447 E 71 OVER SCHOOLARTSEN. Drtil.k. J. H. den Daas 4 Zn., Goeriestr. Utrecht Indien men bedenkt, dat de aanstelling van de eerste schoolartsen in eenige landen reeds plaats vond in de eerste Helft der vorige eeuw en dat in de tweede Helft dier eeuw Het gegeven voorbeeld in alle beschaafde landen der wereld is gevolgd, indien men weet, dat ook in Nederland het schoolartseninstituut geen nieuwe instelling meer is, doch reeds sinds jaren in vele steden en thans reeds in een groot aantal gemeenten des lands is ingevoerd, indien men hoort, dat reeds op een viertal driejaarlijksche internationale schoolhygiënische congressen door tal van schoolartsen hunne ervaringen zijn besproken, dat er reeds sinds Augustus 1910 een internationale vereeniging van schoolartsen bestaat, die hare vertakkingen over alle werelddeelen heeft, dan wekt Het verwondering, dat er op eigen bodem nog vele gemeenten zijn, die aan deze beweging niet mee doen. Onze vereeniging heeft zich de vraag gesteld : „Welke zijn daarvan de oorzaken?. Heeft men in de gemeenten zonder schoolarts de behoefte aan schoolhygiëniscH toezicht niet gevoeld, óf wordt in de gevoelde behoefte op andere wijze dan door de aanstelling van schoolartsen voorzien; is men mogelijk niet algemeen overtuigd van het nut van schoolhygiënisch toezicht öf vreest men daarvan meer nadeelen dan voordeelen? ff Ziet daar eenige vragen, die wij in deze brochure willen beantwoorden. Over Schoolartsen. Vlugschrift, samengesteld door een Commissie uit de Nederlandsche Vereeniging van Schoolartsen, bestaande uit de doktoren L. F. C. Alers, J. H. G. Carstens, A. de Groot Lzn en W. F. Unia Steyn Parvé. Zeker, de behoefte aan schoolhygiënisch toezicht wordt gevoeld en wel in de eerste plaats door de onderwijzers. Aan hun krachtig initiatief is het in vele gemeenten te danken geweest, dat er een medisch schooltoezicht in het leven geroepen werd. Het werken van de onderwijzers in de school is dikwijls eene zware strijd: zij spannen al hunne krachten in om te trachten het groote getal klasseleerlingen met hunne verschillende karakters en hunnen wisselenden aanleg te vormen en te onderwijzen, ten einde hen geschikt te maken voor de hen in de maatschappij wachtende taak. Hoeveel moeite kost het niet om die heterogene persoonlijkheden zooveel mogelijk hetzelfde bij te brengen, te zorgen dat de zwakkere broeders niet lijden door te groote vorderingen, die de klasse in haar geheel door den drang der geestelijk sterkeren maakt, te waken dat niet de extra-zorgen, aan de minstbegaafden gewijd, de meerbegaafden tot nadeel strekken ! Is het van den onderwijzer niet te veel gevergd, hem, den paedagoog, naast de beoordeeling van ieder geestelijk individu in zijne klasse, ook nog de beoordeeling van ieder lichamelijk element op te dragen — en indien hij zoo voortreffelijk is, dat het hem niette machtig wordt te beproeven ieder kind lichamelijk en geestelijk te determineeren, moet hij d an tiiet bij die pogingen telkens stranden door zijne onkunde op medisch gebied? Zeker, een kundig, scherp-ziend onderwijzer zal de meeste lichamelijke afwijkingen, die bij zijne leerlingen voorkomen, ontdekken ; doch naar waarde schatten, kan hij die niet. Het is hem veelal onbekend, of die waargenomen afwijking invloed kan hebben op de resultaten van het onderwijs, hoe groot die invloed is en of er mogelijk een middel bestaat om dien invloed te ontwijken. Hij kan veelal niet weten, of die afwijking voor genezing vatbaar is, of zij gevaar kan opleveren voor andere kinderen. Indien,- als gevolg van zijne aanwijzing aan de ouders, het kind wel naar een geneesheer is gegaan, doch daarna ongenezen de school blijft bezoeken, ook dan verkeert de onderwijzer nog in twijfel, óf alles geschied is wat geschieden kon, of de patiënt voldoende behandeld is of zich aan verdere behandeling heeft onttrokken. Op al die vragen wil hij gaarne antwoord hebben: het geldt immers het onderwijs, zijn levenstaak. Dat antwoord kan slechts een geneeskundige hem geven, indien het gegeven kan worden. Behalve de bedoelde, scherp-ziende onderwijzers zijn er ook andere, misschien overigens goede leerkrachten, die de gave missen aan het kind te zien, waar de schoen wringt, vooral indien de engere grenzen van het paedagogisch beoordeelen daarbij overschreden moeten worden. Door eenige voorbeelden willen wij dit toelichten. Wij allen hebben in de school wel kinderen aangetroffen, die als hopeloos achterlijk geboekt waren, welke achterlijkheid uitsluitend het gevolg was van onvoldoende gehoorscherpte of onvoldoende gezichtscherpte; ook zagen wij kinderen, die als lui en slaperig beoordeeld en veroordeeld werden, welke eigenschappen verdwenen na eene doelmatige behandeling der neuskeelholte n.1. het verwijderen van amandelwoekeringen; zoo merkten wij ook kinderen op, die herhaaldelijk wegens lastigheid, beweeglijkheid en ongehoorzaamheid gestraft werden, bij wie deze onbewuste mishandeling eindigde na de herkenning van eene zenuwziekte. Meermalen komt het voor, dat kinderen met besmettelijke huid- en haarziekten te midden van hunne kameraden vertoeven en deze besmetten, doordat de onderwijzer zich moet neerleggen bij de verklaring van de moeder, dat het kind slechts aan „klieren" lijdt. De schoolarts kan ook van advies dienen omtrent verschillende vraagpunten betreffende het leerplan, den bouw en de inrichting der scholen, de verlichting, verwarming, ventilatie en reiniging der lokalen en leermiddelen. In vele gemeenten valt er op dit gebied nog veel te verbeteren. Men kan zich de vraag stellen : „Kunnen bij ontstentenis van een schoolarts niet andere personen of lichamen voorzien in de behoefte aan medisch-hygiënische voorlichting en toezicht?' Daarvoor zouden in ons land in aanmerking kunnen komen de Gezondheidscommissiën, de Commissiën van toezicht op het lager onderwijs (indien zij onder hare leden geneeskundigen tellen) en de gemeenteartsen. De laatste kunnen in hun functie wel eens zoo nu en dan een schoolhygiënisch advies geven, doch meer niet; zoodra zij geregeld schoolbezoek verrichten en ook in de school kinderen gaan onderzoeken, treden zij op als schoolarts en doet men goed hun ook dien titel en de daarmee overeenkomende instructie en bezoldiging te verleenen, om overtuigd te kunnen zijn, dat hun taak in de school niet al te stiefmoederlijk behandeld wordt. Om te beoordeelen óf, en zoo ja, in hoeverre de beide reeds genoemde commissiën een schoolarts overbodig kunnen maken, moeten wij zijn taak in twee hoofddeelen ontleden : 1 e het geneeskundig onderzoek der nieuwe leerlingen en onderwijzers en het toezicht op den gezondheidstoestand van alle leerlingen en het geheele personeel; 2e het geven van geneeskundig advies bij den bouw en de inrichting der schoolgebouwen, het vaststellen van het leerplan, de zorg voor goede verlichting, verwarming, ventilatie enz.. In sommige gemeenten zijn beide werkzaamheden den schoolartsen opgedragen, in andere gemeenten slechts de eerste. Het is waar, dat de laatste werkzaamheden zeer goed verricht kunnen worden door eene commissie, die artsen onder hare leden telt, doch even waar is het, dat de eerste taak slechts opgedragen kan worden aan een' arts, die geregeld de scholen bezoekt — een schoolarts dus — en dat in den regel die schoolarts, indien hij eenige jaren in functie is, geregeld de scholen bezoekt en dus waarneemt, hoe het er toe gaat, zich zal interesseeren voor schoolhygiënische kwesties, daarvan uit den aard der zaken meer studie zal maken en dus beter adviseur zal worden daaromtrent dan een arts, die als lid eener eere-commissie zelden in de school komt. Heel begrijpelijk is het dus ook, dat men in vele gemeenten de fungeerende schoolartsen in de genoemde commissiën heeft benoemd. Hiermede hebben wij de redenen opgesomd, .waarom een schoolarts in iedere school onmisbaar is. Thans komen wij tot de vraag: „Welke bezwaren zijn er tegen het schoolartseninstituut aangevoerd?" Het mag niet ontkend worden, dat het schoolartsennieuwigheidje lang niet overal van harte het „welkom' is toegeroepen. Er waren — gelukkig weinige — onderwijzers, die in den schoolarts een kijk-in-den-pot zagen, een lastig mensch, die den baas zou trachten te spelen, daar waar zij voorheen alleenheerschers waren. Men vreesde, dat de schoolartsen zouden komen met talrijke kostbare eischen en dat zij het onderwijs zouden storen. Nu, de ervaring heeft geleerd, dat die angsten van allen grond ontbloot waren. De schoolarts neemt in de school slechts een bescheiden plaatsje in, hij doet slechts dat wat het directe belang van de leerlingen en van het onderwijs eischt en offert geen kostbaren onderwijstijd op voor andere doeleinden. Men heeft ook de meening geuit, dat de schoolarts zou treden in de taak der ouders en naar de school zou brengen de opvoedingsvraagstukken, die in het gezin thuisbehooren ; men heeft gezegd, dat de schoolarts de ouders zou berooven van hun recht zelf den geneesheer voor hunne kinderen te kiezen. Dit is onjuist. De schoolarts treedt nimmer behandelend op ; hij geeft slechts raad en voorlichting en de ouders blijven vrij dien raad op te volgen of ter zijde te leggen, tenzij het niet opvolgen van dien raad het onmiddellijke-belang der andere leerlingen schaadt. In dat geval dienen de ouders door dwangmaatregelen getroffen te worden o.a. door het verwijderen van het kind uit de school, het niet toelaten van het kind, indien het niet geneeskundig behandeld wordt e.d.. Dan echter werkt het schoolartseninstituut in dezefde, algemeen als juist erkende richting, welke de wetgever inslaat, die in het algemeen belang gezondheidswetten vaststelt. Een ander bezwaar, waarop invoering van een schoolartseninstituut hier en daar stuit, zijn de kosten. Dit bezwaar is natuuflijk niet weg te cijferen en het blijft steeds een kwestie van persoonlijke opvatting of men al dan niet meent, dat de gebrachte offers opwegen tegen wat men verkrijgt. Wij zijn echter overtuigd, dat het wel eene jaarlijksche uitgave uit de openbare kas waard is te weten, dat alle kinderen eener gemeente gedurende een reeks van jaren onder regelmatig geneeskundig toezicht staan, dat hunne lichamelijke gebreken tijdig worden ontdekt en daardoor de eerste stap, die naar genezing kan voeren, wordt gezet. En is de overheid, die als uitvoerder der leerplichtwet de ouders dwingt hunne kinderen naar de school te zenden, niet verplicht te waken, dat diezelfde school de kinderen niet in gevaar brengt? Hoe werkt het schoolartseninstituut, daar waar het is ingevoerd ? De schoolarts heeft het toezicht op den gezondheidstoestand der leerlingen van alle openbare en bijzondere bewaarscholen en scholen voor lager onderwijs in de gemeente (in grootere gemeenten zijn de scholen onder meerdere schoolartsen verdeeld; eventueel kan men het toezicht ook uitstrekken over de scholen voor middelbaar en hooger ononderwijs, over de ambachts- en vakscholen). De besturen der bijzondere scholen kunnen niet gedwongen worden een schoolarts, niet-lid eener commissie van toezicht, in de school toe te laten, doch meer en meer maken zij gebruik van de gelegenheid, die de gemeentebesturen hun bieden om kosteloos van het ■gemeentelijk geneeskundig schooltoezicht te profiteeren. In enkele gemeenten, waar het gemeentebestuur niet in dit toezicht voorziet, hebben bijzondere scholen hun eigen schoolarts aangesteld. In groote steden kan men één of meerdere schoolartsen benoemen, die dit ambt als eenig- of hoofdberoep uitoefenen, óf een grooter aantal geneeskundigen deze functie als bijambt opdragen. In kleine gemeenten moet men volstaan met de aanstelling van een schoolarts, die den dienst in bijambt waarneemt. Bij zijn keuze dient men er rekening mede te houden, dat de schoolarts o.m. het vertrouwen zijner ter plaatse gevestigde collega's moet genieten en dat men gewaarborgd moet zijn, dat hij voor zijn ambt voldoende tijd beschikbaar heeft en zijn functie niet zal misbruiken tot het verkrijgen van eene uitbreiding zijner praktijk. Ook is het zeer goed mogelijk, dat twee of meerdere aan elkaar grenzende kleine gemeenten gezamelijk een schoolarts benoemen en in verhouding tot het aantal der schoolkinderen in iedere gemeente tot de kosten bijdragen, jdet salaris, dat den schoolarts toekomt, is afhankelijk van plaatselijke omstandigheden, van den inhoud zijner instructie en voornamelijk van het aantal schoolkinderen onder zijn toezicht, waardoor in hoofdzaak de omvang van zijn arbeid beheerscht wordt. Naar onze meening behoort dit salaris per jaar minstens 40 cents per kind te bedragen en doet men goed den schoolarts in bijambt niet meer dan ± 2000 schoolkinderen toe te wijzen. De schoolarts onderzoekt alle leerlingen, die voor het eerst de school bezoeken, vóór of binnen bepaalden tijd (1-2 maanden) na hunne toelating. Dit onderzoek heeft in den regel in de school plaats in de kamer van het schoolhoofd of een ander beschikbaar vertrek (kamer van den schoolarts). In enkele groote gemeenten heeft men een localiteit als schoolartsbureau aangewezen, waarheen de leerlingen door hunne ouders of den klasse-onderwijzer geleid worden. De ouders of verzorgers der leerlingen kunnen desverlangd bij het onderzoek tegenwoordig zijn; dit is zelfs zeer gewenscht, omdat zij op die wijze gemakkelijk met het resultaat van het onderzoek in kennis gesteld kunnen worden en zelf den arts kunnen voorlichten. Daartoe ontvangen de ouders van het hoofd der school tijdig bericht omtrent de plaats waar en het uur waarop hunne kinderen onderzocht zullen worden. Indien de schoolarts het noodig oordeelt, dat het onderzoek van het kind met ontkleeding gepaard gaat, is voorafgaande toestemming der ouders noodig. Bovendien kunnen de ouders hun kind geheel aan het onderzoek onttrekken, doch dan is het wenschelijk, dat de schoolarts het recht heeft eene verklaring van den huisarts omtent den gezondheidstoestand van het kind te eischen, indien dit hem noodig voorkomt. Overal heeft men de ervaring opgedaan, dat deze weigeringen tot de hooge uitzonderingen behooren, vooral, indien het schoolartselijk toezicht geen nieuwigheid meer is. Integendeel zien de ouders dan gewoonlijk met genoegen dit onderzoek komen. Voorts bezoekt de schoolarts op gezette tijden — in den regel minstens, eens in de maand — de school, gaat daarbij de klassen door, onderzoekt de kinderen, die naar het oordeel der onderwijzers gezondheidsstoornissen vertoonen en tracht zelf gebreken op te sporen. Hij bespreekt met de onderwijzers de belangen der kinderen en wijdt zijn bijzondere aandacht aan de achterlijke leerlingen. Van zijn bevindingen houdt hij aanteekening in een register of op kaarten of staten. Indien de schoolarts bij een kind eene afwijking waarneemt, die naar zijn oordeel behandeld dient te worden, geeft hij daarvan, hetzij zelf, hetzij door tusschenkomst van het hoofd der school, kennis aan de ouders. Deze kennisgeving gaat in vele plaatsen vergezeld van een' brief aan den behandelenden geneesheer, met verzoek om terugzending van een bijgaand contrólebriefje. Door niet-deskundigen is er dikwijls aan getwijfeld, of de schoolartsen in de school voldoende arbeid zouden kunnen vinden. De ervaring heeft echter geleerd, dat dit overal wel het geval is. leder schoolarts vond in zijne scholen een groot aantal lijdertjes aan oogziekten en stoornissen in de functie van het gezichtsorgaan. Zoowel voor het kind zelve als voor het onderwijs is het van het grootste belang, dat deze afwijkingen tijdig herkend en doelmatig behandeld worden. Door die behandeling kan veelal een voortschrijden van het ziekteproces verhinderd en de functie van het orgaan verbeterd worden. De schoolarts kan tevens het opvolgen van den raad der behandelende geneesheeren contróleeren, aanwijzingen geven omtrent de meest geschikte zitplaats van het patiëntje in de klasse enz.. Hij kan, als deskundige, de ouders voorlichten omtrent de beteekenis van het scheelzien en verschillende uitwendige oogziekten en daardoor bevorderen, dat afwijkingen, die zelfs tot verlies van het gezichtsvermogen aanleiding kunnen geven, niet verwaarloosd worden. Eveneens kan hij lijdertjes aan besmettelijke oogziekten opsporen en zoo de besmetting van hunne kameraden voorkomen. Niet gering is ook het aantal schoolkinderen, dat lijdt aan gehoorzwakte en uit- en inwendige oorziekten. Het aanwijzen van deze patiëntjes en het bevorderen van hunne behandeling is voor den schoolarts eene moeilijke, doch dankbare taak. Zeer groot is het aantal schoolkinderen, dat lijdt aan vergrooting der amandelen. Men bedenke, van hoe groote beteekenis de gevolgen dezer afwijking kunnen zijn. Door doelmatige behandeling kunnen vele dezer lijdertjes genezen worden van telkens terugkeerende oorontstekingen, van hardhoorigheid, intelligentiedefecten, van herhaald ziek zijn door ontstekingen in het woekerend gebied en meer dergelijke gevolgen. Dat de schoolarts op dit terrein belangrijk werk kan verrichten blijkt onomstootelijk, indien men vergelijkt het groote aantal lijders aan deze ziekte in niet-gëinspecteerde scholen, tegenover het geringe aantal in die scholen, waar gedurende eenigen tijd door een schoolarts geoogst is. Voorts ontmoet de schoolarts vele kinderen, die lijden aan huid- eh haarziekten, wier beteekenis veelal door de ouders onderschat wordt. Eenige dezer ziekten zijn besmettelijk, zoodat de schoolarts verplicht is maatregelen te treffen om de niet-zieke kinderen te beschermen. Hierdoor en door de behandeling der patiënten te bevorderen zijn enkele dezer ziekten zelfs geheel uit te roeien. Aan den strijd tegen de tuberculose, de zoo gevreesde volksziekte, nemen de schoolartsen actief deel. Menig lijdertje aan deze ziekte wordt door hen als zoodanig herkend en onder behandeling gesteld. Herhaaldelijk zijn zij in staat raad te geven, hoe besmetting van andere kinderen voorkomen kan worden. Het zou ons te ver voeren alle ziekten te bespreken, die door de schoolartsen waargenomen en door hun toedoen behandeld worden. Wij willen er slechts op wijzen, dat zij nuttige wenken kunnen geven, hoe er in de school gehandeld moet worden met kinderen, die lijden aan hartziekten, longziekten, spraakgebreken, ruggegraatsverkrommingen enz., en dat zij de ouders en kinderen kunnen wijzen op de beteekenis der tandverzorging en hoe het tandbederf kan worden bestreden. In steden, die eene school voor achterlijke kinderen bezitten, kunnen de schoolartsen de onderwijzers behulpzaam zijn bij het aanwijzen def leerlingen, die voor plaatsing op deze school in aanmerking komen. Het zou aanbeveling verdienen, dat kleinere, aan elkander grenzende gemeenten zich vereenigden om gezamelijk afzonderlijk onderwijs te geven aan achterlijke, spraakgebrekkige en doove kinderen om te voorkomen, dat deze misdeelden al te zeer het slachtoffer van hun gebrek worden. Eene belangrijke rol speelt de schoolarts bij de bestrijding van besmettelijke ziekten als mazelen, roodvonk, kinkhoest, diphtherie, bof enz.. Hij kan soms lijders aan deze ziekten, die niet als zoodanig bekend waren, ontdekken en uit de school verwijderen, maatregelen nemen om te voorkomen, dat andere leerlingen worden aangetast, voorschrijven hoe eventueel de ontsmetting van schoollokalen, schoolmeubelen en andere voorwerpen moet geschieden en daarop toezicht uitoefenen. Bij eene dreigende epidemie geeft hij het oogenbhk aan, waarop eventueel tot sluiting van de school of van bepaalde klassen moet worden overgegaan enz.. Ook op andere wijze kan de schoolarts voor het schoolkind nuttig zijn. Door zijne bemoeiingen gelukt het veelal zwakke kinderen in het genot van extra-voeding te stellen, hen te doen deelnemen aan gezondheidskolonies of op andere wijze in een gezonde streek te doen vertoeven. Desverlangd kan hij met den onderwijzer de ouders van raad dienen bij de keuze van een geschikt beroep voor denleerling, die de school gaat verlaten. Wij hebben reeds gewezen op de wenschelijkheid, dat ook de onderwijzers door den schoolarts gekeurd worden. Zeker dient voorkomen te worden, dat onderwijzers, lijdende aan eene besmettelijke ziekte o.a. open tuberculose, voor de klasse blijven en zoo gelegenheid vinden hunne leerlingen ziek te maken. Ook vermeldden wij reeds, dat de schoolarts geneeskundig advies kan geven bij den bouw en inrichting van nieuwe scholen, bij de vaststelling van het leerplan, bij de regeling der ventilatie, verwarming en verlichting, bij het ^aanschaffen van schoolmeubelen enz.. Na deze uiteenzetting zal wel niemand kunnen ontkennen, dat er voor een schoolarts overal een ruim arbeidsveld open ligt. Wij willen eindigen met het uitspreken van den wensch, dat dit geschrift er toe moge bijdragen, dat in vele gemeenten, waar dit tot heden niet geschied is, een geneeskundig schooltoezicht in het leven worde geroepen tot heil van het onderwijs en den gezondheidstoestand van onze jeugd, het Nederlandsche volk der toekomst. SCHEMA voor een verordening regelende het Geneeskundig Toezicht op de Scholen voor Gemeenten, waar geen beroepsschoolarts kan worden aangesteld. Art. 1. In de Gemeente .... zal (zullen) één (2 of meer) schoolarts(en) met het geneeskundig en hygiënisch toezicht op de scholen belast zijn. Art. 2. De schoolarts(en) wordt (worden) op voordracht van Burgemeester en Wethouders door den Gemeenteraad benoemd en ontslagen. De benoeming geschiedt telkens voor 3 jaren, met een opzeggingstermijn van 3 maanden. Art. 3. Het salaris van den (de) schoolarts(en) wordt telkens voor drie jaren door den Gemeenteraad vastgesteld, maar mag per jaar niet minder bedragen dan f 0.40 per onder zijn (hun) toezicht gesteld kind. Art. 4. De schoolarts(en) is (zijn) werkzaam aan de hem (hun) toegewezen openbare scholen voor lager onderwijs en bewaarscholen, en de bijzondere scholen, welker besturen aan Burg. en Weth. hebben te. kennen gegeven, dat zij toezicht van een schoolarts verlangen. Art. 5. a. De schoolarts zal de kinderen, die zich voor het schoolbezoek aanmelden, aan een voorloopig onderzoek onderwerpen en, indien hem blijkt, dat toelating ongewenscht is, daarvan kennis geven aan Burg. en Weth. , b. Hij zal elke school geregeld moeten bezoeken; c. Wanneer een schoolhoofd onderzoek van een kind wenschelijk acht, zal de schoolarts dit zoo spoedig mogelijk instellen ; d. Wekelijks zal de schoolarts op een door hem vast te stellen dag en uur voor en over schoolkinderen te spreken zijn; e. De schoolarts kan tot het in d genoemde zittingsuur ouders van kinderen, die hij wenscht te onderzoeken of over wie hij met hen wenscht te spreken, uitnoodigen, terwijl ook voor ouders, die hem over hunne kinderen wenschen te raadplegen, in dit zittingsuur daartoe gelegenheid wordt gegeven; ƒ. Wanneer het schoolhoofd in bijzondere gevallen bezoek van den schoolarts wenscht, zal hij hem daartoe schriftelijk uitnoodigen; de schoolarts zal dan zoo spoedig mogelijk aan dat verzoek voldoen, indien dit uit het verzoek van het schoolhoofd noodig blijkt te zijn; g. Oe schoolarts is bevoegd, zoo dikwijls hij dit noodig oordeelt, de school tijdens de lesuren te bezoeken. Art. 6. Wanneer de schoolarts geneeskundige behandeling van een kind wenschelijk acht, geeft hij daarvan kennis aan diens ouders of verzorgers en stelt hun een schrijven ter hand voor den huisarts volgens een daartoe vast te stellen formulier, waarop de huisarts kan mededeelen, of aan het advies van in behandeling stellen gevolg is gegeven. Behandeling in de school door den schoolarts mag niet plaats vinden, tenzij bij voorkomende ongelukken. Art. 7. De schoolarts mag geen onderzoek instellen, waarbij ontkleeding noodig is, indien de ouders of verzorgers van het kind zich daartegen hebben verklaard. Art. 8. De schoolarts is verplicht aanteekening te houden van bij de kinderen gevonden afwijkingen en deze leerlingen geregeld te contróleeren. Art. 9. De schoolarts houdt toezicht op de hygiënische inrichting, toestand en verzorging van de schoolgebouwen, schoolmeubelen en leermiddelen en het gebruik daarvan, voor zoover dit de schoolhygiëne betreft. In alle deze betreffende aangelegenheden dient hij B. en W. van advies. Art. 10. Wanneer zich één of meer gevallen van besmettelijke ziekten in de school voordoen, treedt de schoolarts, zoo noodig, onverwijld in overleg met den Burgemeester omtrent het nemen van maatregelen ter voorkoming van uitbreiding en kan hij in spoedeischende gevallen maatregelen nemen onder nadere goedkeuring. Art. 11. In geval van ziekten, niet in de wet tot voorziening tegen besmettelijke ziekten genoemd, die voor medescholieren gevaar kunnen opleveren, is de schoolarts bevoegd het daaraan lijdend kind van de school te doen verwijderen, waarbij aan ouders of verzorgers de reden van die verwijdering wordt medegedeeld. Weder toelating van het verwijderde kind kan slechts geschieden na vastgestelden tijd of na inlevering van een bewijs van den school- of den huisarts, dat het kind geen gevaar meer oplevert. Ook in gevallen van mazelen en kinkhoest, voorkomende bij huisgenooten van een kind, dat nog niet aan deze ziekte geleden heeft, behoort die verwijdering te geschieden. Art. 12. Jaarlijks zal (zullen) de schoolarts(en) aan B. en W. verslag uitbrengen van zijne (hunne) werkzaamheden en bevindingen. Art. 13. Wanneer een kind wegehs ziekte gedurende drie dagen de school niet heeft bezocht, zal het schoolhoofd een onderzoek instellen naar den aard der ziekte. Blijkt het kind te lijden aan eene ziekte, die gevaarlijk voor de medeleerlingen is, of die reeds infectie kan hebben ver- oorzaakt, dan geeft hij hiervan onverwijld kennis aan den schoolarts, die zoo spoedig mogelijk de noodige maatregelen neemt. Art. 14. Hoofden en onderwijzend personeel zijn verplicht den schoolarts zooveel mogelijk medewerking te verleenen.