3394 - D23 B94 VEREENIGING VAN NEDERLANDSCHE BAKSTEENFABRIKANTEN KLINKER Tentoonstelling en Wegencongres te Brussel M L. J. VEEN AMSTERDAM VEREENIGING VAN NEDERLAND* SCHE BAKSTEENFABRIKANTEN ■ ■ ■ ■ ■ KLINKER Tentoonstelling en Wegencongres te Brussel L. J. VEER ï UITGEVER * AMSTERDAM 1910 VOORWOORD. De baksteenindustrie is een van de oudste en wellicht zelfs de oudste nijverheid in ons land en is van oecono» misch standpunt daarvoor van het grootste belang. Cijfers, welke de juistheid van deze stellingen kunnen bewijzen, zijn evenwel slechts in beperkten kring en zelfs daar ook maar in betrekkelijk geringe mate bekend, terwijl men in breederen kring weinig of niets weet van de tech. niek van het steenbakken. Om te trachten hierin eenigermate verandering te brengen, besloot onze Vereeniging deel te nemen aan de Tentoon. stelling, die verbonden is aan het Tweede Internationale Wegencongres. Een zeer groot deel toch der in ons land gebakken steenen vindt toepassing als verhardingsmateriaal voor straten en wegen, en de Hollandsche klinkerbestrating neemt op wegengebied eene bijzondere plaats in, al wordt ook dat soort bestrating elders (in Noord.Duitschland, België en Noord.Amerika o. a.) wel aangetroffen. Hetgeen wij op de Wegententoonstelling laten zien, zal in dit gidsje in het kort worden toegelicht, terwijl ook in groote trekken de gang van het steenbakkersbedrijf geschetst zal worden en tevens iets zal worden medegedeeld omtrent de toepassing van den baksteen als bouwmateriaal. Hun, die meer details mochten verlangen over ons materiaal, de toepassing daarvan in de wegen, of de bouw. techniek of omtrent eenig ander ermede verband houdend onderwerp, zal door ons Secretariaat (van Nispenstraat 18, Nijmegen) elke gewenschte nadere inlichting gaarne ver.' strekt worden. Wij hopen door onze tentoonstelling er toe mede te werken, zulks ook in verband met de door leden onzer Vereeniging aan het Congres uitgebrachte rapporten over ons hollandsche verhardingsmateriaal, dat de hollandsche klinker ook buiten ons land meer bekend wordt en <*e. waardeerd, in het belang zoowel van onze eigen industóe als van den goeden naam van ons land op technisch gebied. Het Bestuur van de Vereeniging van Nederlandsche Baksteenfabrikanten. VOORWOORD. De baksteenindustrie is een van de oudste en wellicht zelfs de oudste nijverheid in ons land en is van oecono» misch standpunt daarvoor van het grootste belang. Cijfers, welke de juistheid van deze stellingen kunnen bewijzen, zijn evenwel slechts in beperkten kring en zelfs daar ook maar m betrekkelijk geringe mate bekend, terwijl men in breederen kring weinig of niets weet van de tech* niek van het steenbakken. Om te trachten hierin eenigermate verandering te brengen, besloot onze Vereeniging deel te nemen aan de Tentoon» stelling, die verbonden is aan het Tweede Internationale Wegencongres. Een zeer groot deel toch der in ons land gebakken steenen vindt toepassing als verhardingsmateriaal voor straten en wegen, en de Hollandsche klinkerbestrating neemt op wegengebied eene bijzondere plaats in, al wordt ook dat soort bestrating elders (in Noord*Duitschland, Belgie en Noord*Amerika o. a.) wel aangetroffen. Hetgeen wij op de Wegententoonstelling laten zien, zal in dit gidsje in het kort worden toegelicht, terwijl ook in groote trekken de gang van het steenbakkersbedrijf geschetst zal worden en tevens iets zal worden medegedeeld omtrent e toepassing van den baksteen als bouwmateriaal. Hun, die meer details mochten verlangen over ons materiaal, de toepassing daarvan in de wegen* of de bouw* techniek of omtrent eenig ander ermede verband houdend onderwerp, zal door ons Secretariaat (van Nispenstraat 18, Nijmegen) elke gewenschte nadere inlichting gaarne ver5 strekt worden. Wij hopen door onze tentoonstelling er toe mede te werken, zulks ook in verband met de door leden onzer Vereeniging aan het Congres uitgebrachte rapporten over ons hollandsche verhardingsmateriaal, dat de hollandsche klinker ook buiten ons land meer bekend wordt en ge* waardeerd, in het belang zoowel van onze eigen industrie als van den goeden naam van ons land op technisch gebied. Het Bestuur van de Vereeniging van Nederlandsche Baksteenfabrikanten. DE HOLLANDSCHE BAKSTEEN. Inleiding. Ons land is, op een deel van Limburg na — waar men vaste tertiaire gesteenten vindt en de mergel uit den Sint Pietersberg bij Maastricht als bouw* materiaal kent — opgebouwd uit verweringsproducten en verwordingsproducten De rivieren, en vóór hen de gletschers van Noord en Zuid bedekten den diepliggenden tertiairen bodem met een dikke laag materialen, die zoolang de stroomsnelheid groot genoeg of het ijs nog ongesmolten was, waren medegevoerd van elders. In het bekken, dat opgevuld ons land worden zou, bezonken die materialen en onder invloed van de snelheid in het water, van het gewicht der steen» en gruiskorrels en van verschillende andere oorzaken geschiedde dit bezinken niet als een gelijkmatig materiaal* mengsel. Er ontstonden verschillende lagen van uiteen* loopend materiaal, zóó dat wij in heistreken soms leemputten te midden van het zand vinden, of elders kleiafzettingen tusschen zandmassa's. Zóó vlak werd het bekken niet gevuld of er bleven putten, waarin water bleef staan en een moerasplantengroei ontstond, welke — zooals dat ook tegenwoordig nog ge* beurt — geleidelijk de waterkom deed inkrimpen door de vorming van een laagveenmassa. In zandstreken ontstond op den drogen bodem een heel andere soort planten* groei, die aanleiding gaf tot de vorming van hoogveen. Met de kolen van Zuid*Limburg, geven deze beide veensoorten in eigen land de noodige brandstoffen om de klei (en weinig zand) te „bakken" tot steen, die, hoewel niet zoo hard als die, waarvan de klei de allerfijnste rest is, niettemin een bruikbaar materiaal voor wegen* en huizenbouw is. De grondstof voor de baksteenindustrie is dus de klei die op de beschreven wijze vroeger tot afzetting kwam, of ook wel die, welke nog steeds door de rivieren wordt aangevoerd en buiten het stroombed tot bezinking komt (Holl. IJssel). Ook wordt een aanmerkelijke hoeveelheid steen van in heistreken aangetroffen leembanken gemaakt. Klei — indien geheel zuiver van vreemde bijmengingen — is aluminiumsilicaat vermengd met fijn kwartsgruis. Bijge* mengde stoffen zijn gewoonlijk koolzure kalk (krijt) of koolzure magnesia, ijzeroxyd en kalium* en natriumver* bindingen. Van de verhouding van de stoffen, welke onder* ling gemengd een bepaalde kleisoort vormen, hangt af de meerder of minder gemakkelijke smeltbaarheid van het ma* terialenmengsel en de kleur van de van die klei gebakken steen; zoo heeft kalkgehalte bijv. een gele kleur na het bakken tengevolge. De smeltbaarheid heeft invloed op de kwaliteit van het product, terwijl de kleur van de goed doorbakken steen vrijwel geenerlei stellige aanwijzing omtrent de geaardheid van het materiaal geeft, althans behoeft te geven. Aan eigenlijk smelten, n.1. van de geheele massa moet hier ook trouwens niet gedacht worden, maar aan „sintering". Daaronder verstaan wij het samenbakken van een materiaal* mengsel tengevolge van het smelten van enkele bestand* deelen uit dat mengsel. Omtrent de kleur van de gebakken klei valt nog op te merken, dat haast nog meer dan de samenstelling van de grondstof daarop het „bakken" zelf van invloed is. Een en dezelfde klei levert al naar de plaats in den oven steen op, die verschilt in kwaliteit zoowel als kleur, terwijl ook de wijze van stoken voor een groot deel de kleur van het te verkrijgen product beheerscht. Een sprekend voorbeeld zijn wel de uit dezelfde kleisoort naar verkiezing helder rood of donker blauwgrijs gebakken dakpannen. Het hangt er maar van af of men alléén met sterke of goede lucht* toevoer „oxydeerend" of ten slotte nog met gedempte, smokende vuren „reduceerend" de klei verhit en dus de daarin aanwezige ijzerverbindingen brengt tot den oxydvorm dan wel den oxyduulvorm. Veel omtrent samenstelling van de klei en over de scheikundige werkingen bij het „bakken" kunnen wij hier in verband met aard en omvang van dezen gids niet zeggen. Wij volstaan daarom met de vermelding van enkele analyseuitkomsten van in de techniek bruikbaar gebleken kleisoorten: I II III IV Kiezelzuur (Si 02) 61.30 70.22 77.44 61.96 Aluminium oxyd (Al2 03) 18.87 13.67 9.82 17.56 IJzeroxyd (Fe2 03) 6.66 6.80 5.34 6.17 Calcium oxyd (CaO) 0.85 — — (Fe S2) 0.97 Magnesium oxyd (MgO) 1.20 1.30 1.36 2.64 Kalium natrium (K &. N) 3.30 3.37 3.87 7.18 Gebonden water (H2 O) 8.29 5.30 2.48 3.61 100.47 100.66 100.31 100.09 Door verhitting op hooge temperatuur kan nu tweeërlei gebeuren: de kaolien (d. i. zuiver aluminiumsilicaat) en kwartskorrels kunnen samenbakken tot een vaste massa, doordien de overige bestanddeelen smelten en een kit vormen, of — als de temperatuur hooger is — de kwarts* korrels smelten ook en vormen met de bijbestanddeelen dubbel* of meervoudige silicaten, die de kaolienkorrels samenkitten. Dit laatste noemt men sinteren of klinkeren, hetgeen plaats vindt bij omstreeks 1200 ° C. Bij nog veel hooger temperatuur kan ook de kaolien mee gaan smelten, waardoor de verkregen steenen een glasachtige structuur zouden krijgen, hetgeen meestal niet wenschelijk zijn zal. Fabrikatie: Na deze enkele mededeelingen over het materiaal en het bakken, willen wij in enkele trekken de wijze van het vervaardigen van den baksteen beschrijven. De te verwerken klei, die als wij zagen langs de groote rivieren in Gelderland en Overijssel in oudere afzettingen voorkomt of als slib in de rivier (Holl. IJssel) wordt in het najaar verzameld en naar de fabriek vervoerd. Daar stort men het materiaal op een voorraadveld, waarop het den winter over blijft liggen. Het uitdampen en het ver* weren, door afwisselend nat zijn en door de zon gedroogd en verhit worden en ook 's winters het uitvriezen, van de klei zijn van een goeden en daarom gewenschten invloed op de bruikbaarheid. In Utrecht langs den Ouden Rijn, graaft men klei* terreinen, soms ettelijke kilometers van de fabriek verwijderd, af en voert de grondstof eveneens naar een voorraadterrein bij de fabriek. Ook hier gebruikt men daarvoor de winter» maanden, en werken dezelfde invloeden wederom gunstig op de grondstof. In Brabant, Overijssel en Limburg heeft men steen* fabrieken waar leem uit banken en putten in het diluviale zand wordt gebakken tot steen, terwijl men in Friesland en Groningen ook klei verwerkt, die in vroeger tijden door de zee is aangeslibd. Zulks geschiedt ook op een enkele plaats in Zeeland. De steenbakkersindustrie is een seizoen»bedrijf, d. w. z. het eigenlijke bedrijf wordt alleen des zomers uitgeoefend. Tegen dat het weder van dien aard is, dat gerekend mag worden op droge en warme dagen — dus omstreeks Mei» Juni — begint men de voorraad grondstof zelf te bewerken. Het is noodig, dat de kleimassa die men tot steenen zal vormen en bakken, zoo gelijkmatig mogelijk is, en goed fijn. De massa moet plastisch zijn, vrij van grove stukjes en steenen en men begint daarom de bewerking met het omzetten van de verweerde klei met de spade, zoo noodig na de klei voldoende vochtig gemaakt te hebben. De omgezette massa wordt met wagens naar de meng» machine, de z. g. „voormenger", gereden, waarin een nog inniger vermenging wordt veroorzaakt doordien een achttal op een as geplaatste messen de klei bij het vanzelf in den menger zakken dooreenslaan tusschen vaste messen, die aan de wanden bevestigd zijn. Een dergelijke „Tonschneide"machine kan in een ge» bruikelijke afmeting in 10 uur 120 M3. klei verwerken. Bij een doeltreffend ingericht bedrijf voedt de mengmachine een transporteur, welke het materiaal onder de mengmachine vandaan naar de bovenopening van de steenpers brengt. De ketel van de pers bevat, bij een pers van gemiddelde maat, ongeveer 1 M3. klei, die daarin nog weer wordt omgewerkt en dooreengekneed door messen, welke op een verticale as midden in den ketel geplaatst zijn. Deze as draagt onderaan eenige schoepen, die de klei uit den ketel naar de aan den ketel bevestigde pers drukken. De pers is gewoonlijk een hefboompers, welke op zij een sleufvormige opening heeft, waardoor een vormbak op de perstafel geschoven wordt. Door een coulisse met excenterbeweging wordt de vorm* bak onder de pers geschoven en bij een volgende toer van de machine onder persing gevuld. Bij den volgenden slag van de machine waarbij het be= schrevene zich herhaalt, wordt tevens de vorm naar voren gedreven, en weggenomen door den „afstrijker". Deze arbeider snijdt het overtollige materiaal glad langs den vormrand weg en geeft de vormbak over aan een anderen arbeider, die een wagen met dergelijke vorm* bakken belaadt. Een geheel ander soort pers is de z. g. strengpers, waarbij een streng van klei in rechthoekvorm uit ,de machine gedrukt wordt en met staaldraden op de juiste dikte (breedte en lengte zijn door den persmond reeds op maat gebracht) wordt gesneden. Over het algemeen gebruikt men hier te lande echter hoofdzakelijk de hefboompers, uitgezonderd Brabant en Groningen waar men veel de strengpers gebruikt en Friesland waar nog vrij veel hand* vorm gemaakt wordt. De vormbakken worden vóór het gebruik zooals boven VORMBAK. beschreven wordt, vlug en goed schoon gewasschen en vervolgens in heet zand gewenteld (zandvorm* ofbezande steen) waardoor de geperste kleimassa beter uit den vorm zal loslaten. De vormbak is een eenvoudige houten open bak, waarin door tusschenschotjes een verdeeling in 5 tot 7 vakjes gemaakt is. De maat van elk der vakjes is overeenkomstig met het formaat der steenen, welke de fabriek maakt; men houdt evenwel rekening met het inkrimpen van de steen bij het bakken, en maakt de vormen 0.5 tot 2 cM. grooter in elke richting dan de steen worden moet. Naar de formaten onderscheidt men: Waalsteen 22 X 11 X 5.5 cM., Rijnsteen 18 X 9 X 4.5 cM. en IJsselsteen 16 X 8 X 4 cM. De vormen met kleisteenen worden met den reeds ge« noemden wagen naar de „plaats", een hard en vlak veld in de nabijheid van de fabriek, gereden. Door een vlug om* keeren — men noemt het „neerslaan" — worden de steenen uit den vorm op de plaats overgebracht om door de atmos* pherische warmte te drogen. Na een 2 tot 3 tal dagen zijn de steenen voldoende droog om „opgezet" en kort daarna getast te worden; men stapelt ze zóó, dat de wind vrij door de tassen spelen kan op z. g. „hagen" welke met rietmatten tegen regen of al te hevige en dus té sneldrogende wind beschermd worden. Met uitzondering van enkele fabrieken gebruikt men in ons land alleen den z. g. Hollandschen open oven, welke men dikwijls om zuiniger te stoken met een pannen dak afdekt. De oven bestaat uit een drietal zeer zware muren, waar» binnen de gevormde steenen verhit zullen worden. De vierde wand vormt de gestapelde steenmassa later zelf. De „ringoven", welke sommige fabrieken gebruiken, bestaat uit een aantal kamers, welke op een gemeen* schappelijken schoorsteen uitmonden. De opstelling van die kamers is ringvormig en het stoken geschiedt regelmatig den ring rond. Terwijl één kamer gestookt wordt, droogt alvast een volgende, door de afgegeven hitte en wordt de te voren gestookte leeggekruid. Daar meestal van de vrijkomende warmte ook voor het drogen van de versch gevormde steenen gebruik wordt gemaakt, is het ringovenbedrijf niet een seizoenbedrijf doch continu. Men stapelt, wat de open Hollandsche oven betreft, de steenen nadat ze in de „hagen" luchtdroog zijn geworden zoodanig op den kant in den oven, dat rook en verbran* dingsgassen door de naden en kieren tusschen de steenen omhoog kunnen trekken. Het vuur wordt meestal met turf, doch ook vaak met steen* kool gestookt, in kanalen, z.g. „monden" van omstreeks 50 X 100 c.M. doorsnede welke men bij het opstapelen van de steenen onderaan vrijlaat. Deze stookmonden, die dwars door den oven gaan en naar het midden iets oploopen, correspondeeren met z.g. stookgaten in den zwaren gemetselden ovenwand. Wanneer de oven geheel en al gevuld is met gevormde steenen, wordt hij afgedekt met reeds vroeger gebakken steen en worden de kruigaten in den zijwand en wordt ook de voorwand dichtgetast en de voegen tusschen de als wanden gestapelde steenen met leem volgesmeerd. Het stoken, dat nu begint, geschiedt aanvankelijk matig en met veel luchttoevoer. Dit z.g. smookproces (schmau* chen) neemt ongeveer 3 weken en dient om zeer geleidelijk het nog mechanisch en ook het chemisch gebonden water uit te drijven, zonder dat de steenen springen of scheuren. Langzamerhand gaat men vervolgens feller stoken totdat de steenmassa in witgloeihitte verkeert. In dezen toestand houdt men de oven ongeveer 4 weken. Het stoken houdt nu op; men sluit de stookgaten, en laat vervolgens de massa gedurende een 2 tot 3stal weken afkoelen. Is de oven voldoende afgekoeld, dan wordt tot het uitkruien der steenen overgegaan, die bij het uit den oven nemen gesorteerd worden en op het z.g. „tasveld" soort bij soort gestapeld worden, in afwachting van verkoop en levering. Product. Reeds is opgemerkt, dat het product van een homogene kleimassa uit één oven niet geheel eender en gelijkwaardig is, maar in kleur en kwaliteit verschilt naar de plaats in den oven. Men kan dan ook uit een oven slechts gemiddeld van 30 tot 40 %> klinkers, d. w. z. zoodanig hardgebakken steenen, dat zij bij tegen elkander slaan een heldere klank geven, verkrijgen. De klinker is de hardste en dichtste bak* steen, die de oven oplevert en afdalend in hardheid volgen daarop: hardgrauw, boerengrauw, roode gevelsteen, bleekroode steen en een zeker percentage „ongaar" product. Het laatste wordt bij een nieuwe ovensvulling opnieuw ingezet of gebruikt voor afdekking en sluiting. Bleekrood wordt gebruikt voor tusschenmuren bij goedkoop werk, rood, boerengrauw en hardgrauw voor buitenmuren en fundeeringen, terwijl klinkers gebruikt worden voor wegen* verharding, trasramen, waterbouwwerken, enz. Het soortelijk gewicht van den klinker is 1.05—1.08 de drukweerstand 500—600 K.G. per c.M'2. De wateropname mag volgens de Rijks A. V. niet meer zijn dan 10 %> in 3 X 24 uur. De jaarproductie van de geheele baksteenindustrie in ons land is ongeveer 1000,000,000 stuks, waarvan een zeer belangrijk deel straat5 en trottoirklinkers zijn. Klinkerwegen. Van de toepassing van klinkers voor bestratingsdoeleinden laat onze vereeniging op de wereld» tentoonstelling te Brussel 1910, op een deel van het terrein behoorende tot de groep VI (Génie Civil), een nagenoeg volledig overzicht zien. De uiteenloopendste soorten klinkers, zoowel voor den rijweg, als voor het trottoir zijn daar op een oppervlak van ruim 800 M'2. toegepast. Voorts zorgden wij op verzoek van het Bestuur van het Congrès de la Route voor het vertegenwoordigd zijn van den Hollandschen klinkerweg in de „Histoire de la Route", terwijl wij voor de afscheidingsbanden tusschen de ver» schillende vakken in deze Histoire de la Route eveneens klinkers beschikbaar stelden, en voor het straten daarvan zorgden. Alvorens nu tot eene beschrijving der onderscheiden gedeelten in onze klinkerstraat op de Tentoonstelling over te gaan eerst een en ander omtrent den Hollandschen klinkerweg in het algemeen. De toepassing van klinkers voor wegverharding is niet tot ons land beperkt, maar toch treft men nergens op zoo ruime schaal als bij ons klinkerwegen aan. En niet slechts voor den z.g. „buiten weg" is in ons land het gebruik van klinkers algemeen, maar ook vindt men een enorme hoe» veelheid klinkers — naast keien en asphalt — als plaveisel voor rijwegen en voetpaden in onze stads» en dorps» bestratingen. Zoo zijn van de ongeveer 1900 K.M. Rijkswegen ruim 1200 K.M. klinkerwegen, terwijl voorts nog ruim 2000 K.M. provinciale, gemeentelijke of particuliere „buiten" wegen eene klinkerbeharding hebben. Om een denkbeeld te geven van het met klinkers bestraat oppervlak in onze steden (in verhouding tot andere materi» alen) zij vermeld, dat eind 1908 de gemeente Rotterdam een totaaloppervlak aan geplaveide rijstraat had van 2.026.480 M". aan trottoirs van 907.540 M-. en dat er voorts nog 207.060 M2. niet»openbare geplaveide wegen waren; alzoo een totaal van bijna 3 millioen M"2. Voor de verharding van de rijstraten was 32 °/o Waalklinkers, het overige bijna uitsluitend keien; voor trottoirs had men gebruikt 48 °, o Waalklinkers, 29.5 °/o Utrechtsche drielingen en 10.5 °,o IJsselsteentjes. De overblijvende 12 % is tegels, asphalt enz. De wijze waarop men in ons land de klinkerverharding aanbrengt is zeer eenvoudig. De bedding wordt op zoo» danige diepte uitgegraven, dat na vulling met een laag van 10 tot 20 c.M. zand en het daarin straten van de klinkers het oppervlak van straat op het gewenschte peil komt te liggen. De bestrating wordt eenigszins rondgelegd (ton» rondte), zoodat op het oppervlak geen water blijft staan; de aard van het materiaal laat toe, dat de peil van de ronding niet meer is dan het Vso tot Veo van de weg» breedte. Gewoonlijk maakt men de bodem van de sleuf vlak, en wordt de tonrondte alleen door het straten verkregen; het verdient echter aanbeveling om ook de bedding rond te leggen, opdat water dat daar indringt zijwaarts draineeren kan. De ondergrond zal dan niet gemakkelijk doorweeken en naar boven geperst worden tengevolge van het over den weg gaande verkeer. Om de zijwaartsche druk tegen de bermen, welke juist - door de tonrondte ontstaan zal, op een grooter oppervlak over te brengen, past men de z. g. „kantlagen" toe. Deze kantlaag bestaat uit 3 tot 5 rijen steenen, gestraat in de lengterichting van den weg, rustende op het lange smalle zijvlak, evenals de overige gestrate klinkers. De meest gebruikelijke bestratingsmethode in ons land is die waarbij de klinkers in^halfsteensverband, dwars op den wegas, op den kant gezet zijn. Ook komt keper — vischgraat — of stroomverband voor, waarbij de steenen in de beide richtingen, welke een hoek van 45 ° maken met den wegas, in beurtelings afgewisselde rijen gestraat worden. Meestal gebruikt men dit verband bij bestrating van kruisingen, van overlaten enz., in het algemeen daar, waar geen bepaalde hoofdverkeersrichting is aan te wijzen. Een geheele weg in keperverband zou naar onze meening in verschillend opzicht aanbeveling verdienen); toch kennen wij er in ons land slechts één (Onstwedde—Stadskanaal). Een dergelijke bestrating zal, naar het ons voorkomt, vaster blijven liggen en zal door het nagenoeg [geheel afwezig zijn van den voegstoot gemakkelijker en geruischloozer zijn voor het verkeer. Bij den buitenweg vormen de kantlagen den overgang van de verharding naar den berm, die evenmin als [bij elke andere soort van wegverharding hooger behoort te liggen dan de kantlagen. In dit opzicht zijn verreweg de meeste klinkerwegen in ons land niet zooals zij behoorden te zijn ; ook niet de Rijkswegen, ofschoon men — o. a. in Overijssel — wat deze laatste betreft, op sommige punten bezig is de te hooge bermen te verwijderen. In vele gevallen vormen dus de kantlagen een soort verharde open goot, welke van tijd tot tijd door een geul, in den berm gegraven, verbinding heeft met de bermsloot. Zeer ten nadeele! van den weg zijn dan echter de afwate* ringsgreppels van goot*kantlaag naar bermsloot vaak een groot deel van het jaar verstopt; het water moet dus veelal door de beharding heen draineerenjen doorweekt aldus de ondergrond, die droog en vast behoorde te blijven. Bij de stadsstraat, zooals wij die ter tentoonstelling laten zien, worden de kantlagen behouden en dienen als goot langs de trottoirkant. Gewoonlijk gebruikt men in ons land als afscheiding tusschen trottoir en straat een hardsteenen band, soms ook een van basaltlava e.d. Daar waar men met geringer beschikbare middelen toch een verhoogd voetpad wil maken past men een z.g. kopsche rollaag toe. Van beide methoden geeft een deel van de klinker* bestrating op de tentoonstelling een beeld. De voordeelen van een klinkerbestrating zijn: 1°. de bestrating is vlak; heeft — goed gelegd — geen uitstekende punten of kanten. 2°. het rijvlak is stroef, hetgeen mét de vele voegen den trekdieren een vaste stand op het plaveisel verzekert, zelfs na regen. 3°. het materiaal is eenigszins poreus en laat overigens een snelle afvloeiing van regenwater naar de zij* kanten van den weg toe. Zelfs na sterken regenval is dientengevolge het wegoppervlak reeds na zeer korten tijd weer droog. 4°. door de sub 3°. genoemde oorzaak is de klinker* straat gewoonlijk zeer zindelijk; vuil en stof spoelen gemakkelijk weg zonder dat daarbij het wegdek lijdt. 5°. de klinkerweg is niet als grint* of steenslagwegen in bepaalde jaargetijden modderig en in den zomer stoffig. Het laatste zeer zeker niet, wanneer de voegen gevuld zijn met cement of met bitumineuse stof. 6°. een geheel en al naar den eisch gestrate klinkerweg kan een vrij zwaar verkeer zonder eenig bezwaar uithouden. De klinkerweg te Brussel. De weg op het Ten* toonstellingsterrein te Brussel is aangelegd op dezelfde wijze als men ook in Holland nieuwe klinkerwegen aan* legt. Begonnen werd met het uitbakenen van den weg ter breedte van 10 M., waarbij rekening gehouden moest worden, dat op het terrein aanwezige boomen in de beide trottoirs (elk ter breedte van 2 M. te weerszijden van den rijweg) kwamen te staan. Het tracé is daardoor en door het aansluiten van den PLATTEGROND VAN DEN WEG OP HET TENTOONSTELLINGSTERREIN. weg aan een terras voor het gebouw van Canada eenigszins grillig; evenwel komt ons zulks bijzonder gelegen, omdat wij nu in staat zijn te toonen, dat de klinker zich leent tot het netjes bestraten van onregelmatig begrensde opper* vlakken. De weg sluit aan de Histoire de la Route aan en loopt over ruim 80 M. lengte naar het Paviljoen van Canada. Links ligt terzijde van den weg een trottoir, dat voor de eerste helft (vak 3) bestraat is met Waaltrottoirklinker en voor de tweede helft (vak 7) met Rijnsteen (drielingen). De afscheiding met de rijstraat bestaat aan deze zijde uit hardsteenen trottoirbanden, welke ons gratis in bruik* leen gegeven worden door een drietal steengroeven in Soignies *). Rechts van den weg is het trottoir (dat bestaat uit een eerste helft (vak 4) gestraat van Utrechtsche Waalvorm* steen en een tweede gedeelte (vak 8) van Holl. IJssel* steentjes) van den rijstraat gescheiden door een kopschen rollaag. De straatweg zelf is bestraat in acht vakken, en wel achtereenvolgens: 1°. blauwe, eenigszins getrokken klinker in zand (vak 1); 2». blauwe klinker in zand gestraat met bitumen voegvulling (vak 2); 3°. groengrijze klinker op cementfundeering en met cementvoegvulling (vak 5); 4°. groengrijze klinker gewoon in zand gestraat (vak 6); 5°. geelgrijze klinker in zand (vak 9), 6°. roodgrijze klinker in keperverband op zand (vak 10), 7°. Rijnklinker in zand (vak 11) en 8°. roode Waalklinker in zand (vak 12). Aanlegmethode. Na het uitbakenen wordt bij den aanleg van een klinkerstraat een sleuf gemaakt, welke een hoeveelheid zand moet opnemen om daarin de klinkers te kunnen straten. Die laag zand is voor den weg te Brussel niet dikker dan 12 cM. genomen, omdat dit meer dan voldoende dik is om er de klinkers goed in verband in te kunnen zetten. De bodem van de sleuf verkreeg het* *) Te weten de firma's: Soc. Ame des Carrières et Sucreries P. J. Wincqz; E. de Savoye=Baatard, en de Soc. Ame des Carrières du Hainaut. EEN „PLAATS" MET „HAGEN". CHAMP DE SÉCHAGE AVEC LES HAIES. TASVELD EN OVENS. EMPLACEMENT DE DÉPOT ET FOURS RECOUVERTS. zelfde profiel als de wegoppervlakte: n.1. Vso van de wegbreedte tot pijl van de ronding. De trottoirondergrond werd minder diep uitgegraven, en wel evenveel minder t i 1 t 111 als ook later net opperviaK nooger zou liggen dan dat van den straatweg zelf. Dit hoogteverschil is 10 a 12 cM. De trottoirs verkregen lichte helling naar het wegmidden. In de sleuf werd zand aangevoerd en flink aangestampt — juist waar dit aanstampen noodig is en het zand betrekkelijk moeilijk geheel en al naar wensch vastgestampt te verkrijgen is, is een dikke zandlaag onder de klinkers niet aan te bevelen. Nadat het zand, onder behoud van het gekozen profiel vastgestampt is, begint het eigenlijke straten. De straatmaker zet enkele steenen in het zandbed, zóó dat zij de juiste hoogteligging volgens het aangegeven profiel hebben. Dergelijke hoogtesteenen zet hij ook in een dwarsprofiel, dat 10 a 15 M. verder ligt enz., en plaatst, in over= eenstemming met de hoogtesteenen, op tusschengelegen punten z.g. „naaldsteenen". Hij heeft nu voldoende oriëntatiepunten en begint de klinkers te straten, zich rich* tende naar de uitgezette merksteenen. Dit straten geschiedt met den straatmakershamer, welke een vierkante kop en een breed uitloopend blad heeft. Met het blad wordt zand uit het bed weggekrabd of onder een steen geschoven naarmate de hoogte van den steen 7ii 11c s vnrrlert Mpt rlpn viprkan+pn hamerkop wordt daarna de steen vastge* klopt. Met eiken volgenden steen wordt des* gelijks gehandeld en zorggedragen, dat de voegen steeds zoo nauw mogelijk zijn; meer dan twee halve steenen (voor het verband) mogen in geen der rijen voorkomen. Wanneer een lengte van een tiental meters straat gereed 2 is, wordt — nadat zand in de voegen is ingeveegd of met water ingewasschen — met een „stamper" van ± 10 Kg. gewicht het oppervlak flink aangestampt, tot geene be» weging meer in- het oppervlak waargenomen wordt. De straat wordt dan zoo noodig nogmaals goed ingeveegd of ingewasschen en, met zand — 1 tot 2 c.M. dik — afgedekt, voor het verkeer opengesteld. Het dekzand moet van twee tot drie weken op den weg blijven liggen en het verdient aanbeveling, dat nog van tijd tot tijd getracht wordt door vegen het dekzand de voegen te doen vullen. Geheel en al overeenkomstig worden de trottoirs be* handeld, alleen houdt men die gewoonlijk vlak en laat ze afwateren naar den weg toe. Het vulmateriaal in de voeg moet zooveel mogelijk elastisch zijn om de klinkerstraat aan alle reeds genoemde eischen te laten voldoen en nog bovendien de stofvorming op den weg tegen te gaan. Men kan daartoe het best een, met bitumineuse stof dikker en taaier gemaakte, geprepa* reerde koolteer kokend heet in de voegen te gieten, nadat de weg pas gestraat is. Zulks is geschied met vak 2 van onzen klinkerweg op het tentoonstellingsterrein. In Amerika, waar — vooral in de Westelijke staten — nog al wat klinkerstraten worden gemaakt, paste men onder de klinkers aanvankelijk planken van duimshout, gedrenkt met koolteer, toe om een soort fundeering te verkrijgen. Later ging men er daar toe over betonbeddingen onder den klinkerstraat te leggen en de voegen tusschen de klinkers te vullen met een cementmortel. Tusschen de betonfundeering en de klinkerlaag brengt men een laagje zand aan van 1 tot 2 c.M. dikte, om een soort kussen te verkrijgen, dat schokken breekt en om de straat minder gedruisch te doen geven tengevolge van het verkeer. Vak 3 van onzen klinkerweg op het tentoonstellings* terrein is op deze wijze bestraat. Kostprijs. De prijs waarvoor in ons land een vier= kante meter klinkerbestrating in zand, met alle bijkomende kosten gelegd kan worden wisselt naar omstandigheden (dikte zandbed, aard ondergrond, plaats van het werk enz.) van ƒ 1.60 tot f 2.00. Een geoefend straatmaker legt per uur ± 7 M"2. klinker» straat, daarbij voor het voor de hand hebben van de te straten klinkers geholpen door een handlanger. De prijs van de klinkers zelf wisselt naar formaat en naar den afstand van de fabriek. Men kan aannemen, dat de prijs van den straatklinker Waalformaat (5.5 X 11 X 22) ongeveer f 16.— per 1000 bedraagt. Er gaan van dit formaat 85 steenen in den vierkanten meter straatoppervlak. De andere formaten zijn vrijwel evenredig in prijs met den Waalvorm. Rijndrielingen (120 per M'J.) kosten aan de fabriek ongeveer ƒ 11.— IJsselsteen (150 per M2.) ongeveer ƒ7.—, per duizend. Expositie in de hal van de Génie Civil. In deze hal stelt onze vereeniging in een gemetselde kraam nog verschillend baksteenmateriaal ten toon. Het zijn hier meer de metselsteensoorten die getoond worden, in toepassingen welke verband houden met den weg. De achterwand alleen is geheel opgevat als vlakversiering en reclamewand. Allereerst trekt hier in eene omlijsting van gele profielsteenen een tegeltableau *) in kleuren de aandacht, dat eene afbeelding geeft van het steenbakkers' bedrijf in vroeger tijd, toen men nog slechts den hand= vorm kende. Dit vak 9 van de schets, wordt gedekt door een tegelwand (vak 7) waarop in blauwe letters op wit den bezoeker wordt kond gedaan met wie hij te doen heeft. Vak 9 wordt geflankeerd door twee vakken 8, welke opgemetseld zijn van Rijndrielingen in de z.g. „appelbloesem" kleur. Twee kolommen, welke op de schets niet zijn aangegeven, sluiten aan weerszijden dezen achterwand af, welke gedekt wordt door een rollaag (3) van kleurige klinkers). De scheidingen tusschen de opgesomde vakken bestaan uit profielsteenen, terwijl aan de rollaag aansluitend een luifel, gedekt met bruine pannen, is gemaakt. Het basement van den achterwand (vak 10) wordt in *) Ontworpen en gemaakt door de tegelfabriek ..Holland" te Utrecht. DE GEMETSELDE STAND IN DE HAL VAN DE BURGERLIJKE BOUWKUNDE EN HET WEGENCONGRES. anderhalf steenswerk opgemetseld van roode gevelsteen. Een eenvoudige versiering met gelen steen, is in dit base» ment uitgevoerd, waartoe als verband het z. g. Hollandsche gekozen is. Een rollaag vormt den overgang van den achterwand naar de bevloering, die bestaat uit Rijnsteen afgewisseld met gele Erieschesteentjes. Het overige metselwerk bedoelt een overzicht te geven van metselwerk annex aan den weg. Zoo is de van grijzen klinker opgemetselde toog (1) met flankmuur een voorbeeld van den in ons land gebruikelijken duikerbouw. Opzettelijk is hiervoor de voor waterbouwwerken het meest aan te bevelen klinkersoort gekozen. De borstwering, die niet met water in aanraking komt, en er iets vroolijker moet uitzien is gemaakt van kleurig hardgrauw (2) en kleurigen klinker (3). De voorbalustrade is opgevat als een afscheiding met mooi metselwerk tusschen een groote buitenplaats en den weg. De a^jour bewerkte muur (4) werd opgemetseld uit paarsrooden steen, opgesierd met gelen nagepersten steen. Daarentegen wordt met de zijmuur bedoeld een denk= beeld te geven van een muur ter afscheiding van tuinen aan den weg gelegen in eenvoudiger bewerking. Het ondergedeelte (6) is gemetseld van miskleurig hardgrauw (bont metselwerk), daarboven bestaat vak 5 uit kleurig boerengrauw, terwijl de muur wordt afgedekt door een rollaag van kleurigen klinker. Uit den vloer opgemetseld in Rijndrielingen en het bovenvlak eenigszins achterwaarts oploopend naar den zijwand (5 6) is een monstertafel gemaakt, waarop ver» schillende klinkersoorten worden getoond en waarop een album met afbeeldingen van bouwwerken in baksteen ter inzage ligt. J. H. J. * DE GEBAKKEN STEEN IN NEDERLAND. De kunst om van klei gevormde voorwerpen door gloeien in het vuur een steenachtige geaardheid te verleenen, zóó* danig dat ze voor water onaantastbaar worden, is zoo oud als de menschheid zelf. Langen tijd voor de mensch geleerd had steenen uit de rots te houwen, maakte hij van klei reeds allerlei voor* werpen en bouwde hij reeds muren van kleisteenen. Aan* vankelijk werden die steenen enkel in de zon gedroogd. Later, toen men tot het branden der steenen in het vuur overging, verkregen zij grootere duurzaamheid. Waar echter Nederland's bodem geen natuursteen bevat — de weinig toegepast wordende Limburgsche mergelsteen buiten beschouwing gelaten — heeft men zich hier te lande reeds in de vroegste tijden op het bakken van steenen toegelegd. Dat men er in slaagde reeds eeuwen geleden in de ge* bakken steen een uitmuntend bouwmateriaal te scheppen bewijzen de kapitale bouwwerken uit vorige eeuwen die in Nederland in gróoten getale nog worden aangetroffen, en vrijwel onverwoestbaar schijnen. Toch was de bereidingswijze uit die tijden zeer primitief en had het verkregen product op lange na niet die kwaliteiten welke het thans in een tot het uiterst doorgevoerde, ge* perfectioneerde fabricatie blijkt te bezitten. Doch niet alleen de oorsprong der baksteenen is te zoeken in het grijs verleden, ook de dakpannen en vloer* en wand*tegels werden reeds eeuwen geleden met succes vervaardigd en in de lage landen van ons land uit* sluitend toegepast. * * * Voor de verschillende takken van het steenbakkersbedrijf is Klei en Leem de grondstof. — Deze komt in ons land in talrijke soorten voor en bestaat hoofdzakelijk uit aluin* aarde, kiezelzuur en water, benevens, in geringe mate, uit andere stoffen als kalk, ijzeroxyde e. a. Tusschen de verschillende kleisoorten is na het bakken een zeer opvallend verschil in kleur waar te nemen. Naarmate van het gehalte aan ijzeroxyde, neemt de klei door het bakken een meer of minder heldere kleur aan. Bij een groot kalkgehalte bakt de klei in hoog vuur vol» komen geel. Zoo is o.a. de steen gebakken van klei, bij de uitmonding van den Gelderschen IJsel aanwezig, van een frissche gele kleur. Eveneens worden geel bakkende kleisoorten aangetroffen in het Westen en Noordwesten van Friesland. — In Overijsel wordt te Hengelo en te Rijssen, naast roode, ook gele steen gebakken. De roodbakkende kleisoorten vindt men langs de uiter» waarden der groote rivieren. Deze levert de steen welke onder den algemeenen naam van Waalsteen in den handel bekend is. Hij wordt evenwel niet enkel langs de Waal doch ook in Gelderland en Overijsel en langs den Rijn, IJsel en Maas gebakken. Ook de steen die men in Brabant uit leem bakt heeft een roode kleur en is onder de soort „Waalsteen" te rangschikken. Een afzonderlijke steenklei vindt men in de provincie Utrecht. Ook wat de steenen betreft is deze karakteristiek. Men vindt haar tusschen de noordwestelijke, westelijke en zuidelijke grenzen der provincie. Ook langs den Ouden Rijn in Zuid»Holland en in de buurt van Leiden. Dakpannen worden eveneens van de roodbakkende klei» soorten vervaardigd. Het is een vette kleisoort. Zij wordt in verschillende streken van ons land aangetroffen. ❖ # De waalsteen neemt in zacht vuur een bleekroode kleur aan, die bij verhoogde hitte der ovens eerst in hard rood overgaat, vervolgens al doffer wordt en meestal in een geelachtig of blauwachtig grauw eindigt. Hij wordt in zand gevormd gewoonlijk met de vormbakmachine. Het formaat van den steen wisselt eenigszins af en is van de verschillende fabrieken niet geheel gelijk. Gemiddeld is dit formaat te stellen op 215 X 106 X 53 m.M. Voor gevelsteen heeft men 16—18 lagen per Meter hoogte noodig, terwijl een kubieke Meter640 tot 800 steenen bevat. Bij de beste beginnende, heeft men de volgende hoofd» soorten: straatklinkers, gevelklinkers, hardgrauw, boeren» grauw, rood en mondsteen. Deze worden weer in een aantal soorten onderverdeeld. Zooals de naam reeds aanduidt vormen de straatklinkers het bij uitstek geschikte materiaal voor bestrating en vloeren, 't welk in Nederland op ruime schaal wordt aangewend. De klinkers en het hardgrauw vormen sinds onheugelijke tijden in Nederland het aangewezen materiaal voor gevel» werk en opgaande muren van gebouwen benevens voor waterwerken, als brugpijlers, sluismuren, kaaimuren, land» hoofden enz. Het boerengrauw vindt mede voor tal van metselwerken, waarbij minder op hardheid gelet wordt, toepassing. Het rood is de steen voor binnenmuren en fundamenten voor welke laatsten ook de mondsteenen uitnemend ge» schikt zijn. Een prachtige waalsteensoort is de nageperste steen. Het napersen heeft ten doel den uit de hand gevormde of met de gewone of de strengpers vóór gevormden steen kantiger te maken en grootere dichtheid te geven. De nageperste steen vindt men in twee hoofdgroepen verdeeld nl. de klinkers en de grauwe steenen. De kleur verschilt van den gewonen Waalsteen in zooverre, dat het rood meer naar het paarsche zweemt en de klinkers blauw» of paarsachtig grijs zijn. Bij de Utrechtsche steen treft men nog een groep appel» bloesem aan. Deze is van een voortreffelijke kleur en voor gevelsteen zeer gezocht. Ook onder de Groningsche steen treft men goede straat» klinkers aan. Deze steen wordt in hoofdzaak verdeeld in klinkers, grauw, gaar en bleek of mondsteen. Het formaat komt ongeveer overeen met den waalvorm. Het zou ons te ver voeren alle bestaande baksteensoorten te vermelden. Genoeg zij het mede te deelen, dat alle mogelijke kleur» nuances in het grijs, grauw, rood en geel te verkrijgen zijn in diverse formaten. De leden der Vereeniging van Nederlandsche Baksteenfabrikanten zijn zeer gaarne bereid monsters van hunne fraaie producten toe te zenden. Het keuren van baksteen geschiedt als van ouds op klank en kleur. De steenen worden plat tegen elkaar geklopt en met de hoeken over elkaar gekrast. Hierbij dient het ge» oefende oor en oog te letten op den klank en de mate van afstomping van den hoek bij het krassen. Ook in de breuk is een goed kenmerk van den graad van deugdelijkheid van het materiaal gelegen. In latere jaren is men ook bij de keuring van baksteenen op meer wetenschappelijke wijze te werk gegaan. Vooreerst heeft men daarbij het onderzoek voor de wateropname van den steen. Als middel tot herkenning of vaststelling van den graad van hardheid kan de wateropslurpingsproef inderdaad van nut zijn, hoewel vele factoren de waarde van dezen proef somtijds twijfelachtig maken. — Men late de steenen niet minder dan een week onder water ver» blijven, daar vooral de hardste soorten zeer langzaam zich verzadigen. Als 2e proef kan dienen, die, waarbij de drukvastheid wordt bepaald. Deze proeven hebben bewezen, dat zelfs de mindere baksteensoorten een drukvastheid of draag» vermogen bezitten, die door geen bouwwerk ooit zal worden gevorderd. Er zijn cijfers verkregen van 100—700 K.G. per c.M'. Bedenkt fmen hierbij, dat bij berekeningen van het draagvermogen van uit te voeren baksteenmetselwerk zelden meer dan 10 K.G. per c.M1. belasting wordt toegelaten, dan ziet men dat zelfs bij gebruik van de minste baksteen» soort een 10»voudige zekerheid wordt verkregen. Behalve de gewone massieve baksteen levert de Neder» landsche Industrie tal van andere voortreffelijke producten van gebakken klei. Wij noemen daarvan de ondervolgende : Holle steen. Deze steensoort is van overlangsche of dwarsche gaten en holten voorzien. Als metselsteen heeft zij de volgende voordeelen: minder gewicht, slechte warmtegeleiding, mindere gehoorigheid, meerdere droogheid en minder uitslag van den muur dan bij massieve* metsel» steen. Behalve voor muur»metselwerk worden de holle steenen ook vervaardigd voor allerlei andere doeleinden, zooals: zolderingen, traptreden, muurafdekkingen, riool» bodems enz. Profiel» en vormsteenen. Deze steensoorten worden in 't algemeen gebruikt ter versiering bijv. als lijstwerken, afdekkingen enz. Als zoodanig bieden zij gelegenheid in het aspect der muurvlakken een aangename afwisseling te brengen. B r i c o rn a»ste e n e n. Deze doen eveneens dienst als versiering. Het is kleurige blindeersteen met mat patroon» schilderwerk in kleiverf (z. g. Schlickermalerei) opgelegd. Voor randen en vlakversiering zijn ze uitmuntend geschikt. Vuurvaste steen. Deze steen, die voor ketelbemet» seling en dergelijke doeleinden wordt aangewend, wordt hier te lande van leem of chamotte vervaardigd. Dakpannen. De soorten van in Nederland vervaar» digde dakpannen zijn zeer talrijk. In hoofdzaak kan men ze indeelen in: Boven» en onderpannen, Hollandsche pannen, Platte of leipannen en Stempelpers» of Reliëf» pannen. Zij zijn in den handel als rood, blauw (gesmoord) en verglaasd. Tot de dakpannen behooren tevens de vorstpannen en rietvorsten welke dienen tot af» dekking van hoekkepers en nokken. Bij het keuren van dakpannen is de klank al dadelijk weer een uitmuntend middel tot herkenning der gaafheid van de pan. Bij de ouderwetsche Hollandsche pan gaat men — ter keuring — op de, met de holle zijde op den harden grond gelegde, pan staan en tracht deze door te wippen door te breken. Bij verglaasde pannen moet gelet worden op barstjes in het glazuur. Hoewel deze barstjes nooit geheel te vermijden zijn, kunnen zij, indien zij te groot zijn of te veelvuldig voorkomen, aanleiding worden tot afschilfe» ring en inwateren. Vloertegels, ook plavuizen, estrikken, vloeren en bakken genoemd, zijn in rood, blauw en verglaasd in den handel. Zij dienen in hoofdzaak voor bevloering, doch de verglaasde worden ook toegepast als bekleeding van de binnenwanden van regenbakken en kelders. Zij zijn gewoonlijk kwadraatvormig, doch worden ook wel in den vorm van een regelmatigen zeshoek -vervaardigd. Wand te ge ls. De sectielindustrie levert in Nederland een groote verscheidenheid van zeer fraaie wandtegels, die in geen enkel opzicht voor buitenlandsche fabrikaten be* hoeven onder te doen. Aarden buizen. De vervaardiging van aarden buizen voor allerlei doeleinden heeft hier te lande mede een vrij groote volmaaktheid bereikt. Nevens de zoutglazuurbuizen van bergklei (meestal ijzeraarden* of grèsbuizen genaamd) worden buizen van rivierklei met loodglazuur vervaardigd. Ook onverglaasde buizen worden nog in den handel gebracht. De buizen worden gekeurd op klank, vorm en afmeting. Hebben wij in het voorgaande er de aandacht op ge* vestigd, welke uitgebreide collectie baksteenproducten onze Nederlandsche fabrikanten in den handel brengen, en in 't kort medegedeeld, welke toepassingen hier te lande met deze producten worden gemaakt, thans wenschen wij Uwe welwillende aandacht in te roepen voor eenige architecturale voorbeelden, gegrepen uit den rijken overvloed van pracht* werken, welke in Nederland in baksteen en aanverwante kleiproducten zijn uitgevoerd. Wij geven opzettelijk eenige voorbeelden uit de laatste jaren, teneinde aan te toonen, dat waar allerlei producten als gewapend beton, kalkzandsteen, betonsteen en dergelijke de baksteen trachten te verdringen, desniettemin de Neder* landsche bouwmeesters voortgaan de baksteenarchitectuur als de nationale te beschouwen en blijk te geven, dat juist de baksteen het materiaal is, dat zich zoo uitnemend leent en als aangewezen is tot het verkrijgen dier fijne smaak* volle bouwwerken als waarvan onze voorbeelden getuigen. ') Een korte beschrijving der afgebeelde werken moge hier volgen. PLAAT 1. VILLA TE AMSTERDAM. ARCHITECT H. P. BERLAGE Nz. Een particuliere woning, met eenigszins eigenaardige indeeling, geboden door de bijzondere ligging aan het 1) Platen en enkele gegevens voor de omschrijving ontleenden we aan „De Architect", „Bouwkundig Tijdschrift" en „Bouwkundig Weekblad". Vondelpark, waardoor de woonvertrekken naar de Park* zijde zijn gelegd, terwijl de keuken naar de straatzijde werd uitgebouwd. Het huis .bevat behalve keuken, bij* keuken en service, een salon, eetkamer, studeerkamer en spreekkamertje op de parterreverdieping, van uit een kleine hal toegankelijk. Op de verdieping zijn gelegen drie slaapkamers, badkamer, een kleine zolderruimte, daarboven een grooten zolder met dienstbodenvertrekken. De hal is van schoon werk opgetrokken, t. w. verglaasde steen als lambriseering, met daarboven siersteen. De plafonds der benedenvertrekken zijn van hout, de overige gestucadoord en geschilderd. De wand van het salon is behangen, die der overige vertrekken geschilderd. De tuin'is in het karak* ter van het huis aangelegd. PLAAT 2. VILLA TE LAREN. ARCHITECT H. P. BERLAGE Nz. Dit landhuisje is opgetrokken in hardgrauwe steen en met riet afgedekt. De lengte jbedraagt 16.72 M., terwijl het eenjbreedte van ongeveer 10 M. heeft. Het parterreplan bevat een huiskamer met waranda, een werkkamer, een spreekkamer, een keuken en een bijkeuken, alle zeer doel* matig en praktisch gegroepeerd om een kleine hal, welke tevens een trap bevat, die naar de bovenste étage loopt, waarop de slaapvertrekken zijn. Aan het geheele ge* bouwtje is zoo goed als geen natuursteen gebruikt. PLAAT 3. INTERIEUR KOOPMANSBEURS AMSTERDAM. ARCHITECT H. P. BERLAGE Nz. De plaat geeft het inwendige te zien van het lokaal voor de (effectenbeurs in de groote koopmansbeurs te Amsterdam. Deze beurs is het meest belangrijke en interes* santste bouwwerk van den architect Berlage. Op waarlijk verrassende wijze is voornamelijk in de interieurs getoond welk een effect, ook in monumentalen bouw, met het prachtige baksteenmateriaal is te bereiken. Van natuursteen is uiterst weinig gebruik gemaakt, ja, deze is tot het hoogst noodige beperkt. Voor versiering is hier en daar gebruik gemaakt van verglaasde steen en sectieltegels. PLAAT 4. HOTEL TE AMSTERDAM. ARCHITECT W. KROMHOUT Czn. Het afgebeelde gebouw is het American hotel*pension* café*restaurant gelegen aan het Leidscheplein te Amsterdam, zijnde een der voornaamste hotel*cafe's dier stad. Het is in een licht gele baksteen opgetrokken, hier en daar versierd met verglaasde steen onder betrekkelijk spaar* zaam gebruik van lichtkleurig graniet. Het gebouw is met roode pannen gedekt en maakt, ook vooral door het mooie silhouet, een zeer aangenamen in* druk. Ook in het inwendige is de baksteen hier en daar, voornamelijk in de bogen en lijstwerken, zichtbaar gelaten. PLAAT 5.i KATHEDRALE KERK TE HAARLEM. ARCHITECT JOS. H. CUYPERS. Deze kerk genaamd „De Kathedrale kerk van St. Bavo" is gebouwd op een terrein aan de Leidsche vaart te Haarlem. Aan dit fraaie bouwwerk is de baksteen overheerschend toegepast zelfs voor de torentrappen. Verder terracotta als veredeling van baksteenbanden, tegels en goten. De terra* cotta fabricatie heeft zich gedurende den bouw (1893—1906) belangrijk ontwikkeld. Voorts vonden toepassing profiel* steenen, glasharde geprofileerde afdekblokken, geel ver* glaasde terra*cotta, kleurig verglaasde terra*cotta, kleurig verglaasde versieringen van aardewerk, kleurig verglaasd steengoed als geornamenteerde goten op de vier koepel* torentjes en Delfts aardewerk. De architect zegt ongeveer het volgende: „Het fraaie kleureffect van het geheel is dus verkregen door natuurlijk materiaal, dat geen beschildering behoeft, en waarvan na verloop van tijd door inwerking der metsel* specie en te harde scherpe kleur overgaat in talrijke nuancen, welke ongetwijfeld aan de groote muurvlakken meerdere bekoorlijkheid geven. De overheerschende zachte gele toon, in het inwendige, vormt de omlijsting van kleurige tafereelen die voor en na in de vensters, langs de wanden der zijbreuken, als kruiswegstaties, verder als groote fries=schilderingen in de als hoekige medaillons aan de binnenzijde der hoofdbogen, trancepten in de nissen van den koepel en eindelijk in het groote middenkoepelveld, ook in de onvergankelijke tech* niek als glasmozaiek, als tegels met of zonder email b.v. sectiel enz. zullen worden uitgevoerd." PLAAT 6. INTERIEUR KATHEDRALE KERK HAARLEM. ARCHITECT JOS. H. CUYPERS. De plaat geeft een deel van het inwendige der kathedrale kerk, voorgesteld op plaat 5, te zien en wel de noordelijke trancept gezien naar 't Oosten. PLAAT 7 en 8. GROOT SEMINARIE TE HOEVEN. KLOOSTERGANG EN VESTIBULE. ARCHITECT JOS. H. CUYPERS. Bij dit gebouw, geheel van baksteen opgebouwd is voor het uitwendige van grijzen waalsteen gebruik gemaakt met banden van witten Franschen steen en gele baksteen in de boogvullingen. De gootlijst is van gele profielsteen ver* vaardigd. De profielsteen van 't inwendige van gangen, portalen, trappen enz. in lichtrood. De gewelven zijn van IJselsteen. De vloeren van Maastrichtsche tegels. PLAAT 9 en 10. WOONHUIS TE BUSSUM. ARCHITECT K. P C. DE BAZEL. Ook deze architect geeft bij al zijne werken blijk de baksteenarchitectuur in Nederland een goed hart toe te dragen. Een zeer smaakvol exemplaar van een zijner werken vinden we op deze platen afgebeeld. Vooral uit „de Ingang" van het woonhuis, op plaat 10 gegeven, moge blijken hoe juist en harmonisch het materiaal is toegepast. PLAAT 11 en 12. INGANGEN VAN WOONHUIZEN. ARCHITECT K. P. C. DE BAZEL. Op plaat 11 en 12 zijn de ingangen van woonhuizen voorgesteld, eveneens door den architect De Bazel gebouwd. Een sobere doch zeer voornaam doende combinatie van natuursteen en baksteen geven deze voorbeelden te aan« •schouwen. Op plaat 11 is tevens aangetoond, dat voor straat* en vloerbemetseling de baksteen een zeer sierlijk materaal is. PLAAT 13. HOFSTEDE OUD*BUSSUM. KANTOOR EN WONING. ARCHITECT K. P. C, DE BAZEL. De Hofstede „Oud*Bussum" is gesticht op het „Land* goed Oud*Bussum" (Bosch van Bredius). De gebouwen zijn gerangschikt om een plein van ± 4000 M". oppervlak. Noordelijk van de stallen zijn de mestbakken gelegen. Teneinde bovenverontreiniging te voorkomen, zijn deze bakken in stampbeton opgetrokken. De stalwanden zijn inwendig tot 1.80 M. hoog van verglaasd materiaal. Onze plaat doet het kantoorgebouw (waarin woning) zien, 't welk tot het complex behoort. Een uiterst een* voudig doch fraai exempel is hier het in gewone hollandsche pannen uitgevoerde dak. PLAAT 14. LANDHUIS TE HILVERSUM. ARCHITECT J. W. HANRATH. Dit landhuis is gebouwd op den Trompenberg te Hil* versum. Het huis is een zomerverblijf. Zitkamer, eetkamer en waranda zijn daarom aan de noordzijde ontworpen. De éénsteensmuren met een klamp van een tweegaatssteen zijn gemetseld in waalhardgrauw en met hardsteen afge* dekt. Het houtwerk van ramen en buitendeuren is wit geschilderd, terwijl het dak met roode kruispannen is afgedekt. PLAAT 15. VILLA TE *s GRAVENHAGE. ARCHITECT B. J. OUENDAG. Een uitstekend voorbeeld van de combinatie van metsel* werk en pleisterwerk aan buitenmuren geeft dit bouwwerk, van den architect Ouendag, te zien. De buitenmuren zijn opgetrokken in LTtrechtschen steen van den waalvorm. Als natuursteen is Oberkirchner zandsteen toegepast. De kappen zijn afgedekt met roode parallelpannen. In de beganegrond»verdieping zijn gelegen een vestibule en hal, service, eetkamer, salon met terras, serre, knechts» kamer, huiskamer en keukens. Op de eerste verdieping vindt men studeerkamer, boe» kenkamer, logeerkamer en slaapkamers. De eetkamer en het salon zijn voorzien van eikenhouten parquetvloeren in asphalt en hebben eene in blank eikenhout uitgevoerde betimmering. De plafonds bestaan eveneens uit eikenhout met vullingen van fraai batikwerk op doek. De schoorsteen» boezem in de eetkamer is eveneens met dergelijke vul» lingen in perkament voorzien. De vestibule en hal met eikenhouten trap, is bekleed met een marmeren lambriseering. PLAAT 16. WATERTOREN TE WAGENINGEN. ARCHITECT ROELOF KUIPERS. Dat voor utiliteitswerken de baksteen een uitmuntend materiaal is bewijst het bouwwerk op deze plaat afgebeeld. De toren, geheel van baksteen opgetrokken met spaar» zame gebruikmaking van hardsteen, behoort tot de drink» waterleiding te Wageningen. Het laagreservoir is uit baksteen samengesteld en afgedekt met een grondlaag van 1 Meter dikte. De waterreservoirs zijn toegankelijk door speciaal afge» sloten ingangen. In den toren geeft een trap van cement» ijzer en metselwerk samengesteld, toegang tot de verdieping waarop het hoogreservoir gelegen is. VILLA TE AMSTERDAxM. Straatzijde. •FRONT DE VILLA a AMSTERDAM. PI. 1. Arch.: H. P. BERLAGE. VILLA TE LAREN. PI. 2 Arch.": H. P. BERLAGE. VILLA a LAREN. INTERIEUR KOOPMANSBEURS AMSTERDAM. PI. 3. Arch • H P BFRLAGF INTÉRIEUR DE LA BOURSE a AMSTERDAM. ' HOTEL TE AMSTERDAM. 1T 4 HOTEL a AMSTERDAM. Arch.: \V. KROMHOUT Czn- KATHEDRALE KERK TE HAARLEM. Achteraanzicht. CATHÉDRALE a HARLEM. Vue d'enarrière. PI. 5. Arch.: JOS. CUIJPERS, INTERIEUR KATHEDRALE Arch.: JOS. CUIJPERS. KERK TE HAARLEM. PI. 6. L'INTÉRIEUR DE LA CATHÉDRALE a HARLEM. GROOT SEMINARIE TE Arch.: JOS. OJIJPERS. HOEVEN. Kloostergang. PI. 7. SÉMINAIRE a HOEVEN. Galerie du cloitre. GROOT SEMINARIE TE Arch.: JOS. CUIJPERS. HOEVEN. Vestibule. PI. S. SÉMINAIRE a HOEVEN. WOONHUIS TE BUSSUM PI. 9. Arch.: K. P. C. DE BAZEL. DEMEURE a BUSSUM. WOONHUIS TE BUSSUM. Arch.: K. P. C. DE BAZEL Ingang- PI. 10. DEMELIRE a BUSSUM.. Entrée. WOONHUIS. Ingang PI. 11 ENTRÉE D'UNE DEMEllRE. Arch. K. P. C. DE BAZEL. HUIS TE ALKMAAR. Arch.: K. P. C. DE BAZEL. Ingang. PI. 12. ENTRÉE D'UNE DEMEURE a ALKMAAR. HOFSTEDE TE BUSSUM, Kantoor en Woning PI. 13. Arch.: K. P. C. DE BAZEL. MAISON CAMPAGNARDE a BUSSUM Bureaux et demeure. LANDHUIS TE HILVERSUM. PI. 14. MAISON DE CAMPAGNE a .HILVER UM. Arch. J. W. HANRATH, VILLA TE 'S GRAVENHAGE.; VILLA a LA LIAYE. F!. 15, Arch : B. J. OUENDAG. WATERTOREN TE WAGENINGEN. GHATEAU D'EAU A WAGENINGUE. Arch.: ROELOF KUIPERS. PI. 16 LEDENLIJST (liste des membres) Vereeniging van Nederlandsche Baksteenfabrikanten. (Association des Fabricants de Briques néerlandais.) NAAM. WOONPLAATS. (nom.) (domicile.) Allard, H. Geertruidenberg. Arkel &. Co., van Jutfaas. i\mtz, S. W. N Nijmegen. Arntz, W. Nijmegen. Bakhuis &. Co., firma R. .... Olst. Bakhuis, H. J . . Veessen. Bazelmans 6. v. Hapert Woensel bij Eindhoven- Binsbergen &. v. d. Pol Eek en Wiel. Bloem &. Zn, N.V. v/h Wed. W. S. . . Nijmegen. Botermans, J. . .* Gilze. Brunt Jzn-, H Woerden. Buisman, G. A. H Arnhem. Burgers &. Co., W. C Weurt. Beckers Koten's Steenfabriek .... Heerlen. Bovensteenfabriek, P. J. van Hoeken . Herwijnen. Blankers, N.V. Arnoldus dir: G. Boelhouvver Rotterdam, 144's Gravendijkwa' Cappellen, W. van Capelle a d IJssel. Cappellen, W. H. van Gouda. Conijn, N. A Nijmegen. Coolen &. Co., A Gennep. Coppes &. Co., L Venlo. Canoy Herfkens' Steenfabriek. . . . Venlo. Donders, F. A. ... Arnhem. Ousseldorp, W. C. van, firma C. M. Seret 's Hage, Cremerweg 9. Duijnstee, P. Th. A. . . ... . Nijmegen Duijs, firma Wed. A. . ... . Nijmegen. Duijs, Steenfabr. v/h Matth. . ... . Nijmegen. Eist, N.V. Steenfabriek v/h J. W. van der Zalt*Bommel. Everdingen, J. H. van . . ... . Ochten. Formijne, Gebrs. ...... Tiel. Geerlings &. Kroese, firma .... Dieren. Gideonse, H. D Wageningen. Glabbeek, J. A. van Tilburg. Glabbeek, G. W. van . . . ... Nijmegen. Groenendaal, C. A Heerewaarden. Haas, Gebrs. de Rhenen. Haas, H. de . ... . Nijmegen. Haas, firma Wed. Joh. de ... Dodewaard. Hasselt, Gebrs. van . . . ... . Kampen. Heijnis, A. P. . . Arnhem. Heijnis Jr., A. P Oosterbeek. Helder Pzn.. firma J Dokkum. Hendricks, C. J Woerden. Hesteren &. van de Pol, firma van . .' Tiel Heufï &. Co ....... Gorinchem. Heukelom, Nic. van Nijmegen. Holl. Duitsche Steenfabrieken . . . Lobith. 3 NAAM. WOONPLAATS. (nom.) (domicile.) Holst, firma E. van Arnhem. Hoogendijk, C. Krimpen a'd IJssel. Houten &. Co., van ' Arnhem. Houten, J. W. van Arnhem. Hecsseltsche Steenf., N. V. v/h W. P. de Vries 6. Co. Rossum. Hupkes, J. M Wageningen. Huyg, C. C. P. Nijmegen. Janssen, R Nijmegen. Jut, W. G. F Etten (G.). Jongh G.Fzn., Gebrs. de Gameren. Keij Jaczn., J Ouderkerk ad IJssel. Klinkenberg, Gebrs. van Amerongen. Koning, J. de Woerden. Kuijk 6. v. Engelenburg, van .... Nijmegen. Kluijtmans, Dobbelaere S. Co. . . . Swalmen. Knijff, li rins Wed. H Rietveld bij Woerden. Koppel, Gebrs. v. d. IJsselstein. Koninp Uilkens, firma Erven J. Appingedam. Lalicu, Jos- (Belvédère) Maastricht. Loo, Fabrieken van nageperste en andere steenen v/h Fr. v. d Dieren. Loo, H. v. d Brummen. Löben Seis, M. J. van Nijmegen. »Lagewaard«, Steenfabriek de . . . . Hurwenen, Made S. v. d. Mijll Dekker, v. d. . . . Velp (G ). Meister, L. H. L Utrecht. Montfoortsche Waalsteenfabriek v/h Gebrs. Wicgerinck . .... Montfoort. Mijnlieff Fzn., Corn Nieuwebrug bij Woerden. Mijnlieff J. B. Nijmegen. Mijnlieff Azn., Joh Vianen. Mijnlieff, G. J Renkum. Mijnlieff L.Fzn., A Nieuwerkerk a/d IJssel. Mijnlieff, Gebrs Nijmegen. Mijnlieff, A. M. Nieuwerkerk a/d IJssel. Mijnlieff Fzn., F Krimpen a/d IJssel. Mijnlieff, F. J Herwijnen. Mijnlieff, J. W Utrecht. Maatsch. tot Expl. van Steenfabrieken, dir. S. J. Meijes Zutfen. Nijverheidsvereeniging, N.V Middelburg. Omzeele, M. Th., dir. Burensche Steenfabriek Buren. Oomen, Comm. Venn. Frans .... Oosterhout. Opijnensche Steenfabriek, dir. B. den Ouden Opijnen. »Over Betuwe®, N.V Wageningen. Overijsselsche Steenfabriek, dir. B. J. Poppe . Afd. Zwolle. Id. id. dir. B. J. Stegeman Afd. Deventer. Okkes, W Zevenaar. Oordt & Co., D. van Oudshoorn. Paré, N Nijmegen. Peereboom, le Roy &. Co Heerewaarden. Piek S. Wernink Alfen a d Rijn. Poelgeest, Hugo van Leiderdorp (N.V. Steenf. »Ouder» Poelgeest, J. van Zutfen zorg*)- Pol &. de Jongh. v. d Tiel. Corr. adres Eek en Wiel. Pol, J. M. v. d. Arnhem. NAAM. WOONPLAATS (nom.) (domicile.) Pol &. Co., N.V. Steenfabr. v/h S. G. v. d. . Eek en Wiel. Post, E Winschoten. Ploeg, L Werkhoven (U.). Ratering Arntz, firma Nijmegen. Ridder &. Co., de den Haag, Stationsweg 157. Ridder, G. Leccius de Rhenen. Rooij, M. A. de Nijmegen. Russel, Alfred Tegelen. Rohaan, firma G Markelo. Smits &. Sigmond (Bato's Erf) 's Bosch. Snoek, L. A Utrecht. Steenis, A. N. van Utrecht. Sittardsche Steenfabriek Sittard. Simons, Hendrik Maasniel. Steenf. »Helena« v/h M. v. Aken v. Beek, Maatsch. tot Expl. v Breda. Steenf. v/h firma Terwindt &. Arntz . . Millingen. Stoomwaalsteenfabr. »de Rijswaard«, dir. G. J. Nederpelt Nederhemert. Terwindt, J„ dir. Steenfabr. Klaverland. . Nijmegen. Terwindt, Erven Jozef Nijmegen. Terwindt 6. Veerkamp Arnhem. Terwindt &. Co.. G. Doornenburg. Terwindt, firma J. ..... Westervoort. Terwindt, Arnold Velp (G.). Tiglia's Kleiwarenfabriek Tegelen. Trijnes, H. Venray. Verbrugh, J. A Lienden. Vermeulen &. Bloem Nijmegen. Vliet Dz., J. C. van Gouda. »Vooruitgang« N.V. dir. J. H. Kolkert . Deventer. Vries, Gebrs. de Rossum. Vereenigde Ceramiek Steenden Pannenfabr.v/h Dericks en Geldens en L. S. A Geldens . Druten. Waardenburg, F. J. C. van .... Tiel. Wentink, Gebrs de Steeg. »Windesheim«, N. V., dir. J. v- Voorthuijsen Zwolle. Worp Jr., A. van der Nijmegen. Wubbenhorst S. v. Rooijen .... Zwolle. Wijk, D. J. van Gcldermalsen. Wellen, Gebr Bemmel.J Willems de Koning, firma A.. . . . Deurne bij Helmond. BUITENGEWONE LEDEN. (membres donateurs.) De Neder!. Gresbuizen industrie . . . Deventer. Stoompannenfabriek Echt. leeuwen, Gebrs Tegelen. SchouwenbergS.Co.te Swalmenp/aAug.Canoy Venlo. rrienekens, Hubert Reuver bij Venlo. Wentink, J. J Utrecht. Firma van Rijn en Kloot .... Oudshoorn. Firma Rijk de Vries Wageningen. Firma Wed. S. ten Bokkel Huinink . . Neede. Naaml, Venn. „Steenfabrieken Vh. J. W, van dei Eist" Telegram-adres: .. TELEPHOON No. 17. :: VANDERELST, Zalt-Bommel. Waalsteenfabrieken, - Onze firma vervaardigt als specialiteit: Straat- en trottoirklinkers Roode en blauwe ruwe gevelsteen Steenen voor schoorsteenbouw /WvWVWW."' N.B. Men zie in den Hollandschen tuin (voor het Nederlandsche Paviljoen) de metselwerken door eigen personeel, naar aanwijzingen van den architect Ed. Cuipers, uit ons fabrikaat gemaakt. Prima gevelsteenen Klinkers voor waterbouwwerken Compieete schoorsteenen tot elke hoogte Jaarproductie 20.000.000 steenen. Société Anonyme des Briqueteries ci-dcvant J. W. VAN DER ELST Zalt-Bommel Pays-Bas. Nos briqueteries fournissent comme spécialités: Des briques pour le pavage; des briques ordinaires bleues et rouges pour les fagades; des briques pour les construclions hydrauliques; des briques pour la construction de cheminées, dont nous entreprenons également l'êtablissement complet a toute hauteurdésirée. Note: Nous invitons MM. les visiteurs de 1'Exposition de Bruxelles d'aller voir les const ructions magonnées qui se trouvent aans ie jardin hollandais vis-a-vis du Pavillon nêerlandais. Ces constructions ont été établi de nos matériaux par nos ouvriers-magons. Ziegeleien vormals J. W. VAN DER ELST (G. m. b. H.) Zalt-Bommel Niederlande. Unsre Ziegeleien lieferen als Specialitat: Pflasterklinker; gewöhnliche Facadenziegel; rote und blaue brute Facadenziegel; Ziegel für Wasserbauten; Ziegel für Schornsteine, welche wir auch in jeder Höhe complett darstellen. N.B. Wir bitten die Besucher dieser Ausstellung gefalligst im hollandischen Garten bei der niederlandischen Pavillon gehen zu wollen um sich dort die aus unsrem Material von unsren Maurern hergestellten Ziegelbauten anzusehen. Brick-Works O late J. W. VAN DER ELST Zalt-Bommel Holland. Our brickworks make as a speciality: Paving-bricks; facingbricks for buildingpurposes, specially of a fine blue or red colour; bricks for hydraulic architecture; bricks for chimneys, which same we undertake to build completely to any height. We beg to invite visitors of this Exhibition to pay a special visit to the dutch gardens (opposite the Netherlands pavillon) where all masonry has been constructed by our own people frotn our materials. Paris 1900 Médaille d'argent. Dordrecht 1897 Médaille dor. "iTECELr" J FABRIEK L HOLLAND UTRECHT Carreaux de revêtement en qualité supérieure et en décoration riche. specialité: Vieux Delft et décoration de fafade. Représentant: H. V. d. CHIJS, Hamburg, Kaufmannshaus, Bleichenbrücke. Stoomwaalsteenfabr, ROBERT JANSSEN Briqueteries du Waal NIJMEGEN (Holland), Kelfkensbosch 21. TELEPHOON 270. Jaarppoductie 25 millioen Produetion annuelle Spécialités: Specialiteit: Straatklinkers en gevelsteen. Verzending per schip en spoor. Vraagt monsters en prijs. Briques pour le pavage et pour fa