch enz. {ontwikkeling van de gronden van het verzoek), redenen, waarom rekestrant zich wendt tot den landraad met het verzoek, dat het der rechtbank moge behagen, de gedane gijzeling van rekestrant nietig en van onwaarde te verklaren en mitsdien te gelasten, dat hij onmiddellijk uit de gijzeling zal worden ontslagen, met verklaring wijders, dat dit vonnis, ingevolge het voorlaatste lid van art. 215 van het Inlandsch Reglement is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hooger beroep, en met veroordeeling van dengene, ten wiens behoeve de gijzeling is verleend en tenuitvoer gelegd, zijnde A. voornoemd, in de kosten van dit geding. 't Welkdoende enz. Handteekening v/d verzoeker. . . . . den .... 19 . Op het verzoek wordt beslist bij een vonnis van den landraad, waarvan ingeval van toewijzing der verordening het dipositief kan luiden: Wijst de gedane vordering toe; Verklaart mitsdien nietig en van onwaarde de bij procesverbaal van . . . . dd 19 . gedane gijzeling van den eischer, met last dat hij onmiddellijk uit de gijzeling zal worden ontslagen; Verklaart voorts, dat dit vonnis krachtens de wet is uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande hooger beroep; Veroordeelt den gedaagde {d. i. dengene ten wiens behoeve de gijzeling is verleend en tenuitvoergelegd) in de kosten van dit geding begroot op / . . . . Aldus enz. Bij afwijzing van het verzoek zal het dipositief kunnen luiden: Ontzegt den eisch, Verklaart goed en van waarde de bij proces-verbaal van . . . . dd. . . .19 . gedane gijzeling van den eischer, Veroordeelt den eischer in de kosten van dit geding begroot op f. . . ., Aldus enz. N°. 64. Bevel van den president van den landraad, indien tengevolge van bovenstaand verzoekschrift (formulier No. 63) de persoonlijke verschijning van den gegijzelden schuldenaar en van den schuldeischer noodig wordt bevonden. (art. 215 al. 3 Inl. Regl.) De president van den landraad te ... . Gelezen bovenstaand verzoekschrift Gehoord den schuldenaar in zijn bovenvermeld verzoek ' Gelet op art. 215 van het Inlandsch Reglement: Verstaat dat deze zaak op ... . dag . . . . 19 . voor den landraad te ... . des voormiddags om 8 uur zal dienen, Beveelt den deurwaarder ') bij dezen landraad partijen tegen genoemden rechtsdag op te roepen, Gelast dat de gegijzelde alsdan in persoon voor den landraad gebracht zal worden. Gedaan te ... . den .... 19 . De president voornoemd, Van een mondeling bevel kan de volgende aanteekening worden gehouden : Rechtsdag bepaald op 19 . Den deurwaarder is door mij gelast partijen tegen dien dag op te roepen en den gegijzelde in persoon voor den landraad te brengen. .... den .... 19 . De president, Aant. Gemakshalve kan dit bevelschrift of deze aanteekening aan den voet van het ingediend verzoekschrift geschreven worden. ') Zie aant. b. bjj formulier No. 9. Van een mondeling bevel kan de volgende aanteekening worden gehouden : Rechtsdag bepaald op 19 . Den deurwaarder is door mij gelast partijen tegen dien dag op te roepen en den gegijzelde in persoon voor den landraad te brengen. .... den .... 19 . De president, Aant. Gemakshalve kan dit bevelschrift of deze aanteekening aan den voet van het ingediend verzoekschrift geschreven worden. N°. 65. REGISTER VAN GIJZELING, (art, 219) BEVELEN TOT GIJZELING. GEGIJZELDEN. Omschrijving, met vermelding van de autoriteit, door wie afgegeven. Dagteekening. Naam. Beroep. Woonplaats. Bevelschrift van den president van den landraad te ... . Idem als boven. Voor hoe lang. —— i Dag van inhechtenisstelhng. Datum van ontslag. : • : ; Aanteekeningen (»). 129 (') In deze kolom zal o.a. aanteekening kunnen worden gehouden van de toestemming van den schuldeischer bedoeld in art. 214 Inl. Regl. b.v. op deze wijze: „Op den 19 . heeft de schuldeischer voor den president van den landraad bewilliging verleend tot het ontslag van den gegijzelde". De Griffier, Tl O 3 £ 75' o* o 0 ?r N°. 66. Bevel van den president tot oproeping van den schuldenaar ingeval de tenuitvoerlegging van een notarieelen schuldbrief verzocht wordt. (art. 221 lnl. Regl) De president van den landraad te Bandoeng Gezien de grosse der obligatie dd 19 . . sub. No . . voor den notaris .... resideerende te ... . verleden, aan het hoofd voerende de woorden: „In naam der Koningin", waarbij de Inlander B., handelaar, wonende te Bandoeng erkend heeft schuldig te zijn aan den Inlander A-, handelaar, wonende te ... de som van f 300 (drie honderd gulden) wegens tot een gelijk bedrag gekochte en naar genoegen ontvangen handelsgoederen, welk bedrag de schuldenaar aangenomen heeft te betalen in 6 maandelijksche termijnen van f 50,— (vijftig gulden) waarvan de eerste betaling moest geschieden op den . . . . 19 . . ; Gehoord de mondelinge mededeeling van A. dat de schuld op den .... 19 . . geheel had moeten zijn betaald, maar dat daarvan nog onbetaald is gebleven de som van f 200,— (twee honderd gulden) welke B. ondanks herhaalde minnelijke aanmaningen steeds in gebreke blijft te betalen, reden waarom hij gerechtelijke tenuitvoerlegging van bedoelde obligatie verzoekt; Overwegende dat volgens art. 221 van het Inlandsch Reglement aan de grossen van notarieele schuldbrieven binnen Nederlandsch-Indië verleden en aan het hoofd voerende de woorden : „In naam der Koningin" een gelijke kracht als aan vonnissen wordt toegekend, en dat de bepalingen van art. 200 en volgende van het bovengenoemd reglement daarop toepasselijk zijn ; Gelet op art. 200 en 221 van het Inlandsch Reglement; Gelast den deurwaarder J) bij dezen landraad den Inlander B. op te roepen om voor hem, president, te verschijnen op .... dag den 19 . . des voormiddags ') Zie aant. b bij formulier No. 9. ) Zie aanteekening b. bij formulier No. 9. zeggen, dat hij ter eerstkomende terechtzitting van den landraad, die zijn zal op ... . dag, den . . . . 19 . des voormiddags te . . . uur zal hebben te verschijnen, ten einde zijnen eisch te doen en dien te staven, en ook den schuldenaar B. tegen die terechtzitting op te roepen. Gedaan te ... . den .... 19 . De president voornoemd, Ten dage dienende doet de arrestant ter terechtzitting overeenkomstig het bepaalde bij art. 126 Inl. Regl., dus door het overleggen van een verzoekschrift, zijnen eisch, waarbij behalve de veroordeeling van den gedaagde en gearresteerde tot betaling enz., moet ivorden gevraagd van waarde verklaring van het gelegd beslag. Verder wordt het geding op de gewone wijze gevoerd, De landraad beslist bij een vonnis, waarvan het dipositief ingeval van toewijzing van den eisch zal kunnen luiden als volgt: Wijst den eischer zijne vordering toe, Veroordeelt mitsdien den gedaagde om aan den eischer tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van ƒ . . . Verklaart goed en van waarde het door .... blijkens proces-verbaal van den . . . .19 . op de roerende goederen van den gedaagde gelegd conservatoir beslag, Verwijst den gedaagde in de kosten van het gelegde conservatoir beslag en van dit geding, te zamen begroot op ƒ Bij afwijzing van den eisch zal het dispositief van het vonnis aldus kunnen worden geformuleerd: Ontzegt den eisch, Beveelt de opheffing van het door blijkens proces-verbaal van den . . . .19 . op de roerende goederen van den gedaagde gelegd conservatoir beslag, Verwijst den eischer in de kosten van dat beslag en in die van het geding, te zamen begroot op ƒ . . . . Aant. a. Uit de bewoordingen van art. 223 InJ. Regl. en met het oog op de spraakkunstige beteekenis daarvan, kan niet anders worden aangenomen, dan dat de wetgever alleen conservatoir beslag van roerende goederen gewild heeft. R. v. J. Soer. 24 Juni 1903, R. i. I. dl. 81, blz. 261. b. Bij de bepaling van den rechtsdag is de president van den landraad gebonden aan den termijn van art. 128. HGIIof II Aug. 1898, Tijdschr. R. i. I. dl. 71, blz. 166. c. Een conservatoir beslag mag in de Inlandsche rechtpleging niet van waarde worden verklaard, indien dit bij <3e behandeling der vordering, ter zake waarvan het beslag werd toegestaan, niet is gevorderd. R. v. J. Soer. 16 Nov. 1898, Tijdschr. R. i. I. dl. 72, blz. 406. d. Het verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag kan niet worden aangemerkt als introductief rekest voor de vordering ter zake waarvan het beslag gelegd is. Wanneer geen afzonderlijk rekt^st is ingediend, behoort de vordering niet ontvankelijk verklaard te worden. R. v. J. Mak. 23 Jan. 1895, Tijdschr R. i. I. dl. 73, blz 313. e. De executie van een vonnis, waarbij een conservatoir beslag van waarde is verklaard, geschiedt op de gewone wijze (zie art. 224 Inl. Regl.). Zij dient dus door eene aanmaning voorafgegaan te worden. Over de vraag of een tweede thans „executoriaal" beslag alsnog vereischt is, heerscht verschil van gevoelen. Volgens Mr. Immink, t.a.p. dl. I, blz. 218 e.v. is het wel noodig en de praktijk sluit zich hierbij als regel aan. Daarentegen besliste de raad van justitie te Batavia bij vonnis van 17 Nov. 1896, Tijdschr. R i. I. dl. 68, blz. III e.v., dat in het vonnis van den landraad een titel gelegen is, krachtens welke met inachtneming der bestaande bepalingen tot den openbaren verkoop der in conservatoir beslag genomen goederen kan worden overgegaan. Het schijnt echter de vraag of deze opvatting, welke zeker niet van praktischen zin ontbloot is, wel juist is. In elk geval doet men veiliger het beslag maar te herhalen. Het schijnt vvenschelijk dat in deze leemte voorzien wordt. N°. 70. Relaas van het gelegd conservatoir beslag en de gedane oproeping van den beslagene. Op heden, den 19 . . heb ik ... . wonende te deurwaarder bij den landra.td te *) uit kracht eener beschikking van den president van dien landraad dd 19 . . mij begeven ten huize van B. wonende te en aldaar sprekende met onder overgave van een afschrift van voormelde beschikking en van het daarbij bedoeld verzoek van A. verklaard, te zullen overgaan tot het leggen van conservatoir beslag op de roerende goederen van B. voornoemd, ter verzekering van de in het verzoek van A. omschreven schuldvordering groot f . . . met de kosten; zijnde door mij diensvolgens in conservatoir beslag genomen de volgende goederen: (f. i.) al welke goederen door mij zijn overgebracht naar . . . ') Tevens heb ik, mede krachtens de aangehaalde beschikking van den president van den landraad den beslagene opgeroepen om op ... . dag den .... 19. . des voormiddags te uur ter openbare terechtzit¬ ting van den landraad in het voor de zittingen dier rechtbank bestemde gebouw te ..... te verschijnen, ten einde alsdan door A. ter zake zijner hierboven vermelde schuldvordering te hooren dienen van eisch en zich daarop te verweren. Van welke verrichtingen ik dit proces-vei baal heb opgemaakt, hetwelk door mij is onderteekend, en waarvan ik aan den beslagene, die bij de inbeslagneming tegenwoordig was, de strekking heb medegedeeld. De kosten zijn: Handteekening van den Zegel f . . . exploiteur. Vacatie beslag. . f . . . Palengeld . . . . f . . . Aant. a. Bij het bestaan van vermoeden, dat de schuldenaar zijne goederen tracht te verduisteren, zal het in den regel niet geraden worden geacht de in beslag genomen goederen ter bewaring over te laten aan den beslagene. ') Indien de last niet gegeven is aan een deurwaarder, behooren de woorden ,,deurwaarder bij den landraad te .... te vervallen. 2) Naam van de plaats waar de goederen zijn overgebracht. b. De tegenwoordigheid van den griffier of anderen be~ ambte schijnt niet vereischt. Zij is niet voorgeschreven, ent er is in het tarief geen salaris voor uitgetrokken. De beslissing van den raad van justitie te Batavia vermeld in WkbL v. h. R. no. 1463, volgens welke een conservatoir beslag: krachtens beschikking van den voorzitter van den landraad te Tandjong Pinang gelegd, nietig is, indien de griffier van den landraad daarbij niet tegenwoordig is geweest (artt. 140 jo. 103 Riouwregl. overeenkomstig met de artt. 223 en 201 Inl, Regl.) schijnt mij niet juist toe. N°. 71. Relaas van oproeping van den eischer-arrestant. Op heden den 19 . heb ik ... . WO' nende te ... . deurwaarder bij den landraad te . .. . . .') uitkracht van een bevel van den president van dien landraad dd A. van beroep .... wonende te ... . opgeroepen om op . . . . dag de» . . . . 19 . des voormiddags te . . . uur ter openbare terechtzitting van den landraad in het voor de zittingen dier rechtbank bestemde gebouw te te verschijnen, ten einde ter zake het op zijn verzoek krachten» genoemde beschikking op de roerende goederen van B van beroep .... wonende te ... . gelegd conservatoir beslag zijnen eisch te doen en dien te staver. Yan welke verrichting ik dit relaas heb opgemaakt mijn exploit doande ter zijner woonplaatse en sprekende met hem in persoon. Handteekening v/d exploiteur. De kosten zijn: Een Maleisch formulier kan als volgt luiden: Pada hari ini tanggal 19 . saja . . . , beroemah di . . . . menoeroet soerat perentahnja kang- djeng toewan president landraad di tanggal , .... 19 . . ') Zie de noot bij het vorig formulier. soedah panggil A„ beroemah di . . . . penjita akan menghadep di sidang peDgadilan landraad di . . . . dalem roemahjang dipergoenakan akan tempat pengadilan jang terseboet, pada hari .... tanggal .... 19 . pagi djam . . . , soepaja marika itoe serahkan soerat mendawa dan memberi katrangan dalem dia poenja perkara sama B., pekerdjaan .... tinggal di . . . . jang poenja barangbarang bergerak soedah kena beslag atas permintaannja orang penjita A. Maka pekerdjaan ini saja mendjalankan di tempat tinggalnja dan disana saja bitjara dengan dia sendiri. Tanda tangannja orang jang mendjalakan pekerdjaan ini. Ongkos2 Van een mondeling relaas kan men de volgende aanteekening onder het bevelschrift plaatsen: Blijkens mondeling bericht van .... is de boven bevolen oproeping op den .... 19 . door hem verricht sprekende ten huize van den opgeroepene met hem in persoon. . . . . den .... 19 . De president, N°. 72. Verzoek tot ondercurateelesteliing. (art. 225 Inl. Reg!.) » Aan den landraad te Geeft met verschuldigden eerbied te kennen A, van beroep .... wonende te dat rekestrant zich genoodzaakt ziet de ondercurateelesteliing te verzoeken van zijn meerderjarigen broeder B., van beroep wonende te aangezien deze wegens gebrek aan verstandelijke vermogensblijkbaar niet in staat is, om voor zich zelf te zorgen en zijne goederen te bestieren, dat toch (opgave der feiten tot staving der beweerde ongeschiktheid), dat deze daadzaken kunnen worden bevestigd door de getuigenis van C., van beroep .... wonende te . . . . , en van D., van beroep .... wonende- te dat zijn broeder verschillende goederen bezit te weten : dat hijzelf als eenig broeder de naaste bloedverwant is, er* hij dus het eerst in aanmerking komt om met de zorg voor den persoon en de goederen van zijn broeder belastte wordenT redenen waarom rekestrant zich bij dezen wendt tot den landraad met het verzoek, dat het der rechtbank moge behagen een curator te benoemen ter verzorging van des rekestrants broeder B. en ter bestiering zijner goederen,, en hem te veroordeelen in de kosten van het geding. 'tWelk doende enz. (Handteekening v/d verzoeker). . . . . den .... 19 . . Be aan den voet van het verzoekschrift te stellen beschikking van den president van den landraad zal kunnen luidenals volgt: De president van den landraad te Gelezen bovenstaand verzoekschrift; Gelet op art. 225 en 226 van het Inlandsch Reglement -r Beveelt den deurwaarder ') bij dezen landraad den verzoeker A., diens broeder B., en de opgegeven getuigen C. en D., op te roepen, om te verschijnen ter terechtzitting van den landraad op ... . dag den 1) Zie aanteekening b bij formulier No. 9. 19 . . des voormiddags te uur ten einde *op het verzoek te worden gehoord. Gedaan te ... . den .... 19 . . De president voornoemd, Aant. a. Het bevel kan ook mondeling gegeven worden, b. Alhoewel zulks niet uitdrukkelijk gezegd is, schijnt ook het verzoek mondeling te kunnen worden gedaan. (Immink t.a.p. dl. I, blz 223). De president van den landraad zal «daarvan natuurlijk aanteekening dienen te houden. N°. 73. Keiaas betreffende de oproeping van partijen en getuigen in zake eene ondercurateelestelling (art. 226 Ini. Regl.) Op heden den .... 19 . heb ik ... . wonende te ... . deurwaarder bij den landraad te . . . . ') uit kracht van een bevelschrift van den president van den landraad dd 19. opgeroepen : A. wonende te n )) C. O )j cn D. „ „ om op . . . . dag den . . . .19 .des voormiddags om . . . uur ter openbare terechtzitting van den landraad voornoemd te verschijnen ten einde te worden gehoord, de beide eerstgenoemden als rekestrant en gerekestreerde en de teide laatstgenoemden als getuigen op het door A., voornoemd aan den landraad gedaan verzoek om zijnen broeder B., die wegens gebrek aan verstandelijke vermogens buiten staat is om voor zich zelf te zorgen en zijne goederen te bestieren, onder curateele te stellen. Van welke verrichtingen ik dit relaas heb opgemaakt, J) Zie de noot bij formulier No. 70. mijn exploit doende ter hunner woonplaatsen en aldaar sprekende met hen in persoon. Een Maleisch formulier kan luiden als volgt: Pada hari ini tanggal 19 . saja .... beroemah di . dengan (soerat) perentahnja kang- djeng toewan president landraad di . . . . tanggal . . . . . 19 . soedah panggil: orang nama A. beroemah di . . . . , » » **• n »••••' ,) » n O**'-' dan „ „ D. „ akan menghadap pada sidang pengadilan dari landraad jang terseboet pada hari .... tanggal . . . . 19 . pagi djam . , akan didengar, kedoewa orang jang diseboetken moelamoela itoe saperti pihak kesatoe dan pihak kedoewa, dan kedoewa orang jang diseboetkan penghabisan itoe saperti saksi. dalem perkara permintaannja A. jang terseboet kapada landraad akan menarohkan wali atas soedaranja, ja itoe B., sebab ini B ada koerang ingatan akan mendjaga dirinja sendiri dan akan mengoeroeskan barang-barangnja. Maka pekerdjaan ini saja djalankan pada tempat tinggalnja marikaitoe dan disitoe saja bitjara dengan dia sendiri. Tanda tangan orang jang mendjalankan pekerdjaan ini. Ongkos-Ongkos Aant. Voor de aanteekening van een mondeling relaas zie men het slot van formulier no. 71. N°. 74. Vonnis van den landraad waarbij het verzoek tot ondercurateelestelling wardt toegestaan. (art. 227 In!. Regl.) De landraad te ... . rechtsprekende in burgerlijke zaken heeft het navolgend vonnis gewezen op het verzoekschrift van A., van beroep wonende te dd 19 . . luidende als volgt: f. i. De landraad te Gelezen vorenstaand verzoekschrift; Gehoord den Inlander A in zijn verzoek dat enz.; Gehoord den verzoeker, de getuigen en den persoon wiens onder curateelestelling verzocht wordt; Ingewonnen het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur; Overwegende dat uit de onder eede afgelegde verklaringen van de getuigen C. en D. blijkt, dat enz. (vermeldingder motieven waarop de beslissing steunt); Overwegende dat vermits de landraad op gronJ van het bovenstaande van meening is dat B., wegens gebrek aan verstandelijke vermogens buiten staat is voor zich zelf tezorgen en zijne goederen te bestieren, het verzoek behoort te worden ingewilligd, en de rekestrant A. als het naastemannelijk familielid tot curator behoort benoemd te worden ; Gelet op de artt. 185, 225, 226 en 227 van het Inlandsch Reglement; RECHTDOENDE: Staat het (ten rekeste) gedaan verzoek toe: Stelt mitsdien den persoon B. van beroep .... wonende te ... . onder curateele, Benoemd tot curatoi A. van beroep .... wonende te . . . ten einde voor den onder cuiateele gestelde en diens goederen te zorgen, Verstaat dat de kosten dezer procedure tot heden begroot tot een bedrag van f ... . zullen komen ten laste van den curandus. Aldus gewezen in raadkamer op heden .... den . . . . . 19 . door Mr president en . . . . leden van den landraad voornoemd en ten zelfden dage in het openbaar uitgesproken, bij monde van dienzelfden president, in tegenwoordigheid van dezelfde leden van .... hoofddjaksa , . . . adviseur van 's landraads griffier. . . , zoomede in bijzijn van den curator A en den curandus B. De griffier, De president, Aant. Indien de curandus of de tot curator benoemde persoon niet bij de uitspraak van dit vonnis tegenwoordig is geweest, zal hun dit moeten worden aangezegd. N°. 75. Verzoek tot opheffing eener curateele. (art. 228 Inl. Regl.) Aan den landraad te Geeft met verschuldigden eerbied te kennen B., van beroep wonende te . . . . , dat rekestrant bij vonnis van uwen landraad dd 19 . . wegens gebrek aan verstandelijke vermogens buiten staat zijnde om voor zich zeiven te kunnen zorgen en zijne goederen te bestieren, is gesteld onder curateele, dat de redenen, die tot dezen maatregel aanleiding gegeven hebben, naar rekestrant vermeent, thans opgehouden hebben te bestaan, dat toch (opgave der daadzaken, waaruit blijkt, dat de redenen der curateele niet meer bestaan), dat deze daadzaken kunnen worden bevestigd door de getuigenis van G., van beroep . . . . , wonende te en van D. van beroep wo- Formulierboek 10 nende te , en door de hierbij overgelegde geneeskundige verklaring van E., civiel geneesheer te . . . dd 19 . . , redenen, waarom rekestrant, zich bij dezen wendt tot den landraad met het verzoek, dat het der rechtbank moge behagen de opheffing van rekestrants ondercurateelestelling te bevelen. 't Welk doende enz. Handteekening v/d verzoeker, den .... 19 . . Aan den voet van het rekest wordt gesteld de volgende voorloopige beschikking: De president van den landraad te ... ; Gelezen bovenstaand verzoekschrift; Gelet op art. 228 van het Inlandsch Reglement; Beveelt den deurwaarder l) bij dezen landraad den verzoeker B., diens curator A., en de opgegeven getuigen C., en D., op te roepen, om op dag den 19 . . des voormiddags te . , . uur, ter terechtzitting van den landraad te verschijnen ten einde op het verzoek te worden gehoord. Gedaan te ... . den .... 19 . De president voornoemd, Voor het relaas der oproeping kan worden gevolgd formulier No. 73, behoudens dat als de strekking van het verzoek moet worden opgegeven de opheffing der bij vonnis van den landraad dd 19 . . bevolen ondercurateelestelling van den verzoeker. Het onderzoek en de beslissing geschieden op dezelfde wijze, als met opzicht tot een verzoek tot ondercurateelestelling is voorgeschreven. Het dispositief van het te wijzen vonnis zal, ingeval het verzoek wordt ingewilligd kunnen luiden: Wijst het ten rekeste gedane verzoek toe; !) Zie aanteekening b. bij formulier No. 9. Verklaart mitsdien opgeheven de bij vonnis van dezen landraad dd 19 . bevolen ondercurateelestelling van B., van beroep wonende te ; Verstaat dat de kosten dezer procedure tot heden begroot op / . . . . zullen komen ten laste van den rekestrant. Aant. a. Dit verzoek en het daarop gegeven bevel kunnen ook mondeling geschieden. De betrekkelijke aanteekeningen daarvan kunnen gevoegelijk onder het vonnis van ondercurateelestelling geplaatst worden. b. De vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording en afgifte der goederen zal, nadat het op het verzoek te wijzen vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, bij afzonderlijk verzoekschrift moeten worden gedaan op de gewone in art. 126 genoemde wijze. N°. 76. Verzoek tot in verzekerde bewaring stelling van iemand wegens doorgaand slecht en buitensporig gedrag in een daartoe bestemd gesticht, ziekenhuis of andere geschikte plaats. (art. 230 Inl. Regl.) Aan den landraad te Geeft met verschuldigden eerbied te kennen A. van beroep wonende te .... , dat rekestrants broeder, genaamd B. van beroep .... wonende te zulk een doorgaand slecht en buitensporig gedrag leidt, dat het dringend noodzakelijk is, ter voorkoming van ongelukken, hem in een daartoe bestemd gesticht in verzekerde bewaring te doen stellen, dat toch (opgave der feiten waaruit het doorgaand slecht en buitensporig gedrag blijkt, met opnoeming zoo mogelijk van de ten deze te hooren getuigen), redenen, waarom rekestrant zich bij deze wendt tot uwen landraad met het verzoek, dat het der rechtbank moge behagen te bevelen, dat rekestrants broeder B. voor- noemd in een daartoe bestemd gesticht, ziekenhuis of andere geschikte plaats in verzekerde bewaring zal worden gesteld en daarin gehouden, zoolang door hem geen merkbare teekenen van beterschap worden gegeven. 't Welk doende enz. Handteekening v/d verzoeker, . . . . den .... 19 . . Bij de ter zake te volgen procedure en het in te stellen onderzoek zal men de artt. 226 en 227 Inl. Regl. analogice kunnen toepassen. Op het verzoek wordt deschikt bij vonnis van den landraad, waarvoor het boven sub 1Vb. 74 gegeven model zal kunnen worden gevolgd en waarvan het dipositief kan luiden als volgt: Beveelt dat de persoon van B. van beroep wonende te ... . wegens doorgaand slecht en buitensporig levensgedrag in een daartoe bestemd gesticht, ziekenhuis of andere geschikte plaats in bewaring zal gesteld worden, en daarin zal worden gehouden zoolang hij geen merkbare teekenen van beterschap geeft. Aant. Het hier bedoelde verzoek zal ook mondeling gedaan kunnen worden in welk geval de landraadvoorzitter daarvan natuurlijk aanteekening moet houden. N°. 77. Proces-verbaal van de maatregelen, door den president van den landraad genomen, om te zorgen dat aan een onbeheerden boedel niets kunne worden onttrokken. (art. 231 Inl. Regl.) Op heden 19 .. heb ik ... . schriftelijke president van den landraad te ... op de mon(iehnge mededeeling van N.N., dat de persoon van A. van beroep 1) De aan wy zing van het gesticht, ziekenhuis of die plaats behoort door het administratief gezag te geschieden ; Stol. 1868 No. 72. . . . . , laatstelijk woonachtig te , wordt vermist (of: zijne woonplaats heeft verlaten zonder orde te hebben gesteld op het beheer van zijne goederen), mij onmiddellijk, vergezeld van den aangever en van den griffier van den landraad begeven naar de woning van den vermiste (of: afwezige), ten einde maatregelen te nemen, dat aan den onbeheerd gebleven boedel niets kunne worden onttrokken. Ter plaatse aangekomen, heb ik mij gewend tot de in de nabijheid wonende inlanders B. en C., die mij verklaarden, dat de woning van hunnen buurman A. voornoemd, dien zij op den jl. voor het laatst hebben gezien, sedert eenige dagen gesloten is gebleven, zonder dat het bekend is waarheen hij zich heeft begeven, of wat er van hem geworden is. Daarop met de aanwezige personen de woning van A. binnengetreden zijnde en aldaar niemand aantreffende gerechtigd om voor en namens den vermiste op te treden, ben ik overgegaan tot het opmaken eener nauwkeurige beschrijving van alle in de woning voorhanden goederen. De diensvolgens door den griffier in mijne tegenwoordigheid opgeschreven goederen zijn de volgende: (/. i.) Als bewaarder o/er deze goederen heb ik aangesteld B... die zich daartoe heeft bereid verklaard, onder belofte naar behooren voor die goederen te zullen zorgdragen en te zullen waken dat aan den boedel niets worde onttrokken. Yan welke verrichtingen dit proces-verbaal is opgemaakt in opvolging van art. 231 van het Inlandsch Reglement. De griffier, De president, Aant. a Bij verhindering van den president zal deze verrichting kunnen geschieden door den griffier van den landraad, of ieder ander daartoe door den president te machtigen beambte, die binnen vier en twintig uren na afloop daarvan het door hem daarvan opgemaakt proces-verbaal aan den president zal overhandigen. b. De president brengt het proces-verbaal in de eerstkomende vergadering van den landraad ter tafel. De landraad beslist zonder vorm van proces of het beheer van den boedel aan Boedelmeesteren dan wel aan een ander zal worden opgedragen, (art. 231 al. 2 en 3). N°. 78. Voorziening in het beheer van den boedel eens vermisten of afwezigen. (art. 231 Inl. Regl.) De landraad te ... . rechtsprekende in burgerlijke zaken heeft het volgende vonnis gewezen in zake het beheer des boedels van den vermisten A. van beroep . . laatstelijk woonachtig te ... De landraad voornoemd ; Gelezen het door den president van den landraad overgelegd proces-verbaal dd 19 . blijkens hetwelk de persoon van A., van beroep .... laatstelijk woonachtig te ... . wordt vermist en door hem, president, maatregelen zijn genomen om te zorgen, dat aan den onbeheerd gebleven boedel niets kunne worden onttrokken; Overwegende, dat alsnu in het beheer van bovenbedoelden boedel tijdelijk behoort te worden voorzien; Ingewonnen het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur; Gelet op art. 231 van het Inlandsch Reglement; Draagt het beheer van den boedel van den vermisten A. voornoemd tijdelijk op aan met bepaling dat de kosten ten deze gemaakt zullen komen ten laste van dien boedel. Aldus gewezen enz. (gelijk het slot van formulier No. 74). §5. VAN DE TOELATING OM KOSTELOOS TE PROCEDEEREN. N°. 79. Schriftelijk bewijs van onvermogen, over te leggen door hem, die kosteloos verlangt te procedeeren. (art. 234 al. 3 Inl. Regl.) De ondergeteekende . . . . ') verklaart, dat hem na gedaan onderzoek volkomen is gebleken, dat de persoon van A. van beroep .... wonende te . . . onvermogend is om proceskosten in zijne zaak tegen B. van beroep . . . . , wonende te te betalen. Handteekening, . . . . den .... 19 . . N°. 80. Beslissing van den landraad op het verzoek om kosteloos te mogen procedeeren. (art. 235 Inl. Regl.) Proces-verbaal eener terechtzitting enz. {zie den aanhef van formulier No. 38). Partijen zijn verschenen in persoon. i) in te Tullen den naam en de qualiteit van het politiehoofd der woonplaats van den verzoeker, dat de verklaring geeft. De president tracht te vergeefs een vergelijk tusschen partijen tot stand te brengen. Het introductief rekest wordt voorgelezen, en het daarbij door den assistent-resident van onderteekend bewijs van onvermogen dd 19 . Eischer zegt bij zijn eisen te persisteeren. Gedaagde zegt tegen het eerste gedeelte van den eisch, strekkende om vergunning te erlangen om ten deze kosteloos te procedeeren, niets te hebben in te brengen. Na de partijen, de toehoorders en de getuigen te hebben doen buitenstaan, besluit de landraad na beraadslaging in overeenstemming met het advies van den hoofddjaksa en den adviseur het volgende interlocutoire vonnis te wijzen. De landraad voornoemd; Gehoord partijen; Gezien de stukken; Ingewonnen het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur; Overwegende dat door den eischer bij rekest van den 19 . onder overlegging eener verklaring ge- dagteekend 19 . van den assistent-resident te ... . inhoudende dat hem na gedaan onderzoek volkomen van het geldelijk onvermogen des eischers is gebleken, o. a. verzocht is, ten deze kosteloos te mogen procedeeren ; Overwegende dat ten dage dienende de gedaagde verklaard heeft tegen dit verzoek niets te hebben in te brengen; Overwegende dat het verzoek van eischer is op de wet gegrond en hij voldoende van zijn onvermogen proceskosten te betalen heeft doen blijken, zoodat zijn verzoek behoort te worden toegestaan; Gelet op art. 235 van het Inlandsch Reglement; BESCHIKKENDE: Verleent den eischer toelating om ten deze kosteloos te procedeeren. De terechtzitting vervolgens heropend en openbaar verklaard zijnde, worden partijen wederom binnengeroepen en wordt bovenstaand vonnis bij monde van den president in het openbaar uitgesproken, waarop de behandeling dezer zaak voortgezet wordt. Op het tweede gedeelte van den eisch gehoord zegt gedaagde dat enz Volgt de verdere behandeling der zaak. Heeft de tegenpartij zich tegen de toelating tot kostelooze procedure verzet, en aangetoond dat de eischer wel in staat is de kosten van het geding te dragen, dan zal ingeval de vordering onbepaald was of de som f 100 te boven gaat, de zaak door een eindvonnis afgedaan kunnen worden, waarvan de overwegingen ten aanzien van het recht en het dispositief aldus kunnen luiden: Ten aanzien van het recht: Overwegende dat nu de gedaagde door en voldoende de ongegrondheid van het verzoek van toelating tot kostelooze procedure heeft doen blijken dit verzoek van eischer behoort te worden geweigerd ; Overwegende dat als gevolg daarvan het introductief rekest hetwelk een zaak betreft van meer'dan f 100.—, en dus op een zegel had moeten staan, als ongezegeld behoort te worden ter zijde gelegd, met veroordeeling van den eischer in de kosten; Gelet op art. 135 van het Inlandsch Reglement; RECHTDOENDE: Weigert de verzochte toelating tot kostelooze procedure ; Verstaat het introductief rekest als ongezegeld ter zijde te leggen; Verwijst den eischer in de kosten van dit geding begroot op f Aant. a, Indien het een zaak betreft van minder dan f 100,—, of indien het rekest zekerheidshalve toch gezegeld was, wordt er ondanks de weigering der pro deo procedure op de gewone wijze voortgeprocedeerd. b. De toelating tot kostelooze procedure voor den landraad geldt ook voor de vervolgprocedure in hoogerberoep voor den raad van justitie. R v. J. Sem. 5 Aug. 1895. Tijdschr. R. i. I. dl. 65, blz. 243 e. v. c In hooger beroep van een landraadvonnis kan niet voor het eerst kostelooze procedure worden toegestaan. R. v. J. Sem. 4 Sept. 1895. Tijdschr. R. i. I. dl. 65, blz. 252. d. Door op een verzoek tot kostelooze procedure zonder eenigen vorm van proces in raadkamer eene beslissing te nemen, in stede van na verschijning of behoorlijke oproeping der wederpartij deswege uitspraak te doen, schendt de landraad art. 235 Inl. Regl. HGHof. 31 Dec. 188/. Tijdschrift R. i. I. dl. 50, blz. 62. § 6. REGLEMENT OP HET KRANKZiNNIGENWEZEN IN NEDERLANDSCH-INDIë (STAATSBLAD 1897 No. 54.) N°. 8i. Schriftelijk verzoek van den inlandschen officier van justitie om machtiging tot plaatsing van een krankzinnige in een krankzinnigengesticht. (art. 23 Stbl. 1897 No. 54). Kapada landraad di Saja hoofddjaksa landraad .... kasih tahoe dengan hormat, jang menoeroet rapport dari toewan civiel geneesheer ï)r. X di . . . . tanggal . . . . 19 . . saorang laki bangsa .... nama Tan A Liong tinggal di . . . . mendapet sakit gila jaitoe sekarang dipiara di roemahnja dari dia poenja soedara nama tinggal di . . . . Maka dari sebab itoe menoeroet fatsal 22 dan 23 dari Staatsblad 1897 No. 54 saja moehoen pengadilan landraad soepaja itoe orang jang terseboet dipindahkan di satoe roemah sakit orang gila, akan mendapat kabaikannja. Dari saksinja jaitoe, A. dan B. kadoewanja tinggal di . . . . bisa menerangkan dari hal gilanja ini Tan A Liong jang soedah bikin roesah barang2 dan ketawa2. Hoofddjaksa . tanggal .... 19 N°. 82. Notulen eener vergadering van den landraad waarin een verzoek om machtiging tot plaatsing van een persoon in een krankzinnigengesticht wordt behandeld. Notulen eener door den landraad te ... . gehouden vergadering in raadkamer op . . . dag, den . . . 19 . . Tegenwoordig: Mr president, . districtshoofd te . . . 1 . onder-districtshoofd te . . ni hoofddjaksa, . luitenant der Chineezen te . . adviseur, griffier. Wordt ter tafel gebracht het verzoekschrift van den hoofddjaksa bij den landraad dd 19 . . daartoe strekkende dat de landraad machtiging zal verleenen tot plaatsing in een krankzinnigengesticht van den chinees Tan A Long en de daarbij overgelegde geneeskundige verklaring van den civiel geneesheer Dr. X . . dd. . . . Conform het gevoelen van den hoofddjaksa en den adviseur wordt in raadkamer besloten de personen van A. en B. in genoemd verzoekschrift \ermeld te doen oproepen, ten einde hen omtrent den toestand van den krankzinnige te hooren, waarna de vergadering gesloten wordt. De griffier, De president, VERVOLG. Notulen eener gehouden vergadering in raadkamer van den landraad te .... op ... . dag, den . . . 19 . . Tegenwoordig dezelfden als voren. Wordt weder ter tafel gebracht het verzoekschrift van den hoofddjaksa bij den landraad dd 19 . . Wordt overgegaan tot het verhoor van de opgeroepen comparanten. Staat binnen de eerste comparant, die op aanvrage zegt te zijn: A., oud 35 jaren, wonende te van beroep en die op de volgende hem gedane vragen aldus antwoordt. Vervolgens wordt aan comparant vergunt de raadkamer te verlaten. Staat binnen enz. (als boven). Hierop wordt aan comparant vergund de raadkamer te verlaten. Aangezien de landraad conform het gevoelen van den hoofddjaksa en den adviseur oordeelt dat door de opgaven der comparanten en de geneeskundige verklaring van den civiel geneesheer Dr. X. voldoende is aangetoond, dat de opname van den bovengenoemden Tan A Liong in een krankzinnigengesticht wenschelijk is, wordt besloten op het verzoek van den hoofddjaksa toewijzend te beschikken. Hierna wordt de vergadering gesloten. De griffier, De president, N°. 83. Beschikking van den landraad, waarbij machtiging lot plaatsing van een krankzinnige in een voor krankzinnigen bestemd gesticht wordt verleend (art. 26 Stbl. 1897 No. 54). De landraad te ... . Gelezen het verzoekschrift van dd 19 . . daartoe strekkende dat de landraad machtiging zal verleenen tot plaatsing in een krankzinnigengesticht van X. wonende te ... ; Gelezen de bij het verzoekschrift overgelegde bescheiden; Gehoord de personen van A. en B.; Ingewonnen het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur; Overwegende dat uit bovenbedoelde bescheiden in verband met de verklaringen van de bovengenoemde porsonen genoegzaam blijkt, dat Tan A Liong lijdende is aan krankzinnigheid en niet geschikt is aan zich zeiven te worden overgelaten, zoodat zijne opneming in een krankzinnigengesticht noodzakelijk is; Gelet op de artt. 22, 23, 25 en 26 van Staatsblad 1897 No. 54; BESCHIKKENDE: Verleent machtiging tot de plaatsing van Tan A. Liong in een voor krankzinnigen bestemd gesticht voor den tijd van ten hoogste één jaar; Bepaalt dat deze beschikking binnen twee maanden behoort te worden tenuitvoergelegd. Aldus gedaan in raadkamer op ... . dag, den . . . . . 19 . door Mr president, .... en . . . . leden, in tegenwoordigheid van .... hoofddjaksa en ... . adviseur en 's landraads griffier .... De griffier, De president, N°. 84. Beschikking van den landraad waarbij machtiging wordt verleend een krankzinnige die in een krankzinnigengesticht verpleegd wordt, andermaal voor ten hoogste een jaar daarin te houden. (art. 29 Stbl 1897 No. 54). De landraad te ... ; Gelezen de in art. 28 van Staatsblad 1897 No. 54 bedoelde aanteekeningen van bevinding omtrent den krankzinnige Tan A Liong, wiens opneming in een krankzinnigengesticht door den landraad te . . . .bij beschikking dd 19 . voor den tijd van één jaar is gelast en de daarbij gevoegde stukken, zijnde eene verklaring dd. . . . . 19 . van den geneeskundige van het krankzinnigengesticht te ... . waar genoemde krankzinnige verpleegd wordt, en de grosse van eene beschikking van den landraad te . . . . dd 19 . waarbij de opneming van genoemden krankzinnige in een voor krank- zinnigen bestemd gesticht voor den tijd van ten hoogste één jaar bevolen is; Ingewonnen het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur; Overwegende, dat uit boven genoemde stukken voldoende blijkt, dat de krankzinnige Tan A. Liong nog niet geschikt is aan zich zeiven te worden overgelaten, en dat de tijd gedurende welken machtiging tot zijne opneming in een krankzinnigengesticht verleend is op den .... 19 . verstreken zal zijn; Overwegende, dat dus eene nieuwe machtiging tot zijne plaatsing in een krankzinnigengesticht behoort verleend te worden; Gelet op art. 29 van Staatsblad 1897 No. 54; BESCHIKKENDE: Verleent machtiging tot de plaatsing van Tan A. Liong in een voor krankzinnigen bestemd gesticht voor den tijd van ten hoogste één jaar: Aldus enz. Voor het geval, dat eene nieuwe machtiging niet verleend wordt, kan het dispositief aldus luiden: Verklaart dat er geen termen zijn tot het verleenen van eene nieuwe machtiging van den krankzinnige voornoemd tot plaatsing in een voor krankzinnigen bestemd gesticht; Gelast dat hij onmiddelijk uit het gesticht zal worden ontslagen. Aldus enz. N°. 85. Beschikking van den president van den landraad, waarbij bevolen wordt een persoon tegen wien ter zake van misdrijf een strafvervolging is ingesteld, voor ten hoogste zes maanden ter observatie in een krankzinnigengesticht op te nemen. (art. 48 Stbl. 1897 No. 54). De president van den landraad te ; Gelezen de hem door den assistent-resident te ... . bij missive dd 19 . . toegezonden stukken van het voorloopig onderzoek in de zaak van .... oud .... jaren, geboren te wonende te van beroep . . . , sedert den . . . 19 . .in preventieve hechtenis; Overwegende dat er genoegzame termen tot verdere vervolging van den verdachte bestaan ter zake dat hij enz. (iomschrijving van het ten laste gelegde feit); Overwegende dat dit feit oplevert het misdrijf van .... omschreven en strafbaar gesteld bij artikel .... van het Strafwetboek voor Inlanders in Nederlandsch-Indië; Overwegende dat de rechtsdag, waarop deze zaak zal dienen vooralsnog niet bepaald kan worden, daar er gegronde redenen bestaan om te vermoeden dat de verdachte krankzinnig is, dan wel krankzinnigheid voorwendt; Overwegende dat door een nader verhoor van getuigen hieromtrent geen voldoende zekerheid kan worden verkregen, en mitsdien de tijdelijke plaatsing van genoemden verdachte in een krankzinnigengesticht, ten einde daar door een deskundige geobserveerd te worden, noodzakelijk is; Gelet behalve op de reeds aangehaalde wetsbepaling nog op art. 240a en 240e van het Inlandsch Reglement, zoomede op art. 48 van Staatsblad 1897 No. 54; BESCHIKKENDE: Gelast de terechtstelling van den boven nader aangeduiden verdachte voor den landraad te .... ter zake voorschreven; Beveelt dat hij zoo spoedig mogelijk voor ten hoogste zes maanden ter observatie in een krankzinnigengesticht zal worden opgenomen; Verstaat dat de stukken van het voorloopig onderzoek zullen worden toegezonden aan den geneeskundige van het gesticht waarheen de verdachte zal gezonden worden, opdat deze bij zijn over den verdachte op te maken rapport daarvan gebruik zal kunnen maken, zooals hij zal vermeenen te behooren; Verstaat dat de dag der terechtzitting zal worden bepaald, zoodra omtrent den verdachte nader zal zijn beslist; Gelast den inlandschen officier van justitie den verdachte met den inhoud dezer beschikking in kennis te stellen. Gedaan te ... . den .... 19 . . De president voornoemd, Aant. a. Het doel der hier aan den landraadvoorzitter verleende bevoegdheid is te voorkomen, dat er voortgeprocedeerd wordt tegen een krankzinnige d. w. z. tegen een persoon, die niet in staat is zich behoorlijk te verdedigen. Vandaar, dat deze préalabele kwestie eerst moet worden uitgemaakt, en dat deze bevoegdheid den landraadvoorzitter niet alleen in het hier gestelde geval verleend wordt, maar gedurende den geheelen loop van het geding, bijv. tijdens het onderzoek ter terechtzitting. b. Blijkt tengevolge van het duor den landraadvoorzitter bevolen onderzoek, dat de verdachte inderdaad krankzinnig is, dan kan de landraad op de wijze in art. 22 van Stbl. 1897 no. 54 vermeld, diens plaatsing in een krankzinnigengesticht gelasten, en blijft de strafvervolging zoo lang — meestal zelfs zeer lang — geschorst. Met het oog hierop is het wenschelijk, dat in geval de administratieve ambtenaar vermoedt, dat de verdachte krankzinnig is, deze de strafvervolging niet door toezending der stukken van het voorloopig onderzoek aanhangig maakt, doch liever eerst omtrent de krankzinnigheid van den verdachte eene beslissing uitlokt. Dan blijft, indien de plaatsing in een krankzinnigengesticht bevolen wordt, de strafvervolging van zelf achterwege. Slechts in enkele bijzondere gevallen zal het wenschelijk zijn op dezen regel eene uitzondering te maken. Formulierboek ^ c. De vraag of de verdachte ten aanzien van het gepleegde feit toerekenbaar is, is eene geheel andere. Geven de stukken van het voorloopig onderzoek dienaangaande geen voldoende licht, dan kan de landraadvoorzitter daaromtrent op de gewone wijze een nader voorloopig onderzoek gelasten, maar daarover mag hij volgens de vrij algemeen voorkomende jurisprudentie niet bij zijne beschikking oordeelen. Dat maakt de rechter uit na een onderzoek, waarbij volgens de wettelijke bepalingen de beklaagde als normaal denkend persoon tegenwoordig moet zijn geweest. §7- STAATSBLAD 1828 No. 46, gew. bij STBL. 1896 No. 188. N°. 86. Beschikking van den landraad waarbij machtiging verleend wordt tot openbaren verkoop van een aan een minderjarigen inlander toebehoorend onroerend goed. De landraad te heeft de volgende beschikking genomen op het rekest der weeskamer te Batavia als belast met de functiën van het college van boedelmeesteren te Batavia luidende als volgt: Geeft eerbiedig te kennen de weeskamer te Batavia als belast met de functiën van het college van boedelmeesteren te Batavia en als zoodanig beheerend het vermogen van den minderjarigen Lie Boen Tek zoon en erfgenaam van wijlen Lie Boen Hok, en tevens wegens afwezigheid van diens bij testament benoemden voogd Lie Goan Teng de voogdij uitoefende over dien pupil, dat aan dien pupil in eigendom toebehoort een pereeel alhier gelegen bij de verponding geregistreerd onder No. 1562 en bij dat middel aangeslagen over eene waarde van ƒ 400.— (vierhonderd gulden) op welk perceel staat eene woning die in reparabelen toestand verkeert, dat het, om te voorkomen dat daaraan belangrijke répara tiën moeten worden ten koste gelegd, terwijl het perceel niet meer dan ƒ 6 (zes gulden) 'smaands als huur afwerpt, wenschelijk is dat tot den verkoop worde overgegaan, dat door den huurder op dat huis een bod is gedaan van ƒ300 (driehonderd gulden), terwijl een Chineesche vrouw er ƒ400 (vierhonderd gulden), voor wil geven, dat op grond hiervan aan adressante qualitate qua een openbare verkoop van dat perceel geraden voorkomt, aangezien dan wellicht nog meer gegadigden zich zullen opdoen, dat de minderjarige Lie Boen Tek behalve het hierbedoelde perceel en een bij adressante berustend kapitaal van f 1240.77 (twaalf honderd veertig gulden, zeven en zeventig cent) niets anders bezit, Redenen waarom adressante qualitate qua uwen landraad beleefd verzoekt haar in voormelde hoedanigheid te machtigen om hetaan den minderjarigen Lie Boen Tek in eigendom toebehoorend perceel alhier, verponding No. 1562 met inachtneming van de plaatselijke gebruiken in het openbaar ten overstaan van het vendukantoor alhier te verkoopen, teekenende adressante hierbij ten overvloede aan, dat genoemde pupil behalve zijn afwezigen voogd Lie Goan Teng voorzoover bekend geen andere bloed- of aanverwanten heeft, dan *) De landraad te ; Gelezen het bovenstaand rekest; Gehoord de verklaringen van de comparanten . . . . ; Ingewonnen het gevoelen van den hoofddjaksa en den adviseur; Overwegende dat het verleenen der machtiging om de door de requestrante qq. opgegeven redenen, waarmede de bloedverwanten 2) instemmen ook naar het oordeel van den landraad zal strekken ten voordeele van den minderjarige Lie Boen Tek en deze dus behoort te worden verleend; Gelet op Staatsblad 1896 No. 188; BESCHIKKENDE: Staat het ten rekeste gedaan verzoek toe ; Machtigt de weeskamer te Batavia als uitoefenende de functiën van het college van boedelmeesteren te Batavia ') In te vullen de namen der familieleden die c. q. op het rekest gehoord kunnen worden. 2) In te vullen de namen der familieleden die c. q op net rekest gehoord zijn. en als zoodanig waarnemende de voogdij over den minderjarigen Lie Boen Tek, het dezen toebehoorend perceel gelegen bij de verponding geregistreerd onder No. 1562 met inachtneming van de plaatselijke gebruiken in het openbaar ten overstaan van het vendukantoor alhier te verkoopen. Aldus gedaan in raadkamer op .... dag 19 . . door Mr president, en . . . . . leden, in tegenwoordigheid van den hoofddjaksa . den adviseur en 's landraads griffier De griffier, De president, De griffier, In «7. Register van burgerlijke zaken in behandeling gekomen bij '"draad te /. Dagteekening Dagteeke_ X, M r-v a i der beschikking uag*eeKe Bepa#' Nummer Namen Dagteekening . . ning der uit- .,A. b s van den presi- * rechtd®, van het der en korte inhoud dent tot mede- rel lng van verdaging register, partijen. der vordering. deeling van de d g reden ^ vordering aan e" verdag"18 . . verweerder, den verweerder. 1. A. 1 Januari 1907. 2 Januari 1907. 9 Januari 9 Febr"' contra Vordering van 1907. 1907. Ui/% g i 150 ter zake steld van geleend geld Februari1' of ter zake van daar geleverde han- onder?0 r delsgoederen. door desJy digen is 't. dig goa"" 2. C. 2 Januari 1907. 3 Januari 1907. 10 Januari 9 contra Opvordering van 1907. 1907. j) eene sawah. steld 1'ebruaf1 ^ tot het \ ren va® f w«s tuigen- V.J uitgeste'jjO1 2 Maatt ten e'jke plaatse^ e„ opnemi°| te onderz°e doe0' Dagteeke- agteekeningen ning der aan- Dagteeke- . inhoud van Dagteeke- Dagteekew ning van "iterlocutoire, ning en in- nis aan par- nmg Va,n C opzending Aanmer■ raeparatoire en houd van het tijen, die niet aa"g® ee~ der stukken kine-en. Pfovisioneele eindvonnis. bij de uit- cn ooger aan (jen ji0Q_ vonnissen. SPwSd!f" bme» gerenrechter. waren. K>- >f0nms van 9 Vonnis van 'ebruari 1907, 3 April 1907 ^derzoek door Vordering deskundigen geheel of y gelast. gedeeltelijk j,°Hnis van 22 toegewezen ^ ®bruari 1907, dan wel 3 betwiste stuk ontzegd. e' als bewijsmiddel toegelaten. j^anis van . . eisoire of supPletoire eed opgelegd. jfoanis van 9 Vonnis van 4 u.ari ly07, 10 Maart 1910 »Ceptie van vol- Vordering ,6kte of betrek- toegewezen 5e4jke onbe- en ontrui°egdheid ge- ming gelast. Jpöd ot onge,J"d verklaard. gedurende het jaar 190 U Register van burgerlijke zaken in hooger beroep in behandeli'^men bij den landraad te . . . gedurende het jaar (art. $ "■ Regl.) ■ Nummer Namen Datum en inhoud Datura van de „ . , , van het vonnis der aanteekening van het van den reg,St6r' Partijen. eersten rechter_ hooger beroep. ^ Datum der toe- Datum Datum en in- ,. , , zending van het der houd van het afschrift vonnis Aanmerkingen. Rechtzitting. vonnis. aan den eersten rechter. v _ TWEEDE HOOFDSTUK. Van de rechtspleging in strafzaken. § i. VAN HET VOORLOOPIG ONDERZOEK. N°. 89. Relaas van bevinding ingeval een misdrijf is gepleegd, hetwelk zichtbare sporen achterlaat (art. 41 Inl. Regl.) Pada ini hari . . . ; tanggal .... 19 . saja . . . . . wedönö district .... sasoedahnja saja mendapat kabar dari loerah desa .... jang orang nama N. N. di . . . . itoe malem soedah ketjoerian, dan roepanja orang pentjoeri soedah masoek roemahnja itoe N. N. dengan bongkar, lantas saja pergi kasitoe, akan memeriksa hal itoe. Tiada antara lama saja datang di roemahnja N. N. maka disitoe saja katemoe N. N. dengan bininja bersama loerah desa jang terseboet, jang omong-omong di roemah saloe, lantas saja dibawa oleh marika itoe kadalem roemah belakang dalam mana salainnja dari pada lain-lain bekakas roemah, ada satoe bale-bale dan satoe peti jang terboeka toetoepnja, maka dari kaadaannja itoe peti trang ia soedah diboeka dengan paksa sebab koentjinja roesak. Dibawah pagar roemah gédèg seblah lor koeion saja lihat ada satoe lobang di dalem tanah dari dalem sampai di loewar (gangsir) jang besarnia tjoekoep akan memasoekkan orang jang sedeng besarnja, sabagaimana hal itoe ternjata, waktoe N. N. sendiri, atas saja poenja permintaan, soedah kaloewar dan masoek kombali deri itoe lobang. Saja minta katerangan dari hal ini, lantas N. N. bilang pada saja, jang itoe malem kira-kira djam poekoel ampat, waktoe ia tidoer dekat bininja di atas itoe bale-bale ia mendengar satoe soewara dalem kamarnja saperti orang boeka satoe pekadas roemah, dengan paksa, trang ada orang penjoeri dalem roemah. Maka deri sebab ia takoet nanti itoe orang aniaja akan dia, maka moela-moela dia tinggal diam sadja, akan tetapi waktoe dia mendengar itoe orang soedah pergi perlahan-lahan, lantas dia bangoen memboeka pintoe dan lekas kaloewar dari roemah. Lantas karana terang boelan ia lihat saorang lari jang ia kenal betoel ada orang nama X. pentjaharian beroemah di . . . . Troes dia memboeroe itoe orang tapi ia tiada kelihatan lagi, maka iapon lantas kombali karoemahnja. Dan lagi bininja N. N. berkata pada saja, jang ia bangoen itoe malem karana lakinja bangoen dan memboeka pintoe, maka waktoe ia pergi kaloewar ia melihat lakinja lagi memboeroe sa-orang akan tetapi orang itoe soedah terlaloe djaoeh, maka ia tiada bisa membedakan. Menoeroet atoerannja laki-bini, maka sapoelangnja jang pertama, marika itoe lantas memasang api dan memeriksa kamar tidoer lantas marika itoe lihat bahoewa satoe peti kaioe berisi pakajan soedah dibongkar dengan paksa, sahingga koentjinja roesah dan toetoepnja terboeka, dan dari dalem itoe peti soedah hilang doewa kain saroeng dan satoe iket kapala maka pakajan-pakajan jang terseboet itoe kalamarinnja beharoe habis ditjoetji oleh bininja dan lantas disimpan didalem itoe peti. Satelah itoe loerah desa oendjoekkan pada saja tapak kaki orang jang kalihatan dimana tanah basah jang belom lama habis ditimpa oedjan, djalannja dari lobang dimana pagar menoedjoe katempat dimana, menoeroet perbilangannja N. N., pentjoeri soedah lari. Maka lantas saja perentah pada itoe loerah desa akan menangkep dan bawa pada saja orang narna X. Sasoedahnja satengah djam lamanja saja menoenggoe; lantas loerah desa jang terseboet dateng kombali membawa itoe orang nama X dengan didjagai sapatoetnja, maka menoenoet perbilangannja loerah desa ia soedah dapati akan dia lagi tidoer dalam roemahnja. Lantas saja tanja kapada N. N. apa itoe X jang ada disini, ada orang jang ia soedah lihat pada itoe malem hari. N. N. bilang betoel dia, tapi X berkata, bahoewa boekan dia jang soedah mentjoeri barang didalem roemahnja. N. N. karana itoe malem dia tiada keloewar dari dalam roemahnja, jang tahoe doewa orang nama A. dan B. jang beroemah dengan dia. Lantas saja memeriksa di hadapannja orang-orang jang ada disitoe, bahoewa kakinja X betoel sasama dengan tapaktapak kaki jang terseboet diatas. Maka saja bersama loerah desa orang-orang ketjoerian dan bininja dengan X, pergi ka roemahnja X. Waktoe kita orang sampai disitoe maka kita orang katemoe dengan orang-orang mana A. dan B. di moeka pekarangan itoe roemah, maka itoe orang kasih katrangan bahoewa marika itoe sama anaknja beroemah disitoe, sedang itoe X jang menoempang pada dia biasa tidoer didalem satoe kamar di roemah belakang. Lantas saja tanja pada A. dan B. apa betoel X. itoe malem troes tinggal tidoer di roemah sitoe, tapi doewadcewa bilang bahoewa dia orang tidoer itoe malem dari djam poekoel sembilan sampai pagi djam poekoel anem dan tiada tahoe apa X tidoer itoe malem di dalem roemah itoe apa tiada. Lantas saja bersama orang-orang jang ada disitoe masoek kamar tempat tinggalnja X memeriksa baik baik sakalian barang-barang jang ada disitoe, maka dibawak satoe bale-bale dimana X toeroet atoeranja biasa tidoer, saja soedah dapat doewa sarong dan satoe iket kapala. Itoe pakajan-pakajan saja kasih toendjoek pada N. N. dan biDinja lantas marika itoe mengakoe betoel dia jang poenja itoe boerang jang soedah ditjoeri pada itoe malem. Maka saja tanja pada X. dari mana asalnja itoe barangbarang belom lama ia boleh dapat beli di pasar dari saorang perampoean berdagang jang ia tiada kenal. Oleh karana hal ini tiada perloe diperiksa lebih djaoeh, maka pakajan jang terseboet itoe lantas saja rampas akan dikirimkan kapada kangdjeng boepati di . . . . boewat djadi boekti, bersama-sama orang jang terdakwa. Maka dari pemariksaan ini memboewat relaas i i dengan beringat soempah waktoe saja dikasih pangkat, serta saja taroh tanda tangan di bawah ini, soepaja boleh terpakai dimana goenanja. Wedönö district . . . . N°. 90 Relaas van schouwing ingeval er een lijk gevonden wordt, (art. 42 Inl. Regl.) Pada ini hari .... tanggal .... 19 . saja . . . . . . wedönö district .... waktoe saja mendapat kabar dari loerah desa .... jang pada ini pagi waktoe moelai siang, soedah kedapetan satoe majit di lantas pergi ka tempat itoe bersama-sama loerah desa . . . . . dan . . . . x) akan memeriksa majit itoe, maka pendapetan pemeriksaan itoe sabagaimana berikoet di bawah ini: Maka majit itoe adak terletak di . . . . dan masih baik, ja-itoe majitnja saorang laki-laki jang sedang oemoernja dan berpakajan sabagaimana terseboet di bawak ini . Di badannja majit itoe ada kelihatan loeka-loeka dan lain-lain tanda ja itoe: lo. satoe loeka dimana dada kiri pandjang 2 centimeter, lebar 1 centimeter, dalem 3 centimeter Satelah itoe lantas saja priksa tempat itoe majit terletak, maka saja tiada dapet satoe perkakas dengan apa boleh disangka bahoewa kedjahatan ini soedah diperboewat, akan tetapi deket itoe majit saja soedah lihat di tanah berberapa tanda bekas darah, maka waktoe saja ikoeti itoe tanda-tanda bekas darah, saja dan orang-orang jang toeroet bersama-sama saja sampai dimana satoe pekarangan, adanja di . . . . Orang jang tinggal disitoe jang saja soeroeh panggil, mengakoe bernama N. N. oemoer tahoen, pen- tjaharian dan berkata sasoedahnja ia dibawa katempat kedjadian ini kedjahatan dan dioendjoekkan padanja majit itoe bahoewa ia tiada kenal pada orang jang ') Zoo mogelijk met een geneeskundige. soedah diboenoeh itoe dan ia tiada tahoe apa-apa dalem ini perkara. Lantas saja balik kombali ka pekarangannja itoe N. N. maka waktoe saja priksa dalem roemahnja, saja soedah dapat di bawah satoe balé-balé satoe kris jang ditoetoepi dengan beberapa daoen, dimana kelihatan ada tanda-tanda bekas darah, demikian djoega satoe badjoe orang laki-laki jang berloemoeran darah dan robek. Ditanja dari mana ia dapet itoe barang-barang, maka N. N. kata jang itoe barang-barang ia tiada kenal dan djoega ia tiada bisa kira, siapa jang soedah semboenikan itoe barang-barang di tempat itoe. Akan tetapi ini atoeran itoe waktoe djoega soedah ditolak oleh doewa dari pada orang jang berhadlir disitoe ja-itoe orang-orang bernama A. dan B. kedoewanja djadi tetangga dari itoe N. N. dan jang soedah toeroet pada saja waktoe saja dateng di pekarangan N. N., maka kedoewa marika itoe berkata bahoewa itoe kris jang soedah terdapet dan itoe badjoe jang berloemoeran darah, marika-itoe kenal ada miliknja itoe N. N. dan kedoewa marika-itoe ingat betoel bahoewa tempo kalamari malemnja N. N. masih pakai itoe badjoe. Oleh kerana hal jang terseboet itoe, maka tjoekoeplah peroendjoekan kesalahan tentang jang tersangka N. N. lantas saja soeroeh tahan dia dan saja rampas itoe kris dan itoe badjoe jang terseboet diatas akan djadi boekti dimana mistinja. Dari pada pendapetan ini saja lantas memboewat ini relaas dengan beringet soempah waktoe saja dikasih pangkat dan saja menarohken tanda-tangan bersama-sama kedoewa loerah-loerah desa jang toeroet pada saja soepaja boleh terpakai dimana goenanja. Wedönö district . . . . N°. 91. Relaas van gevangenneming (art. 48 lal. Regl.) Pada ini hari . . . . , tanggal .... 19 . saja . . . . . wedönö district soedah tangkep dan kasih masoek dalem pendjara district saorang djawa nama X, oemoer kira-kira .... tahoen, dilahirkan di. . ., beroemah di . . . .ia itoe deri sebab itoe orang öisangka mentjoeri barang-barang didalem roemah dengan bongkar diloewar. Maka deri ini perboewatan saja bekin ini relaas dengan beringet soempah waktoe saja dikasih pangkat, maka saja taroh tanda tangan dibawah soepaja dipakai dimana goenanja. Wedönö district . . . . N°. 92. Formulier voor een proces-verbaal van voorloopig onderzoek met de naar aanleiding van het gehouden onderzoek te nemen beschikkingen. Nummer register district 17. Residentie Soerabaja. Afdeeling Sidajoe. Tahoen 1906 — District Tambangan. Boelan Mei. Proces-Verbaal van voorloopig onderzoek. Nummer van de Rol van dagelijksche zaken. Masoeknja perkara. 88. Nama, oemoer, tempat di manadiper- M k b . djstrict vt anaken, roemahnja pakerdjaan dan lain lain katrangan hal kaadaannja tanggal. njang terdakwa. 27 Senen, kira1 oemoer 30 tahoen, dila- hirkan dan tinggal di desa Tandjanga- 15/5—1906. wan, district Tambangan, afdeeling Sidajoe, pakerdjaan koeli. Didakwa poekoel orang sampai mati. ■ 1 1 Djadinja perkara tanggal 10 Mei 1906. Trima tanggal 11 Mei 1906. Abis di priksa 1 Juni 1906. Pesakitan salah melanggar art. 211 Strafwtb. v. Inl. Pesakitan soedah dihoekoem satoe tahoen deri perkara bekin loeka pada lain orang. Diatoerkan ka kawedanan tanggal 7 Juni 1906. Ass. Wed. 1ste kl. Oedjoeng pangkah, Pesakitan salah melanggar art. 211. Strafwtb. v. Inl. 8 Juni 1907. Wedónö Tambangan, Soedah priksa dan mendapet pesakitan melanggar art. 211 Strafwtbv.ini 10 Juni 1906. Boepati Sidajoe, Djaksa landraad trima tanggal 11 Juni 1906. Abis di priksa tanggal 17 Juni 1906. Dapet kombali Abis di priksa Fojmulierboek 12 Nama, oemoer, pakerdjaan, tampat tinggal beroe- Atoerannja saksi-saksi di moeka rriah, dan lain-lain katra- „ ngan hal saksi-saksi apa assistent-wedono. djadi sanaknja sakinan. t * 1° Sarini, kira-kira Atoerannja saksi No. 1. oemoer 25 tahoen, pa- Menjataken dengan soempah') kerdj aan boeroeh, tinggal di desa Tandjangawan, district Tambangan (Sidajoe) tida sa- naktetapi soedah kenal pada sakitan. Dipriksa pada hari 19 . 2° Sarkawi enz. Atoerannja saksi No. 2. Menjahoetannja pesakitan. Boekti: Maka deri pepriksaan ini saja soedah bekin proces-verbaal ini dengan beringet soempah waktoe saja dikasih pangkat, serta saja taroh tanda tangan di bawah inisoepaja boleh terpakai dimana goenanja. tanggal .... 1906 Assistent-Wedönö .... Tanda tangan. ') De eedsaflegging is facultatief. Atoerannja saksi-saksi di moeka Atoerannja saksi-saksi di moeka hoofddjaksa, assistent-president, fd. adjunct-hoofddjaksa. controleur. Atoerannja saksi No. 1. Verklaring van getuige Sarini. Dipriksa di bawah soempah *) Onder eede gehoord J) Tetap atoerannja. Getuige persisteert. Saksi No. 2. Getuige Sakawi. Tida priksa. Niet gehoord. Menjahoetannja pesatikan. Verklaring van den beklaagde Tetap atoerannja. - Maka deri pepriksaan ini En is hiervan dit proces- saja soedah bekin proces-ver- verbaal opgemaakt op den baal ini, saja taroh tanda eed aan den lande bij de aan- tangan di bawah ini soepaja vaarding mijner bediening boleh terpakai dimana goe- gedaan en dcor mij onder- nanja. teekend. tanggal .... 19 den 19 . . Hoofddjaksa, ^ assistent-resident, ^ ^ fd. adj.-hoofddjaksa. controleur. i) Indien deze daartoe bevoegd !) De eedsaflegging is facultatief. verklaard is. Atoerannja saksi-saksi di moeka assistent-president, controleur. !) De eedsaflegging is facultatief. _ assistent-resident De —j van .... controleur Gelezen de stukken van het voorloopig onderzoek in de zaak van den verdachte ; Gehoord den verdachte en de getuigen voor zoover verschenen; Gelet op het gevoelen van den regent van . . . .; Gehoord den hoofddjaksa; Overwegende dat de zaak voldoende is onderzocht en er genoegzame art. grond bestaat tot vervolging van den verdachte voornoemd ter zake 82 van welk feit bij art van strafbaar en is gesteld met en behoort tot de kennisneming van het 84 districtsgerecht, regentschapsgerecht, den politierechter den landraad, te ') ; Overwegende dat geen termen bestaan tot verdere vervolging van art den verdachte; 8g ■ Overwegende dat den verdachte verkeerdelijk als misdrijf of overtreding is ten laste gelegd een feit niet vatbaar voor gerechtelijke ver. volging; Gelet op art van het Inlandsch Keglement en op Staatsblad 1894 No. 217. >) ; BESCHIKKENDE: Verstaat de ter zake betrekkelijke stukken te zenden aan den presiart. dent van den landraad te ; 82 Gelast, dat de verdachte voornoemd in hechtenis zal blijven, worden gesteld, terstond op vrije voeten zal worden gesteld >). Beveelt den hoofddjaksa deze zaak in te schijjven in het bij artikel art S69 van het Inlandsch Reglement bedoelde register; 34 Gelast dat de verdachte voornoemd terstond op vrije voeten zal worden gesteld met last om op ... . dag den .... 19 . . des voormiddags om . . . uur voor den politierechter te verschijnen. art Verstaat de ter zake betrekkelijke stukken te zenden aan het dis34 trictsgerecht, het regentschapsgerecht, den controleur te . . . '); Stbi Gelast dien rechter van de zaak kennis te nemen en daarin uitspraak 1894 te doen'» No Beveelt, dat de verdachte voornoemd terstond op vrije voeten zal 2i7 worden gesteld met last om op een hem nader aan te zeggen dag en uur voor dien rechter te verschijnen. Verklaart dat geen voldoende bezwaren tot verdere vervolging van den verdachte voornoemd bestaan; art. dan wel 86 Verklaart dat het den verdachte voornoemd ten laste gelegde feit niet vatbaar is voor gerechtelijke vervolging; Gelast dat hij terstond op vrije voeten zal worden gesteld. Gedaan te ... . den . . . . 19 . . _ assistent-resident _ De t—; ït— voornoemd, controleur l) ') Door te halen wat niet vereischt is. *) Voor zoover daartoe bevöegd verklaard. Aant. a. De ambtenaren, belast met het voorloopig onderzoek eener inlandsche strafzaak, zijn bevoegd daarbij de getuigen onder eede te hooren. Hieraan staat niet in den weg de omstandigheid, dat de eed voor tijdens het voorloopig onderzoek te hooren getuigen niet is omschreven en dus tot een elders in de wet gegeven omschrijving van dien getuigeneed toevlucht moet worden genomen, zoomin de omstandigheid, dat tegenover den tot eedsaflegging niet genegen getuige geen dwangmiddel kan worden toegepast. Tot de ambtenaren, die deze bevoegdheid bezitten, behooren ook de districts- en onderdistrictshoofden. HGHof 1 April 1908 Tijdschr. R. i. I. dl. 90, blz. 228. Cfm. R. v. J. Semarang 21 Jan. 1907 en Landraad Ponorongo 20 Dec. 1906, Tijdschr. R. i. I., dl. 88, blz. 226 b. Waar eenmaal de administratieve ambtenaar volgens art. 82 Inl. Regl. bij één beschikking niet samenhangende zaken van verschillende verdachten in handen heeft gesteld van den voorzitter van den landraad, daar is die ambtenaar niet meer bevoegd om alsnog zijne beschikking eigener autoriteit te vernietigen en de zaken te splitsen, aangezien na ontvangst der processtukken van den administratieven ambtenaar alleen de president van den landraad te beoordeelen heeft of en hoe de in zijne handen gestelde zaken naar den landraad behooren te worden verwezen (art. 240a Inl. Regl.) De splitsing zal dus in dat geval als nog door den landraadvoorzitter moeten geschieden Pres. Ldr. Soekaboemi 19 Mei 1896 Tijdschr. R. i. I. dl. 69, blz. 413. c. Wanneer uit de beschikking van de administratieve autoriteit bij de aanbieding der stukken van het voorloopig onderzoek, blijkt dat deze autoriteit slechts een strafvervolging wenscht ten aanzien van één feit, waarvan uit die stukken blijkt, mist de verwijzende rechterlijke autoriteit de bevoegdheid om eene beslissing te nemen ten aanzien der al of niet verwijzing van andere, mede uit die stukken blijkende feiten. HGHof 18 Juli 1900, Tijdschr. R. i. I. dl. 75, blz. 350. Ook als aangenomen kan worden, dat de rolbeschikking door slordige redactie niet juist weergeeft de bedoeling der administratieve autoriteit, kan de landraadvoorzitter haar niet ter aanvulling terugzenden. Pres. Landr. Pekalongan 3 ^ebr. 1901, Bekr. HGHof 19 Febr. 1901, Tijdschr. R. i. I. dl. 76, blz. 302. d. In geval van krankzinnigheid zie de aanteekeningen bij formulier no. 85. N°. 93. Bevelschrift tot inzending van authentieke stukken welke vermoed worden valsch of vervalscht te z^jn. (art. 78a Inl. Regl.) t. assistent-resident De t—; te ; controleur Gelezen de missive van den regent van dd. .... 19 .. en de daarbij overgelegde stukken, betreffende ; Overwegende, dat blijkens deze stukken wel een vermoeden bestaat, dat de verdachte valschheid in geschrifte 1 j 1 ■ het afschrift der , , „ gepleegd heeft, in ^ op den 19 . . voor den notaris N. N. te verleden akte van koop en verkoop tusschen A en B, doch dat tot het con- , , , , . 1 eeneverseliikinevanhetafschriftmet stateeren van de valschheid ^—: de overlegging van de minuut noodzakelijk is; Gelet op art. 78a van het Inlandsch Reglement; Beveelt den notaris N. N. te om de minuten der voor hem in de maand 1900 verleden akten op of voor den 19 . . ten zijnen kantore in te zenden. ijedaan te den 19 . . „ assistent-resident , De t—i voornoemd, controleur ' Aant. Dit bevel wordt tegen ontvangstbewijs aan den bewaarder uitgereikt, of per aangeteekenden brief toegezonden. Van die uitreiking worden dus geen relazen of andere stukken opgemaakt. N°. 94. Bevelschrift tot gijzeling ingeval de in het vorige formulier bevolen inzending niet plaats vindt assistent-resident . De r—i te , controleur Overwegende dat bij dezerzijds gegeven schriftelijk bevel dd 19 . . aan den notaris N. N. te . . . . is gelast geworden de minuten der vóór hem in de maand 19 . . verleden akten op of voor den .... i assistent-resident . • j.. 19 . ten kantore van den—controleur— te . . . . inte zenden; Overwegende, dat van genoemd bevel aan den notaris voornoemd blijkens ontvangst bewijs dd 19 . . f , .f, is uitgereikt . een atscnrilt per aangCteekenden brief is toegezonden ' Overwegende, dat deze inzending nog niet heeft plaats gehad, en daarvoor door genoemden notaris geen geldige reden is aangevoerd; Gelet op artikel 78a tweede lid van het Inlandsch Reglement; Beveelt dat de notaris N. N. te . . . .in gijzeling zal worden gehouden, totdat hij aan zijne verplichting zalhebben voldaan. Gedaan te den 19 . De aaai8te°t-f8ident voornoemd, controleur N°. 95. Proces-verbaal van verhoor van deskundigen tijdens het voorloopig onderzoek door den (art. 78a al. 4 Inl Regl) Op heden dag den .... 19 . . verscheen assistent-resident . . , voor mij . . . . —controleur te ten einde als deskundige- gehoord te worden in de zaak van den verdachte A. beschuldigd van valschheid in geschrifte, een persoon die op afvrage zeide te zijn X, oud naar gissing . . . . jaar, van beroep .... wonende te Hij verklaarde den verdachte voornoemd wel gekend te hebben vóór het plegen der daad waarvan deze verdacht wordt, doch hem niet in den bloede noch door aanhuwelijking te bestaan, en ook niet tot hem in dienstbetrekking te staan, waarop hij op de wijze zijner godsdienstige gezindheid den eed aflegde van zijn gevoelen geheel naar waarheid immers naar zijn beste weten te zullen uitbrengen en op de volgende hem gedane vragen als volgt antwoordde. En is hiervan opgemaakt dit proces-verbaal hetwelk na voorhouding en na(^at ^e deskundige verklaard had bij zijne daarin opgenomen verklaring te volharden, door mij is onderteekend J). assistent-resident , De 7—; voornoemd, controleur ') Indien de getuige kan schrijven, is het wenscheljjk hem dit procesverbaal te laten teekenen; dit is echter niet voorgeschreven. N°. 96. Proces-verbalen om de identiteit van in beslag genomen stukken van overtuiging te verzekeren. PROCES-VERBAAL. Op heden dag den 19 . . werd mij A. A. assistent-resident van uit naam van Mas Aströdikrömö, wedönö van Mödjösari door zijn politieoppasser Sidin overhandigd een gesloten houten kistje met het opschrift „Boekti di dalam perkaranja pesakitan Mardjoeki", hetwelk verzegeld was met het zegel van genoemd inlandsch hoofd, welke zegels bij onderzoek alle gaaf en ongeschonden bleken te zijn. Daar uit höt mij gelijktijdig toegezonden proces-verbaal van huiszoeking dd 19 . . van genoemden inlandschen ambtenaar, en het kamponghoofd Soerödirdjö bleek dat gemeld kistje . . . . . . moet bevatten, heb ik dat kistje opgeborgen in een in mijn kantoor in mijne woning staande kast, die ik vervolgens heb gesloten en na den sleutel bij mij gestoken te hebben met mijn ambtszegel heb verzegeld. Waarvan ik op den eed aan den lande bij de aanvaarding mijner bediening gedaan dit proces-verbaal heb opgemaakt en onderteekend om te dienen waar zulks zal behooren. De assistent-resident van * . . . PROCES-VERBAAL. Op heden dag den 19 . . heb in A. A. assistent-resident van . . . . , nadat mij daartoe door den hoofddjaksa bij den landraad te het verzoek was gericht, en na het zegel gaaf en ongeschonden te hebben bevonden, de kast waarin ik het in bovengemeld proces-verbaal genoemd kistje geborgen heb, na het zegel verbroken te hebben, geopend en het zich nog in die kast bevindende kistje, waarvan de zegels gaaf en ongeschonden bleken te zijn, ter hand gesteld aan den hoofddjaksa bij den landraad te in persoon, opdat het door dezen op de op dag 19 . . te houden terechtzitting van genoemden lai:draad als stuk van overtuiging zal kunnen worden overgelegd. Van welke verrichting ik op den eed aan den lande bij de aanvaarding mijner bediening gedaan, dit proces-verbaal heb opgemaakt en onderteekend om te dienen waar zulks zal behooren. De assistent-resident van Aant. Dergelijke proces-verbalen zijn alleen dan noodi^, wanneer de aard van de zaak en van de stukken van overtuiging het wenschelijk maakt, dat de identiteit der aangehaalde stukken van overtuiging niet in twijfel kan worden getrokken. N°. 97. Bevel tot gevangenneming en opzending, (art. 76 jcto. 79 al. 1 Inl. Regl). IN NAAM DER KONINGIN! ,, assistent-resident , De r—; r;— te '> controleur') Gelezen de missive van den regent van dd. 19 .. en de daarbij overgelegde bescheiden; Gelet op het gevoelen van den regent; Gehoord den (noofd)djaksa ; Overwegende dat uit den inhoud der bovenbedoelde bescheiden gewichtige bezwaren ontstaan tegen X . . . . oud .... jaren, geboren te ... . van beroep .... wonende te . . . , als zoude hij op den .... 19 . . zich hebben schuldig gemaakt aan (korte omschrijving van het gepleegde feit), welke handeling ingevolge art. . . . strafbaar is met (gevangenis of eene zwaardere straf); Overwegende dat er gegronde vrees voor de ontvluchting van genoemden persoon bestaat; Gelet op art. 79 al. 1 van het Inlandsch Reglement; BESCHIKKENDE: Beveelt de gevangenneming en opzending naar deze Hoofdplaats van den persoon van .... voornoemd. Gedaan te ... . den .... 19 . . assistent-resident , De r-7—: voornoemd, controleur 1 Aant. Volgens het bepaalde bij art. 76 Inl. Regl. is in dit geval steeds een schriftelijk bevel vereischt. ') Voor zoover deze daartoe bevoegd is verklaard. N°. 98. Rol van dagelijksche zaken gehouden door den assistent-resident te (art. 88 Inl. Regl.) Doorloopend Nummer.jl Nummer van het voorloopig onderzoek door den assistent-wedónó. Naam, ouder- Teil BESLISSINGEN dom, beroep, laste EN of verblijfplaats AAN TEE KEN IN GEN VAN DEN van de(n) ° 0 verdachte(n) feit. ASSISTENT-RESIDENT. 88 17 Senen doodslag. 17/6 1906. Ontvangst stukken, v. o.; den ver- + 30 jaar, oachte opzenden •). de stukken tot nader onder- landbouwer, zoek aan den hoofddjaksa2) dessa Senta- (handteekening of paraaf), nanlor, dis- 29/6 1906. Den verdachte en de getuigen 3) A trict Wönö- en B voor mij brengen op den 14den Juli 1899. aari. (handteekening of paraat), 14/7 1906. Den verdachte en de getuigen A en B gehoord ; de stukken zenden aan den president van den landraad.de verdachte blijft in hechtenis. (als boven). 89 36 Krömö diefstal 18/6 1906. Ontvangst stukken v. o. Den ver- -(- 25 jaar, als over- dachte oproepen 4) om op den 23sten Juni '99 koelie, dessa treding voor mij te verschijnen. Karanglo.dis- gepleegd. (als boven.) trict Tam- 23/6 1906. Den verdachte gehoord. In de poli- bangan. tierol inschrijven. (als boven). 90 37 Sidin overtre- 19/6 1906. Ontvangst stukken v. o.; aan den + 40 jaar, ding van controleur van Karang Geneng zenden om van deze landbouwer, art. 2 zaak kennis te nemen endaannuitspraaktedoen5). dessa Wönö- No. 9 (als boven), giri, district Pol. Kegl. KarangGeneng. 1) Als de verdachte niet reeds door het districts- of onderdisfrictshoofd is aangehouden, zal met de opzending zijne gevangenneming bevolen moeten worden. 2) Dit nader onderzoek kan ook aan den assistent-wödöno of wödöno worden opgedragen. ») De assistent-resident is bevoegd, maar niet verplicht de getuigen te hooren. 4) Indien tegen het feit geldboete is bedreigd, zoomede wanneer in het geval van alinea 1 art. 79 I. R. gevangenneming niet wordt noodig geacht, is het verhoor van den verdachte op de rol van dagelijksche zaken facultatief. s) In dit geval wordt geen verschijning van den verdachte voor den assistentresident bevolen. §2. D1STRICTS- VAN DE RECHTSPLEGING VOOR DE J^eqentschapsGERECHTEN EN DE POLITIEROL. N° j\ Register dari perkara2 hoekoeman jang dipoetoes oleh raad d^ j & rict . kaboepatan . . . , karesidenan . . dalem tahoen 1909. 11 tegl.) Nama-nama, Kaoikiran- Hari Nama-nama, oe- oemoer) dipera. Atoerannja . . Kapikirannja Han boelan Aanmer- 5: moer, diperanakan nja kaoem dan boenjinja g boelan at +jneeai dan ' Atoerannja saksi-saksi- i (wakil kingen. I masoeknja T ! gg '' «nggal, dan pesatikan. ^ n M-lid. poetoesan. Z 1 Pakerdjaan dan pakerdjaan dari panghoeloe). perkara. pesatikan. saksi_saksi. 10 Febr. 1909. J) Trang pesakitan salah Menghoekoemkan dia akan bajar dendadoewa roepiah. Wedono i j j _f u«ft Aant. Het districtshoofd moet elke veertien aagen een • - 1 • • 1 1 1 n J /-\ 1 y~l oOll dit register, bevattende de zaken in dat tijdsverloop oeiianuciu regent toezenden, art. 99. ' £ Namen, Namen, be' | Naam, ouderdom, beroep en Korte inhoud roep ert^ S zoo na mogelijk, eme 'ng woonplaats van de verkla- woonplaatS - der ten laste , . . m c beroep en woon- of der voor- ringen der voor- der op u g- verblijfplaats van £e eg e loopig ge- loopig gehoorde politierol | den beklaagde. °Ver re '"g' hoorde getuigen») gehoord6 ° getuigen'). getuigen m. '/ ... (art. 369 en 370 Inl. Regl.) be' °rte inhoud der Advies n klaringen van de Bekente- van den at5 'J de politierol ge- "is ofont- hoofd- Beslissing van den dl °0rde getuigen kentenis , . I Hm funS- politierechter, oi 1 vermelding of van den adjunct ie . a' of niet onder beki. i) hoofd- !) ^ zijn gehoord2) djaksa. ^ In naam der Koningin! De politierechter te ... ; Gehoord den beklaagde; Gelet op de verklaringen der getuigen ; Ingewonnen het advies van den .... djaksa; Gelet op art. . . . van . . ; Rechtdoende: Verklaart den beklaagde . . . schuldig aan overtreding van art. . 7 Veroordeelt hem deswege tot eene geldboete van f . . ., bij niet voldoening binnen acht dagen 3) te vervangen door .... dagen ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon, Verwijst den beklaagde in de kosten van het geding. Aldus gewezen en in 't openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van den beklaagde op heden . . . . . 19 . . door mij .... politierechter te Tv _ _ 1f J. • 1- J 1 , J , .. , .... ai„ Afschriften van de politierol behooren door den assistent-resident (contro- !) In deze kolommen kan verwezen worden naar de bij de politiero e J v\®bewaarder van dit register, en niet door den djaksa te worden geteekend. stukken van het voorloopig onderzoek. j' 1^ J) In deze kolommen kan naar de 4de en 5de kolom verwezen worden, ^e beklaagde niet bij de uitspraak tegenwoordig is, moeten hier worden gehoorde getuigen dezelfde personen zijn en zij hetzelfde verklaard hebben. ga woor(jen ; »na aanmaning». §3. VAN DE VERWIJZING NAAR DE TERECHTZITTING. N°. 102. Verwijzing eener zaak naar den politierechter, (art. 240b Inl. Reg!.) IN NAAM DER KONINGIN! De president van den landraad te ; , ju-- • • j assistent-resident . Gelezen de bij missive van den- 7—; te . . . controleur . . . dd 19 . . toegezonden stukken van het voorloopig onderzoek in de zaak van Amat oud naar gissing 30 jaar, geboren en woonachtig te . . .... van beroep daglooner, in preventie hechtenis sedert 19 . .; Overwegende dat blijkens deze stukken de verdachte wordt vervolgd ter zake dat hij op den öden Februari jl. op straat onder de kampong afdeeling .... residentie aan de politieoppassers Sanean en Kemis, toen dezen hem arresteerden, omdat hij zoude deelgenomen hebben aan een hanengevecht op het erf van den heer X., eenige slagen en schoppen zoude hebben toegebracht ; Overwegende dat op grond van de getuigenverklaringen niettegenstaande verdachte's ontkentenis wel mag worden aangenomen, dat hij van zich af heeft geslagen en misschien ook wel getrapt, toen de genoemde politieoppassers hem arresteerden op het oogenblik dat hij het woonerf van den heer X. verliet met zijn vechthaan onder den arm; Overwegende dat echter evenzeer vaststaat, dat de verdachte de politieoppassers voornoemd niet als zoodanig kende en zij niet in uniform gekleed waren; Overwegende dat de politie-oppassers voornoemd tijdens de arrestatie wel is waar een gordelriem met plaat, en een golok droegen, doch dat beiden die distinctieven onder hunne baadjes hadden verborgen, zoodat men niet kan zeggen dat de verdachte, toen hij, hetgeen door hem wordt beweerd, en bevestigd wordt door de verklaringen van de politieoppassers Sanean en Kemis, onderwacht van achter werd beprongen, wist dat hij met handhavers der orde, met beambten der politie te doen had; Overwegende dat het voor rebellie dan wel beleediging van de openbare macht een vereischte is, dat men wist dat men met agenten der openbare macht te doen had, en.bij het wegvallen van dit element de dooi den verdachte gepleegde feiten in elk geval niet meer kunnen opleveren dan het toebrengen van geringe slagen en kwetsuren waartegen bij artikel 280 van het Strafwetboek voor Inlanders in Nederlandsch-Indië tenarbaidstelling aan de publieke werken voor de kost zonder loon van zes dagen tot drie maanden of geldboete van ten hoogste één honderd gulden is bedreigd; Overwegende dat daaruit tevens volgt, dat niet de landraad doch de politierechter bevoegd is in deze te beslissen of de verdachte strafschuldig is, dan wel of hij in staat vaD wettige zelfverdediging verkeerde; Gelet op artikel 240b van het Inlandsch Reglement en artikel 145 en 163 sqq. van het Strafwetboek voor Inlanders in Nederlandsch-Indië, zoomede op artikel 95 en 110 van het Reglement op de Rechterlijke Organisatie; BESCHIKKENDE: Verklaart den landraad niet bevoegd van de onderwerpelijke zaak kennis te nemen, Verwijst haar raar den politierechter te , Gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van den verdachte tenzij hij om andere redenen in hechtenis behoort te blijven. Gedaan te ... . den .... 19 . . De president voornoemd, N°. 103. Beschikking, waarbij de president van den landraad de processtukken wegens onbevoegdheid van den landraad naar den president van een anderen landraad zendt, (art 240c Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN ! De president van den landraad te ... ; Gelezen de hem door den ^^nt-resident controleur bij missive dd 19 . . toegezonden stukken in zake Amir oud naar gissing .... jaren, geboren te ... . wonende te ... . van beroep . . . ; Overwegende dat blijkens het voorloopig onderzoek genoemde persoon er van verdacht wordt dat hij enz. (omschrijving van de ten laste gelegde feiten); Overwegende, dat de kennisneming van deze feiten welke in artikel .... van het Wetboek van Strafrecht voor Inlanders in Nederlandsch-Indië met .... strafbaar zijn, niet behoort tot de bevoegdheid van dezen landraad maar tot die van den landraad te .... , vermits enz Gelet behalve op de boven aangehaalde artikelen nog op art. 240c van het Inlandsch Reglement; BESCHIKKENDE: Verstaat dat deze beschikking met de onderwerpelijke processtukken aan den voorzitter van genoemde rechtbank zal worden toegezonden. Gedaan te ... . den .... 19 . . De president voornoemd, N°. 104. Verklaring dat het feit noch misdrijf noch overtreding daarstelt. (art. 240e al 2 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN ! De president van den landraad te , , assistent-resident Gelezen de hem door den —eontroleur— van ... . bij missive dd 19 . . toegezonden stukken van het voorloopig onderzoek in de zaak van Krömö oud naar gissing .... jaar, geboren in de dessa . . . . . en laatstelijk woonachtig in de dessa . . . • • beide in het district afdeeling . . • • residentie van beroep in preventieve hechtenis sedert ; Overwegende dat blijkens deze stukken genoemde Kromo er van verdacht wordt dat enz. {omschrijving van de door den verdachte gepleegde feiten); Overwegende dienaangaande dat enz. {opgave der gronden waarop die feiten misdrijf noch overtreding daarstellen); Overwegende dat op grond hiervan de boven omschreven feiten misdrijf noch overtreding daarstellen en de verdachte daarvoor dus niet strafrechterlijk kan worden vervolgd ; Gelet behalve op de boven aangehaalde artikelen nog op art. 240e al. 2 van het Inlandsch Reglement; BESCHIKKENDE: Verklaart dat het boven omschreven feit noch als misdrijf noch als overtreding is aan te merken; Stelt hem mitsdien te dier zake buiten vervolging; Gelast de onmiddelijke in vrijheidstelling van den verdachte, tenzij hij om andere redenen in hechtenis behoort te blijven. Gedaan te ... . den . . . . 19 . . De president vd., Aant. Onder het afschrift eener beschikking waarbij onder meer de onmiddelijke invrijheidstelling van den verdachte is gelast, behoort de aanteekening te worden gesteld, waaruit blijkt, dat aan dien last ook werkelijk voldaan is. Opmerking HGHof No. 11 (460). N°. 105. Verklaring dat geen voldoende redenen zijn tot verdere vervolging van den verdachte. (art. 240e al. 2 Inl. Regl) IN NAAM DER KONINGIN ! De president van den landraad te ; Gelezen de hem bij missive dd. . . . 19 . . door A assistent-resident , , . —controleur— te ... . toegezonden stukken van het voorloopig onderzoek in de zaak van Sanip daglooner, oud naar gissing 30 jaar, geboren en laatstelijk woonachtig in de kampong Tanah Sareal (Mangga besar, Batavia), thans sedert den 3en Mei 19.. gedetineerd in 'slands gevangenis; Overwegende dat volgens die stukken den verdachte wordt ten laste gelegd, dat hij in den nacht van 28 op 29 April jl. is gedrongen in de woning van den inlander Hadji Mohamad Tahir in den kampong Djembatan Lima wetan (Manggabesar, Batavia) en daar behalve eenige andere dezen toebehoorende goederen ter gezamenlijke waarde van van + ƒ 80.— arglistig heeft weggenomen een aan genoemden inlander toebehoorend geelkoperen presenteerblad ter waarde van ƒ1.— ; dan wel: dat hij wetende dat het was gestolen en met den wil het aan den eigenaar en aan de nasporingen van de politie te onttrekken op den 3den Mei 19.. in zijne woning in kampong Tanah Sareal (district Mangga besar, residentie Batavia) in het bezit is geweest van een aan den inlander Hadji Mohamat Tahir toebehoorend geelkoperen presenteerblad ter waarde van ƒ1.— hetwelk met nog eenige andere aan dezen toebehoorende goederen ter gezamenlijke waarde van ƒ 30.— in den nacht van 28 op 29 April jl. arglistig uit diens woning in de kampong Djembatan Lima wetan, Mangga besar, Batavia was weggenomen; Overwegende dat verder blijkt dat door den adjudant van Tanah Sareal op den 3en Mei jl. in de woning van den verdachte voornoemd huiszoeking is gedaan, omdat die adjudant en de commandant van Mangga besar „katrangan" hadden gekregen, dat de verdachte den boven vermelden diefstal zoude hebben gepleegd, en dat bij die huiszoeking in het voorhuis op de tafel is aangehaald een geelkoperen presenteerblad, hetwelk door den bestolene als zijn eigendom is herkend; Overwegende dat verdachte die niet bij deze huiszoeking tegenwoordig was, doch eenige oogenblikken na het vinden van genoemd presenteerblad thuis kwam, heeft verklaard, dat hij dat presenteerblad twee dagen te voren op de pasar te Glodok van een hem onbekend persoon voor f 0,75 heeft gekocht, welke verklaring door den getuige Alie bevestigd wordt; Overwegende dat de ,,katrangan", welke de adjudant en de commandant boven genoemd beweren gekregen te hebben, blijkt niets te zijn dan een bericht van een spion, wiens naam zij niet eens witten noemen ; Overwegende dat aangezien zulk een spionnenbericht niet voldoende is om als bewijsmiddel te worden gebruikt ten ware de door den spion vermelde feiten en omstandigheden door behoorlijke getuigen of op andere wijze bevestigd worden en het bezitten van een der gestolen voorwerpen onder de onderhavige omstandigheden nl. na aankoop op een markt, en zonder dat van eenige verberging blijkt, evenmin bewijs kan opleveren noch voor 't feit dat de verdachte is dader of mededader van den diefstal, noch dat hij is heler van gestolen goederen, ei geen voldoende redenen zijn ter verdere vervolging van den verdachte Sanip ter zake voormeld; Gelet op art. 240e al. 2 van het Inlandsch Reglement; BESCHIKKENDE: Verklaart dat er geen voldoende reden zijn ter verdere vervolging van den verdachte, Beveelt dat hij onmiddellijk op vrije voeten worde gesteld, ten ware hij om andere redenen in hechtenis behoort te blijven. Gedaan te ... . den . . . . 19 . . De president vd., Aant. Zie de aant. bij form. no. 104. N°. IOÓ. Last tot terechtstelling voor den landraad ter zake van misdrijf of overtreding. (art. 240e al 3, 4 en 7 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN! De president van den landraad te ... ; , , , , , assistent-resident Gelezen de hem door den —controleur van ... . bij missive dd 19 toegezonden stukken, van het voorloopig onderzoek in de zaak van den verdachte N.N. oud naar gissing . . jaren, geboren in de dessa .... district . . . residentie ... en laatstelijk woonachtig iu . . . . district . . . af: deeling . . . residentie . . . van beroep . . . , sedert den . . . .q prev.entieve hechtenis ; Overwegende dat er genoegzame termen tot verdere vervolging van den verdachte bestaan ter zake dat hij enz. (omschrijving van de ten laste gelegde feiten); „ ., , het misdrijf Overwegende dat deze feiten opleveren de overtredingvan . . . omschreven en strafbaar gesteld bij artikel . . van het strafwetboek voor Inlanders in NederlandschIndië met . . . . ; Overwegende dat de verdachte zich in hechtenis bevindt, en de verwijzing ter zake van de bovengenoemde feiten bij opvolging van artikel 82 van het Inlandsch Reglement geene voorloopige hechtenis tengevolge kan hebben; of wel Overwegende, dat de verdachte op vrije voeten is gelaten en de verwijzing geschiedt ter zake van een feit als bedoeld bij alinea 1 van art. 88 van het Inl. Reglement; Gelet behalve op het aangehaalde wetsartikel nog op artikel 240a, 240d en 240e van het Inlandsch Reglement; Beschikkende: Gelast de terechtstelling van den boven nader aangeduiden verdachten .... voor den landraad te . . . .rechtsprekende in zaken van o^^ading ter zake voorschreven; assistent- (Beveelt, dat de krachtens bevelschrift van den —— rf81fent te dd 19 . . ingezonden troleur authentieke stukken en registers tegen ontvangbewijs bij hem zullen worden overgebracht); Beveelt zijne onmiddellijke invrijheidstelling ten ware hij om andere redenen in hechtenis behoort te blijven; of wel Beveelt zijne onmiddellijke inhechtenisstelling; Bepaalt den dag der terechtzitting op ... . dag den 19 . . des voormiddags om . . . uur; Gelast den inlandschen officier van justitie om tegen dien dag de getuigen door tusschenkomst van de in art. 240e alinea 4 en 5 van bovengenoemd reglement genoemde hoofden te doen oproepen en den verdachte voornoemd met den inhoud dezer beschikking in kennis te stellen (of, indien de verdachte op vrije voeten is gebleven: „te doen stellen mede door tusschenkomst van een der bovengenoemde hoofden") met aanzegging om op den bepaalden dag ter terechtzitting te verschijnen; Stelt den termijn, die moet verloopen tusschen het tijdstip, waarop de verdachte met den inhoud dezer beschikking in kennis gesteld is, en den dag der terechtzitting op ten minste .... vrije dagen. Gedaan te ... . den . . . . 19 . . De president voornoemd, Pada hari tanggal 19 . . maka saja hoofddjaksa landraad di . . . . soedah kasih mengarti pada pesakitan N. N. boenjinja soerat prentahnja toe wan president landraad di . . . . jang terboewat pada tanggal . . . . 19 . . No dan saja memberi tahoe padanja bahoewa dia moesti mengadap di moeka landraad pada hari .... tanggal. . . . 19. . djam poekoel .... pagi. Saja hoofddjaksa landraad di Aant. a. Indien de beklaagde op vrije voeten is gebleven zal het door het betrokken hoofd op te maken relaas van aanzegging en oproeping mutatis mutandis gelijkluidend kunnen zijn. b. Wanneer de zaak niet kan worden behandeld op den dag in de akte van verwijzing vastgesteld, behoort bij eene nieuwe akte een andere rechtdag te worden bepaald, doch niet onder de akte van verwijzing te worden aangteekend, dat de zitting is uitgesteld en bepaald op een lateren dag. Bemerking Hof, no. 415 Dat uitstel kan alleen geschieden bij eene beschikking van den president of zijn wettigen vervanger, doch niet door de rechtbank, die zonder aanwezigheid van den president niet wettig is samengesteld. Bemerking Hof No. 488. Aant. c. Indien uit de den landraadvoorzitter toegezonden stukken van het voorloopig onderzoek een verdachte blijkt zich schuldig te hebben gemaakt aan nog een andere strafbare handeling, dan waarvoor die stukken in zijn handen zijn gesteld, mag ter zake geen verwijzing naar den landraad geschieden. Pres. Sdr. Malang 6 Sept. 1900, bekr. HGHof 14 Sept. 1900 Tijdschr. R. i. I. dl. 75, blz. 330. Cfm HGHof 18 Juli 1900 Tijdschr. R. i. I dl. 75 blz 350, 19 Febr. 1901 Tijdschr R. i. I. dl. 76, blz. 302 en 10 April 1901 Tijdschr. R. i. I. dl. 77 blz. 132. d. De meening, dat de landraadvoorzitter bij zijn verwijzing gebonden zou zijn aan de kwalificatie, welke door den assistenresident aan het feit is gegeven in de beschikking, waarbij hem de stukken van het voorloopig onderzoek zijn aangeboden, is minder juist. Hij kan den verdachte ook naar de terechtzitting verwijzen ter zake van een ander misdrijf, mits de elementen hiervan aanwezig zijn in het door den assistent-resident aangegeven feit. Uit artikel 82 al. 2 Inl. Regl. volgt alleen, dat, wanneer de assistent-resident bij de toezending der stukken van het voorloopig onderzoek, welke over verschillende strafbare feiten loopen, uitdrukkelijk schriftelijk heeft kennis gegeven ter zake van welke feiten de toezending geschiedt, de terechtstelling slechts ter zake van die opgegeven feiten kan plaats hebben. R. v. J. Soer. 23 Jan. 1902, 7 Febr. 1903 en 15 Aug. 1903, Tijdschr. R. i. I. dl. 80, blz. 328 en 330, en dl. 82 blz. 19. e. Indien een landraadvoorzitter geen termen heeft gevonden tot verdere vervolging van den verdachte, mag zijn opvolger niet alsnog de terechtstelling van den verdachte bevelen terzake van hetzelfde feit, tenzij nieuwe bezwaren zijn ingekomen. HGHof 3 Maart 1897, Tijdschr. R. i. I. dl. 70, blz. 276. f. De voorzitter van een landraad is niet bevoegd om een beschikking, ook al is zij door hem zelf genomen, waarbij een zaak is verwezen naar den landraad rechtsprekende in zaken van overtreding, bij eene nadere beschikking te niet te doen en daarbij de zaak te verwijzen naar den landraad, rechtsprekende in zaken van misdrijf. Laatstgenoemde beschikking is nietig en dientengevolge ook het op die beschikking berustende onderzoek en vonnis. R. v. J. Makassar 30 Jan. 1909, Tijdschr R. i. I. dl. 93, blz. 1. g. Het voorschrift van artikel 240e sub 14 Inl. Regl. moet per analogiam ook worden toegepast op het geval, dat van meerdere aan éénen verdachte ten laste gelegde feiten door den voorzitter van den landraad sommige wel, andere niet strafbaar worden geacht. Pres. Ldr Brebes 15 Maart 1900. Bekr. HGHof 5 April 1900, Tijdschr. R. i. I. dl. 74, blz. 353. h. Het niet in acht nemen van den termijn, welke volgens de akte van verwijzing moet verloopen tusschen den dag, waarop de beklaagde met den inhoud in kennis wordt gesteld, en den dag der terechtzttting, heeft niet de nietig- beid der kennisgeving ten gevolge, indien de beklaagde stilzwijgend berust en alzoo moet worden aangenomen, dat het recht van verdediging van den beklaagde door dit verzuim niet is verkort. HGHof 9 Oct. 1900, Tijdschr. R. i. I. dl. 70, bl. 378. i. In geval van vermoeden van krankzinnigheid zie de aanteekeningen bij formulier no. 85. j. Wanneer een verdachte ter zake van sommige hem ten laste gelegde feiten naar den landraad en ter zake van andere naar den politierechter verwezen wordt, behoort in de beschikking terstond een rechtsdag vastgesteld te worden, waarop de zaak waarvoor de verdachte naar den landraad verwezen is, zal behandeld worden. Opm. Hof no. 320 en no. 370. N°. 107. Schriftelijke last van den inlandschen officier van justitie tot oproeping der getuigen, en het schriftelijk bewijs dier oproeping. (art. 240e al. 8 Inl. Regl.) A. Inlandsche getuigen. SOERAT PANGGILAN. Saja hoofddjaksa landraad di . . . rainta pada . . -1) soepaja kasihperentah'pada orang2jangterseboetdi bawah ini: lo. Aströ, gogol tinggal di desa 2o akan menghadap di sidang pengadilan landraad di. dalem roemah jang dipergoenakan akan tampat pengadilan jang terseboet pada hari . . . tanggal . . . 19 . ., pagi djara. . . soepaja dipriksa djadi saksi dalam perkaranja saorang laki bernama .... jang terdakwa . . .2). Maka ini soerat panggilan saja minta lekas dikombaliken pada saja sabelomnja hari peperiksaan perkara ini sesama soerat katrangan jang saksi itoe soedah dipanggil. .... tanggal . . . . 19 . ., Hoofddjaksa landraad . . ., ') Naam en kwaliteit Tan het betrokken hoofd. ') Korte omschrijving van het ten laste gelegde feit. Pada hari tanggal 19 . . . saja i) soedah kasih prentah pada orang2 jang terse- boet dalem permintaanja hoofddjaksa landraad di . . . . boewat menghadap djadi saksi di moeka landraad di . . . pada hari .... pagi djam .... dalem perkaranja .... tanggal . . . . 19 . ., (Tanda tangan dengan pangkat deri orang jang telah mendjalankan pekerdjaan ini). B. Europeesche getuigen. Deze moeten door het hoofd van het plaatselijk bestuur in persoon worden opgeroepen. De hoofddjaksa doet in dit geval aan het hoofd van het plaatselijk bestuur het verzoek volgens bovenstaand formulier. Voor de oproeping zelve kan het volgende formulier gebruikt worden: Op heden den .... heb ik ... . hoofd van het plaatselijk bestuur te . . . .ten verzoeke van den hoofddjaksa bij den landraad te ... . blijkens zijnerzijdsche missive dd 19 . . opgeroepen den persoon van A„ van beroep .... wonende te ... . om op . . dag den . . . . 19 . . des voormiddags om 8 uur te verschijnen ter terechtzitting van den landraad te . in het voor de zittingen van die rechtbank bestemde lokaal te . . . .ten einde als getuige te worden gehoord in de strafzaak van den beklaagde X. Het hoofd van het plaatselijk bestuur te . . . Als boven indien de oproeping schriftelijk geschiedt. Het hoofd van het plaatselijk bestuur te... . roept hierbij op den persoon van A., van beroep .... wonende te . . . . om op . . . . dag den . . . . 19 . . des i) Naam en kwaliteit van het betrokken hoofd. voormiddags om 8 uur te verschijnen ter terechtzitting van den landraad te . . . .in het voor de zittingen van die rechtbank bestemde lokaal te ... . ten einde als getuige te worden gehoord in de strafzaak van den beklaagde X., en gelast dat deze oproeping onder uitreiking van een afschrift ') daaraan aan den opgeroepene ter onderteekening zal worden aangeboden, door (het districtshoofd van . . . . . of wel den politieoppasser Sidin). Gezien den . . . . 19. . Gedaan den. . . . 19 . , De opgeruepene Het hoofd van plaatselijk bestuur te N°. 108. Last tot terechtstelling waarbij de samenvoeging van twee zaken bevolen wordt, waarvan de stukken van voorloopig onderzoek den president van den landraad ongeveer gelijktijdig zijn toegezonden. (art. 240e al. 11 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN! De president van den landraad te .... ; ~ , , , , , assistent-resident Gelezen de hem door den ; van .... controleur bij missive dd. 18 en 23 Maart 19 . . toegezonden stukken van het voorloopig onderzoek in de zaken van de verdachten: A B en van den verdachte B. voornoemd; Overwegende, dat van deze krachtens beschikkingen van den assistent-resident voornoemd dds. 17 en 22 Maart 19 . . toegezonden stukken de eerste betrekking hebben op een diefstal, die door beide verdachten zou zijn gepleegd, en de laatste op een diefstal, die alleen door den 2den ver- !) Ofschoon niet vereischt is dit toch wenschelijk en niet in strjjd met de wet. dachte zou zijn gepleegd, zoodat zij betreffen feiten waarvan een door den zelfden persoon begaan ; Overwegende dat het belang van het onderzoek zich niet tegen de voeging dezer zaken verzet, zoodat overeenkomstig het bepaalde bij artikel 240e al. 11 van het Inlandsch Reglement bij één beschikking hunne terechtstelling voor den landraad behoort te worden bevolen; Overwegende dat er genoegzame termen zijn tot verdere vervolging, zoowel van de beide verdachten ter zake dat zij (omschrijving der ten laste gelegde feiten); welke feiten opleveren het misdrijf van .... omschreven en strafbaar gesteld bij artikel .... van het Strafwetboek voor Inlanders in Nederlandsch-Indië met als van den tweeden verdachte ter zake dat hij (omschrijving der ten laste gelegde feiten); welke feiten opleveren het misdrijf van .... omschreven en strafbaar gesteld bij artikel van het Strafwetboek voor Inlanders in Nederlandsch-Indië met • • • • • j Gelet behalve op de aangehaalde wetsartikelen nog op artikel 240a, 240d en 240e van het Inlandsch Reglement; BESCHIKKENDE: Gelast de terechtstelling der beide boven nader aangeduide verdachten voor den landraad te zoo van beiden gezamenlijk als van den tweeden verdachte afzonderlijk, ter zake voorschreven; Bepaalt enz. {verder gelijk het slot van formulier No. 106). Aant. Twee door beklaagde in denzelfden nacht gepleegde diefstallen afzonderlijk berecht, waardoor hem twee straffen zijn opgelegd, waarvan de een ter plaatse der veroordeeling en de andere daar buiten moet worden ondergaan. Bemerking Hof, no. 358. Formulierboek 14 N°. 109. Last tot terechtstelling voor den landraad, waarbij de zaken van twee verdachten, welke bij één beschikking van den assistent-resident aan den president van den landraad waren toegezonden, gesplitst worden. (art. 240e al. 13 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN! De president van den landraad te ; , j 1 j i aaaiatent-reaident Gelezen de hem door den —1 van controleur bij missive^dd 19 . toegezonden stukken van het voorloopig onderzoek in de zaak van de verdachten : Wongsö alias Pak Aminah, oud naar gissing . . jaar, geboren en laatstelijk woonachtig in de dessa .... district afdeelicg .... residentie . . . van beroep .... en Sentong, oud naar gissing . . jaar, geboren in de dessa . . . . en laatstelijk woonachtig in de dessa .... beide gelegen in het district .... afdeeling, .... residentie . . . ., van beroep . . . beiden sedert den . . . . 19 . . in preventieve hechtenis; „ . , , , . , asaiatent-reaident Overwegende, dat wel is waar de 7—; van . ° ' controleur blijkens zijne beschikking dd. . . . 19 . . No. . . het onderzoek in de strafzaken dezer beide verdachten heeft samengevoegd en dit aan ons heeft gezonden, doch ten onrechte, daar het strafbare feit, waarvan verWongsó alias Pak Aminah verdacht wordt, in geen enkel opzicht in verband staat tot dat waarvan de verdachte Sentong verdacht wordt; Overwegende, dat (opgave der gronden waarop de strafbare feiten niet geacht kunnen worden samenhangend te zijn); Overwegende dat nu de zaken dezer beide verdachten onderling niet samenhangende zijn en ook tusschen deze geen verband bestaat ten gevolge waarvan eene gelijktijdige behandeling wenschelijk is, ja zelfs zulk een behandeling het onderzoek zeer zeker in den weg zou staan, de terecht- stelling der beide verdachten bij afzonderlijke beschikkingen behoort te worden gelast; Overwegende dat er genoegzame termen zijn tot verdere vervolging van den verdachte Wongsö alias Pak Aminah ter zake dat hij (omschrijving der ten laste gelegde feiten); Overwegende dat deze feiten opleveren het misdrijf van . . . . omschreven en strafbaar gesteld bij artikel . . . . . van het Strafwetboek voor Inlanders in NederlandschIndië met . . . .; Gelet behalve op het boven aangehaalde wetsartikel nog op art. 240a, 240d, en 240e van het Inlandsch Reglement; BESCHIKKENDE: Splitst de zaken der bovengenoemde verdachten; Gelast de terechtstelling van den verdachte Wongso alias Pak Aminah voornoemd voor den landraad te rechtsprekende in zaken van misdrijf ter zake voorschreven; Bepaalt den dag ter terechtzitting enz. {verder geheel conform het slot van het formulier No. 106). Ten opzichte van den tweeden verdachte zal eene afzonderlijke soortgelijke beschikking genomen moeten worden. Aant. a. Indien twee beklaagden gelijktijdig naar den landraad zijn verwezen en berecht, zonder dat eenige samenhang bestaat tusschen de aan hen ten laste gelegde feiten, behoort het tegen hen gewezen vonnis vernietigd te worden. HGHof 2 Maart 1898, Tijdschr. R. i I. dl. 70, blz. 280. b. Het leerstuk der samenhangende misdrijven is ook voor de rechtspleging onder den inlander stilzwijgend door den wetgever als vaststaand aangenomen. Wanneer twee personen in een twist elkaar wederkeering wonden toebrengen, bestaat die samenhang niet en kan de strafvervolging niet te gelijkertijd tegen beiden worden ingesteld. HGHof 20 Aug. 1898, Tijdschr. R. i. I. dl. 71, blz. 488. N°. II o. Last tot terechtstelling voor den landraad ingeval de stukken van het voorloopig onderzoek betrekking hebben op twee verdachten en de terechtstelling van een hunner niet gelast wordt. (art. 240e al. 14 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN! , , , , assistent-resident Gelezen de hem door den 7—; van .... controleur bij missive dd 19 . . toegezonden stukken van het voorloopig onderzoek in de zaak van de verdachten: Kromo, oud naar gissing .... jaar, geboren en laatstelijk woonachtig in de kampong . . . .ter hoofdplaats . . . . residentie . . . ., van beroep .... en Rebo, oud naar gissing .... jaar, geboren en laatstelijk woonachtig in de kampong . . . .ter hoofdplaats . . . . residentie . . . , van beroep . . . , beiden sedert den . . . . 19 . . in preventieve hechtenis; Overwegende dat het gehouden onderzoek voldoende aanwijzingen van schuld tegen de personen voornoemd oplevert om er hen van verdacht te houden, dat zij samen en in vereenigiDg met elkander in den nacht van Woensdag op Donderdag 1 op 2 Juni 1909 omstreeks 4 uur, de omheining die het geheel afgesloten woonerf van den Inlander Pak Angrimah in de dessa Toempang, Wonosari, district en afdeeling Bondowoso, geheel omheint, hebben opengebroken door eenige der bamboezen staken van die omheining door te snijden en andere uit den grond te rukken, vervolgens het woonerf zijn binnengegaan en uit een duiventil binnen dat erf staande, een drietal duiven ter gezamenlijke waarde van f 1,26 aan Pak Angrimah voornoemd in eigendom toebehoorende, arglistig hebben weggenomen ; Overwegende, dat ten aanzien van den 2den verdachte deze feiten noch als misdrijf noch als overtreding zijn aan te merken, daar toch uit de stukken blijkt, dat hij een kleinzoon is van genoemden Pak Angrimah, en ten aanzien van kleinkinderen de wegneming van aan hunnen grootvader toebehoorende goederen, krachtens het bepaalde bij artikel 298 van het Strafwetboek voor Inlanders in NederlandschIndië, niet tot een strafvervolging, doch slechts tot eenë burgerrechtelijke vergoediDg aanleiding kan geven; Overwegende dat ten aanzien van den lsten verdachte er genoegzame termen zijn tot zijne verdere vervolging ter zake dat hij samen en in vereeniging met zekeren Rebo in den nacht van Woensdag op Donderdag 1 op 2 Juli 1909 enz. (als boven); Overwegende dat deze feiten opleveren het misdrijf van .... omschreven en strafbaar gesteld bij de artikelen 297, 301 le en 306 van het Strafwetboek voor Inlanders in Nederlandsch-Indië met . . . .; Overwegende dat de bepaling van den rechtsdag uitgesteld moet worden tot na ontvangst der ten opzichte van den 2en verdachte naar aanleiding van deze beschikking te nemen beslissing van den raad van justitie; Gelet behalve op de boven aangehaalde wetsartikelen nog op art. 240a, 240d en 240e van het Inlandsch Reglement; BESCHIKKENDE: Verklaart dat het boven omschreven feit ten aanzien van den verdachten Rebo noch als misdrijf noch als overtreding is aan te merken ; Stelt hem mitsdien te dier zake buiten vervolging; Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van dezen verdachte, tenzij hij om andere redenen in hechtenis behoort te blijven; Gelast de terechtstelling van den verdachte Kromo voor den landraad te ... . rechtsprekende in zaken van misdrijf ter zake voorschreven; Stelt de bepaling van den rechtsdag uit tot na ontvangst der op deze beschikking door den raad van justitie te nemen beslissing; Gelast den inlandschen officier van justitie den verdachte Kromo met den inhoud der beschikking in kennis te stellen. Gedaan te ... . den 19 . . De president voornoemd, Aant. a. Zie de aant. bij formulier no. 106. b. Waar bij ééne beschikking de 1ste verdachte naar den landraad is verwezen, maar de terechtstelling van den tweeden is geweigerd, behoort overeenkomstig het bepaalde bij art. 240e sub 14 Inl. Regl. met de bepaling van den rechtsdag tot na de ontvangst der bij art. 240f sub 5 Inl. Regl. bedoelde beslissing te worden gewacht; dan moet echter geene nieuwe akte van verwijzing opgemaakt worden, doch de reeds bestaande als basis van bet proces worden aangenomen. Bemerking Hof, no. 371. N°. in. Beschikking van den landraadpresident houdende last tot terechtstelling ingevolge eene door den raad van justitie genomen beslissing (art. 240f al 8) IN NAAM DER KONINGIN! De president van den landraad te . . . Gelezen de beschikking van den raad van justitie te . . dd No . . ., waarbij met ver- nieting van de beschikking van den landraad te . dd 19 . . houdende verklaring dat er geen voldoende redenen zijn ter verdere vervolginging van den verdachte, met last tot zijne onmiddellijke invrijheidstelling, ten ware hij om andere redenen in hechtenis behoort te blijven, — de terechtstelling van den beklaagde Tjokro, oud naar gissing . . jaar, geboren en laatstelijk woonachtig in de dessa .... district .... afdeeling residentie . . . , van beroep . . . . , voor dezen landraad is gelast ter zake dat hij enz. (de omschrijving der ten laste gelegde feiten uit 's raads arrest overnemen); Overwegende dat deze feiten daarstellen het misdrijf (de overtreding) van .... in art strafbaar gesteld met . . . . ; Nog gelet op art. 240e en f van het Inlandsch Reglement; BESCHIKKENDE : Bepaalt dat de beklaagde voornoemd op .... den 19 . . des voormiddags om . . uur, voor misdrijf dezen landraad, rechtsprekende in zaken van overtreding zal worden terechtgesteld ter zake voorgeschreven; Gelast den inlandschen officier van justitie de getuigen door tusschenkomst van de in art. 240e al. 4 en 5 van bovengenoemd reglement genoemde hoofden te doen oproepen, en den beklaagde met den inhoud dezer beschikking in kennis te stellen (of indien de beklaagde op vrije voeten is gebleven : „te doen stellen mede door tusschenkomst van een der genoemde hoofden") met aanzegging om op den bepaalden dag ter terechtzitting te verschijnen ; Stelt den termijn die moet verloopen tusschen het tijdstip, waarop de beklaagde met den inhoud dozer beschikking in kennis gesteld is, en den dag der terechtzitting vast op ... . vrije dagen. Gedaan te ... . den .... 19 . De president voornoemd, Aant. Indien met vernietiging van een beschikking van den landraadvoorzitter door het Hof (volgens art. 4 van Stbl. 1901 no. 124: den raad van justitie) de terechtstelling is gelast, behooren in de naar aanleiding daarvan te nemen presidiale beschikking de in 's Hofs ('s raads) beschikking voorkomende feiten te worden overgenomen en mag daarin niet zonder meer, naar 's Hofs ('s raads) beschikking worden verwezen. Immers niet 's Hofs ('s raads) beschikking, maar die van den landraadvoorzitter maakt den grondslag uit van het strafgeding. HGHof / Febr. 1899, lijdschr. R. i. I. dl. 72, blz 188. §4. VAN DE RECHTSPLEGING IN ZAKEN VAN MISDRIJF. N°. 112. Bevelschrift van den president van den landraad waarbij gelast wordt dat de beklaagde, die zich niet in hechtenis bevindt en op de gedane oproeping niet ter terechtzitting is verschenen, in hechtenis zal worden genomen, en de behandeling der zaak tot een naderen rechtsdag wordt verdaagd. (art. 242 al. 2 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN! De president van den landraad te ; Gelet op zijn beschikking dd 19 . . waarbij de terechtstelling van den persoon van . . . . wonende in de dessa .... district .... afdeeling . . . . residentie . . . ., van beroep bevolen, en zijne oproeping ter terechtzitting van .den landraad te ... . rechtsprekende in zaken van misdrijf op heden den .... 19 . . gelast is; Overwegende dat de beklaagde wien blijkens het daarvan door .... wodönö van het district .... opgemaakt en ter terechtzitting van den landraad voorgelezen relaas dd 19 . . behoorlijk is aangezegd om heden ter terechtzitting te verschijnen, nochtans op de gedane op- , mededeelmg van den hoolddjaksa roeping ij ens mon(jeijngre[aaav.an(iendienstdoenden deurwaarder niet ter terechtzitting verscbenen is; Gelet op artikel 242 al. 2 van het Inlandsch Reglement; BESCHIKKENDE : Gelast dat de beklaagde voornoemd onmiddellijk in hechtenis zal worden genomen; Stelt de behandeling dezer zaak uit tot een nader te bepalen dag. Gedaan te ... . den .... 19 . . De president voornoemd, Nadat bericht is ontvangen dat de beklaagde gearresteerd is, vaardigt de president het volgende bevelschrift uit. IN NAAM DER KONINGIN ! De president van den landraad te . . . .; Gelezen bovenstaande beschikking; Gelet op de mondelinge mededeeling van den hoofddjaksa, dat de beklaagde .... gevat is en zich in 's lands gevangenis te ... . bevindt; Bepaalt den dag ter terechtzitting op ... . dag den . . . . 19 . . des voormiddags om . . . uur; Gelast den inlandschen officier van justitie enz. (zie formulier No. 106). Gedaan te den 19 . . De president voornoemd, Aant. Dit formulier is mutatis mutandis ook te gebruiken in het geval van de derde alinea van artikel 242 Inl. Regl. N°. 113. Beschikking van den president van den landraad, waarbij gelast wordt, dat een op vrije voeten gebleven beklaagde, wiens inhechtenisstelling op grond zijner niet verschijning ter terechtzitting gelast is, weder in vrijheid gesteld wordt. (art. 242 al. 2 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN! De president van den landraad te . . . .; Gelet op zijne beschikking dd 19 . . waarbij de in hechtenisstelling van den op vrije voeten gebleven beklaagde .... wonende te ... . van beroep . . • . . gelast is, op grond dat hij niet op de gedane oproeping ter terechzitiing van den landraad te verschenen is; Gelezen het schriftelijk relaas van den hoofddjaksa dd. . . . . 19 . . waaruit blijkt, dat de beklaagde voornoemd op den 19 . .in 's laads gevangenis te . . . .is opgenomen ; Gelet op het verzoek van den genoemden beklaagde dd. . . . . om op grond dat hij wegens ziekte niet ter terechtzitting van dezen landraad is kunnen verschijnen, weder in vrijheid gesteld te worden ; Gelezen de door den beklaagde overgelegde verklaring van den dokter djawa N. N, dd 19 . . inhoudende dat enz Gehoord de personen van A. A. en B. B. wonende te . . . . die omtrent den gezondheidstoestand van den beklaagde hebben verklaard, dat enz Overwegende dat genoegzaam blijkt, dat beklaagde wegens wettige reden niet op den . . . . 19 . . ter terechtzitting van dezen landraad is kunnen verschijnen, en zijne invrijheidstelling mitsdien gelast behoort te worden; Gelet op artikel 242 al. 4 van het Inlandsch Reglement; BESCHIKKENDE: Gelast dat de beklaag ie voornoemd onmiddellijk weder in vrijheid gesteld wordt; Bepaalt den dag ter terechtzitting op ... . den . . . . . 19 . . des voormiddags om . . . uur; Gelast den inlandschen officier van justitie om tegen dien dag de getuigen door tusschenkomst van . . . . J) te doen oproepen en den beklaagde met den inhoud dezer beschikking in kennis te doen stellen met aanzegging om op den bepaalden dag ter terechtzitting te verschijnen. Gedaan te den 19 . . De president voornoemd, ') Zie o. a. formulier No. 111. N°. 114. Bevelschrift van den president van den landraad waarbij gelast wordt dat een niet verschenen tot de inlandsche bevolking behoorende getuige voor den landraad gebracht zal worden, (art. 253 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN ! De president van den landraad te . . . Overwegende, dat de getuige B. van beroep .... wonende te ... . ofschoon blijkens daarvan door het districtshoofd van opgemaakt relaas dd. ...... 19 . . behoorlijk opgeroepen om op heden den .... 19 . . voor den landraad te . rechtsprekende in de zaken van misdrijf, te verschijnen, ten einde als getuige te worden gehoord in de zaak van den beklaagde Astrodikromo. nochtans blijkens mondeling relaas van .... ten bepaalden dage niet is verschenen en er voldoende gronden zijn om aan te nemen, dat zijn niet opkomen aan onwilligheid is toe te schrijven; Overwegende, dat wegens het niet verschijnen van den getuige voornoemd de verdere behandeling van de zaak van den beklaagde Astrodikromo is uitgesteld tot ... . den .... 19 . . des voormiddags om . . . uur; Overwegende dat de getuige B. tot de inlandsche bevolking behoort en er blijkens het boven overwogene termen zijn tot toepassing van artikel 251 van het Inlandsch Reglement; Gelet op het boven aangehaalde wetsartikel; BESCHIKKENDE: Gelast, dat de afwezig gebleven getuige voornoemd op . . . . dag den .... 19 . . des voormiddags om . . . . uur voor den landraad zal worden gebracht. Gedaan te ... . den .... 19 . . De president voornoemd, N°. 115. Bevelschrift van den president van den landraad tot het in gijzeling stellen van een tot de inlandsche bevolking behoorenden getuige, die zonder wettigen grond weigert getuigenis der waarheid af te leggen. (art. 252 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN! De president van den landraad te . . . .; Overwegende, dat de getuige Karso alias Pak Aminah, van beroep .... wonende te . . . .die ingevolge dezerzijdsch bevelschrift dd 19 . . is opgeroepen, om in de zaak van Astrodikromo voor den landraad, rechtsprekende in misdrijfzaken, getuigenis der waarheid af te leggen, op den . . . . 19 . . ter terechtzitting van den landraad verschenen zijnde, na den eed te hebben afgelegd op de hem gedane vragen een hardnekkig stilzwijgen bewaard heeft, en desgevraagd de reden hiervan zelfs niet heeft opgegeven; Overwegende dat deze getuige, die bij het voorloopig onderzoek in de zaak van den beklaagde voornoemd eene uitvoerige verklaring heeft afgelegd, mitsdien geacht moet worden zonder wettigen grond op de terechtzitting van dezen landraad geweigerd te hebben, getuigenis der waarheid af te leggen; Overwegende, dat tengevolge van deze weigering de verdere behandeling van deze zaak is uitgesteld tot. . . . den . . . . 19 . . des voormidaags om . . uur; Overwegende dat de getuige Karso alias Pak Aminah behoort tot de inlandsche bevolking, en er blijkens het boven overwogene termen zijn tot toepassing van artikel 252 van het Inlandsch Reglement; Gelet op de bovenaangehaalde wetsbepaling; BESCHIKKENDE: Beveelt dat de getuige Karso alias Pak Aminah voor noemd dadelijk in gijzeling gesteld zal worden, en bij de nadere terechtzitting in de zaak van den beklaagde Astrodikromo andermaal voor den landraad gebracht zal worden. Gedaan te den 19 . . De president voornoemd, N°. 116. Vonnis van den landraad tegen een tot de inlandsche bevolking behoorenden getuige, die weigert getuigenis der waarheid af te leggen. (art. 253 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN ! Vonnis von den landraad te ...., rechtsprekende in zaken van misdrijf in de zaak van den inlander Karso alias Pak Aminah, oud naar gissing .... jaren, geboorteplaatsonbekend, laatstelijk woonachtig te ... . van beroep , sedert den . . . . 19 . . krachtens bevelschrift van den president van den landraad te dd. . . . . 19 . . in gijzeling in 's lands gevangenis te . De landraad voornoemd ; Overwegende, dat de inlander Karso alias Pak Aminah, oud naar gissing .... jaren, geboorteplaats onbekend, laatstelijk woonachtig te ... , van beroep . . . , opgeroepen om op den .... 19 . . ter terechtzitting van dezen landraad getuigenis der waarheid af te leggen in de zaak van den inlander Astrodikromo, tegen wien eene strafvervolging is ingesteld ter zake van diefstal bij nacht in de aanhoorigheid van een bèwoond huis, op de terechtzitting van den landraad voornoemd wel is waar verschenen is, en den eed heeft afgelegd, dat hij de geheele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen, op de hem bij monde van den president gedane vragen geenerlei antwoord heeft gegeven; Overwegende, dat de getuige voornoemd vervolgens, nadat hem afgevraagd was op welken grond hij weigert getuigenis der waarheid af te leggen en nadat hem de straffen bij de wet tegen onwillige getuigen bedreigd, waren voorgehouden, ook hierop het stilzwijgen heeft bewaard ; Overwegende dat, nadat de president vervolgens de verdere behandeling van de strafzaak tegen genoemden Astrodikromo had uitgesteld en de ingijzelingstelling van den onwilligen getuige voornoemd had bevolen met last dezen ten dienenden dage voor den landraad te brengen, deze op heden 19 . . voor den landraad gebracht wederom geenerlei antwoord op de hem gedane heeft gegeven, en ook nadat hem de reden hiervan was gevraagd en hem de straffen bij de wet tegen onwillige getuigen bedreigd, waren voorgehouden, bij zijn stilzwijgen heeft volhard; *) Overwegende, dat de getuige voornoemd, die aangezien hij den eed behoorlijk heeft afgelegd, niet kan gezegd worden door eenig spraakgebrek verhinderd te worden zijne verklaring af te leggen, door op de hem gedane vragen geen antwoord te geven, geacht behoort te worden, te weigeren getuigenis der waarheid af te leggen, op grond waarvan de landraad de toepassing van art. 253 van het Inlandsch Reglement wenschelijk acht; Gehoord den hoofddjaksa in zijne conclusie daartoe strekkende dat de landraad den getuige Karso alias Pak Aminah schuldig zal verklaren aan weigering als getuige in een strafzaak getuigenis der waarheid af te leggen, en hem deswege zal veroordeelen tot de straf en dwangarbeid buiten den ketting voor den tijd van 8 maanden ; >) In geval de behandeling der zaak niet wordt uitgesteld, kan deze overweging vervallen. Ingewonnen het gevoelen van den adviseur; Gelet op de boven aangehaalde wetsbepaling en op art. 5 en 11 van het Strafwetboek voor Inlanders in Nederlandsch-Indië; RECHTDOENDE: (Vertaling van het disposi- Verklaart den in hoofde tief in de Inlandsche of Ma- dezes genoemden getuige Karleische taal). so alias Pak Aminah schuldig aan weigering als getuige in een strafzaak getuigenis der waarheid af te leggen; Veroordeelt hem deswege tot de straf van dwangarbeid buiten den ketting voor den tijd van 8 maanden ; Gelast dat hij onmiddellijk in hechtenis zal worden gesteld ; Verwijst hem in de betaling der kosten van dit geding. Aldus gedaan op heden den .... 19 . . door ons president en ... . leden en uitgesproken in het openbaar door denzelfden president, in tegenwoordigheid van dezelfde leden, van hoofddjaksa en ... . adviseur, zoomede van den griffier .... en van den veroordeelde. De leden, De president, De griffier, N°. 117. Vonnis ingeval een tot de Europeesche bevolking behoorende getuige in een strafzaak ten bepaalden dage niet verschijnt, (art. 254 Inl Regl) IN NAAM DER KONINGIN! De president van den landraad te . . . .; Overwegende, dat de heer Jan Jansen, oud . . .jaren, geboorteplaats onbekend, wonende te Djombang, residentie Soerabaja, van beroep . . . , ofschoon blijkens relaas van den assistent-resident tevens hoofd van het plaatselijk bestuur te Djombang dd 19 . . krachtens dezer- zijdsch bevelschrift dd 19 . . behoorlijk opgeroepen om als getuige in de 0T^trediii., die opgegeven heeft dat • De president vermaant den getuige hierop ernstig de waarheid te zeggen en houdt hem de straffen voor, waaraan hij zich zou blootstellen in geval van volharding in het afleggen eener onwaarachtige verklaring. De getuige blijft niettemin bij zijne van valschheid verdachte opgaven volharden. De Terz°ek^ hierop dat de landraad op grond, hoofddjaksa vordert r dat deze getuige eene verklaring heeft afgelegd welke verdacht wordt gehouden valsch te zijn, zal bevelen, dat hij voorloopig in hechtenis zal worden gesteld, waarop de landraad in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa *) en het gevoelen van den adviseur, beveelt dat de getuige A, voorloopig in hechtenis zal worden gesteld. En is hiervan staande de terechtzitting in opvolging van art. 274 al. 1 van het Inlandsch Reglement, dit procesverbaal opgemaakt en door den president en den griffier onderteekend. De grifflier, De president, i) Indien dit bevel gegeven wordt op de vordering van den hoofddjaksa, dan zal van diens gevoelen niet verder aanteekening behoeven gehouden te worden. Indien dit bevel door den landraad ambtshalve gegeven wordt, zal de aanvang van de voorlaatste alinea van dit proces-verbaal aldus kunnen luiden: „Hierop beveelt de landraad ambtshalve in overeenstemming met" enz. Aant. Dit proces-verbaal is de basis van het door de administratieve autoriteit te houden onderzoek. Het behoort daarom met de processtukken en het bevel tot inhechtenisneming naar deze opgezonden te worden. N°. 121. Beschikking van den president van den landraad, houdende bepaling van een rechtsdag, waarop de behandeling eener strafzaak, welke geschorst is, daar een der getuigen van meineed werd beschuldigd, voortgezet zal worden. IN NAAM DER KONINGIN! De president van den landraad te . . . Overwegende, dat de behandeling van de strafzaak tegen den beklaagde X, van beroep .... wonende te . . . . . . op den . . . . 19 . . is geschorst tot na afloop van het onderzoek tegen den in die zaak gehoorden getuige A, tegen wien op gemelden datum een strafvervolging wegens meineed is ingesteld ; Gelet op het vonnis van den raad van justitie te . . . . . . i) dd 19 . . No. . . waarbij de beklaagde A, oud naar gissing .... jaar, van beroep . . . . wonende te ... . sedert den . . . . 19 . . in preventieve hechtenis, met verbetering van het vonnis van den landraad te dd 19 . . No. ... is schuldig verklaard aan meineed onder verzachtende om- i) Indien de van meineed verdachte getuige is vrijgesproken of in zijn veroordeeling berust heeff, zal hier het landraadvonnis, en in het tweede geval ook de akte van onbenut vermeld moeten worden. standigheden en deswege behalve in de kosten veroordeeld is tot de straf van dwangarbeid buiten den ketting voor den tijd van twee jaren; Overwegende, dat alsnu een nadere rechtsdag bepaald behoord te worden, waarop de behandeling ter terechtzitting van de strafzaak tegen den beklaagde X zal worden voortgezet ; BESCHIKKENDE: Bepaalt, dat de voortzetting van de behandeling ter terechtzitting van de strafzaak tegen den beklaagde X voornoemd zal plaats hebben op ... . dag den . . . . 19 . . des voormiddags om . . . uur. Gelast den hoofddjaksa om de getuigen tegen dien dag door tusschenkomst van .... (zie formulier No. 106) te doen oproepen en den beklaagde met den inhoud dezer beschikking in kennis te stellen, met aanzegging, om op dien dag ter terechtzitting te verschijnen. Gedaan te ... . den . . . . 19 . . De president voornoemd, Aant. In strijd met art. 274 al. 3 Inl. Regl. na schorsing der behandeling wegens verdenking van een der getuigen van meineed, tegen een beklaagde een vonnis uitgesproken op denzelfden dag als waarop die getuige wegens meineed werd veroordeeld, in stede van na de schorsing met de behandeling van eerstgenoemde zaak te wachten, totdat het vonnis in kracht van gewijsde was gegaan. Bem. Hof no. 346. N°. 122. Proces-verbaal eener terechtzitting van den landraad, rechtsprekende in zaken van misdrijf.') (art. 314 Inl. Regl.) Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van den landraad te ... . rechtsprekende in zaken van misdrijf, gehouden op ... . dag den . . . . 19 . .in het voor de zittingen dier rechtbank bestemde lokaal te . . . .in de zaak van den Mohammedaanschen Javaan Aströdikrömö. TEGENWOORDIG: Mr president, Raden Adipati . . regent van . . . \jeden Raden Mas . . districtshoofd van . . j 1 Raden hoofd dj aksa, Hadji . . . hoofdpanghoeloe te . . . adviseur, griffier, Nadat de president de zitting des voormiddags om . . . uur heeft geopend en openbaar verklaard, wordt vrij van banden, doch onder goede bewaking binnengeleid (of indien beklaagde op vrije voeten is gebleven; wordt voorgeroepen en verschijnt") de beklaagde, die op afvrage van president Aant. a. Indien de adviseur door den president daartoe is aangewezen, behoort zoowel van deze aanwijzing als van de eedsaflegging van den aangewezene in het proces-verbaal der terechtzitting melding gemaakt te worden. Uit het beroep of de nationaliteit van den adviseur moet blijken of hij met het oog op den godsdienst en den landaard van den beklaagde, de juiste in art. 7 Regl. Rechterl. Org. aangewezen adviseur is. !) In dit formulier is zooveel mogeljjk en voor zoover noodig al datgene opgenomen, wat volgena de bepalingen van het Inlandsch Reglement ter terechtzitting kan voorvallen. Om het zoeken naar de toepassing van een bepaald wetsartikel gemakkelijk te maken, nam ik hierbij zooveel mogelijk de volgorde der betrekkelijke artikelen in de wet aangegeven. Als gevolg hiervan is er niet altijd verband tusschen de verschillende deelen van dit formulier; zoo klopt de voorlezing van het visum repertum niet met het ten laste gslegde feit enz. Als geheel is dit formulier dus niet te gebruiken en zou het ook nooit gebruikt worden, daar alle in de wet genoemde incidenten enz. niet in één zaak zullen voorkomen. Raden hoofd dj aksa, Hadji . . . hoofdpanghoeloe te . . . adviseur, griffier, Nadat de president de zitting des voormiddags om . . . uur heeft geopend en openbaar verklaard, wordt vrij van banden, doch onder goede bewaking binnengeleid (of indien beklaagde op vrije voeten is gebleven; ,,wordt voorgeroepen en verschijnt") de beklaagde, die op afvrage van president Aant. a. Art. 242. Art. 244. Aant. b. Art. 243. Art. 245. Voorlezing der stukken, Aant. c. Art. 247. Voorhoudinc der akte var verwijzing. zegt te zijn de Javaan Aströdikrömö, Mohammedaan, oud naar gissing .... jaar, geboren in de dessa en woonachtig in de dessa .... beide in het district .... afdeeling .... residentie . . . , van beroep Beklaagde wordt bijgestaan door zijn raadsman den heer Mr. H. advoeaat en procureur te De president vermaant den beklaagde, oplettend te zijn op hetgeen hij zal hooren, en gelast vervolgens dat door den hoofddjaksa worden voorgelezen de vertaalde akte van verwijzing, de processen-verbaal, verslagen en andere stukken tot zaak betrekkelijk, met uitzondering van de schriftelijke verklaring der getuigen. Hierop worden voorgelezen de akte van verwijzing dd. .... 10 . . en de vertaalde akte van verwijzing blijkens welke de beklaagde ten laste gelegd wordt, dat hij in den nacht van Woensdag op Donderdag 7 of 8 September 1908 is gedrongen op het aan alle zijden omheind en van eene afsluiting voorzien woonerf van Ramelan, in de dessa Bandoer Kidoel, district Mödjörötö, afdeeling en residentie Kediri en in de binnen die algemeene omheining staande geitenkraal, welke hij door de niet gesloten deur is binnengetreden, arglistig heeft weggenomen een aan den bewoner toebehoorende geit ter waarde van f 3.— De hoofddjaksa brengt alsnu voor om als stuk van overtuiging in rechten te dienen, een schaap. De president verklaart hierop den beklaagde duidelijk 1 den inhoud der akte van verwijzing, en vraagt hem af, Aant. b. Dadelijk nadat aan den beklaagde diens naam enz. was afgevraagd, werd op mededeeling van den djaksa dat een der getuigen niet was verschenen, de behandeling der zaak uitgesteld, zonder dat de artt. 244 tot 247 in acht zijn genomen. Opm. Hof. no. 16. Aant. c. In het proces-verbaal der openbare terechtzitting moetmet name worden opgenomen, welke stukken zijn voorgelezen, en kan niet worden volstaan met de vermelding, dat zijn voorgelezen «de processen-verbaal, verslagen en andere stukken tot de zaak betrekkelijk." Opm. Hof no. 337. of hij die goed begrijpt en wat hij daarop heeft te antwoorden, waarop de beklaagde zegt: ik heb de akte van toewijzing goed begrepen en 0e^"n de mij ten laste gelegde feiten gepleegd te hebben. De president doet hierop onderzoek of alle de opgeroepen getuigen tegenwoordig zijn. Nadat gebleken is, dat alle getuigen tegenwoordig zijn, doet de president de getuigen uit de gerechtszaal verwijderen en geeft hij de noodige bevelen, om te voorkomen^ dat zij vóór het afleggen hunner getuigenis met elkander over de zaak van den beklaagde in woordenwisseling treden, en wordt overgegaan tot het getuigenverhoor. of wel: De president doet hierop onderzoek of alle opgeroepen getuigen tegenwoordig zijn. De hoofddjaksa (of wd. deurwaarder) relateert, dat alle opgeroepen getuigen tegenwoordig zijn, behalve de getuige Tjökrö, die blijkens ingekomen bericht van het betrokken Aant. d. Indien beklaagde bekent, is het aan te bevelen hem met het oog op het bepaalde bij art. 297 I. R. een volledig verhoor af te nemen. Ontkent hij, dan vermoeie men zich niet reeds vóór het voorbrengen der bewijsmiddelen (bescheiden en getuigenissen) hem van het ongerijmde van zijne ontkentenis te overtuigen, te meer, daar men niet zeker weet of de getuigen bij hunne tijdens het voorloopig onderzoek afgelegde verklaringen zullen persisteeren. Aant. e. Het is in strijd met de artt. 248 e. v. Inl. Regl. om de verdere behandeling van een zaak uit te stellen, nadat de beklaagde heeft medegedeeld wat hij op de feiten bij de akte van verwijzing ten laste gelegd, heeft te antwoorden. Bovengenoemde artikelen brengen mede, dat onmiddelijk na het hooren van den beklaagde tot het het getuigenverhoor zal worden overgegaan. Slechts in geval de opgeroepen getuigen niet allen zijn verschenen, doch hunne tegenwoordigheid tot volledigheid van het onderzoek gevorwordt, mag de zaak tot een volgende zitting worden uitgesteld. Bemerking Hof no. 2 (450). Art. 314. Aant. d en e. Art. 248. Onderzoek naar de tegenwoordigheid der getuigen.. Art. 249. Overleden en niet opgeroepen getuigen. Aant. f, gf h en i. Art. 249. Wettig beletsel. /V f • t V. frl na het afleggen zijner voorloopige verklaring overaistrictsnoo hooide van te verre verwijdering van woonplaats leden is. niet is opgeroepen geworden. De landraad verstaat hierop in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur de voorloopige verklaring van dezen getuige ter gelegenertijd voor te lezen. of wel: De president enz. (als boven). De hoofddjaksa (of wd. deurwaarder) relateert, dat alle opgeroepen getuigen tegenwoordig zijn, behalve de getuige Sarinah, die blijkens mededeeling van haar dessahoofd wegens ziekte verhinderd is ter terechtzitting te verschijnen- Aant. f. Wanneer niet op wettelijke wijze gebleken is, dat de te hooren getuigen óf overleden zijn, óf door wettelijke beletselen verhinderd zijn ter terechtzitting te verschijnen, dan wel uit hoofde van te verre verwijdering van woonplaats of verblijf niet konden worden opgeroepen, mogen hunne verklaringen niet als bewijsmiddelen gelden, al zijn zij ook onder eede afgelegd, (art. 492 Regl. Sum. Westk. overeenstemmende met art. 249 Inl. Regl. R. v. J. Padang 29 Jan. 1885, Wkbl. v. h. R, No. 1136. Aant. g. Art. 249 Inl. Regl. is strictae interpretationis, alleen bij volstrekt onvermijdelijke noodzakelijkheid kan een voorloopig onderzoek in de plaats gesteld worden van dat ter openbare terechtzitting. O. M. b. h. HGHof, Tijdschr. R. i. I. 36, blz. z. 213. Aant. h. Getuigenverklaringen afgelegd voor een door den landraad gedelegeerden djaksa na den aanvang der terechtzitting, op grond dat de getuigen wegens ziekte en verren afstand hunner woonplaats niet konden worden opgeroepen, hebben geen bewijskracht. HGHof 10 Nov. 1891, Wkbl. v. h. R. No. 1487. Aant. i. Eene onder eede voor den magistraat afgelegde getuigenverklaring ter terechtzitting van den landraad voorgelezen, omdat de getuige wegens ziekte niet was verschenen, bezit geen bewijskracht, indien zij voor den magistraat werd afgelegd, nadat het voorloopig onderzoek was gesloten en de verwijzing naar den landraad had plaats gehad. HGHof 15 Febr. 1899, Tijdschr. R. i. I. dl. 72, blz. 211. niet is opgeroepen geworden. De landraad verstaat hierop in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur de voorloopige verklaring van dezen getuige ter gelegenertijd voor te lezen. of wel: De president enz. (als boven). De hoofddjaksa (of wd. deurwaarder) relateert, dat alle opgeroepen getuigen tegenwoordig zijn, behalve de getuige Sarinah, die blijkens mededeeling van haar dessahoofd wegens ziekte verhinderd is ter terechtzitting te verschijnen- De landraad besluit in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur ondanks de afwezigheid van deze getuige met de behandeling van deze zaak voort te gaan, en de voorloopige verklaring van deze getuige ter gelegener tijd voor te lezen. {of indien de behandeling der zaak wordt uitgesteld) Daar de landraad in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur van oordeel is, dat de tegenwoordigheid van deze getuige tot de volledigheid van het onderzoek gevorderd wordt, stelt de president de verdere behandeling van deze zaak uit tot .... dag den . . . . 19 . .des voormiddags om . . uur, en gelast hij datde afwezig gebleven getuige andermaal tegen dien dag zal worden opgeroepen. Nadat deze beslissing in het openbaar aan den beklaagde en aan den verschenen getuigen is medegedeeld, met aanzegging aan de. laatstgenoemden zoDder nadere oproeping ter terechtzitting van den . . . . 19 . .te verschijnen, sluit de president de openbare terechtzitting. De griffier, De president, of wel: De president enz. (als boven). NfJt'vfr^che- De hoofddjaksa (of wd. deurwaarder) relateert, dat al de neJi,??(£i9eopgeroepen getuigen tegenwoordig zijn, behalve de getuige B, die ofschoon behoorlijk opgeroepen om onbekende redenen niet is verschenen. Aangezien de landraad in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur van oordeel is, dat de tegenwoordigheid van dezen getuige tot de volledigheid van het onderzoek gevorderd wordt, stelt de president de verdere behandeling van deze z^ak uit tot. . . . . . den . . . . , 19 . . des voormiddags om . . . uur, en gelast hij dat de afwezig gebleven getuige andermaal tegen dien dag zal worden opgeroepen, of wel, indien de getuige tot de inlandsche bevolking behoort: Art. 251. Lasttot medebronging van een Inlandschen getuige, Art. 250. . en b9veelt hij, daar hij voldoende gronden aanwezig vindt om het niet opkomen van dezen getuige aan diens onwilligheid toe te schrijven, dat de afwezig gebleven getuige die blijkens het daarvan opgemaakt en ter terechtzitting voorgelezen relaas van het betrokken districtshoofd behoorlijk is opgeroepen, tegen dien dag voor den landraad zal worden gebracht. of wel: De president enz. (als boven). De hoofddjaksa ( of wd. deurwaarder) relateert, dat al de opgeroepen getuigen tegenwoordig zijn, behalve de getuige C. die ofschoon behoorlijk opgeroepen, om onbekende redenen niet is verschenen. Aangezien de landraad in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en den adviseur van oordeel is, dat de tegenwoordigheid van dezen getuige tot de volledigheid van het onderzoek niet noodzakelijk is, gelast de president, dat met het onderzoek zal worden voortgegaan. Staat binnen de eerste getuige, die op afvrage zegt te zijn. oud naar gissing .... jaar, wonende te van beroep Hij verklaart den beklaagde wel gekend te hebben vóór het plegen van de daad, waarvoor hij terechtstaat, hem niet in den bloede, noch door aanhuwelijking te bestaan en ook niet tot hem in eenige dienstbetrekking te staan. Art. 256. Gewone getuigenverklaring. Aant. j. Aant. j. Wanneer de eerste rechter in het proces-verbaal der terechtzitting geen melding maakt van het beroep en den ouderdom van eenen getuige, wiens beëedigde verklaring hij als bewijsmiddel heeft gebruikt, vitieert dit verzuim de getuigenis niet, wanneer uit de processtukken (gerechtelijk en voorloopigonderzoek) voldoende van zijn ouderdom enberoep blijkt. R. v. J. Bat. 21 Juni 1902, Tijdschr. R. i. I. dl. 79. blz. 212. Daarna legt de getuige op de wijze van zijne godsdien- Aani "• stige gezindheid den eed af van de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen en antwoordt hij op de hem gedane vragen als volgt: (volgt de inhoud der verklaringen en opgaven ter terecht- zitting gedaan). Na voorhouding van zijne bij het voorloopig onderzoek Verschil met voor den .... op den . . . . 19 . . afgelegde ver- dane9opgave. klaring, volgens welke (iopgave der verschilpunten), maakt de president den getuige er aan indachtig, dat zijne ter terechtzitting afgelegde verklaring van de vroeger door hem gedane opgaven verschilt, en vraagt hij hem dit verschil op te helderen, waarop de getuige zegt dat enz Onder vertoon van het ter terechtzitting als stuk van overtuiging voorgebrachte schaap, wordt den getuige gevraagd: Kent sii dit schaap? Ja, dit is het schaap, dat mij op de zoo even door mij medegedeelde wijze ontstolen is. In de akte van verwijzing is den beklaagde ten laste gelegd, dat hij uit uw geitenkraal een geit, en niet uit Art. 272. Vertooning der stukken van overtuiging. Aant. k. De vermelding in het proces-verbaal der terechtzitting, dat de getuigen den eed hebben afgelegd p de hem gedane vragen. De president vraagt dezen getuige alsnu op welken grond lij getuigenis der waarheid weigert af te leggen en houdt ïem de straffen voor bij de wet tegen onwillige getnigen >edreigd. Getuige geeft hierop geen antwoord. Daar getuige door op deze vraag geen antwoord te willen ;even, geacht wordt zonder wettigen grond te weigeren ;etuigenis der waarheid af te leggen, stelt de president de 'erdere behandeling van deze zaak uit tot len 19 . . des voormiddags om . . . uur en teveelt hij, dat deze getuige dadelijk in gijzeling zal worden ;esteld, en bij de nadere terechtzitting andermaal voor den andraad gebracht zal worden. De getuigen worden hierop binnen geroepen. Vervolgens naakt de president de genomen beslissing in het openbaar >ekend, met aanzegging van de getuigen om zonder nadere iproeping ter terechtzitting van den .... 19 . . e verschijnen en sluit hij de openbare terechtzitting. De griffier, De president, Aant. p. De datum waarop de terechtzitting is vastgesteld, kan niet bij eene tusschentijds genomen presidiale beschikking worden veranderd. Bem. Hof no. 55. VERVOLG-PROCES-VERBAAL der openbare terechtzitting van den landraad te ... . rechtsprekende in zaken van misdrijf, gehouden op ... . dag den . . . . 19 . .in het voor de zittingen dier rechtbank bestemde lokaal te . . . . in de zaak van den Javaan Aströdikrömo oud enz. (als boven). Tegenwoordig dezelfden als ter terechtzitting van den . . . . 19 . . Nadat de president de terechtzitting heeft geopend en openbaar verklaard, wordt de beklaagde voornoemd vrij van banden, doch onder goede bewaking binnengeleid. De president doet onderzoek of al de opgeroepen getuigen tegenwoordig zijn. Nadat gebleken is dat dit het geval is, gelast hij dat de reeds gehoorde getuigen binnen zullen blijven, doet hij de nog niet gehoorde getuigen uit de gerechtszaal verwijderen en geeft hij de noodige bevelen om te voorkomen, dat dezen vóór het afleggen hunner getuigenis met elkander over de zaak van den beklaagde in woordenwisseling treden. Vervolgens wordt voor den landraad gebracht de getuige Karsö alias Pak Aminah, wiens in gijzelingstelling ter vorige terechtzitting gelast is, en die wederom op de hem gedane vragen een diep stilzwijgen bewaart. Ook op de hem gedane vraag waarom hij in deze zaak geen getuigenis der waarheid wil afleggen, geeft getuige geen antwoord. De president houdt dezen getuige de straffen voor bij de wet tegen onwillige getuigen bedreigd, waarop getuige niettemin bij zijn stilzwijgen blijft volharden. Vervolgens wordt voorgelezen en dezen getuige in de landstaal voorgehouden zijne voor het districtshoofd van . . . . afgelegde verklaring, zooals die vermeld staat in het daarvan opgemaakt proces-verbaal dd 19 . . Gevraagd of hij deze verklaring voor dien ambtenaar heeft afgelegd, geeft getuige geen antwoord. Hierop worden de beklaagde, de getuige en de toehoorders uit de gerechtszaal verwijderd en gaat de landraad over 1 ] ( Art. 253. ( Veroordeelend vonnis < ter zake van weigering ge-] tuigenis ter waarheid af < te leggen. Zie* form. No. 147.. Art. 309. Art, 316. Art 249. Art. 265 Verschooning ;ot de beraadslaging over de vraag of de getuige Karsö alias Pak Aminah weigert getuigenis der waarheid af te leggen en )f hij deswege zal gestraft worden, en wordt na raadpleging op le wijze in art. 282 van het Inlandsch Reglement voorgeschreven, in overeenstemming met het gevoelen van den aoofddjaksa en den adviseur besloten den getuige voornoemd schuldig te verklaren aan weigering als getuige in een strafzaak getuigenis der waarheid af te leggen, hem deswege te veroordeelen tot de straf van dwangarbeid buiten den ketting voor den tijd van acht maandeu, zijne onmiddelijke inhechtenisstelling te gelasten, en hem te verwijzen in de betaling van de kosten ter zake dezer veroordeeling gevallen. De terechtzitting heropend en openbaar verklaard zijnde worden de beklaagde en de getuigen binnengeroepen, wordt dit vonnis door den president uitgesproken en maakt deze den veroordeelden getuige Karso alias Pak Aminah indachtig aan zijn recht, om binnen drie weken van dit vonnis in revisie te komen bij den raad van justitie te Vervolgens wordt besloten met de behandeling van de zaak tegen den beklaagde Aströdikrömö voornoemd voort te gaan. Wordt voorgelezen en den beklaagde in de landstaal voorgehouden de tijdens het voorloopig onderzoek voor het districtshoofd van afgelegde verklaring van den „ ,. na het afleggen zijner voorloopige verklaring getuige IjOKlU die ujt hoofde van te verre verwijdering van woon- overleden is. plaats niet is opgeroepen geworden. Deswege gehoord, zegt beklaagde dat Staat binnen den vierde getuige die op afvrage zegt te zijn: Krömödongsö, oud naar gissing .... jaren, van beroep wonende te Hij verklaart den beklaagde wel gekend te hebben vóór het plegen van de daad waarvoor deze terecht staat, zijn volle broeder te zijn, doch hem niet door aanhuwelijking te bestaan, en ook niet tot hem in eenige dienstbetrekking te staan. De president maakt den getuige indachtig aan zijne bevoegdheid zich te verschoonen. Getuige zegt van dit recht gebruik te willen maken, waarop de president hem vergunt de gerechtszaal te verlaten. of wel Staat binnen enz. ) , . i, 4. (afó boven). Hij verklaart enz. | De president maakt den getuige indachtig aan zijn i echt om zich te verschoonen en den beklaagde aan zijne bevoegdheid deze getuige te wraken. Na uitdrukkelijke toestemming van den hoofddjaksa en van den beklaagde, legt de getuige, die daarin mede bewilligt, op de wijze van zijne godsdienstige gezindheid den eed af, enz Art. 266al.1. Eed met toestemming. Aant. q. of wel Staat binnen enz. \ Hij verklaart enz. J als boven. De president enz. J De beklaagde (hoofddjaksa) verzet zich tegen het hoorer van dezen getuige onder eede. Met inbewilliging van getuige, verstaat de landraad hen toe te laten om buiten eedsaflegging inlichtingen te gevei Art. 266 al. 2. Verzet tegen de beêediging. I Aant. r. 1 Aant. q. Ten aanzien van personen, die volgens art. 265 (en 266) Inl. Regl. slechts met uitdrukkelijke toestemming van zichzelf, den beklaagde en het O. M. als beëedigde getuigen kunnen worden gehoord, moet uit het proces-verbaal niet alleen blijken van die toestemming, doch ook dat aan den beklaagde mededeeling is gedaan van zijn recht van wraking en aan den getuige van zijn recht van verschooning. Bemerking van het HGHof, Tijdschr. R. i. I. dl. 62, blz. 2/2. Aant. r. Het is niet noodig de toestemming van den beklaagde en den hoofddaksa te vragen tot het hooren buiten eede tot het geven van inlichtingen van de in art. 265 genoemde personen, vermits daartoe blijkens art. 266 al. 2 slechts de eigen bewilliging van die getuigen zeiven wordt vereischt. Bemerking Hof no. 400. waarop getuige op de hem gedane vragen antwoordt als volgt: De beklaagde (hoofddjaksa) verzet zich tegen het hooren van dezen getuige onder eede, waarop de landraad in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur van het verhoor van dezen getuige afziet, en hem vergunt de gerechtszaal te verlaten. Art. 268. Verschooninc p grond vari het beroep. Staat binnen de vyfde getuige, die op aanvrage zegt te zijn : Piet Pieters, oud .... jaar, van beroep zendelingleeraar in dienst van het Nederlandsche zendelingsgenootschap. Hij verklaart den beklaagde wel gekend te hebben vóór het plegen van de daad, waarvoor deze terechtstaat, doch hetn niet in den bloede noch door aanhuwelijking te bestaan en ook niet tot hem in eenige dienstbetrekking te staan. Hij zegt voorts bereid te zijn den eed af te leggen, doch zich te verschoonen getuigenis af te leggen alleen en bij uitsluiting nopens datgene, waarvan de wetenschap hem als zendelingleeraar is toevertrouwd. Nadat van deze mededeeling akte verleend is, legt getuige op de wijze van zijne godsdienstige gezindheid den eed af van de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen en antwoordt hij op de volgende hem gedane vragen als volgt. Ar». 269. Buiten eede. Staat binnen de zesde getuige, die op afvrage zegt te zijn : Senen, oud naar gissing 14 jaar, zonder beroep, wonende te ... Hij verklaart den beklaagde niet gekend te hebben vóór het plegen van de daad waarvoor deze terechtstaat, hem of wel niet in den bloede, noch door aanhuwelijking te bestaan, en ook niet tot hem in eenige dienstbetrekking te staan. De landraad verstaat in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur dezen getuige zonder eedsaflegging niet anders dan tot het geven van inlichtingen te hooren, waarop getuige op de volgende hem gedane vragen antwoordt als volgt: Daar getuige blijkbaar bevreesd voor den beklaagde is, , gelast de president, dat beklaagde gedurende het verhoor ! van dezen getuige buiten zal staan. Nadat aan dit bevel voldaan is wordt het verhoor van getuige voortgezet. Hierop wordt beklaagde binnengebracht en hem medegedeeld wat door den getuige Senen tijdens zijne afwezigheid is verklaard. Gevraagd wat hij tegen de yerklaring van dezen getuige heeft in te brengen, zegt beklaagde dat enz. De president maakt den beklaagde er op opmerkzaam, dat volgens de overeenstemmende verklaringen der laatste3 twee getuigen, de bindtouwen aan den zuidwestelijken hoekv van de schapenkraal, waarvan de deur den vorigen avond Aant. s. De beëediging van een getuige van wien in het proces-verbaal vermeld is, dat hij «naar gissing» 15 jaren oud is, moet als strijdig met de wet worden beschouwd, daar dan omtrent den leeftijd niet de in art. 269 Inl. Regl. vereischte genoegzame zekerheid bestaat. HGHof 9 Aug. 1891, Tijdschr. R. i. I. dl. 57, blz. 115. Aant. t. Het is in strijdt met art. 269 Inl. Regl. het verhoor van de in dat artikel genoemde personen van de door hen te geven bewilliging te laten afhangen. Bemerking Hof no. 402. Aant. s Aant. t. Art 271. 3e beklaagde staat buiten. Art. 259. Art. 273. Nieuwe ver:warende omstandigheden oorgehouden. Aant. u. met een hangslot goed gesloten, en des morgens na dien diefstal met een scherp voorwerp bleken te zijn doorgesneden, en dat de beide bewandingen uiteen waren gebogen, welk feit, niet in de akte van verwijzing opgegeven indien het als bewezen wordt aangenomen, de verzwarende omstandigheid van buitenbraak oplevert, waardoor het maximum der op het ten laste gelegde feit gestelde straf verhoogd wordt van 10 tot 15 jaar dwangarbeid in den ketting. Deswege gehoord, zegt beklaagde, dat hij van deze zaak niets afweet. Staat binnen de zevende getuige, die op afvragezegt te zijn: Sarkawi, oud naar gissing jaar, van beroep wonende te Getuige verklaart den beklaagde wel gekend te hebben vóór het plegen van de daad, waarvoor hij terechtstaat, hem niet in den bloede noch door aanhuwelijking te bestaan en ook niet tot hem in eenige dienstbetrekking te staan. Vervolgens legt getuige op de wijze van zijne godsdienstige gezindheid den eed af van de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen en antwoordt hij op de hem gedane vragen als volgt: Gevraagd wat hij tegen de verklaring van dezen getuige heeft in te brengen, zegt beklaagde dat enz.: . . . . De president brengt den getuige Sarkawi onder het oog, dat zijne zooeven afgelegde verklaring, dat de beklaagde in den namiddag van 9 September 1908 omstreeks 5 uur niet in de woning van den getuige Sarinten zou zijn geweest en aan deze een schaap te koop hebben aangeboden doch dien gansc'nen namiddag van 12 uur tot na zonsonder- Aant. u. Eene ten laste gelegde, doch niet bewezen verzwarende omstandigheid mag niet door eene andere niet ten laste gelegde worden vervangen, dan met inachtneming van het bepaalde bij art. 273 Inl. Regl. HGHof, Tijdschr. R. i. I. dl. 63 blz. 645. Wkbl. v. h. R. No. 1652. Art. 274. Meineed. gang in het wachthuis zijner dessa met hem (getuige) zou hebben zitten praten, onaannemelijk is, en als valsch moet worden aangemerkt*) vermits : 1° de onder eede gehoorde getuige Sarinten en de buiten eede alleen tot het geven van inlichtingen gehoorde getuige Senen, in overeenstemming met elkander hebben verklaard, dat toen zij den namiddag van Zaterdag 9 September 1908 in de woning van eerstgenoemde waren, de beklaagde daar is binnengegaan en aan eerstgenoemden getuige een schaap, dat naar zijn zeggen voor de woning was vastgebonden, te koop heeft aangeboden, welke koop niet tot stand is gekomen, daar eerstgenoemde getuige na het schaap gezien te hebben den daarvoor gevraagden prijs veel te laag vond en daardoor zooals zij zeide het vermoeden kreeg, dat beklaagde wellicht niet op een eerlijke wijze aan dat schaap gekomen was; welke pertinente en den landraad vooralsnog betrouwbaar voorgekomen opgaven nog worden bevestigd door de onder eede afgelegde verklaringen van den getuige Sidin, die heeft opgegeven op het bovengemelde tijdstip een schaap aan de deur van den woning van getuige Sarinten vastgebonden te hebben zien staan, en van den getuige Wagisah, die heeft opgegeven, dat beklaagde kort voor bovengemeld tijdstip in haar nabij de woning van getuige Sarinten gelegen warong geweest is om wat te gebruiker, hebbende zij er niet op gelet of beklaagde toen een schaap met zich voerde of niet. De president vermaant den getuige Sarkawi hierop ernstig de waarheid te zeggen en houdt hem de straffen voor, waaraan hij zich zou blootstellen ingeval van volharding in het afleggen eener onwaarachtige verklaring. Getuige blijft desniettemin bij zijne van valschheid verdachte opgave persisteeren. ') Het ia wenschelijk vóórdat men hiertoe overgaat, eerst alle andere getuigen te hooren, zoowel omdat men dan omtrent de meineedkwestie meer zekerheid heelt, als omdat de betrouwbaarheid der later te hooren getuigen, die in de gelegenheid gesteld zouden worden met de eerste gehoorde getuigen over de zaak te spreken, daardoor niet verhoogd wordt. Aant. v en w. beklaagde verzoekt , . , , , , , , , De hootddjaksa vordert hieroP dat de landraad op grond dat deze getuige eene verklaring heeft afgelegd, welke verdacht wordt gehouden valsch te zijn, zal bevelen, dat hij voorloopig in hechtenis zal worden gesteld, waarop de landraad in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa *) en van den adviseur beveelt, dat de getuige Sarkawi voornoemd voorloopig in hechtenis zal worden gesteld. of wel Hierop beveelt de landraad ambtshalve in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur dat enz. (als boven). Vervolgens wordt dadelijk door den griffier opgemaakt en door den president en den griffier onderteekend een proces-verbaal, bevattende de verklaring door den getuige Sarkawi afgelegd met aanduiding der gronden, waarop het vermoeden van valschheid berust. Hierop maakt de president dit besluit in tegenwoordigheid van den getuige Sarkawi in het openbaar bekend, en schorst hij, daar het belang der zaak zulks vordert, de voortzetting van het geding tot een na den afloop van het Aant. v. Niet de president, doch de landraad behoort volgens art. 274 al. 2 de voorloopige inhechtenisstelling van een van meineed verdachten getuige te gelasten, terwijl daarentegen niet de landraad, maar de president eene beslissing kan nemen over het al of niet wenschelijke eener schorsing van de behandeling der zaak. Bemerking Hof no. 368. Aant. w. Het is ongeoorloofd aan een getuige, wiens getuigenis wordt verdacht valsch te zijn en die op grond daarvan in voorloopige hechtenis is gesteld, daarna nog vragen te doen. Bemerking Hof no. 13 (462). ') Indien dit bevel gegeven wordt op de vordering van den hoofddjaksa, dan zal van diens gevoelen niet verder aanteekening gehouden behoeven te worden. onderzoek tegen dezen getuige nader te bepalen dag. Nadat van dit besluit aan den beklaagde en de getuigen medeeling is gedaan, sluit de president de openbare terechzitting. De griffier, De president., VERVOLü-PROCES-VERBAAL der openbare terechtzitting van den landraad te . . . . rechtsprekende in zaken van misdrijf, gehouden op ... dag den .... 19 . .in het voor de zittingen der rechtbank bestemde lokaal te . . . . in de zaak van den Javaan Aströdikrömö oud enz. (als boven). Tegenwoordig dezelfden als ter terechtzitting van den . . . . 19 . . Nadat de president de terechtzitting heeft geopend en openbaar verklaard, wordt de beklaagde voornoemd vrij van banden, doch onder goede bewaking binnengeleid. De president doet onderzoek of al de opgeroepen getuigen tegenwoordig zijn. Nadat gebleken is, dat dit het geval is, gelast hij, dat de reeds gehoorde getuigen in de gerechtszaal zullen blijven, doet hij de nog niet gehoorde getuigen buiten staan, en geeft hij de noodige bevelen om t3 voorkomen, dat dezen vóór het afleggen hunner getuigenissen met elkaar over de zaak van den beklaagde in woordenwisseling treden. Vervolgens worden voorgelezen en den beklaagde in de landstaal voorgehouden: 1°. het vonnis van den landraad te . . . . dd. . . 19 . No. . . , waarbij de beklaagde Sarkawi schuldig is verklaard aan meineed onder verzachtende omstandigheden en deswege behalve in de kosten van het geding veroordeeld is tot dwangarbeid buiten den ketting voor den tijd van vier jaren; 2o. het vonnis van den raad van justitie te dd 19 . . No. . . . waarbij met bekrachtiging van 's landraads vonnis bovenvermeld voor het overige de Art. 275. Tolk. Art. 277 Nadere 0| roeping v; getuigen beklaagde Sarkawi veroordeeld is tot dwangarbeid buiten den ketting voor den tijd van twee jaren. Beklaagde deswege gehoord zegt, dat hij desniettemin bij zijne opgaven blijft persisteeren. Hierop wordt besloten het getuigenverhoor voort te zetten. Staat binnen de achtste getuige, die op afvrage zegt te zijn Songko Daeng Noesoeroe. Daar deze getuige de taal, waarin het gerechtelijk onderzoek geschiedt, niet voldoende machtig blijkt te zijn, en hij volgens mededeeling van den hoofddjaksa, door getuige bevestigd, slechts de Makassaarsche taal verstaat, benoemt de president tot tolk voor de Makassaarsche en Maleische talen den persoon van K. H. Voll. Hierop wordt binnengelaten de benoemde tolk, die op afvrage zegt te zijn: Karei Hendrik Voll, oud 34 jaar, zonder beroep wonende te Makassar, thans tijdelijk verblijf houdende te Hij verklaart den beklaagde niet gekend te hebben voor het plegen van de daad waarvoor hij terechtstaat, hem niet in den bloede noch door aanhuwelijking te bestaan, en ook niet tot hem in eenige dienstbetrekking te staan. Hij zegt voorts de Makassaarsche en Maleische talen voldoende machtig te zijn en verklaart zich bereid den landraad als tolk te dienen, waarop hij op de wijze zijner godsdienstige gezindheid den eed aflegt van getrouwelijk te zullen vertalen, wat uit de eene in de andere taal moet worden overgebracht Door tusschenkomst van den tolk verklaart de getuige voornoemd op afvrage zegt te zijn: Songko Daeng Noesoeroe, oud naar gissing . . . jaar, wonende te Makassar, tijdelijk verblijf houdende te van beroep Hij zegt enz Op verklaring van dezen getuige gehoord zegt beklaagde dat enz De president gelast vervolgens dat de persoon van Mar'n djoeki als getuige zal worden opgeroepen met last om dadelijk op de terechtzitting te verschijnen. Deze persoon, die in de nabijheid van de gerechtszaal aanwezig blijkt te zijD, treedt vervolgens binnen en zegt op afvrage te zijn: Mardjoeki, oud naar gissing .... jaar wonende te . van beroep Hij verklaart enz Op de verklaring van dezen getuige gehoord zegt beklaagde dat Staat binnen de tiende getuige tevens deskundige, die op afvrage zegt te zijn : Dirk Dirksen, oud 37 jaar, wonende te van beroep civiel geneesheer. Hij verklaart den beklaagde niet gekend te hebben voor het plegen van de daad waarvoor hij terechtstaat, hem niet in den bloede noch door aanhuwelijking te bestaan, en ook tot hem in eenige dienstbetrekking te staan, waarop hij op de wijze van zijne godsdienstige gezindheid den eed aflegt van als getuige de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, en als deskundige zijn gevoelen geheel naar waarheid immers naar zijn beste weten te zullen uitbrengen. Vervolgens wordt voorgelezen en den getuige tevens deskundige, en vervolgens ook aan den beklaagde voorgehouden, het op den eed bij de aanvaarding zijner bediening Art. 278. Deskundige. Aant. x. Aant. ij. Aant. x. De in eene rechtbank als adviseur zitting nemende persoon kan niet gedurende den loop der zitting als deskundige gehoord worden. De rechtbank is voor den tijd van dat verhoor zonder adviseur en dus onwettig samengesteld. HGHof Tijdschr. R. i. I. dl. 44, blz. 251. Aant. ij. In den regel is het wenschelijk den deskundige ook als getuige te hooren, daar hem door zijn onderzoek meestal daadzaken bekend zijn, welke voor de zaak van belang zijn. Aant. z. gedaan opgemaakt visum repertum van den civiel geneesheer te Dirk Dirksen dd 19 . . De getuige tevens deskundige zegt, dat hij dit visum repertum kent, dat het door hem opgemaakt en onderteekend is, en dat hij bij den inhoud daarvan blijft persisteeren, waarop hij op de hem naar aanleiding daarvan gedane vragen als volgt antwoordt. Op het hem voorgehouden visum repertum en de verklaring van den getuige tevens deskundige gehoord, zegt beklaagde daarop geene aanmerkingen te hebben. De hoofddjaksa ziet af van het doen hooren van meer getuigen, waartegen de beklaagde uitdrukkelijk verklaart geen bezwaar te hebben. De landraad besluit daarop in overeenstemming met het gevoelen van den adviseur af te zien van het hooren van meer getuigen als zijde ook volgens zijn gevoelen de zaak voldoende geïnstrueerd. Het getuigenverhoor hiermede afgeloopen zijnde, houdt de president den beklaagde de bezwaren voor, die het gerechtelijk onderzoek tegen hem heeft opgeleverd en vraagt hem af, of hij nog iets ter zijner verdediging of verschooning heeft aan te voeren, waarop hij antwoordt dat . Vervolgens wordt aan den raadsman van beklaagde gelegenheid gegeven de verdediging voor te dragen, waarop deze eene pleitrede houdt aan het slot waarvan hij op grond dat Art. 279. Art. 280. Aant. z. Visa reperta van civiel-geneesheeren moeten om in rechten te gelden op den eed bij de aanvaarding hunner bediening afgelegd zijn opgemaakt, die van militaire artsen op den eed aan den lande gedaan (Stbl. 1871, no. 74 jo Stbl. 1892 no. 106). concludeert tot vrijspraak van den beklaagde, subsidair tot het aannemen van verzachtende omstandigheden en het opleggen eener lichte straf. De president verklaart alsnu het onderzoek voor gesloten, waarna de beklaagde, de getuigen en het publiek verwijderd worden. De landraad gaat hierop over tot de beraadslaging waarbij de in art. 282 van het Inlandsch Reglement opgenoemde punten achtereenvolgens in omvraag gebracht worden. De hoofddjaksa zegt dat naar zijne meening de schuld van den beklaagde aan de hem ten laste gelegde daadzaken bewezen is, en dat de beklaagde mitsdien moet worden schuldig verklaard aan en deswege veroordeeld tot De adviseur geeft hierop als zijn gevoelen te kennen, dat de schuld van den beklaag ie aan de hem ten laste gelegde daadzaken niet bewezen is, en adviseert tot vrijspraak. Vervolgens wordt de zaak bij de leden van den landraad in omvraag gebracht en na beraadslaging op de wijze in artikel 282 van het Inlandsch Reglement voorschreven besloten den beklaagde Aströdikrömö schuldig te verklaren aan hem deswege te veroordeelen tot de straf van .... hem nog te veroordeelen in de kosten van het geding en de teruggave te gelasten van het als stuk van overtuiging gediend hebbend schaap terstond na afloop terechtzitting aan den getuige A. Nadat de terechtzitting heropend en openbaar is verklaard, en de beklaagde weder binnengebracht is, spreekt de president het in deze zaak gewezen vonnis uit en maakt hij den beklaagde indachtig aan zijn recht, om binnen drie weken van het vonnis in revisie te komen Art. 281. Art. 282 Art. 314. Art. 421. Art. 307. Art. 309. Aant. aa. bij den raad van justitie te waarna hij de openbare terechtzitting sluit. De griffier, De president, Ingeval van I. R. art. 281 al. 3 en 4, bij uitstel van de uitspraak. En is verder besloten het in deze zaak op te maken vonnis op dag den 19 . . des voormiddags om . . . uur uit te spreken. Nadat de terechtzitting heropend en openbaar verklaard is, en de beklaagde weder is binnengeleid, deelt de president mede, dat de uitspraak van het vonnis zal plaats hebben op dag den 19 . . des voormiddags om . . . uur, waarna hij de terechtzitting sluit. De griffier, De president, VERVOLG-PROCES-VERBAAL enz. (als boven) Nadat de terechtzitting door den president is geopend en openbaar verklaard, wordt beklaagde vrij van banden, doch onder goede bewaking binnengeleid. De president spreekt hierop het in deze zaak gewezen vonnis uit, maakt den beklaagde indachtig aan zijn recht om van dit vonnis binnen drie weken in revisie te komen bij den raad van justitie te en sluit vervolgens de terechtzitting. De griffier, De president, Aant. aa. Ook in geval de landraad zich onbevoegd verklaart, behoort de beklaagde indachtig te worden gemaakt aan zijn recht om rivisie aan te teekenen. Bemerking HGHof, Tijdschr. R, i. I. dl. 64, blz. 177. Aant. bb. Op grond van het tweede lid van artikel 314 Inl. Regl. inhoudende dat in het proces-verbaal eener terechtzitting moet worden vermeld hetgeen aldaar punt voor punt is genoemd, moet worden afgeleid, dat zoo in het procesverbaal geen melding wordt gemaakt van een bepaalde handeling (als in dat tweede lid genoemd), —b.v. dat de voorgeschreven eed door een getuige is afgelegd, of dat een stuk is voorgelezen — het er voor moet worden gehouden dat die behandeling ook niet heeft plaats gehad en verder dat, indien van een mondeling ter terechtzitting gedane verklaring of opgave aanteekening is gehouden, aangenomen moet worden, dat in werkelijkheid niets anders en ook niets meer (althans zooveel ter zake dienende is) is verklaard of opgegeven dan het proces-verbaal aanwijst, zoolang niet de onjuistheid of de onvolledigheid van dit laatste overtuigend is gebleken. HGHof 28 Oct. 1908 Tijdschr. R. i. I. dl. 91, blz. 235. Wkbl. v. h. R. no. 2365. Aant. cc. Onder de gedingstukken overgelegd een schriftuur getiteld „proces-verbaal der openbare terechtzitting enz." waaruit echter dadelijk blijkt, dat wegens ontstentenis van den president geen wettig samengestelde landraad kon worden gehouden, al werd dan ook in strijd met de wettelijke voorschriften dienaangaande de behandeling der zaak door het oudste lid verdaagd. Bem. Hof no. 126. Aant. dd. In strijd met het bepaalde bij art. 312, 6° en 314 laatste lid Inl. Regl. is het proces-verbaal en het vonnis geteekend door het oudste lid, zonder vermelding der redenen, die den president hebben verhinderd die stukken zelf te teekenen. Bem. Hof no. 225. Aant. ee. De griffiers mogen zich onder geen voorwendsel ook onttrekken aan hunne verplichting tot onderteekening van het proces-verbaal der terechtzitting. Indien daarin naar hunne meening onjuistheden voorkomen, hebben zij het recht dit aan den voet dier acte te vermelden. HGHof 12 Mei 1886 Tijdschr. R. i. I. dl. 47, blz. 122. N°. 123. Vonnis van den landraad, rechtsprekende in zaken van misdrijf ') (art. 312 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN ! De landraad te heeft het navolgend vonnis gewezen in de zaak van den beklaagde Wirödongsö, oud naar !) Dit formulier is ook in overtredingszaken te gebruiken. Formulierboek ^ gissing 30 jaren, geboren te eu wonende te . , van beroep , in preventieve hechtenis sedert den 19 . . De landraad voornoemd ; Gezien de akte van verwijzing van den president van den landraad te dd 1909, waarbij de terechtstelling van den beklaagde wordt bevolen; Gehoord de voorlezing der vertaalde akte van verwijzing waarbij den beklaagde wordt ten laste gelegd: dat hij in het tijdsverloop tusschen 10 uur des namiddags van Maandag den 8sten en 6 uur des voormiddags van Dinsdag den 9den Juni 1909, zich den toegang heeft verschaft tot de woning van den Javaan Troenö, in de dessa Bandoer, district Mödjösarilor, af deeling door na de rotan bindtouwen, die de bamboezen 'nuiswanden aan den zuidoostelijken hoekstijl dier woning verbonden met een scherp voorwerp doorgesneden en den oostelijken huiswand naar buiten gebogen te hebben, door de aldus gemaakte opening in die woning binnen te dringen, en vervolgens daaruit arglistig heeft weggenomen een dien Javaan toebehoorende kris met scheede ter waarde van f 50.— ; Gelet op de overgelegde stukken; Gehoord de verklaringen der getuigen; Nog gehoord den beklaagde in zijne ontkentenis en middelen van verdediging; Gehoord de siotsom van het gevoelen van den hoofddjaksa, daartoe strekkende dat de beklaagde als schuldig aan het hem ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot de straf van dwangarbeid buiten den ketting voor den tijd van drie jaren; Ingewonnen het advies van den adviseur; Overwegende, dat de getuigen Troenö en zijne vrouw Djaisah in zooverre in overeenstemming met elkander onder eede gehoord hebben verklaard: dat zij, toen zij des voormiddags van Dinsdag den 6den Juni 1.1. omstreeks 6 uur van hunne legerstede in hunne in de dessa Bandoer, district Mödjösarilor, afdeeling . . gelegen woning opstonden, bemerkten, dat een aan eersgenoemden getuige toebehoorende kris ter waarde van ƒ 50.—, die zij den vorigen avond om 10 uur, toen zij zich naar bed begaven, nog op de tafel in hun slaapkamer hadden zien liggen, verdwenen was; dat de huisdeur, die getuige Troenö aan de binnenzijde met een schuifje gesloten had, nog dicht was; dat zij hierop een onderzoek instellende hebben bevonden, dat de rotan bindtouwen, die de bamboezen huiswanden aan den zuidoostelijken hoekstijl hunner woning verbonden, met een scherp voorwerp waren doorgesneden, zooals bleek uit de scherpe randen der snede, en dat de oostelijke huiswand eenigszins naar buiten was gebogen, zoodat eene opening was ontstaan groot genoeg voor een volwassen persoon om daardoor binnen te dringen; dat eerstgenoemde getuige hierop naar den loerah, getuige Pak Ganoek is gegaan, om dezen den diefstal te rapporteeren, waarop deze ten hunnent is gekomen, en na een plaatselijk onderzoek te hebben ingesteld, weder vertrokken is; dat Pak Gaboek eenige dagen later ten hunnent kwam en hun een kris met scheede vertoonde, welke zij dadelijk als de aan lsten getuige op de bovenomschreven wijze ontstolene hebben herkend, en welke hij zeide dat door beklaagde gestolen en in 't bezit van zekere Soerö in de naburige dessa Soeköardjö gevonden was; dat de ter terechtzitting als stuk van overtuiging aanwezige kris met scheede dezelfde is als hun toen vertoond en aan lsten getuige ontstolen is, welke kris zij herkennen, behalve aan het algemeen uiterlijk nog aan de punt, die een weinig verbogen is en de scheede aan een weinig soldeersel aan den rand, waar die eenigen tijd geleden geleden gerepareerd is geworden; Overwegende dat de getuige Pak Gaboek de verklaringen van de getuigen Troenö en Djaisah onder eede bevestigd heeft, wat betreft de gepleegde braak aan de woning van eerstgenoemden en vervolgens heeft opgegeven; dat hij naar den dader van dezen diefstal onderzoek doende, eenige dagen later van een zijner spionnen hoorde, dat beklaagde die niet bemiddeld is, op zekeren dag grove verteeringen had gemaakt en alles contant betaalt had; dat dit zijne achterdocht gaande maakte, waarop hij den beklaagde ontboden heeft en hem een scherp verhoor heeft afgenomen; dat beklaagde eerst alle schuld ontkende, maar na een langdurig verhoor bekende de kris van getuige Troenö gestolen aan zekeren Soerö in de dessa Sókoeardjö voor f20 verkocht te hebben ; dat hij vervolgens met zijnen politieoppasser Krömó di Wiriö en met den loerah van Soeköardjö naar de woning van genoemden Soerö is gegaan, waarop deze hem desgevraagd een kris met scheede vertoonde, die hij zeide een paar dagen te voren van beklaagde in bijzijn van zekeren Tödikrömö gekocht te hebben voor f 20; dat hij die kris met scheede, die dezelfde is als de ter terechtzitting als stuk van overtuiging geproduceerde en welke hij aan het algemeen uiterlijk en den vorm van het heft als zoodanig herkent, toen in beslag genomen heeft en aan lsten en 2den getuige heeft laten kijken, waarop dezen die kris met scheede als de aan eersten getuige ontstolene herkenden; Overwegende, dat deze verklaring door den getuige Krömö di Wiriö onder eede gehoord is bevestigd geworden, wat betreft het terugvinden van de kris met scheede in 't bezit van getuige Soerö, de herkenning daarvan door de getuigen Troenö en Djaisah en de indentiteit van het stuk van overtuiging; Overwegende dat de getuige Soerö onder eede gehoord, heeft verklaard, dat op zekeren Vrijdag legi, nu ongeveer 5 weken geleden, de beklaagde, die een goede kennis van hem is, ten zijnent kwam en hem in bijzijn van zekeren Tödikrömö een kris met scheede te koop aanbood voor f 30, zeggende dat hij die voorwerpen voor rekening van den eigenaar, die onbekend wilde blijven, verkocht, waarop hij (getuige) kris met scheede na eenig Joven en bieden voor f 20 van beklaagde heeft gekocht, van welke som hij f 15 contant betaalde; dat de loerah zijner dessa een paar dagen later bij hem kwam, vergezeld van den loerah van Bandoer en een politieoppasser, waarop laatstgemelde loerah hem vroeg of hij kris met scheede van beklaagde gekocht had ; dat hij daarop heeft medegedeeld dat, en hoe hij die kris met scheede van teklaagde gekocht had, welke voorwerpen toen in beslag genomen zijn en meegenomen ; dat de ter terechtzitting als stuk van overtuiging aanwezige kris met tcheede dezelfde is als door hem van beklaagde gekocht en door de politie in beslag genomen is; Overwegende dat de getuige Tödikrömö onder eede gehoord heeft verklaard, dat hij zich op zekeren Vrijdag, nu ongeveer 5 weken geleden ten huize van getuige Soerö bevond om met dezen over het koopen van een paard te spreken, en dat toen de beklaagde aldaar kwam en aan getuige Soerö een kris met scheede te koop aanbood voor f 30. zeggende dat hij die goederen voor rekening van den eigenaar, die onbekend wilde blijven verkocht; Dat getuige Soerö vervolgens na eenig loven en bieden de kris met schede kocht voor f 20.— van welke som hij f 15.— contant betaalde; dat hij de ter terechtzitting als stuk van overtuiging aanwezige kris met scheede aan het algemeen uiterlijk herkent als dezellde die beklaagde toen aan getuige Soerö verkocht heeft, zijnde hem verder van deze zaak niets bekend; Overwegende dat beklaagde zijn schuld aan het hem ten laste gelegde ontkennende, heeft verklaard de ter terechtzitting als stuk van overtuiging geproduceerde kris met scheede niet te kennen en nimmer in zijn bezit gehad te hebben, en zelfs aanvankelijk ontkend heeft aan den getuige Pak Gaboek tijdens het voorloopig onderzoek bekend te hebben den hem te laste gelegden diefstal te hebben gepleegd ; dat hij echter deswege nader ondervraagd, erkend heeft de buitengerechtelijke bekentenis, zooals die door getuige Pak Gaboek is medegedeeld, te hebben afgelegd, doch daaraan heeft toegevoegd, dat hij die maar verzonnen heeft, omdat die getuige hem door slagen daartoe zou hebben gedwongen, waarvan zekere Karidjan getuige zou zijn geweest; Overwegende, dat de getuige Pak Gaboek deswege ondervraagd ten stelligste ontkent heeft den beklaagde door slagen tot eene bekentenis te hebben gedwongen; Overwegende, dat de getuige Karidjan onder eede gehoord, heeft verklaard, dat hij er bij tegenwoordig was toen getuige Pak Gaboek den beklaagde ondervroeg, doch dat deze hem niet geslagen heeft en beklaagde zijne bekentenis toen geheel vrijwillig heeft afgelegd ; Overwegende, dat door de verklaringen van de getuigen Troenö en Djaisah, wat de gepleegde braak betreft aangevuld door die van den getuige Pak Gaboek wettig en overtuigend bewezen is, dat de ter terechtzitting als stuk van overtuiging aanwezige kris met scheede dezelfde is als die welke ter waarde van ongeveer f 50.— en toebehoorende aan eerstgenoemden getuige in den nacht van Maandag op Dinsdag 5 op 6 Juni 1909 op arglistige wijze is weggenomen uit hunne woning in de dessa Bandoer voormeld, hebbende de dief of dieven zich den toegang tot die woning verschaft, door — na de rotan bindtouwen, die de bamboezen huiswanden aan den zuidoostelijken hoekstijl dier woning verbonden met een scherp voorwerp te hebben doorgesneden, en den oostelijken huiswand naar buiten gebogen — door de aldus gemaakte opening binnen te dringen ; ^ Overwegende, dat uit de verklaringen van de getuigen Soerö en Tödikrömö blijkt, dat de beklaagde op Vrijdag legi nu + 5 weken geleden, derhalve op den 9den Juni 1909, dus drie dagen na den diefstal in het bezit van de aan getuige Troenö ontstolen kris met scheede is geweest, en dit wapen aan getuige Soerö voor f 20.— dus ver beneden de waarde verkocht heeft; Overwegende, dat door de verklaring van den getuige Pak Gaboek in zooverre bevestigd door de erkentenis van den beklaagde vaststaat, dat beklaagde aan dezen getuige bekend heeft den diefstal bovengemeld gepleegd, en de gestolen kris met scheede aan getuige Soerö verkocht te hebben; ') Alhoewel het bewijs van dezen diefstal slechts door aanwijzingen dus indirect geleverd wordt, volg ik kortheidshalve de gebruikelijke argumentatie. Overwegende, dat alhoewel beklaagde ter terechtzitting heeft opgegeven, dat hij die bekentenis heeft verzonnen omdat hij door getuige Pak Gaboek door slagen daartoe werd gedwongen, deze bewering als in strijd met de waarheid moet worden verworpen, niet alleen omdat de getuigen Pak Gaboek en Karidjan ten stelligste ontkend hebben, dat de beklaagde door slagen tot die bekentenis zou zijn gedwongen, maar vooral ook omdat geheel in overeenstemming met beklaagde's opgaven de kris met scheede in haDden van den getuige Soerö is teruggevonden; Overwegende, dat door de boven opgenoemde getuigenverklaringen en aanwijzingen in hun onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend is bewezen, dat de beklaagde den hem ten laste gelegden diefstal bovenvermeld gepleegd heeft, zoodat hij aan dit feit behoort schuldig verklaard te worden, hetwelk als diefstal met buitenbraak in een bewoond huis gekwalificeerd moet woiden, en in artikel 801, 1° van het Strafwetboek voor Inlanders in Nederlandsch-Indië strafbaar is gesteld met dwangarbeid in den ketting voor den tijd van 5 tot 15 jaren ; Overwegende, dat in het geringe nadeel door den diefstal berokkend eene verzachtende omstandigheid is gelegen, die pleit voor de oplegging eener straf beneden het wettelijk minimum; Gelet op artikel 240, 282, 305, 307, 312 en 417, van het Inlandsch Reglement zoomede op art. 5, 37, 297, en 301, 1° van het Wetboek van Strafrecht voor Inlanders in Nederlandsch-Indië ; RECHTDOENDE: Vertaling van het dispo- Verklaart den in hoofde sitief in de Javaansche taal. dezes nader aangeduidenbeklaagde Wirödongsö schuldig aan diefstal met buitenbraak in een bewoond huis onder eene verzachtende omstandigheid; Veroordeelt hem deswege tot de straf van dwangarbeid buiten den ketting voor den tijd van twee jaren; Beveelt, dat de ter terechtzitting als stuk van overtuiging gediend hebbende kris met scheede na afloop der terechtzitting zal worden teruggegeven aan den getuige Soerö. Verwijst de beklaagde nog in de betaling der kosten van het geding. Aldus gewezen op heden dag den . . . . 1909, door ons Mr president, en . . . . . leden, en tenzelfden dage in het openbaar uitgesproken bij monde van denzelfden voorzitter in tegenwoordigheid van dezelfde leden, hoofddjaksa, adviseur en den beklaagde, alles in bijzijn van 's landraads griffier De leden, De president, In kennisse van mij. De griffier, Wordt hierbij aangeteekend, dat blijkens daarvan opgemaakte akte dd 19 . . welke aan dit vonnis is gehecht, de beklaagde heeft verklaard revisie van dit vonnis te verlangen. De griffier, Aant. a. Niet-overeenstemming der namen van de rechters in het vonnis en proces-verbaal vermeld, leidt niet tot Wordt hierbij aangeteekend, dat blijkens daarvan opgemaakte akte dd 19 . . welke aan dit vonnis is gehecht, de beklaagde heeft verklaard revisie van dit vonnis te verlangen. De griffier, nietigheid van het vonnis, indien overigens blijkt, dat dit gewezen is door de zelfde rechters die het onderzoek hebben bijgewoond. Waar blijkbaar een schrijffout bestaat, kan deze hersteld worden, voordat door den hoogeren rechter beslist wordt. HGHol 3 Juni 1887, Tijdschr. R. i. I. dl. 49, blz. 114. b. Een vonnis gewezen door rechters die het oraal debat niet geheel bijgewoond hebben, is nietig, al is het vroeger verhandelde voorgelezen in tegenwoordigheid van hen, die uitspraak gedaan hebben. HGHof 3 Juli 1891 Tijdschr. R. i. I. dl. 57, blz. 330 en 6 Sept. 1899 ibidem dl. 73, blz. 286. Aant. c. Wanneer het vonnis van den landraad vernietigd is wegens het niet vermelden van de artikelen waarop de uitspraak berust, behoort de beraadslaging in haar geheel te worden hervat te beginnen met het gevoelen van den djaksa en de panghoeloe. Indien dus in den landraad bij de nadere beraadslaging een andere djaksa en panghoeloe zitting hebben, moet ook het gerechtelijk onderzoek geheel opnieuw worden gehouden. HGHof 9 Juli 1886 Tijdschr. R i. I. dl. 47, blz. 263. Aant. d. De beslissing des rechters wordt niet slechts uit het dictum gekend, doch uit dit in verband met de overwegingen door welke het wordt gemotiveerd. Wanneer dus in het dictum niet is opgenomen, dat het misdrijf twee malen is gepleegd, doch uit de motieven blijkt, dat beide misdrijven zijn berecht, bestaat geen aanleiding tot vernietiging van het vonnis, maar alleen tot verbetering van het dictum. HGHof 24 Oct. 1890 Tijdschr. R. i. I. dl. 55, blz. 407. Aant. e. Indien aan een beklaagde twee feiten, het eene primair, het andere subsidair, zijn ten laste gelegd, kan ten aanzien van het subsidair ten laste gelegde geen beslissing worden genomen, zonder dat eerst ten aanzien van het primair ten laste gelegde eene beslissing genomen is. HGHof 15 Mei 1900, Tijdschr. R, i. I. dl. 74, blz. 481. Aant. f. Het verzuim om recht te doen op alle punten van beschuldiging moet leiden tot nietigverklaring van het vonnis. R. v. J. Bat. 17 Maart 1902, Tijdschr. R. i. I. dl. 79, blz. 475. g. Indien een vonnis inhoudt de veroordeeiing van een beklaagde tot een andere straf dan waartoe de rechter blijkens het proces-verbaal der terechtzitting, heeft besloten, behoort het vonnis te worden vernietigd en de zaak te worden teruggewezen naar den eersten rechter, met last opnieuw vonnis te wijzen in overeenstemming met de genomen beslissing. HGHof 22 Nov. 1899, Tijdschr. R i. I dl. 73, blz. 533. N°. 124. Akte van revisie. (art. 317 Inl. Regl.) A. Indien beklaagde in hechtenis is. Op heden den dag den 19 . . heb ik ondergeteekende mij begeven naar den beklaagde in 's lands gevangenis te en hem afgevraagd, of hij al dan niet verlangt dat de zaak, waarvoor hij bij vonnis van den landraad te dd. 19 . .is veroordeeld 1)1 in revisie zal worden behandeld, waarop door hem is geantwoord, dat hij. . . . . . revisie van het tegen hem gewezen vonnis verlangt. Waarvan is opgemaakt deze akte en door mij onderteekend, verklarende de beklaagde de schrijfkunst niet machtig te zijn 2). De griffier bij den landraad te .... , B. Indien beklaagde niet in hechtenis is; welk formulier mutatis mutandis ook gebruikt kan worden ingeval het openbaar ministerie revisie verlangt. Op heden den 19 . .verscheen voor mij griffier bij den landraad te . . . . . . . de persoon van X, die mij heeft verklaard, dat bij verlangt, dat de zaak waarvoor hij bij vonnis van den landraad te dd 19 . .isveroordeeld tot in revisie zal worden benadeeld waarvan enz. (als boven). Aant. a. Deze verklaring moet worden afgelegd vóór of op den 21sten dag na dien der uitspraak of bekendmaking; zoo bij voorbeeld, indien het vonnis is uitgesproken op den lsten Juni, alsdan den 22sten Juni. b. Een beklaagde moet met zijn verzoek om revisie niet ontvankelijk verklaard worden, indien de afvrage of hij revisie ') Of ontslagen van alle rechtsvervolging. ■) Indien de beklaagde kan schrijven, moet hij deze akte medeonderteekenen. wenscht, is gedaan door den griffier van de rechtbank, welke de veroordeeling uitsprak, op een plaats, gelegen_ buiten het ressort dier rechtbank. HGHof 7 Juni 1899 en 7 Maart 1900 Tijdschr. R. i. I. dl. 73, blz. 221 en dl 74 blz. 266. c. Eenmaal aangeteekende revisie kan na verloop van den daartoe gestelden termijn niet worden ingetrokken. R. v. J. Soer. 24 Dec. 1902 Tijdschrift R. i. I. dl. 80, blz. 347 N°. 125. Akte van onbenut. (art. 317 Inl. Regl) De ondergeteekende verklaart bij deze, dat de termijn van drie weken om in revisie te komen van het vonnis van den landraad te dd 19 . .gewezen in zake den beklaagde die daarbij is veroordeeld tot [van alle rechtvervolging is ontslagen) onbenut is voorbij gegaan. Waarvan deze akte is opgemaakt op heden den . . . . . en vervolgens door mij onderteekend. De griffier bij den landte Aant. Deze akte wordt opgemaakt na het verstrijken van den termijn van drie weken, dus op den 22sten dag na dien der uitspraak of bekendmaking van het vonnis. N°. 126. Relaas van beteekening van de verklaring, dat de ambtenaar van het openbaar ministerie revisie van het vonnis heeft verlangd, aan den beklaagde. (art. 317b al. 3 Inl. Regl.) Op heden den 19 . . heb ik deurwaarder bij den landraad te ... . . . op last van ambtenaar van het open- baar ministerie bij die rechtbank aan den TeroorTedL ^ beteekend en afschrift overgegeven van eene verklaring van genoemden ambtenaar van het openbaar ministerie, dat hij Vinlrl 3.3.CfflP verlangt dat de zaak waarvoor genoemde Ter00rdeeide bij , , , ~ van alle rechtsyer- vonms dd 19 . . - 7— n—^ is schuldig yerkiaard aan .... volging is ontslagen. . ... , , —=3-2 =-5—rr— in revisie zal worden been deswege veroordeeld tot .... handeld. Handteekening van den exploiteur. N°. 127. Extract-vonnis voor de tenuitvoerlegging. (art. 320 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN! De landraad te ... . heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van den beklaagde A, oud naar gissing . jaar, geboren te .... en wonende te . . van beroep . . . ; in preventieve hechtenis sedert .... 19 . . De landraad voornoemd ; Gezien enz. Gehoord enz. Gelet op enz. RECHTDOENDE: Verklaart den beklaagde A schuldig aan . ; Veroordeelde hem deswege tot . . . . ; Beveelt dat de ter terechtzitting als stukken van overtuiging gediend hebbende voorwerpen na afloop der terechtzitting zullen worden teruggegeven aan Verwijst den beklaagde in de betaling van de kosten van het geding. Aldus gewezen op heden .... dag den . 19 . . door ons Mr. P. P. president, M. M. en N. N. leden en ten zelfden dage in het openbaar uitgesproken bij monde van denzelfden president, in tegenwoordigheid van dezelfde leden, van D. D. hoofddjaksa en V. V. adviseur en den beklaagde, alles in bijzijn van 's landraads griffier G.G. De leden, De president, w.g. M. M. N. N. In kennisse van mij De griffier, w.g. G. G. Voor authentiek extract opgemaakt ingevolge artikel 320 Inl. Regl. De griffier, de termijn om van dit vonWordt hierbij aangeteekend, dat j"e beslissing van den revi- nis in revisie te komen onbenut is voorbij gegaan. sierechter den veroordeelde op den . . . . 19 . .is bekendgemaakt. De griffier van den landraad te ... , Geëxecuteerd op heden .... 19 . . door mij assistent-resident van . . . ., §5. VAN DE RECHTSPLEGING IN ZAKEN VAN OVERTREDING. N°. 128. Proces-verbaal eener terechtzitting van den landraad, waarop de zaak wordt uitgesteld, omdat de beklaagde niet behoorlijk gedagvaard en niet verschenen is. (art. 339 Inl. Regl.) Proces-verbaal der openbare terechtzitting van den landraad te ... rechtsprekende in zake van overtreding, gehouden op ... . dag den . . . . 19 . . in het voor de zittingen dier rechtbank bestemde lokaal te . . . . in de zaak van den Mohammedaanschen inlander .... van beroep .... wonende te ... . TEGENWOORDIG: Mr. P. P president, Raden . . . districtshoofd te . . . | Raden . . onderdistrictshoofd te . . . j 6 eD' Raden Mas hoofddjaksa, Hadji . . hoofdpanghoeloe te ... adviseur, G. Gt grifier, Nadat de president de terechtzitting heeft geopend en openbaar verklaard, wordt de naam van beklaagde uitgeroepen. De ^"o^j^ksa deelt hierop mede dat beklaagde niet verschenen is. De landraad, onderzoek doende of den beklaagde behoorlijk is aangezegd op den bepaalden dag ter terechtzitting te verschijnen, bevindt dat dit niet het geval is vermits . Hierop beveelt de president een nieuwe aanzegging tegen . . dag den . . . . 19 . .des voormiddags om ... . uur en stelt de behandeling van deze zaak uit tot dien rechtsdag. De getuigen worden hierop binnengeroepen, waarop de president deze beslissing in het openbaar bekend maakt, met aanzegging aan de verschenen getuigen om alsdan zonder nadere oproeping ter terechtzitting te verschijnen. Vervolgens sluit hij de openbare terechtzitting. De griffier, De president, N°. 129. Beschikking van den president van den landraad, waarbij gelast wordt, dat een tegen een beklaagde, in een overtredingszaak bij verstek gewezen vonnis, dezen zal worden beteekend. (art. 340 al. 4 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN! De president van den landraad te . . .; Gelezen het vonnis van den landraad te dd 19 . No. . . rechtsprekende in de overtredingszaak van den beklaagde X., oud naar gissing . jaren, geboren te ... wonende te . . . . ., van beroep . . . ., waarbij tegen den behoorlijk opgeroepen, doch niet verschenen beklaagde verstek is verleend, en hij is schuldig verklaard aan . . . . en veroordeeld tot . . . . ; Gelet op artikel 340 al. 4 van het Inlandsch Reglement; BESCHIKKENDE: Gelast den deurwaarder >) bij dezen landraad dit vonnis aan den afwezig gebleven beklaagde te beteekenen. Gedaan te ... den . . . . 19 . De president voornoemd, Van een mondelingen last kan de volgende aanteekening onder het vonnis gesteld worden: Den deurwaarder bij dezen landraad is heden door mij gelast dit vonnis aan den afwezig gebleven beklaagde te beteekenen. . den .... 19 . . De president, N°. 130. Relaas van aanzegging van een bij verstek gewezen vonnis in eene overtredingszaak. Op heden den .... 19 . . heb ik . wonende te . . . . deurwaarder*) bij den landraad te . op last van den president dier rechtbank aan den veroordeelde X, wonende te ... aangezegd dat bij vonnis van genoemden landraad dd 19 . . No. . . rechtsprekende in de overtredingszaak van den bovengenoemden veroordeelde, verstek tegen hem is verleend en hij schuldig is verklaard aan . en deswege veroordeeld is tot bij welke verrichtingen ik mijn exploit heb gedaan sprekende te zijner woonplaats te ... met hem in persoon. ') Zie aanteekening b. bij formulier No. 9. dan wel bij welke verrichting ik, bij aldien ik hem niet ter zijner woonplaats of verblijfplaats heb aangetroffen, gesproken heb met het dorpshoofd aldaar. *) Handteekening van den exploiteur. N°. 131. Volmacht om voor een beklaagde ter terechtzitting van den landraad te verschijnen. (art. 340 Inl. Regl.) Op heden den .... 19 . . verscheen voor mij .... griffier van den landraad te ... de persoon van A., van beroep .... wonende te die mij verklaarde, tot zijnen bijzonderen gevolmachtigde te benoemen en aan te stellen B, van beroep .... wonende te bepaaldelijk om voor hem en in zijnen naam te verschijnen ter terechtzitting van den landraad voornoemd, ten einde zijn belangen waar te nemen in de zaak, bedoeld bij de akte van verwijzing van den president van den landraad te . . . . dd. . 19 . . met den inhoud waarvan hij op den .... 19 . .in kennis is gesteld door het districtshoofd 2) van . met aanzegging op den ter terechtzitting te verschijnen, waarbij aan hem, comparant, wordt ten laste gelegd, dat enz Van welke verklaring door mij griffier, deze akte is op- 1) Zie formulier No. 10. ') Of zoodanig ander ambtenaar of beambte als vermeld in art. 248e al. 5 I. R. Formulierboek 18 gemaakt in opvolging van art. 340 van het Inlandsch Reglement. De griffier voornoemd, Aant. Ditzelfde formulier kan mutatis mutandis ook in geval van hooger beroep dienen, zie art. 349. N°. 132. Schriftelijk bevel van den landraad, waarbij de persoonlijke verschijning van een beklaagde, die slechts bij gemachtigde ter terechtzitting verschenen is, gelast wordt, (art. 340 Inl. Regl.) IN NAAM DER KONINGIN! De landraad te . . . . ; Gehoord de voorlezing der akte van verwijzing van 's land- raads president dd 19 . . waarbij de terechtstelling van den beklaagde X., oud naar gissing . . jaren, geboren te ... wonende te . voor dezen landraad, rechtsprekende in zaken van overtreding is bevolen ter zake dat enz waarbij de dag waarop deze zaak zal dienen bepaald is op ... dag den . . . . 19 . ., en den hoofddjaksa 0. a. gelast is den beklaagde door tusschenkomst van .... met den inhoud dier akte in kennis te stellen met aanzegging om op den bepaalden tijd ter terechtzitting te verschijnen; Overwegende, dat ten dienenden dage ter terechtzitting van den landraad de beklaagde niet in persoon is verschenen maar bij zijnen bepaaldelijk daartoe gevolmachtigde den heer Z, blijkens door dezen overgelegde op den . 19 . . sub No. . . . voor den te . . resideerenden notaris Y verleende notarieele volmacht; Gelet op het gevoelen van den hoofddjaksa daartoe strekkende, dat de landraad de persoonlijke verschijning van den beklaagde zal gelasten, omdat (vermelding der redenen); Gehoord den adviseur; Overwegende, dat de landraad de persoonlijke verschijning van den beklaagde wenschelijk acht, omdat {vermelding der redenen). Gelet op art. 340 van het Inlandsch Reglement; BESCHIKKENDE: Gelast de persoonlijke verschijning van den beklaagde voornoemd voor den landraad rechtsprekende in zaken van overtreding op ... dag den . . . . 19 . des voormiddags om . . uur. Stelt de behandeling van de zaak van genoemden beklaagde tot dag en uur bovengenoemd uit. Aldus enz. zie het slot van formulier No. 123. Aant. Met dit bevel zal de beklaagde door zijn districtshoofd of de in art. 240e al. 5 genoemde hoofden in kennis gesteld moeten worden. Verschijnt de beklaagde toch niet, dan is het m. i. niet geoorloofd hem voor den rechter te brengen, en zal het proces gevoerd moeten worden, als ware hij aanwezig (dus geen verstek). N°. 133. Proces-verbaal eener terechtzitting van den landraad, rechtsprekende in zaken van overtreding. (art. 314 jo. 341.) PROCES-VERBAAL van de openbare terechtzitting van den landraad te . . rechtsprekende in zaken van overtreding, gehouden op ... dag den .... 19 .. in het voor de zittingen dier rechtbank bestemde lokaal te . . in de zaak van den beklaagde Sie Tek Ho. TEGENWOORDIG : Mr. P. P president, regent van I . districtshoofd van J hoofddjaksa, luitenant der Chineezen.... adviseur, G. G griffier. Nadat de president de terechtzitting des voormiddags om . . uur heeft geopend en openbaar verklaard, wordt vrij van banden, doch onder goede bewaking binnengeleid (of indien de beklaagde op vrije voeten is gebleven', wordt voorgeroepen en verschijnt), de beklaagde, die op afvrage zegt te zijn de chinees Sie Tek Ho oud .... jaar, geboren te . . . .en woonachting te ... , van beroep .... De president vermaant den beklaagde oplettend te zijn op hetgeen hij zal hooren, en gelast dat door den hoofddjaksa worden voorgelezen de vertaalde akte van verwijzing, de processen-verbaal, verslagen en andere stukken tot de zaak betrekkelijk met uitzondering van de schriftelijke verklaringen der getuigen. Nadat hieraan voldaan is, legt de hoofddjaksa over om als stuk van overtuiging in rechte te dienen een .... Hierop worden voorgelezen de akte van verwijzing dd. . 19 . .en de vertaalde akte van verwijzing waarbij den beklaagde wordt ten laste gelegd, dat enz. (omschrijving van het ten laste gelegde feit) De president verklaart hierop den beklaagde duidelijk den inhoud der akte van verwijzing en vraagt hem af, of hij die goed heeft begrepen en wat hij daarop heeft te antwoorden, waarop de beklaagde zegt, dat hij den inhoud der akte van verwijzing goed heeft begrepen, en dat hij ontkent ^ ^era ^en ^as*ie gepleegd te hebben. Of wel indien de op vrije voeten gebleven beklaagde niet in persoon, maar door een bepaaldelijk daartoe gevolmachtigde ter terechtzitting is verschenen: Nadat de president de terechtzitting enz heeft geopend en openbaar verklaard, wordt de naam van den beklaagde luide afgeroepen. Voor beklaagde is verschenen de persoon van Jan Jansen, die zegt door den beklaagde gemachtigd te zijn voor hem ter terechtzitting te verschijnen en eene voor den notaris A. op den .... 19 . . sub. no . . verleden bijzondere akte van volmacht overlegt. De president vermaant den gemachtigde van den beklaagde oplettend te zijn enz. (als boven). Nadat hieraan voldaan is enz. (als boven). Wordt hierop voorgelezen enz. (als boven). De president verklaart hierop den gemachtigde van den beklaagde duidelijk enz. (als boven), waarop deze zegt dat hij den inhoud der akte van verwijzing goed heeft begrepen, en dat hij voor den beklaagde ■ dat deze het hem ten laste gelegde feit gepleegd heeft. Of wel indien de op vrije voeten gebleven beklaagde bij gemachtigde is verschenen en de landraad zijne persoonlijke verschijning mocht gelasten: Nadat de president de terechtzitting enz heeft geopend en openbaar verklaard enz. (als boven.) Yoor beklaagde is verschenen enz. (als boven.) Daar de landraad de aanwezigheid van den beklaagde in persoon noodzakelijk acht, gelast hij in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en het gevoelen van den adviseur de persoonlijke verschijning van den beklaagde ter terechtzitting van . . . . dag den .... 19 . , waarop de landraad de behandeling van de zaak uitstelt tot dien dag. Nadat dit besluit bij monde van den president aan de opgeroepen getuigen in het openbaar is medegedeeld, met aanzegging alsdan zonder nadere oproeping ter terecht- zitting te verschijnen, sluit de president de openbare terechtzitting. De griffier, De president, Of wel, indien de op vrije voeten gebleven beklaagde noch bij gemachtigde noch in persoon verschijnt: Nadat de president enz. (als boven). De lloofddjaks5— deelt mede, dat de beklaagde noch in fd. deurwaarder persoon, noch bij gemachtigde verschenen is. Wordt voorgelezen het relaas van .... luitenant der chineezen te ... waaruit blijkt, dat deze den beklaagde op den .... 19 . . met den inhoud der akte van verwijzing in kennis gesteld heeft met aanzegging om op den .... 19 . . des voormiddags om ... uur ter terechtzitting van dezen landraad te verschijnen. Aangezien uit dit stuk in verband met de akte van verwijzing dd 19 . . blijkt, dat den beklaagde de rechtsdag behoorlijk is aangezegd, besluit de landraad in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en van den adviseur, niettegenstaande de afwezigheid van den beklaagde tot het onderzoek en de berechting der zaak over te gaan. De president gelast hierop dat door den noofddjaksa worden voorgelezen de vertaalde akte van verwijzing, de processen-verbaal en andere stukken tot de zaak betrekkelijk, met uitzondering van de schriftelijke verklaringen der getuigen. Nadat hieraan voldaan is, legt de hoofddjaksa over enz. (als boven) .... Hierop wordt voorgelezen de akte van verwijzing dd. .19 . . waarbij enz. (als boven). De president doet hierop onderzoek of alle de opgeroepen getuigen tegenwoordig zijn Nadat gebleken is, dat dit het geval is, doet de president de getuigen uit de gerechtszaal verwijderen en geeft hij de noodige bevelen om te voorkomen, dat voor het afleggen hunner getuigenis met elkaar over de zaak van den beklaagde in woordenwisseling treden, en wordt overgegaan tot het getuigenverhoor. Staat binnen de eerste getuige, die op afvrage zegt te zijn : Mas Aströdikrömö, oud naar gissing 40 jaar, wonende te Mödjösarilor, van beroep districtshoofd. Hij verklaart den beklaagde wel gekend te hebben vóór het plegen van de daad waarvoor hij terechtstaat, doch hem niet in den bloede noch door aanhuwelijking te bestaan. Daarna legt getuige op de wijze zijner godsdienstige gezindheid den eed af van de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen en antwoordt op de hem gedane vragen als volgt. Wat is u bekend van deze zaak? Voor de verdere behandeling van de zaak wordt mutatis mutandis verwezen naar formulier No. 122. Aant. Voor het vonnis gebruike men hetzelfde formulier als in misdrijfzaken, doch men vergete niet dat aan het hoofd vermeld zal moeten worden, dat de landraad was r ,,rechtsprekende in zaken van overtreding N°. 134. Aanteekening van hooger beroep in eene overtredingszaak. (art. 346 Inl. Regl.) Op heden den . . . . 19 . . verscheen voor mij . griffier van den landraad te de persoon van A , ...... n.n hoofddjaksa bij dat college ^ooi miJ verklaarde, in hooger beroep te willen komen van het door den landraad voornoemd, rechtsprekende in zaken van overtreding op den zate gewezen vonnis. Van welke verklaring door mij, griffier, in het daartoe bestemde register deze aanteekening is gehouden in opvolging van art. 346 van het Inlandsch Reglement. De griffier voornoemd, Indien het hooger beroep wordt ingesteld door den officier bij den raad van justitie, kan de inschrijving volgender wij ze geschieden. No Heden den . . . . 19 . .is bij mij .... griffier van den landraad te ... . ingekomen het requisitoir van den officier van justitie te . . . ... . woordelijk luidende als volgt: (f. i.) welk requisitoir door mij, griffier, is overgeschreven op het daartoe bestemde register, in opvolging van art. 346 van het Inlandsch Reglement. De griffier voornoemd, Aant. a. De aanteekeningen worden onder elkander, alleen van een volgnummer voorzien, in het register ingeschreven. b. De beklaagde kan zijn hooger beroep ook door een bij authentieke akte daartoe gemachtigde doen aanteekenen, art. 346 al. 4. c. De verkeerde aanduiding van den beklaagde in eene aanteekening van hooger beroep heeft niet de niet-ontvankelijkheid van het beroep ten gevolge, indien overigens duidelijk blijkt welk vonnis bedoeld is. HGHof 27 Nov. 1871, Wkbl. v. h. R. no. 444. N°. 135- Aanteekening van beroep in cassatie in eene overtredingszaak. (art 359 Inl. Regl.) Heden den .... 19 . . verscheen voor mij, griffier van den raad ™te .... ter griffie , ,,, , de peraoon van A van genoemde rechtbank N-N. hoofddjakaa bij dat college die mij verklaarde, zich te willen voorzien in cassatie tegen het door den raad1^r^^tie voornoemd, rechtsprekende in zaken van overtreding op den . . . . 19 . .in zake hem, comparant . ^—, ,, , . gewezen vonnis. den beklaagde A Yan welke verklaring door mij, griffier, in het daartoe bestemde register deze aanteekening is gehouden in opvolging van art. 352 van het Inlandsch Reglement. De comparant, De griffier, Aant. a. Deze aanteekeningen worden onder elkander van het volgnummer voorzien in het register ingeschreven. b. De arresten in cassatie worden mede op het register overgeschreven (I. R. art. 366). Daartoe kan een afzonderlijk gedeelte van het register worden bestemd, waar de arresten, mede onder elkander en van een volgnummer voorzien, worden ingeschreven. Op den kant der aanteekening van het beroep in cassatie stelle men alsdan: „Zie het in deze zaak gewezen arrest in cassatie op pagina . . . van dit register." c. De beklaagde kan de aanteekening ook laten verrichten door een bepaaldelijk daartoe bij authentieke akte gevolmachtigde, zie art. 359 al. 3 Inl. Regl. d. Indien uit de akte door den griffier van de aanteekening van cassatie gemaakt, niet duidelijk blijkt, dat de verklaring van den verzoeker van cassatie ter griffie is afgelegd, moet deze met zijn beroep niet-ontvankelijk verklaard worden. HGHof 18 Mei 1904 Tijdschr. R. i. I. dl. 82, blz. 342. N°. 136. Relaas van beteekening van de aanteekening van het beroep in cassatie aan de wederpartij, indien het openbaar ministerie zich van het middel van cassatie bedient (art. 361 Inl. Regl.) Op heden .... den .... 19 . . heb ik . wonende te ... deurwaarder bij den landraad te . . . .op last van den president van die rechtbank aan den - bekla"?l^e jj Wonende te . veroordeelde beteekend en afschrift overgegeven van eene aanteekening van beroep in cassatie van den hoofddjaksa bij den landraad te .... dd 19 . tegen het vonnis van dien landraad dd 19 . . No. . . waar bi de ^)e'ï^aa^e T00rn0emd van alle rechtsvervolging is ontveroordeelde voornoemd is schuldig verklaard aan . . . slagen . . . . en deswege veroordeeld tot Handteekening van den exploiteur Aant. Het open'b. min. moet met een ingesteld beroep in cassatie tegen een landraadvonnis in zake overtreding niet ontvankelijk worden verklaard, indien de cassatie-aanteekening den beklaagde beteekend is op last van den griffier van den landraad, vermits de opdracht aan dezen ambtenaar ten aanzien van dergelijke aanteekeningen beperkt is tot burgerlijke zaken, HGHof 30 Aug. 1883, Tijdschr. R. i. I. dl. 41, blz. 293. N°. 137. Schriftelijk bewijs van ontvangst eener memorie van cassatie, (art. 361 al 1. Inl. Regl.) Op heden .... dag den . . . . 19 . heb ik G. G. griffier van den landraad te vau den beklaagde H. wonende te . . . .in ontvangst genomen een memorie van cassatie tegen het vonnis van den landraad dd 19 . . waarbij genoemde H. veroordeeld is tot . Waarvan door mij dit schriftelijk bewijs in duplo is opgemaakt, waarvan het een aan den requirant in cassatie is afgegeven en het andere bij de processtukken is gevoegd. De griffier voornoemd, Aant. Wanneer door het ontbreken van het door den landraadgriffier af te geven schriftelijk bewijs niet blijkt, dat eene memorie van cassatie is ingediend binnen den in art. 361 Inl. Regl. gestelden fatalen termijn, kan daarop geen acht worden geslagen. HGHof 20 Dec. 1901 Tijdschr. R. i. I. dl. 79, blz. 273. DERDE HOOFDSTUK. Gemengde bepalingen. N°. 138. Machtiging, ter voorkoming van verdere vervolging, tot de in ontvangst name van het maximum der tegen eene overtreding bedreigde geldboete. (art. 415 al. 4 Inl. Regl.) De president van den landraad te . . . .; Gehoord de mededeeling van A, van beroep . . . , wonende te . . . . , dat bij beschikking van den president van den landraad voornoemd, dd 19 . . zijne terechtstelling voor die rechtbank, ter zake van overtreding van .... is gelast, doch dat hij ter voorkoming van verdere vervolging bereid is om, met betaling van alle reeds gemaakte gerechtskosten, vrijwillig te voldoen het maximum der op die overtreding gestelde geldboete; Gelet op art. 415 van het Inlandsch Reglement en op art x) ; BESCHIKKENDE: Machtigt den algemeenen ontvanger bij 's lands kas te .... om van den beklaagde A voornoemd in ontvangst te nemen de som van f . uitmakende het maxi¬ mum der op de hem ten laste gelegde overtreding gestelde geldboete met de verschuldigde gerechtskosten ; Bepaalt, dat de ter zake door dien algemeenen ontvanger af te geven kwitantie vóór of op den . . . . 19 . . aan hem, president, door den beklaagde moet worden overbracht. Gedaan te ... den . . . . 19 . De president voornoemd. Bovenbedoelde som van f ') In te vullen de toepasselijke strafbepaling. op heden in 's lands kas alhier ontvangen . den .... 19 . . Afgegeven voor .... De algemeen ontvanger, N°. 139. Akte van berusting in de verbeurdverklaring van bijzondere voorwerpen. (art. 415 Inl. Regl.) Op heden, den 19 . . verscheen voor mij griffier van den landraad te . . . .de persoon van A., van beroep .... wonende te . . . , te kennen gevende, dat bij beschikking van den president van den landraad dd. ... . . . 19 . . zijne terechtstelling voor dien landraad is gelast, ter zake dat hij doch dat hij ter voorkoming van verdere vervolging bereid is te berusten in de verbeuring van de te zijnen huize in beslag genomen voorwerpen, bestaande in welke voorwerpen bij eene veroordeeling ter zake voorschreven zouden behooren te worden verbeurd verklaard. Van welke verklaring door mij, griffier, deze akte is opgemaakt in opvolging van art. 415 van het Inlandsch Reglement. De griffier voornoemd, N°. 140. Proces-verbaal van beëediging van eenige getuigen in een strafzaak in den tempel of eenige andere als heilig beschouwde plaats, met een extract uit het procesverbaal der terechtzitting. (art. 420 lnl. Regl.) Op heden dag den .... 19 . . heb ik lid van den landraad te . . . .ter openbare terechtzitting van den landraad rechtsprekende in de misdrijfzaak van den beklaagde X., beschuldigd van .... door den president dier rechtbank benoemd tot commissaris ten einde met den griffier tegenwoordig te zijn bij, en verslag uit te brengen van de door genoemden landraad op den 19 . . bevolen plechtige eedsaflegging in den Mohammedaanschen tempel te van de in bovenbedoelde misdrijfzaak als getuigen onder eede te hooren personen van : A. oud naar gissing . . . jaren, wonende te ... . van beroep en B. oud naar gissing . . . jaar wonende te van beroep mij vergezeld van griffier van dien landraad naar genoemden tempel begeven. Aldaar des voormiddags om uur aangekomen hebben genoemde personen in onze tegenwoordigheid, in die van den beklaagde X. en van den hoofddjaksa bij den landraad voornoemd één voor één voor den hoofdpanghoeloe te adviseur bij voormelde rechtbank op de wijze hunner godsdienstige gezindheid den eed afgelegd, waarbij zij hoofd voor hoofd verklaard hebben, dat zij als getuigen in de misdrijfzaak tegen den beklaagde X, beschuldigd van gehoord wordende, de geheele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen. En is hiervan dit proces verbaal opgemaakt, hetwelk door ons, commissaris, en den griffier is onderteekend. De griffier, De commissaris, Extract uit het proces-verbaal cler terechtzitting. Hierop verzoekt de beklaagde J) dat de getuigen A. en B. alvorens tot het afleggen hunner verklaringen te worden toegelaten op de meest plechtige wijze in den Mohammedaanschen tempel zullen worden beëedigd. Alvorens tot de beraadslaging over dit verzoek over te gaan, worden binnen geroepen de volgende getuigen, die op afvrage zeggen te zijn : A., oud naar gissing . . jaren wonende te ... van beroep .... Hij verklaart den beklaagde wel gekend te hebben vóór het plegen van de daad waarvoor hij terechtstaat, doch hem niet in den bloede noch door aanhuwelijking te bestaan en ook niet tot hem in eenige dienstbetrekking te staan. B. (als boven). Beiden verklaren desgevraagd den Mohammedaanschen godsdienst te belijden. De beklaagde, de getuigen en het publiek worden hierop uit de gerechtszaal verwijderd, waarop de landraad tot de raadpleging over bovengemeld verzoek van den beklaagde overgaat. De landraad besluit vervolgens in overeenstemming met het gevoelen van den hoofddjaksa en het advies van den adviseur het verzoek van den beklaagde toe te staan, en beveelt dat de getuigen A en B bovengenoemd op de meest plechtige wijze van hunnen godsdienst in den Mohammedaanschen tempel te ... den eed zullen afleggen voorgeschreven in art. 256 van het Inlandsch Reglement, en stelt de verdere behandeling van de zaak uit tot . . dag den .... 19 . . ') De landraad kan deze beëediging ook ambtshalve of op vordering van den hoofddjaksa gelasten. Nadat de terechtzitting heropend en openbaar verklaard is, en de beklaagde en de getuigen weder zijn binnengetreden, maakt de president deze beslissing in het openbaar aan den beklaagde en de getuigen A en B bekend. Vervolgens benoemd hij het lid van den landraad . . . . . om als commissaris met den griffier bij die eedsaflegging tegenwoordig te zijn en daarvan schriftelijk verslag te doen, en sluit hij de openbare terechtzitting. De griffier, De president, VERVOLG-PROCES-VERBAAL enz. De president brengt alsnu ter tafel en doet voorlezing van het door het lid van den landraad .... en den griffier opgemaakt proces-verbaal van de krachtens het ter vorige terechtzitting van den landraad genomen besluit, in den Mohammedaanschen tempel te plaats gehad hebbende eedsaflegging van de getuigen A en B. Na voorhouding van dit proces-verbaal aan den beklaagde zegt deze daarop geen aanmerkingen te hebben. Hierop wordt binnengeroepen de getuige A., die nadat hem bovengemeld proces-verbaal is voorgehouden, zegt een der daarin genoemde personen te zijn. De president maakt dezen getuige vervolgens gedachtig aan het gewicht van den door hem afgelegden eed, waarop getuige op de volgende hem gedane vragen als volgt antwoordt : Formulierboek 19 N°. Register van misdrijfzaken in behandeling genomen bij den landraad (art. 423 BEKLAAGDE DATUM. DATUM 1 141. te gedurende het jaar 19 Inl. Regl.) N°. Register van overtredingszaken in behandeling gekomen bij den land- (art. 423 142. raad te Inl. Regl.) BEKLAAGDE. 1 DATUM. DATUM. 1 1 2 1 3 | 4 1 5 | 6 1 7 1 8 | 9 | 10 | 11 J/ | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 191 20 | 21 l 10 gedurende het jaar 19 14 15 16 ir