BOEKBINDERIJ BOUWERIKS AMSTERDAM STIJLOEFENINGEN VOOR DE OPLEIDINGSCHOLEN DOOR A. J. H. SCHERP, HOOFD VAN DE YOORB. AFD. DER GENEESKUNDIGE SCHOOL. EERSTE STUKJE. BATAVIA LANDSDRUKKERIJ 1909. STIJLOEFENINGEN VOOR DE OPLEIDINGSCHOLEN DOOR A. J. H. SCHERP, KOOFD VAN DE VOORB. AFD. DER GENEESKUNDIGE SCHOOL. EERSTE STUKJE. BATAVIA LANDSDRUKKERIJ 1909. STIJLOEFENINGEN I. VOORWOORD. Deze stijloefeningen dienen als voortzetting van de werkjes van J. W. Choes en dergelijke. Ze worden gebruikt naast de stijloefeningen ontleend aan de leesles en hebben ten doel den woordenschat uit te breiden en de leerlingen te brengen tot het maken van opstellen, d. w. z. tot het duidelijk en geregeld uitdrukken van, het geven van een goeden vorm aan hun gedachten. Om het eerste te bereiken zijn tal van oefeningen opgenomen, als: het zoeken van synoniemen en tegenstellingen, het leeren kennen, verklaren en toepassen van spreekwoorden en uitdrukkingen, het invullen van bepaalde woorden als bepalingen bij zelfst. nw., als gezegden in zinnen, als zelfst. nw. bij werkw. of bijv. nw. Deze woorden moeten of door de leerlingen zelf gezocht worden, öf ze zijn boven de les geplaatst, waardoor den leerling alleen de goede keuze gelaten wordt. Onder deze oefeningen zijn er vele, — de met een kruisje gemerkte — die meer in 't bizonder gegeven zijn voor uitsluitend mondelinge behandeling, 't Zijn de minst moeilijke van deze soort. "V oordat ze in de klasse ter sprake komen, worden ze door de leerlingen Eelf zorgvuldig nagegaan. In de meeste gevallen toch kunnen deze door elkaar te helpen, door gebruik te maken öf van een goed woordenboek óf van de aanteekeningen betreffende de leeslessen, de oefeningen zelf bewerken en is alleen controle, hier en daar aanvulling of toelichting noodig. Weggelaten zijn al die stijloefeningen, welke bij het behandelen van de leesles voldoende tot hun recht komen. De overige oefeningen, als het uitbreiden of verkorten van gegeven verhalen, het praphraseeren van eenvoudige gedichtjes, het schrijven van brieven, het leveren van beschrijvingen, zijn meer direct gericht op 't leeren maken van een opstel. Met het oog op bepaalde taalkundige moeilijkheden voor Jnlandsche leerlingen zijn enkele oefeningen ingelascht, die eigenlijk meer thuis behooren in een taalboek, o. a. die aangaande 't gebruik van het en er, van de wederkeerende werkw. en van de voorzetsels. Verder zijn alle opgaven zoo eenvoudig mogelijk gehouden. Geen zinnen zijn opgenomen ontleend aan de "\ aderlandfcche- en Algemeene Geschiedenis, of aan de werken van letterkundigen; evenmin heb ik me in het eerste deeltje gewaagd op 'net gebied der beschouwingen over het maatschappelijk leven. Op deze wijze alleen is het mogelijk alle aandacht te schenken aan de moeielijkheden, die de taal biedt. Tevens heb ik er naar gestreefd zooveel doenlijk de klip te ontzeilen, waarop men zoo lichtelijk strandt bij het samenstellen van een boekje met stijloefeningen. De gewone spreektaal is nl., naar ik meen, goed tot haar recht gekomen in vele cier oefeningen, terwijl ik bij het geven der synoniemen en der invullingen alles heb vermeden, wat naar schoolsch gedoe zweemt. Van hoeveel waarde zulke oefeningen ook zijn mogen voor Inlandsche leerlingen ter verrijking van hun taal en ter vergemakkelijking van het schrijven en spreken, toch moet men er een voorzichtig gebruik van maken, wat in menig Hollandsch stijlboek niet voldoende geschiedt. Zooveel mogelijk heb ik slechts die synoniemen opgenomen, waarvan het beteekenisverschil ook in de gewone, beschaafde spreektaal wordt in acht genomen. Weltevreden 1909. S. 1. Zoek bij de volgende bijv. nw. een passend zelfst. nw. Een brooddronken Een spreekwoordelijk Een bekrompen Een gastvrij De halsstarrige Een geleidelijk Het aanhangige Een gewapende Het opkomend Een brandende Het manhaftig Een schijnheilige Een vermetele Een grimmig Een onderzeesche Een gezworen Een gemeentelijke Een onderaardsche Een nachtelijke De donkere Een ondoordringbaar Mijn vlugge Een verschoten Een achterstallige Een dreigende Een overoude De ondergrondsche Een taai Een spannend Iiemelsche 2. Geef van de volgende uitdrukkingen de beteekenis. а. Alle zeilen bijzetten. б. 't Gaat hem voor den wind. c. We zullen het over een anderen boeg gooien. d. Er is met hem geen land te bezeilen. e. Een schip op strand, een baken in zee. ƒ. Dat liep goed van stapel. g. Schoon schip maken. li. 't Gaat daar alles grootscheeps. i. De beste stuurlui staan aan wal. j. 'k Heb nog heel wat voor den boeg. Waaraan doen al deze uitdrukkingen u denken? Waarom zou men in de Hollandsche taal zooveel dergelijke uitdrukkingen aantreffen! 3*. Geef korte verhaaltjes naar aanleiding van de uitdrukkingen (e en i) uit oef. 2 en eveneens korte verhaaltjes, waarin de uitdrukkingen (a, b, c en d) voorkomen. 4*. Laat in duidelijke zinnen het verschil hooren tusschen: onverdraagzaam — onverdraaglijk kenbaar — kennelijk dienstig — gedienstig — dienstbaar onverstoorbaar — ongestoord te midden van — in 't midden van ten noorden van — in het noorden van 5. Vervang de wijdgedrukte zelfstandige naamwoorden door het tegengestelde. Een man van adel. In verval zijn. Met angst de toekomst tegemoet zien. E ij k d o m geeft niet altijd vreugde en geluk. De jeugd leeft in de verwachtingen der toekomst. Door dwang aan 't werk gaan. De vreugde van het wederzien. (*) Oefeningen met een * zijn hoofdzakelijk gegeven ter mondelinge behandeling. De trots van den. weetniet. In ernst spreken. Zijn tijd in ledigheid -doorbrengen. De letter van de wet. De 1 o e f z ij van het schip. •Gebrek is 't gevolg van verkwisting. Hij behoort tot de smalle gemeente. Het over de hoofdzaken eens zijn. De blos der gezondheid op de wangen. De erkenning van ware verdiensten. Met lust beginnen. Tijdens den storm. Dit is een feestdag voor ons. Met geweld regeeren. Het voet punt. Zwak van lichaam. Hij oordeelt naar den s c h ij n. De oorzaken van den oorlog. Er is weinig vraag naar koffie. De bolster van de vrucht. 6. Yul een of meer passende bijvoeglijke nw. in bij elk zelfstandig nw. ■een toeval een streven een opdracht een term ■een overeenkomst de perceelen na beraad in haast het geduld een verlangen bij beschikking na advies een lawaai een opvatting een toekomst de tijding een ondervinding een middel De bezittingen van Nederland. met spoed op voet een greep een oordeel een blik een houding een bron een geweten een samenloop van omstandigheden een uitstel een dwang 7 *. Verklaar de volgende rijmpjes. De mensch wikt, Arbeid verwarmt, God beschikt. Luiheid verarmt. Wie goed doet, Als niet komt tot iet, Goed ontmoet. Kent iet zichzelven niet. Zoo gewonnen, Het geld, dat stom is, Zoo geronnen. Maakt recht, wat krom is. Goed overdacht Die wel gedijt, Is half volbracht. Die wordt benijd. Met wien ge verkeert Overdaad Wordt ge geëerd. Schaadt. Wat gij niet wilt, dat u geschiedt, Doe dat ook aan een ander niet. Geen spietse maakt zoo diepe wonden Als achterklap en booze monden.' Wie al koopt, wat zijn gerief is, Moet vaak.verkoopen, wat hem lief is. 8 *. Zet in de directe reden: De prior van het klooster hernam, dat de manschappen goed kwartier in de stad zouden vinden, maar dat hij en zijn monniken, den generaal en zijn staf wilden onthalen. De vader zei tot zijn zoon, dat hij heen moest gaan, en vragen aan al de familieleden in de buurt om hen morgen te komen helpen, want dat het koren gemaaid moest worden. De hond kwam eens bij Jupiter en beklaagde zich over de mishandelingen van allerlei aard, die hij van de menschen ondergaan moest. De reiziger vertelde ons in korte woorden, welke ontmoeting hij onderweg met een tijger had gehad en hoe hij maar ternauwernood aan het dier ontkomen was. De krekel verzocht de mier om ondersteuning gedurende den schralen wintertijd onder belofte binnen het jaar kapitaal en rente te zullen aflossen. De boer beval zijn knecht direct het beste paard te zadelen en zich te haasten om den dokter te roepen, bij wien hij er op moest aandringen om dadelijk mee te gaan. 9. Breid het volgende verhaal uit. Een koopman wordt op zijn reis in een eenzame streek door zijn koetsier gelast uit te stappen, en op den bok plaats te nemen. De rollen worden verwisseld. In de naaste stad klaagt de heer zijn koetsier aan. Hij kan echter geen bewijzen bijbrengen voor het hem aangedane onrecht en geweld. De rechter is aanvankelijk met de zaak verlegen, maar krijgt eindelijk een gelukkigen inval. Hij laat beiden voor een oogenblik zonder uitspraak heengaan. Nog zijn ze niet de zaal uit, of hij roept :■ „koetsier!" De heer loopt rustig door, terwijl zijn knecht onwillekeurig omkijkt. Dit is voor den rechter bewijs genoeg, wie hier de schuldige is. N.B. Zoek een reden voor de verre reis. Deel de gedachten van den koetsier mede over de wijze, hoe en waar hij zijn plan zal uitvoeren. Schets den toestand van den heer, di$ in t eerst alles als een grap beschouwt. De alleenspraak van den heer geworden knecht, als hij zich prettig heeft neergevlijd in het zachte rijtuig. Wijs er op, hoe hij zich reeds verheugt, als hij den rechter besluiteloos ziet. Zijn ontsteltenis, als hij zich betrapt ziet. Straf. 10. a. Vul het of er in. b. Vervang in de zinnen, waar het is ingevuld, dit woordje door er; en waar ge er hebt geplaatst, gebruik daar het. (Om dezelfde gedachte te behouden zult ge de zinnen wat moeten wijzigen; hierbij kunnen de tusschen haakjes geplaatste woorden u helpen. c. Schrijf onder elkaar de uitdrukkingen oj), waarin e r voorkomt en daarnaast de synoniemen met het. Welke woordsoort komt steeds in de uitdrukkingen met er voor? De knecht vond — wel wat bezwaarlijk, zijn meester over de zaak te spreken (opzien). Hebt ge de boodschap overgebracht? Neen, ik heb — niet aan gedacht. De politieagent zei: „Ik zal — wel te weten komen". Iedereen vond — prettig. Zonder — op bedacht te zijn, werd de man aangevallen. Overal sprak men over het gebeurde; iedereen wilde — weten (benieuwd). De vader verzette — zich niet tegen, dat zijn zoon een handwerk leerde. Hij is overtuigd, dat de zaak goed zal afloopen, maar ik betwijfel —. De zieke is — naar aan toe. Vraagt men u naar de toedracht der zaak, kom — dan rond voor uit. Ik wilde een gouden horloge koopen, maar ik heb — niet gedaan (afzien). De familie vond — vreemd, dat er geen berichten kwamen (opzien). De voorzitter deed een voorstel, de leden stemden — mee in. Het ongeluk werd in alle couranten vermeld; iedereen besprak — (vol). Ik houd -— voor zeker, dat hij komt (rekenen). — kon hem niet schelen, wat de menschen van hem zeiden. Hij legt — er op toe, mij het leven zuur te maken (op uit zijn). Hoewel de vader — heel graag wilde, deed de zoon niet, wat hem bevolen was ■(staan op). De politie slaagde — in, het spoor van den dief te vinden. De ouders waren — tegen, dat hun kind met zulke jongelui omgang had. Vele menschen houden niet van bier, anderen drinken — graag (vol). De regeering wilde de belastingen verhoogen, maar het volk verzette — zich tegen (afkeuren, goedvinden). De jongste moest — bezuren (boeten). Hoewel de voorzitter der vergadering — tegen was, wensehten de leden — met nadruk (aandringen). Schijnbaar vond hij — niet aangenaam (ingenomen). Iedereen zag — vreemd van op, dat de onbekende zich zoo durfde gedragen. Toen de zaak eenmaal beklonken was, legde iedereen — zich bij neer. Zult gij — om denken ? Ik bracht — hem te binnen. 11 *. Vul de namen van eenig geluid in. De dorre bladeren bij het minste windje. Het van den raaf is voor velen een onheilspellend geluid. Het van de wolven, het van den jakhals, het van den tijger, het van de apen, het van het wilde zwijn, het van den buffel hooren we in de wildernis. In den vroegen morgen de wind zacht door de toppen der boomen, de bladeren van de klappers , duizenden insecten vliegen van bloem tot bloem, de vogels en in het dichte groen, de duiven vliegen over het erf, of zitten vroölijk te en te op het dak. De stormwind en door 't geboomte, hij giert door het want van de schepen, de golven slaan tegen de kust. Wij zaten bij het haardvuur en luisterden naar den regen, die neerviel. Het beekje stroomde over den rotsachtigen bodem. Yan de steile hoogte kwam het water met geraas naar beneden. In de dessa hooren we het van het weefgetouw, het van het vee, het van de perkoetoet, het blijde van vroolijke kinderen. 12 *. Vervang in de volgende zinnen de puntjes door een der aangegeven woorden: Overtollig, overdadig, overbodig. Uw opstel is goed gemaakt, maar de laatste zin is In deze vorstelijke woning heerscht pracht. Aan deze boeken hebt ge genoeg, de andere zijn De arbeiders werden ontslagen. Hoogte, hoogheid. Toen ik op deze stond, kon ik de geheele streek overzien. Er sprak uit zijn woorden. Hij keek uit de op ons neer. Men spreekt van de van een berg, van een mast, maar van de van geest, van gemoed. Grootte, grootheid. Uit zulke daden spreekt .... .... van ziel. De van dit land is niet nauwkeurig opgegeven. De van de vruchten is veelal afhankelijk van de vruchtbaarheid van den bodem. Door zoo te handelen gaf hij blijk van van karakter. Vriendelijk, minzaam, beleefd. De vorstin sprak de zieken en gewonden toe. Men ontving mij , maar volstrekt niet Mijn geleider noo- digde mij uit, hem te volgen. Zich in iemands gunst aanbevelen. Uw broer was zoo mij met alles van dienst te zijn. A a n d o e n 1 ij k, aangedaan, ontdaan. Nauwelijks voelden we het schudden van ons huis, of vlogen we naar buiten. De oude vrouw was zoo , dat ze geen woord kon uitbrengen, om haar weldoener te bedanken. Met een gezicht kwam een jongen ons vertellen, dat het huis in brand stond. Wie kent niet de geschiedenis van Baas Ganzendonck geschreven door Con- science. 't Was een gezicht, die treurende ouders bij het graf van hun eenigsten zoon. 13. Vul bij de volgende werkwoorden een passend zelfst. nw. in als lijdend voorwerp. Men verdaagt ; wraakt ; boekt wendt voor; oppert ; staaft met ; hekelt ; beheert ; knoopt .... .... aan; int ; praait ; richt aan; eerbiedigt ; onthult ; lenigt ; bestendigt ; kondigt af; koopt af; koopt in; koopt aan; oogst in; ontcijfert ; herdenkt ; slaakt ; behaalt ; huldigt ; beduimelt .; ontmantelt ; roeit uit; heft aan; zet in; zet uit; zet af; zet .... .... op; fnuikt ; aanvaardt ; evenaart ; plengt ; schift ; rooit ; verguist ; bevredigt ; vaardigt uit; prest ; zuigt uit; verkropt ; verorbert ; hoost ; bazuint uit; polst ; ontmaskert ; pluimstrijkt 14. Vervang de wijdgedrukte woorden en uitdrukkingen ■door andere van gelijke beteekenis. Ge zult hier en daar in plaats van een woord een uitdrukking of omschrijving moeten gebruiken en omgekeerd. LEEK OM LEER, In de hoofdstad van een Oostersch rijk woonde een barbier, •die zijn werk zeer goed verstond. Een klant, dien hij onder het mes kreeg, kon er verzekerd van zijn er zonder schrammen af te komen. De heeren, die bij den vorst aan het hof waren en :alle aanzienlijken uit de stad, werden door hem bediend (telde hij ) en wanneer het hem goed- ■dacht een man uit de burger ij van het overtollige haar te bevrijden, dan beschouwde hij dat als een gunst, die de man nooit genoeg op p r ij s kon stellen. Eens kwam een houthakker den barbier een vracht hout op een ezel geladen te koop aanbieden. De barbier, wiens voorraad hout geheel op was (die ....), ■bood een zekere som voor al het hout, dat de ezel op den rug droeg. De koop lukte. Toen het hout naar de schuur verhuisd was, verlangde de barbier ook nog het houten pakzadel, dat de ezel op den rug h a d. De houthakker beweerde, dat de zadel niet in den koop begrepen was, maar de barbier volhardde in zijn eisch. Spoedig werden de twistenden handgemeen en het gelukte den barbier, die in behendigheid den houthakker verre overtrof, zich van den zadel meester te maken. De houthakker begaf zich onmiddellijk naar het gerecht. De rechter, wien het geval nog al m o e i e 1 ij k voorkwam, ried hem in de zaak te berusten. Een tweede rechter, tot wien hij zich wendde, gaf hem g e 1 ij k e n raad, en daarom besloot hij naar den kalif te gaan, wiens wijsheid alom geroemd werd. Aan het hof gekomen, verhaalde de houthakker het voorgevallene. De kalif luisterde met aandacht. Volgens zijn oordeel had de barbier i n 1 e 11 e r 1 ij k e n zin g e 1 ij k, maar toch vond hij de w ij z e, waarop de houthakker behandeld was, verre van billijk. Hij gaf den man een raad, waarmee déze zeer ingenomen was. D a d e 1 ij k ging de houthakker naar den barbier en hield zich of er niets bizonders gebeurd was. Hij verzocht den barbier hem en zijn metgezel te scheren. Daar de nederige houding van den houthakker hem zeer beviel, stond hij het verzoek genadig toe en begon. Toen de houthakker geschoren was, vroeg de barbier, waar nu de metgezel was. De houthakker ging naar buiten en kwam terug met zijn ezel. De barbier, bemerkende, dat men hem een poets had gespeeld, verklaarde met een trotsch gebaar wel menschen, maar geen ezels te scheren. Of de houthakker hem herinnerde aan wat hij op zich genomen liad, 't hielp niets. De kalif, die van de weigering o nd e r r i c h t, werd, ontbood nu den barbier. Deze ontving een geduchte berisping over de hardheid, waarmee hij den houthakker had behandeld. Hij had beloofd den metgezel van den houthakker te scheren, en dat z o u nu ook gebeuren; zoo niet, dan zou hij kennis maken met de macht van den kalif. De barbier had in dit laatste volstrekt geen zin en begon dus maar met het werk. \ oor de oogen van den kalif en de g e h e e 1 e hofhouding had de bewerking plaats en eindigde niet, voor en aleer langoor alle haren tusschen snuit en staart verloren had. 15 *. Gebruik de volgende uitdrukkingen zoo, dat de beteekenis duidelijk uitkomt. Iemand om den tuin leiden. Leelijk op zijn neus kijken. Wie dan leeft, wie dan zorgt. Als een vroolijk Fransje leven. Overal zijn neus insteken. Hij heeft het hart op de tong. Iemand de les lezen. Een plantenleven leiden. Van de hand in den tand leven. Men moet leven en laten leven. Ze leven als kat en hond. Hij windt er geen doekjes om. Hij is van alle markten thuis. Het loopt de spuigaten uit. Hij is een man van zijn woord. Iemand links laten liggen. Iemands doopceel lichten. De hand met iets lichten. Iemand den voet lichten. Iemand den voet dwars zetten. Een spaak in 't wiel steken. Zich het vuur uit de sloffen loopen. Een kat in den zak koopen. De deur bij iemand plat loopen. Dat loopt in de papieren. 16*. Gebruik in de gegeven zinnen het juiste woord. Kust, oever, strand, wal. Java's Zuid is over het geheel bergachtig. De van een rivier onderscheidt men in linker- en rechter Tal van koopvaardijschepen lagen aan den Een snelvarend motorbootje onderhield de verbinding tusschen de oorlogschepen en den Op vele plaatsen aan Java's Noord vindt men een breed, maar modderig Bij den laatsten storm werd menig schip op geworpen. De van het meer waren dicht begroeid. Weg, straat, laan, pad, baan, gang, steeg. De ruimte tusschen twee rijen huizen noemt men een Is die smal, dan spreekt men van een Over heel Java loopt van Oost naar West een goed onderhouden De Inlanders volgden het .. . ., dat door het bosch voerde, in plaats van den te volgen, die veel langer was. De voor- en achtergalerij van dit huis zijn door een verbonden. Een wandelweg aan beide zijden met boomen beplant, noemt men een Op het Koningsplein te Batavia is een lange .• , waarop de wedrennen worden gehouden. DE PLEITZIEKE KATTEN. Twee katten gingen samen uit En keken overal naar buit; Tot ze eindelijk, na veel gezoek, Iets lekkers vonden in een hoek. Daar lag een kaas, die heerlijk geurde, Doch wat zoo vaak voor dien gebeurde: Ze kregen samen hooge twist, Daar geen der twee van deelen wist. Een aap, als scheidsman uitverkoren, Zou ieder geven naar behooren. Twee stukken werden voor hun oogen Met heel veel juistheid afgewogen. "Maar 't eene stuk was veel te licht, Dus nam hij met een leuk gezicht Yan 't zwaarste brok een flinken beet, Waarna hij 't in de schaal weer smeet. Nog was geen evenwicht verkregen; Dat viel de katten danig tegen. En deftig greep de rechter thans Weer 't zwaarste stuk van de balans En deed weer als den eersten keer. De katten riepen: „Nu niet meer!" „liet is genoeg! wij zijn voldaan!" Maar 't aapje sprak: „Dat zal niet gaan, • 't Recht eischt zijn loop, en 'k weeg zoo lang, 'Totdat ik evenwicht erlang". Dus ging hij voort, tot er ten leste Nog slechts één stuk van 't kaasje restte. Nu sprak de aap: „Mijn waarde vrinden, Ge zult het zeker billijk vinden, Dat ik als loon voor 't geen ik deed Dit stukje kaas alleen op eet". Geen had er van de kaas gesmuld. Dan de aap, en 't was hun eigen schuld. 17. Maak van, dit gedichtje een verhaaltje en vul daartoe het volgende in: Twee katten hadden , doch over het verdeelen Nu besloten ze den aap Deze nam en beloofde Om te beginnen en legde die 't Bleek, dat Er zat niets anders op, dan dat en de rechter nam Opnieuw ging hij , maar nog en weer .... De katten zagen met leede oogen, en vroegen den aap Deze antwoordde echter , zoodat hij wel gedwongen was Dit duurde zoo lang tot 3 Toen sprak de leepe rechter: „ Zoodoende 18. Yul de volgende zinnen tot een goed geheel aan. Daar , konden ze het over het verdeelen van den buit niet eens worden. Hoewel , vonden ze niets, dat van hun gading was. Beide partijen vonden het goed den aap als scheidsrechter m te roepen, omdat De aap zou de zaak rechtvaardig behandelen, zooals Ik zal de stukken wegen om De aap nam een flinken beet uit het zwaarste stuk, ten einde De rechter woog de stukken opnieuw, dewijl Telkens, als , nam de aap een hap van een der brokken. Spijt al het smeeken van de katten, Toen , smeekten zij den aap om op te houden. Ik zal de zaak strikt rechtvaardig behandelen, opdat Ik zal de zaak strikt rechtvaardig behandelen, omdat Ik zal de zaak strikt rechtvaardig behandelen, maar De aap deed zich zóó te goed aan de kaas, dat Da katten smeekten den aap op te houden, toch De katten smeekten den aap op te houden, doch Terwijl , hadden de twistzieke katten niets gehad. Daar , hadden de twistzieke katten niets gehad. De katten hadden het zichzelf te wijten, dat De zaak eindigde hiermee, dat De katten namen zich voor, 't Is beter , dan over een klein verschil te gaan twisten. Het voorbeeld van de katten leert ons, Roep nooit andermans hulp in, als 19 *. Gebruik elk der volgende woordjes in twee zinnen; en wel eerst in de werkelijke, dan in de figuurlijke beteekenis: opgang avond bidden verheffen schaduw afgezaagd zilveren spiegel warm putten toom stellen vloed branden vrucht pad berg bloem 20 *. Vul aan: Men zegt van iemand, dat hij op grooten voet leeft, wanneer hij Men zegt, dat iemand de waarheid in 't aangezicht slaat, wanneer hij Men zet de tering naar de nering, wanneer Iemand geeft zijn ooren den kost, wanneer Men zegt, dat iemand het ijzer smeedt, als het heet is, wanneer Men zegt, dat iemand van den wal in de sloot raakt, wanneer hij Iemand is geheel oor, als hij Men zegt, dat wij aan den leiband van iemand loopen, wanneer wij Men zegt, dat iemand door den zuren appel heenbijt, wanneer hij Men zegt, dat we iemand tegen ons in het harnas jagen, wanneer wij 21. Zoek het tegengestelde van: Een vochtige, betrokken lucht. Een scherpe, langdurige koude. Een milde regen. Vele dwaze, buitensporige menschen. Halve maatregelen. Een w e r k e 1 ij k gevaar. Oprechte vriendschap. Een bits, maar geestig antwoord. De weifelende houding. Een gezochte aanleiding. Een ingewikkeld proces. Dure, geïmporteerde sigaren. Een geestige toespraak. Een nuchter antwoord. Deze kalme zieke. Gedroogde vruchten. Een drukke praktijk. Druk praten. Een trouwe opkomst. Een oppervlakkig oordeel. Een gepensionneerd officier. Een constitutioneel vorst. Een dreigende onweersbui. Een onbezorgde oude dag. Een werkend lid. 22. Vul zelfst. nw. in, zoodat ge een goeden zin krijgt. Hij kent zijn les op zijn Hij zei het heele verhaal uit zijn op. Hij speelde de muziek op het eerste Die bittere woorden vielen hem uit den Hij deed dat op zijn eigen Deze machine is buiten gesteld. De vijand is met stille afgetrokken. Dat is een ferme jongen, hij is flink bij de Men moet zoo iets van hem door de zien, hij is niet goed bij het Wat is iiw zusje flink uit de ......... geschoten. Hij lachte in zijn , toen hem dat ter . . kwam. Die lui staan leelijk bij den tokohouder in het Het staat met een zwarte aangetee- kend. Hij staat bekend als de bonte De politie zat den vluchteling dicht op de Die booswicht heeft heel wat op zijn Hoe durft ge zoo iets doen, hoe haalt ge u dat in het ? Wat hij had te vertellen, had ook niet veel om het Het gaat hem hier naar den Die bedrieger heeft ons leelijk aan het .... .... gehouden. De belhamel werd in verzekerde genomen. Ilij kreeg loon naar Zulke handelingen stuiten mij tegen de Niemand kon het met droge aanzien. Hij is gauw op zijn getrapt. Hij was heelemaal buiten van het harde loopen. Door den val was hij geheel jbuiten 23a*. Voor welke zelfst. naamw. staat het woordje er in de volgende uitdrukkingen in de plaats, of kan het in de plaats staan. Hij komt e r rond voor uit. Hij weet e r alles van. Hij is e r tegen. Hij zit e r tot over de ooren in. Hij ziet e r slecht, uit. Hij zoekt naar het ,paard en hij zit e r op. Ik V/il er niets van weten. Hij kan e r mee voort. Praat me e r niet van. Hij weet e r meer van. Hij windt e r geen doekjes om. Hij is e r slecht aan toe. Hij is e r door. Hij is e r eindelijk achter gekomen. Hij draait e r nog in. Hij moest e r niets van hebben. Dat komt e r van. Hij liet het er bij. Hij wordt er op aangezien. Ga hetzelfde na voor h e t in de volgende zinnen. Hij liet het te ver komen. Het gaat mij niets aan. Hij heeft het leelijk laten liggen. Hij heeft het bij mij verbruid (verkorven). Hij heeft het er slecht afgebracht. Hij liet het er op aankomen. Hij zette het op een loopen. Hij kan het met niemand vinden. Hij heeft het ver gebracht in de wereld. Hij neemt het ervan. Hij schatert (gilt, proest, giert) het uit van plezier. Hij heeft het warm. Hij had het kwaad te verantwoorden. Hij heeft h e t op u gemunt. Ik ben beniewd, hoe het loopen zal. Ik laat het er niet bij. 23 b *. Vul het of er in. Ik heb hem al dikwijls voorspeld, dat — verkeerd met hem zou afloopen, maar hij heeft — nooit naar geluisterd. — is al meer dan eens gebleken, dat — een nauw verband tusschen deze natuurverschijnselen bestaat. — valt niet te twijfelen aan de waarheid van deze bewering. De spreker hield voor, dat de nieuwe regeling de meest gunstige gevolgen zou hebben; anderen echter waren — niet met hem eens. — moet voor gezorgd worden, dat zoo iets niet meer gebeurt. — moet gezegd worden, dat de jongen zijn uiterste best doet. Is — geen zout op tafel? Neen — is — niet; de jongen heeft — vergeten, maar — is een goede voorraad in de kast. Zijn — in Indië ook leeuwen ? Neen, — zijn — geen. In Afrika heeft men — echter zeer veel. Is dat een mangga ? Neen, — is — geen, — is een batjan. Zijn — op 't oogenblik djamboe's te krijgen ? Ik weet — niet, maar ik geloof wel, dat — zijn. — gaat niet aan te verwachten, dat iedereen — met ons eens is;,steeds zullen — menschen zijn, die — een andere meening op na houden. — zijn niet altijd de slechtste menschen, die — het minst gunstig uitzien, toch mag — wel naar het uiterlijk geoordeeld worden. Ik houd voor, dat — een vergissing in het spel is. — valt niet aan te twijfelen, of — is zooals gij zegt. — kan niets tegen gezegd worden, als hij dit beweert. — moet op gerekend worden, dat allen zullen meedoen. — moet als een vergissing beschouwd worden, dat zoo iets voorkwam. — lijkt vreemd, wat — gebeurd is. — schijnt wel, of de stad uitgestorven is. — moet rekening mee gehouden worden, dat een deel der aanwezigen — anders over dacht. — schijnt veel van waar te zijn, dat hij de schuldige is. Ik achtte — nocrdig hem op zijn fout te wijzen. Ge moogt — hem niet kwalijk nemen, dat hij u geen brief heeft geschreven. 24 *. Vul de volgende zinnen met een der opgegeven woorden aan: Bekennen, erkennen, herkennen. De dief —, de misdaad gepleegd te hebben. Gij zult moeten —, dat ik gelijk heb. Wat zijt ge veranderd, ik zou u niet meer —. Ik — u niet als mijn meerdere. Welsprekend, welbespraakt, spraakzaam. Hij is te — om zich zóó gauw door uw redeneering te laten vastzetten. De — redenaar boeide ons door zijn belangwek- kende voordracht. Onze — buurvrouw houdt ons altijd een poosje aan den praat, als we haar ontmoeten. Rusteloos, ongerust, onrustig. De gevangene liep — in zijn cel op en neer. De zenuwachtige reiziger liep — op het perron op en neer. Hij maakte zich —, dat de trein niet op tijd zou aankomen. De zieke heeft een — nacht doorgebracht. Wij maken ons — over zijn toestand. Dagelijksch, alledaagse h, daagse h. Onze — kleeren zijn minder fijn, maar sterker, dan onze Zondagsche pakjes. Gij behoeft zulke groote oogen niet op te zetten: het is een — geval. Die man verricht zijn — bezigheden met opgewektheid en ijver. Teruggaan, achteruitgaan. In den laatsten tijd is de handel in die stad sterk —. Wij zullen in onze gedachte eenige jaren — en een blik slaan op de toenmalige gebeurtenissen. Stilstaan is —. « DE TIJGER EN DE WOLF (een fabel). De tijger, als gewoon, was op een strooptocht uit; Geen vreedzaam dier vermocht zijn klauwen ooit te ontduiken, Maar ach, hij raakte in 't bosch verward in heg en struiken, En de aarde dreunde van zijn brullend, woest geluid. Want 't razend dier brak door een sprong zijn voorste pooten. Daar lag hij toen, de Schrik van al het tam gediert'! En als hij niet geholpen wierd, Was vast de hongerdood zijn lot. „Natuurgenooten!" Zoo kermt hij, „Ziet mij aan! verleent mij hulp en raad, Verzorgt mij! 'k ben thans zelf daartoe niet meer in staat!" Een wolf zag zijn ellende en was met hem bewogen, Hij kwam juist van een goede jacht, En deelde van zijn versche vracht Den tijger mee uit mededoogen. Die gunst bewees hij hem tot twee, tot driemaal toe: De vierde dag verscheen, doch daar 't wat langer duurde, Eer dat vriend wolf toen kwam, en reeds de tijger tuurde Naar zijne komst, riep hij hem aanstonds toe: „Wel, hoe! Ik dacht, zoo waar, dat gij mij heden zoudt vergeten".. „Neen", zei de wolf, „daar hebt ge een heele geit om te eten". „Best", dacht de tijger, en sprak verder toen geen woord, Maar at volop en naar gewoonte gulzig voort. De wolf ging daags daarna weer stroopen; Dan, hoe hij rende en rond mocht loopen, Niets dat hem dezen keer in muil en tanden k w a m, Dan slechts een klein, onnoozel lam; Maar hij vergat niet aan den tijger toch te denken, En hem van 't zijne ook nog iets te schenken. Hij kwam en zei: „Opdat gij niet verhong'ren zoudt, Confreer, daar hebt ge van mijn lam een lekk'ren bout; Mijn buit is thans gering, ik kan u niet meer geven". De tijger raakt in woede en brult om van te beven, ,,'k Verscheurde u", sprak hij, „als ik kon; 'k heb niet genoeg".. De wolf verschrikt, dat zich de ondankb're zoo gedroeg,. Huilt g r ij n z e n d: „Monster! geen gehoor verdient uw wenschen; Gij ziet, ik zweer 't u, mij na dezen dag niet meer "" „Stil", zei de tijger, „m aat, wees niet zoo in de- weer, Ik doe daar net als vele menschen". W. van Walbé. 25 *. a. Vervang de gespatieerd gedrukte woorden en uitdrukkingen door andere van nagenoeg gelijke beteekenis. h. Voor: „de tijger was op strooptocht uit" kan men zeggen Hoe verklaart ge nu den zin: Hij was er steeds op uit mij te benadeelen? c. Waarom tracht elk dier zijn klauwen te ontduiken en hoe doet het dat? Verklaar nu de uitdrukking: Hij tracht de wet te ontduiken. d. De tijger raakte verward in de struiken. Wat was- daarvan 't gevolg ? Vertel nu, waarom we van iemand kunnen zeggen, dat hij in zijn leugens verward raakt. e. Waarom heet de tijger de Schrik van al het tam gedierte ? Yul in: Wanneer de tijger verscheen, dan Wanneer noemt men een dier tam, wanneer mak ? ƒ. Men is met iemands lot b e w o g e n Vul de volgende zinnen met passende woorden aan. Ik ben met uw lot Ik was door zijn ellende diep De tijger in woede. De wolf hem die gunst. Hij moet den hongerdood Het arme dier in de klauwen van den tijger. Het ongelukkige beest een woest gebrul. Ue tijger van pijn. Ik hem raad en hem hulp; hij beide. Waarom gij hem die gunst? Het geitje werd gulzig De wolf kon geen enkel <üer Wij geen gehoor aan zijn klachten. Vele menschen toonen zich on .,.jegens degenen, die hun diensten 26. Vertel den inhoud met eigen woorden. Let hierbij vooral op de woorden, welke in de voorgaande oefening zijn vervangen, en op de vragen daar gesteld. 27. Als oef. 14. TWEEDRACHT BREEKT KRACHT. In een onherbergzame landstreek woonde een leeuw, die de schrik was van alle dieren in het rond. Daar hij de sterkste van allen was, d u r fde niemand het tegen hem opnemen. Wanneer de leeuw zich vertoonde, dan sidderden alle b o s c h bewoners en ieder deed, wat h ij gelastte. Hij duldde geen tegenspraak en e i s c h t e, dat men hem onvoorwaardelijk gehoorzaamde. Op zekeren dag echter kwamen twee k r a c li 11ge beren uit een naburige landstreek en vestigden i zich in het r ij k van den leeuw. Met leede oogen moest deze het aanzien, dat de vreemde gasten zich niets aan hem gelegen lieten liggen en zag wel in, dat hij in de beren een paar geduchte tegenstanders zou vinden. Wilde hij meester blijven, dan moest hij de bruine viervoeters uit den weg ruimen; maar tegen de twee vrienden, die steeds samen waren, vermocht hij niets. In een openlijken s t r ij d zou hij zeker het onderspit delven. Hij moest dus trachten hen er onder te krijgen door list, er zat niets anders op. Daarom ontbood hij zijn vertrouweling, den vos, bij zich. Als het den slimmerd gelukte de twee vrienden te scheiden, zou de leeuw hun ieder afzonderlijk z ij n meerderheid doen gevoelen. De vos had maar een half woord noodig, ging naar het hol, groette heel minzaam en begon een praatje. Hij gaf hoog op van de dapperheid van den oudsten beer en zei, dat de leeuw bang voor hem was. De jongste informeerde direct, of de leeuw ook voor hem geen vrees koesterde en was wat in zijn eer getast, toen de vos min o 1 meer spottend lachte. Na nog wat gepraat te hebben, nam de vos afscheid. De beide beren bleven alleen achter, maar met de vriendschap was het gedaan. De jongste, die zich verbeeldde, dat hij veel sterker was dan zijn makker, gevoelde zich verongelijkt (meende ) en als de oudste hem een vriendelijk woord toevoegde, snauwde hij hem a f. Dat kón zoo niet blijven, en het leed niet lang, of er ontstond twist. De domme dieren keerden elkaar den rug toe en verkozen niet meersamen te wonen. Zij dachten er in het minst niet aan, dat de vos alles had gezien, wat er was gebeurd en den leeuw reeds van alles op de hoogte had ge.bracht. Deze, de kans schoon ziende, be- « sprong eerst den oudsten beer en doodde hem, terwijl niet lang daarna de jongere hetzelfde lot onderging. 28. Vervang in de volgende zinnen de gespatieerd gedrukte werkwoorden en uitdrukkingen door een der wederkeerende werkwoorden, welke boven de les staan. Zich vervoegen; zich uitlaten; zich beijveren; zich opwinden; zich in acht nemen (voor); zich neerleggen (bij); zich inhouden; zich wijden (aan); zich storen (aan); zich vergewissen; zich bekreunen (om); zich bemoeien (met); zich bekommeren; zich begeven; zich uit de voeten maken; zich aanmatigen; zich vervelen; zich uitsloven; zich spoeden; zich bedenken; zich ontdoen (van); zich bekwamen; zich vertoonen; zich kwijten (van); zich wenden (tot); zich bevinden; zich bedruipen; zich mengen (in); zich gedragen; zich wagen. Voordat de klerk het'kantoor verliet en naar huis ging, wilde hij zeker weten, of de brandkast gesloten was. Het kan mij niets schelen, hoe het hem gaat: hij heeft tegen anderen gezegd, dat hij er niets om geeft, wat ik zeg en doe. Onder de omstanders waren er velen, die hun best de'den de twistenden te scheiden. Hij heeft zijn taak goed volbracht. Wij gingen spoedig huiswaarts, toen wij bemerkten, dat het al zoo laat was. De vader werd zoo boos, toen hij hoorde, dat zijn zoon zulke slechte dingen deed, dat hij geheel buiten zichzelf raakte. Velen der toeschouwers hebben weinig genoegen gehad bij die voorstelling. De vreemdeling dacht even n a, alvorens hij een antwoord gaf. De kinderen gingen naar den onderwijzer en vroegen hem om raad. Groote wolken kwamen aan den westelijken horizon. Waarom hebt ge zooveel moeite gedaan, ge wist toch wel, dat het niets geven zou? De arbeiders gingen naar den aannemer en vroegen om werk. Hij deed alle moeite om niet in woede uit te barsten, maar 't gelukte hem niet. Wees voorzichtig, als ge ergens komt, waar gevaar dreigt. Deze ouders hadden alles over voor de opvoeding hunner kinderen. Onze vriend tee kende geen verzet aan tegen ons oordeel. De opzichter wil niets te maken hebben met dit deel van 't werk. Hij verdient ^el niet veel, maar hij kan juist toekomen. Bij het binnentreden der zaal deden alle dames haar mantels u i t. Onverschrokken drongen de moedige mannen het brandende gebouw binnen. Ik wil liever niets te maken hebben met zulke zaken. Mijn broer is naar een onderneming gegaan om het plantersvak goed te leeren. Hij doet net, a 1 sof h ij een oordeel heeft over de meest verschillende zaken. De eerlijke, rechtvaardige regent maalde niet veel om de praatjes van zijn tegenstanders. Toen de dieven bemerkten, dat de politie hen in de gaten had, gingen z ij er van door. 29 *. Geef een kort verhaaltje, naar aanleiding van elk der volgende uitdrukkingen, en breng ze er in te pas. a. Met de handen in het haar zitten. b. Voor een appel en een ei verkoopen. c. De kat uit den boom kijken. d. Aan lager wal geraken. e. Een duit in 't zakje leggen. ƒ. Stilstaan is achteruit gaan. 30 *. Geef van elk der volgende woorden twee zinnetjes,, waaruit de werkelijke en de overdrachtelijke beteekenis duidelijk blijkt. Middelpunt, schilderen, grond, strijden, stalen, vuur, hinderpaal, kern, oogsten, zwaar, donker, gouden, dorst, arm, morgen. 31. Breidt het volgende verhaal uit. HET KOSTBARE KLEED. Een rijk heer, trotsch op zijn kostbaar, schitterend versierd kleed, wordt op een wandeling aangesproken door een armen man. Deze buigt diep, toont zijn verwondering en bedankt beleefd voor het prachtige kleedingstuk. De heer zegt: „ik heb het je niet gegeven". „Neen, maar ik ben in de gelegenheid geweest het te zien en te bewonderen; meer hebt gij er ook niet aan, alleen moet ge het nog bewaren!" geeft de arme beteekenisvol ten antwoord. N. B. Yestig goed de aandacht op den trots van den rijke; wijs op zijn verontwaardiging, als de arme zich verstout hem aan te spreken en op zijn gestreelde ijdelheid, als hij zijn kleed hoort bewonderen; waarom • de heer de onderdanig uitgesproken dankzegging niet kan aanvaarden; de houding van den eenvoudigen, tevreden arme. Laat goed het ware, kalme antwoord van dezen laatste tot zijn recht komen. 33. Geef het tegengestelde van de volgende g e s p a t i€erd gedrukte woorden. Iemand bemoedigen. Iemand over den hekel halen. Iemands achting verwerven. 't Evenwicht verliezen. Een k i e s c h e vraag. Zijn goedkeuring hechten aan iets. Met inspanning de lessen volgen. Een prijzenswaardige daad. Iemand zegenen. Boersche manieren. Een sprekend portret. Aardappels poten. Een krachtige soep. Iemands leven veraangenamen. Met iets ingenomen zijn. Ik ben wat van streek. Een onherbergzaam oord. Klagende tonen. Een vermetele daad. Het openbare onderwijs. Een lage behandeling. Hij is van lage afkomst. Een r o e m r ij k e dood. Iets h e i m e 1 ij k meedeelen. Een v a 1 s c h e voorstelling hebben van iets. Een veelbewogen leven. Een bondig verhaal. Een verkwikkende tocht. Gebrek 1 ij den tengevolge van roekelooze verkwisting. Een gedwongen lach. Een ingewikkeld vraagstuk. Vaste prijzen. Een vaste brug. 33 *. Stijf —• vast — bitter. Bovenstaande woorden komen dikwijls in telkens gewijzigde beteekenis voor. Geef die beteekenis in onderstaande voorbeelden op door synoniemen, omschrijvingen of tegenstellingen. Zeg ook, waar het woord in eigenlijke en waar in figuurlijke beteekenis is gebruikt. Hier en daar zult ge wel kunnen aangeven, hoe men er toe gekomen is deze woorden figuurlijk te gaan gebruiken. Een s t ij v e pen — s t ij f goed — s t ij v e handen! — een s t ij v e boord — s t ij v e klei - - een s t ij f been — een stijve bries — stijve manieren — een stijve groet — een s t ij v e houding — oen s t ij f mensch — iemand s t ij f aankijken — s t ij f op zijn stuk staan — het ging er s t ij f toe op het feest — een s t ij f gezelschap — iets s t ij f en strak (sterk) volhouden. Een vaste bodem — vaste spijzen — vaste goederen — een vaste ster — een vaste slaap — een vast leger — een vaste betrekking — vaste stoffen — een vaste hand van schrijven — de paal staat goed vast — de vaste wal — een vaste prijs — iets vast belooven — met vaste hand het land besturen — ik geloof vast en zeker, dat hij komt — een vast inkomen hebben — vast slapen. Bittere kruiden — een bittere nasmaak — een bittere droefheid — iemand het leven bitter maken — bitter bedroefd zijn — een bitter gezegde — bittere spot — het is bitter koud. DE OLIEANTEN EN DE KANTJIL. 1. In Sumatra met zijn bosschen Met zijn bergen woest en stout Had de olifant reeds eeuwen Rondgezworven door het woud. 5. Daar bood hem de heldere bergstroom 't Koel, verkwikkend ochtendbad. Daar vond hij b ij elke schrede Malsche spruit en sappig blad. Eens daar streek een vogel neder, 10. Die vertelde, wat voor pracht, Wat voor r ij k d o m daar op Java Door natuur werd voortgebracht. Hij verhaalde van de vruchten Met een wonderlijken smaak, 15. Van de heerlijk malsche kruiden En van menig vreemde zaak. De olifanten tuitten de ooren, Zie, dat was nog eens een oord! En zij luisterden met graagte 20. Naar het lieflijk vogelwoord. O, wat waren ze ongelukkig! Och, wat was hun land misdeeld! Waarom was zoo'n arm'1 ij k plekje Van deez' aard hun toebedeeld? 25. Al de vruchten smaakten bitter, Ieder blad was geel en dor. Neen, dat was niet uit te houden, 't Bosch weerklonk van hun gemo r. Zij besloten, 't moest verand'ren 30. En ze zouden 't heerlijk land Gaan bestormen, gaan verov'ren; Wie was tegen hen bestand? Neen, zij vreesden klauw noch tanden, Niets, niets kon hen wederstaan; 35. Wat, wat kon hen dus weerhouden, Om naar d' overkant te gaan? Weldra zag men 't log gedierte Voorwaarts rukken naar het Oost: Voorop ging hun aller koning, 40. De and'ren volgden met hun kroost. Ziet, wat blonk het purp'ren bergland! O, hoe lokte 't ruischend woud! En hun jubeltonen klonken Langs de stranden duizendvoud. 45. Maar geen wezen dorst zich toonen: Elk vlucht angstig, sidd'rend heen, Slechts de kantjil treedt naar voren Bevend over al z ij n 1 e ê n. Door nieuwsgierigheid gedreven 50. Waagt hij zich bij 't reuzenheir, lïicht zijn schreden tot den koning En buigt zich eerbiedig neer. „Zeg mij, Heer, wat zijn uw wenschen, 'k Breng ze voor des vorsten troon'. 55. „Zeg hem, dat dit land mij toehoort En dat hij zich hier vertoon; Doch bedenk, 'k houd niet van dralen, 'k Ben geen vriend van veel gepraat, 't Best is, zich te onderwerpen 60. Daar geen tegenstand hier baat". ,,'k Zal 't bevel hem overbrengen. Heer, ik haast me naar 't paleis; Heb geduld slechts, tot ik w e e r k e e r En ik meld hem uwen eisc h". <65. Vlug verdwijnt hij in de struiken En bedenkt zich onder 't gaan, Want 't bezoek dier grove gasten Staat hem niet zoo b ij s t e r a a n. 5t Is vergeefse h, hoe hij z ij n hersens 70. Pijnigt, hoe hij zint op raad. Wie schenkt uitkomst, wie biedt hulpe, Waar't om aller welzijn gaat? Daar ziet hij het stekelvarken Saamgerold in 't dichte groen. 75. Met krijgt hij een goeden inval, 't Is beslist, wat hij zal doen. „Vriend", zoo spreekt hij, „wil me helpen, Weiger niet, wat ik u vraag: Geef slechts één van uwe stekels, ■80. 't Zal ons v r ij e n van die plaag". Haastig keert hij op zijn schreden, Spoedt zich henen naar het strand, Waar, 't is nog geen uur geleden, 't Reuzenleger was geland. -85. N e d ' r i g buigend voor den koning Spreekt de slimmerd: „Heer, ik weet, Dat ge niet op mij zult wreken, Wat mijn Heer en Vorst misdeed. Nauw had hij uw eisch vernomen, 90. Of daar klonk het uit zijn mond: „„Wie, wie durft mijn rijk betreden? Boden, doet den dieren kond, Dat ze samen hem verjagen, Die zoo'n stoutheid durft bestaan, 95. En mocht hun de moed ontbreken, 'k Zal alleen ten strijde gaan. Kantjil, boodschap dit den vijand, Toon hem verder nog dit haar Uit uws vorsten vacht getrokken, 100. M o o g' 1 ij k, dat hij h e n e n v a a r"". Hier vertoont de slimme kantjil, Wat hem 't stekelvarken bood, d' Olifant slaat de angst om 't harte, Nooit zag hij een haar zóó groot. 105. Welk een dier moest dat niet wezen, Wat een monster, wat gedrocht! En half dol van angst en vreeze Wordt de boot weer opgezocht. Haastig was het heir gekomen, 110. Maar 't verdween met grooter spoed. Kantjil joeg de reuzen henen Door zijn slimheid en zijn moed. 34 *. a. Zoek voor de ruim gedrukte woorden, uitdrukkingen en zinnen andere, waarmee ongeveer hetzelfde gezegd wordt. 6. Beantwoord de volgende vragen. Waar woonden de olifanten en wat vonden ze daar? Wat vertelde een vogel hun op zekeren dag? Welke uitwerking had dat verhaal op de olifanten ? Wat besloten ze te doen? Wat gebeurde er op een goeden dag? Wat bemerkten ze, toen ze aan land stapten? Wat deed de kantjil? Welke opdracht kreeg dit dier? Waarover dacht de kantjil onder het loopen ? Welke list bedacht hij, en wat bracht hem op die gedachte?" Met welke boodschap kwam hij bij de olifanten terug en. wat liet hij hun zien? Hielp het middel? Welk gevolg had de list van den kantjil? 35 *. In regel 12 is het woord voortgebracht gebruikt. Zinverwante woorden zijn: scheppen en ter wereld brengen. Vul het passende woord in de volgende zinnen in: Een vruchtbaar stuk land zal bij goede bewerking een rijken oogst Zoogdieren levende jongen. God de wereld en al wat er op leeft. Rembrandt menig kunstwerk. b. In regel 16 komt het woord vreemd voor; woorden, die daarmee in beteekenis overeenkomen, zijn: buiten1 a n d s c h en uitheemse h. Gebruik deze woorden in de volgende zinnen: Wie rijk is, kan zich de weelde veroorloven af en toe een reis te doen. In s Lands Plantentuin te Buitenzorg vindt men niet alleen hier voorkomende, maar ook gewassen. De meeste couranten geven in telegrammen het voornaamste nieuws. Ik had nog nooit zulk een c^er gezien. Vorstelijke personen reizen vaak onder een naam. c. In regel 60 staat: „Geen tegenstand baat hier. Naast het woord tegenstand hebben we een paar synoniemen en wel: tegenweer en weerstand. Gebruik deze drie woorden eens zoodanig in zinnen, dat het verschil in beteekenis goed uitkomt. Vul ook in: Het schip kon niet langer bieden aan de woeste golven en sloeg uit elkaar. De , dien de energieke ondernemer van alle zijden ondervond, zette hem slechts aan tot grooter krachtsinspanning. Daar de opstandelingen na de eerste kennismaking met de nieuwerwetsche geweren en kanonnen wel begrepen, dat het nutteloos zou zijn langer te bieden, legden ze de wapens neer. 36. Geef den inhoud van het gedicht met eigen woorden weer. Let daarbij op de vragen in 34 b. gesteld. 37. Als oef. 13. DE ZIEKE LEEUW EN DE VOS. Eens deed het gerucht de ronde, dat de woudvorst aan het ziekbed was gekluisterd, zoodat hij met geen m o g e 1 ij k h e i d in z ij n onderhoud kon voorzien. De dieren be ij verden zich echter hun opwachting bij hem te komen maken, te meer, daar hij te kennen had gegeven, dat hij elk b 1 ij k van deelneming zeer op p rij s zou stellen. Een echter ontbrak op het appèl: 't was de vos. De leeuw gaf hierover z ij n bevreemding te kennen en eindelijk besloot hij den hond o p hem af te zenden. Deze had in opdracht Reintje te bewegen zich naar het hof te begeven. Bij de woning van den vos gekomen, drukte de boodschapper de verwachting uit, dat Reinaard zich toch niet ongevoelig zou betoonen voor het leed van den zieken vorst. Hij trachtte hem te overreden mee te gaan en evenals de andere dieren b e w ij z e n van belangstelling en hulde te brengen. In plaats echter van gevolg te geven aan dit verzoek droeg de vos hem op het volgend antwoord over te brengen. Mijn vorst kan zich verzekerd houden van mijn diepgevoelde hoogachting. Reeds meermalen heb ik mijn schreden naar het leeuwenhol gericht, één ding echter heeft mij belet er binnen te gaan. Wel heb ik tal van voetsporen gezien aan den ingang, die het onwedersprekelijk bew ij s zijn, dat velen zijn gekomen, maar niet één voetstap duidde aan, dat één enkele der bezoekers weder is vertrokken. Zeg mijn gebieder, dat ik over dit raadselachtige verschijnsel nadenk en, zoodra ik tot een oplossing van het raadsel ben gekomen, zal zien wat mij te doen staat. 38 *. Maak de volgende zinnen volledig. Denk aan de vertelling: „De olifant en de kantjil". De olifanten besloten Sumatra te verlaten en , omdat In de bosschen vinden de olifanten alles, wat Toen de dieren vluchtten ze naar alle kanten, alleen De kantjil is klein, maar Hoewel de kantjil , waagde hij het toch de olifanten tegemoet te gaan. Al beefde de kantjil over al zijn leden, toch Niettegenstaande , waagde de kantjil (hij) het toch naar de olifanten te gaan. De olifanten waanden zich reeds heer en meester van het land, waarnaar daar De kantjil wilde de wenschen van den koning der olifanten vernemen, om In het bosch vond de slimmerd een stekelvarken, dat Hij vroeg het beangste dier om een zijner lange haren, ten einde Hoe , hoe , hij kon maar geen middel bedenken om Het slimme dier begreep wel, dat met geweld niets was te beginnen, daarom Wie , moet slim. zijn. Toen de olifanten het groote haar zagen, sloeg Toen de olifanten het groote haar zagen, sloegen Vlugger dan , trokken ze weer heen. We zien uit deze vertelling, dat slimheid Ondanks moesten de olifanten toch het land verlaten. De kantjil ging het bosch in en deed, alsof 39 *. Geef den inhoud van onderstaande zinnen zoo juist mogelijk weer, terwijl ge den zin begint met het aangegeven woord, of het gegeven voegwoord gebruikt. a. De herder begreep wel, dat zijn trouwe hond hem iets bizonders had mede te deelen, maar hoe groot was toch zijn schrik, toen hij bemerkte, dat hij een zijner schapen miste. Begin met het voegwoord hoewel. b. Uitgeput van vermoeienis vlijde de wandelaar zich neer op het gras, legde zijn reiszak bij wijze van kussen onder zijn hoofd en sliep spoedig in. Gebruik tusschen zin 1 en 2 het voegwoord t e r w ij 1. c. Ofschoon de schapen daar rustig zij aan zij gedrukt naast elkander stonden, liep Kees, de hond, nog steeds luid blaffend af en aan. Vervang ofschoon door a 1. Gebruik maar als voegwoord tusschen zin 1 en 2. d. Hoeveel moeite de landman zich ook gaf, hij kon het onkruid niet uitgeroeid krijgen. Begin met: Al. — Niettegenstaande. e. Wie kan den indruk vergeten, dien de woelende watervlakte op hem maakte, toen hij die voor de eerste maal aanschouwde ? Wie, die Wanneer iemand ƒ. In de verte ontwaarden we den top van den vulkaan, die zich hoog boven de ruggen en toppen der omliggende bergen verhief. Hoog boven Verhief zich ? g. De aangename geur, welke het zachte avondwindje ons tegemoet voerde, werd voortgebracht door de bloemen van enkele kemoeningboomen. Enkele kemoeningboomen h. Voor ons vertoonde zich op de vlakte een dicht bosch van allerlei vruehtboomen, waartusschen wij eenige dessahuisjes gewaar werden als vogelnestjes verscholen in de takken van een reuzenboom. Tusschen Eenige dessahuisjes, die we Als vogelnestjes 40. Schrijf een brief aan een vriend over een boek, dat ge hem per post zendt. Schrijf, waarom ge het zendt. (Laatst vroeg hij om een boek). Waarom juist dit boek. (Gij kent zijn smaak). Wat ge hoopt. Waarnaar ge zeer benieuwd zijt. Slot. 41. Zoek bij de onderstaande bijv. naamw. een passend zelfst. naamw. De adellijke Het boersche Een besloten De grimmige Een voorloopig Een oorspronkelijk Een beperkt •Officiëele Een boosaardig Mijn persoonlijk Snoevende Een voorbarig Doeltreffende Diepgaande Een oppervlakkige Een onafwijsbaar Een onmiddellijk Een weergaloos Een ontvankelijk Een kernachtig Het drievoudig Een doordringende Een onberaden Een vastberaden Een talentvol Een nauwgezet Lenig Een volleerde Een opgewonden Een dure Een toepasselijk Een egoïstisch Een aanstekelijk Een ontstoken Een onafscheidelijk Een verdacht Een goed doordacht Een getrokken 42. Geef de beteekenis der volgende spreekwoorden en uitdrukkingen met eigen woorden kort weer. De bijgevoegde woorden kunnen daarbij van dienst zijn. a. In het land der blinden is éénoog koning. Onder onwetenden I. Kwaad bloed zetten. c. Dat is een blok aan het been. d. De boog kan niet altijd gespannen zijn. e. Aan de vruchten kent men den boom. Naar de daden ƒ. Als het getij verloopt, verzet men de bakens. Bij verandering van omstandigheden g. Bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien. Bij gemis van een ding van geringe waarde, waaraan men behoefte heeft, Ti. Iemand aan den dijk zetten. i. Dat is maar een doekje voor 't bloeden. j. Zijn woorden op een goudschaaltje wegen. k. Alles op haren en snaren zetten. Alles in 't werk stellen, om De uiterste drang- en dwangmiddelen aanwenden, om 43 *. Geef korte verhaaltjes naar aanleiding van de spreekwoorden en uitdrukkingen a, i, c, d en e. 44 *. Laat in duidelijke zinnen het verschil hooren tusschen : gesprek — besprek bewaken — waken bij onhoorbaar — ongehoord opwekkend — opgewekt roerend — geroerd bevredigend — bevredigd schokkend — geschokt treffend — getroffen deksel — dekking ongezien — onzichtbaar onrustig — ongerust bemiddeld — gemiddeld verachten — minachten grondig — gegrond naamloos — nameloos aanmerking — opmerking. 45. Maak een opstel over: de boomen. Let op de volgende punten: Waar zien we ze? (de wildernis, bewoonde streken). In 't algemeen zijn het de krachtigste vertegenwoordigers van het plantenrijk. Hoe komen ze voor? (afzonderlijk, in groepen,, in groote massa's). Hoe is altijd de indruk? (denk aan den alleenstaanden waringin, den tjemara e. a.). Wat valt bij de beschouwing van een groep boomen of een bosch dadelijk op? (veel verschil in voorkomen, bladkleur, bouw, ontwikkeling). Er is ook verschil wat betreft het nut voor den mensch (vruchtboomen, timmerhout, sierplanten, schaduwboomen). Met overal is de boomgroei zoo welig als hier. (woestijn, poolstreken). De boomgroei is van groot voordeel voor een land. (ontwouding der bergen oorzaak van droogte). Waarom draagt de regeering zorg voor de bosschen? (geldelijk voordeel, belang van de bevolking). Noem eenige hoogst nuttige boomen. 46. Vul een of meer passende bijvoegl. nw. in bij elk zell'st. nw. Een schilderij. Een snelheid. Een deelneming. Een oplossing. Een terrein. Een bezoek. Een onderneming. Een aanbod. JEen slot. Een begin. Uit borst. Met aandacht. Een verschiet. Een voorschot. Een uitkomst. In lijve. Van bloede. Een vonnis. Een lot. Een gestel. Een beproeving. Een overweging. Een toewijding. Met ijver. Een verbod. Een indruk. Met bedoelingen. Een verzet. Een gebod. Op terrein. 47 *. Yul de volgende vergelijkingen in: Iemand loopt als , stapt als , staat te kijken alsof werkt als , slaapt als eet als , drinkt of zuipt als , zweet als , ■schreeuwt als , praat als , gaat te keer als of gaat aan als , vloekt als , liegt alsof zwijgt als , beeft als , rilt als , is bekend als , steelt als , slaat door als , blaast als , staat te kijken als zingt als , fluit als , ziet er uit als , zwemt als Iemand is zoo bleek als , zoo doof als , zoo mager als , zoo koppig als , zoo glad als , zoo arm als , zoo oud als , zoo blind als , zoo dom als , zoo slim als , zoo gezond als , zoo onschuldig als , zoo rijk als , zoo groen als , zoo brutaal als , zoo oprecht als , zoo listig als , zoo wispelturig als , zoo geduldig als , zoo eerlijk als , zoo frisch als , zoo valsch als , zoo dood als , zoo ziek als , zoo kwaad als , zoo bang als , zoo nat als , zoo nijdig als , zoo blank als , zoo rein als , zoo sterk als , zoo wijs als , zoo vet als , zoo lui als , zoo rood als , zoo zwart als , zoo hard als Iets is zoo oud als , zoo droog als , zoo glad als , zoo zoet als , zoo bitter als , zoo hard als , zoo zwart als , zoo zacht als , zoo week als , zoo plat als , zoo krom als , zoo recht als , zoo klaar als , zoo secuur, zeker, vast als , zoo helder als , zoo stil als 48 *. Vul in: Voor den dorstige is frisch water een kost. .. . drank en bovendien volstrekt niet kost Wie moest niet lachen •om zijn geest. ... opmerkingen? Jenever en brandewijn zijn geest.... dranken. Er zijn niet alleen stof...., maar ook geest.... belangen, wereld.... en geest.... ambten. Men kon op het gevonden lijk geen merk.... teekenen van mishandeling bespeuren. Er is een aanmerk. .. . verschil tusschen deze twee dagbladen. Alle kinderen groetten den eerbied .... grijsaard eerbied..... Deze boom heeft een eerbied. .. . ouderdom. De Oost. ... en West... . volken kwamen vroeger weinig met elkaar in aanraking. Men verdeelt de aarde in een Oost. ... en West. .. . halfrond. Wie heeft dat kunstwerk zoo meester. .. . uitgevoerd? Waarom spreekt ge de kinderen op zoo'n meester.... toon aan? Met dien gemeen.... handel hebben ze aardig wat geld verdiend. De chef gaat gemeen.... om met zijn minderen. De strengste wetten worden gemeen. . . . het meest overtreden. Na een moord. .. . gevecht werd het vijand... . leger op de vlucht gedreven. Het moord.... lood deed velen vallen. De beide partijen stonden vijand.... tegenover elkaar. Ze gingen zeer vriendschap.... met elkaar om. De koningin groette de menigte vriend Ik heb me in dat gezelschap dood.. . . verveeld. De karavanen trekken soms dagen lang door dorre, dood.... landstreken. De soldaat werd dood.... gewond op het slagveld. Er was geen leven.... wezen op straat te bespeuren. Overdag is het in de hoofdstraten dezer stad zeer leven Alle dienst. . . . mannen werden opgeroepen. Dat middel is nergens dienst. .. . toe. In Indië hebben we alleen een dienst. ... schutterij, in Holland ook een rust 49. Vul in: 's MORGENS BUITEN. 't Is nog vroeg in den morgen, doch reeds een bleek schijnsel den Oostelijken hemel. Spoedig zal de zon .... ... De sterren, die gedurende den nacht aan het uitspansel langzamerhand. Reeds worden de toppen der bergen door de eerste zonnestralen. De lichte nevel, die het landschap en de voorwerpen om ons heen half aan het oog , omhoog en in de ruimte. De vogels en ...... hun vroolijke wijsjes, die luid in het rond. Het blijde van den wielewaal .... het ...... van den nachtuil, die zich in zijn nest ....... De kalongs en de vleermuizen hun schuilplaatsen weer, die ze gedurende den nacht hebben ....... De bijen al van bloem tot bloem en in de kelkjes om honig te , dien ze naar haar nesten ....... Ook de vlinders met de bontste kleuren, ...... een bezoek aan de bloemen om zich aan het zoete vocht, dat dege hun Het der krekels in het gras, het ...... der kikkers in de plassen De morgenwind door het loover der boomen en ...... de dauwdruppels bij duizenden van de bladeren. In het beekje de visschen, terwijl de vlugge zwaluw langs het watervlak ...... en menig mugje en vliegje , dat van geen gevaar , De traag .... .. karbouwen worden naar het land , waar ze den ploeg moeten 50. Vervang het ruim gedrukte door het tegengestelde: Iemand met vertrouwen tegemoet gaan. De voorstanders van de nieuwe regeling. Wij hoorden den klaagzang. Hij hoorde het verwijt kalm aan. De vreemdeling werd met warmte ontvangen. Tn drift handelen. Met iedereen in oneenigheid leven. Met bezadigdheid optreden. Hij heeft een afkeer van liegen. De belagers van de vrijheid. De ondergang van een volk. Met geweld komt ge niet verder. Synoniemen. De stichting van de stad. Een leerling in het vak. Met opzet iets doen. De leidsman. Met angst afwachten. Vertier in de zaak. In overdaad leven. De rampen van den oorlog. Dat is in zwang. De engelen in den hemel. Op den top van den berg. De aanneming van de wet. Een bevestiging van wat ik hoorde. Een egoïst. Het buitenleven. 51 *. Gebruik de volgende woorden in figuurlijke en eigenlijke beteekenis in duidelijke zinnetjes: angel hals oog bodem hart sleutel stroom voet bloed vlam wortel berg vuur tand tong klok slang tak mond rug grond 52 *. Vorm uit de volgende korte zinnen één samengestelden zin. Zorg voor de juiste voegwoorden en let op de veranderingen in de woordschikking. a. Men werpt een steen in het water. Er ontstaan kringen. De kringen worden telkens breeder en minder hoog. De kringen sterven eindelijk weg. &. Een goudsmid wil de deugdelijkheid van een stuk goud onderzoeken. Hij strijkt met dat goud over een steen. Die steen is daartoe geschikt. c. Wij bezochten de tentoonstelling. Wij zagen een diamant. Die overtrof alles. De wereld had tot dien tijd nooit iets dergelijks gezien. d. Nederland is een klein land. Het heeft kunstenaars en helden voortgebracht. Het nageslacht is trotsch op die mannen. e. Java is een rijk land. Java is een prachtig land. Overal komen we op Java. Overal zien we dat. ƒ. Iemand wil vooruitkomen in de wereld. Hij moet niet tegen wat moeite en inspanning opzien. Hij doet dat. Hij zal zijn doel niet bereiken. g. Borneo is groot. Java is niet zoo groot. Java telt veel inwoners. Borneo telt minder inwoners. Java is rijker aan voortbrengselen. 53. Breid het volgende verhaal uit. DE TWEE SOLDATEN. Twee soldaten trekken met hun regiment ten strijde. Ze zullen, wat ze door den krijg mochten ontvangen, eerlijk deelen. In den strijd toont de een zich laf, hij juist heeft 't meest opgegeven van zijn moed. Als er gevaar dreigt, is hij ziek. De andere trekt moedig op den vijand los en onderscheidt zich in den strijd. Als buit brengt hij bij 't huiswaarts keeren driehonderd gulden mee. De eerste wacht af,, wat zijn makker doen zal. Eindelijk herinnert hij hem aan de afspraak. De tweede wil nu zijn woord houden en hem daarom ook 't aandeel in zijn wonden geven. De lafaard bedankt nu voor de deeling. Wijs in 't opstel op 't volgende: hoe ze elkaar van jongs af hebben gekend, als knapen op hetzelfde dorp. De houding van. den eersten vóór en gedurende den strijd (spreken over zijn heldendaden en het zich onttrekken aan den strijd). De houding van den tweeden in 't gevecht. Hoe ze terugkeeren en hoe de verdeeling afloopt. 54. In oefening 2 zagen we, hoe er in 't Nederlandsch vele uitdrukkingen voorkomen, die ontleend zijn aan het zeewezen. De hier volgende spreekwijzen hebben eveneens haar oorsprong daaraan te danken. Beantwoord de vragen zoo, dat de beteekenis dier zegswijzen duidelijk uitkomt. 1. Wanneer zegt ge van iemand, dat hij voor anderen devlag strijkt? 2. Wie raakt aan lagerwal? 3. W anneer zegt men, dat iets de spuigaten uitloopt ? 4. Wanneer raakt iemand van streek? 5. \\ aarom neemt iemand poolshoogte, voordat hij iets; begint ? G. \\ anneer zitten we met iemand of iets opgescheept ? 7. Wie zit voor den mast? 8. Wanneer steekt men iemand de loef af? 9. Wanneer zegt men, dat iemand het hoekje is omgegaan? 10. Wie heeft een hoofd als een boei? 11. Wie haalt bakzeil? 12. Wanneer zegt men dat iemand erg afgetakeld is? 13. Wanneer is iemand leelijk toegetakeld? 55 *. Maak kleine verhaaltjes, waarin de uitdrukkingen onder 1, 2, 3 en 11 uit les 54 voorkomen. 56 *. Gebruik de volgende zelfstandige naamwoorden in zinnen. Geef van elk eenige zinnen, waarin 't woord telkens in een andere beteekenis voorkomt: punt, spoor, bloem, stuk, trap, anker, glas, loop, val, mijt, boord, buis. 57. KUNST. 't Fijnste werk van menschenhanden Kan niet halen bij het schoon, Dat natuur in blad en bloemen En bij dieren spreidt ten toon. Zaagt ge ooit, als 't bijenvlerkje, Zijden weefsel fijn en teêr? Tooverde ooit een schilder kleuren, Als ze draagt de pauweveer. En welk kunst'naar houwt uit marmer Vormen, als natuur ons biedt, Of schept blaadjes, teêr, doorschijnend, Als ge aan de rozen ziet. Daarom, jongens! vest uw oogen Steeds met eerbied op de pracht, Die natuur, waar ge ook moogt wezen, Overal heeft voortgebracht. Geef den inhoud van bovenstaand gedichtje met eigen woorden weer. -58. Als oef. 28. Zich afmaken (van). Zich afgeven (met). Zich te buiten gaan (aan). Zich beroepen (op). Zich behelpen (met). Zich bezinnen. Zich bedrinken. Zich erbarmen. Zich gelegen laten liggen (aan). Zich houden. Zich inspannen. Zich ophouden. Zich ontspannen. Zich overeten. Zich toedragen (van een gebeurtenis gesproken). Zich voegen. Zich verspreken. Zich voordoen. Zich verweren. Zich verschrijven. Zich verrekenen. Zich verrekken. Zich verstouten. Zich wegscheren. W ie meer van iets gebruikt dan goed is, benadeelt daardoor vaak zijn gezondheid. Willen we goed met onze kameraden omgaan, dan moeten we dikwijls in ons doen en laten rekening met hen houden. Ik ben benieuwd te weten, hoe dat g ebeurd is. Wie zijn uiterste best doet, zal ongetwijfeld slagen. De ontaarde vader, besteedde niet de minste zorg aan de opvoeding van zijn kind. Wie haastig praat, of niet goed nadenkt als hij spreekt, spreekt dikwijls verkeerd. Bij het becijferen van dit vraagstuk Ihebt ge verkeerd gerekend. Hij deed, alsof hij 4 niets gehoord had. Heb medelijden met die ongelukkigen. Denk goed na, voor ge iets begint. De vreemdeling deed net of hij een voornaam personage was. Na den arbeid moet men ontspanning nemen. Gij moet niet omgaan met zulke jongens. Ik haal dien schrijver aan om mij te verdedigen. Breng dezeboodschap over, maar blijf niet langer onderweg, dan noodig is. Bij het optrekken aan den rekstok heeft hij zijn arm uit het lid getrokken. Maak, dat geweg komt, ge hindert me. Yelen drinken meer dan goed is en schaden zoodoende hun gezondheid. Hij trachtte met een praatje van de zaak af te komen. Deklerk heeft in dien brief tweemaal een woord verkeerd geschreven. Daar de levensmiddelen verbruikt waren, moesten we tevreden zijn met wat het land opleverde. Ik begrijp niet, dat hij den moed had zoo iets te doen. Wanneer men kinderen hun gang laat gaan, eten ze vaak meer dan ze verdragen kunnen. Wieeen bijennest verstoort, zal ondervinden, dat de diertjes dapper tegenstand bieden. 59 *. Spreekwoorden en uitdrukkingen. Zij is een echte Xant hippe; wat wil men daarmee zeggen? Hij gaat om met Jan en alleman; wat beteekent dat? Wien noemt ge een braven Hendrik en wien een har i gen Ezau? Hoe zou deze laatste uitdrukking ontstaan zijn? Wat beteekent: iemand judassen? Hoe is dat woord' ontstaan ? Wat is een J o b s t ij ding, wat een J obsgeduld? Eindelooze klachten noemt men wel jeremiaden; hoezou men aan dat woord gekomen zijn? Wanneer noemt ge iemand een rechten Joris Goedbloed? Men spreekt van een houten of stijven Klaas en een vroolijken Frans; op wien zijn die namen van toepassing ? Wanneer noemt ge iemand een Piet? Wien geeft men wel den naam van Heintje Pik en wien van Oom Hein of magere 11 Hein? Van wien zegt men, dat hij boven Jan is? Wanneer spreekt men van een Janboel? Wat is een huishouden van Jan Steen? Wie is een Jan Salie, wie een Janhen? Wie bedoelt men, als men van Janmaat spreekt ? TV at beteekent: iets met een Jantje van Leiden laten afloopen, of zich van iets met een Jantje van Leiden afmaken? Hoe zou men hieraan komen ? Wie noemt men jongens van Jan de Witt? Iemand of iets is zoo oud als Methusalem; wanneer zegt men dit? Hoe komt men daaraan? GO *. Invullen: Menige oude van dagen wordt kind Ik had niet gedacht, dat zoo'n groote jongen nog zoo kind.... kon zijn. Met kind.... vertrouwen zagen allen tot hun leidsman op. In ongeloof... . korten tijd heeft de fietser den weg afgelegd. Toen hij dat verhaal hoorde, schudde hij ongeloof. .. . het hoofd. Wie heel gemakkelijk iets gelooft is ... .geloof Wie allerlei bovennatuurlijke dingen gelooft is ..geloof Er zijn geloof.... en ongeloof. ... menschen. Wat ik u vertel is werk.... gebeurd. Al de inwoners van Haarlem namen een werk.... aandeel aan de verdediging van de stad. Terwijl velen hun best deden den brand te blusschen, stonden sommigen werk.... toe te kijken. De dokter vond den toestand van den zieke zeer zorg De kuikens werden zorg- .... bewaakt door de klokhen. De vluchteling vermeed zorg- de druk begane wegen. Die oudjes leven in zorg omstandigheden: te zwak om te werken, zijn ze geheel afhankelijk van de liefdadigheid hunner medemenschen. Een lijd .... zin kan men bedrijf. .. . maken. Wanneer spreekt men van een lijd verzet? Mieren en bijen zijn bedrijf diertjes. De zieke bleef onder al zijn smarten geduldig en lijd De aanraking van sommige planten veroorzaakt een brand. .. . pijn. Bij keelpijn heeft men vaak een brand gevoel in de keel. Ik heb u belang nieuws mee te deelen. Heeft uw vriend u geheel belang.... geholpen ? Alle belang , die men had opgeroepen, waren aanwezig, er waren echter ook nog veel belang. ... gekomen. Het voorstel werd na hoofd. .. . stemming aangenomen. In plaats van koppig zegt men ook wel hoofd Gemeentebelasting heet ook wel hoofd omslag. In dit land heeft men een éénhoofd bestuur. Door uw onvoorzichtigheid zijt ge middel. ... de oorzaak van het ongeluk. Wanneer heeft men den middel.... leeftijd bereikt? Jan behoort tot de middel.... leerlingen. Men heeft lager, middel.... en hooger onderwijs. GELEGEN, GEZETEN, GESTAAN. In een dorpsherberg kwamen tegen den avond met de diligence drie gasten aan: een rechter, een officier en een geestelijke. Ze wilden gaarne den nacht in 't logement doorbrengen, doch daar de waard maar één bed beschikbaar had, zat hij deerlijk verlegen met het geval. Wat moest hij doen? 't Was een lastige zaak, maar hij moest beslissen. Daarom vroeg hij, terwijl hij zich tot den officier wendde: „Wie is u, en waar hebt ge u tot nu toe opgehouden ? „Ik heb 15 jaar in W. als kapitein in garnizoen gelegen". „En u, mijnheer? Wie is u, als ik vragen mag?" hernam de waard, zich tot den rechter wendend. „Ik heb 20 jaar te O. als rechter in de rechtbank gezeten", was het antwoord. „En ik", zei de dominé, „sta sedert 25 jaar als predikant te P.". „Nu, dan is de zaak ineens opgelost", riep de waard, „u, mijnheer de kapitein, hebt 15 jaar gelegen; u, mijnheer de rechter, hebt 20 jaar gezeten; mijnheer de dominé evenwel heeft 25 jaar gestaan, hem komt bijgevolg het bed toe". Dé beide andere heeren mochten de uitspraak wat vreemd vinden, zij moesten toch om de snedigheid van den waard lachen en lieten het bed aan den dominé over. 61. Geef dit verhaaltje met eigen woorden weer en gebruik de indirecte reden. DE DRIE REIZIGERS. Door 't Vuur, door 't Water en den Tijd, drie goede vrinden, Werd onderling een reis bepaald. 't Tuur vroeg aan 't Water: „Zeg, waar zijt ge weer te vinden, Wanneer ge onderweg verdwaalt?" „Maak u niet ongerust", liet zich het Water hooren, „Gij vindt terstond mij weer, zelfs bij de kleinste sloot". „Maar Vuur! wanneer gij dwaalt, waar zijt gij op te sporen?" „O, sprak het Vuur, „dat heeft geen nood: Maar mist ge mij, sla dan uw oogen naar de daken, En waar ge rook mocht zien, daar vindt ge mij gewis". „Maar Tijd!" zei 't Vuur, „ook gij kondt eens verloren raken: Zeg ons, waar uw verblijf dan is". „Op mij", hernam de Tijd, „dient gij nauw acht te geven, Want, zoo gij onoplettend zijt En niet zorgvuldig op mij past, zijt ge al uw leven Door uwe onachtzaamheid mij kwijt!" H. Asschenbebg. 62. Vul tot een goed geheel in: Het vuur, het water en de tijd kwamen overeen Daar ze, als goede vrienden, prijs stelden op elkanders gezelschap, waren ze bezorgd, dat Daarom vroeg het vuur aan het water 't Water antwoordde hierop, dat . ..., "want Nu werd dezelfde vraag aan 't vuur gesteld. Dit gaf ten antwoord, dat en mocht het gebeuren, dat , dan Toen eindelijk water en vuur aan den tijd verzochten .... ... waarschuwde deze zijn metgezellen, dat , anders .. 63 *. Gebruik in zinnen: * Een bijzonder geval. Gedane zaken. Een dringend telegram. Yalsch alarm. Ter nagedachtenis. Een onheilspellend teeken. Na rijp beraad. Dringende behoefte. Schaarsche berichten. Bedekte termen. Werktuigelijke arbeid. Lijdelijk verzet. Een eerlijke begrafenis. Een aangeboren talent. Een onvervreemdbaar recht. Hoofdelijk onderwijs. Een wisse ondergang. Maagdelijke wouden. Een opgesmukt verhaal. Een vlekkeloos verleden. Een onneembare stelling. Een kregelig antwoord. Een renteloos voorschot. Een overerfelijke ziekte. Een snoode daad. Een wazig verschiet. Een hooge vlucht. Een ontwijkend antwoord. 64 *. Plaats bij de volgende bijvoeglijke naamw. passende zelfstandige naamw. Weerbare Belangelooze Een gerechtelijk Een ademlooze Een erbarmelijk Duurzame Kunstmatige Een ontmantelde Heilzame Een rusteloos Een ondergeschoven Een meedoogenlooze Weidsche Een massieve Een onwrikbare Schoonklinkende Een eenzelvig Een mythisch Belendende Alzijdige Een onbesuisd Een eminent Een lucratieve Een geïllustreerd Een bezoedelde Averechtsche Een vluchtige Ontgonnen Achterstallige Een onafhankelijke 65. Schrijf een brief, naar aanleiding van het volgende. Ge hebt gehoord, dat de plaats, waar je vriend N". woont, •door een vreeselijke ramp is geteisterd (aardbeving, zeebeving, storm, bandjir, vloedgolf, aanval van een naburigen volksstam). Gaarne zoudt ge er wat meer van willen weten. Ge kent de plaats. Hoe ge het te weten zijt gekomen; er wordt veel over gesproken en geschreven; verhalen zeer uiteenloopend, geen touw aan vast te knoopen. Liefst een geregeld verhaal; dadelijk dacht je aan N. Hoe 't met IST.'s familie is gegaan. Bij voorbaat je dank. 66. Vul de voorzetsels in: De bezetting verdedigde de vesting manmoedig .... den vijand; eindelijk echter bezweek ze .... de overmacht en gaf zich .... genade of ongenade over. De zieke bezweek .... uitputting van krachten. Er is .... Koninklijk besluit bepaald, dat de examens .... die betrekking eenmaal .... jaar zullen gehouden worden. De stoutmoedige reizigers zagen niet op .... de gevaren en moeilijkheden, verbonden .... den tocht mijn herhaald aandringen zagen ze .... het plan af ontstentenis van den resident wordt de betrekking waargenomen door den secretaris. De aanvoerder bleef .... alle omstandigheden kalm het heetst van het gevecht gaf hij bedaard zijn bevelen. Het is .... kijf waar, dat Napoleon een groot veldheer was. „Mijn zoon", sprak de stervende vader, „handel .... mijn woorden, neem mijn lessen .... harte en het zal u . .. . een zegen zijn. Elke theorie moet .... de praktijk getoetst worden. De nieuwe machine voldeed niet .... de praktijk, en moest weer plaats maken .... de oude werktuigen. Hij was voorkomend en welwillend .... iedereen den hevigen wind en den plasregen gingen we op weg. Eembrandt van Rijn toonde reeds .... jeugdigen leeftijd zijn buitengewonen aanleg .... de schilderkunst gebrek .... bewijs werd de beschuldigde .... alle rechtsvervolging ontslagen den smaak te oordeelen is deze vrucht nog niet goed rijp. De aanwezigen dankten den spreker .... monde .... den president .... zijn leerrijke voordracht. Geen enkel der verbrande huizen was .... brandschade verzekerd. Het arme, afgetobde paard bezweek .... de felle zweepslagen van den voerman. Hoe denkt ge .... het voorstel, dat ik u laatst deed ? Al de schade zal .... u verhaald worden, nu ge beloofd hebt .... alles in te staan. Daar de jonker diep .... de schulden zat, moest hij alles, wat hij bezat, verkoopen. Spot niet .... het gevaar. Wie terugdeinst .... het gevaar, is lafhartig. Wanneer een moord niet .... drift, maar .... voorbedachten rade of .... koelen bloede gepleegd is, noemt men dit een moord .... verzwarende omstandigheden. 67 *. Zeg eenvoudiger: Hij is tot den bedelstaf gebracht. Iemand of iets den genadeslag geven. Iemand om den tuin leiden. Men heeft den overledene ter aarde besteld. De vreemdeling maakte goede sier van eens anders geld. Zij zijn mannen van de pen. Men heeft ook mannen van het zwaard en mannen van den tabbaard. Hij doet alles op zijn elf en dertigst. Uw vriend is wel wat kort aangebonden. De heele wereld heeft er den mond vol van. Zij smolten weg in tranen. Hij verwisselde de toga met het zwaard. Hij is z ij n tij d vooruit. Het kruis verving de halvemaan. Uw vriend is een goede jongen, maar hij schijnt het buskruit niet uitgevonden te hebben. Zij is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken, 't Is me hier een buurt, waar men God noch goed mensch ziet. Hij houdt a 1tijd een achterdeurtje open. Hij hamert a 1t ij d op hetzelfde aambeeld. Hij heeft het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Die jongen laat zich de kaas niet van zijn brood eten. Hij zat er als in Abrahams schoot. Zijn levensdraad is afgesneden. Toen ze zagen, dat wij niet bang waren, bliezen ze den aftocht. Zulke knapen moet men goed onder appèl houden. Wij moesten door den zuren appel heenbij ten. Hij heeft veel op zijn kerfstok. Hij keek me aan, alsof hij 't in Keulen hoorde donderen. De sterke arm der overheid. Hij heeft lange vingers. 68 *. Geef de beteekenis der vreemde woorden weer door omschrijving, of vervang ze door zuiver Nederlandsche. De democratie komt in opstand tegen de aristocratie. Een abonnement op dit geïllustreerd weekblad kost 4 gulden per kwartaal. In Rusland heeft ■de Czaar de absolute macht in handen. De chirurg «nted het a b s c e s open. Zulke abstracte theorieë n hebben voor mij geen waarde. Het leger werd mobiel verklaard, een expeditie voorbereid en een groote voorraad k r ij g s m a t e r i a a 1, o. a. enkele mitrailleuses, naar Celebes gezonden, waar de troepen in Macassar geconcentreerd werden. De vivres en andere benoodigdheden werden met een stoomschip speciaal daarvoor bestemd overgebracht. Onder het personeel van deze fabriek is er niet één, die deelneemt aan de strike. Die athleet balanceert met het meeste gemak met •een ijzeren staaf van 200 KG. gewicht. In dit chemisch laboratorium werkt een chef met vijf assistenten en twee volontairs. De zieke is radicaal genezen. Voor de bereiding van deze aetherische oliën heeft men een zeer gecompliceerd apparaat noodig. Al wat verkocht werd, was gelimiteerd. De gansche hemel was egaal grijs gekleurd. Hoorn is min of meer transparant. 69. Denk, dat gij zelf een brief, als in oef. 65 is geschreven, hebt ontvangen en beantwoord dien. Ge wijst even terug op den ontvangen brief, waarin 't verzoek gedaan werd. Ge kunt u voorstellen, dat je vriend graag 't rechte van de zaak weten wil. Wat zult ge daarom doen? Bang, dat ge te uitvoerig zult worden. Daarom slechts in korte trekken. Kies nu zelf de een of andere gebeurtenis en geef daarvan 't verloop kort weer. Denk er om niet in kleinigheden af te dalen. 70. Als oef. 58. Zich aanstellen. Zich beraden. Zich inlaten met. Zich ontfermen. Zich overwerken. Zich schikken. Zich schamen. 59 Zich verpraten. Zich vergissen. Zich vergrijpen (aan). Zich opwerpen (tot) (als) Zich vergapen (aan). Zich vergenoegen. Zich vermeten. Zich verlaten (op). Zich vertreden. Zich vermeien. Zich verheffen (op). Zich verpoozen. Zich verzetten (tegen). Zich wegpakken. Zich opmaken (tot). Mannen, maak alles klaar voor den strijd! Nu ge het werk af hebt, kunt ge wel een kwartiertje gaan uitrusten. Hij was tevreden met het weinigje, dat we hem gaven. Wie werkt zonder af en toe ontspanning te nemen vergt te veel van zijn krachten. Wie veel praat, praat wel eens over dingen, die hij voor zich moest houden. Hij deed net, alsof hij diep bedroefd was. Toen de dieven bemerkten, dat er op hen geloerd werd, gingen ze er van door. Ik heb liever geen bemoeienis met andermans zaken. Er zijn menschen, die groot gaan op hun slechte handelingen. Ge zult rekening moeten houden met de omstandigheden. De kinderen maken pret in het frissche water. Laat u nooit bedriegen door den schijn. Ik heb verkeerd gedaan, toen ik hem zoo beoordeelde. Ge behoeft nooit schaamte te gevoelen over een goede, eerlijke daad. Onze troepen boden hardnekkig tegenstand aan den binnendringenden vijand. Wie zou den moed hebben zoo iets te doen? Ik reken vast op uw hulp. Steekt nooit een vinger uit naar 't goed van anderen. Heb mede- 1 ij den met den armen blinde. Zonder na te denken sprong de matroos over de verschansing in zee om zijn makker te redden. Al spoedig verklaarde Napoleon, dat hij het hoofd van den Staat was. 71 *. Kies uit de tusschen haakjes staande woorden de juiste. De tijger verborgen in het kreupelhout bespringt zijn (prooi — buit) van achteren. De dieven hadden een verborgen plekje, waar ze gewoon waren hun (prooi — buit) heen te brengen. Beladen met rijken (prooi — buit) keerden de jagers huiswaarts. Versmacht van dorst grepen we naar een beker water en deden ons te goed aan het (kostelijk — kostbaar) vocht. Wat hebben de kinderen zich (kostelijk — kostbaar) geamuseerd. Bij de kroning droeg de vorst een (kostelijk — kostbaar) kleed. De ouders zagen zich genoodzaakt hun zoon straf (opleggen — opdragen). Mij werd (opleggen — opdragen) de boodschap over te brengen. De tijger is een der meest (beducht — geducht) bewoners van de Indische wouden. (Beducht — geducht) voor het dreigend gevaar verlieten alle bewoners de onveilige streek. De regen (kletteren — knetteren) op de steenen. Het vuur (kletteren — knetteren) en hoog sloegen de vlammen op. De bijeenkomst werd tot nader (orde — order) opgeheven. De knecht kwam binnen en vroeg wat er van mijn (orde — order) was. Vóór de chef op reis ging, stelde hij (orde — order) op zijn zaken. De generaal vaardigde voor het begin van den strijd een (orde — order) uit, waaraan officieren en soldaten zich hadden te houden. Sommige mensehen beweren, dat ze uit het fluiten of vliegen der vogels het weer kunnen (profeteeren — profiteeren). Velen (profeteeren — profiteeren) van de goedkoope reisgelegenheid. De zaal, waar de feestvierenden samenkwamen, was (kwistig — verkwistend) met bloemen en groen (versieren — verfraaien). De onervaren jongeling leefde zoo (kwistig — verkwistend), dat hij in korten tijd al zijn geld had opgemaakt en diep in de schulden stak. Ter (versiering — verfraaiing) van de stad heeft men overal parken en plant- soenen aangelegd. De zaak werd met (gesloten — besloten) deuren behandeld. In een (gesloten — besloten) kring worden geen vreemden toegelaten. De klapperrat is een (levendig — levend) diertje. Meer dood dan (levendig — levend) werd de drenkeling opgehaald. Yele dieren brengen (levendig —- levend) jongen voort. De deugniet ontliep zijn (gerecht — rechtmatig) straf niet. Ieder kind kreeg zijn (gerecht — rechtmatig) deel der nalatenschap. Tal van (emigranten -— immigranten) scheepten zich in op den reusachtigen stoomer. De Amerikanen zien met zorg den steeds wassenden stroom van (emigranten — immigranten), waaronder zich dikwijls lieden bevinden van het minste gehalte. 72 *. Vul in: Een adder aan zijn borst .... Er .... een adder onder het gras. Tranen met tuiten .... In zak en asch .... Met vlag en wimpel .... Baan .... Tusschen twee vuren .... Iets op de keper .... Een appeltje met iemand .... Op grooten voet .... Voor iemand in de bres .... Tot stand .... Den vinger op de wond .... Iemand iets ter hand .... Iemand onder handen .... Iemand uit de hoogte .... Met iemand op gespannen voet .... Iemand zijn vet .... Iemand iets onder den neus .... Met beschaamde kaken .... Iemand aan de kaak .... Iemand met den nek .... Iemand te woord .... Iemand aan zijn woord .... Iemand in den nek .... Iemand den rug .... Met open vizier .... Op zwart zaad .... Iets aan de groote klok .... De goederen onder den hamer .... Met twee maten .... Groote oogen .... Op iets beslag .... Dat .... als mosterd na den maaltijd. Op den schopstoel .... Iemand de les .... Iemand in de hoogte .... Iemand op de hoogte .... Iemand van zijn hoogte .... Altijd op hetzelfde aambeeld .... Met de deur in huis .... Iets in overweging .... Iemand van (met) iets op de hoogte .... Geheel op de hoogte .... De hoogte .... Aan lager wal .... Iemand van den wal in de sloot .... Poolshoogte .... Met geleende veeren. ... Op heete kolen... . Iemand in zijn vet laten... . 73. Maak een opstel over „de lamp''. In het huishouden een onmisbaar voorwerp. Bestaat reeds eeuwen lang. Geheel andere vormen. Wat men in vroegere tijden had, en bij onbeschaafde volken nog gebruikt. Stukken harsachtig hout, draden of plantendeelen in vet, kaarsen, nu de lamp. Vroeger brandde men daarin klapperolie; wat tegenwoordig? Waar vindt men deze nieuwe brandstof veel? Onder welke namen is ze bekend? Beschrijf een lamp (onderdeelen, hun doel), 't Lampeglas werkt als een schoorsteen. Gevaren verbonden aan 't gebruik van petroleum. Welke andere soorten van verlichting kent ge nog meer? (in 't kort opnoemen). 74. Zeg het gespatieerde met andere woorden. MAKTEN HARPERTSZOON TROMP. In het jaar 1610 zwierf een roofschip in de Spaansche zeeën. Een knaapje van ruim dertien jaar vervulde den dienst van kajuitsjongen. Hij had het hard te verantwoorden; drukkend en zwaar was de taak, die hem was opgelegd; sober en slecht het voedsel, dat hem werd verstrekt, terwijl hij tot loon voor al zijn sloven en zwoegen niets kreeg dan harde woorden en slagen. Doch moeilijker te verduren dan dit alles, waren de aandoeningen, die den knaap p ij n i g d e n, zoo dikwijls hij over zijn lot peinsde; want het was niet uit eigen verkiezing, dat hij die betrekking vervulde. Het bevel over het vaartuig, waarop hij nu ruim twee jaar in slaafsche dienstbaarheid had doorgebracht, was eenmaal aan zijn vader toevertrouwd geweest. Aan den ruwen vrijbuiter, dien hij z ij n meester noemde, had hij den dood zijns vaders te wijten. Telkens kwam hem dat verschrikkelijke tooneel voor den geest, toen de afschuwwekkende roovers, die over de verschansing klauterdenr zich voor zijn oogen vertoonden. Moord en vernieling woedden om hem heen,, zijn vader werd in z ij n n a b ij h e i d met gespleten schedel op het dek geworpen en vergeefs slaakte hij den hangen kreet: „Zal niemand den dood mijns vaders wreken?" Helaas! er bevond zich al spoedig niemand meer om aan die roepstem gehoor te geven en alléén uit de algemeene slachting gespaard, had hij voortaan aan de bevelen van zijn vaders beulen te gehoorzamen. Die knaap was Marten Harpertszoon Tromp. Uit zijn dr ij venden kerker ontkomen, was hij,, verre van afgeschrikt te zijn door de uitgestane rampen, verre van in een stil en rustig leven in zijn vaderstad Den Briel vergoeding daarvoor te zoeken, opnieuw die loopbaan ingetreden, welke zijn vader hem als kind gewezen had en snelle bevordering was het loon zijner plichtsbetrachting. Naar J. v. Lennep. 75 *. Vervang in onderstaande zinnen de streepjes door een der gespatieerde woorden. Klieven, klooven, splijten. Bamboe kan men gemakkelijk .... De roofvogel .... met krachtigen vleugelslag de lucht. Deze planken zijn door de droogte .... Met een slag .... de strijder zijn tegenstander den schedel. Het harde hout van den assemhoom laat zich niet gemakkelijk .... Tweehoevige dieren hebben .... hoeven. Het schip .... de haren. Effen, glad, plat, vlak. Een looden kogel kan men zonder veel moeite .... slaan. Het bergpad was zoo ...., dat we het slechts met groote moeite konden begaan. Over het .... watervlak gleed het zeilscheepje rustig voort. Het hert vloog voort over het .... veld en verdween in het aangrenzende bosch. Uw vriend is ■een .... vent. De goochelaar legde een gulden op de .... hand en deed hem verdwijnen, zonder dat we het merkten. Die bedrieger heeft een .... tong; met zijn mooie praatjes heeft hij menigeen om den tuin geleid. De bediende wreef de kastdeur, dat ze zoo .... was als een spiegel. Zijn gelaat staat altijd in dezelfde .... plooi. Begaafd, bekwaam, bedreven. Onder kunstenaars vindt men .... menschen. Lieden, die een betrekking bekleeden, of een of ander vak beoefenen, kunnen .... zijn in hun vak. Eembrandt was een .... kunstenaar, wiens schilderstukken algemeen bewonderd worden. Onder de Chineezen vindt men .... werklieden. Sommige goochelaars zijn zeer .... in het verrichten van kunstjes met kaarten. Binnenlandsch, inlandse li, inheemsch. "Verschillende tropische planten zijn ook in de gematigde luchtstreken .... Vele Chineezen vestigen zich voor goed m Indië en trouwen er met .... vrouwen. Per gewonen .... postwissel kan men geld verzenden tot een bedrag van ƒ 1000. In iedere courant vindt men steeds een rubriek .... nieuws. Dor, woest, schraal. Overal in Indië, zelfs op Java, vindt men nog groote uitgestrektheden .... streken, die op bewerking wachten. Door de langdurige droogte zag de anders zoo frissche grasvlakte er .... uit. Wil men .... zand- of rotsgrond bebouwen, dan moet men eerst flink mesten, 't Was een .... troost voor den ongelukkige te hooren, dat hij niet de eenigste was, die alles verloren had. De grond lag bezaaid met .... bladeren. 76 *. Beantwoord de volgende vragen: Wanneer noemt ge een antwoord diepzinnig, wanneer ■dubbelzinnig, wanneer geheimzinnig? Wat bedoelt men, als men zegt: iemand ooren aannaaien? Wanneer zegt men: het werk is in bekwame handen; het werk wordt met bekwamen spoed tot stand gebracht ; en wanneer geschiedt zulks ter bekwamer tijd? Wat is de bedoeling van de uitdrukking: Hij springt van den hak op den tak? Wanneer zegt men iemand onbewimpeld de waarheid, en wanneer doet men dat ongezouten? Wien noemt ge een nabob? wien een Adonis? wie is de Benjamin in de familie? Wanneer zegt men van iemand, dat hij een Bram is? Wanneer spreekt men van een Eldorado? Wanneer houdt men iets achterbaks? Wanneer zijn twee personen als water en vuur en wanneer is het koek en ei tusschen twee personen? Wien noemt ge een haarkloover, een muggenzifter? Wie licht de hand met zijn werk? W at beteekent het, als men zegt: de bevelhebber werd door de soldaten op de handen gedragen? Wanneer wordt iemand over den hekel gehaald? Wie hinkt op twee gedachten? W anneer jaagt of stuurt men de zaken in het honderd? 71. Plaats naast elk bijvoeglijk naamwoord een of meer andere van nagenoeg gelijke beteekenis en voeg daarachter een passend zelfst. nw. Een meegaand, Een verlokkend, Een wazig, Een slaafsch, Diepzinnige, Een luimig, Een gluiperig, Een bloode, Een vernuftig, Een noodlottig, Een nederig, Een fortuinlijk, Met loome, Overbodige, Een barbaarsch, Een ondeelbaar, Een onwankelbaar, Een bedreven, Een breedvoerig, Hoogdravende, Een gulzig, Een bandelooze, Een schalksch, Een geducht, 78. Vervang in het volgende de vreemde woorden door zuiver Hollandsche of omschrijf ze. Ik respecteer uw opinie omtrent deze affaire. Deze villa is gerestaureerd in antieken trant. Hij is op en top een gentleman. Deze opera is door een bekend musicus gecomponeerd. Na de meeting besloten de werklieden unaniem het werk te staken. De president en de v i c e-p resident deden een voorstel, maar noch de secretaris, noch de thesaurier, noch een der commissarissen konden er zich mede vereenigen. Deze flesschen bevatten gecomprimeerd zoutzuur. Thermometer, barometer en microscoop zijn voor den physioloog instrumenten van groot belang. Deze accountant correspondeert in de drie talen. Herediteit is een der interessantste kwesties op medisch gebied. Als handig debater wist hij de cardinale punten te ontwijken. Hij gaf een lang, maax waar relaas van den actueelen toestand in enkele kwartieren der stad. Aan dezen b o t a n is c h e n tuin is een zeer bekwaam hortulanus verbonden. De optimist geniet veel meer van het leven dan de pessimist. Op de groote wereld-e xpositie waren alle natiën vertegenwoordigd. De requestranten argumenteerden uitvoerig hun verzoek om subsidie. Een kleine brochure gaf aan de repatrieerenden allerlei informaties omtrent de reis. In hermetisch gesloten flacons werden de confituren verzonden. Op ironische, soms sarcastische wijze besprak hij de heerschende toestanden. DE BANDJIR. De bandjir kwam met woest geweld Den berg af naar beneên En niets weerstond zijn dolle vaart, Noch struik, noch boom, noch steen. Hij joeg met donderend gebruis Zijn golven over 't land, Waar 't welig graan te rijpen stond, De vrucht van 's landmans hand. Het vee, die groote, kostb're schat Is met den stal vergaan; En wie 't ontkwamen in der haast, Zien droevig 't schouwspel aan. Zoo menigeen zoekt naar de plek, Waar 't vriend'lijk huisje stond, Waar 't vroolijk lied, de blijde lach Klonk uit der kind'ren mond, Waar gist'ren nog de held're slag Van 't weeftouw werd gehoord. Maar 't woelend, vliegend, bruisend nat Heeft elk geluid gesmoord. 79. Geef den inhoud hiervan met eigen woorden weer. 80. Schrijf een brief aan een vriend, bij wien ge in de laatste vacantie eenige weken hebt doorgebracht, 't Volgende kan hierbij eenige hulp bieden: De lessen zijn weer begonnen. Alle jongens zijn weer bij elkaar. Hoe 't werken bevalt. Dikwijls denkt ge nog aan de lange, heerlijke vacantie, die toch zoo gauw voorbij ging. Hoe vooral de dagen bij je vriend doorgebracht tot de gezelligste behooren. Ge herinnert nog eens aan enkele bizondere voorvallen. Je vriend zou je ook eens komen opzoeken. Wanneer hij denkt zulks te doen? 't Liefst in de Paasch- of Pinksterdagen, dan ben je ook vrij. Je kunt hem dan alles laten zien. Hij moet hieromtrent eens schrijven. De groeten aan hem en de familie. AANHANGSEL. A. Geef onderstaande gedichtjes met eigen woorden weer. DE RATTENVANGER. Een zestal eeuwen is 't geleên, Toen kwam, in bonten rok, Een man het stadje Hameln in, Die ieders aandacht trok. Hij kon — zoo zei hij — door zijn kunst Verdrijven muis en rat; En gaf men hem 't gevraagde loon, Gezuiverd was de stad. 't Loon werd beloofd — de vreemd'ling floot, En links en rechts verscheen Een muizenheir, een rattendrom, Zich scharende om hem heen. Hij ging; 't gedierte liep hem na, Zoolang zijn fluitje klonk, Ook toen hij in den Wezer trad, En muis en rat verdronk. Maar toen de plaag geweken was, Onthield men hem zijn loon; En hij vertrok, op wraak bedacht, Om 't onrecht en den hoon. Eens kwam hij weer; hij floot opnieuw; Toen stroomde een gansehe schaar Van kind'ren, — honderd-dertig wel, — Eondom hem bij elkaar. Hij ging; de kind'ren liepen mee, Geboeid door 't fluitgesis, En — niemand, die ooit heeft ontdekt, Wat hun weervaren is. Maar die 't geval vereeuwigd ziet In 't steen der Raadhuispoort, Die leest, al staat er dat niet bij: „Wees eerlijk en houd woord!" Dr. E. Laurillard. EEN NUTTIGE KNECHT. De dag was heet en Jan, de knecht, Had in het werk geen zin, Toen juist zijns meesters last weerklonk: „Jan, pak dat goed eens in!" — „Waarin, mijnheer ?" — „Wat domme vraag! Wel, in dien koffer, daar!" — „Daarin mijnheer? Dat zal niet gaan! Geloof me, ik krijg 't niet klaar; Die koffer is te klein daarvoor!" — „Och wat, te klein? Komaan, Je neemt dien rok; dien vouw je zoo ... ." En 't wordt hem voorgedaan; En midd'lerwijl laat Jan zich zacht Op een der stoelen neêr En kijkt van daar in kalme rust Naar 't pakken van zijn heer. „Dan zoo de broeken; 't linnen hier", — Zoo gaat zijn meester voort, En vult, al wijzend hoe 't kan gaan, 70 Den koffer tot zijn boord. „Zeg, tegenspreker! zie je 't nu. Dat alles best zoo past?" — „Jawel", is 't antwoord, „maar nu 't goed Zoo hoog ligt opgetast, Nu kan de koffer ook niet toe, Net als ik heb voorzeid!" „Niet toe? Dat zal 'k je laten zien! Jij, met je wijzigheid!" — Mijnheer zet bij dat woord de knie Op 't deksel, drukt en drukt, Zoodat hem 't zweet van 't voorhoofd gutst, En — eind'lijk is 't gelukt. „Ik zie 't, mijnheer! 'k beken, het kan; Dat had ik nooit gedacht; Nu, makk'lijk is 't ook niet gegaan; Maar wat heeft u een kracht! Toch is u wel wat moe er van; Zit nu eens even, heer, Dan komt u wat op uw verhaal; U hijgt er van, mijnheer!" „Maar, ezel!" sprak zijn warme heer, Die nu pas zich bedacht, ,,'t Was eigenlijk jou werk geweest, Wat ik nu heb volbracht!" — „Mijnheer!" zei Jan, „wees niet verstoord; 't Geval is nu voorbij; Maar, ezel, ziet u, is een naam, Die toch niet past op m ij!" Dr. E. Laukillaed. B. Breid de verkorte verhalen uit. DE HEER EN DE PAARDENKOOPER. Een paardenkooper bood een heer een prachtig renpaard te koop aan voor ƒ 3000. De heer vond den prijs buitensporig hoog. De koopman wilde een ander voorstel doen. Daar de heer het paard graag wou hebben, luisterde hij toe. Nu vroeg de koopman voor den eersten nagel in de hoeven een halven cent, voor den tweeden één cent en zoo telkens het dubbele. Er waren vierentwintig nagels. Dat voorstel leek den heer. 't Was een prijsje voor zoo'n dier. De rentmeester moest de som berekenen. Deze vroeg hem, welk landgoed hij van plan was te koopen. De heer zag hoogst verwonderd op. Het bedrag was ƒ 84000. De paardenkooper stelde zich tevreden met den eerst bedongen prijs. De heer betaalde het bedrag. LEER OM LEER. Een kolenbrander kwam 's avonds langs het huis van zijn buurman. Daar zag hij een beer uit een boom klauteren. Vlug greep hij het dier bij de voorpooten, waarmee het den boom omvatte. Luidkeels riep hij zijn buurman om hulp; deze verscheen niet voor den volgenden ochtend. Toen pas wilde hij den beer den kop klooven. De kolenbrander verzocht hem echter den beer even vast te houden, hij zelf wilde het dier de hersens inslaan. Hij ging echter kalmpjes naar huis. Tegen den avond kwam hij terug. Nu maakte hij den beer af en bevrijdde zoodoende zijn vriend. C. Werk de punten uit tot een geregeld verhaal. HELPT ELKANDER. Een blinde en een lamme waren vrienden. Langen tijd leden ze armoede. Op zekeren dag zei de lamme: „We moeten elkaar helpen; ik kan zien; gij kunt mij dragen. Samen gaan we de wereld in". Het plannetje leek den blinde wel. 't Ging hun heel goed. DE REIZIGER EN DE STRUIKROOVER. Een reiziger trok door een bosch. Een roover viel hem aan met de woorden: „üw geld of uw leven" en dreigde met zijn pistool. De reiziger gaf zijn beurs af. Hij verzocht den roover een paar kogels door zijn hoed en zijn jas te schieten. Hij kon zeggen, dat hij zich verdedigd had. De roover deed het en verschoot zijn kruit. Toen greep de reiziger hem aan en ontnam hem het gestolene. D. DE RIJST. Het voornaamste voedingsgewas. Ook handelsartikel. De welvaart der bevolking houdt nauw verband met den rijstoogst. De Indische landbouwer besteedt er veel zorg aan. Zeg, hoe hij te werk gaat en welk dier hem daarbij van groot nut is. Op welke wijze wordt de rijst ook nog verbouwd? Hoe is de opbrengst dezer rijstvelden vergeleken met die van de sawah's? Wat tracht het Europeesch bestuur dan ook steeds gedaan te krijgen? DE PASAR. Waar worden pasars gehouden en waarvoor zijn ze ingesteld ? Een marktdag: vroeg in den morgen groote drukte op de landwegen, die naar de pasar voeren. Wat ziet men onderweg zoo al? Op de markt: de kraampjes, de verschillende uitstallingen^ afzonderlijke plaatsen voor verschillende koopwaren. Gewoel en drukte. Koopers gaan met volle manden en karren huiswaarts. 't Wordt langzaam aan rustiger. Eindelijk is het marktplein verlaten. Hoe ziet het er nu uit? TEGEN" DE YACANTIE. Bijna een jaar lang hebt ge gewerkt. Ge verlangt naar huis, naar familie en vrienden, naar vrij zijn. Nog enkele weken. De tijd gaat langzaam voort. De laatste loodjes wegen het zwaarst. Overgangsexamen. Het geleerde moet nog eens goed nagezien worden. De gedachten dwalen vaak al'. Gesprekken der leerlingen. Wandelingen naar het station. Inkoopen in de stad. Eindelijk breekt de lang verwachte dag aan. Groote vreugde en ongewone drukte. Voor wie wordt het genoegen, dat de vacantie biedt, wel wat vergald? ONZE SCHOOL. De ligging; beschrijving uit- en inwendig. Indeeling van het gebouw en bestemming der verschillende vertrekken. Het erf; het onderhoud van een en ander. Hoe is het op school vóór, na en onder schooltijd. Hoe in de vacantie? De indruk, dien het gebouw maakt. Wanneer is het gebouwd of herbouwd? EEN ONGELUK OP STRAAT. Ge waart op de wandeling. Daar zaagt ge veel menschen samenloopen. Je ging er ook heen en drong je naar voren. Wat zaagt ge daar? Je vragen aan de omstanders en de bekomen inlichtingen. Hoe liep het verder af? Hoe gedroegen zich de omstanders (hun opmerkingen, hulp, raad). Enkelen verwijderden zich. Spoedig ging ieder zijns weegs. Wat dacht ge onder het naar huis gaan? DE SPECHT. 't Is stil in het bosch (in den tuin). Op eens hoort ge een zonderling, trommelend geluid. Ge luistert en kijkt goed toe. Ge ziet een kleinen vogel. Wat voert hij daar uit? Wat zoekt hij? Vlug klautert hij tegen de takken op. Hij kijkt scherp toe. Hij pikt hier en daar wat weg. Soms hamert hij even tegen een tak. Waarom? Voor zijn nest maakt hij een gat in een boomstam. Hij zoekt tot hij een geschikten stam heeft gevonden. Nu gaat hij druk aan het werk. Zijn gehamer klinkt luid in het rond. De splinters vliegen links en rechts. Hoe groot maakt hij het gat? Waaraan bemerken we dat de specht aan het werk is geweest? (denk aan de splinters). Is het nest gemakkelijk te vinden? ONVOORZICHTIGHEID. Ge waart met eenige vrienden op jacht. Een uwer was onvoorzichtig met zijn geweer. Hij werd gewaarschuwd. Het schot ging af. Een van u werd getroffen. Beschrijf dit: Vertel van het genoegen, dat ge u allen had voorgesteld van de jacht; de waarschuwingen uwer ouders; hoe het ongeluk veroorzaakt werd; welke maatregelen ge naamt; de gevolgen. EEN ONGELUK. Men was bezig een boom te vellen. Een knaapje werd door een tak ernstig getroffen. Maak hiervan een verhaal. Zet daarin duidelijk uiteen de oorzaak van het ongeluk, de toedracht, de gevolgen. E. DE REGEN. 't Is lang droog geweest (gevolgen voor menschen, dieren en planten). Waarnaar kijkt iedereen verlangend uit? De eerste wolkjes vertoonen zich. Hoe kleurt de lucht zich? In de verte hooren we een eigenaardig geruisch. Eerst vallen er eenige droppels. Spoedig meer. Een koel windje waait. Alles herleeft (wijs op menschen, dieren en planten). De regen brengt eigenlijk leven; beter wat te veel, dan te weinig regen. Hoe zien regenarme streken er uit? DE MIEREN. Kleine, nietige diertjes. IJverig zijn ze den geheelen dag in de weer. Wat zoeken ze al bij elkaar? Vaak sleepen ze groote stukken en brokken mede. Hoe helpen ze elkaar? (bij het wegdragen van hun buit, bij het in orde houden van hun woning, bij het verdedigen daarvan tegen indringers). Wien kunnen ze tot voorbeeld strekken? F. BRIEVEN. Schrijf een brief aan uw ouders, waarin ge hun meedeelt, dat ge ongesteld zijt. (denk aan een ongesteldheid, die een uwer vrienden of gijzelf hebt gehad). Ge hebt ditmaal geen prettig'nieuws. Wat is de vermoedelijke oorzaak? Geef het verloop der ongesteldheid tot op heden en zeg hoe ge u nu gevoelt. Stel hen gerust. Ge zult hen geregeld op de hoogte houden. Schrijf over uw beterschap. Ge kunt nu betere berichten zenden. 't Gaat veel beter. Ge voelt u langzaam aansterken. Ge moogt al wat gewoon voedsel gebruiken. Vertel, wat de dokter al heeft gezegd, (waarschuwing). Ge denkt spoedig de lessen op school weer bij te wonen. Een brief naar aanleiding van een sollicitatie. Ge hebt in de courant gelezen, dat Ge zijt zoo vrij u aan te bieden. Welke getuigschriften kunt ge overleggen? Zeg, waarom ge gaarne zulk een betrekking zpudt hebben. Verwijs naar personen, die genegen zijn mondeling of schriftelijk inlichtingen omtrent u te geven. Wat hoopt ge?