LU rnm PROTEST en BEROEP IN ZAKE HET Amerikaansche Ondersteun ingswerk = ^ voor POLEN, r . Ingediend bij het Departement van Staat van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, DOOR FELIX J. MLYNARSKY, PH. D„ Afgevaardigde voor Amerika van het Opperste Poolsche Nationale Comité. Den Hoogedelgestrengen Heer ROBERT LANSING, Secretaris van Staat, EXCELLENTIE, Washington, D. C. Aangezien alle onderhandelingen met het oog op het opheffen van de blokkade ten behoeve van het Amerikaansche ondersteuningswerk voor Poten tot bedien geen bevredigende resultaten hebben opgeleverd, — ofschoon het tweede jaar van den oorlog is voleindigd en de Poolsche ondersteunings-commi'ssies, bijzonderlijk voor dit zuiver menschlievende doel opgericht, al de haar ten dienste staande Mididieten, zooals petities en andlexe maatregelen, bebben uitgeput, veroorloof ik (mij de vrijheid om in jiaam van het Opperste Nationale Comité in Polen, dat, met de hulp van Poolsche legioenen (de militaire vertegenwoordiging van het Poolsche volk in dezen oorlog) den strijd' tot herstel van 'een Poolscben staat bestiert, het volgende memorandum aan de Regeering van de Vereenigde Staten voor te leggen: Het verzet van de Regeering van Groot-Britannië tegen het Amerikaanseh 'ondeirsteuninigswerk in Polen boudt nauw verband met de meening, dat het leven van Amerikaansche burgers niet in gevaar wordt gebracht door het embargo op den invoer van voedingsmiddelen naar Duitschland en Oostenrijk-Hongarije en, ipso facto, naar het door hun legers beizette Polen. Deze bewering werd officieel bevestigd door Lord Robert Cecil, BlokkadeHlVLinis'ter van Qroot-Britannië, die in zijn verklaring van 6 Mei 1916 zeide: „Voor zoover bekend is, hebben de maatregelen, door 'Qroot-Britannië tegen den Duitschen handel genomen, aan geen enkelen onzijdige (het leven gekost". iDe openbare meenimg in de Vereenigde Staten schijnt het met deze bewering eens te zijn, en dringt er tegelijkertijd op aan, dat de Regeerinig van de Vereenigde Staten inbaar buitenkandsche staatkunde, wat betreft de vraagstukken van den huidigen oorlog, het beginsel in toepassing zal brengen, dat in een der jongste redevoeringen van Uwe Excellentie werd geformuleerd, n.1. dat: „de verkrachting van bet natuur-reoht op het leven een veel ernstiger vergrijp is tegen een individu en tegen een natie dan de verkrachting van bet wettelijk eigfendoms-recht". De Regeering van Qroot-Britannië heeft een houding aangenomen, die in strijd is met de werkelijke feiten. Op 22 Februari 1916 bracht het Poolsche, te New-York ver- schijnende dasblad „Telegram Codzienny" (Dagel. Telegram) (het bericht, dat de eohtgenoote van een Amerikaansch burger, den heer A. Cwi, van Duluth, Minnesota, van ontbering was gestorven in dat deel van Polen, dat door het Duitsche leger wordt bezet gehouden, en dat een gelijksoortig lot noodzakelijkerwijze het deel zal zijn van de kinderen van genoemden A. Cwi, diie met bun nu overleden moeder vóór het uitbreken van den oorlog Duluth hadden verlaten om eenigen tijd bij verwanten in het buitenland te gaan doorbrengen. Genoemd dagblad bracht verder nog de tijding, dat de heer A. Cwi in kennis werd gesteld van de dood van 'zijn vrouw door het (Departement van Staat te Washington, dat zijn tijding ontleende aan een verslag van het Amerikaansche consulaat in dat deel van Polen, dat door het leger van het Duitsche Rijk bezet wordt gehouden. Het zelfde dagblad publiceerde op 26 April 1916 den oorspronkelijken tekst van een telegram, door een Amerikaansch burger, den heer Michael Jagiello, te Neiw-York, van Uwe Excellentie ontvangen. Volgens dit telegram zijn vrouw en kinderen van den geadresseerde bi) het uitbreken van den oorlog te Dolginow, in het vroegere gouvernement (district) Wilna, vastgekeerd en moeten daar „verhongeren". Op den dag, waarop dit telegram aan den heer Michael Jagiello werd verzonden, lag Dolginow nog achter het Russische front. Thans is, voor zoover uit de officiëele verslagen van bet 'Hoofdkwartier kan worden uitgemaakt, de plaats door het Duitsche leger bezet. Ingevolge bet door Groot Britannië gehandhaafde blokkadestelsel wordt door die Duitsche bezetting ihet gevaar om te verhongeren, iwaaraan Mevr. Jagiello en haar kinderen bloot izijn gesteld, nog verergerd. Als bewijs voor een groot aantal gelijksoortige gevallen, waarin het leven van Amerika arische burgers, die bij bet uitbreken van den oorlog tegen hun wil in Polen moesten achterblijven, in gevaar wondt gebracht, vraag ik verlof, twee beëediigde verklaringen te mogen insluiten, en wel één van den iheer Lodewijk Zygmanski ien één van den heer Alexander Szyc, de verklaringen inhoudend, dat Ihun gezinnen, waaronder kinderen, die geboren burgers zijn van de Vereenigde Staten, thans verblijf houden in het door Duitsche legers bezette gebied van Polen, in armoede verkeeren, en dat het niet bekend is of zij van honger zijn omgekomen of nog in leven zijn, omd'at alle pogingen om htulp uit Amerika te verleenen, vruchteloos zijn gebleken als gevolg van bet door Groot Britannië in toepassing gebrachte blokkade-stelsel. Ik stel de gastvrijheid', die ik in de Vereenigde Statiën geniet, te izeer op prijs, dan dat ik door middel van de pers een bijizonder onderzoek zou gaan instellen ten einde op het spoor te komen van, en nadere gegevens te verzamelen aangaande gevallen, waarin Amerikaans dhe burgers zijn omgekomen, na bij het uitbreken van den huidiïgen oorlog in Polen te zijn vastgekeeird. De (boven aangehaalde voorbeelden zijn voldoende bewijs, dat de Regeering van de iVereenigde Staten, als zij een zorgvuldig onderzoek zou willen instellen door bemiddeling van haar diplomatieke vertegenwoordigers, op de hoogte zou komen van een groot aantal gevallen, waarin Amctikaansche (burgers, en in het bijzonder vrouwen en kinderen, zich in ernstig levensgevaar bevinden of reeds hun leven hebben verloren als gevolg van ontberingen, die moeten wordten toegeschreven aan de omstandigheid, dat bun geen ondersteuning kan worden varstreikt ten gevolge van de door Groot-Britatmië in .toepassing gebrachte blokkade. In haar nota aan de (Ketoerlijke ,Duitsdie Regeering van 13 Mei 1915 legde de Regeering van de Vereenigde -Staten er dien grootsten nadruk op, „dat de levens van niet-stirijdeirs, hetzij dan burgers van neutrale, of van één van de oorlogvoerende Staten, noch volgens wet, noch volgens redht, in 'gevaar imogen worden gebracht door 'het veroveren of vernielen van ongewapende .koopvaardijschepen". Met niet minder nadruk heeft de Regeering van de Vereenigde Staten in haar nota van 9 Juni 1915 aan de Keiilzerlijke Duütscflie Regeering er op gewe&en, dat zij „in de (bres springt voor (het (hoogste en heiligste, ui. de rechten der menisdheliikheid, welke iedere Regeering tot eer strekken als zij ze in eeire houdt, en welke, geen enkele Regeering ten ibehoeVe van 'hen, die onder haar bescherming en gezag 'Staan, mag verwaarloozen". De bescherming van het leven van Amerikaansche (burgers ter zee verschafte een formeele aanleiding voor dit diplomatiek optreden. Feitelijk ging het dan ook om het handhaven van het beginsel der „.heilige onsohenbaarheid: der mietstrijders", het Iheginsel, dat .burger,lijke personen, en in het 'bijzonder vrouwen en kinderen, niet het slachtoffer behooren te worden van hetgeen militaire noodzaak wordt genoemd. Het !zij mij dan ook vergund, hierbij de beëedigidte verklaring in te sluiten van een .Pool, verblijf houdend in Amerika, den (heer John Jurciak, van .Gleveland, Ohio, die 't venlies betreurt van zijn gansohe gezin,, bestaande uit echtgenoote en drie kinderen, van honger omgekomen te Hroebfeszow, in 'het district Lulblin. Het zal wel niet noodig zijn, nog meer overtuigend (bewijs aan te halen van de vre.eselij,ke toestanden, die in Polen heerschen, en van de vreeselijke tol, die onschuldige slachtoffers moeten betalen aan het blokkade-stelsel van iGroot-Britannië, dat elke mogelijkheid van ondersteuning uitsluit. Voor izoover aangaat de (burgerlijke bevolking en de bescherming van het internationaal,recht, welke het beginsel der mensdheilijkheid voor de burgerlijke bevolking apeischt, hebben allen een gelijk redht op het leven. Dit redht is niet verschillend, of die rechthelbbenden zich (bevinden ter 'zee of te land, in België of in Polen. iDe tragedie van dood als gevolg van ontbering is, ofschoon 'zulk ©en dood langzamer komt, niet minder vreesdij,k dan de 'tragedie van dood ter zee; het lijden van een moeder, die haar kind langzaam van honger en ontbering moet zien ondergaan, is niet minder (hevig dan de doodsangst van een moeder, wier kind verdrinkt, ofschoon in het laatste geval de dood sneller komt. 'Uithongering doodt langzaamaan en haar slachtoffer ondergaat alle phas-es van den doodsstrijd. Ik heb alle eerbied voor de politiek van de Vereenigde Staten, welke besloten heft, het vraagstuk van de verdedigiing van het leven van Amerikaansche /burgers ter zee afgescheiden te houden vain het vraagstuk van het blokkade-stelsel, zooals door Qroot-Britamnië toegepast. lodh adht ik het tmijn plicht, overweging te vragen van Het feit, dat de behandeling van het blokkade-stelsel van Qroot-Brian-nie als een e>e.rst In de tweede plaats komend vraagstuk de menschlievenrie instellingen- van. het edelaardige Amerikaansche volk hebben ibele>mimerid in het voorkomen van dien hongerdood voor een groot getal burgerlijke personen in Pollen, in het bijzonder vrouwen en kinderen, onder wie in geenen deele gezinnen en afhanKeiijken van Amerikaansche burgers worden gemist. In het gebied van Duitschland en Oostenrijk-Hongarije, slechts voor een gering deel het tooneel van den oorlog, ondermijnt het door uroot-Britannië toegepaste blokkade-stelsel slechts het ekonomisch oelang van de burgers der onzijdige landen of van de burgerlijke bevolking, en te dien opzichte heeft de gemiddelde publieke opinie het juiste standpunt ingenomen. In Polen, dat voortdurend het tooneel van den oorlog was en nog is, schaadt het zelfde, door uroot-Britannie gehandhaafde blokkade-stelsel niet slechts het ekonomisch belang der burgerlijke bevolking, maar, wat erger is hun recht om te leven. Het door Qroot-Britannië toegepaste blokkade-stelsel is tegen Duitschland en 'Oostenrijk-Hongarije gericht maar het treft Polen, omdat er geen hongersnood zal komen noch in inutschland, noch in Oostenrijk-Hongarije, terwijl hongersnood heeft geheerscht en nog bestaat en nog voor geruimeii tijd zal blijven in Folen. Dit feit 'kan noch met den geest noch met de letter van internationaal recht in overeenstemming worden gebracht. Het heeft thans, bij het einde van het tweede jaar van dezen yreeselijken oorlog, voor de Polen geen nut meer om na te gaan, in hoeverre het Britsche Koninklijke Besluit van 20 Augustus 1914' welke levensmiddelen toegevoegd heeft aan de lijst van absolute kontralbamde, in strijd is met de Londensehe Verklaring van 1909 of om aandacht te vestigen op het feit, dat het in beslag nemen van postzendimgen, hetwelk geregeld postverkeer en het overzenden van geld van Amerika naar Polen onmogelijk maakt, een inbreuk is op de internationale post-overeenkomst van 's-Gravenhage, welke de onschendbaarheid van elke postzending op haar weg over de open zeeën inlijft bij de thans geldende artikelen van internatioinlaal recht. Verder ligt het buiten de bevoegdheid van Polen om een even belangrijk vraagstuk te bespreken, n.1. dit: dat, ofschoon Duitschland en Oostenrijk-Hongarije de "wijze, waarop zij den duikbootenoorlog voeren, in overeenstemming hebben gebracht met de eischen van het internaionaal .recht, zooals het thans geldt, het Britsche blokkadestelsel, afgekondigd' als een verdedigiings^naatregel tegen Duitschland en Oostenrijk-Hongarije, tegen de vóór dien in toepassing gebrachte manier van gebruikmaking van duikbooten, tot heden nog niet in overeenstemming is gebracht met de eischen van het thans van kracht zijnde internationaal recht, niettegenstaande de reden, die voor het aanvaarden van dit stelsel werd opgegeven, opgehouden heeft te bestaan. De Regeering van de Vereenigde Staten heeft, toen zij, in de uitoefening van 'haar edele taak van hoedster van de onschendbaarheid van het internationaal recht, op 21 October 1915, in een nota gericht tot Groot-IBritanniië, haar imeening over deze waagstukken uitgesproken en heeft bet Britsche blokkade-stelsel gekenmerkt als „ontoereikend, onwettelijk en onverdedigbaar." Maar mag ik zoo vrij zijn, de aandacht van Uwe Excellentie te vragen voor het feit, dat het Britsche blokkade-stelsel ten aanzien van het Amerikaansche ondersteunings-werk in Polen niet alleen in strijd is met de wet, bezien van uit het standpunt der Londensche Verklaring van 1909, maar ook, wat erger is, van uit het standpunt der Haagsche Conventie van 1907, met betrekking tot zekere beperkende bepalingen ten aanzien van het recht tot in-beslag-neming in den zee-oorlog. Deze Conventie verklaart duidelijk in Artikel 4, dat „schepen, belast met zendingen van godsdienstigen, we tensch appel ijken of philantropischen aard, niet kunnlen 'woTiden m beslag genomen". Ongetwijfeld heeft de Regeering van Groot-Britannië deze Conventie niet op 27 November 1909 geratificeerd, om ze een paar jaar later, tot sdbade van Polen en de idee der imensch'elijkiheid, weer te ive.rwaarloozen! De vrees, uitgesproken door de Regeering van Groot-Britannië, dat Duitschland en Oostenrijk-Hongarije voordeel zouden kunnen trekken uit zendingen van levensmiddelen naar Polen door de Amerikaansdhe OndersteuniingsJCommissie, is, :vani rót het standpunt van internationaal recht, gemakkelijk te begrijpen, omdat de bovengenoemde Conventie met betrekking tot de beperkende bepalingen ten aanzien van het recht tot in-beslag-neming in den zeeoorlog een indirect voorbehoud met zulk een strekking maakt in Artikel 3 — dat ihet aan door deze overeenkomst gebonden mogendheden niet veroorloofd is, „voor militaire doeleinden voordcelen te behalen" van schepen, in de vaart gebracht voor een plhilanitropische zending. Terwijl de ongerustheid van dien aard bij de Britsche Regeering, theoretisch, wend gemotiveerd door (het ten opzichte van internationaal recht ingenomen standpunt, was ze, feitelijk, een anachronisme, omdat Duitschland, zoo goed als Oostenrijk-Hongarije, wat het ondersteunings-werk voor Polen betreft, reeds voldoenden waarborg hadden gegeven. Reeds op 22 December 1915 had de heer Herbert Hoover aan Sir Edward Grey, Staatssecretaris van Buitenlandsche Zaken van Groot-Britannië, doen weten, dat van den kant der Keizerlijke Duitsche autoriteiten „bescherming zal worden verleend aan plaatselijk bijeengebrachte en ingevoerde voorraden voor uitsluitend gebruik van de burgerlijke bevolking" in Polen. Dit was een officiëele verklaring van den heer Herbert Hoover, een man van groote verdiensten en den algemeen geachten voorzitter van de Belgische Ondersteunings-Commissie, die zijn beroep deed ten behoeve van Polen na de in Polen bestaande toestanden door zijn afgezanten nauwgezet en onpartijdig te hebben laten onderzoeken. Ten einde een einde te maken aan al de valsche en kwaadwillige berichten over deze teedere zaak, heeft het Opperste Nationale Comité, dat ik de eer heb, in de Vereenig.de Staten te vertegenwoordigen, van Duitschland en Oostenrijk weten te verkrijgen, dat deze mogendheden door middel van hun diplomatieke vertegenwoordigers aan de Regeering van de Vereenigde Staten kennis geven van hun bereidwilligheid om alle voedingsmiddelen, uit Amerika in Polen ingevoerd, uit te sluiten van requisitie voor militaire doeleinden. Dit is reeds in Maart 1916 göbeurd. Deze 'waarborgen werden zoowel door Duitschland als door Oostenrijk-Hongarije gegeven. Than; verklaart zich, volgens ihet laatste voorstel van de Keizerlijke Duitsche 'Regeering, aan de Regeering van de Vereenigde Staten voorgelegd door bemiddeling van het Gezantschap der Vereenigde Staten te Berlijn, de Keizerlijke Duitsche Regeering bereid om de vrijstelling van requisitie voor militiare doeleinden niet alleen te waarborgen voor alle levensmiddelen, uit Amerika ingevoerd, doch, wat meer is, om geen gebruik te maken van haar recht tot uitvoer van plaatselijke voorraden van levensmiddelen uit Polen, en heeft zij beloofd, zich in dezen te willen onderwerpen aan het toezicht van een neutraal ondersteuningscomité. Het voorbeeld van België, waar met veel minder uitgestrekte waarborgen het werk van de Amerikaansche Ondersteunings-Commissie zich niet alleen kon ontvouwen, maar'zelfs iin staat was oim van de zijde der Regeering van Groot-Britannië een openlijke erkenning van haar doeltreffenden arbeid te verwerven, strekt wel ten bewijze, dat ,öen ondieirsteuningswerk in Polen, gelijksoortig aan dat in België, uitvoerbaar is, aangezien de door de Keizerlijke Duitsche Regeering voor zulk een werk in Polen aangeboden waarborgen veel uitgestrekter zijn dan in 't geval van België. Ten bewijze, dat de door Duitschland ten opzichte van België en Noord-Frankrijk gegeven waarborgen beslist voldoende zijn, zij de aanhaling vergund van een gezaghebbende verklaring, als de uiting van den Britsohen Eersten Minister, den (heer Asquith, die op 4 Mei 1916 in de eerste jaarvergadering van het Nationale Ondersteunings-Comité voor België in Londen uitdrukkelijk zeide, dat „niet een mondvol van in ge voord voedsel door de Duitsohers was aangeraakt". Wat beteekent dan die koppige houding van de Regeering van Groot-Britannië ten aanzien van bet ondersteuningswerk in Polen, waar de door Duitschland aangeboden waarborgen veel verder strekken dan die in België waren gegeven en nadat de Regeering van de Vereenigde Staten, bekend met het feit, dat de verwoesting en de ellende in Polen erger zijn dan overal elders, zoo edelmoedig haar bemiddeling heeft aangeboden, evenals ze in het Belgische geval heeft gedaan? De voorwaarden, door de Regeering van Groot-Britannië opgelegd met betrekking tot het toestaan van het ondersteuningswerk in Polen, hebben gedurende de laatste zes maanden de grenzen overschreden. welke onder het internationaal recht, zooals het nu bestaat, toelaatbaar zijn. In de eerste phase der onderhandelingen, dus tusschen 22 De- cember 19J5 en 10,Mei 1916, drong de Regeering van Groot-Bnitarmie bij Duitschland en Oostenrijk aan op het prijsgeven van hun recht tot requisitie van plaatselijke voorraden van voedingsmiddelen in Polen ten bate van hun legers. Van de zijde van Groot-Britannië was dit een eisch, gegrond op een door Sir Edward 'Grey geformuleerd, en officieel .door bet Ministerie van Buitenlandsche Zaken van Groot-Britannië op 6 Februari 1916 gepubliceerd beginsel. De liaagsche regulaties met betrekking tot de wetten en de gewoonten van oorlog te land geven gelegenheid, volgens Artikel 52, tot requisitie „voor de behoeften van het bezettingsleger". Op dien grond ging het Russische leger in het eerste jaar van den huidigen oorlog over tot requisities op groote schaal in Galicië, dat bet toen bezet hield; voor die requisities is Rusland tot den huidigen dag reusachtige sommen schuldig gebleven aan de vreeselij'k geteisterde Poolsche bevolking van die provincie. Op den zelfden grond bebben Duitschland en Oostenrijk-Hongarije groote hoeveelheden voedingsmiddelen gerequireerd in de 'Russische gebieden, voor welke requisities Duitschland en Oostenrijk-Hongarije gedurende de laatste paar maanden contant betalen, terwijl de verplichtingen van Rusland nog steeds open staan. Ongetwijfeld vormen de requisities, gedaan door de legers van de twee met elkaar worstelende machten, een ontzaggelijke last voor de Poolsche "bevolking. Maar dit brengt geen wijziging in het feit, dat voorvallen van dien aard het onvermijdelijk lot zijn van ieder door den oorlog geteisterd land en dat het internationale recht zulke requisities toelaat. Duitschland en Oostenrijk-Hongarije gaan gebukt onder den druk van de door Groot-Britannië gehandhaafde blokkade. Derhalve gaat het ontegenzeggelijk de perken te buiten, als van Duitschland en Oostenrijk-Hongarije geëischt wordt, dat zij van de voordeelen, die hun door internationaal recht in een bezet land worden gelaten, afstand doen, en het is moeilijk te veronderstellen, dat de 'Regeering van Groot-Britannië in onwetendheid verkeert, wat den wettelijken status van het vraagstuk aangaat. Te pijnlijker is het derhalve voor mij, als ik moet vaststellen, dat gedurende vijf lange wintermaanden, toen Polen het het hardst te verantwoorden had, Sir Edward Grey er op aandrong, dat Duitschland en Oostenrijk-Hongarije waarborgen zouden geen, dat de „in bet land zelf voortgebrachte voorraden van voedingsmiddelen op geenerlei wijze zoude mogen dienen voor het onderhoud van het bezettingsleger". In andere woorden: hij drong er op aan, dat Duitschland en Oostenrijk-Hongarije afstand zouden doen van de voordeelen, waarop zij onder internationaal recht aanspraak hebben, een eisoh, welke de grenzen, door dat recht bepaald, overschrijdt, en die dus zoowel onwettig is als ook onuitvoerbaar. Vijf maanden later heeft de Regeering van Groot-Britannië de onwettelijkheid van Sir Edward Grey's eisch ingezien en heeft ze die voorwaarde laten vallen, maar wie zal aan Polen de levens teruggeven van zoovele slachtoffers, in het bijzonder vrouwen en kinderen, die gedurende die vreeselijke wintermaanden gered hadden kunnen worden, maar niet gered werden, omdat de Regeering van Qroot-Britannië aandrong op uitgebreider waarborgen dan onder internationaal recht toelaatbaar zijn, waardoor het ondersteumngswerk onmogelijk werd? ««• -Pri°,Mei 1,916 maakte. de Regeering van Groot-Britannië officieel bekend, dat ze in beginsel de nieuwe voorstellen aanvaardet-' ™'oals waren gedaan en geformuleerd door de Rockefeller - ïchting, die te recht over 'de geheele wereld om haar edele daden wordt geeerd. Deze voorwaardelijke aanvaarding werd echter door de Regeering van Groot-Britannië afhankelijk gemaakt van nieuwe eiscnen. Jn plaats van de voorwaarde, dat Duitschland en OostenrijkHongarije geen gebruik meer zouden maken van hun recht tot requisitie ten behoeve van bun bezettingsleger, welke voorwaarde met meer werd gehandhaafd, stelde de Regeering van Groot-Britanrue den eisch, dat 'Duitschland en Oostenrijk-Hongarije bet verlof to„ bet organiseeren van ondersteuningswerk in Polen zouden betalen door zelf een gelijksoortig werk te organiseeren in Servië, ontenegro en Albanië, en, wijders, dat zij waarborgen zouden geven aan de „neutrale ondersteunings-autoriteiten, dat deze absoluut vrij en ongehinderd in verbinding zouden kunnen treden met het Londensche kantoor en dat een onderzoek zou kunnen worden ingesteld naar de wijze, waarop de vijand zijn verplichtingen ten uitvoer brachtNiemand is in staat, zóó zeer te sympathiseeren met^ de ellende m Servië, Montenegro en Albanië dan Polen, dat in aezen vreeselijken oorlog geleerd beeft, het lijden van anderen af te meten naar zijn eigen ellende. Maar dit kan geen rechtvaardiging zijn voor den eisch, dat bet Amerikaansche ondersteuningswerk in Polen afhankelijk moet worden gemaakt van bet Duitsche ondersteuningswerk op den Balkan. Noch internationaal recht, noch zedelijke overwegingen laten toe, dat een bevolking, welke gevaar loopt, van honger om te komen, het voorwerp wordt van een ruilhandei ten aanzien van een vraagstuk dat, even als bet geval is in Polen, een vraagstuk is van leed en menschlievendheid, maar dat, niettemin, een afzonderlijk vraagstuk is, betwelk een, van den toestand van Polen onafhankelijk optreden eischt. Ook doet het pijnlijik aan, als men er op let, dat de Regeering van Qroot-Britannië in gebreke is gebleven, dien eisch naar voren te brengen, toen ze voor de eerstfc maal haar voorwaarden opstelde. Op 6 Februari 1916 was er niet minder ellende en nood in Servië, Montenegro en Albanië dan op 10 Mei van hetzelfde jaar. Indien dus de Regeering van Qroot-Britannië op 6 Februari 1916 heeft nagelaten, op vervulling van dezen eisch aan tc dringen, zou ze op 10 Mei daarop nog minder hebben moeten aandringen, als genoemde Regeering werkelijk verlangend was om de kwestie van het ondersteuningswerk in Polen, dat op zoo gruwzame wijze en zoo zonder noodzaak werd vertraagd, te regelen. De Regeering van Groot-B,ritan.n;ië vroeg dien 'waariboirg met betrekking tot het organiseeren van een ondersteunings-wenk in den Balkan uitsluitend van Duitschland, ofschoon Servië, Monte- negro en AJban'ië Liggen binnen fhet bezettingsgebied van Oostenrijk-Hongarije en Bulgarije. Geen Regeering is in staat, een fortmeelen waarborg te geven tien opzichte' van, 'oen gebied, dat niet „feitelijk is geplaatst onder bet gezag" van baar .leger, en waar dus, overeenkomstig Artikel 42 van de 'Haagsche Regulaties met betrekking tot ide wetten en gewoonten van oorlog te land', 'het recht van bezetting niet .kan worden „uitgeoefend". Dit zou in strijd' zijn met de voorzieningen' van bet internationaal redht en bet zou onbehoorlijk zijn ten aanzien van de mogendheden, die bet oorlogsgebied in den Balkan bezet houdien, en hun iprestige ten zeerste in gevaar brengen. Op dezelfde wijze is de eisch, dat de Almerikaanscbe Ondersteunings-jCo'mrnissie „absoluut vrij" toezicht zou hebben over de iwijze, -waarop de bezettingslegers in Polen „die verplichtingen ten uitvoer brengen," geformuleerd op zullk een manier, dat ze de perken van toezicht over plaatselijke zoowel als ingevoerde voedingsmiddelen te buiten' gaat. De Belgische Ondersteunings-Comimissie had niet zulk een uitgestrekte bevoegdheid, en todh heeft ze een taak volbracht, welke niet .alleen de ongelukkige bevoilking van België tot voordeel is geweest, maar ook de idee der imenschelijkheid eer heeft gebracht. Waarom moet in 't bijzonder in Polen een gelijksoortig iwerk worden belemmerd door eiscben van iGroot-Britamnië, welke veel verder strekking hebben, dan die. zijn gesteld in verband met België en NoordFrankrijk? Ik ben zoo vrij om te verklaren, dat Sir Bdward Grey in gebreke is gebleven, zulk een vèr-reikend toezicht te eiscben, toen hij voor de eerste Waal zijn voorwaarden formuleerde. Op 6 Februari 1916 was. de Regeering van Groot-Britannië tevreden, als slechts de ondersteuniings-commissie in Pollen „de vrije hand in het distribueeren van alle voorraden van' voedingsmiddelen'" verkreeg, djw.z. zoowel van de uit Amerika ingevoerde, als .plaatselijk voortgebrachte, door de autoriteiten van het bezettingsleger in Polen aan, die Commissie overhandigde voedingsmiddelen. Te dien tijde was er geen sprake van eenig recht op een „absoluut vrij onderzoek ten aanzien van de wijze waarop de verplichtingen worden ten uitvoer gebracht" van de bezettingslegers in Polen. Het spijt mij derhalve te moeten vaststellen, dat de Regeering Van Groot-Britannië gedurende deze ondierhandelingen, die zes maanden lang hebben geduurd, niet alleen het thans geldlende internationale recht beeft overtreden, dodh, wat erger is, niet er voor is teruggedeinsd, haar eiscben boven de oorspronkelijlke, als aanneembaar gestelde voorwaarden heeft opgeschroefd. De last der verantwoordelijkheid, rustiend op Groot-Britannië, voor het verhinderen van Amerikaanscih o.nldersteuningsweirk in Polen, wordt verzwaard, wanneer de omstandigheid in overweging wordt genomen, dat de Regeering van Groot-Britannië in haar houding wordt beïnvloed door Rusland, ofschoon Rusland in hoofdzaak schuldig was aan de grootste verwoesting van Polen, toen in den zomer van 1916 het Russische leger over het geheele slag- front terugtrok en voor zoogenaamd militaire doeleinden liet gdhcele land vóór die optrekkende legers van Duitsdhland en Oostenrijk -Hongarije van alles ontblootte. Dit gebeurde op d'en reohte,r oever van de Weidhsel, d.w.z. in het 'geheele Oost-Poolsdhe gefbredi, waarover de lijnen van de algemeene terugtrekkende beweging der Russische legers zich uitstrekken. De waarheid van deize feiten werd geconstateerd door neutrale correspondenten uit alle deelen der wereld. iMaar er zijn ook mensahert, die iedere vermelding van deze door Rusland in Polen bedreven verwoesting kenmerken als een daad van politieke propaganda en als een poging om op die manier de verantwoordelijkheid van, Duitschland en OostenrijkHongarije voor door hun legérs in Polen gedane requisities en veroorzaakte sdhade te verminderen. Het is volkomen waar, dat Duitschland en Oosten, rijk -Hongarije in Polen op groote schaal heibben gerequireerd 'en dat tengevolge van hun offensief een groot aantal dorpen en steden meer of minder schade van kanonvuur hebben geled'en. Bewust van ihun verantwoordelijkheid, door internationaal recht aan de door oorlog geteisterde bevolking gewaarborgd, 'hdbben Duitsdhland en Oostenrijk-Hongarije sedert eenigen tijd contant betaald voor hetgeen zij in Polen requireerden, en ten deele