L A r ^ F 5 L. 3 HET ALCOHOLISME EN HOE WIJ HET HEBBEN TE BESTRIJDEN DOOR C. KIJNE. □ Uitgave van het Nederlandsch Jongelingsverbond. Bondsboekhandel en -uitgeverij, Amsterdam, Singel 58. Telef. No. 8888 Noord. HET ALCOHOLISME EN HOE WIJ HET HEBBEN TE BESTRIJDEN DOOR C. KIJNE. □ Uitgave van het Nederlandsch Jongelingsverbond. Bondsboekhandel en -uitgeverij, Amsterdam, Singel 58. Telef. No. 8888 Noord. Aan de Voorzitters der Af deelingen van het Nederl. Jongelingsverbond. Waarde Broeders! Toen we dit jaar ons „zilveren jubileum" vierden als „Drankbestrijders door Geheelonthouding in het Ned. J. V.", werd ons gevraagd, bij deze gelegenheid aan alle afdeelingen van ons Verbond iets aan te bieden, bijv. een gratis-brochure. We hebben getracht, aan dit verzoek te voldoen, maar bieden onze brochure U als leider der Afd. aan, in de hoop dat U haar'nipt alleen welwillend aanvaardt en belangstellend1 "leest, maar ook in een vergadering Uwer voorlezen. Mocht U, om welke reden -fO^kpjcUt' laatste niet kunnen, wees dan zoo goed, het te verzoeken aan een Uwer mede-bestuurders of medeleden en hem daartoe de geschikte gelegenheid te geven. Bij voorbaat U dankend, met heilbede, namens de Comm. v. D. d. G., C. KIJNE, Voorz. H. VELDMAN, Secr. Iedere Afd., die een Spreker voor drankbestrijding wenscht, heeft er slechts om te schrijven aan ondergeteekende, die er dan voor zorgt zonder eenig financieel bezwaar voor de Afdeelingskas. Aan hetzelfde adres kunnen ex. van deze brochure worden besteld, die, zoover de zeer geringe voorraad strekt, worden geleverd a 10 cent. Evenzoo onze andere brochures: „Leekepreekjes over Geheelonthouding" door C. Kijne; „Plaatselijke Keuze" door Ds. D. v. Krevelen; „Gevaarlijke Hellingen" door K. M. v. d. Waarde. De Secr. der Comm. v. D. d. G. H. VELDMAN. Arnhem, Hommelstr. 75. Reeds vijfentwintig jaren treden we in het Nederl. Jongelingsverbond op als drankbestrijders. En van den aanvang af en steeds weer riepen we al onze medeleden op tot medestrijden tegen het „Alcoholisme". Op allerlei wijze trachtten we hun duidelijk te maken, wat we daarmede bedoelen, maar nog blijkt ons nu en dan, dat het niet overbodig is, bij gelegenheid van ons „zilveren jubileum" in al onze afdeelingen de al- of niet-uitgesproken vraag te beantwoorden: „Wat .is het Alcoholisme en hoe hebben we het te bestrijden?" Wij hebben mede den strijd aangebonden tegen het Alcoholisme. Wat bedoelen we daarmee? Hetzelfde wat Ds. W. H. Gispen bedoelde met het „hedendaagsch Alcoholisme", toen hij in Nov. 1907 te Zwolle een referaat hield over „De Christelijke School en het hedendaagsch Alcoholisme", waaruit we 't. volgende overnemen: „Onder Alcoholisme verstaan we de som van alle verschijnselen, oorzaken, middelen en gevolgen, die het gebruik van alcoholische dranken als genotmiddel veroorzaken of waardoor het gebruik dezer dranken wordt bevorderd of die door dit gebruik teweeggebracht worden. We spreken van hedendaagsch alcoholisme, omdat we metterdaad inhetalcoholisme een verschijnsel hebben, dat zijn ontzettende werking eerst heeft in den nieuweren tijd, door de uitbreiding der fabricage en de alle verwachting te boven gaande vergemakkelijking van het vervoer. Ook oeconomische factoren hebben medegewerkt tot het doen ontstaan van het „hedendaagsch alcoholisme", en wel: de opeenhooping der bevolking in de steden, in de middenpunten van de nijverheid, de afstomping van het menschelijk leven in den arbeid door de toenemende fabriekmatige wijze van voortbrenging, de doodende macht van het fabrieksleven, de sociale ellende, waarin duizenden geworpen werden. Uiterlijk is dit verschijnsel waar te nemen in de vele drinkgelegenheden in de steden: tapperijen, kroegen, proeflokalen, bars. Het moderne leven met zijn zenuwachtigmakende, koortsachtige haast, verwekt behoefte aan stimuleerende prikkels, die met een zweepslag den uitgeputte weer voortdringen, steeds weer opnieuw, totdat de prikkel geen werking meer heeft of in telkens grooter hoeveelheid genomen langzaam maar zeker het verzwakkende organisme sloopt. Terwijl eindelijk door het toenemend ongeloof het smartgevoel, dat drijft tot den alcohol, alle tegenwicht verloor en de bedrieglijke, verdoovende kracht der alcoholica met steeds grootere graagte, met tot hartstocht geworden gewoonte werd gezocht in den gevaarlijksten, maar snelst werkenden geconcentreerden vorm van de sterkste alcoholische dranken." Laat ons ook nog mogen mededeelen (of herinneren) wat Dr. Ariëns er over zegt (te vinden in de brochure: „Dr. Ariëns aan het woord"): „Dronkenschap is iets ouds, het alcoholisme iets nieuws. Onder alcoholisme kan in 't algemeen verstaan worden: de abnormale ziekelijke toestand, geboren uit het gebruik van alcoholhoudende dranken, hetzij gegiste, als bier en wijn, hetzij gedistilleerde (overgehaalde) of sterke dranken, als jenever en likeuren. Het alcoholisme heet acuut, wanneer het zich openbaart in den hevigen voorbijgaanden vorm van dronkenschap; chronisch, als de abnormale toestand een doorloopende is; hetgeen meermalen voorkomt, zonder dat ooit dronkenschap plaats vond. Voorts onderscheidt men een individueel en een vo/Ars-alcoholisme, naar gelang aan misbruik van enkelen of van een volk gedacht wordt. Heeft het alcoholisme altijd bestaan? Het individueele ja, het voMrs-alcohoIisme niet. Dit voMrs-alcoholisme is dus een moderne kwaal, en wanneer tegenwoordig van alcoholisme gesproken wordt, dan wordt in den regel daaraan alleen gedacht. In dien zin nemen wij het ook op, en kunnen derhalve deze definitie geven: het alcoholisme is een moderne kwaal, bestaande in misbruik van alcoholische dranken, door een zóó groot deel der maatschappij en in zoodanigen omvang, dat van een maatschappelijke- of volkskwaal gesproken moet worden." Dr. Ariëns toont dit nader met de feiten aan en noemt vervolgens als oorzaken van dit alcoholisme: 1°. Onwetendheid aangaande de physiologische en psychische werking van den alcohol. (Gevolg voor een deel van verkeerde voorlichting van 't publiek in de 18de en 19de eeuw door een nog niet op de hoogte zijnde „wetenschap"). 2°. De goedkoopte en algemeene bereikbaarheid der alcoholhoudende dranken. 3°. De drinkgewoonten. 4°. De drankkapitalisten, die tevens, uit eigen belang, drinkpropagandisten zijn. 5°. De in de vorige eeuw verschrikkelijk verbreide ziekte der drankzucht. 6°. Het gejaagde van het moderne leven en de toegenomen zucht naar genot. 7°. De sociale nooden. Zoo vullen de beide aangehaalde schrijvers elkander aan, om te definiëeren, wat ook wij willen verstaan onder het „alcoholisme", dat we mede bestrijden. „Tegenover dit ontroerende verschijnsel van de 19e en 20e eeuw zien we ons geplaatst" — om nog eenmaal met Ds. Gispen te spreken — „en het is dank zij het onderzoek der wetenschap en de waarneming door statistiek, dat in alle beschaafde landen mannen en vrouwen uit allerlei kringen en van allerlei richtingen zich rekenschap hebben gevraagd van hetgeen tegen dezen jammer der moderne „beschaving" kan gedaan worden." We zouden er nog bij kunnen voegen, dat wij, die als christenen den geestelijken achtergrond der dingen hebben leeren kennen (Ef. 6 : 12), in dat alcoholisme en in al zijn samenwerkende oorzaken en noodlottige gevolgen satanswerkingen hebben herkend, machten der duisternis, die we, juist als christenen, hebben te bestrijden met al de kracht, die in ons is, bovenal met de kracht van Gods Geest en Woord, b.v. met het apostolisch woord: „hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar bestraft ze ook veeleer" (Ef. 5:11). Zooals er waarschijnlijk onder de christenen nooit een beweging zou zijn ontstaan voor de afschaffing der slavernij, indien deze niet zulke afschuwelijke vormen had aangenomen, vooral ten tijde en tengevolge van den slavenhandel op en in Amerika, en zooals zelfs toen nog die afschaffing door vele christenen bestreden werd (niet alleen door zoogenaamde „christenen" op kwasi-ernstige gronden: denk maar aan Da Costa en zijn „Bezwaren tegen den geest der eeuw"!) — zoo ook zou er m. i. onder de christenen nooit een beweging ontstaan zijn voor de afschaffing der alcoholische dranken, indien er niet een tijd gekomen was, dat men kon gaan spreken van een „hedendaagsch alcoholisme"1 (Ds. Gispen), dat het „individueel alcoholisme" was voortgewoekerd tot een „volksalcoholisme" (Dr. Ariëns); zoo ook werd en wordt nog (hoewel al minder en minder) deze afschaffing door christenen — en niet alleen door zoogenaamde „christenen" op kwasi-ernstige gronden — bestreden. Ook wij zouden nooit begonnen zijn met onze „Drankbestrijding door Geheelonthouding", indien we dit alcoholisme niet hadden leeren kennen als een vloek van onzen tijd, een volkszonde en kanker onzer maatschappij, een gevaar, dat elk onzer bedreigt en vooral ons opkomend geslacht: onze kinderen en onze jonge mannen, ja zelfs onze meisjes en jonge vrouwen. Vandaar dat ik reeds in 't eerste jaar onzer „Broederschap van het Blauwe Lint" (later omgezet in de „Commissie voor Drankbestrijding door Geheelonthouding"), toen 't me vergund werd op den Bondsdag (1897) een pleidooi voor die „Broederschap" te voeren en een oproep tot die Drankbestrijding te doen weerklinken, sprak van „Onze strijd tegen een der gevaarlijkste vijanden van ons Verbond". Dus zullen we tevreden zijn, zoodra we het zóóver gebracht hebben, dat het alcoholisme weer tot zijn vroegere afmetingen is teruggebracht; dat het weer wordt als in de tijden, dat ervan alcoholisme nog geen sprake was; dat het „volksalcoholisme" weer is vervangen door „individueel alcoholisme"? En dan weer gemoedelijk ons glaasje wijn gaan drinken? Neen, dat kin niet meer. Hoe meer men ging ijveren voor afschaffing der slavernij, hoe meer men ging inzien, dat alle slavernij den mensch onwaardig is. Hoe meer vooral de christenen gingen verstaan, dat het Evangelie van Jezus Christus ieder mensch tot volle vrijheid roept en wil brengen. En nu wenscht geen enkel waar christen de slavernij in welken vorm ook terug, of waar ze nog gevonden wordt, zij 't ook onder anderen naam, die te bestendigen. Zoo gaat het ook in den strijd tegen het alcoholisme. Sedert deze begonnen werd, is men den aard en de werking der alcoholische dranken en de gevolgen van hun gebruik ernstig gaan bestudeeren en hoe langer hoe meer tot het inzicht gekomen (ook in de medische wetenschap), dat het gebruik dier dranken als genotmiddel (ook het dusgenaamd „matig gebruik") altijd schadelijk werkt en het gebruik als medicijn meestal van twijfelachtig nut en in vele gevallen evenzeer schadelijk is. Dit wetende, zal ieder christen, die ook zijn lichaam beschouwt als een hem door zijn Schepper toebetrouwd goed en zijn roeping verstaat volgens het Evangelie: „gij zijt duur gekocht, zooverheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn" (1 Kor. 6 : 20), tot het besluit komen, geen alcohol meer te gebruiken dan op voorschrift van een betrouwbaar medicus. (Lees ter illustratie van dit „betrouwbaar" het verhaal van „Drie Jonge Mannen".) Bovendien heeft de studie van't alcoholvraagstuk ons doen zien een satanische werking van een macht der bedwelming in alle tijden (althans van den zondvloed af) en bij alle volken, door allerlei middelen, die ons met des te meer ijver als christen die macht deed bestrijden en er ons van zou afschrikken haar, eenmaal van ons erf verdreven, ook maar één duim gronds weer terug te geven. Inderdaad, niet alleen uit naastenliefde, ter wille van onzen medemensch en van onze veralcoholiseerde maatschappij, maar ook om onszelf en onze kinderen te bewaren van den booze, zijn en blijven wij geheelonthouders, geloovende, dat Gods heilig Evangelie ons daartoe roept. Zoo zijn wij als.vanzelf gekomen tot de beantwoording der vraag, hoe wij het alcoholisme hebben te bestrijden. Allereerst door persoonlijk ons geheel te onthouden van alle alcoholische dranken, die niet door een alleszins betrouwbaar medicus zijn voorgeschreven. Wie een verkeerde en schadelijke gewoonte bestrijden wil, moet beginnen, er zelf nooit meer aan mee te doen. Wie dus de drinkgewoonten en haar gevolgen wil bestrijden, beginne met zelf er radicaal mee te breken. De voorbeelden en vermaningen uit de H. Schrift zijn hier voor 't grijpen. We herinneren slechts aan het ééne, reeds aangehaalde Apostolisch woord: „Hebt geen gemeen- schap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar bestraft ze ook veeleer". (Ef. 5 : 11). Dit woord toch brengt ons tegelijk een tweede antwoord op de boven gestelde vraag. Niet alleen „geen gemeenschap", maar ook „bestraffen". Dat is: tegen het alcoholkwaad, tegen de drinkgewoonten getuigen, waar het pas geeft, en zoovelen als maar mogelijk is voor de geheelonthouding trachten te winnen. En om dit met kracht en met meer zegen te kunnen, is weer een derde noodig: ons met medechristenen tot dat doel te vereenigen. Daarom tracht ook onze Comm. v. D. d. G. aaneensluiting te verkrijgen tusschen alle geheelonthouders in ons Ned. Jong. Verb. Omdat we meenen, dat de leden van dit Verbond het gemakkelijkst door hun medeleden, die geheelonthouders zijn, voor de drankbestrijding door geheelonthouding kunnen worden gewonnen. En omdat deze laatsten weer door aaneensluiting en samenwerking groote kracht kunnen ontwikkelen (spreekbeurten organiseeren, geschriften uitgeven, secties vormen, straks misschien een beroepsarbeider aanstellen) en op hun gemeenschappelijk bidden en werken rijken zegen van Boven mogen verwachten. Daarom: al wie nog niet aangesloten zijt, sluit u aan! Kunt gij voor dit doel geen extra-contributie betalen, ge wordt daarvan vrijgesteld. Uw persoon is ons meer waard dan uw contributie. We zijn al heel wat nader bij het ideaal, door de oprichters der Broederschap van het Blauwe Lint 25 jaar geleden van verre gezien: alle leden van 't Ned. Jong. Verb. geheelonthouders, maar — we zijn er nog niet. Zullen we er komen ? Ook door u? Een vierde middel lot bestrijding van het alcoholisme wordt aangewezen in de ons weieens gestelde vraag, of er niet moet worden gerekend met den „invloed van omstandigheden, waardoor men bewust of onbewust naar verdooving zoekt of gedreven wordt naar een omgeving, die leidt tot drankmisbruik", en of dus „ook hier geen werk zou liggen, vooral in onze groote steden, bijv. meer conversate-gelegenheid voor alleen-wonende jonge mannen te scheppen ten einde soosbezoek te voorkomen". Inderdaad ligt hierin een mooi en krachtig middel van drankbestrijding en daarom een mooie en beteekenisvolle taak voor onze drankbestrijders. Maar niet voor dezen alleen. Het moet tot de belangrijkste werkzaamheden der C. J. V. gerekend worden, vooral in de steden, haar leden en anderen jongen mannen gelegenheid te bieden om tenminste één, liefst meer avonden per week in een gezellig ingericht lokaal met aangename en niet-demoraliseerende conversatie of lectuur, met dam-, schaakof ander niet-verderfelijk spel, enz. buiten verleiding van alcoholische dranken, te kunnen doorbrengen. De drankbestrijders in de C. J. V. hebben echter vooral het hooge belang daarvan in 't oog te vatten en daarom in of bij het Bestuur daarop aan te dringen en, zoo mogelijk, persoonlijk mede te werken om zulke „conversatie-avonden" zoo aangenaam en tevens zoo nuttig mogelijk te maken. Hier vooral moet het nuttige met het aangename vereenigd. En hierdoor kan tweeërlei bereikt: le. dat de leden der C. J. V. uit kroeg en societeit worden gehouden; 2e. dat niet-leden naar zoo'n „conversatie-avond" worden meegelokt en daardoor tot de C. J. V. getrokken. En indirect wordt daardoor het alcoholisme bestreden. Nog één middel willen wij noemen: het maken of bevorderen van wettelijke bepalingen tot beperking of verbod van den verkoop en de vervaardiging van alcoholische dranken. Ook hierop hebben de drankbestrijders hun invloed uit te oefenen en ook dit kunnen ze beter gezamenlijk, georganiseerd, dan elk afzonderlijk. Maar hierbij komen ernstige vragen aan de orde. Het eenvoudigste en radicaalste zou zijn: een algeheel verbod voor 't geheele land van alle fabricatie en verkoop van alcoholhoudende dranken, een verbanning van den alcohol naar de vergiftkast van den apotheker. Maar — behalve andere, kan met recht déze vraag gesteld: „Als men door invloed van omstandigheden bewust of onbewust naar verdooving zoekt, is het dan geen groot gevaar een volk van niet-geheelionthouders door wettelijk voorschrift tot geheelonthouding van sterken drank te dwingen, afgezien of de overheid daar al of niet het zedelijk recht toe heeft. Zal men juist daardoor niet velen in de hand van andere en nog meer funeste middelen drijven?" We meenen dan ook een beteren weg gevonden te hebben in wat men noemt: de Plaatselijke Keuze. Een uiteenzetting en aanbeveling van dit stelsel behoeven wij hier niet te geven, daar we een brochure daarover in 't licht gaven, geschreven door een alleszins bevoegde hand: „Plaatselijke Keuze" door Ds. D. van Krevelen. Slechts herinneren we, in verband met de gestelde vraag, aan twee groote voordeelen van dit stelsel: le. een volk van niet-onthouders kan niet door een verbodsbepaling tot geheelonthouding worden gedwongen, aangezien slechts plaatselijk zulk een verbodsbepaling kan uitgevaardigd en deze dan steunt op de vrije keuze van bijna alle meerderjarige burgers en burgeressen dier plaats; 2e. door dit stelsel mede wordt het volk opgevoed tot de vrijheid der zelf-willende geheelonthouders van alcoholische dranken. Toch blijft ook onder dit stelsel een minderheid (zij 't dan ook een kleine) van niet-onthouders, die min of meer tot onthouding worden gedwongen. En voor dezen wordt dan inderdaad het nu reeds bestaande gevaar grooter: in hun levensmoeheid of vertwijfeling naar nog meer „funeste" verdoovingsmiddelen dan alcohol te grijpen. Daarom hebben we naast, ja vóór en boven de drankbestrijding, als christenen, nog iets anders te stellen, n.1. den zielskranken en levensmoeden in onze ontredderde maatschappij genezing en nieuwe krachten aan te brengen, allereerst en allermeest door het Evangelie onzes Heeren Jezus Christus, en in de tweede plaats door alle middelen, die het levenspeil verheffen, den geest verrijken, de lichaamskracht sterken, de levensvreugd en -energie verhoogen kunnen. Daarom ook willen wij, drankbestrijders in 't Ned. Jong. Verbond, niet alleen en niet in de eerste plaats drankbestrijders zijn, maar medearbeiders aan de heerlijke taak van dat Verbond: de Jongelingschap te winnen en te bewaren voor Christus en Zijn Koninkrijk en te vormen tot krachtmenschen en tot prachtmenschen „in 't midden van een krom en verdraaid geslacht," te brengen onder, te doordringen van „de liefde van Christus." Maar dan ook door die liefde te maken tot strijders tegen alle macht des Boozen, dus ook tot Drankbestrijders door Geheelonthouding. . I