■ . £ VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE COMPTABILITEIT IN NEDERLANDSCH-INDIÈ. (Afgesloten op 15 Maart 1911). BATAVIA 45 LANDSDRUKKERIJ 1911. BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE LEIDEN. Uit de boekverzameling der voormalige Ned.-Ind. Bestuursacademie. Bruikleen van het Departement van Koloniën. Juli 1923. VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE COMPTABILITEIT IN NEDERLANDSCH-INDIË. (Afgesloten op 15 Maart 1911). BATAVIA LANDSDRUKKERIJ 1911. INHOUD. BLADZ. I. Indische Comptabiliteitswet (Staatsblad 189B n°. 225). 1 II. Instructie en verdere bepalingen voor de Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië (Staatsblad '1898 n°. 164) 30 III. Reorganisatie der Departementen van Algemeen Burgerlijk Bestuur in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1866 n°. 127) S 48 IV. Regelen voor het administratief beheer (Staatsblad 1910 n°. 312) 51 Y. Bepalingen omtrent de wy'ze van verificatie der ontvangsten in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1901 n°. 325) 56 VI. Bepalingen omtrent de afschrijving van vorderingen (Staatsblad 1907 n°. 327) 63 VII. Bepalingen omtrent de afschrijving van vorderingen, behoorende by het Departement van Oorlog, voor zoover hare inning niet aan algemeene ontvangers van 's Lands kassen is opgedragen (Staatsblad 1907 n°- 328) 68 VIII. Idem, idem, Marine (Staatsblad 1907 n°. 329) 71 IX. Regeling van de wijze van verificatie dei ontvangsten, van wege het koloniaal bestuur voor rekening van derden gedaan, en van de bemoeiingen der Algemeene Rekenkamer te dier zake (Staatsblad 1907 n°. 324)... 73 X. Toepasseltjkverklaring van artikel 2 der ordonnantie in Staatsblad 1907 n°. 324 op de ontvangsten voor rekening van het „Vendufonds" (Staatsblad 1907 n°. 325) 76 XI. Regelen en voorschriften voor het materieel beheer en bij materieele verstrekkingen (Staatsblad 1866 n°. 151) 77 XII. Regeling der vervolging van en het verhaal op landsdienaren, die den Lande schade hebben toegebracht (Staatsblad 1904 n°. 241) 89 XIII. Voorschriften voor de algemeene ontvangers en de hulpordonnateurs (Bplad n». 2718) 94 INHOUD. BLADZ. XIV. Administratieve voorschriften voor de Departementen van .Algemeen Bestuur betrekkelijk de controle op de landsontvangsten en uitgaven (Bijblad n°. 2814) 102 XV. Voorschriften voor de hulpordonnateurs ten vervolge op het besluit van 10 December 1873 n°. 6 (Bijblad n°. 2814) 112 XVI. Modellen en tijdstippen van inzending van rekeningen van Comptabelen (Bijblad n°. 4016) 146 XVII. Circulaire van den Directeur van Financiën aan de algemeene ontvangers van 'sLands kassen dd° 3 Juli 1875 n°. 8746 (Bplad n°. 2889), betreffende de jaarrekeningen 152 XVIII. Voorschriften voor de algemeene ontvangers, ordon- nateurs en hulp-ordonnateurs (Bijblad n°. 4597) 154 XIX. Mededeelingen ten dienste der door de Algemeene Rekenkamer te bewerkstelligen Controle-Model der toelichting van de jaarrekeningen der Comptabelen (Bijblad n°. 5906) 187 XX. Bijblad n*. 7284, betreffende het voorafgaand onderzoek door de Algemeene Rekenkamer van vorderingen 190 XXI. Gouvernements besluit van 1 Januari 1896 n°. 1... 191 XXII. Idem van 8 Juni 1896 n°. 3 192 INDISCHE COMPTABILITEITSWET. REGELING van de wijze van beheer en verantwoording der geldmiddelen van Nederlandsch-Indië (vastgesteld bij de Wet van 23 April 1864, Indisch Staatsblad li5 100, en gewijzigd en aangevuld bij de wetten van 23 April 1880, Indisch Staatsblad n; 110, 28 Juni 1881, Indisch Staatsblad ïï; 194, 30 December 1882, Indisch Staatsblad 1883 n? 33, 13 Juli 1895, Indisch Staatsblad ü! 191 en 29 Juni 1903, Indisch Staatsblad 11' 315) f). Iste HOOFDSTUK. Van de wijze van beheer der geldmiddelen van Nederlandsch-Indië. AFDEELING I. Algemeene bepaling. Art. 1. De geldmiddelen van Nederlandsch-Indië worden beheerd en verantwoord naar de regelen in deze wet gesteld. (Zie ook Bijblad Noa. 2810, 2910, 4150 en 6918). AFDEELING II. Van de begrooting. Art. 2. De begrooting van Nederlandscli-Indië wordt jaarlijks vastgesteld bij afzonderlijke wet of wetten. Die wet of wetten regelen de uitgaven, en wijzen de middelen ter harer dekking aan. (■) De volledige tekst der Comptabiliteitswet, zooals deze toen luidde, is opgenomen in Indisch Staatsblad 1895 n°. 225. Voorschriften. 1 Art. 3. De begrooting van uitgaven is samengesteld uit twee hoofdstukken. Het eerste bevat de uitgaven in Nederland, — het tweede de uitgaven in NederlandschIndië te doen. Ieder hoofdstuk is gesplitst in afdeelingen. Elke afdeeling omvat niet meer dan één onderdeel van het algemeen bestuur. Die afdeelingen worden, voor zooveel dit niet reeds bij de wet is geschied, door Ons gesplitst in onderafdeelingen en artikelen. Art. 4. (Ingetrokken. Ind. Staatsblad 1903 ns 315). Art. 5. Bij de splitsing, in artikel 3 bedoeld, worden de artikelen der begrooting aangewezen, welke in den loop van het dienstjaar door overschrijving uit de sommen, bij de betrokken afdeelingen voor onvoorziene uitgaven toegestaan, verhoogd kunnen worden, wanneer het toegestane bedrag mocht blijken ontoereikend te zijn. Die overschrijving wordt bevolen, voor zooveel het eerste hoofdstuk betreft, door Ons, en voor zoover het tweede hoofdstuk aangaat, door den Gouverneur-Generaal. Art. 6. Op dezelfde wijze, als in de laatste alinea van artikel 5 bepaald, worden de in den loop van het dienstjaar opkomende behoeften, welke niet in de begrooting zijn omschreven, op den post voor onvoorziene uitgaven der betrokken afdeeling aangewezen. Voor de affectatie op den post voor onvoorziene uitgaven geldt als eenig criterium dat de uitgaaf hare omschrijving niet vindt in eenig artikel der begrooting. (Missive G. S. 1/8—1889 Il! 1808 zie ook Bijblad Nos. 3274, 3375, 4061 en 5622). Die uitgaven worden bij de rekeningen, bedoeld bij artikel 77, omschreven en verantwoord in zoovele bijzondere posten, als zij gelijksoortige onderwerpen betreffen. Art. 7. De wet of wetten aanwijzende de middelen tot dekking der uitgaven, worden geplitst in twee hoofdstukken, waarvan het eerste bevat de middelen in Nederland, — en het tweede de middelen in Nederlandsch-Indië te ontvangen. Art. 8. De begrooting van Nederlandsch-Indië wordt uiterlijk op liet tijdstip, voor de indiening der Staatsbegroting bij art. 124 der Grondwet bepaald, aan de Staten-Generaal aangeboden. De Gouverneur-Generaal kondigt de wetten, houdende de begrooting van Nederlandsch-Indië, dadelijk na ontvangst aldaar af. De afkondiging wordt gerekend in geheel Nederlandsch-Indië bekend te zijn met den lstfn Januari van het dienstjaar, als zij vóór dat tijdstip heeft plaats gehad, en anders op den dag der dagteekening van het Staatsblad van Nederlandsch-Indië, waarin de wetten zijn opgenomen. Wanneer die wet of wetten niet op le Januari van het dienstjaar in Nederlandsch-Indië is of zijn afgekondigd, strekt, totdat de afkondiging heeft plaats gehad, de begrooting van het vorige jaar tot grondslag van het beheer voor het alsdan aangevangen dienstjaar. AFDEELING III. Van het dienstjaar. Art. 9. Het dienstjaar voor het beheer der geldmiddelen van Nederlandsch-Indië is het burgerlijke jaar. Art. 10. Tot den dienst van een jaar behooren: a. voor de ontvangsten: le. de opbrengst der producten in het dienstjaar verkocht, voor zoover die opbrengst gedurende het openstaan van den dienst is ontvangen; 2e. de belastingen en andere middelen van inkomst, gedurende het dienstjaar ontvangen; 3®. de ontvangsten, gedurende het dienstjaar gedaan, wegens opbrengst van producten over afgesloten dienstjaren; b. voor de uitgaven: de rechten gedurende het dienstjaar verkregen door de schuldeischers van den Staat, behoudens de uitzonderingen, vermeld bij de artt. 11, 12 en 49. Art. 11. Onverevend gebleven vorderingen betreffende afgesloten diensten, worden, voor zoover zij niet zijn verjaard, gekweten uit de sommen voor onvoorziene uitgaven, bij de betrokken afdeelingen, aangewezen voor het dienstjaar, waarin zij later verevend worden, en bij de rekeningen vermeld in art. 77 afzonderlijk verantwoord. (Verevend = geördonnanceerd Bijbl. 225C; zie ook Bijbl. n? 3041). Art. 12. De voorschotten en de somuien ter goede rekening, vermeld bij art. 49, behooren tot den dienst van liet jaar, waarin zij zijn betaalbaar gesteld, en de kosten van verscheping en vervoer naar Nederland en van verkoop aldaar van producten, tot den dienst van het jaar, waarin de producten zijn verkocht of vergoed. (Bijblad ff 3127). Toevallige baten behooren tot den dienst van het jaar waarin zij worden ontvangen. ,Art. 13. De dienst blijft open: tot en met den 31steu Maart van het jaar volgende op het dienstjaar, om de werken of gedeelten daarvan en de leverantiën te volbrengen en de goederen te verschepen, waarvan de volbrenging of verscheping, volgens de verklaring van het hoofd der betrokken administratie, ten gevolge van omstandigheden, in die verklaring te vermelden, niet vóór den laatsten December van het dienstjaar heeft plaats gehad, alsmede voor de afrekeningen met de mijnkongsies op het eiland Banka; tot en met den 31Bten December daaraanvolgende, om alles ten einde te brengen wat het bewerkstelligen der ontvangsten, het verevenen en ordonnanceeren der uitgaven betreft. (Bijblad N°9. 2237 en 3038). AFDEELING IV. Van de ontvangsten. Art. 14. Geldleeningen ten laste of onder waarborg van Nederlandsch-Indië worden niet aangegaan, dan uit krachte van de wet. (Zie art. 14 — Instructie Algem. Rekenkamer — Staatsblad 1898 ns 164). Art. 15. Producten van den grond of van de nijverheid, voor 's lands rekening geteeld of voortgebracht, en niet bestemd om van gouvernementswege in het klein aan de bevolking te worden gedebiteerd of tegen regularisatie aan departementen van algemeen bestuur te worden verstrekt, alsmede goederen in natura aan den lande opgebracht, worden in het openbaar verkocht. Dooi' Ons of door den Gouverneur-Oeneraal kan echter machtiging worden verleend tot onderhandschen verkoop, waar die in 's lands belang noodig wordt geacht. (Zie Staatsbl. 1893 11? 138 en 1894 11? 79). Art. 1G. Bruikbare goederen, voor 's lands dienst bestemd, worden niet vervreemd. Van dit verbod zijn uitgezonderd voorwerpen, welke om dringende redenen aan derden of tot uitvoering van gouvernementswerken aan aannemers worden afgestaan of verkocht. (Bijblad Nos. 2669, 4625. 4811 en 5291). Art. 17. Andere roerende goederen, eigendom van den Staat, waarvan de verkoop in 's lands belang wenschelijk is, worden steeds in het openbaar verkocht, tenzij door Ons of door den Gouverneur-Oeneraal, of namens dezen door het hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur, in bijzondere omstandigheden, machtiging of last wordt gegeven tot onderhandschen verkoop. (Zie Staatsbl. 1S98 11! 169 en Bijbl. 4477 en 4625). Art. 18. Goederen, eigendom van den Staat, worden niet verpand of beleend. Hiervan zijn uitgezonderd de gouvernementsproducten, wanneer de verpanding of beleening daarvan, om dringende redenen, in 's lands belang de voorkeur verdient boven verkoop. (Zie Bijbladen Nos. 3038 en 6454 en art. 14 — Instructie Algem. Eekenkamer — Staatsblad 1898 II? 164). Art. 19. Regelingen, strekkende tot invoering, verhooging, verlaging of afschaffing van belastingen of tot opheffing van eenig ander middel van inkomst, treden niet in werking, vóór dat bij de begrooting op die invoering, verhooging, verlaging, afschaffing of opheffing gerekend is. (Bijblad 11' 4774). Art. 20. Teruggave of vrijstelling van belastihg geschiedt niet dan in de gevallen en op de wijze, bepaald bij algemeene verordeningen, vastgesteld door dezelfde of door eene hoogere macht, dan die, welke de belasting regelde. (Bijblad IF 4525). De bewijzen dier teruggaven, vergezeld van bescheiden, waaruit van de aanleiding en den last daartoe blijkt, worden overgelegd aan de betrokken Algemeene Rekenkamer. Het bedrag der teruggaven wordt gebracht in mindering van de gelijksoortige ontvangsten over het jaar, waarin de teruggave heeft plaats gehad. De bepalingen van het tweede en derde lid van dit artikel zijn van toepassing op elke teruggaaf van ontvangen gelden. Indien meer is teruggegeven dan van de ontvangstea kan worden afgetrokken, wordt het meerdere als uitgaaf verantwoord. (Zie ook Bijblad W 4274). Art. 21. Geschillen over vorderingen, zoowel roerende als onroerende zaken betreffende, kunnen in Nederland door Ons, en in Nederlandscli-Indië door den Gouverneur-Generaal bij dading worden beëindigd, wanneer het onderwerp van het geschil geen hoogere geldswaarde heeft dan ƒ 10000. Jaarlijks wordt door Onzen Minister van Koloniën, van de getroffen dadingen, mededeeliug gedaan aan de Staten-Generaal. Dadingen omtrent geschillen over lioogere geldswaarden zijn onderworpen aan de bekrachtiging der wet. Art. 22. Kwijtschelding van vorderingen, den lande aankomende, kan worden verleend in Nederland door Ons en in Nederlandsch-Indië door den GouverneurGeneraal, tenzij de vordering meer bedraagt dan ƒ 10000, in welk geval geen geheele of gedeeltelijke kwijtschelding wordt verleend dan bij de wet. De Gouverneur-Generaal verleent geene kwijtscheldingen, dan na het advies te hebben ingewonnen van de Algemeene Rekenkamer en van den Raad van Nederlandsch-Indië. Art. 23. Als ontvangsten, op den dienst-van het loopende jaar, worden onder de toevallige baten gebracht de sommen, die ten onrechte mochten zijn betaald, en waarvan de teruggave eerst plaats heeft na de afsluiting van de begrooting, waarop zij in uitgaaf zijn gebracht. Art. 24. De wijze van verificatie der ontvangsten in Nederlandscli-Indië wordt door Ons geregeld in over- eenstemming met deze wet. (Zie Staatsblad 1901 ff 325 juncto 1906 ff 289). Bij die regeling wordt gezorgd dat de comptabelen minstens eenmaal 's jaars rekening afleggen aan de Algemeene Eekenkamer aldaar. * Indien de comptabelen zich bij die rekeningen beroepen op bescheiden, door hen vroeger' overgelegd aan de hoofden der takken van bestuur, jegens wie zij zich naar hunne instructiën hebben te verantwoorden, worden, ten verzoeke der belanghebbenden of der Algemeene Rekenkamer, aan deze die bescheiden toegezonden. AFDEELTNG V. Van de uitgaven. Art. 25. De controle der uitgaven, evenals die deiontvangsten, geschiedt: in Nederland bij de Algemeene Rekenkamer aldaar, overeenkomstig de voorschriften dezer wet, en voorts naar de thans bestaande of nader vast te stellen bepalingen voor de contröle der Staatsontvangsten en uitgaven, en in Nederlandsch-Indië bij de Algemeene Rekenkamer aldaar. De Algemeene Rekenkamer in Nederland deelt hare bedenkingen tegen de verevende uitgaven ten laste van het lBtc hoofdstuk der begrooting van Nederlandsch-Indië aan den Minister van Koloniën, met toezending van de bescheiden, waartoe die bedenkingen betrekking hebben, ter inzage en voor zooveel noodig ter verbetering, mede, binnen drie maanden, nadat die bescheiden bij de Kamer zijn ingekomen. Art. 26. De Minister van Financiën opent aan den Minister van Koloniën kredieten: le. voor de betaling der uitgaven op het lste hoofdstuk der begrooting voor Nederlandsch-Indië voorkomende, of die daarbij worden gevoegd krachtens artikel 30; 2e. ter voorziening in de behoeften van 's lands kassen in Nederlandsch-Indië; 3e. tot het doen van andere betalingen, die weder in de koloniale kassen terugvloeien, of waarvoor in Nederlandsch-Indië reeds gelden zijn ontvangen. Deze kredieten zulleii niet te bovengaan liet bedrag der volgens art. 33 in 's Rijks schatkist gestorte gelden. Art. 27. Uitgaven buiten of boven de begrootingen! hebben niet plaats. Hiervan zijn uitgezonderd de uitgaven voor aankoop,* aanmaak, vervoer en verkoop van producten, en de daarmede in verband staande percentsgewijze belooningen. Art. 28. (Ingetrokken. Ind. Staatsblad 1903 315). Art. 29. Behoudens het bepaalde bij art. 5, heeft geene af- en overschrijving van- en op afdeelingen, onderaf deelingen en artikelen der begrooting van uitgaven plaats, dan na verkregen of onder nadere goedkeuring van de macht, die de afdeelingen, onderafdeelingen en artikelen heeft vastgesteld. Art. 30. Indien het belang van den dienst vordert, dat uitgaven, op het eerste hoofdstuk der begrooting gebracht, in Indië worden gedaan, of omgekeerd, dat uitgaven, op het tweede hoofdstuk der. begrooting uitgetrokken, hier te lande geschieden, behouden Wij Ons voor de betrokken sommen op hoofdstuk I te verminderen, en die op hoofdstuk II met een gelijk bedrag te verlioogen, of omgekeertl. Zoodanige af- en overschrijving betreft alleen dezelfde soort van uitgaven. Ons besluit, de overschrijving gelastende, wordt in het Staatsblad geplaatst, en voorts aan de Staten-Generaal, aan den Gouverneur-Generaal van NederlandschIndië en aan de Algemeene Rekenkamers in Nederland en in Nederlandsch-Indië medegedeeld. Art. 31. In gevallen waarin eene verhooging der begrooting onvermijdelijk is en de gelegenheid tot tijdige verhooging bij de wet niet bestaat, is de GouverneurGeneraal bevoegd kredieten boven de begrooting te openen en doet hij daarvan mededeeling aan den Minister van Koloniën en aan de Algemeene Rekenkamer in Nederlandscli-Indië. Die kredieten worden binnen den kortst mogelijken tijd aan de bekrachtiging der wet onderworpen. Ieder krediet wordt aan de begrooting toegevoegd en daarmede gelijktijdig verantwoord. AFDEELING VI. Van het beheer der begrooti ng. Art. 32. De Gouverneur-Generaal van NederlaudschIndië heeft het algemeen bestuur van 's lands geldmiddelen en eigendommen aldaar. (Zie art. 62 R. R. en Staatsbl. 1901 n? 222 en 1911 ff 110). Art. 33. Alle met het koloniaal beheer van Nederlandsch-Indië in verband staande ontvangsten, van welken aard ook, welke in Nederland te doen zijn, worden in 's Rijks schatkist gestort, en alle mot het koloniaal beheer van Nederlandsch-Indië in verband staande betalingen, welke in Nederland te doen zijn, worden door middel van aanwijzingen op 's Rijks schatkist bewerkstelligd. Art. 34. Behoudens het bepaalde bij art. 19, worden geene sommen van de begrooting afgeschreven of afgezonderd, tot kwijting van vorderingen, wier bedrag eerst later kan blijken. Art. 35. De begrootingsposten en kredieten, bij art. 31 bedoeld, worden, behoudens de bepalingen van art. 3G, middellijk noch onmiddellijk verhoogd door eenige bate, den lande aankomende. Art. 3(i. A\ anneer voorwerpen, die voor 's lands dienst zijn aangekocht of voortgebracht, worden afgestaan aan een ander departement van algemeen bestuur, dan dat, hetwelk de uitgaaf tot aankoop of voortbrenging gelastte, wordt de begrootingspost, bestemd tot aanschaffing van gelijksoortige behoeften, in het dienstjaar, waarin de afstand plaats lieeft (onverschillig wanneer de aankoop of voortbrenging is geschied), voor de geschatte geldswaarde goedgeschreven en met een gelijk bedrag belast het artikel, waaruit het departement van algemeen bestuur, dat de goederen behoeft, de uitgaaf tot aanschaffing kan kwijten. (Zie Staatsblad 18C IP 151). Art. 37. Landsgoederen, hoe ook genaamd, worden niet aan eenen schuldeisclier afgestaan in het voordeel van het artikel der begrooting, waaruit zijne vordering moet worden gekweten. Art. 38. Het daarstellen van werken en het doen van leverantiën en transporten ten behoeve van Nederlandscli-ïndië, geschieden op contracten van openbare aanbesteding, (vgl. Staatsblad 1873 11! 73 jnncto 1903 Il! 105, zie ook het Reglement op het houden van aanbestedingen bewerkt door Vigelius en Dénis). Alleen, wanneer Onze Minister van Koloniën of de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië zulks in 's lands belang noodig oordeelt, kan van dien regel worden afgeweken. In dat geval wordt van de beweegredenen melding gemaakt in het besluit, waarbij de werken of leverantiën en transporten worden bevolen, (vgl. Bijbl. Nos. 4948 en 5843). Art. 39. De voorwaarden van aanbesteding vermelden welke waarborgen vereischt worden, om als mededinger bij eene aanbesteding te worden toegelaten. (Zie voor onderhandsclie contracten Bijbl. 11! 4033). Art. 40. De rechten en verplichtingen der administratie, van welke aanbestedingen uitgaan, zoomede die der aannemers, inschrijvers en leveranciers, en al wat verder de daarbij in acht te nemen vormen betreft, worden in Nederland door Onzen Minister van Koloniën, en in Nederlandsch-Indië door den Gouverneur-Generaal geregeld. Art. 41. Het is aan alle landsdienaren in Nederlandscli-Indië, en aan die, tot het Departement van Koloniën behoorende, verboden eenige werken of leverantiën voor Nederlandsch-Indië aan te nemen, zich daarvoor borg te stellen of daaraan, hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings, deel te hebben. Dit verbod geldt niet voor de bezoldigde of onbezoldigde hoofden der Vreemde Oosterlingen in Nederlandsch-Indië. AFDEELING VII. Van het verevenen der uitgaven. Art. 42. De vorderingen ten laste der begrooting va» Nederlandscli-Indië worden verevend: door den Minister van Koloniën of zijne gedelegeerden, -wanneer de uitgaaf ten laste van het I8te hoofdstuk moet worden gebracht, en door den Gouverneur-Generaal of zijne gedelegeerden, wanneer de uitgaaf ten laste van het IF® hoofdstuk moet worden gebracht. (Zie Staatsblad 1910 Il! 312). Art. 43. Elke verevening moet gegrond zijn op het bewijs of de bewijzen van het verkregen recht der schuldeischers. (Zie Bijbl. Il! 4462). Art. 44. Vereveningen op rekening of in mindering geschieden alleen voor gedane diensten, en nimmer mogen de verevende sommen dan nog overschrijden vier v ij f d e gedeelten der verkregen rechten, door behoorlijke bewijzen van oplevering gestaafd. (Zie Bijbl. Nos. 2960, 2994 en 3250). Art. 45. De Gouverneur-Generaal bepaalt in welke gevallen onderzoek van vorderingen ten laste van het IIde hoofdstuk der begrooting door de Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië noodig is vóór de betaalbaarstelling. (Zie Bijbl. II5 7284). Hij wijst per artikel het maximum van het bedrag aan, dat betaald kan worden zonder zoodanig voorafgaand onderzoek. Van die aanwijzing wordt aan de Algemeene Kekenkamer mededeeling gedaan. Alle bescheiden, tot de verevening en betaling gevorderd, worden aan de Algemeene Eekenkamer overgelegd. Art. 46. Indien het onderzoek der vorderingen bij de Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië tot bedenkingen aanleiding geeft, waarmede de ordonnateurs zich niet vereenigen, zijn deze bevoegd de betaling te doen plaats hebben, behoudens hunne verantwoordelijkheid volgens art. 82 dezer wet. (Zie Bijblad n! 2470). Art. 47. Bij koloniale ordonnantie worden voor Nederlandsch-Indië bepaald de aard en vorm der bescheiden, door de schuldeischers tot staving hunner vorderingen over te leggen. (Zie art. 9 van Staatsblad 1910 IV 312). Art. 48. Bij overeenkomsten wegens liet doen van leveringen, het daarstellen van werken of verrichten van diensten, worden aan de aannemers of leveranciers geene interessen toegezegd, ter zake van mogelijke vertraging in de voldoening hunner vorderingen. Art. 49. Voorschotten kunnen worden verleend aan aannemers of leveranciers, en, in de gevallen door Ons of door den Gouverneur-Generaal te bepalen, op traktementen, — .verlofs- en nonactiviteits-traktementen daaronder begrepen, — wachtgelden, gagementen, pensioenen, declaratiën wegens reis- en verblijfkosten en vaste uitkeeringen. Sommen ter goede rekening kunnen binnen de grenzen der begrooting worden verstrekt tot het doen van betalingen ten behoeve van zee- en landmacht of van andere onderwerpen van huishoudelijk beheer, door Ons of door den (ïouverneur-Generaal aangewezen. Zie omtrent de Regelingen met betrekking tot verstrekte sommen ter goede rekening: Besluit Directeur Justitie 22/2-—1905 Il! 1785 Bijblad n* 6281 en besluit Directeur Financiën 20/3—1909 li? 4408. Besluit Directeur Binnenlandsch-Bestuur 11/3—1905 Il? 126 Bijblad ïï! (5322 (Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid). , Besluit Directeur Landbouw 13/'3—1905 11! 915 en 30/7—1907 11? 6106. Beschikking Directeur der Burgerlijke Openbare Werken 29—6—1905 IV 9635/b. Bijblad IT-' 6294. Besluit Commandant Zeemacht 10/8—1905 11? 9346 zie voorts ook Bijblad Nos. 3085. 3156, 3162, 3172, 3349, 3620, 3706, 3866, 3985, 4464, 4478, 4759. 4943, 5472. 5583, 5871, 5968, 6392 en GB. 27/11—09 11? 20. Zie omtrent het verleenen van voorschotten Staatsblad 1895 n! 74, 1902 Nus. 17S en 200, artikel 12 van het Reisreglement Staatsblad 1862 11" 153(7; Staatsblad 1882 H! 187 (art. 7), 1883 11? 236, 1898 II? 261. 1906 11? 38, 1907 11? 293 en 1909 n? 185, Staatsblad 1898 11? 72 en Bijblad Nos. 5980, 6060, 6184, 6211 en 6501). an die sommen wordt vóór het sluiten van den betrokken dienst rekening afgelegd en de ongebruikte gedeelten worden in mindering gebracht van de uitgaven ten laste van de artikelen waaruit de sommen zijn gekweten. AFDEELING VIII. Van de A 1 g e m e e 11 e Hekenkamer in Nederlandsch-Indië. Art. ÖO. De Algenieene Rekenkamer in NederlandschIndië bestaat uit eenen voorzitter en zes leden. Zij moeten zijn Nederlanders en don vollen ouderdom van dertig jaren bereikt hebben. Art. 51. De voorzitter en de leden der Algemeene Eekenkamer in Nederlandsch-Indië worden door Ons benoemd en ontslagen. De Gouverneur-Generaal zendt door tusschenkomst van den Minister van Koloniën voor elke opengevallen plaats eene door den Eaad van Nederlandsch-Indië opgemaakte en met redenen onikleede aanbeveling van drie personen aan Ons in. De Raad van Nederlandscli-Indië raadpleegt den voorzitter der Algemeene Rekenkamer alvorens eene aanbeveling te doen voor de benoeming van een lid dier Kamer. Wanneer tegelijkertijd meer dan ééne vacature biji de Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië ontstaat, kan, behoudens Onze bekrachtiging, in de tweede of A^erdere vacature door den Gouverneur-Generaal worden voorzien uit eene aanbeveling van drie personen, opgemaakt door den,_.Raad van NederlandschIndië, na raadpleging van den voorzitter der Algemeene Rekenkamer. Art. 52. De voorzitter en de leden der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië mogen geene andere staatsambten bekleeden. Zij mogen rechtstreeks noch zijdelings deelhebber zijn in, noch borg zijn voor eenige onderneming, ten grondslag hebbende eene met de Indische Regeering om winst of voordeel aangegane overeenkomst. Zij mogen geene schuldvorderingen ten laste van Nederlandsch-Indië koopen. Zij mogen geen beroep of bedrijf uitoefenen, ten gevolge waarvan zij zouden kunnen worden verklaard in staat van faillissement. Art. 53. De voorzitter en de leden der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië kunnen uit hun ambt worden ontzet: le. wanneer zij tot gevangenis of tot zwaardere straf zijn veroordeeld; uitgezonderd wordt ecliter de gevangenisstraf, die geldboete vervangt en die wegens overtreding van politie is opgelegd; 2°. wanneer zij verklaard zijn in staat van kennelijk onvermogen of wegens schulden zijn gegijzeld; of 3e. bij gebleken wangedrag of onzedelijkheid. Art. 54. Behalve op eigen verzoek, worden de voorzitter en de leden der Algemeene Rekenkamer in Nelandsch-Indië uit hun ambt ontslagen, wanneer zij den leeftijd van vijf en zestig jaren hebben bereikt. Een ontslag buiten eigen verzoek kan mede worden gegeven: 1®. wanneer zij wegens aanhoudende ziels- of lichaamsziekte hun ambt niet behoorlijk kunnen vervullen of door gestadige tekortkomingen getoond hebben daarvoor ongeschikt te zijn; 2e. wanneer zij onder curateele zijn gesteld; 3e. wanneer zij bij het eindigen van hun verloftijd niet zijn teruggekeerd, en 4e. wanneer zij het verbod van art. 52 overtreden. Art. 55. Indien de Gouverneur-Generaal, den Raad van Nederlandscli-Indië gehoord, oordeelt, dat de voorzitter of een der leden van de Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië, om een der redenen in de artikelen 53 en 54 vermeld, behoort te worden ontzet of ontslagen, zendt hij zijne daartoe strekkende voordracht, met alle ter zake betrekkelijke stukken, aan den Minister van Koloniën. In de gevallen, vermeld in artikel 53 en in art. 54, Nos. 1 tot en met 4, worden aan den betrokken ambtenaar de tegen hem bestaande bezwaren medegedeeld, en wordt hij in de gelegenheid gesteld bij de voordracht van den Gouverneur-Generaal eene schriftelijke verantwoording te voegen. De Gouverneur-Generaal is bevoegd om, in afwachting van 's Konings beschikking, den betrokken ambtenaar in de gevallen in het vorig lid van dit artikel bedoeld, in zijn ambt te schorsen. In diezelfde gevallen wordt de betrokken ambtenaar, desverkiezende, door toekenning van verlofstraktement en vrijen overtocht, in de gelegenheid gesteld om zich in Nederland te gaan verantwoorden. Op de betrekkelijke voordracht van den GouverneurGeneraal wordt door Ons beslist. Art. 56. Wanneer tegen den voorzitter of de leden der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië, hetzij dagvaarding in persoon of bevel van gevangenneming, hetzij machtiging tot opneming in een huis van bewaring, of geneeskundig gesticht voor krankzinnigen is verleend, of lijfsdwang op hen is ten uitvoer gelegd, worden zij daardoor in hunne bediening geschorst. Art. 57. Schorsing in de bediening stelt den geschorsten ambtenaar op wachtgeld. Wordt hij echter niet ontzet of ontslagen, dan wordt hem, na Onze beslissing, zijn volle traktement over het tijdvak der schorsing te goed gedaan. Art. 58. De voorzitter en de leden der Algemeene Rekenkamer in Nederlandscli-Indië staan te recht voor het Hoog Gerechtshof van Nederlandsch-Indië, wegens misdrijven en overtredingen, gedurende den tijd hunner functiën begaan. Art. 59. Met uitzondering van het geval van voorloopige aanhouding bij ontdekking op lieeterdaad, kan tegen den voorzitter en de leden der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië geen bevel tot gevangenneming worden ten uitvoer gelegd, en, in geval van ambtsmisdrijf, geene vervolging plaats hebben, dan nadat daartoe door den Gouverneur-Generaal, op den voet en de wijze, bij algemeene verordening omschreven, machtiging is verleend. Art. 60. Behoudens het voorschrift in de 4e alinea van art. 55, wordt aan den voorzitter en aan de leden der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië geen verlof naar Nederland toegekend, dan overeenkomstig de bepalingen, door Ons vast te stellen bij-de instructie der Algemeene Rekenkamer. Wanneer door verlof, schorsing, ongesteldheid of andere redenen eenig lid der Algemeene Rekenkamer verhinderd wordt zijne werkzaamheden te vervullen, wordt door den Gouverneur-Generaal, zoo noodig, in de waarneming dier werkzaamheden voorzien door de benoeming van een tijdelijk lid. Indien liet te verwachten is dat de waarneming langer dan zes maanden zal moeten duren, vraagt de Gouverneur-Generaal voor de benoeming van een tijdelijk lid eene aanbeveling van drie personen van den Raad van ïïederlandsch-Indië en onderwerpt hij de benoeming aan Onze bekrachtiging. De tijdelijke leden worden door den Gouverneur-Generaal ontslagen, wanneer door het weder invallen van gewone leden niet langer behoefte bestaat aan tijdelijke voorziening in de waarneming hunner werkzaamheden, of deze hem 0111 andere redenen niet meer noodig voorkomt. Wanneer er twee of meer tijdelijke leden zijn, bepaalt de Gouverneur-Generaal, na raadpleging van den voorzitter, wie hunner moet aftreden. Art. 61. De controle der Algemeene Rekenkamer in Nederlandscli-Indië op de uitgaven strekt zich uit tot het onderzoek: le. of de betrokken post van de begrooting toereikend is; 2e. of de aard der uitgave met de omschrijving van den post overeenstemt; 3e. of er geen vermenging van fondsen over verschillende dienstjaren of afdeelingen der begrooting het gevolg van kan zijn; 4e. of de overgelegde bewijsstukken beantwoorden aan de door Ons vast te stellen vereischten, om aan de comptabelen in uitgaaf te worden geleden. (Zie ook Rijblad ff 7135 en art. 35 Instructie Alg. Rekenkamer — Staatsblad 1898 II! 164). Art. 62. Het beheer over het materieel, in 's lands magazijnen en andere bewaarplaatsen voorhanden, is op den voet en de wijze, bij ordonnantie te bepalen, aan het toezicht der Algemeene Rekenkamer in NederlandschIndië onderworpen. (Zie Staatsblad 1866 II5 151, 1867 n? 135, 1868 ff 18, 1872 ff 64, 1886 ff 211, 1905 ff 565 en 1909 N0B. 316 en 327). Art. 63. De Algemeene Rekenkamer in NederlandschIndië is verdeeld in twee tafels. (Zie art. 18 Instructie Alg. Rekenkamer, Staatsblad 1898 ff 164). Iedere tafel beslist met drie leden en bij meerder- lieid van stemmen. Zij is bevoegd om bij onvoltalligheid met twee leden te beslissen, wanneer deze eenstemmig zijn. Art. 64. Eene vereenigde zitting der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië, kan niet worden gehouden met minder dan vijf leden. Indien in eene vereenigde zitting de stemmen staken, valt hot besluit ten voordeele van den comptabele. Art. 65. De besluiten der Algemeene Eekenkamer in Nederlandsch-Indië, waarbij het slot van rekening van een comptabele vastgesteld of hem eene boete opgelegd wordt, worden uitgevaardigd in naam des Konings. De afschriften dier besluiten, aan het hoofd voerende de woorden: „In naam des Konings", en onderteekend door den voorzitter der Algemeene Rekenkamer, hebben dezelfde kracht en worden op dezelfde wijze ten uitvoer gelegd als de grossen van in kracht van gewijsde gegane vonnissen in burgerlijke zaken. Art. 66. De wijze van eedsaflegging, en al wat verder de samenstelling en instructie der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië betreft, wordt door Ons vastgesteld in overeenstemming met deze wet. (Zie Staatsblad 189S n; 164). Die instructie bevat de bepaling, dat de Rekenkamer verplicht is om den Gouverneur-Generaal ten allen tijde zoodanige voordrachten en mededeelingen te doen, als volgens haar inzien kunnen leiden tot vermindering of besparing van uitgaven en tot vereenvoudiging van het geldelijk beheer. AFDEELING IX. Van de verjaring van schuldvorderingen. Art. 67. De termijnen van verjaring en verdere bepalingen, daaromtrent bij de Rijkswetten vastgesteld of vast te stellen, voor de indiening der vorderingen ten laste der Staatsbegrooting, zijn toepasselijk op alle vorderingen ten laste van het Iste hoofdstuk der begrooting van Nederlandsch-Indië. V OORSCHRIFTEN. 2 Art. 68. Alle vorderingen ten laste van het IIdt' hoofdstuk der begrooting van Nederlandsch-Indië, die niet zijn ingediend binnen den tijd van achttien maanden na de opening van het dienstjaar, zijn verjaard. De Gouverneur-Generaal is bevoegd, in bijzondere omstandigheden en om redenen van noodzakelijkheid, dezen termijn te verlengen. (Zie Bijbl. ïï! 4599). Art. 69. De termijnen van verjaring, bij de burgerlijke wetten in Nederland en in Nederlandsch-Indië bepaald, zijn voor de begrooting van Nederlandsch-Indië toepasselijk : le. op alle vorderingen wegens rente van Indische schulden, en die wegens traktementen, soldijen, pensioenen, onderstandgelden en alle anderen, welker bedrag bepaald is, en welker verevening niet afhankelijk is van eene voorafgaande oplevering van stukken door belanghebbenden; 2e. op alle verevende vorderingen, waarvoor mandaten of ordonnantiën van betaling zijn afgegeven. (Zie B. W. art. 1946 en volgende). Art. 70. Door of van wege het hoofd der betrokken administratie wordt aan den sclmldeischer, zoo hij dat verlangt, bij de indiening zijner vordering een behoorlijk gedagteekend bewijs van ontvangst der ingediende stukken afgegeven. Art. 71. Mandaten of ordonnantiën van betaling, welke in Nederlandsch-Indië niet ter voldoening zijn aangeboden binnen den termijn voor de afsluiting der begrooting bepaald, zijn vervallen. Belanghebbenden kunnen eene nieuwe betaalbaarstelling aanvragen. (Zie Staatsblad 1910 Il! 312, art. 5). AFDEELING X. Van het verbod tegen het in beslag nemen van 'slands gelden, goederen en eigendommen. Art. 72. Het is in Nederlandsch-Indië niet geoorloofd, dan met vooraf verkregen verlof van den rechter beslag te leggen op: a. landsgelden, effecten of geldswaarde hebbende papieren, onder de administratie of onder derden berustende; ö. gelden door derden aan den lande verschuldigd; c. s lands roerende goederen, koopmanschappen en meubelen, onverschillig of zij in het bezit of gebruik zijn van den lande, of zich onder derden bevinden; en d. vaste goederen en zakelijke rechten, den lande toebehoorende. Hetzelfde verbod geldt in Nederland, wanneer het beslag gelegd wordt ter zake eener vordering, loopende ten laste der begrooting van Nederlandsch-Indië, of op gelden of goederen, die door of ten behoeve van het Departement van Koloniën beheerd worden. Art. 73. Dat verlof moet gevraagd worden, voor beslag te leggen in Nederland, aan den Hoogen Raad, voor beslag te leggen in Nederlandsch-Indië, aan het Hoog Gerechtshof aldaar. Het openbaar ministerie wordt op het verzoek gehoord. Het verlof wordt niet verleend, tenzij summierlijk van de deugdelijkheid der vordering, waarvoor beslag gelegd wordt, blijkt. Het wijst aan de goederen, op welke het beslag zal mogen worden gelegd. Zaken, die door haren aard of hare bestemming geacht moeten worden buiten den handel te zijn, of bij wet of algemeene verordening voor geene inbeslagneming vatbaar zijn verklaard, worden in de aanwijzing niet begrepen. Ilde HOOFDSTUK. Van de verantwoording der geldmiddelen van Nederlandsch-lndië. AFDEELING I. Algemeene bepalingen. Art. 74. De verantwoording van de koloniale ontvangsten en uitgaven voor Nederlandsch-lndië geschiedt over elk dienstjaar afzonderlijk aan de Wetgevende Macht, onder overlegging van rekeningen, welke door de Algemeene Rekenkamers in Nederland en in Nederlandsch-Indië van eene verklaring harer bevinding zijn voorzien, ieder voor zooveel aangaat het gedeelte der ontvangsten en uitgaven, hetwelk aan hare contröle was onderworpen. Door de wet wordt het slot der rekening vastgesteld. Bovendien worden door de wet geregeld de bestemming van de voordeelige sloten en de voorziening in de dekking van de nadeelige sloten der rekeningen. Voor de eerste maal geschiedt dit over een tijdvak van 25 jaren en vervolgens over tijdvakken van hoogstens 10 jaren. AFDEELING II. Van de verantwoording der Gonvernements-producten. Art. 75. Al wie belast is met den verkoop van Gouvernements-producten in Nederland, doet deswege rekening en verantwoording aan den Minister van Koloniën. Die rekening toont aan: le. wat van die producten hier te lande is aangekomen, de hoeveelheid, die daarvan is verkocht, en wat er van in magazijn overblijft, met vermelding der soorten en oogstjaren, waaruit zij afkomstig zijn; 2e. de bruto opbrengst van hetgeen is verkocht; 3C. de gedane stortingen in 's Rijks schatkist. Daarenboven wordt door den geconsigneerde, binnen vier maanden na afloop van ieder jaar, op dezelfde wijze, rechtstreeks rekening gedaan aan de Algemeene Rekenkamer in Nederland. Bij die rekening wordt verwezen: a. naar maandelijksche staten, door den directeur van het' betrokken departement van algemeen bestuur in Nederlandsch-Indië opgemaakt, welke aanwijzen de hoeveelheden en soorten van de in consignatie naar Nederland afgeleverde producten, met vermelding der oogsten, waaruit zij afkomstig zijn, en welke staten door dengene, aan wien de producten in NederlandschIndië zijn afgeleverd, voor ontvangst zijn geteekend; ö. naar de bescheiden, aan den Minister van Koloniën overgelegd. De sub o en b bedoelde stukkeu worden door den Minister van Koloniën zoo spoedig mogelijk, tot voor- bereiding van de verificatie der jaarrekening, aan de Algemeene Kekenkamer ingezonden. Art. 76. Bij het onderzoek der jaarrekening en verantwoording in het vorige artikel omschreven, zal de Algemeene Rekenkamer de bewijsstukken aannemen, zooals ze bij den handel gebruikelijk zijn, en voorts eerbiedigen de voorwaarden, waarop de verkoop der producten heeft plaats gehad, alsmede de bij den handel bestaande usantiën. Bij verschil van opvatting daaromtrent wordt door Ons beslist. AFDEELING III. Van de rekeningen. Art. 77. Van de begrooting van uitgaven voor Nederlandsch-Indië, en van de middelen tot dekking deiuitgaven aangewezen, wordt eene afzonderlijke rekening opgemaakt, als: wegens het Iste hoofdstuk, dooi- den Minister van Koloniën; wegens het IIde hoofdstuk, door den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië. Die rekeningen wijzen in de volgorde der begrooting en met gelijke omschrijving der afdeelingen, onderafafdeelingen en artikelen, waarin deze zijn gesplitst, afzonderlijk aan: in ontvang, het geraamde bedrag, en wat daarop is ontvangen; in uitgaaf, het geraamde bedrag en wat daarop is verevend, met aanduiding van de verschillen in meer of minder, zoo wel wat de ontvangsten als de uitgaven betreft, en met aanwijzing welke der verevende sommen voldaan, welke verschuldigd gebleven zijn. (Zie art. 40 Instructie Alg. Rekenkamer, Staatsblad 1S98 ff 164). Art. 78. De rekeningen, in het vorig artikel bedoeld, worden voor ieder dienstjaar opgemaakt onder dagteekening van de afsluiting der begrooting en ten spoedigste overgebracht: die, wegens de ontvangsten en uitgaven in Nederland, bij de Algemeene Rekenkamer aldaar; die wegens de ontvangsten en uitgaven in Nederlandsch-Indië bij de Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië. (Zie Bijbl. Nos. 5574 en 6500). Die rekeningen worden door die autoriteiten, na vergelijking met de door haar gehouden aanteekeningen, voorzien van eene verklaring harer bevinding, en binnen drie maanden, na de ontvangst, zoo noodig ter verbetering, aan de inzenders teruggezonden, onder mededeeling van de bedenkingen en opmerkingen, waartoe het onderzoek van de rekeningen en de daarbij behoorende verantwoordingstukken aanleiding heeft gegeven, voor zoover die niet reeds in haar jaarlijksch verslag, bedoeld in artikel 79. zijn opgenomen. Art. 7!). Jaarlijks vóór of op 1 April zendt de Algemeene Rekenkamer in Nederland aan Ons, en die in Nederlandsch-Indië aan den Gouverneur-Generaal een volledig verslag van hare werkzaamheden over het afgeloopen jaar, waarin tevens worden vermeld alle ontdekte onregelmatigheden en afwijkingen van bestaande verordeningen en de maatregelen, welke zij in het belang van het beheer der geldmiddelen wenschelijk achten. Het verslag van de Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië wordt door den Gouverneur-Generaal met de noodige toelichtingen zoo spoedig mogelijk aan den Minister van Koloniën gezonden. Daarna worden beide verslagen onverwijld door Ons aan de Staten-Generaal medegedeeld. (Zie art. 21 Instructie Alg. Rekenkamer, Staatsblad 1898 n; 164). Art. 80. De rekeningen, vermeld in art. 77 en gewaarmerkt als in de artikelen 74 en 78 is omschreven, moeten voorzien zijn van de noodige toelichtingen aangaande de verschillen tussclien de ramingen der ontvangsten en uitgaven, en de verkregen uitkomsten. De in Nederlandsch-Indië opgemaakte rekening wordt zoo spoedig mogelijk gezonden aan den Minister van Koloniën. Zij wordt, vergeaeld van de rekening wegens ontvangsten en uitgaven hier te lande, en van eene daaruit door den Minister van Koloniën samengestelde algemeene rekening, ten spoedigste en uiterlijk op den 318tea December van het tweede jaar, volgende op de afsluiting der begrooting, aan de Staten-Generaal aangeboden bij een voorstel van wet tot vaststelling van het slot deiontvangsten en uitgaven van het betrokken dienstjaar. Bij dat voorstel worden nog overlegd: le. een staat, aantoonende het gebruik dat is gemaakt van de kredieten, vermeld sub 2 van artikel 2G; 2e. een staat, die naar onderscheiding der dienstjaren aantoont, welke sommen in het afgesloten dienstjaar, wegens uitgaven op vroegere dienstjaren verevend, eensdeels, hetzij uitgegeven, hetzij door verjaring vrijgevallen, anderdeels verschuldigd gebleven zijn; 3e. de mededeelingen van de Algemeene Kekenkamers in Nederland en in Nederlandsch-Indië, bedoeld aan het slot van artikel 78. Wanneer door onvoorziene en niet te vermijden omstandigheden, de rekening niet tijdig genoeg bij den Minister van Koloniën is omvangen, om op den 31sten December van het tweede jaar, volgende op de afsluiting der begrooting, aan de Sta ten-Generaal te worden aangeboden, wordt daarvan aan dezen mededeeling gedaan. fZie ook art. 40 Instructie Alg. Rekenkamer, Staatsblad 1898 II' 164). AFDEELING IV. Van de verantwoordelijkheid en vervolging der ordonnateurs en andere landsdienaren ter zake van onrechtmatige handelingen of nalatigheden, waarvoor deze niet als comptabelen kunnen worden aangesproken. Art. 81. De geldelijke verantwoordelijkheid van den Minister van Koloniën en van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië wordt geregeld bij de wet, regelende de financieele verantwoordelijkheid van de hoofden der Ministerieele Departementen. Art. 82. Alle landsdienaren, die zonder ter zake comptabel te zijn. door onrechtmatige handelingen of door het nalaten van de zorg, waartoe zij gehouden zijn, middellijk of onmiddellijk den lande schade toebrengen, zijn verplicht die schade te vergoeden. De vervolging van- en het verhaal op bedoelde landsdienaren in Nederland, hunne erfgenamen of rechtverkrijgenden geschieden volgens de regelen, bij de Rijks wetten vastgesteld of vast te stellen. Voor Nederlandsch Indië wordt door Ons in dit onderwerp voorzien. (Zie Staatsbl. 1880 ü! 198, 1904 N09. 241 en 242 en 1906 11? 358. Ygl. ook Bijbl. N»B. 3795, 4689 en 6025). Art. 83. Vóór de afsluiting van iederen dienst worden in 's lands kas weder overgestort, en alzoo tot de begrooting teruggebracht de sommen, waarover door de betrokken personen meer mocht zijn beschikt, dan het beloop der aan hen verleende kredieten. (Zie Bijbl. ns 2721). Art. 84. Ingeval aan de bepaling van het vorig artikel niet mocht zijn voldaan, wordt voor de invordering der verschuldigde sommen gezorgd: in Nederland, door den Minister van Koloniën; in Nederlandsch-Indië, door den Gouverneur-Generaal. AFDEELING V. Van de verantwoordelijkheid en vervolging der comptabelen. Art. 85. Behoudens het bepaalde bij art. 75 zijn de personen en administratiën, van landswege belast met het ontvangen, bewaren, betalen of afleveren van gelden en geldswaarden en van lier bij art. 62 bedoelde materieel, comptabel, en als zoodanig verplicht aan de betrokken Algemeene Rekenkamer rekening af te leggen van het door hen gevoerd beheer. In Nederlandsch-Indië kan door den Gouverneur-Generaal daarvan vrijstelling worden verleend aan hen, die, terwijl zij andere functiën bekleeden, tevens dienst doen als tussclienpersoon tusschen het publiek en de ontvangers van 's lands middelen. (Zie Bijbl. N0B. 5574 en 5790). De vaststelling van de modellen en tijdstippen van inzending der rekeningen wordt, voor zooveel Neder- landsch-Indië betreft, geregeld door deu GouverneurGeneraal. (Zie art. 1 van G.B. 1—1—96 11? 1 en G.B. S—6—96 n! 3; Staatsblad 1901. 11? 325, art. 5 en Bijblad Nos. 2889 en 4016). Art. 86. Al wie bevoegd is of gedelegeerd wordt tot het aangaan van schulden en tot de beoordeeling en het onderzoek van vorderingen ten laste van den lande, alsmede tot de betaalbaarstelling daarvan, raag niet tevens zijn comptabele. In Nederlandsch-Indië kan in bijzondere gevallen van dit voorschrift worden afgeweken. Art. 87. De Algemeene Rekenkamers schrijven aan de comptabelen de termijnen voor tot beantwoording harer bedenkingen en tot het indienen van bezwaren tegen de veranderingen, welke door die autoriteiten zijn gemaakt in de door hen afgelegde rekeningen. Na het verstrijken van den termijn neemt de Rekenkamer een besluit. (Zie art. 36 t/m 39 Instructie Alg. Rekenkamer Staatsblad 1898 ff 164). Art. 88. W anneer, ondanks de door een' comptabele ingebrachte bezwaren tegen die veranderingen, de betrokken Algemeene Rekenkamer van meening is, niet op de door haar gemaakte veranderingen te moeten terugkomen, zal zoodanig comptabele, binnen ééne maand nadat de beslissing te zijner kennis is gebracht, daarvan herziening kunnen vorderen. Het onderzoek omtrent zoodanige herziening wordt opgedragen aan andere leden der betrokken Algemeene Rekenkamer dan die, welke de beslissing hebben voorgesteld, waardoor de rekenpliclitige zich bezwaard acht. Het besluit omtrent die herziening wordt genomen in 'eene vereenigde zitting der betrokken Algemeene Rekenkamer. Ten alle tijde, ook na afgifte van het in art. 96 bedoeld bewijs, is de Algemeene Rekenkamer bevoegd tot herziening van besluiten, genomen op grond van stukken, die later blijken valsch te zijn. Van den uitslag der herzieningen wordt melding gemaakt in de verslagen, bedoeld in art. 79. (Zie Bijbl. ff 2709). Art. 89. Door den Gouverneur-Generaal wordt be- paald, welke comptabelen in Nederlandsch-Indië tot borgstelling verplicht zijn. (Zie Staatsbl. 1907 li9 510). Art. 90. Ter verzekering van 's lands belangen kunnen aan comptabelen voorloopig vergoedingen opgelegd worden bij besluiten van de autoriteiten door den Gouverneur-Generaal aangewezen. (Vgl. Bijbl. Nos. 5574 en 6025; zie ook Bijblad Il? 2589 en Staatsbl. 1898 11? 210). Art. 91. Door den Gouverneur-Generaal, of op zijnen last, wordt gezorgd: le. dat de borgstellingen van comptabelen naar beliooren worden geregeld; en 2e. dat de akten van borgtocht in daartoe bestemde registers worden ingeschreven. Art. 92. Aan de comptabelen, die achterlijk zijn in het inzenden hunner rekeningen, wordt in Nederland door den Minister van Koloniën, in Xederlandsch-Indië door de betrokken departementschefs eene nieuwe termijn gesteld. Bij verdere nalatigheid worden de rekeningen ex officio ten koste van de nalatigen opgemaakt door een ambtenaar, daartoe in Nederland door den Minister van Koloniën, in Nederlandsch-Iudië door of van wege den Gouverneur-Generaal -aan te wijzen en wordt van het gepleegde verzuim kennis gegeven aan de betrokken Algemeene Hekenkamer die, zoo zij daarvoor termen aanwezig acht, de nalatigen beboet. (Zie Bijbl. 5574, en 7111, G.B. 1/1—96 — 1 en 8/6—96 — 3 en art. 16 al. 2 Instructie Alg. Rekenkamer. Staatsbl. 1898 11! 164). Voor zooveel de comptabelen inkomsten van den lande genieten, gaat de boete niet te boven het een twaalfde gedeelte van het jaarlijksch bedrag hunner bezoldiging, of, wanneer zij procentsgewijze worden beloond, het een twaalfde gedeelte van hunne gemiddelde jaarlijksche inkomsten. Voor hen, die geen inkomsten uit 's lands kas genieten, wordt liet op te leggen bedrag aan boete in geen geval hooger gesteld dan ƒ 50 voor elk verzuim. De rekeningen worden verder behandeld en afgedaan, als waren zij door de comptabelen zelve opgemaakt en ingezonden. Art. 93. In Nederland wordt door den .Minister van Koloniën en in Xederlandsch-Indië wordt door den Gouverneur-Generaal gezorgd: le. dat uitvoering gegeven wordt aan de besluiten der Algemeene Rekenkamer, vernield in art. 88; 2e. dat worden ingevorderd de boeten en kosten, bedoeld in art. 92. De invordering der verschuldigde sommen geschiedt bij voorkeur op de inkomsten der comptabelen, en op den door hem gestelden borgtocht, of anders op de wijze, voorgeschreven voor de invordering der directe belastingen. (Zie Bijbl. Xos. 3442. 5278 en 0303). Art. 94. Indien een comptabele wordt onder curateele gesteld, voortvluchtig is of overlijdt, wordt de rekening die hij had behooren te doen ex officio opgemaakt door een ambtenaar daartoe door of van wege den Minister van Koloniën of den Gouverneur-Generaal aan te wTijzen. (Zie Bijbl. Xos. 5574 en 7111, G.B. 1/1—96 —1 en 8/6—96—3 en art. 16 al. 2 Instructie Alg. Rekenkamer. Staatsblad 1898 II" 164). De opgemaakte rekening wordt aan den curator of aan de erfgenamen of rechtverkrijgenden medegedeeld; zij ontvangen inzage van de daartoe behóorende bescheiden, en aan hen wordt een redelijke termijn verleend. om hunne bezwaren daartegen te doen gelden. (Zie Staatsblad 1903 11- 210). Xa ontvangst van het antwoord van den curator, de erfgenamen of rechtverkrijgenden, dan wel wanneer deze den hun verleenden termijn onbenut hebben laten verstrijken, wordt de rekening overgebracht bij de Algemeene Rekenkamer, die haar in vereenigde zitting behandelt, en tegen wier besluit geene voorziening is toegelaten. De erfgenamen en rechtverkrijgenden zijn van aansprakelijkheid ontslagen wanneer drie jaren zijn verloopen: 1®. na den dood van den comptabele, zonder dat aan hen de ex officio opgemaakte rekening is medegedeeld; 2C'. na het verstrijken van den aan lien tot indiening hunner bezwaren verleenden termijn, zonder dat de rekening is vastgesteld. Art. 95. Van de boeten, in artikel 92 bedoeld, zal in Xederland door Ons en in Xedërlandsch-Indië door den Gouverneur-Generaal kwijtschelding kunnen worden ver- leend, 11a gehoord advies van de Algemeene Rekenkamer, die de beboeting heeft uitgesproken. Art. 96. Comptabelen worden ter zake van hun gehouden beheer niet van verantwoordelijkheid ontheven, dan door een bewijs deswege afgegeven door de betrokken Algemeene Rekenkamer. (Zie art. 17 en 38, 4d1 11! 54 (Staatsblad n- 325) zijn voorgeschreven, op de ingevolge artikel 4 van dat besluit bepaalde wijze en binnen de volgens dat artikel gestelde termijnen. Art. 3. Ingeval van twijfel of verschil van gevoelen, wordt door den Gouverneur-Generaal beslist of artikel 1 dan wel artikel 2 van toepassing is. Art. 4. De ontvangsten door Landscomptabelen gedaan voor rekening van derden worden opgenomen in de rekeningen, bedoeld in artikel 5, en in de staten, bedoeld in artikel 6, van het in artikel 2 genoemd Koninklijk besluit. Art. 5. De bepaling van artikel 4 is niet toepasselijk op het beheer der Wees- en Boedelkamers. Art. 6. Behoudens de bepalingen omtrent de betaling der opbrengst van openbare verkoopingen, waken de Departementen van algemeen bestuur, dat geen betalingen ten laste van eenige rekening van derden uit 's Lands kas worden gedaan boven het bedrag der gelden, daarin voor die rekening aanwezig. Art. 7. (1) Ten aanzien van de ontvangsten bedoeld in artikel 1, controleert de Algemeene Rekenkamer, met behulp der gegevens in haar bezit, of al wat ontvangen werd, in de rekening van den betrokken comptabele verantwoord is. (2) Ten aanzien van de ontvangsten, in artikel 2 bedoeld, oefent zij controle uit op gelijke wijze als ten aanzien van de Landsontvangsten en is de bepaling in artikel 41 van hare instructie (Staatsblad 1898 Il! 164) omtrent de mededeeling van verzuim in de tijdige invordering toepasselijk. Art. 8. (1) De bewijzen van betalingen voor rekening van derden worden door de Algemeene Rekenkamer aan de comptabelen in uitgaaf geleden, wanneer die betalingen berusten op een wettigen last en aan artikel 35 La. (1 harer instructie (Staatsblad 1808 ü! 104) en de artikelen 13 en 14 van de regelen voor het administratief beheer (Staatsblad 1875 11; 25) is-voldaan. (2) Met de bewijzen wordt gehandeld overeenkomstig artikel 34 van evengemelde instructie. (3) De Rekenkamer ziet met behulp van de bij haar aanwezige gegevens zooveel mogelijk toe op de naleving van artikel 6 en geeft den Gouverneur-Generaal kennis van iedere afwijking. Art. 9. De bepalingen van artikel 37 der instructie voor de Algemeene Rekenkamer (Staatsblad 1898 n? 164) zijn toepasselijk op de ontvangsten en uitgaven voor rekening van derden. Art. 10. De administratiën van fondsen, die volgens bestaande of nader te maken bepalingen aan het toezicht der Algemeene Rekenkamer onderworpen zijn, dienen verantwoordingen in op den bestaanden of nader door de Gouverneur-Generaal aan te wijzen voet. Art. 11. Deze ordonnantie treedt in wTerking op den dag harer afkondiging. VENDUKANTOREN. BEPALING DAT OP DE ONTVANGSTEN VOOR REKENING VAN HET VENDUFONDS" VAN TOEPASSING IS ARTIKEL 2 VAN DE ORDONNANTIE IN STAATSBLAD 1907 No. 324. Besluit van (len Gouverneur-Generaal van Neder landsch-Indië van 26 Juli 1907 ff ig (Staatsblad 11' 325). Gelet op het Koninklijk besluit van 1 Juli 1901 Il! 51 (Staatsblad II' 325) en op de besluiten van 12 Maart 1902 II' 21 (Staatsblad 11' 134), 16 April 1903 11? 39 (Staatsblad ü' 189 en Bijblad op het Staatsblad van NederlandschIndië 11' 5906); Gelezen enz.: De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk enz.: Ten tweede: Met intrekking van artikel 2 van het besluit van 30 April 1886 11' 2/c (Staatsblad II' 84), te bepalen dat op de ontvangsten voor rekening van het „Vendufonds" van toepassing is artikel 2 der ordonnantie van lieden (Staatsblad 11' 324). Ten derde enz.: Afschrift enz.: REGELEN EN VOORSCHRIFTEN VOOR HET MATERIEEL BEHEER EN BIJ MATERIEELS VERSTREKKINGEN. TER UITVOERING VAN DE ARTIKELEN 36 EN 62 DER INDISCHE COMPTABILITEITSWET, IN VERBAND MET ARTIKEL 6 VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 21 SEPTEMBER 1866, STAATSBLAD No. 127. VASTGESTELD BIJ STAATSBLAD 1866 No. 151 EN GEWIJZIGD EN AANGEVULD BIJ STAATSBLAD 1867 No. 135,1868 No. 18, 1872 No. 64, 1886 No. 211 EN 1905 No. 565. REGELEN voor het materieel beheer, die het gevolg zijn van de bepaling, dat elk departement voorziet in de aanschaffing van eigen behoeften. Art. 1. De goederen door eenig departement van algemeen bestuur aangeschaft, worden door dat departement zelf bewaard, verzorgd en beheerd. Art. 2. De goederen in 's lands algemeene pakhuizen aanwezig, worden in verband tot de behoeften bij elk departement verdeeld en onder het beheer gebracht van het departement, waartoe ze bepaald worden te behooren. Art. 3. Door de hoofden van de departementen van algemeen bestuur wordt voor de opschuring van goederen gebruik gemaakt van de lands algemeene pakhuizen, staande onder burgerlijk beheer: a. op plaatsen, waar het departement dat de goederen toebehoort, geen eigen pakhuisbeheer heeft; 5. wTanneer de bijzondere aard van goederen niet toelaat om ze bij eigen pakhuis in administratie te nemen. Art. 4. Bij de lands algemeene pakhuizen worden de goederen tot ieder departement belioorende afgescheiden gehouden en afzonderlijk bij de pakhuisboeken verhandeld, onder het eigenaardig hoofd van het departement. De pakhuismeesters doen, behoudens hunne verplichting tot het afleggen van rekening aan de Algemeene Rekenkamer, van hun beheer verantwoording aan de betrokken hoofden van algemeen bestuur. (Zie Staatsblad 1909 Ui 316 en Bijblad n? 4418). Art. 5. Nadat de goederen overeenkomstig hot bepaalde bij artikel 2, zijn verdeeld en afgezonderd en vervolgens op het eind van iedere maand, zenden de pakhuismeesters der algemeene pakhuizen, aan elk der departementen waarvoor goederen zijn opgeslagen, een staat in der aanwezige restanten. (Zie Staatsblad 1909 Ilï 316 en Bijblad ü' 4448). Art. 6. Het voorkomende bij de artikelen 3 tot en met 5 wordt, zooveel noodig, ook in toepassing gebracht bij de militaire en marine magazijnen met betrekking tot het bewaren en verstrekken van zoodanige artikelen die niet wel bij de andere departementen in afzonderlijk beheer kunnen worden genomen, voor zoover namelijk het geringe of zeldzame van de verstrekkingen, of het eigenaardige van de bewaring (zooveel dit laatste betreft b. v. van kruit), niet aan onderlinge regularisatie de voorkeur moet doen geven. Art. 7. De goederen, die plaatselijk worden ingekocht en tot dadelijk verbruik zijn bestemd, worden rechtstreeks aan den verbruiker afgeleverd en niet bij de pakhuizen ingenomen of verhandeld. (Zie B. B. 2149). Art. 8. (Aangevuld bij Staatsblad 1868 II' 18). Aanvragen tot verstrekkingen uit 's lands pakhuizen geschieden: a. te Batavia: op schriftelijke machtiging van of namens de hoofden der departementen van algemeen bestuur; b. op andere plaatsen van Java en Madoera en op bezittingen daar buiten-, zooveel het burgerlijk beheer aangaat: op schriftelijke machtiging van de hoofden van gewestelijk- of, in spoed vereischende gevallen, van de hoofden van plaatselijk bestuur; zooveel het militair beheer betreft: op schriftelijke machtiging van zoodanige autoriteiten als door het hoofd van genoemd departement worden aangewezen en, op diens verzoek, van de hoofden van gewestelijk- of, in spoed vereischende gevallen, van de hoofden van plaatselijk bestuur; zooveel het marine beheer betreft: op schriftelijke machtiging van zoodanige officieren of ambtenaren tot het Marine departement belioorende, als door het hoofd van genoemd departement worden aangewezen; — en, op diens verzoek, van de hoofden van gewestelijk- of in spoed vereischende gevallen, van de hoofden van plaatselijk bestuur. Geen machtiging tot aanvrage wordt door of namens het departe'ment, dat de goederen behoeft, verleend, dan nadat men zich heeft overtuigd, dat de waarde der goederen kan worden gebracht ten laste van toegestane sommen of kredieten. Zooveel het burgerlijk beheer aangaat, geschieden aanvragen tot verstrekkingen uit 's lands pakhuizen in het gewest Sumatra's Westkust, binnen de residentiën Padangsche bovenlanden en Tapanoeli, op schriftelijke machtiging van de residenten der afdeelingen of in spoedvereiscliende gevallen van de andere hoofden van plaatselijk bestuur in die residentiën, en elders op machtiging van den Gouverneur van Sumatra's Westkust of in spoedvereiscliende gevallen, van de hoofden van plaatselijk bestuur binnen die gedeelten van het Gouvernement (Staatsblad 1868 11? 18). VOORSCHRIFTEN omtrent de behandeling der materiëele verstrekkingen van liet eene departement aan liet andere, in verband tot het bepaalde bij artikel ;?6 der wet van 23 April 1864 (zie ook Bijblad X03. 21-16, 5222 en 6612). Art. 9. Verstrekking van goederen tot het landsbeheer behoorende, van het eene departement aan het andere, heeft alleen plaats: als de aard van het artikel geene oplegging van eigen voorraad toelaat; als overtollige voorraad het verbruik door een ander departement wenschelijk maakt, of wanneer verstrekking om eenige andere reden in 's lands belang noodig is. Art. 10. Het materiëel tot het landsbeheer behoorende is verdeeld: le. in goederen, die voor 's lands dienst zijn aangekocht of voorgebracht in de lands fabrieken en instellingen als: machineriën, stoomwerktuigen, buskruit, kleeding, wapenen enz.; 2°. in goederen, die zijn voorgebracht door de lands instellingen, als algemeene middelen van inkomsten en voorziening, als: produkten voor de Europeesche markt, tin en steenkolen uit eigen mijnen, zout, enz. Art. 11. (Gewijzigd bij Staatsblad 1886 n! 211). De aanvragen tot verstrekking geschieden in duplo, volgens model Lt. A. De beheerder van den voorraad waaruit verstrekt is, zendt vóór of op den 10d,,u van elke maand, aan de autoriteit die het fiat verstrekken heeft verleend, eene aantooning van het verstrekte in de afgeloopen maand, volgens model Lt. B, vergezeld van de duplikaat aanvragen, waarop geteekend is voor de ontvangst. Het origineel der aanvragen blijft bij den beheerder berusten. De voormelde aantooningen en bijlagen worden, door de buiten Batavia gevestigde autoriteiten, binnen vijf dagen na de ontvangst, gezonden aan het hoofd van het verstrekt hebbende departement. Maandelijks worden uit de bij dat departement ontvangen staten, algemeene staten in duplo opgemaakt, volgens model Lt. C, welke aan het hoofd van het departement waaraan verstrekt is worden toegezonden, dat, na van zijne goedkeuring te hebben doen blijken, een exemplaar van die staten zendt aan den Directeur van Financiën en het andere aan de Algemeene Rekenkamer. Bij verzuim van inzending binnen den gestelden termijn van de aantooning, vermeld bij de tweede alinea van dit artikel, wordt door den nalatige eene boete verbeurd van hoogstens tien gulden. Die boeten worden opgelegd door het hoofd van het departement dat verstrekt heeft, hetwelk daarvan mededeeling doet aan den Directeur van Financiën en aan de Algemeene Rekenkamer (zie ook Bijblad X06. 3244 en 4000). Art. 12. (Gewijzigd bij Staatsblad 1807 ff 135). Bij verstrekking van: a. goederen, die hetzij in-, hetzij buiten Xederlandsch-Indië zijn aangekocht, wordt de geschatte geldswaarde dier goederen in rekening gebracht (zie ook de Bijbladen X06. 2097, 2736, 4811, 4840, 4841, 5022 en GB. 2/1—1837—9 en 24/2—1909—11). b. goederen voortgebracht in de lands fabrieken en instellingen, of als algemeene middelen van inkomst en voorziening, worden in rekening gebracht de prijzen bij de betrekkelijke tarieven vastgesteld. * Art. 13. De geldswaarde der verstrekte goederen wordt gebracht ten laste van de begrooting van het departement waaraan verstrekt is en, voor zooveel betreft voorwerpen bedoeld sub le van artikel 10, ten voordeele der begrooting van het departement dat verstrekt heeft. De geldswaarde, van goederen vermeld sub 2 van artikel 10 wordt geboekt als inkomst van den Staat. Bij verbruik van laatstbedoelde goederen, door het departement onder wiens bestuur ze zijn voortgebracht, komt de geldswaarde ten laste van de begrooting van dat departement en wordt tevens geboekt als inkomst van den Staat. (Zie ook Bijblad X08. 2097 en 4827). VOOBSCHRIFTEN. g Art. 14. Wanneer bij een der departementen van algemeen bestuur behoefte ontstaat aan goederen waarop bij de begrooting van liet betrokken dienstjaar niet is gerekend, wordt door of namens het hoofd van dat departement geen aanvraag tot verstrekking gedaan, vóór dat, op zijn voorstel, door tusschenkomst van den Directeur van Financiën in te dienen, door den Gouverneur-Generaal de noodige sommen zijn beschikbaar gesteld, op de wijze omschreven bij artikel 6 der wet van den 23Bten April 1864. Art. 15. (Gewijzigd bij Staatsblad 1905 ü! 565). Bij verstrekking van goederen waarvan aanvulling uit Nederland moet plaats hebben en waarvoor, zoowel door het departement waaraan verstrekt is, als door dat hetwelk verstrekt heeft, bij het I8 hoofdstuk der begrooting, posten zijn geraamd, worden door de hoofden der beide departementen van algemeen bestuur, de noodige voorstellen aan den Gouverneur-Generaal gedaan, om daarvan aan den Minister van Koloniën kennis te geven, ten einde de vereischte overdragt van bezwaar bij het Ie hoofdstuk der begrooting geschiede (zie Bijblad N08. 3421 en 4827). Art. 16. (Gewijzigd bij Staatsblad 1867 11! 135). Bij verstrekking van goederen, waarvan wederaanschaffing moet plaats hebben en waarvoor het departement dat verstrekte geen post heeft, noch op het Ie, noch op het IIe hoofdstuk der begrooting, wordt door het hoofd van dat departement, door tusschenkomst van den Directeur van Financiën aan den Gouverneur-Generaal voorgesteld: a. wanneer de wederaanschaffing in Nederlandsch-Indië moet geschieden, daartoe de noodige sommen beschikbaar te stellen op de wijze voorgeschreven bij art. 6 der wet van 23 April 1864 (Staatsblad 11! 106); ö. wanneer de wederaanschaffing in Nederland moet plaats hebben, daarvan kennis te geven aan het Ministerie van Koloniën. Art. 17. Indien het departement waaraan verstrekt wordt een post op het Ie hoofdstuk der begrooting heeft, waaruit het de uitgaaf tot aanschaffing kan kwijten, en niet op het II0 hoofdstuk, wordt door het hoofd van dat departement, door tusschenkomst van den Directeur van Financiën, aan den Gouverneur-Generaal voorgesteld een nieuw artikel aan de betrokken afdeeling van het IP hoofdstuk toe te voegen en om daarvan kennis te geven aan den Minister van Koloniën, ten einde liet noodige te verrichten tot af- en overschrijving der vereisclite sommen van liet Ie op het IIe hoofdstuk der begrooting. Art. 18. Wanneer het departement dat verstrekt heeft tot wederaanschaffing van gelijksoortige goederen een post heeft op het II®, en niet op liet Ie hoofdstuk der begrooting, terwijl de wederaanschaffing in Xederland moet geschieden, wordt door het hoofd van dat departement, door tusschenkoinst van den Directeur van Financiën, aan den Gouverneur-Generaal voorgesteld daarvan kennis te geven aan den Minister van Koloniën, ten einde een artikel aan de betrokken afdeeling van het IstG hoofdstuk worde toegevoegd en het noodige verricht tot af- en overschrijving van de vereischte sommen van het IIdu op het Iste hoofdstuk der begrooting. Art. 19. (Gewijzigd bij Staatsblad 1905 11? 565). Wanneer het departement dat verstrekt heeft, tot wederaanschaffing van gelijksoortige behoeften een post heeft op het Iste hoofdstuk der begrooting en niet op het IIde, terwijl de wederaanschaffing in Nederlandsch-Indië moet geschieden, wordt door het hoofd van dat departement, door tusschenkomst van den Directeur van financiën, aan den Gouverneur-Generaal voorgesteld een nieuw artikel aan de betrokken afdeeling van het IIde hoofdstuk toe te voegen en 0111 daarvan kennis te geven aan den Minister van Koloniën, ten einde het noodige te verrichten tot af- en overschrijving der vereischte sommen van het Iste op het IIde hoofdstuk der begrooting. Van de beschikkingen genomen op de voorstellen bij dit en de artikelen 14 en 1G tot en met 18 vermeld, wordt mededeeling gedaan aan den Directeur van Financiën en aan de Algemeene Rekenkamer. REGELEX omtrent den voet en de wijze waarop het beheer over het materieel, in 's lands-magazijnen en andere bewaarplaatsen voorhanden, aan het toezicht der Algemeene Rekenkamer in Xederlandsch-Indië is onderworpen. Art. 20. De Algemeene Rekenkamer beoordeelt alle bijzondere deelen van het materieel beheer en vordert daarvan verantwoording, op de wijze bij deze ordonnantie voorgeschreven. Art. 21. De bewaarders houden hunne boeken in duplo en zenden het duplikaat aan de Algemeene Rekenkamer, vergezeld van de bewijsstukken (fakturen, bevindingen, kwitantiën processen-verbaal van opname enz.), voor zoover die niet reeds bij de Algemeene Rekenkamer zijn ontvangen. Indien de beheerders zich beroepen op bescheiden, reeds vroeger overgelegd aan de hoofden der takken van bestuur, worden die bescheiden, ten verzoeke der Algemeene Rekenkamer, aan haar toegezonden. De tijd van inzending der verantwoordingstukken, het materieel betreffende, wordt in verband gebracht met die van het geldelijk beheer. Art. 22. (Aangevuld bij Staatsblad 1872 n! 64). Opname van de restanten in de bewaarplaatsen heeft plaats: a. bij aanleidiug tot twijfel omtrent goed beheer; ö. bij overgang van het beheer van den eenen comptabele op den andere; c. op het einde van het dienstjaar. Bij het ledigvallen van bewaarplaatsen, of gedeelten van die welke afzonderlijk beheerd worden, geschiedt mede opname en opteekening daarvan bij proces-verbaal. Indien door het aanzienlijke van den voorraad de opname op het einde van het jaar aan te groot bezwaar onderhevig is, wTordt daarvan proces-verbaal opgemaakt en de opname op gelegener tijdstip bevolen, welk tijdstip voor de groote magazijnen en pakhuizen zoodanig kan worden bepaald, dat al de daarin opgelegde verschillende artikelen, minstens eenmaal in drie achtereenvolgende jaren kunnen zijn opgenomen. Van alle processen-verbaal van opname en bevinding, ontvangt het betrokken hoofd van algemeen bestuur en de Algemeene Rekenkamer een exemplaar (zie Staatsblad 1909 II* 327 en 1910 11' 197 Bijbladen N06. 2993, 3157, 3554, 4311, 5616, 6253, 6856 en 7052). Art. 23. Bevinding van abuizen, verschillen of bederf heeft tengevolge vordering van verantwoording of herstel van het abuis door den comptabele of belasting van dezen als daartoe grond bestaat. Indien het der Algemeene Rekenkamer blijkt, dat aanleiding tot liet vorderen van vergoeding van bijzondere personen bestaat, doet zij daarvan ten spoedigste mededeeling aan het hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur. Tegen bijzondere personen worden de vorderingen tot vergoeding zonder verwijl uitgeschreven. Art 24. De Algemeene Eekenkamer beoordeelt: 1°. bij materiëele verstrekkingen van het eene departement aan het andere: a. de in rekening gebrachte geldswaarden; l. de behandeling der verstrekking. Dit laatste ook in verband tot de afscheiding van voorwerpen, voortgebracht in de lands fabrieken en instellingen van voorwerpen voortgebracht als algemeene middelen van inkomsten en voorziening, bedoeld bij de artikelen 9, 11 en 12 dezer ordonnantie; 2°. bij verbruik van voorwerpen door het departement onder wiens bestuur ze zijn voortgebracht: of de geldswaarde, die aan de artikelen moet worden toegekend, ten laste is gebracht van de begrooting van uitgaven en is behandeld als inkomst van den Staat. Art. 25. Bevinding van overtolligen voorraad of van bederf, als gevolgen van ongenoegzame of slechte inrichting of slechten toestand van de bergplaats, of van slecht beheer door den bewaarder, geeft der Algemeene Rekenkamer aanleiding tot opmerking aan het hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur en, bij blijvend verzuim van redres of van voorziening, tot mededeeling aan den Gouverneur-Generaal. Art. 26. Deze ordonnantie treedt in werking op den lston Januari 1807, met uitzondering van hare artikelen 12, 13, 15, 1(3, 18 en 19 die, tenzij anders worde bepaald, eerst op den lsten Januari 1868 van kracht zullen zijn. MODEL La. A. No. AANVRAGE tot verstrekking uit den voorraad van het departement van • ten behoeve van het departement van Goederen of arti- Byzondere Voorraad waaruit keleiL tak van dienst de verstrekking ~ . G6ld3' ten behoeve ,, ,, |'s' Omschrijving, waarde. waai van de wordt verzocht, gja aanvrage ge- W schiedt. den 19 De Fiat verstrekken: den 19 De Ontvangen: den 19 De MODEL La. B. RESIDENTIE AANTOONING van hetgeen uit den voorraad van het departement van is ver¬ strekt aan het departement van gedurende de maand 19 Datum waarop v , Goederen of arti- de verstrek- Voorraad kelen. kingen hebben waaruit de ver- ~ Gèlds- plaats gehad, strekking -3 blijkens de over- heeft plaats Omschrijving. vaarde, gelegde aan- gehad vragen. genaa. Totaal f den 19 De MODEL La. C. ALGEMEENE STAAT van hetgeen uit den voorraad van het departement van is verstrekt aan het departement van gedurende de maand 19 Gewesten Data Voorraad n-oedaran of ariïkalAn Hoofdstuk, afdeeiing, Hoofdstuk, afdee- n , oMo waar waarop waaruit oeüeion ot artikelen. onder-afdeiing en jjn„ onder-afdee- Ophelde- — Gelds- tfngten goede1waÜr- lin& 'en artikel der rende van of benaming van begrooting ten aanmer- ae ™rSpK&.h6bb,n HS'" Omschrijving. *™">- — ÏÏSSS k'T° genomen. afgeschreven. De bovenvermelde geldswaarden ten goede ge- De bovenvermelde geldswaarden ten laste genomen schreven van het departement van van het departement van of als middel van inkomst geboekt. Batavia, den 19 Batavia, den 19 De De 88 REGELING DER VERVOLGING VAN EN HET VERHAAL OP LANDSDIENAREN, DIE DEN LANDE SCHADE HEBBEN TOEGEBRACHT. VASTGESTELD BIJ HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 1 MAART 1904 No. 25, INDISCH STAATSBLAD No. 241 (ZIE OOK BIJBLAD Nos. 3795, 4689 EN 6025). Art. 1. In elk geval, waarin door de Algemeene Rekenkamer in Xederlandsch-Indië aan den GouverneurGeneraal van Xederlandsch-Indië eene mededeeling is gedaan, die tot het opleggen van vergoeding van aan den Lande toegebrachte schade zou kunnen leiden, op grond van artikel 82 der Indische Comptabiliteitswet, doet de Gouverneur-Generaal onderzoeken, of door den Lande schade is geleden en of de betrokken landsdienaren die schade, middellijk of onmiddellijk, door eenigfc onrechtmatige handeling of door het nalaten van de zorg. waartoe zij gehouden waren, hebben toegebracht. Art. 2. Indien de aan het slot van artikel 1 bedoelde vragen toestemmend worden beantwoord, wordt aan de betrokken personen, aan hunne erfgenamen of rechtverkrijgenden of, bij ontstentenis van dezen, aan de beheerders der nalatenschappen, mededeeling gedaan van het bedrag der op te leggen vergoeding en van de gronden, waarop zij rust, en wordt den belanghebbenden tevens een door den Gouverneur-Generaal te bepalen termijn gesteld, binnen welken eene schriftelijke verdediging kan worden voorgedragen. Art. 3. Nadat eene schriftelijke verdediging is ontvangen of de voor de indiening daarvan gestelde termijn is verstreken, wordt, tenzij het geldswaardig tedrag der schade vrijwillig in 's Lands kas is gestort, bij een met redenen omkleed besluit, den Raad van XederlandschIndië gehoord, door den Gouverneur-Generaal eene beslissing genomen en. zoo daartoe termen zijn, de ver- goeding opgelegd, met vaststelling tevens van ieders aandeel daarin, indien niet één maar meer landsdienaren bij de zaak betrokken zijn. Art. 4. Hetgeen omtrent onderzoek, schriftelijke verdediging en beslissing in de voorgaande drie artikelen is voorgeschreven, geldt mede voor de gevallen, waarin de Gouverneur-Generaal, zonder ter zake van de Algemeene Rekenkamer eene mededeeling als in artikel 1 bedoeld te hebben ontvangen, van oordeel is, dat er termen bestaan te onderzoeken, of niet, naar aanleiding van artikel 82 der Indische Comptabiliteitswet, eene vergoeding behoort te worden opgelegd. Art. 5. Zij. aan wie vergoeding is opgelegd, kunnen van de besluiten van den Gouverneur-Generaal, waarbij dit is geschied, bij Ons herziening vragen. Het daartoe strekkend verzoekschrift wordt door hen ingediend uiterlijk binnen dertig dagen nadat het besluit te hunner kennis is gebracht. Indien de betrokken personen zich in Xederlandsch-Indië bevinden, wordt het verzoekschrift binnen den bovenbedoelden termijn aan den Gouverneur-Generaal ingediend en door diens tus-schenkomst aan Onzen Minister van Koloniën verzonden. Zoolang Wij op een binnen den gestelden termijn ingediend verzoekschrift geen beschikking hebben genomen, wordt het besluit, waarvan herziening is gevraagd, niet ten uitvoer gelegd, ten ware bij dat besluit voorloopige tenuitvoerlegging is bevolen. Op verzoeken om herziening, ingediend na het verstrijken van den gestelden termijn, wordt door Ons afwijzend beschikt, zonder onderzoek van de zaak zelve. Wij behouden Ons echter voor, wegens bijzondere redenen een langeren of naderen termijn toe te staan. Wij behouden Ons mede voor, besluiten van den Gouverneur-Generaal, als in het eerste lid bedoeld, ook al is eene herziening daarvan niet of niet tijdig gevraagd, alsmede door Ons, krachtens dit artikel genomen beschikkingen, te herzien of nader te herzien, indien die besluiten of beschikkingen later mochten blijken te zijn genomen op grond van onjuiste gegevens of onjuiste voorstelling van feiten. Art. G. Nadat de opgelegde vergoedingen betaald zijn of reeds voor die oplegging het geldswaardig bedrag der schade vrijwillig in 's Lands kas is gestort, gaan. tot het gestorte bedrag, van rechtswege op de betrokken landsdienaren, hunne erfgenamen of rechtverkrijgenden de rechtsvorderingen over, welke het Land ter,zake op grond van wettelijke of contractueele bepalingen tegen derden heeft verkregen of mocht hebben behouden. Door den Gouverneur-Generaal worden aan de belanghebbenden op hun verzoek de bewijsstukken verstrekt, welke zij noodig hebben om hun recht tegen derden geldig te maken. Art. 7. De afschriften van de besluiten, waarbij vergoeding wordt opgelegd, aan het hoofd voerende de woorden ,.ln naam des Konings" en onderteekend door den Algemeenen Secretaris, hebben dezelfde kracht en worden, met inachtneming van de 3de alinea van artikel 5, op dezelfde wijze ten uitvoer gelegd als de grossen van in kracht van gewijsde gegane vonnissen in burgerlijke zaken. De invordering van de verschuldigde sommen geschiedt echter bij voorkeur op de ten laste der Indische begrooting komende inkomsten der betrokken personen. Art. 8. Over elk dienstjaar wordt van de in de artikelen 1 en 4 bedoelde gevallen eene lijst opgemaakt, die, met afschriften van de noodige bescheiden ter toelichting, gevoegd wordt bij de ingevolge artikel 80 der Indische Comptabiliteitswet in te dienen stukken. De lijst vermeldt voor elk geval hetzij de vrijwillige betaling, die heeft plaats gehad, hetzij de beslissing, die door den Gouverneur-Generaal is genomen. Wanneer tijdens de inzending van de lijst nog geen beslissing door den Gouverneur-Generaal is genomen in een geval waarin geen vrijwillige betaling heeft plaats gehad, wordt zulks vermeld en wordt bij de inzending van de op een volgend dienstjaar betrekking hebbende stukken, de stand der zaak medegedeeld, totdat zij is uitgemaakt. Art. 9. Indien op 1 Januari 1905 wegens schade, betrekking hebbende op den dienst van een der jaren 1896, 1897 of 1898 en overigens binnen een tijdsverloop van twee jaren, te rekenen van den dag, waarop de wet, houdende vaststelling van het slot der rekening van ontvangsten en uitgaven van den dienst, op welken de schade * betrekking heeft, in het Staatsblad van NederlandschIndië is afgekondigd, nog geene vergoedingen, als bedoeld in de artikelen 1 en 4, zijn opgelegd, vervalt voor de betrokken landsdienaren de aansprakelijkheid, voortvloeiende uit artikel 82 der Indische Comptabiliteitswet. [De sloten van rekeningen betreffende de diensten van 1904, 1905 en 1906 zijn vastgesteld respectievelijk bij de wetten van 31 December 1910 N"8. 30, 31 en 32 (Nederl. Staatsbladen N08. 397, 398 en 399 Indische Staatsbladen 1911 N08. 154, 155 en 156)]. Overigens zijn op de verjaring der vorderingen van den Lande ter zake van krachtens dit besluit opgelegde vergoedingen, de voorschriften van het Burgerlijk Wetboek voor Nederlaudseh-Indië omtrent verjaring van toepassing. Art. 10. Behoudens hetgeen in het volgend artikel is bepaald worden de Koninklijke besluiten van 27 Augustus 1880 ff 19 (Indisch Staatsblad ff 198) en van 13 Maart 1896 ff 46 (Indisch Staatsblad n! 100), zoomede die van 21 November 1888 ff 16 (Indisch Staatsblad 1839 ff 41) en van 19 December 1890 n! 21 (Indisch Staatsblad 1891 ff 78) ingetrokken en vervallen in artikel 1 van het Koninklijk besluit van 26 Mei 1889 ff 31 (Indisch Staatsblad ff 192) de woorden: „en in alle andere gevallen, waarin de ambtenaren, belast met de toepassing van dat Reglement en van de bepalingen omtrent het houden van openbare verhuringen en verpachtingen schade aan den laqde hebben toegebracht door verzuimde of onjuiste naleving of toepassing van het Reglement of de bepalingen voornoemd of van de ter uitvoering daarvan gegeven voorschriften". Art. 11. Dit besluit treedt in werking op den dag zijner afkondiging in Nederlandsch-Indië en vindt alsdan mede toepassing ten aanzien van de sedert 1 Januari 1896 reeds voorgekomen gevallen, welke tot het opleggen van vergoeding, als in artikel 1 of artikel 4 bedoeld, kunnen leiden, en waarin de bij de zaak betrokken landsdienaren niet reeds ter verantwoording zijn geroepen krachtens de Koninklijke besluiten van 27 Augustus 1880 1F i<) (Indisch Staatsblad ff 198), 21 November 1888 ff 16 (Indisch Staatsblad 1889 11? 41) of 26 Mei 1889 ff 31 (Indisch Staatsblad ff 192). In de gevallen, waarin zoodanig ter verantwoording roepen reeds heeft plaats ge- had, blijven voor de voortzetting der aangevangen procedure ook verder de genoemde Koninklijke besluiten, het eerste zooals het bij Koninklijk besluit van 13 Maart 1896 ff 46 (Indisch Staatsblad ff 100) gewijzigd is, gelden. Art. 12. Dit besluit is niet van toepassing op de bij de Zeemacht en het Leger dienenden beneden den rang 'van officieren, op de inlandsche schepelingen bij de Gouvernements-marine, op de gewapende politiedienaren en op de tot de korpsen barisan op Madoera behoorende onderofficieren en minderen. Voor hen zijn de bestaande bepalingen nopens het opleggen van vergoedingen wegens den Lande toegebrachte schade ten aanzien van alle sedert 1 Januari 1816 voorgekomen gevallen te beschouwen als door Ons voor Xederlandsch-Indië voorgeschreven en worden die bepalingen bestendigd totdat ter zake door Ons op andere wijze zal zijn voorzien. Zie art. 41 van het reglement voor de korpsen Barisans van Madoera in Bijblad ff 4755. Art. 45 en 387 der regelen materieel beheer bij het departement van Oorlog (Staatsblad 1882 ff 161). Art. 81 zg. compagnies-instructie (Staatsblad 1881 ff 197). Afdeeling VIII van de Instructie voor de militaire ziekeninrichtingen (Staatsblad 1887 ff 135). Art. 3 van GB. 18/2—1897 ff 1 opgenomen in Staatsblad ff 65 juncto Staatsblad 1894 ff 108. Zie ook ten tweede sub g van GB. 30/7—1906 ff 31. (Staatsblad ff 358). Mede zijn de bepalingen nopens het opleggen van vergoedingen, wegens den Lande toegebrachte schade aan officieren der Zeemacht en van het Leger, alsmede aan de Europeesche opvarenden der Gouvernements-marine voor alle sedert 1 Januari 1896 voorgekomen gevallen, te beschouwen als door Ons voor Nederlandsch-Indië voorgeschreven. In de gevallen waarin bij de inwerkingtreding van dit besluit die landsdienaren reeds krachtens die bepalingen ter verantwoording zijn geroepen, is dit besluit niet van toepassing en blijven die bepalingen voor de voortzetting der aangevangen procedure van kracht. Besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië van 10 December 1873 Il; 0, (B ij b 1 a d Il? 2718) (1). Zie ook B ij blad n? 2911). Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Eer stel ijk: Met intrekking van alle strijdige voorschriften, te bepalen: Art. 1. In plaats van liet kasmemoriaal [§ 30 van de voorschriften voor het kasbeheer enz. (2)] worden door de algemeene ontvangers aangehouden: «. registers van ontvang volgens de hierbij gevoegde formulieren (comptabiliteit N06. 1, 2 en 3); &. een register van uitgaaf volgens hierbij gevoegd formulier (comptabiliteit 11; 5). Alle ontvangsten en uitgaven, in 1874 gedaan, worden in die registers geboekt. Elke maand wordt afzonderlijk opgeteld. c. een kasboek volgens het hierbij gevoegd formulier (comptabiliteit n! 30). In dit boek worden alle ontvangsten en uitgaven dadelijk ingeschreven, met uitzondering van de voorloopig in hulpregisters van ontvang en van uitgaaf geboekte posten, waarvan de inschrijving in totaal voor elke soort van ontvangst en van uitgaaf dagelijks geschiedt. (') Bij G. B. van 5 Maart 1910 n°. 36 is met buitenwerkingstelling van de voorschriften voor de algemeene ontvangers van 'slands kassen, opgenomen in het besluit van 10 December 1873 n°. 6 (Byblad op het Staatsblad n°. 2718), zooals dat besluit sedert is gewijzigd en aangevuld, den Directeur van Financiën gemachtigd om, ter vervanging daarvan, de noodige voorschriften vast te stellen, zullende daarbij echter behooren te worden gehandeld in overleg met de Chefs der overige Departementen van Algemeen Bestuur en ten aanzien van ook aan de Algemeene Rekenkamer in te dienen verantwoordingstukken niet tot wijziging of aanvulling van bestaande modellen of tijdstippen van inzending mogen worden besloten dan na raadpleging van dat College, onder aanteekening dat vorengemelde buitenwerkingstelling ingaat met den dag, waarop de door genoemden Departementschef vast te stellen regeling in werking treedt. Zie ook G. B. van 17 Maart 1906 n°. 30 en 5 Maart 1910 n°. 26. (') Bijblad n°. 2009. Het kasboek wordt dagelijks afgesloten met vermelding van het saldo. De algemeene ontvanger teekent onder de afsluiting aan of het boeksaldo met het saldo in kas overeenkomt, en zoo neen, welk verschil er bestaat. De Directeur van Financiën stelt de modellen vast van de hulpregisters van ontvang en van uitgaaf en bepaalt welke ontvangsten en uitgaven voorloopig in die registers worden geboekt om vervolgens maandelijks in totaal en soortsgewijze in de registers van ontvang en van uitgaaf (comptabiliteit X08. 1, 2, 3 en 5) te worden overgenomen .(Bijblad n; 3567). Art. 2. De algemeene ontvangers houden een memoriaal van inkomsten aan, volgens hierbij gevoegd formulier (comptabiliteit Il; 4). Zij boeken daarin, te rekenen van 1 Januari 1874, al'e inkomsten met wier invordering zij belast zijn, onverschillig of de schuldvordering vóór of in het dienstjaar 1874 is ontstaan. De inkomsten, welke door andere comptabelen, die aan de Rekenkamer rekening afleggen, worden geïnd en overgestort bij de algemeene ontvangers, zoomede die, welke bij de betaling van bezoldiging, wachtgeld en dergelijken worden ingehouden volgens de betrekkelijke staten, ordonnanciën of mandaten. — worden niet in het memoriaal opgenomen. Evenmin worden opgenomen de inkomsten, voorkomende in ten kantore aanwezige leggers of kohieren over het loopende jaar. In die leggers of kohieren wordt de betaling aangeteekend door vermelding van de dagteekening en van het nummer der boeking in het register van ontvang, en, zoo niet de geheele vordering in eens is betaald, ook van het betaalde bedrag. Drie maanden na afloop van een jaar, worden de dan nog achterstallige posten, in leggers en kohieren voorkomende en tot dat jaar betrekkelijk, in het memoriaal overgebracht. Het memoriaal is verdeeld in tien afdeelingen. namelijk één voor elke afdeeling der begrooting, één voor de mutatiën van geld en één voor de rekeningen met derden. Elke afdeeling heeft hare eigen nommering, beginnende met één. Tusschen de onderscheiden afdeelingen en evenzoo tusschen de onderscheiden artikelen wordt bij den aanleg van het memoriaal de noodige ruimte gelaten voor latere bijboeking en aanvulling. Art. 3. De afgifte van ordonnanciën en mandaten van storting aan de schuldenaren wordt, te rekenen van 1 Januari 1874. vervangen door de opdracht tot invordering aan een algemeen ontvanger, boeking door dezen in het memoriaal van inkomsten en kennisgeving door dezen aan den schuldenaar, een en ander onverminderd de aanteekening van de in te houden of te verrekenen bedragen, op ordonnanciën en mandaten. Art. 4. (Gewijzigd zie bij Bijbladen N06. 4873 en 6699, zie ook Bijblad Il? 5167). Binnen acht dagen na afloop van elke maand, voor het eerst na afloop van de maand Januari 1874, zenden de algemeene ontvangers aan den Directeur van Financiën een maandstaat in duplo volgens hierbij gevoegd formulier (comptabiliteit n; 6). De bewijzen van gedane uitgaven worden daarbij overgelegd onder bijvoeging van een staat in duplo volgens hierbij gevoegd formulier (comptabiliteit ü! 7). Voor elke afdeeling der begrooting wordt een afzonderlijke staat 11? 7 opgemaakt; evenzoo voor de teruggaven. Voor de rekeningen met derden en voor de mutatiën van gelden wordt de staat n! 7 departementsgewijs opgemaakt. (Zie omtrent het afgeven van Gouvernements-wissels de beschikking van den Directeur van Financiën van 24 Februari 1910 11? 3055 en de circulaire van dien Departementschef van 24 Februari 1910 11! 896/3056 en omtrent de betaling van Marine-wissels Bijblad N03. 4155, 877, 1036, 1527, 2139, 2168, 3526, 3825 en 4155). De uitgaven, betrekkelijk hetzelfde artikel der begrooting en hetzelfde dienstjaar, worden achter elkander vermeld; evenzoo de uitgaven betrekkelijk dezelfde rekening met derden. Nevens den maandstaat worden extracten daaruit overgelegd, bevattende de ontvangsten voor de afdeelingen Binnenlandsch Bestuur; Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid; Burgerlijk Openbare Werken; Oorlog en Marine. Elk extract bevat de ontvangsten van ) wordt aan de Algemeene Rekenkamer kennis gegeven onder overlegging der bewijsstukken. Art. 13. De duplicaat mandaten ten laste der begrooting, met de daarbij behoorende staten 11! 8, worden nagezien en zooveel noodig gewijzigd, wat de aanteekening van den begrootingspost betreft. Na boeking in de registers 11! 10 en 11 worden zij behoudens het geval van het vóórlaatste lid van het vorig artikel — met de staten ll5 8, deze in duplo, aan de Algemeene Rekenkamer gezonden, onder overlegging van een voorstel tot boeking volgens bijgevoegd formulier (comptabiliteit 11; 15). Wanneer er bij het departement bedenking bestaat tegen eene uitgaaf, wordt daarvan mededeeling gedaan aan den hulpordonnateur, opdat aan de bedenking zooveel mogelijk worde te gemoet. gekomen. In afwachting daarvan kan de uitgaaf worden geroyeerd van den staat n! 8. Xadat aan de bedenking is te gemoet gekomen door aanvulling van de stukken, door terugstorting van het bedrag of op andere wijze, worden de stukken, zoo noodig met een afzonderlijken staat Il? 8 in duplo en formulier Il! 15, aan de Algemeene Rekenkamer gezonden. Op gelijke wijze wordt gehandeld, wanneer aan de bedenking niet wordt te gemoet gekomen en niet blijkt, dat niet is voldaan aan de eischen gesteld bij art. 37 sub a. b en c van de instructie voor de Algemeene Rekenkamer. Met de duplicaat-mandaten, waartegen de Rekenkamer bedenkingen heeft geopperd, wordt gehandeld als in de beide vorige alinea's is bepaald. In elk geval, waarin een duplicaat-mandaat op een anderen staat Il! 8 wordt overgebracht, verwijst deze naar den eerste. De staten 11? 8. behoorende bij duplicaat-mandaten, kunnen zoo noodig door of namens den departementschef worden onderteekend. Art. 14. Met de duplicaat-ordonnantiën ten laste der begrooting, die geen betrekking hebben op uitgaven, aan het voorafgaand onderzoek der Algemeene Rekenkamer onderworpen, wordt gehandeld overeenkomstig het tweede, zesde en zevende lid van het vorig artikel. In den staat 11° 8 wordt het woord ,,m a n d a a t", vervangen door ordonnanti e". Art. 15. I>e wijzigingen in de vermelding van den begrootingspost. op de duplicaat-mandaten en ordonnantiën. worden op de origineele overgenomen. Het departement van Financiën ontvangt daartoe de noodige mededeelingen van de overige departementen. De duplicaten, die eene onjuiste aanwijzing van de begrootings-afdeeling bevatten, worden gezonden aan het departement waar zij behooren. Art. 10. [Gewijzigd zie Bijblad X"8. 4873, 5167 (sub IA) en 6699], Xa terugontvangst van een exemplaar der staten Il! 8, wordt de boeking ter Algemeene Rekenkamer. wat de ordonnantiën betreft, ingevuld in de registers X08. 9 en 1!). Bij de verzending, overeenkomstig art. 18. van bewijzen van zonder ordonnantie of mandaat gedane uitgaven ten laste der begrooting, wordt aan de Algemeene Kekenkamer een staat li5 8 in duplo gezonden en een formulier Il! 15. Het opschrift van den staat U! 8 wordt daarvoor gewijzigd; in plaats van de dagteekening en het nominer van het mandaat wordt gesteld een verwijzing naar den staat waarop en het nomuier waaronder de quitantie is vermeld. De duplicaat-mandaten en ordonnantiën betrekkelijk teruggaven worden, na onderzoek, aan de Algemeene Rekenkamer gezonden, vergezeld van een exemplaar van den staat 11! 8 en die betrekkelijk de rekeningen met derden en mutatiën van gelden, vergezeld van eene geleidelijst in simplo. Op de ordonnantiën en mandaten van betaling of in uitgaafstelling ten laste van die rekeningen met derden waarvan elke uitgaaf moet overeenkomen met of een aangewezen deel vormen van eene te voren gedane ontvangst, wordt bekend gesteld waar en wanneer het bedrag, welks uitgaaf bevolen wordt, in 's lands kas is gestort en onder welk hoofd het is ingenomen. Art. 17. De hoofden der departementen van algemeen bestuur geven aan de onder hen ressorteerende comptabelen, met de inning van gelden belast, voorschriften tot indiening van maandelijksclie of driemaandelijksche verantwoordingen wat de inrichting betreft, zooveel mogelijk overeenstemmende met de bestaande maandstaten der algemeene ontvangers. De overlegging van bewijzen van overstorting en teruggaaf wordt, ten aanzien van hen, die hunne ontvangsten overstorten bij de algemeene ontvangers, daarbij in dier voege geregeld, dat het totaal van de bij de staten over één jaar over te leggen bewijzen overeenstemmen met het totaal der ontvangsten. Art. 18. De als geldig beschouwde bewijzen van uitgaaf, door comptabelen overgelegd, worden, na examinatie, met een staat in duplo en een borderel volgens hierbij gevoegd formulier (comptabiliteit 11! 10) aan de Algemeene Rekenkamer gezonden. Die, welke niet als geldig kunnen worden beschouwd, worden teruggezonden. Wanneer de comptabele desniettemin meent, dat zij als geldig moeten worden aangenomen, kan hij verzoeken. dat de bewijsstukken aan de Algemeene Eekenkamer worden gezonden. In dat geval wordt op het borderel II5 lf> aangeteekend, dat de inzending geschiedt op verzoek van den comptabele en worden de bedenkingen tegen de geldigheid medegedeeld. Wanneer de Algemeene Rekenkamer het bedrag van eenig bewijsstuk niet in de rekening toelaat, dan wordt het teruggezonden ten einde den comptabele in de gelegenheid te stellen daarvan gebruik te maken bij liet inbrengen van bezwaren tegen de beslissing der Algemeene Rekenkamer omtrent zijne rekening. Wanneer tengevolge van liet niet als geldig aannemen van een bewijsstuk, dat. naar het oordeel van den departements-chef, niet vatbaar is voor verbetering of vervanging, een te kort in kas wordt aanwezig geacht en dit niet dadelijk door inkasstorting van het bedrag is gedekt, wordt van de zaak kennis gegeven aan den Gouverneur-Generaal met een voorstel omtrent den te nemen maatregel. Hetzelfde geschiedt wanneer, naar het oordeel van den departements-chef, te lang wordt gedraald met verbetering of vervanging van een bewijsstuk, of wanneer kwade trouw wordt vermoed. De bepalingen van dit artikel zijn ook toepasselijk op de uitgaven, gedaan uit gelden ter goeder rekening verstrekt, volgens het tweede en vierde lid van art. 40 der wet van 23 April 1804 (Indisch Staatsblad n? 106). Eene verklaring, behelzende het bedrag der als geldig aangenomen bewijsstukken, wordt gesteld op een terug te zenden exemplaar van de maandelijksche of driemaandelijksche staten bedoeld in art. 17. Art. 19. Een exemplaar van de staten n? 7 der algemeene ontvangers wordt, na de examinatie, door het departement van Financiën gezonden aan de betrokken departementen ter aanteekening in de register X08. 0 en 10 of de staten Il! 8. Art. 20. (Gewijzigd zie Bijbad N09. 4873 en 5714). Bij de departementen van algemeen bestuur wordt kantoorsgewijze aangehouden een dubbel van de memorialen van inkomsten der algemeene ontvangers zoomede aanteekening van de aan andere comptabelen speciaal opgedragen invorderingen. De departementen van algemeen bestuur doen aan de algeineene ontvangers opgaven toekomen van in te vorderen bedragen, ter boeking in liet memoriaal van inkomsten. Zij zorgen dat alle in te vorderen bedragen, die nog in hunne boeken openstaan of behooren open te staan, aan een der kantoren van invordering geboekt worden. De bedoelde opgaven behelzen alle gegevens, die voorde boeking of invordering van belang kunnen zijn. De algemeene ontvangers worden zooveel noodig dooide departementen ingelicht omtrent hetgeen op de invordering van invloed kan zijn. De opdrachten tot invordering, bedoeld in art. 3 der bovenaangehaalde voorschriften, opgenomen in Bijblad Ils 2718, en de met zulke opdrachten gelijkgestelde opgaven van in te vorderen bedragen worden aan de algemeene ontvangers gedaan door toezending van. formulieren volgens het hierbij overgelegd model, comptabiliteit 11? 28, behoudens de bijzondere formulieren bij andere Regeeringsbeschikkingen voorgeschreven. De opdrachten en opgaven, alsmede de mededeelingen aan de algemeene ontvangers van hetgeen op de invordering van invloed kan zijn, geschieden door tusschenkomst van de hoofden van gewestelijk bestuur, voor zoover de opdrachten enz. niet van hen zeiven afkomstig zijn. De hoofden van gewestelijk bestuur houden een register aan volgens het mede hierbij overgelegd formulier comptabiliteit n; 20, waarin worden aangeteekend zoowel de van hen afkomstige opdrachten als de door hen aan de algemeene ontvangers doorgezonden opdrachten en opgaven als bovenbedoeld. Van de opdrachten en opgaven van anderen dan de hoofden van gewestelijk bestuur afkomstig wordt, door hen die ze deden, driemaandelijks mededeeling gedaan aan de betrokken Inspecteurs van Financiën. Van elke storting in 's lands kas ter zake van eene vordering, omschreven in eene door hen ontvangen opdracht tot invordering of daarmede gelijkgestelde opgaven, ' wordt door de algemeene ontvangers dadelijk kennis gegeven aan den afzender, zoo deze niet liet hoofd van gewestelijk bestuur zelf is, door tussclienkomst van dit bestuurshoofd. Als hoofden van gewestelijk bestuur worden voor de toepassing der vorenstaande regelingen in de residentiën Padangsclie Bovenlanden en Tapanoeli de aldaar bescheiden Residenten en in de afdeelingen Buitenzorg en Krawang der residentie Batavia de Assistent-Residenten dier afdeelingen aangemerkt, welke Residenten en Assistent-Residenten mede bevoegd zijn aan de in hun ressort gevestigde algemeene ontvangers opdrachten tot invordering te doen. Op den Resident van Batavia zijn de bedoelde regelingen niet van toepassing. Art. 21. Het departement van Financiën ontvangt van de overige departementen de opgaven, die het noodig heeft voor het toezicht op het beheer der algemeene ontvangers. Het geeft aan de algemeene ontvangers voorschriften omtrent de inzending aan de departementen van algemeen bestuur van opgaven of afschriften der boekingen in het memoriaal van inkomsten. Art. '2'2. Het departement van Financiën zendt de extracten uit de maandstaten der algemeene ontvangers aan de overige departementen, nadat de overeenstemming met de maandstaten zelve gebleken is. Deze extracten worden door laatstbedoelde departementen zooveel mogelijk vergeleken met stukken van andere comptabelen en dergelijke ten einde een voorloopig toezicht te houden op de regelmatige verantwoording door de algemeene ontvangers. Art. 23. Deze voorschriften worden voor het eijrst toegepast op de dienst van 1874. OVERGANGSBEPALINGEN. Art. 24. De registers voor de dienst van 1874 blijven op den bestaanden voet ingericht. De duplicaat-ordonnantiën en mandaten, waardoor vooruitbetaling heeft plaats gehad op vorderingen, aan het voorafgaand onderzoek der Algemeene Rekenkamer onderworpen, worden, wanneer dit onderzoek reeds heeft plaats gehad, aan dat college gezonden met het duplicaat van het formulier II? 12 en met een voorstel tot boeking vermeldende liet nominer der boeking in het register n; ïo. Daarbij worden overgelegd de bewijsstukken, die bij liet onderzoek der Algemeene Kekenkamer hebben gediend en door haar niet zijn teruggehouden. Art. 25. (Aangevuld. Zie Bijblad 11! 4275 en 51(i7). De departementen van algemeen bestuur verzoeken aan de Algemeene Eekenkamer de toezending van de rekeningen en bewijsstukken, over een of meer gedeelten van het jaar 1^74 reeds ingediend. Die rekeningen treden zooveel mogelijk in plaats van de in art. 17 bedoelde. De bewijsstukken worden behandeld overeenkomstig art. 18. De ordonnateurs en hulpordonnateurs geven dagelijks aan ieder der algemeene ontvangers, op wier kassen dien dag ordonnantiën of mandaten van betaling zijn afgegeven, daarvan kennis door middel van een advieslijst, volgens het aan dit besluit gehecht model. Aan iederen algemeenen ontvanger wordt per dag niet meer dan één lijst gezonden. Van de onafgehaalde vendurendementen, en van de opbrengsten bij openbaren verkoop van gestrande en opgevischte voorwerpen, van entrépötgoederen, van geschut vee, van in rijtuigen en stations der Spoor- en Tramwegen achtergelaten voorwerpen en van bij de Spoor- en Tramwegdiensten onafgehaalde of onbestelbare goederen, welke tengevolge van het onbekend zijn der rechthebbenden in 's lands kas gestort en onder rekening van derden geboekt zijn en indien niet binnen zeker tijdsverloop opgevorderd lands-eigendom worden, worden bij het daarbij betrokken departement van algemeen bestuur registers aangehouden volgens het aan dit besluit gehecht model D. (Dit model is als vervallen te beschouwen door de hierbij opgenomen model I en II). VOORSCHRIFTEN voor de hulpordonnateurs ten vervolge op het besluit van 10 December 1873 11! 6. Art. 1. (Aangevuld zie Bijblad n; 5133). De hulpordonnateurs houden, voor elke dienst afzonderlijk, een register van ingediende vorderingen en een register van afgegeven mandaten aan volgens bijgevoegde formulieren (comptabiliteit N°®. 17 en 18). Ue vorderingen worden in het register n; 17 geboekt, zoodra zij zijn ingediend. Eene onderteekende verklaring, vermeldende de dagteekening der indiening, wordt op de ingediende rekeningen gesteld. A\ orden de stukken in orde bevonden, dan worden zij dadelijk aan het betrokken departement van algemeen bestuur gezonden. Anders worden zij onder mededeeling der gebreken dadelijk terug gegeven. Elke maand wordt aan elk departement opgaaf gedaan t an de ingezonden stukken, die meer dan drie maanden te voren zijn ingezonden, en waaromtrent nog geen bericht is ontvangen. In het belang van het toezicht op de vlugge behandeling en doorzending der stukken, nemen de hulp-ordonnateurs na afloop van elke maand inzage van het register van ingediende vorderingen en houden van deze hunne verrichting telkens aanteekening door het stellen van hun paraaf of naamteekening. Art. 2. Tusschen 1 en 15 Juli wordt aan de betrokken departementen kennis gegeven van alle nog openstaande vorderingen, tot de dienst van het vorig jaar betrekkelijk, met opgaaf van den datum der inzending aan het betrokken departement. Art. 3. Aangevuld (zie Bijblad n? 4275). Het bepaalde bij art. 10 van het besluit van 10 December 1873 n! 6 is ook toepasselijk op de diensten van 1875 en volgende jaren. In de staten II' 8 worden de voorschotten ter goeder rekening afzonderlijk artikelsgewijs opgenomen en opgeteld. De ordonnateurs en liulp-ordonnateurs geven dagelijks aan ieder der algemeene ontvangers, op wier kassen dien dag ordonnantiën of mandaten van betaling zijn afgegeven, daarvan kennis door middel van een advieslijst, volgens het aan dit besluit gehecht model. Aan iederen algemeenen ontvanger wordt per dag niet meer dan één lijst gezonden. Voorschriften. 8 ■ Model behoorende bjj Bijblad n°. 4275. ADYIESLIJST van afgegeven ZZZT van betaling op 's lands kas te Datum Nommer van het van het Rechthebbende. Bedrag, betalingstuk. betalingstuk. Aan , den 19 den algemeenen ontvanger De (') van 's lands kas te (*) Titel van den ambtenaar, door wien de betalingstukken zijn onderteekend. Behoort bij Q-ouv. Besluit 10 December 1873 n°. 6 (Bijblad n°. 2718). Comptabiliteit noB. 1, 2, 3. Residentie Kantoor Java en Madoera. Buitenbezittingen. REGISTER 1. Afdeeling: 2. Afdeelingen: Regeering, Justitie, Binnenlandsch Bestuur, Onder 3. Afdeelingen: Oorlog, Marine, mutatiën Omschrijving der ontvangsten. Memoriaal g, Aanwijzing der g °ls of '3 personen, ^ % © Kohier. (j00r wje en voor ® -g ö bb _ r-j k. B "S, rekening van wie ~ g « g ° ,. Artikel. « betaald is. « > 3 +=> S hng. O <1 t> 1 = ■ r —_ . Totaal VAN ONTVANG. Financiën. wijs, Eeredienst en Nijverheid en Burgerlijke Openbare Werken, van geld en rekening van derden. fllfl Behoort bij Gouv. Besluit 10 December 1873 n". 6 (Bijblad n'. 2718). Comptabiliteit n°. 4. Residentie Kantoor Afdeeling MEMORIAAL VAN INKOMSTEN. ü | * Ontvangsten. ® j5 ® 0 Omschrijving ö-gÜ -5 Ö van , . £ Boeking. ^ Sg § Ö kD © . tn+j Ü CD ^ n 1.-1 S 03 O tH) cö o *J3 © g elk artikel. | -b Nom. g| § - il £ g Qa DeeL mer. ^ | I MODEL COMPTABILITEIT N°. 5. Behoort "by Gouv. Besluit. 10 December 1873 n°. 6 (Bijblad n°. 2718). Comptabiliteit n". 5. Residentie Kantoor REGISTER VAN UITGAAF. ■g Ordon- BETAALD BEBRAG. s_, nancie of „ ; S mandaat. ^ k © 11 Mutatiën. Bekening yan derden. I < I t d | I f I § I P 1^i I 1 11» . I 03 ^ ' bn lm-^1 C GD ^ t : s i I ! 1 sl» ! i M tl PKI311 lilIIi 11 l 1 . ■§ 1 s, £ S 3 a.| o I 1 I 2 gg ■§§ ■gf |I | « g| g 1 | | ^ 5 | gë | I I t 'g * a| 2 g ! i ! f| flfllll?! 1 & I | 5 Kl I • * § 1 g « Itt 1* 1 « « 3 : l Sl |1 Ü || | a |S | « 5 | g g Sd öSc H © 22 ® o . ® ® ? cd ® ® ö'ö'ödfi .. öd (.vr1 £3 ö c3 +3 © B £ Ö "S'g ,§ g ^ .5 I I I g g.® | s | | § x s 1 gs S" g-§ 2 -S g së 2 SS ^ d 1 o ® O K T3 :pg ai § S1 ® C ■» S -SS -5^ ■« 5 6D , ® =5 J ®a , s g gjï p,« 3 3q m S S .S ~a as«Éa-s |ga| 1 g sf al- ss s s s? 1 I 1 Së •^?«g^B-I§s^|l&'2|:3 1? ■§ 1 o s s ^ ï • ï S & § &M ij &$ & & g ! § g •sg £S:Slte£ g |2§g § | J25- ö fi Prr O M P- ; M j _ | I i „i—- ^ M_l J —:-J- Totaal ! Behoort by G-ouv. Besluit 10 December 1873 n°. 6 (Bijblad n°. 2718). Comptabiliteit n". 6. Besidentie Jaar Maand MAANDSTAAT van den 19 " ii — Over de Bedrag der ongvangsten 0yerde TOrige ~ maand, maan- over de den. over de vorige Tnt.al Balans. — maand, maan- ocaaiden. Aanwyzing'van de bu de raming aangegeven middelen; verder Ontvangsteri • ■ Contraposten en Mutatiën van Geld uitgaven De ontvangsten worden afdeelingsgewijs getotaliseerd .... Totaal —■> Bedrag Verschil . • — Saldo van jaarrekening van het vorig jaar over de vorige m + -t Saldo van rekening van derden, blijkens onderstaanden staat Verzameling der ontvangsten. maand, maan- -LotaaL , A . , (jeil> Bedrag van het saldo in kas Regeering en hooge Collegiën | ~~ Rekening van Derden. Departement van Justitie —- „ „ Finantiën * » Q ,, . , „ „ Binnenlandsch Bestuur iii iS TTite-aven « u Onderwijs, Eerediensten Nijverheid. . . 0Pstendtr ove? de Totaal. ovfr de der Burgerlijke Openbare Werken vorige maand maand. 111 Kas" ;; T H::: : : : : : :::::::: ""**»■ w Ontvangsten van gemengden aard en toevallige baten . . . Aanwijzing van de T . . verschillende hooflotaai den van Rekening t ■ 'ij van Derden. Mutatien van geld Totaal Generaal. ... ^ Totaal. ... Bedrag Bestanddeelen van het saldo in Kas. over de over de vorige mntnQ, Geld. Uitgaven. maand, maan- 10caal- Bankpaier onder de f 100— den. Idem van f 100.— t/m f 1000.— Afdeeling I Regeering en hooge Collegiën ....... " Zilver \ ?' p^m?n?niügen ' • ' „ II Departement van Justitie ' Koper . .' » ™ n » Finantiën. . . . . . . . v Betalingstukken. » Iv n „ Binnenlandsch Bestuur. . Terugontvangen bii missive van den Directeur van Financiën van „ V ,, ,, Onderwijs, Eeredienst en „ van Nijverheid . " " " " " " " van • YI „ der Burgerlijke Openbare W er- " " ken Totaal. . . „ VII „ van Oorlog ——_____________ ' — Yjjj Marine ... Teruggaven Aldus opgemaakt door den Algemeenen Ontvanger, Totaal te den 19 Remises naar andere kassen Uitbetaalde stortingsbewijzen „ wissels — Delegation en andere uitgaven voor het Departement van . Koloniën - . . . . (1) j)eze kolom wordt niet ingevuld in den maandstaat over Januari 1874. Het saldo — der rekeningen van derden op 31 December 1873 is begrepen onder het bovenvermelde Totaal Generaal «saldo van de jaarrekening van het vorig jaar." Algemeenen Ontvanger te tl Behoort bg Gouv. Besluit 10 December 1873 n°. 6 (Bijblad n®. 2718). Comptabiliteit n°. 7. Maand 19 Af deeling der begrooting ('). STAAT van uitgaven, gedaan door den algemeenen ontvanger te Ordonn. of è ^ ^ c Aanwijzing van mandaat. ~ " g. CD ^ ^ C 3 den ordonnateur ^ ^ | ^ ® p< o of hulpordon- ^ "®b 2 se . 2 ö ®^og£-$S nateur. m.S | g sg 5 g O Cö H O .3 ^ hn ® O S > p c iz; p <3 pq pq ^ Aanwijzing van mandaat. 1 g g •3 ' nateur. w>.g S g :g g .g ■u.m c £ ë S m S- -3 | " Per transport f I Totaal. . . . f Deugdelijk verklaard tot een bedrag van De Algemeene ontvanger, Behoort bij Gouv. Besluit 10 December 1873 n°. 6 (Bijblad n'. 2718). Comptabiliteit n'. 8. Dienstjaar Afdeeling der begrooting ('). Maand 19 STAAT van duplicaat-mandaten met de bewijsstukken, ingezonden door den Volgnummer. Artikel dor boting. Dagteeke- & ning. g, g Kommer. Rechthebbende. Bedrag. Bedrag per artikel. Nommerder boeking bij het departement Nommordorbooking bij de Alg. Rekenkamer. Aanteekening der betaling. (') Aanmerkingon. den De (') Bij uitgaven voor rekening van derden wordt de aard deirekening gesteld in plaats van de afdeeling der begrooting. (') Deze kolom wordt aan het departement en bij de Rekenkamer ingevuld. Behoort b\j Gouv. Besluit 19 Januari 1875 n". 9 (Bijblad n°. 2814). Comptabiliteit n\ 9. Dienst 19 Artikel " -U-=—_ _ _ t, v. BE SCHIKKINGEN. Beschikbaar bedrag ^ ' OmcirVii-iivino- Nommer AANTEEKENINGEN. en Volg- scnryving hofildns1 Oldonnantie. Rfifa o. a. van de toepassing van ■Rfirhthfihhonrifi dar ü /> k- ^ £ art. 46 der wet van 23 April wijzigingen daarvan. nommer * Bedrag. by de Alg. , „ 1864, staatsblad No. 106, en v & 6 nommer. iiitcraaf Rekenka- nofnm -NOm- lmg. van het nommer waaronder Ultjgaai, Datum. e de vooruitbetaalde 80 pCt. 4J 1 * in hetregisterlOvoorkomen. ' j i . ; gÉÉft ' ||| • i ^OORSCHKIFTEN. 9 - REGISTER VAN UITGAYEN vóór de betaling aan het onderzoek i der Algemeene Rekenkamer onderworpen. Behoort "by Gouv. besluit 19 Januari 1875 n°. 9 (Bijblad n". 2814;. Comptabiliteit n°. 10. Dienstjaar Artikel register, Van uitgayen niet vóór de betaling aan het onderzoek: öer Algemeene Eekenkamer onderworpen. __________________________•— beschikkingen. Beschikbaar bedrag Ordonnantiën, Mandaten en Mandaten en betalingen Ordonnantiën. betalingen zonder zonder ordonnantie en ^ ordonnantie of mandaat. of mandaat. § 4 | Recht- I «| „ „ 7 TT. Ü ® Si1 S hebbende. c g-S ° rag' bij de Algemeene msc l> ^ p ^ g ^3^^ Rekenkamer. I • m Behoort bij Gouv. besluit 19 Januari 1875 n". 9 (Bijblad n°. 2814). Comptabiliteit n". 11. Dienst |r-— & Ordonnancie of mandaat i VERREKENINGEN. Aanteekeningen, £ ë waarbyj verstrekt. I . o. a. van in het register | Aard. Z S Ordonnateur Dagteekening Bedrag. stukken waaruit de Tiid bVdragetTeTvan^de I ' ü * *"*■ „» ; »w>- Be,lrag' »— »»«! *o h ku ordonnateur. Nummer. icKemng. # £ < ** king. , •_ register Voorschotten. * Comptabiliteit n°. 12. N°. Dienst 19 . Begrooting van Ned.-Indië. Hoofdstuk II. Departement van Afdeeling Ten behoeve van Onder-Afdeeling Artikel N°. van het register n". 9. wordt verevend een bedrag van Autorisatie van betaling. wegens Batavia, den De Goedgekeurd tot bovenver- De goedkeuring wordt geweimeld bedrag, geboekt onder gerd om de redenen vermeld n\ in bijgaande nota. Batavia, den Batavia, den De Algemeene Rekenkamer, De Algemeene Rekenkamér, 2« tafel. 2' tafel. Fiat betaling (') .den Algemeenen Ontvanger te Batavia, den De Voldaan (') Casu quo in te vullen ingevolge art. 46 der wet van 23 April 1864, Staatsblad n'. 106. Behoort bij Gouv. besluit 19 Januari 1875 n°. 9 (Bijblad n" 2814). Comptabiliteit n°. 12. N°. Dienst 19 Begrooting van Ned.-Indië. Hoofdstuk II. ^ Departement van Afdeeling <1 Ten behoeve van Onder-Afdeeling 0 Artikel ^ 1—1 P_, N°. van het register n°. 9. ^ wordt verevend een bedrag van « Autorisatie van betaling. wegens Batavia, den De Goedgekeurd tot bovenver- De goedkeuring wordt geweimeld bedrag, geboekt onder gerd om de redenen vermeld n°. in bijgaande nota. Batavia, den Batavia, den De Algemeene Rekenkamer, De Algemeene Kekenkamer, 2« tafel. 2e tafel. Fiat betaling (*) den Algemeenen Ontvanger te Batavia, den De Voldaan ♦ (') Casu quo in te vullen ingevolge art. 46 der wet van 23 April 1864, Staatsblad n°. 106. Behoort hij Gouv. besluit 19 Januari 1875 n°. 9 (Bijblad n°. 2814). Comptabiliteit n°. 13. Dienst REGISTER VAN INGE DIENDE VORDERINGEN welke vóór de betaling aan de booordeeling der Algomeene Rekenkamer worden onderworpen. Doorloopend nommer van den ineender. by het Departement. Ingezonden door Dagteekening der rekening. Wanneer ontvangen bij het Departement. Naam van den schuldeischer. Ter zake waarvan en term\jn waarover. to © 85 10 of n. afgegeven. ! m Behoort b\j Gouv. besluit 19 Januari 1875 n°. 9 (Bijblad n°. 2814). Comptabiliteit n°. 15. DEPARTEMENT VAN Begrooting van Nederlandsch-Indië. Hoofdstuk II. Afdeeling DIENST. Wordt voorgesteld de op bygaande ~^~}n in duplo vermelde sommen tot een totaal bedrag van mandaten - , Waal'V00r ordonnancito Z«n afgeSeven door te boeken ten laste van de daarbij vermelde artikelen. Batavia, den 19 De Gebotkt tot een bedrag van Het bedrag der teruggezonden stukken aangewezen op het staat staten hierbij teruggaande exemplaar van de overgelegde 8^d°t- is Batavia, den 19 De Algemeene Rekenkamer, 2' tafel. Behoort bij Gouv. besluit 19 Januari 1875 n°. 9 (Bijblad n°. 2814). Comptabiliteit n°. 16. DEPARTEMENT VAN DIENSTJAAR Wordt voorgesteld de op bijgaande in duplo vermelde bewijzen van (') tot een bedrag van gedaan door als geldig aan te nemen en dat. bedrag in de rekening van den comptabele toe te laten. Batavia, den 19 De Als geldig aangenomen, ter toelating in de rekening van den betrokken comptabele een bedrag van Het bedrag der niet als geldig aangenomen stukken, aangewezen op het hierbij teruggaand exemplaar van de over- ^de Sr is Batavia, den 19 De Algemeene Rekenkamer, 2e tafel. (') Betaling, overstorting, teruggaaf, mutatiën van geld. Behoort bij Gouv. besluit 19 Januari 1875 n°. 9 (Byblad n°. 2814). Comptabiliteit n°. 17. Dienst Residentie REGISTER VAN INGEDIENDE VORDERINGEN welke vóór de betaling aan de beoordeeling der 1 Algemeene Rekenkamer worden onderworpen. , , ^ =, \i || §i 1 si ^ i 2 g É I s°.sil | | Naam van ^ g * £ ^ ^ § 1 I J I | 1 ^ "S I S? ^ 1 g" a g I c js % ° 3 den ® c -S a ® Bedrag. o, ^ ® S "2 - c § ^ S •§ ® ,S 2 •§ £p g tl |! ™d,r. || s J | &ë|s ||^ ! ° „ eJ 1 ~S gg s O fe £ ^ S O O '3 SF °« SF®<3§^5F®§^® rn ^ o Ss g § go . S 3 s & g ^ 5° o ^ ö -3 |g ■ë n ^ a « ■§ ™ O ? ®8i^pi'a^ ^(>céSg> \ J im I Behoort bjj Gouv. Besluit 19 Januari 1875 n°. 9 (Bijblad nc. 2814). Comptabiliteit n°. 18. Residentie Dienst 19 REGISTER VAN AFGE GEVEN MANDATEN. ^j= Ter zake waarvan en Begrooting. 0p weike kas Nommer en datum. Bedrag. Rechthebbende. . .. _ termijn waarover. Afdeeling. Artikel. afgegeven. 1 Voorschriften. 10 Besluit der Algemeene Rekenkamer dd°. 31 Mei 1875 ff 4398 (Bijblad ff 4016) zie art. 1 van GB. 1—1—1896 ff 1 en GB. 8—6—1896 II' 3. DE ALGEMEENE REKENKAMER. Gelezen enz. Gelet op artikel 86 der Comptabiliteitswet en artikel 38 der gewijzigde Instructie voor de Kamer, Staatsblad 1875 ff 24; Heeft besloten: 1°. Vast te stellen gelijk geschiedt bij deze: a. het model der jaarrekening in te dienen door de ontvangers van 's lands kassen ter voldoening aan artikel 6 van de bepalingen vervat in Staatsblad 1875 ff 23 O; b. het model der jaarrekening in te dienen door ontvangers van een of meer bepaalde middelen, in voldoening aan artikel 6 der bepalingen in Staatsblad 1875 ff 23. 2*. Den termijn van indiening van de sub 1 vastgestelde jaarrekeningen, te stellen: «. voor zooveel betreft het jaar 1874: vóór of op 15 Augustus 1875; ö. voor zooveel betreft het jaar 1875 en volgende jaren: vóór het einde van het eerste kwartaal van het jaar volgende op dat waarover de rekening loopt. Afschrift, enz. (') Vervangen door Staatsblad 1901 n'. 325. MODELLEN COMPTABILITEIT Nos. 19 EN 20. Behoort bij Bijblad n°. 4016. Comptabiliteit n°. 19. Residentie Jaar JAARREKENING van den Aanwijzing van de bij de raming aangegeven middelen; verder contraposten, Mutatiën van Geld en Rekeningen van Derden. De ontvangsten worden afdeelings- en rubrieksgewijs getotaliseerd Totaal. Bedrag der ontvangst. Verzameling der Ontvangsten. Regeering en Hooge Collegiën Departement van Justitie n „ Financiën „ Binnenlandsch Bestuur. „ Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid „ der Burgerlijke Openbare Werken van Oorlóg „ „ Marine Ontvangsten van gemengden aard en toevallige baten Totaal Contraposten Mutatiën van Geld Rekening van Derden Totaal generaal Bedrag. Algemeenen Ontvanger te Uitgaven. Afdeeling I. Regeering en Hooge Collegiën „ II. Departement van Justitie „ III. „ „ Financiën „ IV. „ „ Binnenlandsch Bestuur „ V. „ Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid „ VI. „ der Burgerlijke Openbare Werken „ VII. „ van Oorlog „ VIII. „ „ Marine Totaal Mutatiën van geld. .Diverse hoofden Rekening van Derden. Diverse hoofden Totaal generaal Balans. Saldo op ultimo December Ontvangsten gedurende Totaal Uitgaven gedurende Saldo in kas op ultimo December Bedrag. Bedrag. Aldus opgemaakt door den Algemeenen Ontvanger te , den 19 Behoort bij Bijblad n°. 4016. Comptabiliteit n°. 20. Residentie Kantoor JAARREKENING ■ • Nommer of letter van Bedrag het middel, bij do Aard der ontvangsten. der raming der middelen ontvangsten, aangewezen. ' j Totaal f NB. De aard der ontvangsten te beschrijven volgens de hoofden van inkomsten, voorkomende in de wet op de middelen voor het betrekkelijke dienstjaar, zoodanig, dat voor elke rubriek in die wet onder eén afzonderlijk nommer of eené afzonderlijke letter vermeld, slechts het totaal der ontvangsten wordt aangewezen. van over het jaar Stortingen in 's Lands Kas en terugbetalingen (per maand). Bedrag. Overstortingen. Januari ... Februari.. Maart April Mei Juni Juli Augustus . September. October ... November. December.. Januari.. Februari... Maart April. Mei Juni Juli Augustus.. September. October... November. December . Terugbetalingen. Totaal. , den De 19 Circulaire van den Directeur van Financiën aan de algemeene ontvangers van 'slands kassen dd°. 3 J u 1 i 1875 li' 8746 (Bijblad 11? 2889). Volgens art. 6 van de bepalingen omtrent de verificatie der ontvangsten in Nederlandsch-Indië en omtrent daarmede in verband staande onderwerpen (Staatsblad 1875 Il! 23) 0) moeten de algemeene ontvangers der lands kassen —■ in plaats van de vroegere respectenboeken — eene jaarrekening aan de Algemeene Rekenkamer indienen. De Algemeene Rekenkamer heeft daarvoor bij haar besluit van 31 Mei 1875 11; 43J18 vastgesteld het model, waarvan drie gedrukte exemplaren hierbij gaan, en tevens bepaald, dat de inzending moet plaats hebben: a. voor zooveel betreft het jaar 1874; vóór of op 15 Augustus 1875, en l). voor zooveel betreft het jaar 1875 en volgende jaren vóór het einde van het le kwartaal van het jaar, volgende op dat waarover de rekening loopt. UEdG. gelieve alsnu vóór of op 15 Augustus e. k. een exemplaar der bedoelde jaarrekening over 1874 te zenden aan de Algemeene Rekenkamer en een exemplaar aan mijn departement. Omtrent de opmaking teeken ik nog het volgende aan. In elk der registers van ontvang comptabiliteit N08. 1, 2 en 3 moet eene recapitulatie worden gesteld. In de kolom, „bedrag in letters", worden de namen der maanden opgenomen en in de volgende kolommen worden de totalen der ontvangsten over elke maand ingevuld. Het totaal over twaalf maanden wordt opgeteld. Daarna worden de verbeteringen aangebracht, bedoeld in de dezerzijdsche circulaire van 4 Augustus 1874 li: 13500 (2). Is b.v. in eene kolom eene som verkeerd geboekt geworden, dan wordt die som van het totaal der bedoelde kolom over het geheele jaar afgetrokken en opgeteld bij het totaal der kolom, waarin zij geboekt had behooren te worden, met verwijzing in de kolom, „bedrag in let- (') Vervangen door Staatsblad 1901 n°. 325. (') Bijblad n°. 2720. ters", naar het nommer waaronder de abusief geboekte post is ingenomen. Zijn er geen fouten gemaakt, dan zullen wat het totaal der landsmiddelen aangaat, de cijfers, voorkomende in de laatste kolom van den maandstaat comptabiliteit Il! 6, over December in overeenstemming zijn met de cijfers der jaarrekening. In het register van uitgaaf 11! 5 wordt eene recapitulatie gemaakt en worden de fouten hersteld op dezelfde wijze als voor de registers van ontvang is bepaald. In de eerste kolommen worden dan de namen der maanden en de nommers der foutieve boekingen opgenomen. VOORSCHRIFTEN VOOR DE ALGEMEENE ONTVANGERS, ORDONNATEÜRS EN HÜLPORDONNATEORS. Vastgesteld bij besluit van den Gouverneur-Genera al,van Nederlandse hIndië 20 September 1888 11* 26. (Bijblad n: 4597) zie BB. N08. 4598 e n 4937 en Staatsblad 1890 Il! 228. Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van de voorschriften, vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 10 December 1873 ü! 6 en artikel 4 van het besluit van 19 Januari 1875 ns 9 (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië N08. 2718 en 2814), te bepalen, dat de traktementstaten van Europeesche en Inlandsche ambtenaren en geëmployeerden, alsmede de ordonnatiën en mandaten — nadat de voorhanden voorraden van de daartoe thans gebezigd wordende gedrukte modelen zullen zijn verbruikt — worden opgemaakt overeenkomstig de aan dit besluit gehechte formulieren (comptabiliteit X06. 25, 26 en 27), wat de mandaten betreft met dien verstande, dat in het formulier n? 27 het woord „D epartement" wordt vervangen door: „G o u v e r n e m e n t", „R e s i d e n t i e", „G ewestelijke Intendanc e", enz. en dat het onderschrift, omtrent de onderteekening, naar omstandigheden wordt gewijzigd; behoorende de origineel ordonnantiën en mandaten (behoudens het bezigen van het witte zegelpapier voor de venduacceptatiën) te worden gedrukt op blauw papier in zwarten, en de duplicaten op blauw papier in rooden inkt. Afschrift enz. Behoort bij Bijblad n«. 4597. MODELLEN COMPTABILITEIT Nos. 25.26 EN 27. Comptabiliteit n° 25. Residentie Dienst 19 STAAT der traktementen, toekomende aan de onder over de maand staande ambtenaren en geëmployeerden bij 19 Naam. cs 3 O* 0 tD Ö t3 £ cc ^ 'p, ® ö s ° pq o pq ci &jd ö ® § Ü5 Civiel weduwen- en weezenfonds. ® . CD ö i2 CD ^ rG bfi c3 H 73 ® Ö o g ^ o M &d Ö ''Ö 2 2 SS ca -S ts3 fl Omschrijving. Bedrag. in 's lands kas opvorderbaar door Bedrag § te ~ § gestort. rechthebbenden. a =3 waar eT1 ^ g a 19 . 19 . 19 . 19 . 3 ,§ g wanneer. ^ 1 —ILJ___ o ' 3 T n ♦ . / Transporteere.... . UITGAVEN. Behoort bij G. B. dd°. 28 Augustus 1887 n°. -21 (Bijblad n°. 5167). MODEL ONTVANGSTEN (Dit model is in de practijk niet meer gebruikelijk. Men bedient zich van II. UITGAYEN. : ö* Q ttr __ OrflOTlTlflTThiA "Wclcir ÖI1 5? Waar en wanneer uruomidnue ö _ wanneer bij g Omschrijving. Beclrag. in 's Lands kas Omschrijving. Bedrag. of Lands kas © gestort. mandaat. verhandeld. g ; ^ I - i . . ^fodel Ila hierachter). MODEL II« ONTVANGSTEN. UITGAVEN. Waar en wanneer Q d Bij 's lands kas verhandeld. Omschrijving. Bedrag. in 's lands kas Omschrijving. Bedrag. J ™ crocf/vH- 01 manaaat« Waar gestort. 19 ia in -iq en wanneer. * . iy . iy . ■ r— _ _ f f f t r I i i « ' l ' 'II';' i Rekeningen van derden C) Mutatiën van geld O GELEIDELIJST van duplicaat ^onnantL niet de bewijsstukken, ingezonden door maand 19 SP © ö B ö ■g m m ® t, 2 d ' ® O £ ® © I «5 ^ ■§ 5 10 ^ ia sL S t-.cS 5 fetH-Se Ö ^ © p, S bD 2 © 3 -5 © H -o © '3 . a | S © | ^ p © C 3 2 Id & '© § ^ &£) g | ^ tlD § 6 f-S 5 I s | | 1 ■f ■§ -s SP § s 3 ® J J 3 J > Q « W M jzj *4 ^ (') Hier in te vullen de omschrijving van den aard der rekeningen of der mutatiën van geld. (*) Deze kolom wordt aan het Departement en bij de Eekenkamer ingevuld. Behoort bij artikel 10 alinea 3 van de bepalingen, vastgesteld bij artikel i van het besluit van 10 December 1873 n°. 6, Bijblad n". 2718, .zooals die alinea luidt ingevolge artikel 2 § II van het besluit van 12 September 1907 n°. 29. Behoort bij art. 3 van het besluit van 12 September 1907 n". 29 (Bijblad n°. 6699). Mij bekend: De Gouvernements Secretaris, (w.g.) M. S. KOSTER. EJ BIJBLAD No. 5906. MEDEDELINGEN TEN DIENSTE DER DOOR DE ALGEMEENE REKENKAMER TE BEWERKSTELLIGEN CONTROLE. MODEL DER TOELICHTING VAN DE JAARREKENINGEN DER COMPTABELEN. N*. 39. Buitenzorg, 16 April 1903. Gelet op het Koninklijk besluit van 1 Juli 1901 11? 54 (Indisch Staatsblad ü; 325) en op het besluit van 12 Maart 1902 IF 21 (Staatsblad 1F 134); Gelezen enz.: De Raad van Xederlandsch-lndië gehoord: Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: enz. Ten derde: Krachtens de artikelen 4 en 7 der bepalingen omtrent de wijze van verificatie der ontvangsten in Xederlandsch-lndië en omtrent daarmede in verband staande onderwerpen, vastgesteld bij het Koninklijk besluit van 1 Juli 1901 11; 54 (Indisch Staatsblad li5 325), en met intrekking van artikel 1 § 1 van het besluit van 23 Januari 1877 IF 9 (Bijblad op het Staatsblad van Xederlandsch-lndië 11" 3147); I. vast te stellen de aan dit besluit gehechte voorschriften, regelende van wie, in welken vorm en binnen welke termijnen de Algemeene Rekenkamer de bij artikel 3 der voorschreven bepalingen bedoelde mededeelingen voor de door de haar te bewerkstelligen controle ontvangt; II. te bepalen dat het model der toelichting van de jaarrekeningen der comptabelen, voorgeschreven in artikel 0 dier bepalingen, gelijk is aan dat, vastgesteld bij artikel 1 § II van het besluit van 23 Januari 1877 IV 9 (Bijblad- op het Staatsblad van Xederlandsch-lndië IF 3147); • zullende de inzending daarvan aan de Algemeene Rekenkamer moeten geschieden vóór 1 Juli van het jaar, volgende op dat waarop de rekeningen betrekking hebben. Ten vierde: enz. Ten vijfde: enz. Afschrift enz. Voorschriften, regelende van wie, in welken vorm en binnen welke termijnen de Algemeene Rekenkamer ontvangt de mededeelingen. ten dienste der door haar te bewerkstelligen controle, bedoeld in artikel 3 der bepalingen omtrent de wijze van verificatie der ontvangsten in Xederlandsch-lndië en omtrent daarmede in verband staande onderwerpen, vastgesteld bij het Koninklijk besluit van 1 Juli 1901 IF 54 (Indisch Staatsblad IF 325). De mededeelingen aan de Algemeene Rekenkamer, bedoeld in artikel 3 van het Koninklijk besluit van 1 Juli 1901 IF 54 (Indisch Staatsblad IF 325), geschieden door de departementen van algemeen bestuur: die bedoeld in IF 1: door middel van staten afzonderlijk voor elke belasting aanwijzende de rekenplichtigen met de invordering belast, en het door ieder hunner te innen bedrag. De staten worden ingediend nadat de gewone aanslag van eene belasting in een gewest geheel is afgeloopen. Suppletoire aanslagen worden medegedeeld naarmate zij voorkomen; die bedoeld in IF 2: a. wat de verpachte middelen betreft door middel van staten, aanwijzende de namen van pachters en borgen, den tijd waarover de verpachting loopt, de j>achtsommen; b. overigens door afschriften van akten, besluiten of beschikkingen of door staten of opgaven, vermeldende de namen van schuldenaren en borgen, tijdvakken, verschijndagen en te innen bedragen. De staten der verpachte middelen worden ingezonden, nadat de definitieve toewijzing van de pachten in ee-nig gewest heeft plaats gehad. De verder genoemde afschriften, staten of opgaven naarmate de zaken zich voordoen of een in de drie maanden: die bedoeld in II9 3: bij brief, nadat het bedrag der kosten bekend is; die bedoeld in door toezending, binnen drie maanden na afloop van een jaar, van eene opgaaf, aanwijzende voor elk kantoor afzonderlijk het op eiken dag afgegeven bedrag aan wissels waarvoor bij dat kantoor betalingen hebben plaats gehad. Naarmate de zaken zich voordoen door mededeeling van de berichten van afzending van geld uit Nederland en van de berichten van aanbrengst of voor de andere voorzieningen in gemeld 11: 4 bedoeld: die bedoeld in n5 5: door toezending van extracten naarmate de zaken zich voordoen; die bedoeld in Il: 6: door toezending van een exemplaar of een afschrift van het proces-verbaal binnen drie maanden na de opmaking. Alle mededeelingen moeten geschied zijn vóór 1 April van het jaar volgende op dat waartoe zij betrekking hebben. Het departement kan zich van mededeeling onthouden. wanneer het blijkt dat deze reeds op andere wijze heeft plaats gehad. Waar zij onvolledig is, wordt het ontbrekende aangevuld. BIJBLAD No. 7284. BETREFFENDE HET VOORAFGAAND ONDERZOEK DOOR DE ALGEMEENE REKENKAMER VAN VORDERINGEN. N\ 42. BESLUIT. Buitenzorg, (len 13dcn Mei 1910. Gelezen enz.: Gelet op artikel 45 der Indische Comptabiliteitswet enz.: De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord: • Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Zie Staatsblad 1910 n! 312. Ten tweede: Met buitenwerkstelling van de paragrafen I en II van artikel 2 van het besluit van 18 Maart 1901 n; 21 (Bijblad 11- 5574), zoomede van het besluit van 1 Januari 1903 1T 29 (Bijblad 11? 5836), van artikel 2 van het besluit van 4 Juni 1904 11! 14 (Bijblad 11! 6027), van de besluiten van 7 April 1003 U? 29, 12 Juli 1004 n? 48. 18 September 1904 11! 11 en