437 Ter verspreiding. VERSLAGEN EN MEDEDEELINGEN D 13 IV. y De Machines voor de Houtbewerking door H. C. GROSJEAN W.I. Zie de 'keerzijde van den omslag. Overeenkomstig het doel der Tentoonstelling, besloot de Algemeene Commissie onder den titel „Verslagen en mededeelingen", eenige studiën uit te geven omtrent onderwerpen, welke met die Tentoonstelling in verband staan en voor de ambachtsnijveren van belang zijn- Van deze studiën worden een aantal exemplaren kosteloos verspreid of wel aan de Departements-besturen ter verspreiding ter beschikking gesteld. Ti aar door de Maatschappij van Nijverheid geen departementen zijn opgericht, worden andere instellingen uitgenoodigd deze taak op zich te nemen. Terwijl de Algemeene Commissie de studie omtrent motoren van zoodanig belang achtte, dat zij besloot deze aan alle leden der Maatschappij aan te bieden, vermeende zij de vrouwelijke huisgenooten en aanverwanten geen ondienst te doen door te hare behoeve eveneens aan alle leden onzer Maatschappij een exemplaar te doen toekomen van de aflevering, welke op bet handweven betrekking heeft. Van de overige afleveringen der „Verslagen en mededeelingen", welker inhoud op de achterzijde van dezen omslag wordt vermeld, zijn, zoolang de voorraad strekt, exemplaren ter beschikking van de leden der Maatschappij tegen betaling van ƒ 0.25 per exemplaar, voor niet-leden tegen betaling van ƒ 0.50. Deze zijn aan te vragen bij den heer J. W. P. Hartkamp, Overtoom 38, Amsterdam. de Algemeene Commissie : R. P. J. TUTEIN NOLTHENIUS C.I., Voorzitter. C. N. J. MOLTZER J.Ezn., Plaatsvervangend Voorzitter. j. w. f. HARTKAMP, Directeur van het Secretariaat. Mr. R. J. G. BOISSEVAIN. Th. G. STRENGERS. Jhr. J. A. HOEUFFT. Mr. G. KIRBERGER. H. VAN DER MASCH SPAKLER. J. MUYSKEN W.I. Mr. J. VERSCHÜYL. Mr. Th. MULLER MASSIS, Algemeen Secretaris voor de Tentoonstelling. PAUL TUTEIN NOLTHENIUS B. S. 2e Secretaris. Maatschappij van Nijverheid Internationale Tentoonstellingvan Ambaehtswerktuig en in 1907. De machines voor de houtbewerking DOOR H. C. GROSJEAN W.I., Leeraar aan de Kweekschool voor Machinisten, te Amsterdam. INLEIDING. Het houtbewerken is een bedrijf dat zeer waarschijnlijk zoo oud is als de menschelijke beschaving; de natuur bood aan den mensch in het hout een voor velerlei doeleinden geschikt materiaal aan, een materiaal dat slechts geringe en bovendien gemakkelijke bewerking vereischte en waarvan de voorraad onuitputtelijk was. Het heeft zeker in de eerste plaats gediend voor het vervaardigen van woningen en andere gebouwen, zelfs is het zeer waarschijnlijk dat vele der in de geschiedenis beroemde gebouwen, de tempels en paleizen der vroege oudheid, o. a. de tempels van Salomo en die te Delphi, grootendeels, zoo niet geheel, uit hout waren vervaardigd. Het tot stand brengen van zulke monumenten wijst op eene reeds vroeg verkregene, groote bedrevenheid in de bewerking van dit materiaal. In de middeleeuwen, maar vooral in de dichter bij ons liggende eeuwen, tot kort voor den tegenwoordigen tijd, vond het hout een zeer belangrijke toepassing in den scheepsbouw ; misschien werd voor dit doel, meer dan voor eenig ander, van dit materiaal gebruikt. Zoo werden, voor het bouwen van de onoverwinnelijke vloot, geheele wouden in 't noorden van Spanje uitgeroeid. Dit gebied heeft het echter moeten prijsgeven; aan de eisehen, die de scheepsbouw stelt, kan thans door liet hout niet meer worden voldaan; het ijzer trad daarvoor in de plaats, evenals dat reeds iets vroeger bij den bruggenbouw was geschied. Toch is het hout in onzen tijd nog steeds een allerbelangrijkst materiaal, vooreerst voor den bouw van onze woningen, doch niet minder voor de vervaardiging van allerlei huisraad. Dat zelfs de scheepsbouw nog een groote hoeveelheid hout verbruikt, kunnen wij zien aan de mailschepen van den jongsten tijd. Yoor het bewoonbaar maken van die booten, voor het verschaffen van de gemakken en de weelde die daar worden aangetroffen, is het hout onmisbaar. De houtbewerking blijft dus nog altijd een hoogst belangrijk bedrijf. Hierboven werd opgemerkt dat de bewerking, die dit materiaal vereischt, een geringe is, en wat hiermede bedoeld wordt, is duidelijk als daar tegenovergesteld worden de bewerking der spinbare vezels uit planten- en dierenrijk afkomstig, die der aard- en steensoorten, bovenal die der metalen. De houtbewerking is slechts een mechanische, d. w. z. de grondstof, zooals die uit de natuur verkregen wordt, ondergaat slechts een verandering in uitwendigen vorm, niet in scheikundige samenstelling. Dit laatste: verandering m sc ei kundige samenstelling, vindt slechts eenigermate plaats als het hout tegen invloeden, die een spoedig bederf veroorzaken, moet beschut worden, of bij de bereiding van houtskool, maar dit laatste bedrijf ligt buiten ons bestek. Ook is de bewerking een gemakkelijke, dat wil zeggen: zij kost betrekkelijk weinig kracht of arbeid; het zagen, boren, schaven van het hout gaat veel gemakkelijker dan de gelijknamige bewerkingen dei metalen. Het oudste werktuig waarvan de houtbeweikei gebruik maakte, is zeker de bijl; dit gereedschap diende toen, zooals nu, vooreerst voor het vellen der boomen, dus voor het winnen van het hout, en daarna voor het ruw bewerken, voor het geven van eene eenigermate regelmatige gedaante aan de ruwe stammen nadat door ditzelfde hulpmiddel de takken zijn verwijderd. In ouderdom volgt op de bijl waarschijnlijk de zaag, Egyptische afbeeldingen uit zeer ouden tijd vertoonen ons werklieden, bezig dat werktuig te hanteeren, en de Grieksche fabelleer wijst den uitvinder ervan met name aan. In China moet de houtdraaibank reeds zeer vroeg bekend zijn geweest, maar daar de geschiedenis er bijvoegt dat ze door Indische werklieden in dat rijk was gebracht, moet ze dus in Indië nog veel vroeger in gebruik zijn geweest. Het zeer fraaie huisraad der Romeinen geeft ons een duidelijk bewijs dat onder dat volk, vooral in den keizertijd, de houtbewerking op een zeer hoogen trap stond, en dat de gereedschappen die daarbij werden gebruikt, reeds een zeer hoogen graad van volkomenheid moesten hebben bereikt. Eerst in het laatste gedeelte der middeleeuwen wordt die bedrevenheid in Europa teruggevonden. Toch was reeds in den aanvang van dat geschiedkundig tijdperk op dit gebied een zeer belangrijke uitvinding gedaan, die van den zaagmolen. In het gebied van de Eoer moet de eerste door waterkracht gedreven zaagmolen reeds in de 4de eeuw van onze jaartelling in werking zijn gebracht en hierin moeten wij waarschijnlijk het eerste voorbeeld zien van houtbewerking door middel of met behulp van eene natuurkracht. Het getal dezer zaagmolens vermeerderde spoedig, maar natuurlijk slechts in die landen die over waterkracht konden beschikken, en nog tegenwoordig worden in afgelegen bergstreken van Duitschland en van Noorwegen zaagmolens gevonden, wier stichting misschien wel van de middeleeuwen dagteekent. Deze beperking van de bruikbaarheid van den zaagmolen tot de genoemde streken verdween met de uitvinding van den windzaagmolen; de toepassing van de windkracht op het zagerijbedrijf ging aan alle andere toepassingen vooraf. De Hollanders, die zich de eer dezer uitvinding mogen toekennen, verrijkten de industrie (ongeveer in de 16de eeuw) nog met een ander belangrijk hulpmiddel, het zaagraam, waarin een aantal zagen naast elkander geplaatst kunnen worden, zoodat daarmede een stam dadelijk in een aantal planken of halken verdeeld kan worden. De cirkelzaag, dat tegenwoordig zoo onmisbare hulpmiddel, zelfs in de kleinste werkplaatsen, werd" in het laatst der 18de eeuw in Engeland uitgevonden, en deze uitvinding werd aangevuld door die van de lintzaag, welke van het begin der 19de eeuw dagteekent. In beide werktuigen is de heen- en weergaande beweging van de tanden der raamzaag vervangen door een beweging die voortdurend in dezelfde richting plaats grijpt. Hoewel hierin een groote verbetering is te zien, die men ook bij allerlei andere werktuigen heeft ingevoerd, werden de raamzagen daardoor toch niet verdrongen, en wel om redenen die wij hieronder zullen aanvoeren. Ook de eerste schaafmachine dagteekent nog uit het laatst der 18de eeuw. Evenals met alle uitvindingen was het ook het geval met die, welke op de houtbewerking betrekking hebben. In den beginne werden ze nog niet op hun waarde geschat; dat gebeurde eerst langzamerhand, vooral toen de machines, door het aanbrengen van verbeteringen, voortdurend meer aan het doel beantwoordden. Wij zullen bij de bespreking der machines voor de houtbewerking de natuurlijke volgorde in acht nemen, en dus eerst bespreken : de hulpmiddelen die gebezigd worden bij het winnen van het hout en bij het verwerken der stammen tot planken en balken, dus tot het ruwe handelsproduct, vervolgens de werktuigen die gebezigd worden voor het bewerken hiervan in de weikplaats van den eigenlijken houtbewerker, waarbij wij ook de noodige aandacht zullen wijden aan het onderhoud van het gereedschap door slijpen. Het eerstgenoemde onderdeel der houtindustrie zal wel steeds, op eenige geringe uitzonderingen na, tot de grootindustrie gerekend moeten worden, de verwerking van het ruwe handelsproduct tot gebruiksvoorwerpen daarentegen geschiedt wel is waar ook dikwijls in groote werkplaatsen of fabrieken, maar daar naast evenzeer in een groot aantal van kleine afmeting. Van dit gebied is de kleine nijverheid dus nog niet verdrongen door de groote, maar wil ze zich hier blijven handhaven, dan zal ze, waar het mogelijk is, de machine moeten toepassen, zoowel 0111 hooggestelde eischen betreffende de kwaliteit van het product te kunnen bevredigen, als om de productiekosten te verlagen. Dat er houtbewerkingen zijn, waarvoor tot nog toe geen werktuigen zijn uitgevonden, werd op de Tentoonstelling bewezen door de klompenmakers ; hun werk was nog geheel handenarbeid. HET WINNEiST Els" ZAGEN VAN HET HOUT. Onder het winnen van het hout verstaan wij : vooreerst het vellen van de boomen, daarna het transporteeren van de stammen naar de zagerij. De eerstgenoemde werkzaamheid is door den vooruitgang der techniek bijna niet aangeroerd ; de bijl is daarbij nog steeds het voornaamste werktuig. Gedurende de duizendtallen van jaren dat de menschheid van dit werktuig gebruik maakt, is daarvan, welke wijzigingen de uitwendige gedaante ook mag hebben ondergaan, de grondvorm niet veranderd. Een belangrijke verbetering is door de Amerikanen in vorm en materiaal van de steel aangebracht. Door de groote elasticiteit van dit laatste bevrijdt de bijl zich zelf uit de gemaakte gleuf. Men heeft bij het vellen van de boomen mechanische arbeidskracht trachten te gebruiken ; de voor dit doel uitgevonden machines bestonden uit een petroleumlocomobiel, die een zaag in beweging bracht. De ontwikkeling der electrotechniek deed verwachten dat een groot voordeel verbonden zoude wezen aan het vervangen van de petroleumlocomobiel door den electromotor, maai' ook deze combinatie hief het groote gebrek dezer machines niet op : de moeilijkheid der verplaatsing over een hoogst ongunstig terrein. Aan het transporteeren der stammen van de plaats waar ze geveld zijn naar de fabriek, moest men, na de uitvinding der zaagmolens, zijn aandacht wijden ; vóór dien tijd werden ze op de plaats zelf gezaagd. In de bergachtige landen, waar de bosschen tegen de hellingen groeiden, en de molen zich in het dal bevond, had het vervoeren langs kanalen of goten plaats, waarin de stammen zich door hun eigen gewicht voortbewogen. Hoe gladder de wanden van die kanalen waren, hoe geringer de helling behoefde te wezen. In dit opzicht stonden, die waarvan wanden en bodem van vlakke planken getimmerd waren bovenaan. Kon men water door de kanalen laten stroomen, dan ging de beweging nog vlugger ; en het gemakkelijkst was het transport als van den stroom zelf, die beneden in het dal den molen dreef, gebruik kon worden gemaakt. In vlakke landen als het onze, was men natuurlijk verplicht van dieren voor het transport gebruik te maken, en. dat hierin nog weinig verandering is gekomen, wordt bewezen doordat in de laatste prijscouranten van handelaars in houtbewerkingstoestellen nog steeds tweewielige transportwagens voor dit speciale doel worden aangeboden. In den laatsten tijd heeft men dit transport vergemakkelijkt door het gebruik maken van licht verplaatsbaar spoorwegmateriaal, zooals dat door Orenstein & Koppel en andere firma's wordt vervaardigd. Daarbij rusten de wagens steeds op vier wielen die aan twee draaibare onderstellen zijn bevestigd, waardoor het vervoer van lange stammen mogelijk wordt gemaakt. Moet een groote hoeveelheid ruwe stammen over een lang traject worden vervoerd, b. v. uit het Schwarzwald naar ons land, dan worden ze tot vlotten, z. g. „Hollanders", soms van reusachtige afmetingen, vereenigd, die eenvoudig de rivier afdrijven. In Amerika heeft men vlotten gemaakt, die gesleept werden en in staat waren de stormen van de open zee te trotseeren. Een nadeel aan het „vlotten" van het hout verbon den is, dat er na het verdeelen van het vlot, spijkers in de stammen achterblijven, die het zagen bemoeilijken. Het bij de fabriek aangevoerde hout wordt meestal niet dadelijk verwerkt. Het hout wordt „gewaterd", waarmede bedoeld wordt, dat de stammen een tijdlang in stroomend water blijven liggen waardoor de sappen, die liet celweefsel vullen, daaruit, door uitlogen, meer of minder volkomen verwijderd worden. Blijven die sappen in het hout achter, dan zijn zij vooreerst oorzaak van het krimpen, daarna van het bederf van het hout. Na het zagen moet het hout nog langen tijd, een paar jaren b. v. in open loodsen, waardoor heen de wind kan spelen, aan de lucht blootgesteld worden om winddroog te worden. Men kan dit bespoedigen door de celsappen door stoom te verwijderen, het hout wordt dan „gestoomd," doch dit geschiedt eerst na het zagen. Zulk gestoomd hout wordt veel sneller door den luchtstroom gedroogd dan het gewone hout, en de hiertoe benoodigde tijd wordt dikwijls nog meer afgekort door kunstmatige droging, door middel van warme lucht. Het naar binnen brengen van de stammen, die gezaagd zullen worden, geschiedt bij ons te lande nog vrij algemeen door ze langs het ons allen bekende hellende vlak op te sleepen, dat beneden in het water eindigt, en boven aan de vloer der zagerij is verbonden. Een ketting wordt om den stam geslagen, het eind daarvan wordt opgewonden door een windwerk, hetwelk door de machine in beweging wordt gebracht. Op den zaagvloer aangekomen, wordt de stam op de slede gelegd, die hem naar de zaagmachine voert. In de Amerikaansche fabrieken heeft men daarvoor andere inrichtingen, die tijd, maar vooral menschelijke arbeidskracht sparen. In de plaats van het hellend vlak, vinden we daar een hellende goot van driehoekige doorsnede. Over den bodem van die goot beweegt zich een ledeketting op wiens schalmen omhoog stekende pennen zitten. De boomstam, die in het gedeelte van de goot dat tot in het water reikt, gevoerd wordt, wordt door de tanden of pennen gegrepen en door deze omhooggevoerd. Zijn in die molens de stammen op die wijze op den zaagvloer aangebracht, dan worden ze door zeer vernuftige, bijna automatisch werkende toestellen, uit den goot gestooten en naar links of rechts gerold over een hellend vlak waardoor ze bij de zaagmachines komen. Is die machine reeds gereed met de bewerking van den vorigen stam, dan rolt de stam onmiddellijk op de machine, is dat niet het geval, dan wordt hij zoolang door een ijzeren nok of duim tegengehouden. Wij hebben reeds meegedeeld dat het zaagraam een Nederlaiidsche uitvinding is. Onder die benaming wordt verstaan een rechthoekig raam waarin een aantal zagen, tot 15 toe, naast elkander gespannen kunnen worden. Uit de twee lange, verticaal geplaatste zijden van dit raam steken tappen, waaraan de koppen van drijfstangen grijpen, die met het andere uiteinde verbonden zijn aan twee krukken, aangebracht op een as, die in den regel onder den zaagvloer ligt en die door den molen wordt rondgedraaid. Een of twee vliegwielen (de krukken doen somtijds tegelijkertijd dienst als vliegwielen.) bevorderen den regelmatigen gang. De ronddraaiende beweging van de as doet het zaagraam op en neer gaan, dat daarbij tusschen geleidingen loopt. De boom, die op een wagen of slede ligt, wordt door een palwerk (in beweging gebracht door een excentriek op de as) geleidelijk tegen de zagen in geschoven, en daarbij in zooveel planken verdeeld als er zagen in het raam zijn. De wijdte van het raam bepaalt natuurlijk de uiterste dikte die de boom of stam hebben kan. In de oude zaagmolens was deze zaagmachine grootendeels van hout vervaardigd, tot zelfs het raam. Het vaste gedeelte der machine, het gestel dus, maakte een geheel met het gebouw uit. Met de ontwikkeling der ijzerindustrie kwam dit materiaal ook in de windmolens meer en meer in toepassing. In de zaagmolens eerst voor de vervaardiging van het raam, daarna van de drijfstangen, de as en de vliegwielen. Zoo gewijzigd kan men de raamzaagmacMne nog in vele windmolens in ons land in werking zien. In beginsel zien we hier nog dezelfde machine, die reeds voor twee eeuwen daar werd aangetroffen, nuttig werkzaam. In de stoomzagerijen is ze echter tot een wezenlijke machine geworden, d. w. z. tot een van het gebouw af- gescheiden, in zich zelf besloten geheel en daarbij geheel, dus niet alleen de bewegende deelen, uit ijzer vervaardigd. De werkingswijze is daarbij geheel gelijk aan die, welke we hierboven beschreven. De drijfas ügt in het laagste gedeelte der machine, dat zich ook hier onder den zaagvloer bevindt. Midden op die as zitten de riemschijven. Aan ieder der uiteinden draagt de as een vliegwiel, dat tevens als kruk dienst doet. De daaraan verbonden drijfstangen bewegen zich dus langs de buitenzijden van het gestel of frame der machine. Het wiel dat ongeveer in het midden der machine zit, is het pal wiel, dat zich van de gewone palwielen onderscheidt doordat er geen tanden op zijn aangebracht. Op de aan weerszijden schuin afloopenden buitenomtrek werkt een gedeeltelijk excentriek, dat door wrijving bij elke omwenteling, die de krukas maakt, het palwiel over een kleinen hoek voortbeweegt. Een zoodanige inrichting wordt een geruischloos palwerk genoemd. De beweging van het palwiel wordt door kamraderen over gebracht op de vier gegroefde of getande rollen, die hun tanden drukken in den stam of het hout dat geplaatst is op twee wagentjes, één vóór, één achter de machine, welke wagentjes zich over rails voortbewegen. Op deze wijze wordt het hout naar de zagen gevoerd. De zagen vormen natuurlijk het belangrijkste onderdeel der zaagmachine. Vooral het materiaal moet aan de hoogste eischen voldoen, en geen ander dan kroezenstaal is daarvoor geschikt. Aan het uitsmeden, polijsten en harden moet de grootste zorg worden besteed. De vorm der tanden zie fig 1, hangt af van de houtsoort die bewerkt wordt. Tusschen de tanden moet voldoende ruimte aanwezig zijn voor het bergen van het zaagsel. Het zetten of schranken der tanden moet met oordeel geschieden, ook hierbij is rekening te houden met de houtsoort. Door spie en haakspie en op de zagen geklonken beugels, zaagkluchten genaamd, worden de zagen in het raam bevestigd en gespannen. Het is juist de groote spanning, die aan de zagen in de raamzaagmachiue is te geven, en die veel grooter is dan de spanning van een band- of lintzaag, die deze machine zulk een groot voordeel verschaft boven andere zaagmachines, ofschoon ze, zooals hieronder zal worden aangetoond, langzamer werkt. De lengte die deze machine in een zekeren tijd, b.v. in een minuut of seconde zaagt wordt gevonden door den weg, waarover de stam per minuut of seconde vooruitgeschoven wordt, te vermenigvuldigen met het getal zagen. De snelheid van het vooruitschuiven hangt af van de houtsoort en van de dikte van den stam. Is de laatstgenoemde afmeting 60 c. m. dan is een snelheid per uur van 20 Meter reeds zeer aanzienlijk, zoodat, als er 15 zagen in het raam zitten, de geheele lengte van de zaagsnede in een uur verkregen, 300 Meter is. De grootste machines hebben een zaagraam dat ongeveer 1.20 Meter wijd is. In de plaats van zulke verticale raamzaagmachines worden ook horizontale gebezigd, vooral voor het zagen van kostbare, harde houtsoorten, die meestal tot dunne platen worden gezaagd, zie Fig. 2. Het raam heeft dan slechts één blad en na elke snede moet het raam over een afstand gelijk aan de dikte die men aan het hout wenscht te geven, naar beneden geschroefd worden. Om de machine ook voor gewone houtsoorten, dus voor die welke in het bouwbedrijf voorkomen, heeft men het raam van twee en van drie bladen voorzien, maar dan zelfs is het nog moeilijk in te zien, dat ze tegenover de verticale zaagmachine voordeelen oplevert. Tegenwoordig wordt voor het verdeelen der ruwe stammen op groote schaal gebruik gemaakt van de lintzaagmachine. Het oorspronkelijke doel, waartoe deze machine werd uitgevonden, was om het uitzagen van stukken volgens gebogen lijnen mogelijk te maken; later is ze ook toegepast voor het verdeelen van de ruwe stammen in planken. Waar men in Amerikaansche fabrieken deze bewerking door de raammachine verricht, daar wordt toch dikwijls op de lintzaagmachine de ruwe kant aan vier zijden weggenomen om aan den stam een vastere ligging bij het zagen te verzekeren en ook om in de machine twee stammen op elkaar te kunnen stapelen. Een lint- zaag is eeu in zich zelf terugkeerend zaagblad dat zich voornamelijk van de gewone zaag onderscheidt, door dat het zich voortdurend in dezelfde richting beweegt. Het is gespannen om twee even groote schijven, die, om de wrijving te bevorderen, met gummi of met leer zijn bekleed. Ook bij deze machines maakt men onderscheid tusschen horizontale en verticale. De horizontale lintzaagmachine bestaat uit twee staanders of kolommen waartusschen door zich de tafel beweegt, waarop de stam gelegd is. De verticale lintzaagmachine daarentegen, zie Fig. 3, heeft slechts ééne kolom welke de stoelen voor de assen der zaagschijven draagt, voor die kolom langs beweegt zich de wagen met den stam. De eerste machine zaagt dus in horizontale richting de afgezaagde plank blijft liggen ; de laatste zaagt een staande plank, die vastgehouden moet worden. Het doel van dit geschrift is niet een machine als deze in al haar bizonderheden te beschrijven, doch uit hetgeen reeds is meegedeeld kan de oplettende lezer afleiden dat de lintzaagmachine een veel samengestelder geheel is dan de raamzaag. Daar telkens slechts één plank wordt afgesneden moet de stam voortdurend teruggevoerd worden, en om geen tijd te verliezen, geschiedt deze terugkeerende beweging met grootere snelheid dan die, waarbij gezaagd wordt. Aan het einde der terugkeerende beweging worden de zaagschijven in verticale richting (ten minste bij de horizontale machine) verplaatst over een afstand gelijk aan de dikte van de plank, bij de verticale moet de stam naar de kolom toe verschoven worden. Dat ondanks de grootere samenstelling de lintzaag in de meeste gevallen de raamzaag heeft verdrongen, moet worden toegeschreven aan de grootere snelheid waarmee ze werkt. Doordat de beweging steeds in dezelfde richting plaats vindt kan de lintzaag zich veel sneller bewegen dan de op en neergaande zagen. Maakt de as van de laatste b. v. 180 omwentelingen per minuut en is de slaglengte van het raam 55 cm, welke maten uit de praktijk zijn overgenomen, dan is de gemiddelde snelheid van de zagen 3,3 Meter per secunde, waartegenover bij de lintzaag een tienmaal grootere snelheid staat. Vooral is er groot verschil in de snelheid waarmede de stam wordt voortbewogen. Van de lintzaagmachine op de tentoonstelling te Chicago wordt meegedeeld dat van een blok, lang 5 Meter, dik 60 centimeter in 45 seconden 5 planken werden afgesneden, zoodat de in dien tijd gezaagde lengte 25 Meter bedroeg. Over een geheel uur gerekend is die lengte dus 3^° X 25 = 2000 Meter, en daartegenover staat bij de raamzaagmachine een lengte van 300 Meter. Intusschen is de bovengenoemde snelheid grooter dan die welke als de gemiddelde moet worden aangemerkt en welke bedraagt 0,5 Meter per secunde bij het zagen en 1 Meter bij het terugloopen, zoodat de per uur gezaagde lengte 1200 Meter bedraagt. In de bovengenoemde getallen is de tijd, benoodigd voor de omkeering van de beweging, inbegrepen. Er zijn lintzaagmachines gemaakt met zaagschijven, van 2V2 Meter diameter en 30 centimeter breedte, de breedste lintzagen die in den handel voorkomen zijn 18 centimeter. We hebben reeds meegedeeld dat de raamzaag in bepaalde gevallen de voorkeur verdient boven de lintzaag, omdat in deze machine aan de zagen een grootere spanning kan gegeven worden. Hierdoor knnnen dunnere planken gezaagd worden en is het verlies aan hout geringer, en om dezelfde redenen is aan de verticale lintzaag in sommige gevallen de voorkeur te geven boven de horizontale. We kunnen daaraan nog toevoegen dat de lintzaagmachine eene grootere bedrevenheid van het bedienende personeel verlangt dan de raamzaag. Bedrevenheid wordt vooral vereischt voor het juist regelen van de snelheid waarmede de stam zich voortbeweegt, welke snelheid te grooter mag wezen, naarmate de snede smaller wordt. Slechts op die wijze is uit die machines te halen wat er in zit. Als blokzaag wordt ook nog de cirkelzaag gebruikt, maar voor een ander doel dan wij hier op 't oog hebben. De blok-cirkelzaag dient niet om den stam in planken te verdeelen, maar in korte stukken zooals dat vereischt wordt voor de papierfabricage en voor het vervaardigen van lucifers. HET BEWERKEN VAN HET GEZAAGDE HOUT. Het verdeelen der stammen is bijna uitsluitend een tak der groote nijverheid; alles is daarbij ingericht op een grooten omzet en een groote productie. Het voorafgaande gedeelte was daarom slechts te beschouwen als een inleiding tot ons eigenlijk onderwerp : de houtbewerkingsmachines in verband met, en toegepast op de ambachtsnijverheid. We bedoelen dus daarmede die machines te behandelen, die de verdere bewerking van het gezaagde hout verrichten. Een groot aantal van deze machines zijn van lieverlede uitgevonden en langzamerhand tot een hoogen graad van volkomenheid gebracht. Daartoe behooren: de schaafmachines, de cirkelzaagmachines die voornamelijk ten doel hebben het hout in korte stukken te verdeelen, de lintzagen, die den modelmaker en den meubelmaker in staat stellen kromme, gebogen stukken uit te zagen, ploegmachines, steekmachines, freezen, boren, die hoofdzakelijk gebruikt worden voor het maken der houtverbindingen, de draaibanken en copieermachines die ronde voorwerpen van allerlei vormen leveren. Bovendien beschikken bepaalde takken van de houtindustrie over een groot aantal speciale machines. Onder deze zijn zware, kostbare machines, die voor het drijven veel kracht vereischen, zoodat ze niet tot de werktuigen voor de kleine industrie, de ambachtsnijverheid zijn te rekenen. Toch zou deze zich waarschijnlijk het voordeel, dat het gebruik van zulke machines oplevert, ten nutte kunnen maken, als een aantal ondernemers zich aaneen wilden sluiten om op coöperatieven grondslag die machines te exploiteeren. Bij het bespreken van bovenbedoelde machines zal ons blijken, dat zeer dikwijls werktuigen, die in de hoofdzaken overeenstemmen, voor zeer uiteenloopende be- werkingen dienen. Wilden wij dus die bewerkingen in de volgorde, waarin ze verricht worden, als grondslag voor de rangschikking der te bespreken werktuigen kiezen, dan zouden wij dikwijls in herhalingen moeten vervallen. Wij deelen daarom ons onderwerp in naar de typen deimachines, naar het werktuig of gereedschap waarvan ze zich bedienen en zullen dus achtereenvolgens spreken over de zagen, over de werktuigen met ronddraaiende beitelhouders, over boormachines, steekmachines, draaibanken. CIRKELZAGEN. De zaagmachines in de fabrieken voor houtbewerking zijn cirkelzagen en lintzagen. Het meest karakteristieke der eerste wordt door den naam aangeduid, zieFig. 4. Een cirkelvormig blad, aan den omtrek van zaagtanden voorzien, is gemonteerd op een horizontale as, die in twee kussenblokken rust, welke onder de tafel der machine bevestigd, zijn In die tafel is een gleuf, waardoorheen het bovenste gedeelte van het zaagblad steekt. Over de tafel heen, wordt het hout tegen de zaag in geschoven. Het zaagblad is zeer verschillend van grootte. De handelaars geven de middellijn van de kleinste aan op 4 Eng. duim (ongeveer 10 centimeter) en die van de grootste op 60 Eng. duim (ongeveer 152 centimeter) Het getal omwentelingen van een zaagblad van 90 centimeter diameter bedraagt 1000 per minuut, zoodat daaruit een omtreksnelheid van 47 Meter per seconde kan berekend worden; er bestaan echter machines, waarbij die snelheid tot 60 Meter stijgt. Uit Fig. 5 is te zien, dat ook bij deze zagen de tandvorm zeer belangrijk afwisselt. Evenals bij de raamzagen richt deze zich naar de soort van hout, die er door bewerkt moet worden. Het zaagblad wordt op de as eenvoudig vastgeklemd tusschen twee schijven, waarvan de eene schijf dikwijls ^én stuk met de as uitmaakt, zie Fig. 6. De andere wordt tegen het blad geklemd door het krachtig aanhalen van een moer. De schijven zijn hol gedraaid, zoodat ze slechts aan de randen klemmen. Deze schijven moeten grooter zijn, naarmate het hout meer weerstand biedt. Vreest men dat de wrijving tusschen schijf en zaagblad overwonnen zal worden, dan legt men papier tusschen het zaagblad en de schijf. De tafel van de cirkelzaagmachine is steeds vlakgeschaafd, zoodat het gezaagde hout daarop kan rusten ; gewoonlijk wordt daaroverheen het te bewerken stuk met de hand tegen de zaag in geschoven waarbij het door verstelbare lijsten geleid wordt. Voor zware en lange stukken hout is die voortbeweging niet de meest gewenschte; voor het bewerken daarvan gebruikt men cirkelzagen, waarbij het hout door gegroefde rollen wordt voortbewogen, evenals we dat bij de raamzaagmachine konden opmerken. Het voortbewegen van het hout bij de gewone cirkelzaagbank is een bron van gevaar voor den werkman, dat gevaar wordt eenigermate verminderd door de slingerende cirkelzaag, zie Fig. 7. Bij het gebruik van dit toestel blijft het hout in rust op de tafel der machine. Het hangende frame slingert om een as, die te gelijkertijd de as voor het bovendrijfwerk is, zoodat de spanning van den riem, die van het bovendrijfwerk naar de riemschijf van de zaagas gaat, niet verandert door het bewegen van den zaag. Door het handvat trekt de werkman de zaag naar zich toe, daarbij wordt door kamwieltjes een, aan de vaste stoelen draaibaar, contragewicht opgelicht, hetwelk de zaag terug beweegt, zoodra de werkman haar loslaat. In den regel is ook een trekstang aanwezig, die den werkman in staat stelt op een grooteren afstand de zaag te bewegen. Hoewel de cirkelzaag in hoofdzaak gebruikt wordt om hout te korten en te verdeelen, kan men ze toch ook voor een groot aantal andere doeleinden gebruiken, b. v. voor het snijden van sponningen. Wil dat mogelijk zijn, dan moet de hoogte, waarop het zaagblad boven de tafel uitsteekt, gewijzigd kunnen worden. Somtijds wordt dit bereikt door de as met het zaagblad hooger of lager te stellen, somtijds door de tafel te verstellen. Aan de machines met verstelbare tafel, zie Fig. 4 is het dikwijls mogelijk de tafel schuin te stellen waardoor de verscheidenheid in het te verrichten werk die de machine toelaat, nog belangrijk toeneemt. Om de cirkelzaag bruikbaar te maken voor het snijden van zwaluwstaart-vormige gleuven wordt ze draaibaar op de as bevestigd, zie Fig. 8. Bij deze figuur zijn ook eenige voorbeelden van het werk, dat met zulke machines gemaakt wordt, gevoegd. De houtbewerkingsmachines zijn, als gevolg van de groote snelheid, waarmede ze werken, oorzaken van een groot aantal ongelukken, waaraan vooral de vingers der werklieden blootgesteld zijn. Onder de machines, die deze ongelukken veroorzaken, worden steeds de cirkelzagen het eerst genoemd en bij het uitvinden van beschermingen heeft men aan deze machines ook het eerst gedacht. Die welke in Fig. 9 is voorgesteld, bestaat uit een kap, die de zaag omsluit; hij wordt, door het hout tegen het opgebogen einde te drukken, opgelicht en rust dan met zijn volle gewicht op het hout, evenals hij dat op de tafel doet als er niet gezaagd wordt. Evenals men het zaagraam liggende heeft uitgevoerd voor het zagen van dunne platen, heeft men dit ook met het cirkelvormig zaagblad gedaan; de rand van het blad is alsdan aan boven- en onderkant zeer scherp bijgeslepen, waardoor het zaagverlies somtijds slechts 1/i millimeter bedraagt, terwijl het gezaagde vlak op een geschaafd vlak gelijkt. Ten slotte vermelden wij nog, dat door de fabrikanten ook assen met zaagblad en met twee bijbehoorende kussenblokken worden geleverd, zie Fig. 10. De kussenblokken van die assen worden door de koopers onder houten tafels, op stoelen, van hetzelfde materiaal, rustende bevestigd. De teekening waarnaar zulk een tafel gemaakt moet worden, wordt gewoonlijk door den fabrikant van de as geleverd. De aanschaffingskosten van de cirkelzaag worden hierdoor verminderd; de machine die men op die wijze verkrijgt is evenwel minder doelmatig dan een geheel ijzeren machine. LINTZAGEN. De lintzaagmachine is, in haar toepassing als blokzaag, reeds besproken. De machine, die in de werkplaats van den houtbewerker gevonden wordt, verschilt hierin van de bloklintzaagmachine, dat de zaag zich steeds in verticale richting beweegt en dat de voortbewegingstoestellen voor het hout, die bij de blokzaag zulk een belangrijk onderdeel van de machine vormen, hier in den regel ontbreken. Daarentegen vinden we aan de lintzaag machine, die hier bedoeld wordt, een afgeschaafde tafel, waarop het te bewerken hout rust, dat in den regel reeds vlak geschaafd is. De lintzaag vindt vooral haar toepassing in de werkplaatsen van meubelmakers, modelmakers en scheepsbeschieters, d. w. z. overal, waar het hout volgens gebogen lijnen bewerkt moet worden. Dit kan op de lintzaag beter dan op eenige andere machine gedaan worden, en hoe smaller de zaag des te beter, hoewel een bepaalde breedte noodzakelijk is in verband met de hoogte van het hout, d. i. met de oppervlakte van de zaagsnede. Alle bijzonderheden, die een moderne lintzaagmachine kenmerkt, zijn in Fig. 11 te vinden. De zaagschijven zijn zonder randen uitgevoerd, de onderste wordt door den riem direct gedreven, de bovenste wordt medegevoerd door de wrijving, die de zaag aan den omtrek uitoefent. De stoel die de kussenblokken van de bovenste zaagschijf draagt, wordt door een hefboom met gewichtsbelasting omhoog gedrukt, waardoor aan de zaag de vereischte spanning wordt meegedeeld. De lengte van de middellijnen der schijven staat in een bepaalde verhouding tot de dikte van de zaag; dit is de reden waarom een machine voor zwaar werk grootere schijven moet hebben dan eene voor lichter werk. Die middellijn wisselt af van 60 tot 120 centimeter en het getal omwentelingen der schijven wordt zoo geregeld dat de snelheid van de zaag ongeveer 22 Meter per secunde bedraagt. De zaag wordt zoo dicht mogelijk bij het hont geleid. De tanden steken voorbij den omtrek der schijven, opdat het schranken van de tanden door de schijven niet zal worden opgeheven. Het netwerk, dat om de bovenste zaagschijf is aangebracht, moet het opzij wegvliegen van de zaag verhinderen, als deze mocht breken. De tafel van de lintzaag kan dikwijls schuin gesteld worden, hetgeen noodig is als de snede een scherpen hoek met de oppervlakte moet maken. Evenals met de cirkelzaag, worden ook met de lintzaag somtijds andere houtbewerkingsmachines gecombineerd, zooals Fig. 12 laat zien, waar met de lintzaag een cirkelzaag en een horizontale boormachine zijn verbonden. SCHAAFMACHINES. Het machinaal schaven van het hout wordt, evenals het schaven uit de hand, door beitels uitgevoerd, welke in vorm geheel overeenstemmen met die waarvan de timmerman zich in zijn handschaaf bedient. Terwijl dit laatste werktuig echter eene rechtlijnige beweging uitvoert, wordt aan de beitels der schaafmachine eene ronddraaiende beweging meegedeeld. Bovendien bewerken ze, in tegenoverstelling met de handschaaf, het hout gewoonlijk aan de onderzijde. De beitels of messen zijn steeds zoo breed, dat ze gelijktijdig de volle breedte van het hout bewerken ; het schaven van het hout gaat daarom niet, zooals het schaven van metalen, vergezeld van een voortdurend heen en terug bewegen van het werkstuk. De beitels zijn aan een snel ronddraaiende as, de beitelas, bevestigd. De as is voorzien van twee beitels, zoodanig geplaatst dat het geheel zuiver gebalanceerd is ten opzichte van het middelpunt der ronddraaiende beweging. Verder merken we op dat de beitels zoo dicht mogelijk bij hun snijkanten ondersteund worden. Een hoogst soliede bevestiging en eene zuivere balanceering der messen zijn noodzakelijk wegens de groote snelheid waarmede de beitelas ronddraait, n. 1. met 2400 tot 4000 toeren per minuut, waardoor de snelheid van den snijkant tot op 30 Meters per seconde wordt opgevoerd. De hierboven beschreven as was vierkant; deze vorm bleek in het bedrijf de oorzaak van een groot aantal ongelukken te wezen; de kans daarop wordt belangrijk verminderd als zulk een vierkante as door een ronde wordt vervangen. Een ronde beitelas is in Fig. 13 afgebeeld, en de daarmee verkregen veiligheid is zoo belangrijk, dat de arbeidsinspectie het gebruik van zulke assen eischt. De tafel van de schaafmachine is in tweeen verdeeld ; door de gleuf, die tusschen de twee helften overblijft, komt de snijdende kant van den beitel juist te voorschijn. Door verschuifbare stalen tongen kan men de wijdte van de gleuf tot op een minimum beperken. De voorste tafel moet even hoog liggen als de bovenkant van de beitels bij den hoogsten stand daarvan; de achterste tafel, dat is die waarover het nog ruwe hout tegen de beitels in wordt geschoven, ligt zooveel lager als de weg te nemen dikte bedraagt. Voor het nauwkeurig op hoogte stellen zijn de beide deelen van den tafel verschuifbaar, en bij het verschuiven glijden ze over schuine geleidingen die gewoonlijk onder een hoek van 30° zijn bewerkt. In Fig. 14 is een zoodanige eenvoudige schaafmachine afgebeeld. Bij de gewone schaafmachines moet het hout uit de hand tegen de beitels in geschoven worden. Het is gemakkelijk te begrijpen, dat hierin een bron van gevaar ligt. Verbetering wordt in dit opzicht verkregen als het hout door gegroefde walsen of rollen wordt vastgehouden en bij het bewerken wordt voortgeschoven. Zulke rollen zien we toegepast op de hier afgebeelde machine. De beschreven eenvoudige schaafmachines dienen alleen om liet hout aan ééne zijde glad te maken, te richten. Men noemt ze daarom in het Duitsch „Abrichtmaschinen" ; bij ons spreekt men gewoonlijk van „reebanken". Machines waardoor het hout aan beide zijden bewerkt wordt, waardoor het werkstuk dus eene nauwkeurige dikte verkrijgt, worden „op dikte schaafma- chines" genoemd. Natuurlijk kan daartoe de gewone, de reeds beschreven schaafmachine dienen ; men heeft de plank dan slechts, nadat hij op de eene zijde bewerkt is, om te keeren. In zeer veel gevallen, als men slechts aan beide zijden een gladde oppervlakte verlangt, is dat voldoende, doch niet meer als men als eisch gesteld heeft een nauwkeurig voorgeschreven dikte aan het stuk te geven. Een machine die voor dit doel bestemd is, wordt daarom gewoonlijk voorzien van een beitelas, die boven de tafel ligt; de afstand tusschen den tafel en den cirkelomtrek, die door de snijkanten van de beitels woidt doorloopen, bepaalt de dikte die aan het werkstuk wordt gegeven. Dit is natuurlijk vooraf op een reebank aan eene. zijde vlak gemaakt; met die vlakke zijde rust het op den tafel. Om op verschillende dikte te kunnen schaven, is de tafel in hoogte verstelbaar. Een op het frame aangebrachte wijzer geeft de dikte aan, welke aan het hout wordt gegeven. Al deze bijzonderheden zijn aan de „dikte schaafmachine", in Fig. 15 afgebeeld, waar te nemen. Niet alleen voor het vlak schaven van planken, delen, enz. worden deze machines gebruikt, ook voor allerlei bewerkingen die noodig zijn om het hout tot kozijnen, deuren en dergelijke voorwerpen samen te voegen, dus voor het schaven van lijsten, van sponningen, van zwaluwstaarten, enz. Hiertoe behoeven de beitelassen slechts van behoorlijk gevormde messen te worden voorzien, zoodat de hiervoor bestemde de grootste verscheidenheid vertoonen. Eenige voorbeelden van zulke messen zijn in Fig. 16 afgebeeld. Tot welke groote verscheidenheid in het geproduceerde werk men langs dien weg kan geraken is voldoende op te maken uit Fig. 17, waar deze producten, naast de machines waarop ze gemaakt zijn, zijn afgebeeld. Er is reeds iets gezegd over de groote snelheid waarmee zich de beitels van een schaafmachine bewegen, zie pag. 18. Tusschen deze snelheid en die waarmede het hout tegen het gereedschap in wordt bewogen, moet een vaste betrekking bestaan en die juiste verhouding wordt het best bereikt door machinale voortbeweging van het hout. De snelheid van voortbeweging is van 0,3 tot 1,8 millimeter per omwenteling en per mes van de beitelas ; de juiste snelheid wordt bepaald door het soort van hout dat bewerkt wordt en door de zwaarte van den weg te nemen laag. Is het getal der omwentelingen 3500 per minuut en draagt de beitelas twee beitels (zooals gewoonlijk) dan bedraagt de voortbeweging per minuut tusschen de 2100 en 12600 millimeters. De machines welke voorzien zijn van inrichtingen om het hout machinaal voort te bewegen (en dit zijn voornamelijk de „dikte schaafmachines") moeten dus ook eene verandering in de snelheid van voortbeweging toelaten. In zeer nauwe betrekking tot de schaafmachines staan de freesmachines. De werkingswijze is dezelfde; we vinden n. 1. ook hier een as waarop een beitelkop is bevestigd. Bij de freesmachines staat die as echter gewoonlijk verticaal, en we spreken hier van beitelkop in de plaats van beitelas, omdat de breedte der messen meestal veel geringer is, zooals ook reeds aan de laatst behandelde schaafmachine het geval was. Een freesmachine is afgebeeld in Fig. 18. De verscheidenheid in het werk, dat op de freesmachine gemaakt kan worden, is nog grooter dan die, welke op de schaafmachine bereikt kan worden. MACHINES VOOR HET MAKEN VAN HOUTVERBINDINGEN. Waar de schaafmachine is verrijkt door ze te voorzien van messen, waarmede aan de geschaafde planken messing en groef wordt aangebracht, is ze reeds een machine geworden die diensten bewijst bij het verbinden van stukken. Toch noemen we daarmee nog niet de belangrijkste der meest voorkomende houtverbindingen. Deze zijn n. 1. die door lip of lasch, door zwaluwstaart, of door pen en gat. De reeds beschreven machines, vooral de cirkelzaag en de freesmachine, zijn in staat om de bewerkingen uit te voeren die noodig zijn voor het maken der twee eerstgenoemde verbindingen; maar voor het maken der sleuven of gaten, die een onderdeel uitmaken van de derde der genoemde verbindingen, zijn andere machines noodig, n. 1. boormachines, steekmachines en kettingfreesmachines. De gewone houtboormachine werd voor dit doel het eerst gebruikt; hiermede werden een aantal, bijna aaneensluitende, gaten geboord, en met den handbeitel moest hetgeen tusschen de gaten was blijven staan, weggestoken worden. Er bleef daardoor nog vrij wat handenarbeid te verrichten over. De langgatboormachine, zie Fig. 19, is in dit opzicht reeds volmaakter. De tafel waarop het werkstuk ligt, wordt door een hefboom heen en weer bewogen en na eiken gang wordt de tafel over een zekeren afstand in de richting van de boorspil, verplaatst of aangezet. De hoeken van de gaten zijn nu nog rond, is de bewerking op de machine afgeloopen, dan moeten die hoeken uit de hand rechthoekig of scherp gemaakt worden. Zuiver rechthoekige gaten ontstaan door de steek- of stootmachine. In Fig. 20 is een zoodanige afgebeeld. De beitel wordt door het krukmechanisme in een op- en neergaande beweging gebracht; de koppelstang tusschen de kruk en den beitelhouder is een gebroken stang, die, door op een pedaal te drukken, meer en meer gestrekt wordt, waardoor de beitel lager komt, het gat dus dieper wordt. Met den handhefboom wordt de tafel heen en weer geschoven om de vereischte lengte aan het gat te geven. Gewoonlijk is aan de steekmachine een boormachine verbonden. De ketting freesmachine, zie Fig. 21, werkt door middel van een ledenketting, waarvan de geledingen van zaagtanden zijn voorzien. Deze ketting loopt natuurlijk steeds in dezelfde richting; de machine heeft daardoor een veel rustiger gang en minder slijtage dan de stootend werkende steekmachine. liet kettingwiel, waarover het bovenste einde der zaag loopt, wordt gedreven door een stel van kamwielen waarvan het eerste op de as zit, die door de riem rechtstreeks wordt gedreven. De kamwielen zijn zoodanig gevormd en geplaatst, dat, als de zaag bij het dringen in het hout, daalt, de riemschijf met de bijbehoorende as in een onveranderlijken stand blijft, waardoor de spanning van den riem geen verandering ondergaat. Het laagste einde van de zaagketting loopt over een leirol; door een hefboom wordt de ketting gespannen en in het hout gedrukt. Een afzonderlijke ketting is nog in Pig. 22 afgebeeld. Hoewel somtijds van de kettingfreesmachine beweerd wordt, dat ze ruwe gaten levert, geldt dit niet voor alle; er zijn machines, die in dit opzicht niets te wenschen overlaten. In nauw verband met de steekmachine, staat de boormachine. We merkten reeds op dat deze twee machines zeer dikwijls gecombineerd worden, d. w. z. aan een en hetzelfde frame verbonden worden. De houtboormachine is van veel eenvoudiger samenstelling dan de boormachine voor metalen ; de geringe weerstand, dien het hout biedt, is oorzaak dat met een enkelvoudige overbrenging kan worden volstaan. Het aanzetten geschiedt steeds uit de hand ; in Fig. 23 wordt daartoe gebruikgemaakt van een hefboom, die op de boorspil werkt, deze hefboom kan óf direct uit de hand, óf door de voet neergedrukt worden. Het contragewicht trekt de spil weer omhoog, zoodra de werkman met aanzetten ophoudt. De afgebeelde boormachine heeft geen kamwielen, de spil wordt direct door riemkracht bewogen. De tafel wordt hooger of lager gesteld naar gelang van de dikte van het hout; bovendien kan zij op zij gedraaid, des noods geheel verwijderd worden. DE HOUTDRAAIBANK. Door de freesmachine is de beteekenis van de oudste der houtbewerkingsmachines en die vroeger de voornaamste plaats bekleedde, aanmerkelijk achteruit gegaan, we bedoelen de houtdraaibank. Toch is dit nog steeds een hoogst nuttig toestel, en een groot getal voorwerpen kunnen daarop het best bewerkt worden. Evenals de houtboormachine, is ook de houtdraaibank eenvoudiger en lichter geconstrueerd dan het gelijknamige toestel, dat voor de bewerking van metalen dienst doet. Ook hier is dat een gevolg van den geringen weerstand dien het hout biedt en van de grootere snelheid, die daardoor bij de houtbewerking wordt toegepast. Een kleine houtdraaibank is in Fig. 24 afgebeeld. De vaste kop draagt slechts drie riemschijven ; de losse kop heeft de gewone inrichting, daartusschen vinden we de leunsj>aan, waarop de werkman het gereedschap dat hij bij het draaien gebruikt, laat rusten. De leunspaan sluit in haar voetstuk door een afgedraaide tap, die door een schroefbout kan vastgeklemd worden. Deze leunspaan geeft de richting aan waarin de beitel zich langs het werkstuk beweegt; staat zij dus evenwijdig aan de aslijn der bank, dan wordt het stuk cylindrisch afgedraaid. Door haar schuin te stellen kan men conisch draaien. Een groote houtdraaibank, zie Fig. 25, nadert in voorkomen meer tot de ijzerdraaibank. Nog altijd missen we het dubbele werk aan den vasten kop, daar de snelheid groot kan blijven, maar naast de leunspaan is op het bed van de bank een kruissupport aangebracht, dat evenwel niet door loopend werk met den vasten kop is verbonden. Aan het bed nemen we een verdieping, „zak" genoemd, waar ; hierdoor is het mogelijk korte stukken van groote middellijn, zooals groote houten riemschijven, te draaien, en in 't algemeen is deze bank bestemd om groote modellen te bewerken. Het is een zeer goede eigenschap van deze bank, dat het bed juist onder den zak op den vloer rust, hierdoor wordt de verzwakking, die het gevolg is van het aanbrengen van dien zak, weer opgeheven. Aan de zijde van het support zit op de spil een kleine stelplaat; aan het andere, vrije einde een groote zoodat de bank ook als kopbank kan gebruikt worden. Overigens wordt een werkelijke kopbank nog door Fig. 26 afgebeeld. Zulke banken gebruikt tegenwoordig de houtindustrie sinds het invoeren van houten riem- en snaarschijven van zeer groote afmetingen. Yoor speciale bewerkingen worden natuurlijk ook speciale machines gebouwd ; dit is in 't bizonder het geval voor de vervaardiging van wagenwielen, en de banken die hiervoor dienen, bezitten dan steeds een aantal speciale hulpwerktuigen, b. v. om de naven te draaien en te boren, om in de velgen de gaten voor de spaken te boren, om aan de spaken de tappen te freezen, dikwijls ook om den geheelen spaak te bewerken. Er zouden van de houtbewerkingsmachines nog een groot aantal andere genoemd kunnen worden, die voor speciale doeleinden dienen; doch het zeer uiteenloopende daarvan dringt van zelf tot beperking. Wij zullen ons daarom tot het meegedeelde bepalen, maar moeten nog iets zeggen over: HET ONDERHOUDEN VAN HET GEREEDSCHAP DOOR SLIJPEN. Iedereen, die met snijdende werktuigen omgaat, heeft de ondervinding kunnen opdoen, dat zulk een werktuig slechts een zeer korten tijd nadat het geslepen is, werkelijk scherp blijft, maar dat daarna de toestand ervan slechts langzaam achteruit gaat. Hoe snel die vermindering in zijn werk gaat, hangt zoowel af van het materiaal waaruit het werktuig is vervaardigd, als van de hardheid der stof, die bewerkt wordt. Het is een zaak van persoonlijk gevoel, zou men bijna kunnen zeggen, waardoor beoordeeld wordt of opnieuw slijpen van het gereedschap noodzakelijk is. Stomp gereedschap levert minder glad werk en verbruikt meer arbeidsvermogen dan scherp gereedschap. Gaat men zeer spoedig tot slijpen over dan moet het gereedschap sneller vernieuwd worden. Het meer of minder spoedig stomp worden van beitels en van zaagtanden hangt ook af van de snelheid, waarmede deze werken; van zeer snel werkende gereedschappen, zooals cirkelzagen, moet men dus verlangen, dat het vervangen van een stompgeworden blad door een nieuw zeer gemakkelijk kan uitgevoerd worden. Omtrent de aangroeiing van den weerstand door liet stomper worden van liet gereedschap zijn eenige proeven genomen; men heeft daarbij gevonden dat bij het zagen van dennenhout door een zaag die met een snelheid van 1.33 Meter per secunde werkte, de voor het zagen vereischte arbeid, drie uren nadat ze geslepen was, 1.75 maal zoo groot was geworden als hij in het begin was, en na zes uren zelfs 2.25 maal zoo groot. Van een cirkelzaag, die met een omtreksnelheid van 60 Meter per secunde werkt, zou men, in de veronderstelling dat l' van alle tanden gelijktijdig werken, een gelijke vermeerdering van het vereischte arbeidsvermogen in l uur en in 1 uur kunnen verwachten. Het eeuwenoude slijptoestel voor beitelvormige werktuigen is de slijpsteen; voor het vervaardigen daarvan werd natuurlijke zandsteen gebezigd. Zaagtanden konden daarmede niet geslepen worden ; voor dat doel moest men gebruik maken van vijlen, gewoonlijk van driekanten vorm. Deze slijpgereedschappen worden door den handwerker nog steeds gebezigd ; maar voor de houtbewerkingsmachines zijn ze niet meer voldoende, daar heeft de behoefte er toe geleid ook voor het slijpen machines uit te denken, die dikwijls van niet minder samengestelde constructie zijn dan de machines die wij reeds besproken hebben. Het werktuig, dat in die machines het slijpen verricht, is een zoogenaamde amarilsteen, dit is een schijf die uit gemalen amaril is samengesteld, door dat poeder te vermengen met een bindmiddel. Dit laatste is bij de verschillende fabrikanten van slijpwerktuigen van zeer onderscheiden aard : waterglas, caoutchouc, lijm, en dit verschil is oorzaak dat bij het slijpen met sommige amarilsteenen water moet toegevoerd worden, terwijl weer voor andere wordt voorgeschreven dat ze beslist droog moeten gebruikt worden. Deze kunstmatige slijpsteenen draaien met zeer groote snelheid rond; de omtreksnelheid varieert van 20 tot 30 Meter per secunde. Terwijl de oude slijpsteen slechts geschikt was om rechte beitels te slijpen, kan men met een amarilsteen allerlei profielen, zooals die aan de messen van de freesmachines voorkomen, doen ontstaan, waartoe men slechts aan den amarilsteen een passenden vorm behoeft te geven. Zoo werd het eerst mogelijk de freesmachines in te voeren, toen het door de verbetering deislijpmachines doenlijk was geworden aan de messen den vereisehten vorm te geven. Daardoor is de amarilsteen ook geschikt om zaagtanden te slijpen, zoodat het uit de hand vijlen daarvan tot de geschiedenis behoort. Deze laatstgenoemde bewerking leidde eerst tot de uitvinding van zaagvijlmachines ; de verbetering der amarilschijven heeft het gebruik van de vijl doen ophouden. De eenvoudigste slijpmachines zijn natuurlijk die, waarop rechte beitels voor schaafmachines worden geslepen ; een zoodanige is in Fig. 27 afgebeeld. Ze bestaat uit een verticaal frame, waaraan de kussenblokken voor de as van den slijpsteen zijn bevestigd ; dit frame draagt ook den houder, waarop het te slijpen mes zit vastgeklemd en deze beitelhouder schuift voor den slijpsteen heen en weer. Bij andere slijpmachines voor dezelfde beitels is het niet de buitenomtrek van den steen waarmede geslepen wordt, maar de schijfvormige oppervlakte, zie Fig. 28. Automatische slijpmachines voor zagen zijn veel samengestelder, zooals begrijpelijk is. De slijpschijf wordt niet alleen op en neer bewogen, waarbij ze zich langs de tand beweegt, ze verandert, na een zaagtand aan eene zijde bewerkt te hebben, ook automatisch haar richting of stand, om de andere zijde te slijpen. De slijpmachines voor de spiraal-boren worden slechts in de groote fabrieken voor houtbewerking aangetroffen; wij laten daarom van deze ge^n afbeelding zien. Het slijpen der messen, zagen enz. op de slijpmachines eischt een bijzondere zorg, vooral met betrekking tot de kracht, waarmede de werktuigen tegen de schijf worden gedrukt. Zij, die aan een gewonen slijpsteen gewend zijn, zijn licht geneigd te zwaar aan te drukken, waarvan het ernstige gevolg kan wezen het verbranden van de gereedschappen. Dit zwaar drukken tegen de schijf is hier bovendien overbodig daar de schijf veel sneller ronddraait dan de oude slijpsteen, en het moet vooral vermeden worden bij het droog slijpen. Men moet zorgen, dat de schijf haar ronden vorm behoudt; ze zou dien kunnen verliezen door op de schijf de gewone beitels te slijpen, welke bij het handwerk worden gebruikt en bij het slijpen in de hand worden gehouden. Bovendien moet de schijf zuiver worden gehouden van ijzer of staal-vijlsel. Een gevaar is aan het gebruiken van amarilschijven verbonden, n. 1. het gevaar voor breken ten gevolge der groote snelheid. Om de ongelukken, die van dit springen der schijven het gevolg kunnen wezen, tegen te gaan, moeten de schijven beschermd worden. Onder de beste van deze moeten gerekend worden besehermkappen van gegolfd plaatijzer, zooals die in Fig. 29 zijn afgebeeld. Daar de kap draaibaar is, kan zij zóó gesteld worden als de aard van het werk eischt; wij zien daarom in de bijbehoorende figuren aangegeven dat de opening ter zijde, onder en boven kan geplaatst worden. Bij het bewerken der zaagtanden, vooral als dit geschiedt door vijlen, moet zorg worden gedragen, dat de juiste vorm en afmetingen der tanden bewaard blijven. Dit wordt vergemakkelijkt door het gebruiken van geperforeerde zagen, Fig. 30. De in de zaag aangebrachte gaten geven geleiding bij het vijlen, de juistheid van den steek en de juiste vorm van den grond der tanden blijven daardoor behouden. De tanden der zagen moeten geschrankt worden om de zaag lossend te maken ; zonder dat zou ze vast loopen. Het goed uitvoeren van deze bewerking eischt, daar het gewoonlijk uit de hand wordt gedaan, groote bedrevenheid : het schranken moet zich uitsluitend tot de punt van den tand bepalen, deze punten moeten afwisselend links en rechts worden gebogen en alle even- veel, zoodat men, langs een rechte zaag kijkende, een rechte lijn waarneemt. Een der belangrijkste bewerkingen die bij het gebruik van lintzagen voorkomt, is het soldeeren. Het breken dezer zagen is, bij onzorgvuldige behandeling, een zich onophoudelijk herhalend verschijnsel, b. v. als men met stompe zagen werkt, waardoor de zaag zwaar tegen de geleiding drukt en daardoor heet loopt, of als de tanden ongelijk gevijld zijn, of niet behoorlijk geschrankt. Echter kan, zelfs bij de zorgvuldigste behandeling, het breken niet altijd voorkomen worden, en dan moet de zaag worden gesoldeerd. Een daarvoor dienend toestel is in Fig. 31 afgebeeld. De twee uiteinden moeten ovpr een lengte van ^ 20 m/m, voor zeer kleine zagen iets minder, zuiver schuin worden afgevijld, de begrenzingslijn moet loodrecht staan op de richting der zaag. De twee zijden van den overlap die op elkander moeten passen, worden met verdund zoutzuui' gereinigd; daartusschen wordt een plaatje zilversoldeer gelegd van dezelfde afmeting als de overlap en dat ook gereinigd is met een weinig borax. De schroeven C houden nu de zaag vast, de overlap valt juist midden boven het ijzer D, en nu worden twee stukken ijzer E tot op de helder rood gloeihitte verhit; het eene wordt tusschen de zaag en het ijzer D, het andere boven de zaag gelegd nadat zorgvuldig alle hamerslag daarvan is verwijderd. Alles wordt nu door het ijzer F en de schroef H aangedrukt. Als de ijzers E bekoelen en dus krimpen, moet de schroef H worden aangezet. Als alles voldoende is afgekoeld om gehanteerd te worden, kan de lasch gereinigd en op dikte gevijld worden. EENIGE OPMERKINGEN AANGAANDE DE MACHINALE INRICHTING VAN WERKPLAATSEN YOOR HOUTBEWERKING. De inrichting der fabrieken of werkplaatsen voor houtbewerking, hoofdzakelijk voor kleine industrieelen, is van zeer verschillenden aard, hetgeen veroorzaakt wordt door de vrij groote verscheidenheid der vakken die alle onder de benaming „houtbewerking" worden samengevat. De machines die het werk voor den timmerman verrichten, zijn van geheel anderen aard dan die welke de meubelmaker, de wagenmaker, of de jalouziefabrikant behoeft; terwijl eenige van die vakken, vooral dat van den meubelmaker, weer onderverdeeld zijn. De meubelmakers splitsen zich nl. dikwijls naar de afzonderlijke producten, in stoelenmakers, kastenmakers, enz.; somtijds ook naar de houtsoort die bewerkt wordt. De witwerkers bv. maken een geheel afzonderlijke categorie uit. Bij de inrichting eener fabriek zal dus noodzakelijk rekening moeten worden gehouden met de speciale houtbewerking, die daarin zal worden verricht en bij het aangeven van typische voorbeelden van zulke fabrieken zal dus ook gezegd moeten worden aan welke bewerking daarbij in hoofdzaak is gedacht. De vraag naar de meest geschikte drijfkracht kan echter beantwoord worden, geheel afgescheiden van het speciale vak dat in de fabriek zal worden beoefend. Uit de als tweede aflevering der „Verslagen en mededeelingen" verschenen studie over de motoren is af te leiden dat, om tot antwoord op die vraag te kunnen geven, bekend moeten wezen: het vermogen dat in het ongunstigste geval ontwikkeld moet worden, het getal uren dat de inrichting per dag of per week in werking is, en, eenigermate ten minste, binnen welke uiterste grenzen zich het te ontwikkelen vermogen beweegt. Hieruit is de prijs van de drijfkracht te berekenen, zooals in het boven aangehaalde geschrift is uiteengezet. In de groote steden met een of meer electrische centralen, zal het gebruik van electrische beweegkracht in al die gevallen aanbeveling verdienen, waar de motor slechts zeer afgebroken behoeft te werken nf als het bedrag van het te ontwikkelen vermogen binnen wijde grenzen afwisselt, terwijl in een onafgebroken, minder afwisselend bedrijf, een gasmotor zeer waarschijnlijk goedkooper zal blijken te wezen. Het aanleggen van eene stoommachine met stoomketel en het bouwen van een schoorsteen zal voor eene kleine inrichting zelden het meeste eco- nomische zijn, ofschoon men oppervlakkig oordeelende, zoude zeggen dat dit juist zeer goed moest gaan, daar de brandstofkosten in dit bedrijf zeer kunnen verminderd worden. Reeds bij de eerste invoering van de stoommachine in de houtindustrie trachtte men de onkosten van het machinale bedrijf te verminderen door den afval (zaagsel en spaanders) als brandstof onder den stoomketel te gebruiken. Hiertoe waren noodig : een praktische transportinrichting om dien afval uit de fabriek naar het ketelhuis te brengen en een voor die brandstof passend fornuis. Deze beide vraagstukken zijn in den jongsten tijd op bevredigende wijze opgelost. Een krachtige aspirator zuigt bij elke machine zaagsel of spaanders op door een buis waarvan het mondstuk zoo gevormd is dat het zich zoo dicht mogelijk aan het gereedschap sluit, brengt alles in eene buisleiding bijeen en werpt het uit op de verzamelplaats. Al heeft men niet de bedoeling deze stoffen als brandstoffen tegebruiken, dan verdient het verwijderen daarvan uit de werkplaats op de aangegeven wijze toch steeds aanbeveling, daar de lucht zuiver blijft en een zeer belangrijke oorzaak van brandgevaar wordt weggenomen. Het met succes verbranden van houtafval is mogelijk geworden door de uitvinding der mechanische stokers, vooral door die, welke als transport- of kettingroosters bekend zijn, maar deze kunnen alleen goed aangewend worden bij betrekkelijk groote ketels. Bovendien is de hoeveelheid afval in de fabrieken, die wij hier op het oog hebben, in den regel niet ruim genoeg om het gebruik van andere brandstof overbodig te maken; in de eigenlijke houtzaagmolens is die hoeveelheid betrekkelijk veel grooter. Men heeft getracht houtzaagsel ook in de generatoren van gasmachines in de voor deze laatste benoodigde gasvormige brandstof om te zetten, en hoewel deze pogingen geslaagd schijnen te wezen, is aan de toepassing van dit beginsel nog slechts zeer weinig gedaan. Hoogst moeilijk is het, het door de inrichting vereischte vermogen te bepalen. Sommige leveranciers van machi- nes voor houtbewerking geven in 't geheel niet aan hoeveel vermogen voor het drijven der werktuigen noodig is, anderen geven daarvoor twee tamelijk ver uiteenliggende grenzen aan. De oorzaak van die onbepaaldheid is gemakkelijk te begrijpen : de aard van het hout dat bewerkt wordt, de afmetingen daarvan, de toestand der gereedschappen, al deze omstandigheden oefenen invloed uit op het bedrag van het vermogen. Bovendien moet men, om de kracht van den motor te kunnen bepalen, eenigermate weten hoevele van de machines in het ongunstigste geval tegelijk zullen werken. Bij het gebruiken van electrische beweegkracht zijn de extra onkosten, veroorzaakt door het kiezen van ruime afmetingen voor den motor, niet bijzonder groot, en de prijs van een paardekracht per uur blijft, al is de motor slechts gedeeltelijk belast, standvastig, zoolang men nl. niet beneden een zeker minimum komt. Anders is het met een gasmotor ; neemt men die te groot, dan wordt de uitgave voor de brandstof voor één paardekracht per uur hooger, en vooral bij het kiezen van deze beweegkracht zal men dus zeer voorzichtig moeten wezen in de bepaüng van het vermogen. Valt de keuze op een stoommachine, dan is men in dit opzicht weer wat vrijer, men kan het vermogen wat ruimer nemen en daardoor'ongunstige omstandigheden met meer gerustheid onder de oogen zien. Ook het drijfwerk is een onderdeel der inrichting dat met zorg gekozen en aangelegd moet wezen. Lenigen tijd geleden meende men dat de voordeelen der toepassing van "electrische beweegkracht eerst geheel zouden worden verkregen als men elke machine van haar eigen motor voorzag, waardoor drijfwerk overbodig werd en men bij de plaatsing der machines de grootste vrijheid verkreeg. De ondervinding heeft echter geleerd dat deze methode niet is aan te bevelen; in de groote fabrieken verdeelt men algemeen de machines in groepen, elke groep wordt door één centralen motor gedreven en de machines onderling door drijfwerk verbonden. Het getal der machines is in de inrichtingen, die wij hier op het oog hebben, echter zoo gering, dat wij deze als een enkele groep bunnen beschouwen, zoodat de overbrenging van beweging plaats vindt door dezelfde hulpmiddelen, hetzij de fabriek door een electromotor, een gasmotor of een stoommachine wordt gedreven. In de fabrieken voor houtbewerking loopt het drijfwerk steeds met groote snelheid, omdat de machines snel moeten loopen; de assen maken minstens 300 omwentelingen per minuut, somtijds 400. Deze groote snelheid maakt het mogelijk en noodzakelijk de draaiende deelen : de assen riemschijven en koppelbussen, zoo licht mogelijk uit te voeren, bovendien moeten deze deelen zuiver gebalanceerd wezen, d. w. z. ze mogen niet slingeren en het zwaartepunt moet nauwkeurig in de as liggen. Hierom is het aan te bevelen de riemschijven op de assen te klemmen, in plaats van ze door spieën te bevestigen. Aan deze eischen kunnen goed geconstrueerde gegoten ijzerenriemscliijven nog altijd voldoen ; zelfs, naar onze meening, beter dan riemschijven van andere materialen : hout of smeedbaar ijzer, zoodat het ons voorkomt dat de vervanging van gegoten ijzeren riemschijven door die andere niet dringend noodzakelijk kan worden genoemd. Men moet echter zorg dragen den buitenomtrek van gegoten ijzeren riemschijven natuurlijk wel zuiver af te draaien maar niet te polijsten ; de oppervlakte moet min of meer ruw blijven. De kussenblokken, stoelen en hangers voor snelloopend drijfwerk, hebben in de laatste jaren geheel nieuwe vormen aangenomen ; hierdoor is eerst het werken met groote snelheid mogelijk geworden. De hoofdeigenschappen van deze werktuigdeelen in hun tegenwoordige gedaante en waardoor ze zich van de vroegere onderscheiden, zijn de volgende : De smeerolie wordt automatisch toegevoerd, waarom ze zelfsmerende kussenblokken worden genoemd, waardoor zekerheid voor voortdurende smering wordt verkregen, terwijl wegvalt de gevaarlijke arbeid : het drijfwerk te smeren onder het werken. De tweede eigenschap is : bewegelijkheid der metalen, waardoor ze zich voegen naar de vormveranderingen, nl. de doorbuigingen, die de assen onvermijdelijk ondergaan. Vervolgens: groote lengte der metalen, waardoor de druk op het oppervlak gering wordt en ten slotte: verstelbaarheid der metalen in verticale richting, waardooor ze zeer gemakkelijk in ééne lijn zijn te brengen. Voor riemen verdienen nog altijd leeren riemen de voorkeur; men moet voor snelloopend drijfwerk slechts riemen van enkele dikte gebruiken en van zoo groote breedte als de riemschijven der machines toelaten. Reeds bij de bespreking der machines is gewezen op de noodzakelijkheid, om de werkende deelen van deze te bedekken, om daardoor ongelukken te voorkomen. Dit geldt ook in hooge mate voor het drijfwerk. Ook dit onderdeel kan oorzaak van ernstige ongevallen wezen. Men vermindert de kans daarop door de riemen, die zich ter hoogte van een mensch boven den vloer bewegen, door hekken of rasterwerk te omgeven, en vooral door tot een regel te maken dat geen riem op een schijf mag worden gelegd terwijl deze in beweging is; want een werkelijk afdoende inrichting om riemen zonder gevaar op draaiende schijven te werpen, is tot nog toe niet uitgevonden. Als eiscli moet ook gesteld worden, dat het drijfwerk in het fabriekslokaal tot stilstand moet kunnen worden gebracht zonder dat het noodig is den motor te stoppen, waartoe in de as een wrijvingskoppeling moet worden aangebracht. Deze kan tegenwoordig zoo worden ingericht, dat ze van verschillende, meer of minder ver verwijderde punten, uit het werk kan worden gezet; de zeer eenvoudige hulpmiddelen daarvoor zijn gemakkelijk bij elke machine aan te brengen. Bij groote inrichtingen zal men natuurlijk eenige van die koppelingen gebruiken, om niet steeds het gelieele drijfwerk stil te zetten, maar slechts het gedeelte waarvoor dit noodig is. Overgaande tot de werktuigmachines, die in de fabrieken voor houtbewerking geplaatst worden, merken wij vooreerst op, dat als regel moet gelden ze zoo te rangschikken, dat de assen waardoor ze gedreven worden, evenwijdig kunnen loopen. Wordt dit niet in 't oog gehouden, zoodat een of meer drijfassen loodrecht op' de andere moeten staan, dan heeft men in het drijfwerk conische kamwielen noodig of riemen die over leirollen worden geleid; het een zoo wel als het ander is minder praktisch. Vervolgens maakt het een punt van overweging uit of men slechts weinige machines zal nemen, die ieder voor een aantal bewerkingen zijn ingericht, of meerdere machines die ieder slechts ééne bewerking kunnen uitvoeren. In groote fabrieken verdient zonder twijfel het laatstgenoemde stelsel de voorkeur ; of dit ook in kleinere het geval is, kan niet zonder kennis der omstandigheden beantwoord worden ; ieder geval moet op zich zelf worden beoordeeld. Ongetwijfeld zal door het aanschaffen van een klein getal meer samengestelde, zoogenaamde universeele machines, het benoodigde aanlegkapitaal geringer worden. Het is echter meestal niet mogelijk op zulke samengestelde werktuigen de verschillende bewerk kingen gelijktijdig uit te voeren; de eene moet op de andere wachten. Dus verdient dit systeem aanbeveling als de hoeveelheid werk niet zoo groot is dat een enkelvoudig werktuig b.v. een cirkelzaag, een schaafbank, onafgebroken in werking kan blijven. Moet echter zulk een universeel werktuig voor verschillende werkzaamheden ingericht worden door het plaatsen van andere messen op de beitelassen, dan naderen de grenzen, waartussclien de bruikbaarheid ligt, elkander nog dichter, d. w. z. die bruikbaarheid is dan niet zeer groot. De meest eenvoudige mechanische werkplaats voor de bewerking van het hout ten dienste van het bouwambacht zou naar onze meening dienen te bevatten : een cirkelzaag, een vlak- en dikteschaafmachine, een lijstenscliaaf, een ploegmachine, èen steekmachine met boormachine, een vrijstaande boormachine, een lintzaag, een slijpmachine voor zagen en een slijpmachine voor messen. De vier eerstgenoemde machines moeten op ééne rij in het midden van het gebouw worden opgesteld, dat als men hout van 5 Meter lengte wil bewerken, eene inwendige lengte van minstens 12 Meter dient te verkrijgen. Van de andere machines zouden de boor- en de steekmachine langs een der lange zijwanden moeten geplaatst worden, waardoor, als inen de grootste breedte van het te bewerken hout op 0,5 Meter aanneemt, een geheele inwendige breedte van het lokaal van 6,5 Meter noodig zou wezen. Wij zijn overtuigd dat de aangegeven afmetingen een zeer ruime werkplaats zullen opleveren, waarin nog vrij wat hout zal kunnen geborgen worden. De benoodigde arbeidshoeveelheid schatten wij op 4 PK. voor de cirkelzaag, als wij een zaagblad van 600 millimeter diameter veronderstellen, 3 PK. voor ieder der schaafbanken, 1 PK. voor de steekbank, 1/2 PK. voor de boormachine en 1 PK. voor de lintzaag, zoodat als al deze machines in werking zijn, 12 PK. benoodigd zijn. Hierbij zijn voor het drijfwerk nog 2 a 3 PK. te rekenen, zoodat de motor in het ongunstigste geval 14 a 15 effectieve PK. moet kunnen ontwikkelen. Daarbij is gerekend dat als de slijpmachines werken, een of meer der andere machines zullen stil staan. liet vermogen dat geregeld ontwikkeld wordt, blijft natuurlijk beneden dit maximum; wij meenen dat als daarvoor 10 a 11 1 k. gerekend wordt, misrekening niet te vreezen is in het bepalen van de kosten der drijfkracht. Uit deze gegevens moeten gegadigden berekenen wat zulk een inrichting zal kosten, wij kunnen die berekening hier niet uitvoeren daar de omstaudigeliden te zeer uiteenloopen. De aanlegkosten bestaan uit: a. koopsom voor het terrein. b. bouwsom voor gebouw en machinefundeeringen. c. aankoop der bovengenoemde machinerieën. d. aankoop van motor met toebehooren. e. aankoop van het benoodigde drijfwerk. De jaarlijksche onkosten zijn samengesteld uit: a. afschrijving van het gebouw. b. afschrijving en mogelijk onderhoud der machines en drijfwerken. c. de kosten der drijfkracht (hiervoor is te raad- plegen aflevering II der „Verslagen en mededeelingen"). d. arbeidsloon. Wil men een werkplaats voor meubelmakers, schrijnwerkers en dergelijke ambachten inrichten, dan zullen zeer dikwijls samengestelde, zoogenaamde universeele machines, met voordeel gebruikt kunnen worden, waarvan er een in Fig. 32 is afgebeeld. Bij deze figuur en Fig. 17 is het product aangegeven, zoodat duidelijk te zien is welke voorwerpen vervaardigd kunnen worden. De meubelmaker kan zich bovendien vergenoegen met lichtere machines dan de timmerman behoeft, doordat de houtafmetingen kleiner zijn ; de cirkelzaag wordt bij hem van meer ondergeschikt belang, daarentegen treedt de lintzaag meer op den voorgrond. Het geheele getal machines zal dus, als men zeer zuinig bij de aanschaffing te werk gaat, wat geringer kunnen zijn dan in de timmermanswerkplaats, en hierdoor, zoowel als omdat de machines kleiner zijn, is minder kracht benoodigd. Toch gaat dit voordeel gedeeltelijk verloren door dat zeer dikwijls harde houtsoorten: eiken- en beukenhout, bewerkt worden. Eene zeer groote verscheidenheid van producten kunnen in het vak van den meubelmaker door de machines worden voortgebracht, zonder dat daarmee gezegd zal worden dat voor de kleine industrieelen het aanschaffen eener machine, die dat alles mogelijk maakt, aanbeveling verdient. De voor een eenvoudige meubelmakerswerkplaats benoodigde drijfkracht schatten wij op 10 a 12 PK., waarvan 7 a 8 voortdurend gebruikt worden. De houtbewerkingswerktuigen voor den rijtuigmaker stemmen in hoofdzaak met die voor den meubelmaker overeen ; daar naast zijn speciale werktuigen geconstrueerd als: om radnaven te draaien, spaken te copieeren, geheele wielen af te draaien (zie Fig. 33). Zoo zijn er voor ieder vak werktuigen aan te wijzen, en in alle vakken der houtbewerking kan men voordeelen plukken van den vooruitgang in de werktuigtechniek. Doch hieromtrent kunnen we niet verder in bijzonderheden treden, daar dit buiten liet bestek ligt van dit geschrift, hetwelk meer in hoofdzaak bedoelt op te wekken tot eigen onderzoek, en waar eigen krachten te kort schieten, tot raadpleging van desbevoegden. INHOUD. blz. Inleiding 1. Het winnen en zagen van liet liout 5. Het bewerken van het gezaagde hout 13. Cirkelzagen 14. Lintzagen 17. Schaafmachines 18. Machines voor het maken van houtverbindingen 21. De houtdraaibank 23. Het onderhouden van het gereedschap door slijpen 25. Eenige opmerkingen aangaande de machinale inrichting van werkplaatsen voor houtbewerking 29. De clichés der hierachter afgedrukte figuren zijn belangeloos ten gebruike afgestaan door de H.H.: Friedrich Brand te Amsterdam, Hoofdvertegenwoordiger voor Nederland van Kirchner te Leipzig (Fig. 11, 1?, 23 en 32). Cornelis Koning Jr. te Amsterdam, vertegenwoordiger voor Nederland van Thom. Robinson & Son Ltd te Rochdale (Fig. 2, 3, 7, 20, 31 en 33). Handelmaatschappij van R. 8. Stokvis & Zonen te Rotterdam, vertegenwoordiger van e rma ■ Leonhardt & Co. te Leipzig-Plagwitz (Fig. 1,. , , , 9, 10, 12, 13, 14, 15, 10, 18, 19, 21, 22, 24, 25, 20, 27, 28, 29 en 30). Fig. 2. Pag. 10. Fig. 3. Pag. 11, 1'TG. 4. i'AG. 14. Fig. 5. Pag. 14. Fig Ü. PAG. 14. -r ig. 7. TAG. 15. Fig. 10. Pag. 16. ^ig. 11. PAG. 17. fig. 12. pag. 18. Fig. 13. Pag. 19. fig. 14. pag. 19. Fig. 15. Pag. 20. Fig. 16. Pag. 20. Fig. 17. Pag. 20. Fig. 18. Pag. 21. Fig. 19. Pag. 22. Fig. 20. Pag. 22. I fig. 21. pag. 22. fig. 23. pag. 23. Fig. 24. Pag. 24. Fig. 25. Pag. 24. Fig. 27. Pag. 27. Fig. 28. Pag. 27. fig. 29. pag. 28. fig. 31. pag. 29. FIG. 30. PAG. 28. Fig. 32. Pag. 37. Fig. 33. Pag. 37. Berg dit geschrift niet in uw kast, doch geef het anderen ter lezing! ie Aflevering. DE BEDRIJFS-INSTITUTEN EN PATROONSLEERGANGEN door R. P. J. TÜTEIN NOLTHENIUS C.I. en Mr. J. VERSCHUYL. DE ZWEEDSCHE REISBEURZEN door C. J. F. LJÜNGGREN, Voorzitter van den Zweedschen Handiverkersbond, te Kristianstad. HET BELGISCHE AMBT DER MIDDELSTANDEN door Dr. H. LAMBRECHTS, Afdelingshoofd a.h. Ministerie van Nijverheid en Arbeid, te Brussel. 2e Aflevering. DE BETEEKENIS VAN DEN MOTOR VOOR DE KLEINE NIJVERHEID door H. C. GROSJEAN W.I. Leeraar aan de Kweekschool voor Machinisten, te Amsterdam. 3e Aflevering. DE HANDWEEFKUNST door ELIS. M. ROGGE. CURSUS IN ZWEEDSCHE WEEFTECHNIEKEN door A. W. DOGEN. In voorbereiding: DE MACHINES VOOR DE METAALBEWERKING door H. C. GROSJEAN W. I. DE COÖPERATIE IN DE AMBACHTSNIJVERHEID door verschillende buitenlandsche en binnenlandsche deskundigen. TYP. - DE ERVEN H. VAN MUNSTER & ZOON - AMSTERDAM