E BIBLIOTHECA E. M. MEIJERS NEDERL* COÖPERATIEVE TRANSITO MAATSCHAPPIJ OVERZICHT VAN HET ONTSTAAN, OPRICHTING EN VOORNAAMSTE FEITEN, GEBEURTENISSEN EN WERKZAAMHEDEN DIT OVERZICHT LOOPT VAN 1 AUGUSTUS 1903 TOT 1 AUGUSTUS 1913. Ons tegeltableau, geschenk van de leden aan het bestuur, i Augustus 1913. Voorwoord. Gaarne voldoe ik aan de uitnoodiging van het Bestuur der Nederlandsche Coöperatieve Arbeiders-Transito-Maatschappij om aan de geschiedenis van haar tienjarig bestaan een kort woord vooraf te doen gaan. Tengevolge van mijn werkkring behoor ik tot hen, wier sympathie voor de vereeniging zich wel moeilijk anders kan uiten dan door woorden. Helaas is een sympathie, die zich in woorden uit, niet hetgeen de vereeniging het meest behoeft. De lezer van dit boekje zal bemerken, dat aan sympathie in woorden de vereeniging nimmer gebrek heeft gehad. Het eerst noodige voor een onderneming als deze coöperatie is echter een sympathie, die zich in daden uit. Daarom wek ik alle belanghebbenden op dit boekje met aandacht te lezen; hen zal treffen het onopgesmukte verhaal van een tienjarige eerlijken strijd, voor een onderneming wier maatschappelijk nut niet te betwijfelen is en wier toekomst een groote kan zijn, wanneer zij slechts die medewerking ontvangt, waarop zij van onbevooroordeelden recht heeft. Ik wensch dan dit boekje een ruimen kring van lezers toe, wellicht een ruimeren kring, dan waarvoor de schrijvers het bestemd hebben. Ongetwijfeld is dit overzicht in de eerste plaats leerzaam voor de arbeiders. Wel is de tijd voorbij, dat vele arbeiders,voorgelicht door eenige enthousiasten, meenden, dat in de productieve coöperatie de oplossing van het maatschappelijk vraagstuk te vinden was, maar toch leert de ervaring nog bij voortduring, dat de moeilijkheden, aan de oprichting en de leiding van een zoodanige coöperatie verbonden, te licht geoordeeld worden. Groote onderlinge discipline, vertrouwen in het bestuur, een groot gevoel van solidariteit en niet het minst een deskundige leiding, die berekend is om als ondernemer met andere, reeds jaren lang gevestigde ondernemingen te concurreeren, zijn de eerste vereischten voor het slagen eener productieve coöperatie. Uit de geschienis van haar bestaan zal blijken, hoe ook bij de TransitoMaatschappij de noodzakelijkheid van deze vereischten gevoeld is. Deze coöperatie is gelukkig door de eerste levensjaren heen gekomen; hoevele bezwijken echter niet in dien tijd bij gebrek aan de noodige eigenschappen bij leden en leiding. Zelfs indien echter al deze voorwaarden wel aanwezig zijn, blijkt de strijd voor een productieve coöperatie, die gewoonlijk met weinig kapitaal en nog minder handelsrelaties aanvangt, een zware. Ik wensch, dat dit boekje ook door hen gelezen wordt, die meenen, dat de zucht van zooveel arbeiders naar een andere, een betere maatschappij, slechts uit een ontevredenheid, gewekt door eenige idealisten en visschers in troebel water, voortkomt. Zoo velen, zelfs van hen, die dagelijks met de arbeidersklasse in aanraking komen, hebben niet den minsten kijk op de arbeiderspsyche, kunnen zich niet losmaken van het beschouwen van alles door en in het milieu, waarin zij zelve leven. Wellicht krijgen zij door de lezing van dit boekje een ander inzicht in het geestelijk leven der arbeiders en de feiten, die dit beheerschen. Ten slotte zou ik dit tienjarig overzicht ook in de handen wenschen van hen, die belang hebben bij of belang stellen in den Nederlandsehen Transitohandel. Door hen, die van kindsbeen af in dien handel werkzaam zijn geweest, worden in dit overzicht ernstige klachten omtrent misbruiken, die daarin voorkomen, geuit en dit niet slechts met vage woorden, maar onder nauwkeurige opgave van feiten. Het bestaan van zoodanige misbruiken moet inderdaad op den duur voor onzen geheelen handel nadeelig werken en een waarschuwing daartegen is alleszins op haar plaats. Ook in dit opzicht kan dit boekje misschien nuttig werken. Zoo hoop ik dan dat dit geschrift in wijde kringen belangstelling mag vinden. Dat het in den engen kring der leden der coöperatie met aandacht gelezen zal worden, spreekt van zelf. Moge het voor dezen een spoorslag zijn om op den ingeslagen weg voort te gaan en hun coöperatie een eerste plaats te midden der Nederlandsche Transito-ondernemingen te verzekeren. Het is mogelijk. E. M. Meyers. Leiden, September 1913. Inleiding. Het is Augustus 1913 tien jaren geleden, dat de Nederlandsche Coöperatieve Arbeiders-Transito-Maatschappij officieel werd opgericht. Het 10-jarig bestaan eener zaak is meestal geen gebeurtenis, welke de moeite waard is vermeld te worden. Vele ondernemingen bestaan dan ook reeds veel langer dan 10 jaar, en hebben toch geen aanleiding kunnen vinden, dergelijke gebeurtenissen te herdenken. Voor onze coöperatie is dit anders; wij hebben het wel de moeite waard geacht bij dezen levensmijlpaal een oogenblik stil te staan. Immers, de oprichting onzer Coöp. was feitelijk een wanhoopsdaad, opgekomen in de hersens van een aantal mannen, welke geen uitweg meer wisten. Een z.g.n. „Zwarte lijst", door de patroons samengesteld, belette hun arbeid te vinden, daar geen enkele werkgever hen in dienst nam en, ten einde raad, werd toen tot de oprichting der Coöp. besloten. Weliswaar geschiedde dit niet op geheel lossen voet. Men ging in hoofdzaak af op de ontvangen toezeggingen van financieelen steun, en daarnaast op een vermeend rechtvaardigheidsgevoel bij den Groothandel. Maar staan iedere nieuw opgerichte zaak in den aanvang moeilijkheden te wachten, voor onze onderneming bestonden ze dubbel. Beginnen arbeiders een verbruikscoöperatie, dan heeft deze de kans onder hare vrienden en bekenden voorloopig debiet te vinden, en kan de opzet der zaak geregeld worden naar draagkracht, doch eene Coöperatie als de onze moest in staat zijn, alle mogelijke werken in het Haven- en Dokbedrijf uit te voeren, en had uit den aard der zaak dus moeten beschikken over behoorlijk bedrijfskapitaal, pakhuizen, schuiten en kranen, bovendien werk en vertrouwen. In dit geval was alles contra. Wij hadden geen geld, geen pakhuizen, geen materiaal, geen vertrouwen. Integendeel, in plaats van vertrouwen, bestond er een sterk vooroordeel, hetwelk krachtig gevoed werd door de Directies der Veemen. Daarbij hadden wij geen keus met welke personen de Coöp. zou worden uitgevoerd, doch moesten wij ken opnemen, die het minst kans hadden werk te bekomen. Daar waren natuurlijk bij. serieuze en geroutineerde, maar ook onverschillige en minder goede vaklieden, zoodat ook dit een groot remblok was voor het slagen van deze toch reeds zoo moeilijke onderneming. Toch was het zeker de moeite van het schrijven van een overzicht niet waard geweest, indien wij niet anders dan tegenspoed te vermelden hadden, doch de lichtpunten, door ons ontmoet, motiveeren in alle opzichten het opstellen van dit overzicht betreffende de in het Havenbedrijf eenige coöperatie. Deze lichtpunten waren de volgende: Allereerst de taaie moed en volharding van de leiding, gesteund door de leden, en verder de humane en belanglooze steun van hen, die niet met woorden, doch met daden toonden, voor flinke, fiere arbeiders wat te voelen. Deze factoren hebben het mogelijk gemaakt, dat wij na een tienjarige worsteling althans op iets kunnen bogen, n.1. dat wij eene coöperatie hebben tot stand gebracht, die bewezen heeft levensvatbaarheid te bezitten. \\ ij beschouwen dan ook het schrijven van dit overzicht onzer tienjarige periode als een plicht, om ter leering te strekken van hen, die zonder nadenken of noodzaak dergelijke coöperaties wenschen op te richten; ter leering voor hen, die beweren „de arbeiders moeten zelf de handen aan den ploeg slaan," doch meermalen dan die arbeiders tegenwerken of in den steek laten; ter logenstraffing van hen die beweren „de arbeiders kunnen zelf niets;" en ten slotte ter leering voor de eigen leden der Coöperatie. Hiermede vertrouwen wij, dat de lezers dezer inleiding zich de moeite zullen willen getroosten aan ons Overzicht hunne door ons op prijs gestelde aandacht te wijden. Het Bestuur. R. E. C. OOSTENRIJK, G. H. VAN BRUGGE, onze bestuurder te Antwerpen. onze bestuurder te Rotterdam. W. H. H. VAN WIJK, Bestuurder en Boekhouder. J. J. VAN OOGEN, Ambtenaar van het dagelijksch beheer. Leiding en Bestuur der Nederlandsche Coöperatieve Transito-Maatschappij. Oorzaak der oprichting. De oorzaak, welke de oprichting der coöperatie tengevolge heeft gehad, was de mislukking van de Algemeene Werkstaking van April 1903. Om evenwel een juist beeld van een en ander te kunnen krijgen, dient men kennis te nemen van hetgeen gepasseerd was in de jaren 1899 en 1900. In 1899 brak er te Amsterdam een staking uit onder de ongeorganiseerde losse dokwerkers over de sterkte der ploegen en het loon voor het verwerken van balen suiker. Deze strijd werd door de arbeiders gedeeltelijk gewonnen, doch in Maart/April 1900 volgde een tweede staking onder de losse dokwerkers. Toen waren de veemarbeiders georganiseerd en was in het Havenbedrijf eene Federatie in wording, welke zich in April met de stakende arbeiders solidair verklaarde, met het gevolg dat de Bond van Veemen toegaf aan de eischen door de stakers gesteld, waardoor dezen een belangrijke verbetering van loon per uur of in stukwerk konden boeken. De vaste arbeiders, welken voor een groot deel georganiseerd waren in de Handels-en Pakhuisbedienden-Vereeniging „Handel en Nijverheid," hadden zich vrijwel buiten de staking weten te houden, hetgeen toentertijd zeer moeilijk was, wilde men zich de patroons en de stakers niet tot vijand maken. Toch ijverden ook zij voor lotsverbetering en meenden zij deze te kunnen verkrijgen door het woord. Na in April een zakelijke brochure te hebben uitgegeven, en in Mei daarop een circulaire, welke beide de nooden en wenschen duidelijk kenbaar maakten, werd door den Bond van Veemen een conferentie toegezegd met het bestuur van Handel en Nijverheid, welke plaats vond Juni 1900, met het gevolg, dat bijna aan alle Veemen de loonen werden verhoogd, schafttijd werd bepaald en koffie verschaft voor rekening der patroons. Het Blaauwhoedenveem, wier directeuren, deheeren Van Haren Noman en Van Nop, in het bestuur zaten van den Bond van Veemen en dus zelf mede de regelingen in 't leven hadden Eerste strfld 1899-1900. Eerste ontduiking der overeenkomsten. Kamer van Arbeid behandelt de kwesties. Staking Nov. 1902. Optreden der F ederatie. geroepen, was de eerste, die inbreuk maakte op de aangegane overeenkomst. Het eerst vond dit plaats in Augustus 1900. Toen werd door Blaauwhoedenveem, voor werk, vroeger verricht door losse arbeiders, vaste genomen voor zeer laag loon. Verder een onrustbarend aantal jongens, welke in schijn het vak moesten „leeren" en dus als leerlingen te boek stonden, doch in werkelijkheid alle werkzaamheden moesten uitvoeren. De losse arbeiders, hunnen pas verkregen verhoogden loonstandaard op zoo slimme manier ziende ontduiken, proclameerden een staking, doch deze werd door hen verloren. Het Blaauwhoedenveem verklaarde nadien, dat zij de overeenkomst niet had verbroken, daar zij, indien losse arbeiders noodig waren, dezen het bedongen loon altijd had betaald, echter, deze arbeiders werden niet of zeer zelden in dienst genomen. De andere veemen zagen met leede oogen hoe hun medebondslid voor een prikje zijn werk gedaan kreeg, terwijl zij het overeengekomen loon moesten betalen, en werden daardoor eveneens gedwongen hun werk door goedkoopere krachten te doen verrichten. Dat dit alles de ergernis opwekte van de losse veemarbeiders, laat zich begrijpen. Doch niet alleen de losse, maar ook de vaste werklieden waren niet te spreken over de handelwijze van het Blaauwhoedenveem. Immers werden juist die werklieden gestraft of ontslagen, welke georganiseerd waren en als bestuurslid op den voorgrond traden, verder werd geen gevolg gegeven aan de overeenkomst in Juni 1900 gesloten, inzake het verstrekken van koffie en de regeling van den schafttijd. Deze laatste kwestie werd in handen gegeven van de Kamer van Arbeid in het Havenbedrijf, welke na een grondig onderzoek, Blauwhoedenveem in het ongelijk stelde en aan dit veem beleefd verzocht hare verbintenis na te komen. Niets mocht evenwel baten, de directie bleef doof aan dat oor, zelfs voor de uitspraak van de Kamer van Arbeid, en ging door den toestand te verslechteren. Dit werd zóó erg, dat de losse veemarbeiders in November 1902, plotseüng, midden op den dag, het werk staakten. Volgens de statuten der Federatie van Transportarbeiders, welke inmiddels tot stand was gekomen, en waarbij zich bijna alle organisaties der Havenarbeiders en ook die der Spoorwegarbeiders hadden aangesloten, mocht dit niet, en werd dan ook op 13 November 1902 een spoedvergadering belegd, welke het plotseling neerleggen van het werk door de losse arbeiders afkeurde, doch tegelijk begreep, dat er iets anders moest worden gedaan om het ondermijnen van de organisaties en het ontduiken der loonen door B. H. V. te verhinderen Dienzelfden avond werd tot de uitgifte van een Manifesl besloten, waarin kort en duidelijk de grieven der werklieden werden uitgedrukt, en als oorzaak vastgesteld: de weinigf organisatie onder de havenarbeiders. Immer kon B.H.V. handelen zooals zij deed, danh z:j de onvereenigden, en om nu niet alles wat was veroverd verloren te zien gaan, besloot de Nationale Federatie pei bedoeld Manifest, de arbeiders in kennis te stellen, dat zij niets onbeproefd zou laten om de arbeiders in hunne respectievelijke organisaties te brengen. Dit besluit verwekte veel beroering onder de arbeiders der verschillende categoriën; alle bestaande organisaties groeiden in enkele weken tijds met honderden leden, overal werd het bezitten van een Vakvereenigingsdiploma geëischt, alvorens men arbeid kon verrichten of goederen kon ontvangen. Natuur lijk waren er enkelen, die hardnekkig weigerden zich te organiseeren, en van dezen maakte het B.H.V. gebruik om een staking uit te lokken aan de Singapore-lijn. Immers werden juist door het B.H.V. ongeorganiseerden naar deze lijn gezonden om goederen te ontvangen, arbeiders, welke in gewone omstandigheden nooit voor dergelijk werk in aanmerking kwamen. Toen dan ook deze personen aan de Singapore-lijn zich vervoegden, werd door de daar werkende arbeiders geweigerd met hen samen te werken. De weigeraars werden onmiddellijk ontslagen, waarop direct 60 man zich solidair met de ontslagenen verklaarden. Ziedaar de staking der Singapore lijn, uitgelokt door het B.H.V. Dat de toestand dan ook gespannen was, begreep zelfs B.H.V. Op 9 Januari brak deze staking uit en op 15 Januari had B.H.V. in een conferentie met de Nationale Federatie aan alle eischen der werklieden toegegeven. De toegevendheid van B.H.V. kwam evenwel wat laat. De stakingskoorts had zoowat alle categorieën aangetast, het verzet tegen de havenpatroons wakkerde steeds meer aan, en toen op 20 J anuari de Organisatie der Patroons de arbeiders voor het feit stelden te werken met ongeorganiseerden, lag in enkele uren de geheele haven stil. Weer was het B.H.V., dat door het aanwerven van vreemde krachten van buiten den strijd verbitterde. Met veel vertoon werd aan den Handel kennis gegeven, dat het B.H.V. in staat was geregeld door te werken (hetgeen absoluut niet waar was), en verwekte dit ook bij de directies der andere veemen veel verontwaardiging. Het werk van B.H.V. beperkte zich tot de Handelskade, daar werden wagons gelost en geladen, hetgeen ook door de Verplicht lidmaatschap. Staking Singaporal*jn. Conferentie met B.H.V. Spoorwegstaking Jan. 1903. Opheffing van den strijd. Rancune der -Patroons. Staking April 1903. Stoomvaartlijnen gebrekkig kon geschieden; van geregeld werken was evenwel geen sprake. Doordat nog enkel gewerkt werd aan spoorwagons was het oog van alle stakers gericht op dit middel van vervoer, en steeds werd aangedrongen op een weigering door het spoorwegpersoneel om wagons te rangeeren voor de geboycotte veemen en stoomvaartlijnen. Op de vergadering van 27 Januari kwam eindelijk de beslissing. Daar werd besloten in geen enkel geval wagons te rangeeren voor de veemen en stoomvaartlijnen, en volgde uit deze staking de groote spoorwegstaking van 30 en 31 Januari 1903. Enkele veemdirecties, zich schuldbewust gevoelende, hebben toen een bespreking met den Minister gehad, en is het resultaat dezer bespreking geweest, dat aan de Spoorwegdirecties vergunning werd gegeven, geene wagons meer te rangeeren, iets waartoe deze volgens reglement waren verplicht. Een feit is, dat op 31 Januari de eischen van het spoorwegpersoneel, om niet meer te rangeeren voor de geboycotte veemen en stoomvaartlijnen, door de directies der spoorwegen werden ingewilligd. Op 1 Februari werd ook de kwestie tusschen de patroons en arbeidersorganisaties in het Haven- en Veembedrijf opgelost, echter met de uitdrukkelijke toezegging van beide kanten, dat er ernstig gewerkt zou worden om een rustigen toestand in het bedrijf te krijgen, door het maken van goede overeenkomsten of collectieve arbeidscontracten. Van arbeiderskant werd deze toezegging ernstig opgenomen, en zetten zich de organisaties met noesten vlijt aan het werk, door het instellen van Enquêtes onder de verschillende categorieën, en leverden zij begin Maart hunne goed gedocumenteerde grieven- en wenschenlijst in, met conceptovereenkomsten . Maar hoe naïef van de arbeidersorganisaties om aan den ernst dezer Patroonsorganisaties te gelooven. De Spoorwegdirecties pleegden rancune op groote schaal, overal werden de voormannen der organsaties ontslagen, Bonden van Orde werden opgericht met goedkeuring der directies en onder advies van geestelijken. De Veempatroons hadden eene uitsluiting pasklaar liggen, Ministers, Eerste en Tweede Kamer hadden zich voorbereid de bekende stakingswetten tot stand te brengen. Daartegen richtte de arbeiders een Comité van Verweer op. Op 6 April werd door het Comité van Verweer de Algemeene Werkstaking voor de Transportarbeiders te Water en te Land geproclameerd en op 9 April de Algemeene Staking, die alweer 10 April opgeheven werd, met volkomen nederlaag voor de arbeiders. De patroons hadden gezegevierd, gesteund door alles wat reactionair was, en maakten van hunne overwinning een ruim gebruik, wat tot in het misdadige overging. Immers werden meer dan 3000 mannen op straat gesmeten, niet voor een paar weken als schrik, neen, op 25 Mei, dus 6a 7 weken na den strijd, waren volgens het Bureau voor de Statistiek nog 2883 uitgestotenen, in hoofdzaak spoorwegarbeiders. De vereeniging Handel en Nijverheid, de organisatie, welke zich jarenlang had opgeofferd, om langs den meest vredelievenden weg den toestand te verbeteren, deze organisatie met haar 500 leden, telde niet minder dan 105 slachtoffers, waarvan ruim 80 veemarbeiders, op een getal van 320 leden, werkzaam aan de veemen. Van deze 80 mannen, uitgestotenen, waren alleen door het Blaauwhoedenveem 40 geleverd. De directie van dit veem gevoelde zich door haar daad zeer gerustgesteld, de directies der andere veemen, welken eveneens z.g.n. raddraaiers hadden uitgesloten, hebben evenwel daarover dikwijls hun leedwezen uitgesproken, doch hun woord tegenover hunne collega's hebben zij gehouden. Immers waren een vol jaar na den strijd nog 79 mannen geplaatst op een z.g.n. zwarte lijst, en was het de vaste veemarbeiders ten strengste verboden deze mannen in dienst te nemen. Zóó was dus de toestand: Door de ontduiking der overeenkomsten, in hoofdzaak door het Blaauwhoedenveem, kwam de actie voor het verplicht lidmaatschap; door het onverstandig optreden van het Blaauwhoedenveem ontstond de groote staking in Januari 1903; door de rancune na deze staking kwam de Aprilstaking; door de hartelooze uitsluiting moesten de arbeiders hun eigen weg kiezen, tenminste zij, welke zich niet wenschten te vernederen, en voor veel lager loon aan den arbeid te gaan. Onder deze omstandigheid was het, dat de bestuurderen, die in hoofdzaak voor de keus stonden: het veembedrijf te verlaten, of zich te onderwerpen, op het denkbeeld kwamen eene Coöperatie te stichten, welke het Haven- en Veembedrijf in haar vollen omvang zou ter hand nemen. Op welke wijze dit plan tot stand kwam, en hoe de voorbereiding geschiedde, zullen wij in een volgend hoofdstuk behandelen. Uitsluiting door de Patroons. Plan en Voorbereiding. Eerste vergadering over het plan. De idee van zelf het bedrijf ter hand te nemen, is reeds meermalen in practijk gebracht na verloren werkstakingen, alhoewel niet altijd met gunstig gevolg. Ook in de hoofden der voormannen van de organisaties der havenarbeiders woelde een dergelijk plan, en dit nam vaster vorm aan, toen een bekend kapitalist (F. A. van Hall) financieelen steun aanbood. Vijf mannen uit het Haven- en Veembedrijf namen ten slotte het intitiatief, n.m. A. C. Wessels, J. Toledo (Bootwerkers), Tj. Westra (schipper), Holtrop (spoorwegbeambte), en J. J. van Oogen (veembedrijf), en riepen op 9 Juni 1903 de bestuurders van de volgende organisaties ter vergadering op: Scheep- en Bootwerkers-Vereeniging „Recht en Plicht" Binnenschippers-Bond, en Handels- en PakhuisbediendenVereeniging „Handel en Nijverheid." Deze eerste vergadering was daarom zoo belangrijk, omdat uit de besprekingen duidelijk bleek, hoe enkele bestuurders een verkeerde meening omtrent de op te richten Coöperatie hadden, wat onderstaand verslag zeer juist demonstreert: A. C. Wessels opent met een kort, doch zakelijk woord de bijeenkomst, en geeft een overzicht van het gevormde plan, n.1. het oprichten van de Nederlandsche Coöperatieve Transito-Maatschappij, ten doel hebbende: het lossen en laden van schepen en stoombooten, het wegen en meten van koopmansgoederen en het stichten van een bevrachtingsbureau voor de Binnenvaart, zelf uit te voeren. De inleider wijst op den plicht der organisaties in het bedrijf om deze onderneming moreel te steunen, daar de meeste arbeiders niet in staat zijn een aandeel te nemen. J. J. van Oogen geeft een schets van de op te richten onderneming, en wijst op den plicht der arbeiders, welke hunne slachtoffers in den steek hebben gelaten, zoodat dezen in de Haven zijn uitgesloten; hij hoopt, dat de arbeiders zullen begrijpen, dat de slachtoffers het eerst werk zullen bekomen. Een afgevaardigde der Bootwerkers hoopt dat v. O. zich vergist zal hebben toen hij zeide, dat men desnoods voor minder loon moet werken. Een ander afgevaardigde der Bootwerkers is het met v. O. eens, dat men zeker voor minder loon moet werken. De Voorzitter zegt, dat men mogelijk volgende week al zal beginnen, en brengt in bespreking het feit, dat het kan gebeuren, dat, wanneer wij een boot kunnen krijgen en deze zullen lossen, de bootwerkers welke vroeger deze boot hebben gelost, tegen ons in opstand zullen komen. Een afgevaardigde der bootwerkers meent, dat wanneer de Transito een boot krijgt, welke vroeger bij een ander is geweest, de arbeiders dezer firma ook die boot moeten lossen. Nog een ander wijst er op, dat men zeker last zal krijgen met de andere bootwerkers, wanneer men een boot van hen afneemt. De Voorzitter wijst deze sprekers op het onlogische hunner redeneering. Niemand verzekert ons, dat de organisatie van heden zal blijven bestaan; een andere vorm van organisatie moet er komen en daar kan Transito den stoot aan geven. De afgevaardigde der bootwerkers blijft bij zijn meening. Van Oogen zegt nu, dat als de bootwerkers zoo pal staan voor hunne rechten, zij ook hadden moeten denken aan de slachtoffers welke gevallen zijn doordat zij hun woord, in het Paleis voor Volksvlijt wel vijfmaal gegeven, niet hebben gehouden. Na uitvoerige bespreking wordt toch besloten tot de oprichting. Uit vorenstaand verslag komt duidelijk aan het licht, dat de meeningen omtrent Coöperatie nogal uiteenliepen. De bestuurders van de Havenarbeiders-organisaties wenschten, dat de Coöp. het werk opzocht, maar dat de leden van hun vakorganisatie dit zouden uitvoeren. Niet dus de slachtoffers, voor welke toch het eerst de coöperatie werd gesticht. Dat in den loop der jaren die meening niet veel is gewijzigd, zullen de volgende hoofdstukken aantoonen. * * * In Juni 1903 werd onze eerste Circulaire verzonden, welke luidde: Amsterdam, Juni 1903. Mijne Heer en, Ondergeteekenden hebben de eer UEd. kennis te geven van de oprichting der Vennootschap „De Nederlandsche T r ansito-Maatschappi j''. Kennisgeving per circulaire. Deze Vennootschap stelt zich ten doel: a. het laden en lossen in alle havens van Nederland van Stoom- en Zeilschepen; b. het voor de vracht wegen, meten en controleeren van alle voorkomende Koopmansgoederen en daarme in verband staande; c. het bevrachten van Schepen (Ned. BevrachtingsBureau) met Sleepdienstverbinding. Om dit doel te bereiken zal de Vennootschap: i°. door het stipt eerlijk en onpartijdig ten uitvoer brengen van de haar opgedragen orders, de haven van Amsterdam vooral (voor alle Handels-relatiën) ééne van de meest betrouwbare doen worden. 2°. aan eiken cliënt garandeeren, dat zijn orders zonder stoornis en tot eiken concurreerenden prijs worden uitgevoerd en dat alle eventueele schade, berokkend door schuld der Vennootschap, bij het laden of lossen van schepen, vergoed wordt. De Vennootschap kan en wil deze waarborg aan hare eventueele cliëntèle geven, doordien zij zich niet leenen zal om koopmansgoederen op dubbelzinnige wijze te behandelen, d. w. z. dat zij, geheel los staande van alle bestaande usances, stipt eerlijk zal meten, wegen, evenals controleeren. Het feit dat „De Nederi.andsche Transito-Maatschappij" den waarborg geven kan en wil, dat de arbeid zonder stoornis van de zijde der arbeiders zal geschieden, vindt zijn oorzaak daarin, dat elke vaste arbeider er belang bij heeft, dien arbeid niet te onderbreken, op welke wijze dan ook, aangezien onze Vennootschap samengesteld is uit personeel, zoowel op administratief als op elke ander gebied, dat in de eventueel te maken winst deelt, volgens onze Statuten. Daarvoor heeft onze Vennootschap zich verzekerd van de medewerking der bekwaamste en eerlijkste mannen uit het bedrijf; mannen, die jaren achtereen aan de grootste Handels-Inrichtingen werkzaam waren en wier rechtvaardigheidszin sedert lang in opstand kwam tegen de zoogenaamde usances, die de eene of andere partij beslist benadeelen. Deze mannen nu, die een volmaakt correcten staat van dienst kunnen overleggen, gevoelen, dat hun ernstig streven met succes bekroond zal worden, wanneer namelijk H.H. Reeders, Importeurs enz. hunne orders opdragen aan „De Nedereandsche Transito-Maatschappij" en dan waarborgen deze zelfde mannen, dat Amsterdam eene Handelshaven worden zal, waar H.H. afzenders hunne goederen zullen durven heenzenden, wetende, dat die daar eerlijk zullen worden behandeld. Dan zal het ook niet meer voorkomen, dat de eene of andere Reederij huiverig zijn zal hare schepen te laten bevrachten op onze haven. Ook zal het „Algemeen Bevrachtings-Bureau' ' voor de Schipperij, aan onze Vennootschap verbonden, een einde maken aan vele misbruiken, zoowel voor den koopman als voor den schipper, daargelaten nog de enorme voordeelen verbonden voor den handel, wanneer deze weten zal, dat het lossen, de controle over de te lossen goederen en derzelver vervoer over ééne en dezelfde schijf zullen loopen. Het toezicht over al deze werkzaamheden is opgedragen, niet aan in het bedrijf theoretisch ontwikkelde personen, maar aan hen, die door jaren lange werkzaamheden in de verschillende categorieën eene uitstekende ervaring hebben opgedaan, zoodat de Reeder van een spoedige lossing van zijn schip overtuigd, de Afzender van eene eerlijke controle zijner te verzenden goederen verzekerd, en de Koopman, die scheepsgelegenheid zoekt voor zijne naar het binnenland te verzenden waren, op de keuze van de beste en hem meest passende schepen rekenen kan. Als nieuw opgerichte Vennootschap, die hare werkzaamheden op breeden grondslag heeft opgevat, hopen wij door onze onafhankelijke positie, zoowel van Factors, Kooplieden, Cargadoors en Stuwadoors, alzoo geheel en al geïsoleerd, een einde te maken aan de schromelijke wanverhoudingen in het Haven-Bedrijf. De beste gereedschappen voor elke branche in het Havenbedrijf staan ons ten dienste en de arbeiders, die het werk zullen verrichten, behooren, zooals boven gezegd, tot de best geroutineerde in het bedrijf. Van den Raad van Beheer tot den jongsten arbeider zijn allen practisch ontwikkeld, allen werken mede, zoodat slechts een corps van duur betaalde en alleen theoretisch ontwikkelde beambten bij ons ontbreekt. Verre van onze zaak te schaden, zal juist dit er het zijne toe bijdragen de levensvatbaarheid van „De Nedereandsche Transito-Maatschappij" te verhoogen, te meer, wijl elke handelsman, die prijs stelt op den vooruitgang van Amsterdam als havenstad, moreel verplicht zijn zal ons in een dergelijk streven behulpzaam te zijn. Mijne Heeren, wij zullen de eer hebben na deze Algemeene Kennisgeving voor het geheele Havenbedrijf, eene nieuwe circulaire voor elke aparte Branche aan den Handel toe te zenden, waarna een onzer zich ten uwen kantore zal vervoegen Teleurstellingen bij het plaatsen van aandeden. en U verder die inlichtingen verstrekken, die verlangd kunnen worden. De hoop voedende, met uwe geëerde orders te worden begunstigd, teekent Hoogachtend, „De Nederlandsche Transito-Mij". Voorloopig adres: Geldersche Kade 77. Telefoonnummer 1783. N.B. In onze 2e Circulaire zal worden aangegeven bij welke Bankinstelling ons garantiefonds is gedeponeerd, tevens zal bekend worden gemaakt waar ons materiaal zal zijn te bezichtigen. Zoo men ziet, was het plan nogal grootsch, en dat kon het ook zijn, omdat ons financieele steun was toegezegd. Onder het plan was mede begrepen, dat Engeland en Duitschland zouden bereisd worden, terwijl natuurlijk te Amsterdam een flink kantoor zou worden ingericht, tevens opslagplaats voor goederen en gereedschap. Maar de financieele toezeggingen werden niet vervuld. De heer F. A. van Hall, had vroeger ons beloofd steun te geven, doch trok zijn belofte in, omdat.... de aandeelen niet op nummer doch op naam kwamen! Enkelen mannen bracht dit besluit van den heer \ an Hall ontmoediging, het meerendeel, voornamelijk die uit het Veembedrijf meenden, nu de zaak niet in het groot kon worden aangepakt, dït dan maar in het klein moest gebeuren. Op voorstel van Van Oogen werd dan ook besloten, dat ieder, die wenschte toe te treden, direct f 5 moest storten op het te nemen aandeel, waaraan werd voldaan door 17 mannen. (12 uit het Veembedrijf, 3 Bootwerkers en 2 Schippers). Nu werd het tijd, dat men er op uitging om steun te verzamelen, moreelen zoowel als financieelen, en daarom werden 67 personen aangezocht. Bittere ervaring werd ons deel. Van deze 67 personen,waarvan men had kunnen verwachten eenige hulp te ontvangen, waren er maar 7 die hulp toezegden, en dan nog hoogst voorzichtig en zeer langzaam. Gunstig stak hierbij af de daad van wijlen H. J. Smit, directeur van de Drukkerij A. N. D. B., welke van zijn niet rijke inkomsten, ons onmiddellijk f 10 gaf als eersten steun. Niet onvermeld mag zeker ook blijven de daad van een verslaggever (wij meenen W B genaamd) welke, daar hij juist zijn salaris had ontvangen, ons daarvan f 25 overhandigde. Voor deze beide mannen ons salut. .. , , ... Hadden wij veel teleurstelling bij het zoeken van iinan- cieele hulp, het zoeken naar werk ging nog slechter. \\ ij hadden gedacht, dat de Handel in elk opzicht eerlijk werk zou prefereeren en zou willen breken met alle relatiën, die niet uitsluitend goed en eerlijk werk leverden. Vol moed gingen wij dan ook alle handelshuizen bezoeken, meermalen voorzien van aanbevelingsbrieven van hoogstaande personen. Met behulp daarvan hadden wij eene conferentie met het bestuur der Importeursvereeniging, doch al viel het ons niet moeilijk de heer en te overtuigen van onze eerlijke en vakkundige grondslagen, werden ons geen toezeggingen gedaan. Alles werd onder dankzegging aangehoord en voor kennisgeving genomen. Soms luidde het antwoord: „wij zullen zien mijnheer, en u zult later wel van ons hooren," of „ja, als u persoonlijk zooiets op touw wilde zetten dan..., want ik ben huiverachtig voor maatschappijen of coöperaties." Intusschen bleven wij vol moed, en kregen krachtige medewerking van den Heer E. I<. van Nierop. Deze heeft na maanden langen arbeid ons een garantie-fonds bezorgd, dat gedeponeerd werd op de Twetsche Bank. Naast de reeds genoemde steun van f 10 en f 25 gaf ook de Heer C. W. J. ons f 100 voor bestrijding der eerste kosten, en was deze heer ons dikwijls tot voorspraak, wanneer wij handelsfirma's een bezoek brachten. Nog een sympathieke hulp hadden wij aan den heer Joh. A. van Gelder, die ons in de voorbereiding met veel raad en daad bijstond. Ook gewerd ons een flinke medewerking in den persoon van A. Stork. Door den heer van Nierop kwamen wij met Stork in kennis, iemand, die het nuttigste zintuig miste, n.m. het gezicht, maar een hart had, rijk aan kennis en wetenschap en warme sympathie voor ons streven. Deze edele man, welke als correspondent aan onze zaak verbonden was op een salaris van f 4 per week, volgde al spoedig het voorbeeld der bestuurders, door geen salaris aan te nemen, om op zoo'n wijze iets in kas te krijgen. Dagelijks gingen hij en de ambtenaar van het dagelijksch beheer op bezoek, en kwamen natuurlijk geheel of gedeeltelijk zonder resultaat teleurgesteld weer thuis. Ook Stork, welke door zijn kennis en ethische levenswijze met zeer vele hooggeplaatste en gefortuneerde menschen in relatie stond, meende dat hij slechts de namen onzer mannen en de gronden onzer maatschappij behoefde te noemen, om de aandeelen te doen inkomen. Ook hij heeft bittere ontgoocheling moeten ervaren. Men kan zich dus voorstellen hoe vreemd wij stonden te kijken, toen wij op een morgen een briefje kregen, waarin het verzoek, eens bij Mej. Laurillard te komen om f 1000 in ontvangst te nemen voor onze zaak. Wij dachten natuurlijk aan eene vergissing, maar toen wij te I allen mij notaris bekend, welke verklaarden bij deze tegenwoordige akte op te richten de hierna te omschrijven coöperatieve vereeniging, daarin als lid deel te nemen en voor die vereeniging te hebben vastgesteld de navolgende statuten: Art. 1. De Coöperatieve arbeiders-transito-maatschappij is gevestigd te Amsterdam, voorloopig aan de Geldersche Kade no. 77. Art. 2. De werkkring der maatschappij bestaat m: a. het laden en lossen van schepen in alle havens van Nederland; b. het voor de vracht wegen, meten en controleeren van ten vervoer bestemde koopmansgoederen; c. het bevrachten van schepen voor de Rijn- en binnenvaart en voor België; d. het inrichten van een algemeen bevrachtingsbureau, in verbinding met gepasten sleepdienst; e. alle werkzaamheden die met den onder de vorige letters omschreven werkkring in verband staan of daaraan bevorderlijk zijn. Art. 3. De algemeene vergadering zal beslissen op welk tijdstip de verschillende onderdeelen van den in art. 2 omschreven werkkring in toepassing zullen worden gebracht. Art. 4. De maatschappij beoogt: 1. aan de arbeiders in de onderneming een billijk loon te geven; 2. hun belang te geven bij het welslagen der onderneming; 3. misbruiken in het transportbedrijf tegen te gaan; 4. mede te werken aan de zedelijke en stoffelijke verheffing van de arbeidende klasse in het algemeen en van de Nederlandsche transport-arbeiders in het bijzonder. Art. 5. De maatschappij wordt aangegaan voor den tijd van 30 jaren, in te gaan op 1 Augustus 1903, behoudens verlenging of vroegere ontbinding volgens een besluit van de algemeene vergadering overeenkomstig art. 35. Art. 6. Het maatschappelijk jaar vangt aan 1 Januari en eindigt 31 December van elk jaar. Het eerste maatschappelijk jaar loopt van den dag, dat de formaliteiten, voorgeschreven bij art. 6 der wet tot regeling der coöperatieve vereenigingen, zal zijn geschied, tot 31 Dec. 1903. Art. 7. Voor alle leden, ook voor diegenen die te Amsterdam wonen, wordt domicilie gekozen ten kantore der maatschappij . Art. 8. De wijze van werken der maatschappij wordt geregeld bij huishoudelijk reglement. Op de vergadering van 26 Augustus 1903 werd kennis gegeven, dat de acte van oprichting was gepasseerd, dus dat de zaak officieel zou kunnen beginnen. Als voorloopig bestuur werd aangewezen: W. H. H. van Wijk, ) C. Eerenvelt, > vormende het bestuur: J. Hobby, j Bestuur. A. C. Wessels, W. F. Weysman, W. v.d. Veen, J. Boerdam, J. J. van oogen, Commissaris; beambte belast met de Dag. leiding. ( vormende de Commissie van ( arbeiders; Op deze vergadering werd tevens, op voorstel van den nieuwen ambtenaar besloten, dat de leden van het dagelijksch bestuur de werkzaamheden onderling zouden regelen; dat in de eerste plaats de slachtoffers-leden in aanmerking zouden komen voor werk, en daarna, zoo noodig, losse arbeiders, leden van hunne organisatie. Ook werd besloten het kantoor te vestigen in het lokaal aan de Geldersche Kadeno. 77, een telefoon aan te doen leggen, en den Handel per circulaire kennis te geven van de oprichting onzer Coöperatie. Alzoo was de oprichting een feit geworden, tal van plannen werden gevormd, en, ofschoon wij niet verwend waren in onze verwachtingen, stonden wij toch moedig en vastberaden, vast besloten onze onderneming te doen slagen en zal hetgeen dat volgt doen zien, dat wij vrijwel in ons voornemen zijn geslaagd. i Augustus-31 December 1903. De eerste maanden werden besteed aan een onafgebroken propaganda, zooals: persoonlijke bezoeken, advertenties en circulaires. Op 19 en 20 Aug. werd een bezoek gebracht aan de volgende Beetwortelsuikerfabrieken: Carp & Co. te Utrecht, van Breda, Dolk en van Voss te Deur, firma van Duuring & Co. te Gorinchem, en van Emden & Co. te Arnhem, met het resultaat, dat wij een ernstige bespreking hadden met de Directie te Deur, welke in haar functie van Voorzitter der Fabrikanten-Vereeniging ons allen steun beloofde, en van haar eigen fabriek ons proefladingen toezegde. Dit deed ook de fabriek van Eebret & Co. te Zevenbergen. Kort na dit bezoek werd onze tweede circulaire verzonden. Amsterdam, September 1903. Mijne Heeren, Eenige weken geleden hadden wij de eer UEd. onze Circulaire no. 1 toe te zenden, waarin wij kennis gaven van de oprichting der Nedereandsche Coöperatieve ArbeidersTransitoMaatschappij. Het doel dier Maatschappij mogen wij veronderstellen aan UEd. bekend te zijn; niettemin achten wij het om de belangrijkheid van de zaak zelve niet overbodig in deze Circulaire het nogmaals uiteen te zetten. Het doel onzer Maatschappij is: a. het laden en lossen in alle havens van Nederland van Stoom- en Zeilschepen; b. het voor de vracht wegen, meten en controleeren van alle voorkomende koopmansgoederen en daarmede in verband staande. c. het bevrachten van schepen (Nederlandsch Bevrachtings Bureau) met sleepdienstverbinding. Om dit doel te bereiken zal de Nederlandsche Coöperatieve Arbeiders-Transito Maatschappij: i°. door stipt eerlijk en onpartijdig ten uitvoer brengen Poging om werk. van de haar opgedragen orders, de Haven van Amsterdam (voor alle handelsrelatiën) een der meest betrouwbare trachten te doen worden; 2°. aan eiken cliënt garandeeren, dat zijn orders zonder stoornis tot eiken concurreerenden prijs worden uitgevoerd en dat alle eventueele schade, berokkend door schuld der Ned. Coöperatie Arbeiders TransitoMaatschappij, bij het laden of lossen van schepen, vergoed wordt. De garantie om zonder stoornis te werken en onze cliënteele voor eventueele schade aan hunne goederen te behoeden, kunnen wij geven: ten eerste, door onze overeenkomsten, getroffen met de Arbeidersorganisaties in ons bedrijf (elke organisatie heeft het recht een controleur te benoemen, ten einde verzekerd te zijn, dat de belangen der arbeiders naar behooren worden behartigd); ten tweede, door het geplaatste garantiefonds bij de Twentsche Bank te Amsterdam. Het is ons bekend, dat de Handel met belangstelling deze onze tweede Circulaire tegemoet ziet. Onze tweede Circulaire zou toch tegelijkertijd als kennisgeving dienen, dat de Maatschappij gereed was hare werkzaamheden aan te vangen. Welnu mijne Heeren, wij zijn gereed; alle wettelijke formaliteiten zijn vervuld, een zeer groot aantal aandeelen is geplaatst, zoodat van af heden de werkzaamheden kunnen worden aangevangen. Wij zullen niet concurreer en ten koste der arbeiders, evenmin den Handel verhoogde tarieven voorleggen, maar wij veroorloven ons hier den nadruk op te leggen, niet te dulden, dat zij, die tusschen den Handel en de werklieden staan, woekerwinsten maken. Tal van personen uit de handelswereld, bekend met de oprichters, steunen ons, overtuigd dat deze ernstige poging om de positie der arbeiders te verbeteren en de voor onze handelsstad zoo noodige goede verstandhouding tusschen den Handel en de werklieden te verbeteren, niet door tegenwerking van tusschenpersonen mag mislukken. Voor alles is nu gezorgd: a. Het in dienst hebben van beëedigd personeel, belast met het wegen, meten en controleeren; b. Uitstekende gelegenheden om goederen op te slaan en het beleggen daarvan op ceelen; c. Steeds kunnen wij beschikken over elk getal schepen, bestemd voor Rijn-, Binnenvaart of op België; d. Het materiaal, benoodigd voor het laden en lossen van schepen, is van prima kwaliteit en wordt maandelijks gekeurd. Met vertrouwen bevelen wij daarom aan UEd. onze Arbeiders Transito Maatschappij aan, ons vleiende, dat u zoowel tot voordeel der werklieden als van u zelve van onze Maatschappij bij voorkomende gelegenheden gebruik zuR maken. Steeds zijn tarieven van elke branche in het havenbedrijf ten onze kantore verkrijgbaar. Beleefdelijk aanbevelend, Namens de Ned. Arbeiders Transito-Mij. W. M. H. van Wijk, Voorz. C. Keren veld, Secretaris. Dat onze „vrienden" met spanning ons werken volgden, blijkt vrijwel uit het uitvoerige artikel uit Het Handelsblad van li September 1903, hetwelk wij hier geheel laten volgen: „Eenige maanden geleden deed een gerucht de ronde in de Amsterdamsche Havenarbeiderswereld, betreffende de oprichting eener nieuwe Maatschappij, die zou trachten, het werk, voorkomende in het havenbedrijf, te laten verrichten niet alleen door, maar ook onder beheer en controle der arbeiders. Dit plan is, naar ,,De Havenarbeider" mededeelt, thans verwezenlijkt. De volgende bijzonderheden ontleenen we aan genoemd blad: „Daar het maken van winst allerminst 't doel is, kan de Maatschappij zonder aan de loonen der werklieden te komen, voor belangrijk minder werken dan de tusschenpersonen en tal van patroons gaven de toezegging van de diensten der Transito gebruik te zullen maken. „Zonder aan de loonen der werklieden te komen, zeggen wij hierboven. Neen, de Maatschappij gaat verder. Zij zal aan cargadoors, houtkoopers, suikerfabrikanten, bevrachters van schepen het bewijs leveren, dat aan de wanverhoudingen in ons bedrijf, met een weinig goeden wil, een eind is te maken. „Er zal geen sprake meer zijn van het uitbetalen in kroegen, het stelselmatig bevoorrechten van vriendjes en kennissen, korting op loonen, inbreukmaking op de arbeidsregeling, het verplichte kroegloopen van de schippers, enz. „Aan dat alles en nog veel meer zal een eind worden gemaakt. Deze week bevrachtte de Maatschappij twee schippers, zij kwamen op het kantoor, gingen zitten, kregen hunne orders en als goede georganiseerde schippers verwijderden zij zich en kweten zich van hun plicht." De werking der Maatschappij bestaat in: Belangstelling in onze Coöperatie. a. Het laden en lossen van schepen in alle havens van Nederland. b. Het voor de vracht wegen, meten, controleeren van ten uitvoer bestemde koopmansgoederen; (door beëedigde wegers, meters en controleurs). c. Het bevrachten van schepen, voor de Rijn-en binnenvaart en voor België. d. Het inrichten van een algemeen bevrachtings-bureau, in verbinding met gepasten sleepdienst. e. Alle werkzaamheden, die met den onder de vorige letters omschreven werkkring in verband staan of daaraan bevorderlijk zijn. Wat beoogt de Maatschappij? 1. Aan de arbeiders in de onderneming een billijk loon te geven. 2. Hun belang te geven bij het welslagen der onderneming. 3. Misbruiken in het transportbedrijf tegen te gaan. 4. Mede te werken aan de zedelijke en stoffelijke verheffing van de arbeidende klasse in het algemeen en van de Nederlandsche transportarbeiders in 't bijzonder. Voorwaarden van toetreding voor het lidmaatschap zijn: Het storten van een aandeel van f 100 en het behooren tot één der volgende categorieën: 1. Zij, die in het kapitaal der Maatschappij deelnemen voor een bedrag van ten minste f xoo. 2. Zij, die werkzaam zijn of geweest zijn in het transportbedrijf. De onder 2 genoemden kunnen volstaan met eene storting van f 5 bij hunne toetreding. De verdere storting wordt gedaan door afschrijving van de winst op de aandeelen of door wekelijksche of maandelijksche bijdragen. Elke organisatie in het havenbedrijf te Amsterdam heeft het recht een vertegenwoordiger te benoemen in de arbeidscommissie, die toe zal zien, dat de loonen der arbeiders zullen worden betaald, de arbeidsregeling nageleefd, kortom, dat de rechten der arbeiders worden erkend. De winst wordt als volgt verdeeld: Aan de leden van de Maatschappij wordt eene rente uitgekeerd van 4 procent, over het door hen gestorte bedrag op hunne aandeelen. Van het daarna overblijvende komt: a. 25% aan het reservefonds. b. 12% aan het ondersteuningsfonds. Hetgeen van de winst, na aftrek van bovenstaande overblijft, wordt verdeeld als volgt: 40% aan de arbeiders, die in het afgeloopen jaar gedurende ten minste 30 dagen voor de Maatschappij werkzaam zijn geweest. 10% aan het bestuur, door de leden van het bestuur te verdeelen bij onderling goedvinden. 30% aan de arbeidersvereenigingen, aan te wijzen door de algemeene vergadering. 20% voor doeleinden, telkens door de algemeene vergadering aan te wijzen. Over deze zaak vroegen we het oordeel van enkele werkgevers. De directie der Westersuikerraffinaderij is van oordeel, dat dit plan van de havenarbeiders zeker schadelijk zal zijn voor den handel. Zij beschouwt het oprichten van deze Coöperatieve Arbeiders-Maatschappij als een onbegonnen werk, als een onderneming, die niet veel zal uitrichten. Verder is zij van meening, dat men met een dergelijke maatschappij toch waarschijnlijk niets te maken zal willen hebben. Het kan een of twee keeren goed gaan, tot men met haar om de een of andere reden in botsing komt, waarbij de haven-arbeiders ongetwijfeld de sterksten zullen blijken, zoodat de patroons het toch moeten afleggen. Eenigszins gunstiger denkt de heer C. A. den Tex, van de Stoomvaartmaatschappij „Nederland" hierover. Hij vindt het oprichten der coöperatieve maatschappij zeker een blijk van energie, maar gelooft overigens niet, dat zij veel zal uitrichten. De maatschappij „Nederland" echter zal van dit besluit niet veel nadeel ondervinden, hoofdzakelijk is het tegen de veemen gericht, die na de stakingen vele arbeiders niet meer in dienst hebben genomen. De heer Den Tex is verder van oordeel, dat de nieuwe maatschappij, behalve enkele tusschenpersonen, den Amsterdamschen handel geen kwaad doen. Uitvoeriger sprak de heer W. J. van Haren Noman Jr., directeur der Naaml. Venn. Blaauwhoedenveem, zijn meening uit. Volgens hem is dit besluit niet meer dan een verschijnsel. De havenarbeiders zijn slim genoeg om te weten, dat juist in 't najaar, als de grootste hoeveelheid suiker aankomt, de meeste werkkrachten noodig zijn. Daarom komen zij met dergelijke plannen altijd tegen dien tijd. Op het oogenblik is de toestand nog zoo erg niet, over 2 tot 3 weken eerst zullen zij hun slag slaan. Zij weten ontevredenheid te wekken onder de arbeiders der veemen en hen te dwingen zich bij hunne vereeniging aan te sluiten. Men heeft beweerd dat de directie van Blaauwhoedenveem ten gevolge van de staking besloot tot een algemeene liquidatie, Onze ontvangst ter beurze. alleen om den vasten arbeiders, die reeds zoo lang bij de vennootschap waren en een hoog loon verdienden, bij nieuwe indienstneming een weekloon van f 10 te kunnen geven. Hoe onwaar dit is, bleek ons uit de boeken van den heer Van. Haren Noman, waarin de loonen en verdere bijzonderheden van iederen werkman duidelijk zijn omschreven. Integendeel zijn de arbeiders aangenomen, zelfs als ze het vak in 't geheel niet kenden, tegen een loon, dat niet alleen hooger dan f 10 was, maar ook hooger dan dat, wat zij in vorige betrekkingen verdienden. Slechts enkelen ontvingen, hun leeftijd in aanmerking genomen, een lager loon, dat echter al heel spoedig belangrijk steeg. Maar die enkele gevallen grijpen de ontevredenen aan om hun grieven te bewijzen. En omdat de directeur slechts doet, wat zijn plicht is, wanneer hij weigert de stakers weder in dienst te nemen, treden de arbeiders tegen hem op en nemen maatregelen als nu het oprichten der coöperatieve maatschappij . Echter, verklaarde ons de heer Van Haren Noman nog eens, deze maatschappij is op zichzelf van geen belang en slechts te beschouwen als een verschijnsel, en niets meer." Zooals men ontwaart, noemde de heer van Haren Noman onze onderneming een verschijnsel en niets anders. Deze geschiedenis zal doen zien, in hoeverre de inzichten van genoemden heer juist waren. Bij deze ongunstige beoordeeling zou het evenwel niet blijven. De ontvangst ter beurze was ook niet bijzonder hartelijk. Zoodra onze vertegenwoordiger ter beurze kwam, kreeg hij bezoek van de vertegenwoordigers der Padangsche Handelmaatschappij, welke protesteerden, dat wij het eerst naar hunne Maatschappij hadden geschreven om werk. Wij, die niet wisten, dat dit ongepast kon zijn, vonden onze handelwijze heel gewoon, doch de heer en dachten er anders over en ontzegden op hoogen toon ons het recht dat te doen. Een ander koopman kwam naar ons toe, en vroeg wat wij hier eigenlijk kwamen doen, wij konden beter naar Troelstra en Domela Nieuwenhuis gaan. Wij antwoordden natuurlijk, dat wij hier kwamen om werk maar niet om te debatteeren. Dan hadt ge bij Vriesse-Veem moeten blijven, riepen de heeren daarop en vormden een kringetje om ons heen. Gedachtig aan hetgeen Yan der Goes was gebeurd, nam onze vertegenwoordiger een gereserveerde houding aan en liep alles nog goed af. De heeren hebben zich daarna niet meer met ons bemoeid, behalve de vernietigende blikken, welke zij ons toewierpen. Nog een Directeur van een Handelsonderneming noemde onzen vertegenwoordiger een Koeli-Mandoer, en lachte spottend toen wij onze diensten kwamen presenteeren. Dat onder genoemde omstandigheden het beursbezoek niet aanlokkelijk was, zal men toestemmen, doch of men ons wel of niet leelijk aankeek, alles liet ons koud; wij kwamen eiken dag terug. Toch bleek, dat onze bezoeken en circulaires uitwerking hadden, want zoo nu en dan kwam een Importeur bij ons, om opdracht te geven voor de controle van Rijst, Peper, Coprah, Koffie, enz., maar dat duurde niet lang. Toen wij genoeg boeman hadden gespeeld tegenover de Veemen, werden de opdrachten al schaarscher, en al werden wij niet officieel op zijde gezet, wij konden toch merken, dat de oude relatiën weder werden hervat. Onze verwachting was nu gevestigd op de Beetwortelsuiker-Campagne. Immers was onze bedoeling, den Handel eerlijk te dienen en zonden wij aan de Beetwortelfabrikanten de volgende aanbieding. Aan de Firma Suikerfabrikanten te Mijne Heer en! Namens de Nederl. Coöp. Transito-Mij hebben wij de eer u onze conditiën aan te bieden voor de a.s. suikercampagne. Leveren (per schuit aangevoerd) z\ ct. p. zak Leveren uit het schip met hij schwerk .. 3 ,, „ „ Leveren uit het schip zonder hijschwerk 2l •> >> » Opslag van een schuit 7è >» >» » Opslag uit een schip 8 „ „ „ Pakhuishuur met assurantie (incl. Ceelbelegging) 3! cent per maand. Leveren uit het pakhuis cent per zak, zoodat opslag en aflevering te zamen, de kosten 10 en io| cent per zak bedragen. Alle zakken worden gewogen, waardoor ook de gelegenheid bestaat, dat de Makelaarsbedienden alle zakken kunnen bemonsteren. Bij deze prijzen is begrepen de verzekering der werklieden, doch niet de betaling van z.g.n. harde zakken, Kadeweging, of Havenkom. Deze bijzondere werkzaamheden zullen u extra worden berekend. Mocht uwe firma reeds order gegeven hebben aan een ander Veem, dan zij wij zoo vrij onze diensten als Controleur aan te bieden, tegen vergoeding van § cent per zak. Daarmede garandeeren wij u de accurate weging uwer suiker, de juiste tarra, en het toezicht op de bemonstering van de suiker. Tevens zal door onzen beëedigden controleur van elk Ons eerste werk voor H.H. Importeurs. Suikerbedrijf. werk een rapport worden opgemaakt, en aan u of uw gemachtigde worden opgezonden. Vertrouwende dat u, onze manier van werken apprecieerend, ons met uwe orders zal vereeren, verblijven wij, Uw dw. drn. Nederl. Coöp. Transito-Mij. Wij verwachtten van ons standpunt „één Heer te dienen" zeer veel, en meenden dan ook, dat nu de orders wel zouden komen. Maar weer bleek het, dat wij erg naïef dachten. Weken en weken gingen voorbij, niets kwam er. Bitterheid ontstond nu onder de werkers, welke jaren in het bedrijf werkzaam (sommigen 20 jaar en meer) nu werkloos ronddwaalden, en Zaterdags nog moesten afwachten wat hun voor ondersteuning kon worden gegeven. Deze ondersteuning was slechts f 2, soms nog wel minder. Het was voor de meesten onzer een geluk, dat de vakvereeniging Handel en Nijverheid met reuzen-energie zorgde, dat elke week een uitkeering kon worden gedaan. Zoo was dus de toestand van het levend materiaal, en wendden wij ons, met het gevaar, dat men ons vervelend zou vinden, opnieuw tot de suikerfabrikanten, met het volgende schrijven. Amsterdam, 25 September 1903. Aan de Directie der In aansluiting met de door ons aan UEd. toegezonden circulaire nemen wij de vrijheid UEd. te verzoeken, ons te willen melden of UEd. reeds het besluit genomen hebt, van de diensten der Nederlandsche Transito-Maatschappij gebruik te maken. Te eerder kunnen wij onze maatschappij aanbevelen, daar zij in geen geval werken zal voor suikerraffinadeurs of andere koopers van suiker. UEd. kunt dus overtuigd zijn, dat het juiste gewicht, en de juiste tarra's, door ons genoteerd worden, en dat door ons systeem van werken den makelaar de gelegenheid geschonken wordt de suiker behoorlijk te bemonsteren. Verder hebben onze wegers de order, van elk buitengewoon geval een rapport op te maken en den heer A. I. J. Nijhoff te waarschuwen. Vertrouwende, dat onze Maatschappij door hare wijze van werken ook met uwe orders vereerd zal worden, hebben wij de eer te zijn, Hoogachtend, Nederlandsche Transito-Mij. Het opslaan, wegen en steken van een lading Beetwortelsuiker, in het nieuw Handels-Entrepot. Eén dag uit velen. Eindelijk, na veel geschrijf, bereikte ons de order op 27 October, om te leveren 1500 zak suiker A.31/33, aangebracht per Aressia Christina. De levering moest plaats hebben op 31 October en dit was feitelijk het eerste werk waar een aantal (5) onzer werkers aan te pas kwam. Toch zwelde onze borst van vreugde, toen wij het Entrepot in kwamen, niet als in genade aangenomen schuldigen, maar als vrije mannen, die thans zelf het werk zouden verrichten. De vertegenwoordigers der Veemen keken wel een beetje sip, begonnen toen te spotten met ons leverwerkje, want immers opslag en bewaring van suiker zouden wij nooit kunnen krijgen, wij hadden geen pakhuizen, geen kranen, geen gereedschappen. Nog volgden van dezelfde fabriek eenige kleine orders. Op 16 November echter bereikte ons de opdracht om 6000 zak op te slaan, aan te brengen door het schip Antonie, schipper Hartman. Wij stonden onthutst te kijken; 6000 zak, terwijl door de andere veemen zoo goed als niets of heel weinig werd gedaan, dat vonden wij kras. Toen het schip het Entrepot binnen kwam, stonden de chefs der veemen aan den ingang om te vragen voor wie de lading bestemd was. Schipper is U voor Vriesseveem?.. Neen! Schipper is U voor Blaauwhoedenveem?.. Neen! Schipper is U voor Wilhelminaveem?.. Neen! Voor wie dan? En het antwoord luidde: voor het stakersveem, het Transitoveem. Dit antwoord klonk als een donderslag in de ooren van bedoelde chefs. De Transito had nu het grootste schip dat in het Entrepot lag, dat moest een abuis zijn. Nog grooter werd de verwondering, toen de schipper riep: deze lading moet zoo spoedig mogelijk worden opgeslagen!!! Terwijl een en ander plaats greep, was het Bestuur maar aan het werk om te zorgen dat den volgenden dag de opslag kon beginnen, en met inspanning van alle krachten gelukte het, een kar hoog opgeladen met gereedschappen nog dienzelfden dag het Dok in te brengen. Het werk geschiedde model; met 15 man in den ploeg werd het in drie dagen uitgevoerd, in goede orde, en werden door ons op de Beurs aan de Makelaars de Ceelen afgegeven. Deze eerste ceelen verwekten veler nieuwsgierigheid. Men kon zoo zien, dat velen ons niet in staat dachten zelf ceelen af te geven, en.... de kerels hebben dat gedaan!!!! Doch nu kwam een ander gevaar ons bedreigen. Ons Aandeel-kapitaal bedroeg op dit tijdstip f 3400, en toen wij nu 4 suikerladingen hadden verwerkt en de vracht daarvan be- Eerste leverwerk van beetwortelsuiker. Eerste opslag suiker. Eene financieele crisis. Tegenwerking i. h. Houtbedrijf. Nieuwe tegenwerking. taald, was ons kapitaal schoon op. Met zeer veel moeite gelukte het ons, van ons garantiefonds f 2000 te kunnen opnemen, maar niet dan met veel moeite. De Beheerder van dit fonds weigerde in het eerst, omdat zijn mede-beheerder niet aanwezig was, maar ten slotte zwichtte hij voor onze argumenten. Terwijl het suikerwerk in vollen gang was, hadden wij ook een partij hout te ontvangen, en te verladen naar Rotterdam. De schippers, welke wij zouden aannemen, meenden van ons juist 50 cent per standerd vracht meer te moeten eischen dan van andere, waardoor wij op deze partij, 100 standers groot, 50 gulden toelegden. Daarbij kwam de tegenwerking van de stuwadoors, en ten slotte weigerden de schippers voor stukstal te teekenen. Op dit geheele werk hebben wij dan ook f 300 bijgelegd. Nauwelijks waren wij hersteld van dezen strop, toen wij verrast werden met het volgende bericht in de Nieuwe Courant van 8 December 1903. Dit bericht luidde: „Men schrijft ons uit Amsterdam: Het volgende is gebeurd: Het schip Leendert, van den schipper Jiscoot, met 4000 zak suiker, merk A 55—62, voor het oude entrepotdok liggende, zou door de „TransitoMaatschappij" gelost en zijn lading op een hoogen tweeden zolder in genoemd dok worden opgeslagen. Woensdagmorgen 1.1. vingen de door de „Transito-Maatschappij" aangenomen dok- en veemarbeiders met de lossing aan, echter met slechts zes man in het oploopen met stokken. Na eenigen tijd legden de menschen den arbeid neer,omdatde,,Transito-Maatschappij" een man te weinig in den loop had gegeven. Nadat de twee kopstukken der „Tr.-Mij" de gebroeders J. J. en J. M. van Oogen, danig over dit conflict getwist, ja elkander met handtastelijkheden bedreigd hadden, is het geschil na eenige uren opgelost met een zevenden man in den loop, welke ploegensterkte door de werkgevers in het veembedrijf algemeen wordt gegeven. Tot zoover het feit. Opmerkelijk hierbij is in het bijzonder dit, dat, toen onlangs het Nederlandsche Veem (tengevolge van een bewezen vergissing) gedurende een paar uur met een ploeg van zes man had doen lossen, de dok- en veemarbeiders daarover zich zóó verontwaardigd betoonden, dat het in hun door ons indertijd medegedeelde circulaire als één der voornaamste grieven opgeld moest doen. Hetzelfde vergrijp — willens en wetens — staat thans op rekening der „Transito-Maatschappij," die nogal door en voor de arbeiders werd opgericht. De „Tr.-Mij." bestaat slechts sinds enkele maanden; lang heeft de goede onderlinge samenwerking dus niet geduurd. Er is nu ook bij den arbeider-werkgever een poging geconstateerd om den arbeider-werknemer door het gebruiken van te weinig arbeidskracht (waardoor het losgeld eerst na langer werktijd kan worden verdiend) „uit te buiten," een conflict is ontstaan en ook de remedie van arbeiderstransito-maatschappijen schijnt de lucht niet van stakingen gezuiverd te kunnen houden. De,.Transito-Maatschappij"is,dankzij „filanthropischen" steun, na de werkstaking opgericht kunnen worden door eenige zeer woelige elementen onder de Amsterdamsche havenarbeiders. Een der „directeuren" is de heer J. J. van Oogen, voorzitter der Handels- en Pakhuisbediendenvereeniging Handel en Nijverheid, een ander kopstuk der maatschappij is de heer J. M. van Oogen, voorzitter der Dok- en Veemarbeidersvereeniging. Beide voorzitters, inlichtingen betreffende de verschillende veemen ontvangend van de leden hunner organisaties, treden in 't openbaar voor de „Transito-Maatschappij" op als concurrenten der veemen. En van dezelfde veemdirecties wordt door beide voorzitters-concurrenten om het luidst erkenning gevraagd hunner resp. organisaties!" Wat was er van dit bericht waar? Niets. De toestand was, zooals in een tegenbericht werd weergegeven. Amsterdam 8 December 1903. Naar aanleiding van het door u geplaatste bericht over de Transito-Maatschappij, verzoeken wij u beleefd uwe kolommen ook voor ons te willen openstellen. Ten eerste is het een leugen, dat bij onze maatschappij eene staking zou uitgebroken zijn. Bij ons werd en wordt niet gestaakt, slechts heeft een bespreking van moeilijkheden plaats gehad, die zich bij den opslag aan het pand Eindhoven voordeden. Daar het werken aan het pand Eindhoven ongunstig ligt voor het werken met het wind-as, stelden wij de arbeiders in de gelegenheid, „de balen op te loopen." De veemen geven voor den opslag naar een tweeden zolder 17 man a 40 cent per 100 zakken, voor een derden zolder 17 man a 45 en naar een vierden zolder 18 man a 50 cent. Om de arbeiders niet tot een zeer moeielijk werk te dwingen stelden wij direct de ploeg op 19 man voor den tweeden en derden en op 20 man voor den vierden zolder, respectievelijk a 40, 45 en 50 cent, hetgeen een loonsvermeerdering van 40 gulden voor deze ploeg beteekende. Wij constateeren hierdoor eene tweede onwaarheid van Uwen berichtgever, die ons van uitbuiting tracht te beschuldigen. Ons verweer. Voor het overige durven wij zijne beweringen van A tot Z gelogen noemen. J. J. en J. M. van Oogen, zijn geen van beiden directeur, doch arbeiders der Maatschappij. J. J. van Oogen is ambtenaar, en J. M. van Oogen is los werkman aan de Maatschappij. Zij beschikken gelukkig over en gebruiken betere argumenten dan uw berichtgever hun toeschreef. Het geheele bericht getuigt van slecht bedwongen woede onzer concurrenten, wien het zeer onaangenaam is, dat een groep eerlijke en geroutineerde vakmannen zich komt stellen tusschen de veemen en den handel met het voornemen den handel eerlijk te dienen, een streven, dat tot hun spijt reeds is bekroond door het vertrouwen van zeer belangrijke firma's. Wij zouden zwijgen, indien de toeleg om arbeiders en werkgevers (in den handel) door onjuiste inlichtingen tegen ons op te zetten, minder behendig ware, maar de verraderlijke technicus doet hier zoo duidelijk kennen wie en wat hij is, dat wij hem tot eigen schande direct voor ingewijden ontmaskeren. Er is niet gestaakt, maar de regeling van het werk eischte gemeenschappelijk overleg. De ploeg had geen enkel maal een man te weinig, integendeel, zij had voor de onderscheidene gevallen een, twee en drie man boven het vereischt getal, (wanneer de werkwijze der veemen ware in practijk gebracht). Geen der Van Oogens zijn directeuren, zoodat deze laffe verontschuldiging tot aanranding van het vereenigingsrecht eiken grond mist. Het is waar, dat wat vakkennis en eerlijkheid aangaat, zij voor deze heeren niet uit den weg behoeven te gaan. Wij verzekeren u op deze kwestie niet verder te zullen ingaan, maar meenden dat de noodlottige conclusie, door u wel wat al te haastig getrokken, eenige tegenspraak noodig maakte. Arbeiders-werkgevers behoefden de arbeiders-werknemers niet meer uit te buiten, dan dit door hun concurrenten wordt gedaan en onze poging om de goede verstandhouding tusschen werknemers en den handel te herstellen, slaagt beter dan menig tusschenpersoon verlangde. Met het constateeren van dit feit zullen wij deze kwestie als afgedaan beschouwen. U dankend voor de plaatsruimte hebben wij de eer te zijn, hoogachtend, Nederi.andsche Transito-Maatschij . Toch had de laster haar werk weer gedaan, en waren er maanden noodig om den gevestigden indruk weg te nemen. Het verdere van deze maand werd besteed om met ijver te werken en reclame te maken. Onder onze cliënten telden wij: „De Delftsche Gist en Spiritus fabriek (Directie J. C. van Marken). Deze directie droeg ons op ladingen hout te ontvangen voor haar, welke in hoofdzaak moesten dienen voor de kistenmakerij. Ook wenschte de directie', dat wij aan den ellendigen toestand in het Graanbedrijf te Rotterdam een einde zouden trachten te maken. Wij vroegen daarvoor een jaar uitstel om eerst ons goed op de hoogte te stellen. Zoo was het jaar 1903 voorbij, het jaar van strijd en nederlaag. Het jaar waarin de arbeiders, maar ook de patroons na hunne overwinning zich overmoedig hadden gedragen, doch waarin het patronaat, gesteund door alles wat conservatief was, zich liet kennen van de meest ongunstige zijde, en ondervonden de arbeiders aan den lijve de striemende gevolgen van de wraakzucht hunner broodheeren. Zelfs het grootste deel der beschaafden en ontwikkelden hier te lande, met de Koningin aan het hoofd, beschouwden de arbeiders, welke voor verbetering van arbeidsvoorwaarden en erkenning van de vakorganisaties het werk hadden gestaakt, als onwaardigen, en werden de stakingen van het afgeloopen jaar in de Troonrede gekenmerkt als een „misdadige woeling." Laat ons thans eens zien wat 1904 voor ons heeft opgeleverd. Januari-December 1904. Het werk voor den Importeur. Voorschriften van weging aan de stoomvaartlijnen. Daar het in de bedoeling lag, den Handel eerlijk te dienen, waren wij van de oprichting af bezig geweest de aandacht te vestigen op de verkeerde situatie, die de Veemen innamen, om bij een en hetzelfde werk, twee belangen te dienen. Zoo kwam het voor, dat Veemen, met de vrachtweging belast, tevens als ontvanger optraden en meermalen nog als controleur. Ons streven had tot uitwerking gehad, dat 4 a 5 groote Importeurs ons nu en dan een ordertje gaven, als dreigement tegenover de Veemen. De Stoomvaartlijnen meenden het op een andere wijze te kunnen doen en werd, waarschijnlijk in overleg met den Handel, de volgende regeling als Reglement op 1 Januari 1904 ingevoerd. Voorwaarden van weging en controle voor Indisch Product te Amsterdam/Rotterdam. Inwerkingtredendei Januari 1904, gedeponeerd bij den Notaris Pollones. No. 1 De weging zal geschieden met decimaal bascules. Bij uitzondering zal bij wederzij dsch goedvinden gewogen kunnen worden met balans of prikkel. De weeginstrumenten zullen telkenmale als een der partijen zulks verlangt, gecontroleerd worden door het plaatsen van gewichten aan beide zijden. Iedere partij heeft alsdan het recht, om bij gebleken onnauwkeurigheid, het weeginstrument af te keuren, en de wegende partij zal gehouden zijn een juist wegende bascule of balans te leveren. No. 2 Voor de volgende artikelen worden de wikken vastgesteld zooals hieronder volgt en het kleinste gewicht dat zal worden genoteerd, daarnaast vermeld. Artikelen. Koffie Tabak Wikken van 1 baal 1 baal Uitgedrukt tot in: halve kilogr. idem Artikelen Wikken van Uitgedrukt tot in Huiden volle schalen 300 K. heele kilogr. Vellen idem idem Tin 5 blokken halve kilogr. Copra in balen 3 balen idem „ (los) manden van ca 200 K. idem Rijst 1 baal idem Ricinuspitten ) ^ n en andere zaden H a en idem Gommen , ,. Cassia 11 kraildjang Specerijen 1 colli idem Cubeben idem idem Gomelastiek idem idem Guttapercha idem idem Cacao 1 baal idem Hout (groot) 1 stuk heele kilogr. Hout (klein) volle schalen idem Rotting idem idem Schelpen 1 colli halve kilogr. Suiker 1 krandjang idem Peper 1 baal idem Indigo 1 kist idem No. 3 Wanneer de bascule juist in evenwicht staat, zal het op de schaal staande gewicht worden genoteerd en zulks met afwijking van de tot nu toe gevolgde usantie, waarbij in dat geval een half of geheel kilo werd afgetrokken, naar gelang met halve of heele kilo's werd gewogen. No. 4 Kortingen van 1 pCt. op het geconstateerde gewicht, zooals tot nu toe gebruikelijk bij Hout, Rotting en Huiden, worden niet meer toegestaan, evenmin als eenige andere reductie of vermindering, niet uitdrukkelijk in deze voorwaarden genoemd. Amsterdam. De Stoomvaart Maatschappij ,, N ederland''' De Rotterdamsche IJoyd. De Nederl. Stoomvaart Maatschappij „Oceaan" De Deutsch-Australische DampfschiffsGesellschaft De Norddeutscher Dloyd Rotterdam. Vriesseveem. Blaauwhoedenveem. Oranje Nassau Veem. Purperhoeden veem. Oordeel over het reglement. Hoe goed ook bedoeld, kunnen papieren maatregelen niet verhinderen, dat lichamen welken twee belangen moeten behartigen, den eenen dag No. i, en den tweeden dag No. 2 willen bevoordeelen en zoo kon men, na het bekend worden dezer bepalingen, de leukste toonelen waarnemen. Wij, die uit den aard der zaak een consequente houding konden aannemen, ontvingen hier de bevestiging van hetgeen door ons werd beweerd, n.1. dat niemand eerlijk twee heeren kan dienen. Wij zonden aan de hand van onze waarnemingen, het volgend schrijven aan de Importeurs Vereeniging: 16 Januari 1904. Aan de Vereeniging van Importeurs. Zeer hooggeachte Vergadering! Naar aanleiding van het reglement, door verschillende Stoomvaart-Maatschappijen met ingang van 1 Januari bij de vrachtweging van kracht verklaard, nemen wij de vrijheid Uwe gewaardeerde aandacht voor navolgend schrijven beleef delijk doch dringend te verzoeken. Wij stellen reeds nu op den voorgrond, dat van afdoende reorganisatie geen sprake kan zijn, dan wanneer de Importeurs zich de diensten verzekeren van eene corporatie, welke haar onafhankelijkheid van de tweede hand ongeschonden bewaart. Deze onderstelling wordt duidelijk gedemonstreerd door hetgeen Dinsdag 13 Januari plaats greep en dat duidelijk aantoont, hoe gemakkelijk de belangen der tweede hand in onze haven domineeren. Toen het Vriesseveem de thans geldende bepalingen trachtte te handhaven, kwam het Wilhelmina-Veem, gesteund door het Blaauwhoedenveem en Nederlandsche Veem zoo krachtig in verzet, dat de werkzaamheden aanmerkelijk vertraagd werden en eindelijk men tot formeele staking der ontvangst overging. Wij vestigen uitdrukkelijk de aandacht er op, dat het Wilhelminaveem in dit geval de tweede hand vertegenwoordigde, en dat onder de solidaire stakers het Blaauwhoedenveem bijzonder verdient gesignaleerd te worden, daar dit veem met de weging der Rotterdamsche Lloyd belast, dezelfde bepalingen zal moeten handhaven. Men maakt zich ongerust over het moreel weerstandsvermogen der Veemen, en slaat meer en meer geloof aan de beweringen van ervaren werklieden — welke evenwel weinig invloed bezitten — die er sedert eenigen tijd de aandacht op vestigen, dat de veemen, om de gunst en winstgevende klandisie der tweede hand te verwerven, gedwongen zijn, de belangen van den Importeur op te offeren aan het verlangen naar overwicht, dit wordt klaar bewezen door de pogingen tot reorganisatie. Nu wil men de veemen corrigeeren door hun juiste noteering van het vrachtgewicht op te dragen, maar kan men nu werkelijk verwachten, dat dit stelsel duurzaam wordt gehandhaafd zonder voldoende controle? Heeft men in de moreele kracht zooveel vertrouwen om de onderstelling te beamen, dat het veem, met vrachtweging, levering en ontvangst belast, (zich dus van elke controle ontslagen voelend) dezelfde nauwgezetheid zal betrachten, welke zij uit den aard van haar bedrijf moet toepassen? Zal dit veem zonder controle van een ander lichaam, toch nauwgezet de haar opgedragen taak vervullen? Het is duidelijk, inplaats van overbodig, worden de diensten van onzen beëedigde en geroutineerde controleurs des te onontbeerlijker, omdat gemis aan controleurs het systeem van scherp wegen in elk geval verzwakt, en niemand weet of niet bij de behandeling van zijn partij verslapping intreedt. Bij de bewaring en levering van overzeesche goederen is vertrouwen beslist noodzakelijk, maar het moet worden aangevuld, gesteund en gerechtvaardigd door doelmatige en betrouwbare controle. In de gevallen waarin wij onze diensten aan bieden, kan van juiste controle slechts sprake zijn, wanneer de controleur geen ander belang vertegenwoordigd dan dat van onzen lastgever, in dit geval van den Importeur, daar wij beslist weigeren orders van den ontvanger te aanvaarden. Voorgelicht door ons ervaren en beëedigd personeel, dat zich meerdere pogingen van gelijke strekking, o. a. van de Maatschappij Nederland herinnert, aarzelen wij niet te verklaren, dat bij onvoldoende controle, de bestaande euvelen ternauwernood, maar zeker niet afdoende en langdurig bestreden kunnen worden. Bovendien valt zelfs te vreezen, dat op grond van zoogenaamd scherpe weging, een grof misbruik van vertrouwen zal ontstaan. Wij vleien ons met de hoop, dat in Uw kring deze pogingen om aan enkele misstanden een einde te maken, niet zullen worden beschouwd als iets toevalligs, maar als een gevolg van openlijken strijd, dien onze maatschappij tegen alle voor den Handel schadelijke usances heeft aangebonden, overtuigd dat wij in het belang der Amsterdamsche Haven nog zeer veel kunnen doen, indien wij slechts meerder steun Uwerzijds kunnen constateeren. Met vertrouwen bevelen wij ons aan." Ofschoon alle Handelshuizen ons standpunt als juist erkenden, bleven de opdrachten schaars en verwachtte men van de getroffen maatregelen zeer veel. Enkele firma's stelden Oordeel over het reglement. Hoe goed ook bedoeld, kunnen papieren maatregelen niet verhinderen, dat lichamen welken twee belangen moeten behartigen, den eenen dag No. i, en den tweeden dag No. 2 willen bevoordeelen en zoo kon men, na het bekend worden dezer bepalingen, de leukste toonelen waarnemen. Wij, die uit den aard der zaak een consequente houding konden aannemen, ontvingen hier de bevestiging van hetgeen door ons werd beweerd, n.1. dat niemand eerlijk twee heeren kan dienen. Wij zonden aan de hand van onze waarnemingen, het volgend schrijven aan de Importeurs Vereeniging: 16 Januari 1904. Aan de Vereeniging van Importeurs. Zeer hooggeachte Vergadering! Naar aanleiding van het reglement, door verschillende Stoomvaart-Maatschappijen met ingang van 1 Januari bij de vrachtweging van kracht verklaard, nemen wij de vrijheid Uwe gewaardeerde aandacht voor navolgend schrijven beleefdelijk doch dringend te verzoeken. Wij stellen reeds nu op den voorgrond, dat van afdoende reorganisatie geen sprake kan zijn, dan wanneer de Importeurs zich de diensten verzekeren van eene corporatie, welke haar onafhankelijkheid van de tweede hand ongeschonden bewaart. Deze onderstelling wordt duidelijk gedemonstreerd door hetgeen Dinsdag 13 J anuari plaats greep en dat duidelijk aantoont, hoe gemakkelijk de belangen der tweede hand in onze haven domineeren. Toen het Vriesseveem de thans geldende bepalingen trachtte te handhaven, kwam het Wilhelmina-Veem, gesteund door het Blaauwhoedenveem en Nederlandsche Veem zoo krachtig in verzet, dat de werkzaamheden aanmerkelijk vertraagd werden en eindelijk men tot formeele staking der ontvangst overging. Wij vestigen uitdrukkelijk de aandacht er op, dat het Wilhelminaveem in dit geval de tweede hand vertegenwoordigde, en dat onder de solidaire stakers het Blaauwhoedenveem bijzonder verdient gesignaleerd te worden, daar dit veem met de weging der Rotterdamsche Dloyd belast, dezelfde bepalingen zal moeten handhaven. Men maakt zich ongerust over het moreel weerstandsvermogen der Veemen, en slaat meer en meer geloof aan de beweringen van ervaren werklieden — welke evenwel weinig invloed bezitten — die er sedert eenigen tijd de aandacht op vestigen, dat de veemen, om de gunst en winstgevende klandisie der tweede hand te verwerven, gedwongen zijn, de belangen van den Importeur op te offeren aan het verlangen naar overwicht; dit wordt klaar bewezen door de pogingen tot reorganisatie. Nu wil men de veemen corrigeeren door hun juiste noteering van het vrachtgewicht op te dragen, maar kan men nu werkelijk verwachten, dat dit stelsel duurzaam wordt gehandhaafd zonder voldoende controle? Heeft men in de moreele kracht zooveel vertrouwen om de onderstelling te beamen, dat het veem, met vrachtweging, levering en ontvangst belast, (zich dus van elke controle ontslagen voelend) dezelfde nauwgezetheid zal betrachten, welke zij uit den aard van haar bedrijf moet toepassen? Zal dit veem zonder controle van een ander lichaam, toch nauwgezet de haar opgedragen taak vervullen? Het is duidelijk, inplaats van overbodig, worden de diensten van onzen beëedigde en geroutineerde controleurs des te onontbeerlijker, omdat gemis aan controleurs het systeem van scherp wegen in elk geval verzwakt, en niemand weet of niet bij de behandeling van zijn partij verslapping intreedt. Bij de bewaring en levering van overzeesche goederen is vertrouwen beslist noodzakelijk, maar het moet worden aangevuld, gesteund en gerechtvaardigd door doelmatige en betrouwbare controle. In de gevallen waarin wij onze diensten aan bieden, kan van juiste controle slechts sprake zijn, wanneer de controleur geen ander belang vertegenwoordigd dan dat van onzen lastgever, in dit geval van den Importeur, daar wij beslist weigeren orders van den ontvanger te aanvaarden. Voorgelicht door ons ervaren en beëedigd personeel, dat zich meerdere pogingen van gelijke strekking, o. a. van de Maatschappij Nederland herinnert, aarzelen wij niet te verklaren, dat bij onvoldoende controle, de bestaande euvelen ternauwernood, maar zeker niet afdoende en langdurig bestreden kunnen worden. Bovendien valt zelfs te vreezen, dat op grond van zoogenaamd scherpe weging, een grof misbruik van vertrouwen zal ontstaan. Wij vleien ons met de hoop, dat in Uw kring deze pogingen om aan enkele misstanden een einde te maken, niet zullen worden beschouwd als iets toevalligs, maar als een gevolg van openlijken strijd, dien onze maatschappij tegen alle voor den Handel schadelijke usances heeft aangebonden, overtuigd dat wij in het belang der Amsterdamsche Haven nog zeer veel kunnen doen, indien wij slechts meerder steun Uwerzijds kunnen constateeren. Met vertrouwen bevelen wij ons aan." Ofschoon alle Handelshuizen ons standpunt als juist erkenden, bleven de opdrachten schaars en verwachtte men van de getroffen maatregelen zeer veel. Enkele firma's stelden Pakhuishuur voor Beetwortelsuiker- Conferentie met de leden van de commissie van bijstand v/d Handelsinrichting. Kwestie hijschinrichting in het Gemeentelijk HandelsEntrepot een controleur aan, doch maakten van onze zaak geen gebruik. Met het verwerken van Suiker hadden wij meer succes. In de campagne van 1903 hadden wij het geluk ruim 20.000 zakken te mogen opslaan. Doch ook hier was de concurrentie met de Veemen zeer zwaar. Immers, bij gemis aan eigen pakhuizen, betaalden wij aan Pakhuishuur aan de Gemeente Speent per 100 K.G. en per maand, en berekenden wij dit bedrag ook aan onze cliënten, waardoor door ons daaraan niets verdiend werd. Daarbij kwam nog, dat de Veemen een halve maand restitutie geven van huur en assurantie. Om nu te voorkomen dat onze cliënten ons zouden verlaten, trachtten wij de Gemeente te bewegen, het bewaarloon in te richten gelijk aan dat der Veemen, en had onze beambte in de maanden Januari, Fabruari en Maart verschillende conferenties met de Commissie van Toezicht op de Handelsinrichtingen. Ons voorstel was: wij betalen 3 J cent per maand en per 100 KG. voor suiker opgeslagen in het Gemeentelijk HandelsEntrepot, wij verplichten ons al onze suiker onder de Gemeente op te slaan. In hoeverre de „Commissie" en B. en W. voor of tegen ons waren, kunnen wij niet beoordeelen, doch een der Commissieleden (Korthals Altes) gaf zooveel blijk van voor-ingenomenheid omtrent ons, dat hij zich in de volgende bewoordingen uitliet: ,,Ik noem het protectie Uw verzoek in te willigen; geeft U maar liever zelf ceelen uit, dan is de Gemeente van Uw risico bevrijd. Nu U en Uw medearbeiders het ondervinden, dat het patroon spelen niet zoo gemakkelijk gaat, moet de Gemeente bijspringen. En nu voert U wel aan, dat de Gemeente ook voordeel heeft als haar panden goed worden belegd, maar daar ben ik het niet mee eens. De Gemeente moet zoo'n instelling er op na houden ingeval van nood, maar het is niets erg wanneer de panden der Gemeente braak liggen. Voor mijn part helpen de Beetwortelfabrikanten U aan geld, opdat U een pand kan bouwen, doch ik ben tegen Uw voorstel en zal ook tegen stemmen." Nog 2 andere leden lieten zich in gelijken zin uit, doch zeiden niet of zij voor of tegen ons voorstel waren. Deze kwestie was nog niet zoo spoedig opgelost; wij zetten ons pogen schriftelijk en mondeling voort. Thans kwam aan de orde het hijschwerk van het HandelsEntrepot. Het hijschgerei aldaar was niet te gebruiken voor het verwerken van partijen goed in eenige hoeveelheid. Dat kwam duidelijk aan het licht, toen wij aan het Groenhoedenveem 50° za-k suiker moesten leveren. Dit veem stond er op, dat wij de zakken beneden op straat leverden, terwijl usance was, boven op het perron, doch het Reglement, gebaseerd op de toestanden in het Oude Dok, gaf den eisch van G. H. V. kracht. Daar de inrichting van het hijschwerk niet berekend was op het afdoen van groote partijen, vorderde men slechts zeer langzaam, en deed men dien dag niet meer dan 400 zak. De kwestie van de pakhuishuur was reeds door ons aanhangig gemaakt bij de Gemeente, deze kwestie, loopende over de vraag, waar de leveringsplaats zou zijn en eveneens de aan niets zich aanpassende toestand van het hijschgerei, werden nu tegelijk in bespreking bij de Gemeente gebracht, en zonden wij volgend schrijven aan de Directie der Gemeentelijke Handelsinrichtingen. Amsterdam, 10 Feb. 1904. Den WelEd. Heer Directeur der Gemeentelijke Handelsinrichtingen. Amsterdam. Mijne Heeren, Door deze hebben wij de eer UEa. zeer te danken voor den spoed, die door UEd. aan de ons aanhangig gemaakte zaak hebt willen verleenen. Naar aanleiding van Uw geeerde van den 6en dezer, nemen wij de vrijheid aan Uw oordeel de volgende herzieningen te onderwerpen, doch zouden gaarne deze overweging doen vooraf gaan. Welke ook de hervormingen van het hijschwerk zullen zijn, bestaan zal blijven de groote grief, dat door het gebruik van hijschwerk bij uitslag van den vierden of vijfden zolder, het werken voor de lager gelegen zolders zeer bezwarend zal blijven op dat zelfde tijdstip. Tegen dit argument werd aangevoerd, dat leveraars of entreposeurs dan maar op elkander moeten wachten, doch het komt ons voor, dat hiermede de Handel niet tevreden is, want zulk wachten kan bij levering den leveringstermijn zeer makkelijk doen vervallen, terwijl bij opslag ligdagen kunnen ontstaan. Wij nemen derhalve nogmaals de vrijheid bescheidenlijk te adviseeren, dat bij uitslag de plaats waar de Bascule wordt neergezet: het Balcon zij — indien de aflevering geschiedt van den 4en of 5en zolder — terwijl wij daarbij nog opmerken, dat voor de Gemeente het belang van den Entreposeur-leveraar, in welke positie elk veem komen kan, zwaarder dient te wegen dan dat van den ontvanger, waarin slechts een minderheid kan voorkomen. Drukker gebruik der kranen zal zeker eene verlaging der huur ten gevolge hebben, en eveneens lagere huur, een drukker gebruik der kranen. Wat de kwestie der doelmatige herziening aangaat van het hijschwerk, moeten wij opmerken, dat, welk voorstel ook hieromtrent door ons zal worden gedaan, zij allen zeer bescheiden Ons eerste bezoek aan de beetwortel-suikerfabriek. bedoeld zijn. Wij kunnen de doelmatigheid der herziening slechts bij het werk beoordeelen, daar wij geen deskundigen zijn. Het aanbrengen van Electrische Motoren schijnt ons, hoe bevredigend zij ook mogen werken, toch altijd minder aanbevelingwaardig, dan het verlagen van het tarief der reeds bestaande kranen. Het schijnt ons evenwel mogelijk het hijschwerk zoo te doen herzien, dat het z.g.n. opluien vlugger en gemakkelijker kan gaan. Als gezegd, wij laten deze kwestie liever aan de vindingrijkheid en denkkracht der Gemeentelijke ambtenaren over, en dringen nogmaals met de noodige bescheidenheid op snelle afdoening dezer zaak aan. Ten zeerste stellen wij de welwillende wijze van Uw optreden op prijs, en hebben met verschuldigden eerbied te zijn, hoogachtend, Nederi,. Coöp. Transito-Maatschappij. Tevens werden de Kamer van Koophandel en Fabrieken en de Vereeniging van Beetwortelsuikerfabrikanten door ons in de kwestie gemengd. Op 19 Februari bracht het Bestuur der Kamer van Koophandel een bezoek aan het Handels-Entrepot. Het resultaat van ons doorzettend streven was, dat de Gemeente besloot de kraanhuur bij afslag van goederen uit hunne panden te verlagen op f 1.50 voor het eerste uur en f 1.— voor de volgende uren. Alzoo had ons pogen voor alle belanghebbenden voordeel gebracht. Immers heeft de ondervinding reeds bewezen, dat deze verandering meerder gebruik der kranen bij afslag heeft gebracht, en vermeerderen de inkomsten der Gemeente alzoo. Betreffende de tarieven kregen wij nog geen voldoend bescheid, dus zetten wij onze pogingen onverzwakt voort. Van 7 tot 18 April bezocht onze beambte de Beetwortelfabrieken, en bleek al aanstonds, op welke wijze de veemen hadden gemeend ons te moeten tegenwerken. Anonieme brieven en briefkaarten werden aan de directies der Beetwortelfabrieken gezonden, waarin onze Coöperatie werd voorgesteld als zeer onbetrouwbaar, de leden als stakers, en alvast werd medegedeeld, dat wij geen ceelen konden afgeven. Dat deze wroeters nu juist veel succes hadden, kan niet worden beweerd. Immers de Directies der Suikerfabrieken vonden de handelingen der veemen laag bij den grond en gingen daarom toch er toe over, ons hunne suiker ter behandeling te geven. Een prachtig bewijs daarvan leverde de fabriek St. Antoine. De Directie dezer fabriek, ook zoo'n anonieme briefkaart krijgende, werd zoo boos, dat hij direct een schip liet laden met 6000 zak, bestemd voor ons te Amsterdam voor opslag. Dit werk werd met de meeste zorg behandeld en na afloop ontving de Beetwortelfabriek ceelen, uitgegeven door de Gemeente. De Directie verklaarde nog, dat al hetgeen nadien werd aangevoerd ten onzen nadeele, door haar werd beschouwd als pure laster. De eerste Jaarvergadering was wel de belangrijkste die door ons werd gehouden en ook wel zal gehouden worden. Daar werd verslag uitgebracht van wat er was gekomen van onze verwachtingen, daar werd geconstateerd de reuzenmoeilijke, ja, bijna onoverkomelijke bezwaren, verbonden aan onze taak, om zonder groot kapitaal in onze branche te kunnen concurreeren tegen kapitaalkrachtige Veemen en andere groote Handelsinrichtingen. Daar werd gedemonstreerd het armzalig resultaat van ons dag en nacht werken, doch daar werd ook besloten, met kracht de zaak voort te zetten, niet alleen met woorden, doch ook met daden. Nu kwam het er dubbel op aan te laten zien, wat doorzettend werken en opoffering vermag. Waren tot April 1904 de slachtoffers der stakings-beweging, waaronder ook ons bestuur en leden, gesteund met een klein bedrag per week van het Steun-Comité, en van hun Vakvereeniging Handel en Nijverheid, na April was dit Steun-Comité ontbonden en werd geen steun meer verstrekt. Onze zaak moest mannen hebben die dagelijks beschikbaar waren voor het werk, doch al was hun eisch nog zoo gematigd, zij moesten toch bestaan. Door de drie bestuurders werd daarop een leening gesloten van f 1000, bij welk bedrag werd gevoegd het inkomen van den Dagelij kschen Beambte. Het totale bedrag werd nu wekelijks verdeeld tusschen de bestuurders te Amsterdam a f 12.50 per week en f 7.50 plus vrij wonen voor den bestuurder te Rotterdam. Om nu te zorgen dat onze leden, welken niet werkzaam aan onze zaak waren, maar in loondienst bij anderen, ook hun aandeel aan het bestaan der Maatschappij bijdroegen, werd het voorstel door het Bestuur gedaan, om artikel 10 van de Statuten te wijzigen, zoodat in 't vervolg elke coöperator verplicht was jaarlijks f 10 op zijn aandeel te storten, en de werkende leden 5% van het verdiende loon. Dit besluit verzekerde de Coöperatie jaarlijks minstens f 600 inkomen. Op deze vergadering werd ook verslag uitgebracht van de verrichte werkzaamheden in de 5 maanden in 1903. Verwerkt waren: 75 korven Gom, 695 bossen Rotting, 7437 balen Peper, 7374 balen Rijst, 1000 balen Koffie, 18500 balen Suiker, welke werden geleverd, en 20116 balen suiker, welke werden opgeslagen, en 350 standerd Hout. De stand der financiën was: Uitgaven f 7730.54; inkomsten De eerste jaarvergadering. Ziekte van den ambtenaar v/h dagelijks bestuur. De houding van de meeste onzer cliënten. f 6853.58, alzoo een verlies van f 876.96. Aan salaris voor leiding en bestuur was uitgegeven f 165, zoodat bezwaarlijk gezegd kan worden, dat het verlies veroorzaakt was door de hooge salarieering van bestuur, etc. Hoe donker de toekomst was, de vergadering stelde het volste vertrouwen in de leiding en beloofde moreel en financieel te steunen. Ernstig werd de coöperatie bedreigd, doordat haar beambte zwaar ziek werd. De jarenlange overspanning, de groote teleurstelling over den afloop van den strijd, de groote physieke en moreele opoffering hadden waarschijnlijk haar toppunt bereikt. Op 31 Mei trad de crisis in, welke de omgeving met zorg vervulde en opname van den lijder in een ziekenhuis noodzakelijk maakte. Thans kwamen van alle kanten aanbiedingen om de verzorging van het achterblijvende huisgezin over te nemen, doch de arbeiders wenschten dat niet, alhoewel de goede bedoeling respecteer end. De mannen wenschten te laten zien, dat zij hunne eerlijke leiders waardeerden. Circa 40 of 50 arbeiders, welke den kern vormden van de Coöperatie en van de Vakvereeniging, betoonden wonderen van opoffering. Immers de meesten van hen waren in dienst van Veemen en moesten daar 5% van hun salaris afdragen, bovendien droegen zij van 5% tot 10% bij voor de slachtoffers der staking, en droegen dan nog wekelijks een gulden af aan de Coöperatie, en dat alles van een loon, varieerend van f 15 tot f 18 per week, en daarbij geheel vrijwillig. Toen de zieke circa 9 weken in het ziekenhuis had vertoefd, oordeelde de professor het noodig, dat hij eenige maanden werd opgenomen in een herstellingsoord. Ook daarvoor was f 21 per week noodig en dit bedrag werd geheel door de arbeidersvrienden van den patiënt bijeengebracht. Op 17 September kwam onze ambtenaar van dit herstellingsoord terug, alhoewel niet hersteld; de toestand van de Coöperatie echter maakte zijn tegenwoordigheid noodzakelijk. Tijdens zijn verblijf buiten, werden de Importeurs per telefoon beleefd verzocht om een opdracht, doch steeds klonk een beleefd afwijzend woord terug. Het was duidelijk, dat wij genoeg voor onbezoldigd rijksveldwachter hadden gespeeld. Een onzer cliënten zeide dan ook ronduit: de Veemen hebben beloofd hun werk beter te zullen behartigen, wij zijn anders over Uw werk bijzonder tevreden.... Naar aanleiding der aanvrage van de Gist- en Spiritusfabriek te Delft het vorig jaar, betreffende ontvangst van Granen, hadden wij ons in zooverre op de hoogte gesteld, dat wij in staat waren het werk in de Rotterdamsche haven naar behooren te verrichten. Het Kantoortje voor het pand „Maandag" in het Algemeen Handels-Entrepot. Toen wij dan ook in Juli 1904 opdracht kregen om 200 ton Graan te ontvangen, waren wij niet alleen gereed, maar werd ook door ons optreden voor het eerst een ijzeren koker langs de zijde van het schip gehangen, waardoor gewichtsverlies werd voorkomen. Dat ons optreden om een beteren toestand te scheppen in het Graanbedrijf, niet met sympathie werd begroet door de makelaars etc., valt te begrijpen; ook de Directie van de Gist- en Spiritus-fabriek begreep dat volkomen en na een conferentie met den heer J. C. van Marken, beloofde deze ons krachtige hulp. De afspraak was, dat wij zouden doorgaan met de ontvangst van graan en hout en wij ons zouden voorbereiden voor opslag van grondnoten en ontvangst daarvan. Ook was de heer van Marken bereid deel te nemen aan een obligatie-leening a f 10.000. Het ging evenwel in het Graanbedrijf te Rotterdam evenals te Amsterdam in het Veembedrijf. Toen wij de factors te Rotterdam voldoende bang hadden gemaakt, stelden dezen zich tegenover de fabriek garant voor de gewichten en.... kon men ons dus missen. Wat de suiker betreft hadden wij van 5 fabrieken toezegging gekregen, dus rekenden wij er op een kwantum van 3 a 400.000 zak te moeten verwerken. Daarvoor was natuurlijk gereedschap noodig en uitbreiding van het werkkapitaal. Voor de gereedschappen had de heer Wibaut ons hulp toegezegd en konden wij daardoor goed materiaal koopen. Voor ons bedrijfskapitaal werd Mej. Wilkens bereid gevonden ons f 4000 voor te schieten tegen matige rente en bovendien waren de heeren J. C. van Marken, Dr. C. W. Janssen en Prof. H. LDrucker bereid deel te nemen in een leening van f 10.000. Toen evenwel de suikercampagne zou beginnen, bleek dat maar 3 van de 5 fabrikanten hun woord hielden, terwijl tevens het graanwerk zoo tegensloeg, dat wij ons niet gerechtigd gevoelden nog op een leening aan te sturen. Trots deze slechte vooruitzichten bleven genoemde heeren bij hun voornemen en werd alzoo de leening een feit. Dat ons optreden in het veembedrijf te Amsterdam ten voordeele was van den arbeiders, bleek dit jaar nog duidelijk uit het volgende voorval. Op 24 October 1904 arriveerde een lading suiker van St. Antoine per het schip L,eendert, welke lading bestemd was voor Engeland. De ontvanger M. & B. verzocht ons de lading te behandelen, die over Rotterdam moest worden verladen en ook de Cargadoor vroeg ons den prijs, voor welken wij de lading naar Rotterdam wilden laten doorslepen. Daar wij wisten dat te Rotterdam het werk niet werd behandeld, gelijk dit behoorde, weigerden wij te ontvangen voor M. &.B., De obligatieleening. Ons standpunt bij de behandeling van suiker. T egenwerking van schippers bij houttransport. en tevens ook dat de suiker te Rotterdam werd overgenomen. Voor M. & B. trad nu op het Wilhelmina-Veem, en moest de cargadoor 2 lichters leveren, om de lading over te nemen. Door deze manier van werken, werd aan arbeidsloon meer betaald f 150. Hadden wij op de oude manier laten werken, dan was dat zeker voor ons een netto winst geweest van ruim f 150, hetgeen wel verleidelijk was met het oog op onze omstandigheden, doch wij hebben voet bij stuk gehouden, en geen oogenblik van ons programma afgeweken. Vermelding verdient nog een voorval uit onze Houtbranche. Wij hadden circa 100 standerds hout te ontvangen voor Arnhem. De schippers waren zoo vriendelijk om zulke abnormaal hooge vrachten te vragen (omdat het voor ons was) dat wij ten slotte schuiten namen. Dit werkje heeft ons, tengevolge van tegenwerking van schippers, stuwadoors en werklieden, een nadeel bezorgd van f 200. Op 27 December werden de eerste pogingen in het werk gesteld ter verkrijging van ceelen, door de Ned. Bank en hadden wij met den heer De Hoop Scheffer, secretaris der Nederl. Bank, een onderhoud waarbij ons de voorwaarden voor de afgifte van ceelen werden medegedeeld. Januari-December 1905. Het liet zich reeds in December 1904 aanzien, dat er een moordende slapte zou komen. Wij gebruikten dan ook deze slappe periode om ons kantoor te verplaatsen naar O. Z. Voorburgwal 89, welk perceel op 24 Januari werd betrokken. Bij deze verhuizing kwamen wij tot de ontdekking, dat wij nog steeds op tegenwerking hadden te rekenen. Immers verstreek er geruimen tijd voor dat het Huurcontract tot stand kwam, bovendien waren de besprekingen reeds afgebroken op een onverklaarbare wijze. Toen eindelijk het contract was geteekend, vertelde de eigenaar ons, dat hij aan een Informatie-Bureau om inlichtingen omtrent ons had gevraagd, welke allesbehalve gunstig waren. Het informatiebureau was zoo welwillend geweest, bij onze concurrenten haar licht op te steken en dat dezen niet de beste getuigen gaven, was natuurlijk wel te begrijpen. De verhuurder, dit begrijpende, ging ten slotte bij een vriend van hem informeeren, en deze gaf hem inlichtingen naar waarheid, zoodat het teekenen van het huurcontract geen hindernis meer ondervond. Het Informatie-Bureau, door ons ter verantwoording geroepen, zeide geen anderen weg geweten te hebben en toonde zich direct bereid volgens onze inlichtingen informaties te verstrekken. Zoo werd men gewaar, dat de Veemen alle middelen te baat namen om ons te vernietigen, middelen welke dengene die ze aanwend, meer schaden dan hen op wie ze gericht zijn. Hoeveel schade door dergelijke informatiën aan onze Coöperatie berokkend is, valt natuurlijk niet vast te stellen. Steeds nog probeerden wij de lossing van Rijst, Kolen en Graanbooten in handen te krijgen, doch al waren de verschillende kantoren, welke dergelijke werken hebben te vergeven, overtuigd van ons goed werken, toch was hun vooroordeel nog sterker; zij vreesden dat wij te eerlijk zouden blijven, en ook te veel arbeidersvrienden zouden zijn. Kortom, wij kregen wel heel aardige conferenties, doch geen werk. Een nieuwe tegenwerking. Houttransport in Binnen- en Buitenland. Nieuwe poging voor het werk in den import. Omtrent het Houttransport van Rotterdam naar Duitschland, waaromtrent uitvoerige berichten in de kranten verschenen, *) hebben wij circa 40 maal schriftelijk en mondeling relatiën aangeknoopt en telkens leek het, dat wij zouden slagen, doch wanneer wij op beslissing aandrongen, kwam er geen, of een beleefd afwijzend antwoord. Hier was een hindernis in het spel, welke wij niet te weten konden komen; wij kregen evenwel geen werk, trots dat door ons van 4 Maart tot 28 Mei pogingen daartoe werden gedaan. Voor het verkrijgen van Houttransport naar het Binnenland hebben wij ook verschillende reizen gedaan en viel ons ook een zeer vriendelijke ontvangst ten deel. Vele firma's apprecieerden ons standpunt van „één heer dienen." Het resultaat was evenwel mager, dank zij weer de leugenachtige voorstellingen, door onze concurrenten over ons verspreid. Betreffende de behandeling der Oost-Indische Producten waren wij nog niet verder gekomen. Een circulaire werd opgesteld en aan alle Groot-Handelaren toegezonden, vergezeld van een opgave der onderwichten, welken op diverse goederen voorkomen. Mei 1905. Aan Bij deze nemen wij de vrijheid u te verzoeken, bij verdeeling Uwer orders.... ook de N. Tr. Mij. in aanmerking te doen komen. *) Zoo meer het volgende bericht: 11-2-05. M. Te Dusseldorf is naar de „Köln. Ztg." mededeelt, een vergadering gehouden van Duitsche hout-importeurs ter bespreking van de Nederlandsche havens, speciaal Rotterdam, bestaande misstanden bij de aflevering van liout. Te Rotterdam ontbraken, volgens de sprekers, gewoonlijk een aantal stukken bij de aflevering en de clausules der cognossementen zijn zoodanig, dat de reeders voor het juiste aautal niet verantwoordelijk zijn. In den laatsten tijd waren te Dusseldorf en Remscheid partijen hout in beslag genemen, die uit allerlei Amerikaansche planken bestonden, die de meest verschillende merken van Duitsche firma's vertoonden en te Rotterdam waren gekocht. Daar een proces in Nederland naar men meende toch geen succes zou hebben, moest men zich tot de overheid wenden, die andere middelen had om in Rotterdam een onderzoek door te zetten. Eenparig werd besloten er tegen te protesteeren dat door de stoomvaartmaatschappijen te Rotterdam overtollig hout achter wordt gehouden en te verlangen dat dit aan de volgens cognossement gerechtigde ontvangers wordt afgeleverd. Ongemerkte planken, waarvan de ontvangers niet zijn vast te stellen, zouden door de Rotterdamsche havenautoriteiten moesten worden verkocht en de opbrengst uitgedeeld worden aan de cognossementhouders van het betreffend stoomschip. Eindelijk werd nog besloten een vereeniging van belaughebbenden bij den Duitschen hout-import op te richten. Wij vestigen Uwe aandacht op de grondslagen onzer onderneming, die in verband staan met een vrij algemeen in Handelskringen geoefende eritiek op usanties in het Veembedrijf, schadelijk voornamelijk voor den Importeur. In den loop der tijden is het gewoonte geworden, hetzelfde Veem dat den Reeder en Importeur bedient, ook voor den Kooper als ontvanger optreedt. Hierdoor wordt te veel vertrouwen aan corporaties gegeven, die zelf gewone Handelslichamen zijn en onderlingen concurrentie-strijd voeren. Immers alleen de kooper kan het gewicht nawegen. De verkooper moet in goed vertrouwen aanvaarden het door het Veem gedeclareerde gewicht. Ten gevolge van het uitdrogen van de goederen gedurende den opslagtijd is immers niet met juistheid te zeggen, hoeveel gewicht precies aanwezig was. Uit eene hierbij gevoegde memorie over de wijzigingen die het gewicht van verschillende artikelen gedurende dien opslag ondergaat, blijkt duidelijk, dat daarvoor geen vaste maatstaf kan worden aangenomen, reden waarom het voor den goeden gang van zaken noodig moet worden geacht, dat het uitwegen aan den kooper onder scherpe controle geschiede en door een lichaam, dat niet tevens de belangen van den kooper behartigt. De kosten dezer controle worden ruimschoots gedekt door het betere gewicht, dat door den verkooper verkregen wordt. Onze Maatschappij is opgericht met het doel om op de meest zuivere wijze de belangen, hetzij van den kooper, hetzij van den verkooper te behartigen en wij vertrouwen, dat het strikt vasthouden aan dit principe haar hoe langer hoe meer vrienden zal verwerven. Reeds hebben groote Suikerfabrikanten in de Provinciën het voordeel ingezien, dat zij door ons konden behalen. Na ons in 1903 kleine proeforders te hebben toevertrouwd, hebben zij ons in 1904 100.000 zakken voor levering alleen, en circa 30.000 zakken voor opslag in behandeling gegeven. Betuigingen van tevredenheid zijn in ons bezit. Waar de Suikerfabrikanten getoond hebben op onze diensten prijs te stellen, daar twijfelen wij niet of de handelaren in kostbaarder waren zullen zich vroeger of later eveneens van onze diensten verzekeren. Wij zien met vertrouwen Uwe gewaardeerde opdrachten tegemoet en teekenen, Hoogachtend, Hierbij waren de volgende technische opmerkingen gevoegd: Eenige technische opmerkingen. Ongeveer 90% der overzeesche goederen zijn, naar ons de ervaring leerde, door spilling en indroging aan onderwicht onderhevig, terwijl vele dier goederen tevens de eigenschap vertoonden, door vocht aan te trekken, hun gewicht te vermeerderen. In de eerste plaats moet hier aan de Gutta-Percha gedacht worden, waarmede men Gom-Elastiek, verschillende soorten Getang, en de West-Indische Balatta op één lijn zou kunnen stellen. Deze waren verliezen naar gelang hunner kwaliteit en den duur der ligging wel van 5 tot 20%. Omtrent de Coprah kunnen wij mededeelen, dat zij reeds gedurende de reis een sterk verlies aan gewicht vertoont. Volgens een planter, met wien wij deze kwestie bespraken, hangt dit gewichtsverlies zeer nauw samen met den toestand waarin de partij Coprah zich bij inlading bevindt. Heeft zij b.v. na plukking reeds lang in goede schuren gelegen en grensde de laadruimte niet zeer dicht aan de stookplaatsen van het schip, dan zal het onderwicht van minder beteekenis zijn, dan wanneer de aangeduide omstandigheden minder gunstig waren. Toch bedenke men, dat wanneer eene dergelijke partij uit een dampig ruim verplaatst wordt naar een drogen zolder, zich het verschijnsel van indroging sterk zal openbaren. Bij Tabak is de kwantiteit die door indroging verloren gaat zeer afhankelijk van de soort. Zoo blijft het gewichtsverlies op Sumatra, vooral wanneer zij niet te lang op zolder blijft, betrekkelijk gering, terwijl daarentegen Javatabak door indroging en spilling van zand en fijne tabak voor de mindere kwaliteit een veel sterker gewichtsverlies aanwijst. Voor Tabak blijft dit gewichtsverlies gewoonlijk na eenige maanden ligging beperkt tot een half, hoogstens tot één procent, al moet men ook hierbij bedenken, dat aantrekking zoowel als indroging bij dit artikel, evenals bij Coprah, Peper en vele andere producten voorkomt. Bij verschillende Koffiesoorten, in het bijzonder Menado en Preanger, waren wij herhaaldelijk in de gelegenheid onderwichten te constateeren. Hierop wordt door de blauwe soorten en ook de groene een uitzondering gemaakt, die bij opslag gedurende vochtiger maanden een gewichtstoename aangeven. Hierbij onderscheiden de blauwe soorten zich het krachtigst. Bij Gom-Benzoë, een artikel, dat door ervaren kooplieden wordt geacht vrij te zijn van indroging, bewees een proef met een blokje Secunda met grove Amandel (ongekloofd), dat dit op een gewicht van 36 J K.G., na ruim twee maanden 6 ons was ingedroogd. De Pepersoorten uit Engelsch-Indië zijn zeer sterk aan indroging onderhevig, terwijl hetzelfde, voor vele mindere kwaliteiten van Rotting (Bind-Rotting) geldt. Hierbij heeft men echter ook dikwijls te doen met fictief wichtverlies, daar, zooals algemeen bekend is, de Rotting door haar aanwending als garneering tusschen de partijen, haar wicht vaak verzwaart, doordat kleine hoeveelheden van andere waren (Rijst enz.) zich licht aan en tusschen de stangen vastzetten, weïke bij droogte en transport weder verwijderd worden. Ook de wijze van verpakking kan op de gewichtskwanta grooten invloed oefenen, daar zij dikwijls tot spilling aanleiding geeft. In sterke mate geldt deze opmerking voor verschillende Gom-soorten, b.v. Gom-Copal, die verpakt wordt in ruw getimmerde kisten, vol naden zonder messing of ploeg, terwijl dit weer veel minder het geval is met prima Batavia GomDamar, die in goed getimmerde kisten wordt verpakt. De meeste andere soorten Gom worden gewoonlijk verpakt in Kranjangs van ruwe Bamboe, gegarneerd met kayjang matten, doch ook in zakken van zeer grof weefsel. Bij al de verpakkingswijzen hier aangeduid, gaat er bij transport, opslag en verwerking veel gruis en stof verloren. Wij behoeven er niet op te wijzen, dat bij schadepartijen de varianten totaal onberekenbaar zijn, en na het voorgaande is het duidelijk, dat gebrek aan controle aan de grofste willekeur vrij spel laat. Wij twijfelen er niet aan, of de Groothandel zal ook ditmaal van de in deze vragen en bij de overwegingen verstrekte gegevens een nuttig gebruik voor zich weten te maken. Wij verwachten niet, dat reeds nu vele opdrachten getuigenis zullen afleggen van het feit, dat door ons optreden de aandacht van belanghebbenden op voor hen gewichtige punten werd gericht, maar wij zijn er zeker van, dat men niet zonder nota te nemen van onze verklaring, dat ons nog eenige jaren resten, dit schrijven zal ter zijde leggen, terwijl in dien betrekkelijk korten tijd onze Maatschappij zal blijken bij de verdeeling der orders over de te Amsterdam voor levering en opslag van koopmansgoederen in aanmerking komende instellingen, eene steeds gewichtiger plaats in te nemen. Ons inmiddels voor Uwe welwillende belangstelling en gewaardeerde orders aanbevelende, hebben wij de eer te zijn, hoogachtend, enz. Resultaat.... NIHIL,. Het was intusschen half Juni geworden, zonder dat wij één belangrijk werk hadden verricht. Wij waren dus in staat alle werken aan te vatten en gingen de dagen voorbij met plannen maken. Ons cargadoorswerk. Men kan zich dus onze verwondering voorstellen, toen wij voor de volgende vraag werden gesteld: De Stuwadoors Jansen & Zn., welke jaren in dienst waren geweest der firma Vinke & Co., hadden zich zelfstandig gevestigden getracht werk te krijgen, wat vrijwel gelukt was. In hoofdzaak waren het booten met houtladingen van Riga en andere noordelijke havens, welke J. & Z. ter lossing zouden krijgen. Omtrent arbeidslooneu had de firma zich in verbinding gesteld met de Bootwerkers-Vereeniging Recht en Plicht. Doch Jansen had niet gerekend op de tegenwerking_der Cargadoors. De boot was geadresseerd aan de firma van Hengel, en deze firma weigerde de boot te behandelen, wanneer Jansen als stuwadoor optrad. De Reederij Menzell & Co. trachtte toen de boot aan een anderen cargadoor te adresseeren, doch ook dat ging niet, want Jansen was gebo3Cot. Immers schreef Menzell & Co aan Jansen: „Inzwischen mochten wir Ihnen mitteilen, dass wir in precaire Dage einigen Amsterdammer Schiffsmaklern gegen über gekommen sind, indem die Deute uns rundweg erklaren, dass sie mit Ihnen nichts zu tun haben wollen. Dem Anscheine nach, dürften Ihnen derartige Falie nichts neues sein. Teilen sie uns nun, bitte, einmal, mit welche Makier etwas mit Ihnen zu tun haben wollen." Met dit schrijven gewapend kwam de stuwadoor bij ons. Wij stonden in tweestrijd; immers was het onze bedoeling niet, nieuwe vijanden aan den kant der Cargadoors te maken, doch ook van deze zijde was ons zoo goed als geene medewerking verleend, althans hadden wij van hen nooit eenige medewerking ondervonden. Kortom, na eenige uren beraad besloten wij onze offerten in te zenden. Na wisseling van eenige telegrammen bereikte ons op 25 Juni de schriftelijke opdracht der inklaring van het s.s. ,,Claia Menzell" met circa 1400 Tuit kap-balken en 400 standerd gezaagd hout, bestaande uit 12 partijen voor 9 ontvangers. Zoodra wij deze opdracht van een voor ons geheel nieuw werk ontvingen, togen wij aan den arbeid. Op het Oost-Indische Huis verschafte men ons de noodige inlichtingen, terwijl een ons zeer sympathiek heer, deskundige op dit gebied, ons allerlei raad gaf en krachtig ter zijde stond, waarvoor wij hem op deze plaats nog onzen hartelijken dank brengen. . De voorbereidingen te Amsterdam waren nu 111 orde, nu moesten wij nog te IJmuiden vertegenwoordigd worden. Daartoe werd aangezocht de firma Halverhout en \ an der Zwart, scheepsagenten, welke voor een tusschen ons vastgestelden prijs de inklaring zouden bezorgen. Dit kwamen wij Het S.S. „Clara Menzell". De eerste boot die door ons als Cargadoor werd behandeld, beladen met kapbalken en gezaagd hout, komende van Riga. Blz. 50. overeen op 26 Juni. Op 27 Juni des namiddags werden wij door de bedoelde firma opgescheld met de boodschap: Mijnheer, wij kunnen uw boot niet inklaren, daar wij last krijgen met de andere cargadoors. Het spijt ons, doch wij moeten uw order terugwijzen. Wij protesteerden tegen deze handelwijze per brief, maar moesten maatregelen treffen. Twee onzer en de stuwadoor gingen naar IJmuiden, en vervoegden zich bij de Verificateurs. Dezen gaven ons alle gewenschte inlichtingen, doch betwijfelden het of wij aan boord zouden kunnen komen, daar de vletterlieden onder pressie stonden van de aldaar gevestigde scheepsagenten. Eindelijk kwamen wij in kennis met den heer Engelhard, vroeger waterklerk bij Zur Mühlen, en na ampele bespreking was deze heer bereid ons aan boord te brengen en tevens met zijn kennis bij te staan. Wij accepteerden een en ander gaarne en.... nog geen half uur daarna stoomde de Clara Menzell de haven binnen. Uit vrees voor tegenwerking had de reederij te Brunsbuttel iemand van wege haar aan boord gegeven, die ons alle diensten bewees bij de inklaring. Alles liep uitstekend. Des avonds 8 uur kwam het schip binnen, om 9 uur was de inklaring afgeloopen, om 1 uur 's nachts stoomde de boot op naar Amsterdam en des 's morgens 6 uur was de eerste balk, welke gelost werd in de Houthaven, er eene van de Clara Menzell! ! ! Dat alles zoo glad was geloopen hadden onze tegenstanders niet kunnen denken, hun spijt teekende zich af in het volgende. Aan de Redactie der Zeepost was door ons opgegeven deze advertentie: De Kapitein van het Duitsche stoomschip Clara Menzell geeft hiermede aan de ontvangers zijner lading kennis, dat hij 28 Juni van Riga te Amsterdam is aangekomen en sedert tot lossen gereed is. Nkdrrl. Transito-Maatschappij. welke wij tegen het daarvoor vastgestelde tarief in de rubriek tot oproeping der connossementhouders lieten plaatsen. Op 28 Juni werden wij opgescheld met de volgende welgemeende, doch minder vriendelijke woorden: Spreek ik met de Transito? Ja? U heeft u gisteren laten plaatsen in de rubriek van cargadoors, maar u bent geen cargadoor, dus donder ik u er uit. Wij wezen dezen beleefden heer op zijn ongemotiveerde handeling, en 's middags hadden wij een opgewonden onderhoud met de vertegenwoordigers der Zeepost en van de Scheepvaart. De vertegenwoordiger van de Scheepvaart gaf ons volkomen gelijk, die van de Zeepost verschool zich achter zijn chef. Wij waren evenwel niet van plan ons zoo te laten behandelen, en gaven de zaak in handen van een ons bevriend advocaat. Het gevolg van een en ander was, dat wij niet dienzelfden dag, doch de volgende dagen wel vermeld stonden in de rubriek der Zeepost. Nog een kwestie, waar misschien de H.H. Cargadoors onschuldig aan waren. De reeder had met zijn agent te Riga een verschil over de lading der Clara MenseLl. Deze agent liet beslag leggen op de vrachtgelden. Waarop de reeder ons opdracht gaf beslag te doen leggen op het hout. Hierop legde de ontvanger beslag op het schip en nu was Holland of liever Duitschland in last. De kapitein was razend, stond op ons kantoor te telefoneeren met zijn huis te Hamburg als een bezetene. Wij direct op stap en het gelukte ons door een cautiestelling van f 5500 het beslag af te koopen. De lossing der Clan Mensel liep onder die bedrijven vlot, en op Zondag 2 Juli was de boot ledig. Toen wij aan het telefoonbureau kwamen om aan onzen agent te IJ muiden bericht te geven dat de boot afkwam, was het na 8 uur. Wij wisten niet secuur of genoemde heer wel zou weten of de boot aankwam, en met de staaltjes der laatste dagen voor oogen, durfden wij het er niet op aan te laten komen. Het gevolg was dan ook, dat Van Wijk en Van Oogen Zondagavond 9 uur besloten naar IJmuiden te gaan per El. tram. Het was echter geen uitspanning; door de haast die deze boot had en de geraffineerde tegenwerking, was er de laatste 8 dagen geen sprake van rust geweest. Letterlijk dag en nacht waren wij allen in de kleeren geweest. Zooals gezegd, was het dus voor beide bestuurders geen uitspanning, hun tocht naar IJmuiden, maar het moest. Toen zij in Haarlem aankwamen was het geheele treinverkeer in de war, daar er op een der lijnen een botsing had plaats gevonden en zoo kwam het, dat ze pas te 111 uur te IJmuiden arriveerden, om daar te vernemen van hun agent dat de boot in goede orde was uitgeklaard. Prosit! Al waren zij blijde dat de boot in goede orde was uitgeklaard, toch was hun toestand niet zoo erg prettig. Immers er was geen gelegenheid om naar Amsterdam te vertrekken voor den volgenden ochtend en het lukte niet in een der weinige hotels logies te verkrijgen. Vergezeld van onzen agent kwamen wij terecht in het Konings WillemsHuis op de vijfde verdieping, waar wij tegen betaling van 25 cent het genot hadden een kamer te krijgen met een knap bed en 's morgens een kop koffie. I i ■ Het S.S. „Gratia", komende van Riga, is op 9 October 1905, in een zwaren storm, te IJ muiden binnengekomen met een schoon dek d.w.z. de geheele bovenlast, masten en tuigage is overboord geslagen. Blz. 55. Goentoer. (Portsaid, 9 Oct.). Het stoomschip Goentoer (zie Ochtendblad 8 Oct.) bekwam schade aan stuurboordzijde van het achterschip; heeft echter de reis voortgezet. Gratia. (IJmuiden, 9 Oct.). Het stoomschip „Gratia", van Riga, heeft beide masten en een deel van den deklast verloren, benevens veel dekschade. Heinrich Schuldt. (IJmuiden, 7 Oct.). Het stoomschip Heinrich Schuldt, van Kemi naar Zaandam, alhier binnen, heeft een groot deel der deklading balken verloren. Olivier de Clisson. (St. Vincent K. V., 7 Oct.). De Fransche bark Olivier de Clisson, van Nieuw-Caledonia, is lek gesprongen en gezonken. Een deel der opvarenden werd gered; de overigen worden nog vermist. Onsala. (IJmuiden, 9 Oct.). Door den trawler Avaha werd hier aangebracht de uit 14 man bestaande equipage van het Noorsche stoomschip Onsala uit Christiansand, met kolen van Grimsby naar Zweden bestemd. De Onsala werd op 6 dezer des avonds door den trawler in de Noordzee in zinkenden staat aangetroffen en op sleeptouw genomen. De sleeptros brak echter door het onstuimige weer en kort daarna is de Onsala gezonken. Zooals bovengemeld werd de geheele bemanning gered. (De Onsala was een stoomschip van 644 ton, dat in 1857 werd gebouwd en toebehoorde aan O. A. T. Skjelbred, te Christiansand. Red.). Niet alleen dat wij tegenwerking ondervonden van Véemen, Cargadoors, Handelaren enz., ook van den kant der Werklieden bleven onaangenaamheden niet uit. Deze kwamen meest voor in de Beetwortelsuikercampagne. De losse Dokwerkers meenden het werk ten onzent te regelen, wat zij natuurlijk bij andere instellingen nooit hadden kunnen doen. Zooals van zelf spreekt, waren ook wij niet bereid, het werk, door ons met veel moeite opgezocht, door buitenstaanders te laten verdeelen, en dus kwam het zoo nu en dan wel eens tot harde woorden. Gelukkig zijn deze kwesties maar tot enkele beperkt en hebben de mannen begrepen, dat de regeling der werkzaamheden buiten hunne bevoegdheid viel. Verhouding met de losse veemarbeiders. Januari-December 1906. Nieuwe teleurstelling. Ofschoon de eerste weken van dit jaar zich weder kenmerkten door groote slapte van werkzaamheden, maakten wij ons evenwel niet bezorgd, en besteedden wij den ledigen tijd met connecties aan te knoopen. Immers na het suikerbedrijf, hadden wij het cargadoorsbedrijf veroverd en dus gingen wij vol moed de toekomst tegemoet. Primo Februari werden wij echter opgeschrikt door een schrijven van de reederij, waarvoor wij 14 maal als cargadoor waren opgetreden, en volgens hun eigen brieven tot hunne volle tevredenheid. Dit schrijven bevatte de mededeeling, dat de Reederij geen vrachten kon afsluiten wanneer de Transito-Maatschappij als makelaar optrad, zoodat de reederij zich genoodzaakt gezien had, vrede te sluiten met hun vorige Cargadoors. Apenrade, 19 Feb.'oö Nederlandsche Transito-Maatij. Amsterdam. Antwortlich Ihres w. Schreibens vom 15. ds. bedauern wir, Ihnen mitteilen zu müssen, dass wir Ihnen die Clarierung unseres Dampfers „Alpha" nicht übertragen können, da wir uns mit Herrn B. J. van Hengel geeinigt haben. Wir mochten bemerken, dass kein Grund vorliegt, weshalb wir Ihnen die Clarierung dieses Dampfers entziehen, weil Sie bisher in jeder Weise die Interessen unserer Dampfer auf das Beste wahrgenommen haben. Hochaclitungsvoll, Hansen & Ci.oster. Wij vroegen per brief naar den oorzaak waarop wij het volgende antwoord ontvingen : Apenrade, 1 Marz 1906. Nederlandsche Transito-Maatschappij. Amsterdam. Infolge Abwesenheit unseres Herrn Hansen kommen wir leider erst heute zur Beantwortung Ihres werten Schrei- bens vom 20.v.Mts., indem wir Ihnen folgendes mitteilen: Wir bedauern, Ihnen mitteilen zu müssen, dass wir Ihnen vorlaufig keine Dampfer mehr zuweisen können, da wir uns mit Herrn B. J. van Hengel, dort, geeinigt haben, zumal dieser Herr sich mit einem grosseren Betrage in unseren Dampfern beteiligt hat. Wie Sie ganz richtig erraten haben, sind wir nur aus dem Grunde von Ihnen fortgegangen, weil wir keine Befrachtungen nach Amsterdam & Zaandam für diesen Jahr habben maehen können, wenn Sie clarieren, sonst ware es uns gar nicht eingefallen, unsere Beziehungen zu Ihrer geschatzten Firma abzubrechen. Wir haben Ihnen ja schon früher unsere Befriedigung über Ihre Arbeiten ausgedrückt, und können Sie sich genie auf uns beziehen, wenn Sie neue Verbindungen anküpfen wollen. Wir sagen Ihnen nochmals unseren verbindlichsten Dank für das ausserordentlich gute Wahrnehmen unserer Interessen dort und zeichnen. hochachtungsvolL Hansen & Closter. Het was dus onmogelijk vracht te bekomen wanneer wij als vertegenwoordigers voor hen optraden!!!! De heeren afladers, verkoopers, koopers en cargadoors trokken dus één lijn om een groepje ijverige, eerlijke werkers het bedrijf onmogelijk te maken!!! En toch was door ons gewerkt tot volle tevredenheid onzer lastgevers, hetwelk mede glashelder blijkt uit de hier volgende brieven: Hamburg, 5 Juli 1905. Nederlandsche Transito-Mij. Amsterdam. Ihre beiden gefl. Zuschriften von 1 & 3.c. erreichten uns rechtzeitig, und beziehen wir uns wegen der Beschlagnahme unserer Frachtgelder auf unseren einliegenden Brief, der Ihnen über die ganze Angelegenheit volle Aufklarung geben wird. Wir zweiflen nicht daran, dass Sie in Gemeinschaft mit den Vertretern unseres hiesigen Schutzvereins die Sache recht bald zu einer für uns günstigen Erledigung bringen werden. Für die schnelle Expedition, die Sie unseren Dampfer verschafft haben, sowie für die sorgfaltige Wahrnehmung unserer Interessen, sagen wir Ihnen unseren besten Dank, und werden wir gerne auf Ihre w. Firma zurückgreifen, für den Fall, dass der eine oder andere unserer Dampfer in nachster Zeit wieder nach dort kommen sollte. Die Freigabe des uns noch zustehenden Frachtgeldes werden Sie ja inzwischen sicher bewirkt haben, und sehen wir hieriiber Ihrer gefl. Rückausserung entgegen. Onze correspondent A. Stork. Gleichzeitig bitten wir Sie, die Abrechnung für diesen Dampfer ehestens auf zu machen und uns zugehen zu lassen, damit wir die Reise soweit als möglich abrechnen können. Hoehachtungsvoll, Menzeu, & Co. Flensburg, 9-12-1905. Herren Nederlandsche Transito-Mij. Amsterdam. Ich bekenne mich zum Empfang Ihrer n. Schreiben vom 7 & 8sten ds. I,etzteres brachte mir Cheque für fl 920.63, wofür ich bestens danke und womit Ihr Conto saldiert worden ist. Ich habe alle Ursache gehabt mit Ihren Diensten zufrieden zu sein, daher werde ich Sie meinen Freunden empfehlen und Ihnen auch Geschafte zuweisen sobald ich dieses kann. Hoehachtungsvoll, J. Jost. De ontmoedigende brief had velerlei uitwerking op onze leden; terwijl de een zijn minachting uitsprak over de kuiperijen van een groep kapitaal-krachtige personen tegenover enkele arbeiders, hield weer een ander een betoog vol satire op onze heerlijke samenleving, waarin de eene mensch met allerlei geraffineerde middelen den anderen mensch tracht te vernietigen. Doch hij, die deze tegenslag het kalmste opnam, was onze correspondent en medewerker A. Stork. Die kalmte werd bij den dag verdachter; deze man, anders zoo opgeruimd en vroolijk, werd al meer en meer stil en zonderling, zoodat wij ons zeer ongerust maakten. De heerschende slapte viel hem zwaar te dragen, hij voelde in alles dat wij haast een hopeloozen strijd tegemoet gingen, dat wij uitsluitend werden gebruikt voor boeman zonder meer, en hij voelde ook, dat op alles wat wij deden het klassestempel gedrukt werd. Het was voor Stork een dankbaar en vruchtbaar werk geweest met zijne vele talenten en talenkennis te kunnen woekeren, want hij had destijds honderden brieven geschreven. Hij gevoelde zich dan een man van gewicht (wat hij ook werkelijk was) en droomde al in de toekomst zooveel te kunnen verdienen, evenals een normaal mensch, dat hij van zijn verdiend loon een gezin kon onderhouden. Na den ontmoedigenden brief zag hij zijn toekomst weer in het Blinden-instituut, om met zijn lotgenooten het geestdoodende bedrijf van mandenmaken uit te oefenen. Toen hij bij ons in dienst kwam, had hij meermalen gezegd, dat wanneer hij weer terug moest naar het Instituut, hij liever wenschte te sterven. Op 26 April liet hij zijn schrijfmachine van ons kantoor halen, tijdens dat onze Ambtenaar niet aanwezig was. Den volgenden dag, 's morgens te 8 uur, schelde een familielid ons op met de vraag, of wij mogelijk ook wisten waar Stork was, daar hij gisterenavond zeer opgewonden het huis had verlaten. Wij meenden nog niet ongerust behoeveu te zijn, maar schelden voor alle zekerheid de Premier Stores (Boodschappendienst) op, verzoekende ons te melden, waarheen de schrijfmachine gebracht was. De directie van de P. S. nam het geval nogal luchtig op en meende niet gerechtigd te zijn ons mede te deelen, waarheen Stork zich had begeven. Thans verkeerden ook wij in ongerustheid en sprekende met een goed vriend van Stork, beloofde deze ons vóór twaalf uur bericht te zenden. Te 1 uur kwam er eindelijk bericht, een bericht dat ons schier verpletterde. Stork had zich van het leven beroofd!! Direct begaven wij ons met bedoelden vriend naar het American Hotel, wij spoedden ons naar de kamers, waar Stork zijn intrek had genomen, en.... vonden onzen kameraad in de fauteuil zittend met doorschoten hoofd.... Hij behoefde zich niet meer ongerust te maken over het wel of niet slagen der Transito, en ook niet over zijn toekomst. Dat deze gedachten zijn brein hebben doorkruist, bleek duidelijk uit een briefje, dat op de tafel lag en luidde: Waarde kameraden! Aangezien al mijn werk in het copieboek staat, is het niet moeilijk mij te vervangen. Ziezoo, dat spaart bijna vijfhonderd gulden per jaar. Nu jongens, houdt vrede onder elkander; ik hoop dat ik bij jullie de herinnering aan een goeden kameraad achterlaat. Oom Hein (onze penningmeester, waarmede hij dagelijks op het kantoor had gezeten) ze moeten jou van mijn erfenis 100 gulden geven voor een aandeel. Jongens, ik dank allen voor hun welwillende vriendschap Wel te rusten. A. Stork. De stemming waarin wij op dat oogenblik verkeerden, wagen wij niet te beschrijven, en wij kunnen dat dan ook niet. Ons eerste werk was nu de familie te waarschuwen en zijn vrienden van een en ander in kennis te stellen. Bij allen vonden wij oprechte deelneming, immers Stork was een sympathiek man geweest in den omgang. Een nieuw plan. Op Zondag 29 April werd zijn stoffelijk overschot begraven op Muiderberg en werd door ons geheele Bestuur deelgenomen aan de laatste eerbewijzen. Wij hadden een trouw vriend verloren! Voor de 100 gulden als erfenis voor Van Wijk hebben wij een herinnering-tegel laten maken daar een foto van Stork niet bestond. Na deze tragische gebeurtenis weten wij waarlijk niet of wij nog gewerkt hebben; wel hebben wij eens nagegaan, in hoeverre ons bestaan voor den Groothandel noodig en nuttig was. Het oordeel van verschillende instellingen, welken ons meermalen orders hadden gegeven, luidde zeer gunstig en deze lastgevers waren dan ook zeer tevreden over ons werk. Onze vrienden raadden ons aan, onvermoeid door te gaan en taai vol te houden. Wij moeten dan ook erkennen, dat deze oprechte sympathie van maar enkelen ons weer deed opleven. Gedurende de slapte werd de tijd besteed aan het maken van een plan, 't welk beoogde, dat de Coöperatie een wapen zou worden in handen der Vakorganisatie. In het Bestuur der Vakorganisatie zouden leden van ons Bestuur plaats nemen en ook omgekeerd. In tijden van vrede zou de Transito haar werk doen verrichten door hare leden, aangevuld met georganiseerde arbeiders, en in dagen van strijd of daarna, ook met slachtoffers. Wanneer er strijd was, zou de Transito het in staking of uitsluiting liggende werk trachten te bemachtigen, waardoor de patroons spoediger geneigd zouden zijn aan de eischen toe te geven, of het werk te zien overgaan naar de Transito. Voornamelijk in het bootbedrijf zou er kans zijn het plan uit te voeren. Dit plan ondervond natuurlijk van enkele kanten bestrijding, steunende op de meening, dat de arbeiders voor dergelijke plannen niet rijp waren, anderen daarentegen vonden het plan wel uitvoerbaar en hoopten dezen maar, dat de gelegenheid zou komen de mogelijkheid te bewijzen. Spoedig kwam deze. Op 7 Juni brak er een staking uit van Bootwerkers voor alle vrije Cargadoors, dus niet voor de Stoomvaartlijnen. Onder de booten, welke stil waren gelegd, behoorde ook het s/s M Walk 1, geladen met 8000 zak suiker. Wij wilden thans een proef wagen en schelden het Bestuur van de Bootwerkers-organisatie op met de vraag, dat, indien wij de boot voor de lossing zouden krijgen, dit dan met goedkeuring zou kunnen gaan van de organisatie. Het Bestuur kon daar geen antwoord op geven, doch belegde een vergadering, waarop alles tot in de puntjes werd besproken met het resultaat, dat ons voorstel werd verworpen. Wij wezen de bestuurders nog op het onlogische van dit besluit, maar er was verder niets aan te doen. Op 15 Juni brak er weder een staking uit, ditmaal te Rotterdam, op de graanboot Llantony Abbey. De graanwerkers eischten wachtgeld, wanneer zij aan boord besteld waren en niet konden werken om reden de ontvangers er niet waren. De ontvangers bleven hun recht per CharterPartij vastgelegd handhaven. De oorzaak kwam voort uit het drijven der Stuwadoors en Cargadoors, welke de boot zoo spoedig mogelijk leeg willende hebben, er 12 ploegen heen stuurden, terwijl er maar 8 konden werken. Van de 12 ploegen konden dus maar 8 werken en de overigen wachten. Daarvoor eischten de werklieden wachtgeld. Deze eisch werd beantwoord met een uitsluiting van alle bootwerkers, die den eisch ondersteunden. Daar de bootwerkers nogal flink solidair waren, besloten de Cargadoors geen graanbooten meer te laten besteken, alvorens de kwestie was opgelost. De cargadoors beweerden, dat zij onmogelijk aan den eisch konden toegeven. De Vakbond meende het tegendeèl, en de Transito Maatschappij werd door de werklieden aangezocht tusschenbeide te komen. Reeds dienzelfden dag werd een contract gemaakt tusschen de reeder K. Grieg—kapitein Mills — en de Transito. De laatste zou het s.s. Glenfilas, komende van San Nicolaas lossen. De lading bestond uit: 1504.000 KG. losse Tarwe. 3221.2 zakken Mais. 2570.7 zakken lijnzaad. Het volgende contract werd afgesloten: Easton, Greig & Co. Rotterdam 19 Juni 1906. Overeenkomst om de geheele lading van het s/s Glcnfinlas te lossen, gemaakt tusschen de Ned. Transito Mij, ten behoeve der graanstoomschipwerkers en de reeder-vertegenwoordigers van de bovengenoemde stoomboot. De werkluivertegenwoordigers nemen op zich om de geheele lading uit het schip te werken, alle gereedschap, winchlui en alle werk te leveren, benoodigd voor het doel om genoemde lading te lossen, ongelukken-verzekering en alle onkosten inbegrepen, alles ingesloten en elke verloren gang, indien eenige, tegen £ 116.13.4. En de vertegenwoordigers der reeders van de bovengenoemde boot nemen aan het bovengenoemd bedrag te betalen zoodra de lossing der lading afgeloopen is, door een Kwestie met de Graanbootwerkers te Rotterda m. wissel of cheque, of contant, op de Rotterdamsche Agentuur der Wissel- en EffectenBank. En in 't geval er te R. staking mocht zijn, garandeert de Ned. Tr. Mij de lossing gedurende den tijd dat zij staken en haar te lossen zoo vlug als ontvangers kunnen ontvangen. Werk te beginnen morgen-ochtend 20 Juni 1906. Dit contract werd direct in het Engelsch overgedrukt en aan de Reeders toegezonden.1) Wij sloten op 20 Juni met de Havenarbeiders-organisaties een contract af als volgt: Rotterdam, Juni 1906. Ondergeteekende verklaren namens: Vereeniging Wilskracht, Algemeene beëedigde Wegers- en Metersvereeniging, Wegersvereeniging Recht en Plicht, Controleursvereeniging en de Algemeene Havenarbeidersvereeniging Streven naar Verbetering, met de Nederlandsche Transito-Maatschappij te zijn overeengekomen, dat zij in goed overleg met elkaar zullen werken bij alle werkzaamheden, welke in de Rotterdamsche haven onder het beheer der Ned. Transito-Mij. worden uitgevoerd. Genoemde Maatschappij verplicht zich, in overleg met bovengenoemde vereenigingen of hunne vertegenwoordigers, de loonen en verdere arbeidsverhoudingen te regelen, terwijl bovengenoemde organisaties zich verbinden den arbeid Rotterdam, 19 June 1906. 1) Agreement to discharge tlie whole of the cargo of the s s Glenfinlas made between the Nederlandsche Transito Maatschappij Company on behalf of the gram steamshipworkers and the owner representatives of the above named steauier. The workers represens tatives agree.to work the whole of the cargo out of the ship, to supply working gear, winclimen and all labour required for the purpose of discharging the said cargo, accident insurance, and all expenses involved, iu cluding everything and anylost gangs, if any, for the sum of £ 116.13.4 (one hundred and sixteen pounds thirteen shillings and fourpence sterling.). And the representatives of the owners of the above named named steamer aeree to pay the amoint specified above as soon as the discharging of the cargo has been completed — througli a draft or cheque, or cash, on the Rotterdam Branch of the Wissel- en Effecten-Bank. In the event of a strike taking place at the port of Rotterdam, The Nederlandsche Transito Maatschappij Company, hereby quarantee to discharge the s s Glenfinlas, during the period they are on strike, and discharge her as fast as receivers receive. Work to commence tomorrow morning, 20 Juni 1906. v.d. Ned. Transito-Maatschappij. J. J. v. Oogen. W. H. H. van Wijk. R. E. C. Oostenrijk. for owners of s/s Genfinlas. niet te staken, alvorens met de Nederlandsen Transito-Mii overleg gepleegd te hebben. J' Aldus in goed overleg opgemaakt op den 2osten Juni '06 op de gecombineerde bestuursvergadering. M. van den Berg, 2e Seer. Rott. Contr. Ver. P. Kooy ie Secr. A. B. M. en W. V. Recht en Plicht. K. J. J. Jansen, Secr. A. B. M. en W. V.,,, Rotterdam.'' C. Kaak, Secretaris „Wilskracht." Nederlansche Transito Maatschappij j- j. v. Oogen, R. E. C. Oostenrijk.1) Op 21 Jum sloten wij een contract af met den Kapitein van het s/s Zora met 2912 ton graan, bestaande uit: 1852.440 KG. Mais 2&9-3Ï5 ,» Rogge 122.690 ,, Tarwe 286.445 ,, Haver 361.220 „ Gerst - ' # Rotterdam, 21 Juni 1906. 1) Undersigned declare herewithfor the- General rin^l- t ok Urnen Streven Verbetering," ZiTnrS,uïïL,WibtaS'?■ tSR MRottSd™0™8 WO'k ™'h «• N">- Transito-Hij.. „g* labours-condftitms SSS'rSSnS Sf„ """ De Nederlandsche Transito Mii J. J. van Oogen. R. E. C. Oostenrijk. C. Eerenvei,T. W. H. H. v. Wijk. Algemeene H.-V. „S. naar V" Jac. Molendijk, Secretaris. Rotten!. Controleurs-Vereeniging M v. d. Berg, Secretaris. Alg. Beeedigde Wegers- en Meters- vereemging „Recht en Plicht" P. Kooy, Secretaris Algem. B. M.-en W. V. „Rotterd." K. J. Jansen, Secretaris °P£. e,n Gr.-Ver. „Wilskracht," *-• Kaak, Secretaris. Op 22 Juni stond alreeds het volgende bericht in het Handelsblad: ,,In den stand van zaken in het havenbedrijf kwam ook heden geen wijziging van beteekenis. Behalve het stoomschip Glenfinlas, waarbij de vreemde reeder inging op het aanbod van den heer Wessels om werkvolk te leveren, lost ook het Deensche stoomschip Ekhptika met eigen equipage. De kapitein van laatstgenoemd van Archangel gekomen stoomschip recipieert de ontvangers der lading zelf aan boord en incasseert de vrachtpenningen. De kapitein van eerstgenoemd stoomschip houdt daarvoor zitting in het Victoriahotel. Uitbreiding kan aan de lossing op die wijze niet van beteekenis worden gegeven, omdat de Transito-Maatschappij geen volk genoeg heeft. De bootwerkers zijn veel te bang dat het tijdelijk treden in den dienst dier onderneming hun zal te staan komen op een boycot van de zijde der stuwadoors, als de zaken weer geregeld zijn. De cargadoors en stuwadoors zijn vast besloten in zake de verloren gangen van het stoomschip Llanthony Abbe niet toe te geven. Waarschijnlijk zal dit schip met vreemd volk worden gelost." De opmerkzame lezer zal hier een fout hebben gevonden. Immers schrijft Het Handelsblad over het s/s Glenfinlas. De Reeder is op het voorstel van den heer Wessels ingegaan, terwijl zij later spreekt van de Transito. De bedoeling van dit bericht was evenwel tweeledig. Ten eerste bedoelde dit bericht de arbeiders bang te maken om bij ons in dienst te treden en hen te dreigen met uitsluiting na de staking. Ten tweede bedoelde het de Cargadoors, voor zoover zij daar niet aan dachten, te wijzen op de mogelijkheid van te kunnen uitsluiten. Wij gingen echter ongestoord voort. Op ons schrijven aan de Reederijen, betrokken bij deze staking, hadden er 14 antwoord gegeven, waaruit voortsproten 8 onderhandelingen. Op 23 Juni werd door ons aangenomen het s/s Ulidia van kapitein Glenaham met Dienzelfden dag was er een stormloop van Kapiteins en Stuurlieden. Aan den Kapitein van het s/s Heinrich Hom, en aan den ien Stuurman van het s/s Swanley werden afschriften gegeven van onze contracten, met het doel die op 1137.000 KG. 714.000 „ 206.000 „ 120.900 ,, 2.112 Tarwe Rogge Haver Mais zakken Zemelen. de vergadering van Cargadoors en Stuwadoors te laten lezen. Wanneer dezen op Maandag 25 Juni niet met de lossing waren begonnen, zouden wij de behandeling krijgen van de stoomschepen: Swanley, kapitein Dawson, Jettie Burus, kapitein Hutton, en Heinrich Hom. Ofschoon de dagbladen den vorigen dag nog schreven dat de Cargadoors besloten hadden niet toe te geven, werd nog Zaterdag 23 Juni door hen een spoedvergadering belegd, waarin werd besloten den eisch der arbeiders in te willigen. De uitsluiting werd dus opgeheven en het „Nieuwsblad" van 26 Juni schreef: „Gisterenavond hielden de Besturen der verschillende Havenarbeidersorganisaties eene gecombineerde vergadering, waarin werd besloten, dat iedere vakvereeniging een conceptloonregeling zou opmaken voor de vergoeding van verloren gangen. Over 14 dagen zal weder vergaderd worden, teneinde uit de verschillende concepten een ontwerp-loonregeling vast te stellen, die dan bij de patroons zal worden ingezonden. Hedenmorgen is op alle graanschepen de arbeid hervat: in de Spoorhaven, Schiehaven, en 2e Katendrachtsche haven, ieder op een schip; in de Rijnhaven op 8, in de Maashaven op 13, te zamen 24 schepen. Het s/s Llanthony Abbey is weer van de Entrepothaven verhaald naar de Maashaven. Hedenmorgen liep het gerucht aan de haven, als zouden de Cargadoors voornemens zijn, de Transito-Maatschappij, een Coöperatieve onderneming, van werk uit te sluiten. Toen dit gerucht ook aan het Bestuur der Algemeene Havenarbeidersvereeniging ter oore kwam, ging dit op informatie uit bij een patroon, die verklaardde er nog niets van vernomen te hebben, en ook het gerucht als ongegrond te beschouwen. Algemeen hoopt men, dat dit gerucht inderdaad niet bevestigd zal worden, omdat door een dergelijken maatregel de goede verstandhouding in onze haven zal worden bedreigd, nu de arbeiders door hunne tegemoetkomende houding inzake de Llanthony Abbey getoond hebben, van hun kant te willen medewerken om tot een vredelievende oplossing der kwestie van de verloren gangen te geraken en een maatregel, als waarvan in dit gerucht sprake is, opnieuw verbittering zou kunnen brengen." Nu de uitsluiting opgeheven was, kwamen de moeilijkheden pas aan. De dreigementen van Het Handelsblad c.s. hadden hun dienst gedaan. Immers hepen de arbeiders, welke kans hadden werk te bekomen bij een anderen stuwadoor, van ons weg. Niet omdat zij daar meer konden verdienen, doch door vrees anders van hun nummer te worden afgevoerd. Dank zij de Ophouders (een catagorie werklieden in het graanbedrijf) en eenige getrouwe bootwerkers, konden wij ons werk volbrengen, en kregen wij van de kapiteins der door ons behandelde booten betuigingen van tevredenheid. Natuurlijk was door ons aan al het afgeloopen werk niets verdiend; behalve den belangloozen arbeid van ons Bestuur moest er nog geld bij, doch het doel was ook niet geweest winst te maken, maar de arbeiders te steunen in hun rechtvaardigen strijd en hun de overwinning te bezorgen. Dat de arbeiders zich niet direct in ons standpunt konden inwerken, konden wij begrijpen. Wij hadden van hunnen kant een voorman, welke tegen een loon van f 3.— per dag uitsluitend tot taak had toe te zien, dat door ons de loonen en gebruiken in het bedrijf gangbaar, werden nagekomen. Want immers, vele arbeiders meenden te doen te hebben met een instelling welke bedacht was op eigen voordeel, die den strijd tot dat doel benutte. Wij hadden voor het werk materiaal gebruikt van den Nederlandschen Scheeps- en Bootwerkersbond, en deze meende ons daarvoor een rekening te moeten sturen. Nadat wij hun evenwel een opgaaf hadden gezonden van onze kosten, ontvingen wij het volgend schrijven: Waarde Medestrijders, In antwoord op Uw schrijven d.d. 7 Juli, heb ik de eer, namens het Bestuur van den Ned. Scheeps- en Bootwerkersbond te berichten, dat het op de vergadering, gehouden den 8en Juli in de Geelvinck te Amsterdam, besloten heeft u voor het gebruik van het gereedschap tot lossing der stoomschepen ,,Zora," Ulidia en Glenfilus, niets in rekening te brengen. Algemeen was men van oordeel, dat uwe tusschenkomst in den strijd te Rotterdam hoog gewaardeerd diende te worden. Kameraadschappelijk groetend, Namens het Best. v/d N. S. & B.B. J. Hamelink. Het plan, destijds gemaakt, had dus schitterend bewezen levensvatbaarheid te bezitten. Immers, inplaats dat de stakers werden ontslagen, kwamen vasten en lossen weer op hunne plaatsen en werd aan hen van het s/'s Llanthony Abbey, voor eiken dag dat zij niet konden werken, f 2.50 uitbetaald.^ Onze Coöperatie zou dus in handen van de vakorganisatie, mits voorzichtig gehanteerd, een duchtig wapen kunnen zijn; de deugdelijkheid was er van bewezen. Omtrent de kolen-controle waren de leveranciers het nog niet eens. Op 3 Augustus kregen wij opdracht 200 ton kolen te controleeren aan het s/s Gratia, doch de leveraar weigerde te wegen; dat was bij den verkoop niet bedongen. Toen wij de partij zelf wogen, bleek er een manco te zijn van maar eventjes 15 ton. Op 7 Augustus hadden wij aan het s/s Alpha te Zaandam 250 ton te controleeren. Toen wij aan boord kwamen, weigerde de leveraar te leveren, als de Transito controleerde. Van te voren was alreeds door eenige der werklieden aan boord tegen onzen controleur gezegd: als jullie maar een beetje pienter waren, zat er wel een bankje van f 25 aan; doch dergelijke zijdelingsche aanbiedingen hadden bij ons geen succes. Wij mochten dus niet controleeren en men zeide ons ronduit: Als Transito controleert, leveren wij geen kolen." Van den Kapitein kregen wij de volgende verklaring: Ik verklaar hiermede dat de firmi F. W. v. d. Kolk weigerde de bunkerkolen in het s/s Alpha te Zaandam te leveren in 't geval dat 't gewicht der bunke kolen gecontroleerd werd door de Nederlandsche Coöperatieve Transito-Maatschappij. w.g. Capt. A. Brink, s/s Alpha. Wij waren daarmede echter niet tevreden en hebben niet gerust alvorens de leveranciers ons wel toelieten bij de levering hunner kolen. Dat ging evenwel niet erg gemakkelijk, en zijn de Kamer van Koophandel en onze Rechtskundig Adviseur er aan te pas moeten komen. Daarna zijn door ons nog meermalen kolen gecontroleerd, doch werden wij behoorlijk behandeld. Het was over het geheel een ellendige tijd, zeer weinig werk, tegenspoed en de noodige tegenwerking. Ook te Rotterdam gelukte het onze afdeeling niet staande te blijven, en werd dan ook begin October onze vertegenwoordiging te Rotterdam opgeheven. Een klein lichtstraaltje brak gelukkig nog door. Op 19 October werd door een groote Amsterdamsche Firma prijsopgaaf gevraagd voor de verpakking van 2000 ton Ammoniak en slaagden wij er in een prijs te noemen, waarvoor ons het werk werd gegund. Dit werk zou in November komen als proef; als deze slaagde, dan kwamen er telken jare grootere bedragen. Deze toezegging, gedaan door een solide firma, gaf ons weer hoop. Nog dienen uit het jaar 1906 de volgende feiten vermelding : Na 3 jaar onvermoeid werken mochten wij eindelijk een gunstig antwoord ontvangen van de Gemeente omtrent ons Planmatige tegenwerking bty onze contróle van kolen. ingediende voorstel betreffende de tarieven der pakhuishuur. Hierdoor was het ons mogelijk onze prijzen gelijk te stellen aan die der Veemen, en hadden wij gegronde hoop, dat wij op meer en duurzamer werk konden rekenen. Begin December brak er een staking van Dokwerkers uit aan het Westelijk Entrepot. Meenende solidair te moeten zijn, staakten ook bij ons een gedeelte der losse werklieden. Wij verkozen geen uur ons werk te laten rusten, daar wij zeker niet gelijk gesteld wenschten te worden met andere werkgevers, en 's middags was het conflict opgelost. De staking bij ons berustte alzoo op een misverstand. Alzoo was het jaar 1906 ten einde; een jaar vol van ellende en treurigheid hadden wij daarmede doorleefd. m i Ons eerste Ammoniakwerk. Deze foto stelt voor het onderstuk van het pand „Maandag" in het Handels-Entrepot. De ammoniak ligt ruim 2 meter hoog en wordt losgewerkt, in zakken geschept, afgewogen, dichtgenaaid en afgeleverd, of opgestapeld, gereed voor de e. k. expeditie. Januari-December 1907. Dit jaar begon met een voor ons nieuw werk, n.1. het ontvangen en expedieeren van Tramliggers. Met de organisatie der Bootwerkers was overeen gekomen het loon dat voor soortgelijk werk moest worden betaald, hetwelk neerkwam op f 7.50 per duizend. Met eenige ons bekende schippers trachtten wij de vracht af te sluiten; wij konden besteden f 1.50 per last, doch deze ,,bevriende" schippers stelden zulke hooge eisehen en schilderden de reis over de Zuiderzee zoo zwart af, dat wij op hun aanbod niet ingingen, en andere aannamen. Dit werk heeft bij ons een pijnlijken indruk achtergelaten. Hadden wij gedacht van de bootwerkers volle medewerking te krijgen, ook dezen eischten bijna het onmogelijke van ons, en vorderden abnormaal hooge bedragen aan arbeidsloon. Wij betaalden alzoo op een werk, dat in stukloon berekend f 82 zou zijn, f 192, dus f 110 te veel. Nu was er toevallig een staking in de Haven, en om nu den werkgevers geen kracht te geven door te kunnen wijzen op de werklieden eener arbeiders-coöperatie, welke ook aan deze te hooge eisehen stelden, hebben wij betaald. Natuurlijk ging de betaling nu juist niet zoo erg zoetsappig. Daar de geheele lading nog niet was ontvangen, hebben wij met onze eigen leden de restanten opgeruimd en werden onze mannen met de lievelijke benaming van onderkruiper betiteld. Gelukkig hadden wij niet veel tijd om aan deze onaangename kwestie te denken, daar wij voorbereidselen moesten maken voor het Ammoniakwerk. 2000 ton Ammoniak werden per waggon uit Duitschland aangevoerd en moesten worden opgeslagen in het Gemeentelijk Handels-Entrepot. Allerlei gereedschappen werden aangeschaft voor den opslag in het pakhuis Maandag, want met kruiwagens moest de Ammoniak worden getransporteerd uit de waggons in het pakhuis en daar gestort. Na eenigen tijd te hebben gelegen werd de Ammoniak weder opgeschept in zakken. Op een vastgesteld tijdstip kwam de zeeboot de opgezakte ammoniak laden, en daarvoor kwam dan ook het s/s Longchips in het Entrepot. Kwestie Tramliggers werk. Het Ammoniakwerk. Werkloosheid. Ceelenafgifte. Reorganisatie. Tegenwerking der Dok- en Veemwerkers. Op 27 April was de geheele inlading beëindigd. Er was hard gewerkt. Immers was het zout, toen het gestort lag, hard geworden en moest bij het opbalen de houweel gebruikt worden om de massa los te werken. Echter, de werkzaamheden waren vlot geloopen, de steamer was met spoed geladen en onze lastgevers waren best tevreden. De werkloosheid kwam ook hier weder onze optimistische stemming vergallen. Gaf de maand Mei nog wat werk, de maanden Juni, Juli en Augustus gaven niets anders dan verbittering, doch geen werk. Wij zagen ons genoodzaakt onze leden, welke gebrek kregen aan het noodigste, ter hulp te komen en gelukte het een onzer sympathiekste vrienden eenen financieelen grondslag te leggen en konden wij op die manier steun verleenen. In dezen slappen tijd namen wij de Ceelbeleggings-kwestie weer ter hand, en hadden wij het genoegen de toezegging te krijgen, dat, indien wij 2 heeren bereid vonden als commissarissen op te treden, ten genoege der Nederlandsche Bank de deposito dan ter plaatse gestort zou worden. Wat onze organisatie betreft, waren wij druk bezig de bestaande Statuten te veranderen, in hoofdzaak het gedeelte dat handelde over de stortingen der leden. Immers moesten de leden per maand f 1.— storten, wat voor de werkende leden bijna eene onmogelijkheid was, gelet op de steeds voortdurende werkloosheid. Over deze kwestie werden vergaderingen gehouden op 31 Mei en 9 en 16 Juni. Sympathieke voorstellen waren er; een er van wenschte zelfs de betaling der werkende leden te doen geschieden 2/3 in geld en 1/3 in zegels. Deze opoffering werd evenwel niet geaccepteerd, maar een ander voorstel aangenomen, waardoor de leden verplicht werden van het verdiende loon 5% te storten op hun aandeel. Bovendien werd besloten het ledental uit te breiden door van de zich aanmeldende candidaten 10 aan te nemen. Het doel der storting was niet alleen in de Coöperatie het bestuur en het ruwe werk te laten verrichten door arbeiders, maar ook te trachten door deze stortingen het aandeelenkapitaal geheel door de arbeiders zelf te laten bijeenbrengen. Wij hebben reeds gezegd dat wij ook tegenwerking hadden van de arbeiders (bootwerkers), thans ondervonden wij hetzelfde van de Dokwerkers. Toen het gerucht was verspreid, dat wij leden zouden aannemen, kwam er op 10 Juni een verzoek van de Dok- en Veemarbeidersvereeniging om een collectief contract te sluiten, en had ter bespreking van dit verzoek een vergadering plaats op 11 Juni. Het Bestuur onzer Coöperatie en dat van de Dok- en Veemarbeidersvereeniging waren aanwezig en door de Dok- Het pand „Maandag" in het Algemeen Handels-Entrepot alwaar ons kantoor is gevestigd en op welke zolders wij eenige tienduizenden zakken Beetwortelsuiker hebben opgeslagen. werkers werd de bedoeling van hun verzoek toegelicht. De Dokwerkers wenschten, dat het werk der Coöperatie behalve door de leden, uitsluitend zou verricht worden door georganiseerde Dokwerkers en niet met arbeiders welke geen Dokwerkers zijn. Door ons werden de Dokwerkers gewezen op het minder hooge peil, waarop hun voorstel stond. Onze vereeniging toch was opgericht om de mannen, gevallen in den strijd tegen de georganiseerde werkgevers, aan brood te helpen en zouden deze arbeiders op die wijze weer op straat staan. De Dokwerkers hielden vol, dat de arbeiders, welke tot op heden het werk hadden verricht, geen Dokwerkers waren en er geheel buiten stonden. Hun werd verzocht hun verzoek schriftelijk in te dienen; de Coöperatievergadering zou dan beslissen. Het bleek dus de Dokwerkersvereeniging te doen, om het beste en mooiste werk voor hare leden uit te zoeken en de rest over te laten voor onze leden en anderen, en toen een twaalftal arbeiders, waaronder de Voorzitter van de Dokwerkers, zich aanmeldden voor het lidmaatschap, begon de tegenwerking pas goed. De Dokwerkersvereeniging wilde op elke wijze het toetreden tot de coöperatie verhinderen. Op 14 October vond er eene vergadering plaats van gecombineerde besturen der havenarbeidersorganisaties. De agenda luidde: Kan een goed lid der Vakorganisatie tevens lid der Nederl. Coöp. Transito-Mij. zijn? en Hoe is de houding der Vakorganisaties tegenover de Transito en omgekeerd de houding van de Coöperatie tegenover de Vakorganisatie? Aanwezig waren de besturen van Dokwerkers, Bootwerkers, Schuitenvoerders, Handel en Nijverheid en ons Bestuur. Beide genoemde vragen werden door de Dokwerkers gesteld. Na lange besprekingen werd door de drie organisaties (Bootwerkers, Schuitenvoerders en Handels- en Pakhuisbedienden) erkend, dat de Coöperatie altijd een loyale houding had aangenomen en werd het optreden der Dokwerkers gelaakt als zeer egoïstisch. Organisatorisch werd nu niet meer opgetreden, doch de Havenarbeider van 14 December bevatte een insinueerend stuk van den Secretaris der Dokwerkersvereeniging. Er werd dus stemming gemaakt en dit had ten gevolge dat 5 onzer leden, van hunne werkzaamheden terugkeerende, door eenige Dokwerkers werden aangevallen. Deze soort actie werd ook in 1908 voortgezet. Gelukkig dat wij krachtig genoeg waren, ons tegen deze lastercampagne te verzetten. Het afleveren, opladen en vervoeren van de voor expeditie gereedgemaakte zwavelzuur Ammoniak. Op den voorgrond de kade van het Algemeen Handels-Entrepot, op den achtergrond het S. S. Longchips, welke circa 60.000 bn., a 100 Ko. netto, moet laden voor Ned. O.-Indië. Aangaande punt 2 is de Commissie, bestaande uit de leden: H. J. de Vries, L,. B. van Kints, P. N. Engelblik, A. Kleinnibbelink en J. Backhuis, eenparig van oordeel, dat de posities der gesalarieerden dringend zoowel moreel als financieel, verbetering eischen, om redenen in onderstaand Rapport omschreven. ie. Gehoord hebbende de toelichtingen van het Bestuur en de mededeelingen van de werkende leden, zitting hebbende in deze Commissie en overwegende de discussiën onderling, dat door het Bestuur steeds een werkzaam deel wordt genomen in het uitvoeren der werkzaamheden door de Mij. te verrichten, en bovendien dat door het Bestuur de geheele administratie der Mij bijgehouden wordt en alle transacties en zaken door haar gesloten en behandeld worden; 2e. dat het salaris bij de oprichting der Mij. gedurende het eerste jaar niets is geweest en het Bestuur alleen door ondersteuning van de Vakvereeniging Handel en Nijverheid, gepaard met groote ontberingen hunnerzijds, hunne respectieve gezinnen voor algeheelen ondergang hebben kunnen behoeden; zoodat het eerste jaar in 't geheel geen salaris aan hen werd uitgekeerd. Het 2e jaar heeft het Bestuur voor een deel haar salaris ontvangen uit de hand der Mij., voor een ander gedeelte uit eigen kas genomen, waarvoor door haar een leening is gesloten groot f iooo. Hiervan is de helft afgelost door het Bestuur en de resteerende f 500 door de maandelijksche contributie der leden; 3e. dat na de tot standkoming der salarieering van het Bestuur het salaris evenwel niet toereikend is geweest, om eenigszins de geleden schade en achteruitgang te herstellen der eerste jaren van de oprichting; 4e. dat de Bestuurders evenals iedere andere georganiseerde arbeider, hunne contributiën, afdrachten, aflossingen enz. hebben moeten voldoen, waardoor dat salaris, hetwelk tot dusverre genoten werd, aanmerkelijk gereduceerd wordt; 5e. dat wanneer hier niet financieel verbetering gebracht wordt in de posities van het Bestuur der Coöperatie, niet datgene van het Bestuur kan worden geëischt, wat voor den bloei der Mij. bevorderlijk geacht kan worden, daar de leden van gemeld bestuur door te zware huiselijke zorgen worden gedrukt; 6e. dat aan de hand van Art. 4 der Statuten, waar staat: „DeMij. beoogt aan de arbeiders een billijk loon te geven" en de commissie van oordeel is, dat de gesalarieerde beambte en de bestuurders der Mij. als zijnde functionarissen, ook vallen onder dat artikel, en zullen de leden niet anders dan protesteeren tegen een te lage salarieering van dit Bestuur en den beambte; 7e. dient nog opgemerkt te worden, dat het Bestuur, niettegenstaande alle moeilijkheden, strijd, zorgen enz. haar taak met ijver heeft vervuld en getoond na een bestaan van 4§ jaar het vertrouwen der leden ten volle waard te zijn. De commissie is dan ook van oordeel, aangaande het punt van bespreking (waarover zij het onderling eens is) de salarisverhooging van den gesalarieerden beambte en der Bestuurders op den volgenden grondslag te omschrijven: Als basis wordt aangenomen het hoogste bedrag wat over 1907 door een der gunstig geplaatste leden (d. w. z. de werkende leden) aan de Mij. is verdiend, door het aantal arbeidsdagen van dat lid en dit te vermenigvuldigen met 300, zijnde werkdagen van het Bestuur. Positie van dat werkende lid: Arbeidsdagen 184; verdiend loon f 792. Doorsnee per dag f 4.30, geeft over 300 arbeidsdagen 300 maal f 4.30 is f 1290, gemiddeld dus per week f 24.80. Dit als maatstaf aannemende, zal de Coöperatie, de werkende bestuursleden en beambte ten goede komen. Daar de financieele positie der Coöperatie onder het oog moest worden gezien, is de Commissie hieromtrent het volgende gebleken: Gehoord hebbende de toelichting van het Bestuur, gezien de rekening der exploitatiekosten, ontvangsten, uitgaven enz. en overwegende dat, alhoewel aan het einde van ieder boekjaar de Mij. voor een verlies staat, zijnde: 190 3 verlies f 876.96 190 4 ,, - 2244.02 I9°5 „ - 2535.85 1906 „ - 3082.46 welke bedragen steeds gedekt zijn uit de leening groot f 10000, door de Mij gesloten; dat het saldo van genoemd kapitaal niet bijzonder groot is en bovendien dit jaar aflossing moet geschieden groot f 500, en dit wel eenige bezorgdheid verwekt, is de commissie van oordeel, dat dit toch geen reden mag zijn tot onthouding van salarisverhooging. Daar nu met het oog op het aanstaande werk in dit jaar voor de werkende leden (indien de verwachtingen in deze niet teleurgesteld worden) een voordeelig jaar beloofd te worden en van beambte en bestuurders bijzondere krachtsinspanning zal worden geëischt, is de commissie van oordeel, dat een salarisverhooging alleszins gemotiveerd is en geenszins achterwege mag blijven. Nu blijkt uit de begrooting voor 1908, dat de onkosten en uitgaven, de inkomsten niet verre zullen te boven gaan, zoodat voor 1908 geen aanmerkelijk verlies te boeken zal zijn. Hier- Toelichting. mede is de financieele zijde voldoende bekeken, en gaat de commissie over tot behandeling van de moreele zijde van de haar ter behandeling gegeven punten. Voorgelicht door den Ambtenaar van het Dagelijksch Beheer, bij name van Oogen, is de Commissie uit het volgende gebleken, dat er eene leemte in onze Coöperatie bestaat en wel deze: ie dat door de te verrichten werkzaamheden der Be stuursleden in het bedrijf als ploegbaas, weger, expediteur of afdeelingschef, hunne administratieve werkzaamheden hierdoor veel te lijden hebben; 2e. dat hierdoor de ambtenaar van het Dagelijksch Beheer dikwijls genoodzaakt is de administratie over te nemen en alle zaken der Maatschappij behandelt, zoodat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat na verloop van tijd alles het kenmerk draagt van de ideeën dier beambte; 3e. dat die beambte hierdoor eene te groote verantwoording zich op de schouders laadt, en hierin ten spoedigste verandering behoort gebracht te worden; 4e dat de leden der Coöperatie in geen geval mogen toestaan dat de ambtenaar zooveel verantwoording draagt. Ter toelichting diene, dat: Het Bestuur der Coöperatie moet als 't ware geheel bestaan uit personen, welke noch eenige functie (gesalarieerd) aan de Mij. bekleeden, noch aanvechtbaar zijn door de buiten de coöperatie staanden. Deze zouden dan hunne respectieve plaats in de werkzaamheden kunnen blijven innemen en hunne functie als bestuurders der Mij. neder moeten leggen, wat evenwel makkelijker gezegd dan gedaan is. Hiervoor de geschikte personen te vinden is niet moeilijk, doch hen te bewegen in het bestuur der Coöperatie plaats te nemen, gaat niet zoo gemakkelijk. Dienaangaande ziet de commissie de wenschelijkheid in, nu na een bestaan van 4! jaar, een geschiedenis achter zich hebbende, en de Mij. met trotsch kan terug zien op de door haar verrichte werkzaamheden, die personen te verzoeken een plaats in het bestuur in te nemen, welke bij de oprichting der Mij. geweigerd hebben, hun naam aan de Mij. te geven. Mocht dat niet het gewenschte resultaat opleveren, dan zal men moeten trachten in eigen boezem iets te vinden, waardoor gesalarieerde beambte en bestuurders afzijdig van elkander komen te staan. 5e. dat verandering in de werkzaamheden de commissie wenschelijk voorkomt en wij het dien weg moeten sturen, dat wanneer de werkende leden hunne dagtaak geëindigd hebben, en Plicht," Dok- en Veemarbeidersvereeniging, Schuitenvoerders „Eendracht maakt Macht" en de Handels- en Pakhuisbediendenvereeniging ,,Handel en Nijverheid." De bestuurders van deze vereenigingen waren allen vertegenwoordigd. Twee punten moesten besproken worden: ie Kan een goed lid der organisatie tegelijk lid der Coöperatie zijn? 2e Hoe is de verhouding der Coöperatie tegenover de organisatie en contra, de houding der organisatie tegenover de Coöperatie. Op deze vergadering werd door het bestuur aangetoond, dat door de Coöperatie f 4200 meer aan arbeidsloon was uitgegeven, alleen voor het verwerken van bietsuiker, als aan een der Veemen; verder dat als controle op de booten van Hansen en Closter ook f 640 meer verloond is dan bij de Cargadoors en Stuwadoors; nog werd gewezen naar haar belangloos optreden tijdens de uitsluiting in Rotterdam 1906, en ten slotte op het in dienst nemen van havenarbeiders die af en toe werden uitgesloten. Kortom, hier werd aangetoond dat de Transito was een onmisbaar wapen voor de arbeiders in het havenbedrijf. Op deze vergadering werd door 3 organisaties erkend, dat de houding van Dok- en Veemarbeiders egoïstisch en in strijd met organisatie en algemeen belang was. Ten slotte zouden de notulen van deze vergadering aan elke organisatie opgezonden worden, en zou op de respectievelijke h.h. vergaderingen dit punt zelf aan een ernstige bespreking onderworpen worden. Intusschen bleef „Dok en Veem" zijn ingenomen stelling handhaven, en leverde in „De Havenarbeider" van 14 Dec. de Secretaris van „Doken Veem," A. J. Lodder,een beschuldiging aan het adres van de Transito-Mij. en haar werkers. De beschuldiging kwam hierop neer: ie De Transito-Mij. verwerkt harde zakken bietsuiker zonder 2 man meer in de ploeg en 5 cent per 100 zakken meer; 2e dat in het Nieuw-Dok de georganiseerde dokwerkers bleven staan schoon de ploeg niet compleet was; 3e dat de werkende leden van bovengenoemde Mij. zich verlagen door persoonlijke hebzucht, en zich niet verzetten tegen het inbreuk maken van een overeenkomst; 4e dat het lidmaatschap van de vakorganisatie niet vereenigbaar is met dat van de Transito-Mij. In „De Havenarbeider" van 28 December dient J. J. van Oogen den secretaris van D. en V., A. J. Lodder, van repliek, door mede te deelen: ie dat door de Transito-Mij. f 4200 meer aan arbeidsloon is uitgegeven als aan een der Veemen; 2e dat er aan de Veemen harde zakken suiker worden verwerkt door dok- en veemarbeiders zonder 2 man meer en zonder 5 cent verhooging. 3e dat in deze laatste campagne door de Transito-Mij. nog geen harde zakken zijn verwerkt: 4e dat het onbillijk is van de dok- en veemarbeiders beslag te willen leggen op het werk van genoemde Maatschappij. Van beide kanten werd toezegging gedaan nog eens op de zaak terug te komen. Door het bestuur van de Transito-Mij. werd aangedrongen bij de verschillende organisaties, in hoofdzaak „Recht en Plicht" en „Dok en Veem," om een uitspraak van de h.h. vergaderingen, waarop de beide punten behandeld zouden worden. „Recht en Plicht" had een commissie benoemd en deze toog aan t werk; over alle bescheiden, de coöperatie rakende, kon men beschikken en al het materiaal betreffende het arbeidsloon enz. kon men openslaan. Na verschillende vergaderingen gehouden te hebben, kwam van elke organisatie een schriftelijk antwoord in, welke wij hier laten volgen: Van de Schuitenvoerders: Amsterdam 22 October 1907. Aan het Bestuur der Ned. Trans.-Mij. G. H., Volgens besluit, genomen in de gecombineerde vergadering van 14 October j.1., brachten wij de bespreking aldaar gehouden in onze h.h. vergadering van Zondag 20 October. Wij kregen als algemeene uitspraak dat de Ned. TransitoMij., als staande op een algemeen arbeidersstandpunt volgens Art. 4. harer Statuten, ten zeerste de algemeene opinie der arbeiders behoort te hebben; betreurt het, dat arbeiders een bekrompen standpunt tegenover een dergelijke organisatie innemen en spreken den wensch uit, dat de Dok- en Veemarbeiders-Vereeniging alsnog tot andere gedachten moge komen. Hopende dat deze uitspraak moge medewerken tot eene bevredigende oplossing in deze kwestie. Achtend, na groeten, F. de Haan, Secretaris Schuitenvoerdersvereeniging. „Eendracht maakt Macht." a. of een lid der Dok- en Veemarbeidersvereeniging of andere vereeniging in het havenbedrijf, tevens lid mag of kan zijn van de Ned. Transito-Mij.; of de Ned. Transito-Mij. een sta-in-den-weg is voor de vakorganisatie. Wij hebben om zulks te onderzoeken één vergadering gehad met het bestuur der Ned. Transito-Mij., één met de Dok- en Veemarbeidersvereeniging en één vergadering met beide besturen; ook hebben wij inzage gehad van de boeken der Ned. Transito-Mij. om te onderzoeken of deze Coöperatie minder loon betaalt als een der Veemen of eventueele patroons en of zij met personen werkt, welke voorheen buiten het transportbedrijf stonden. Na dit onderzoek hebben wij niet kunnen eonstateeren dat het lid zijn der Coöperatieve Ned. Transito-Mij. en het lid zijn van een der vakvereenigingen niet kan samengaan, ook niet dat de Ned .Transito-Mij. een sta in den weg is voor de vakorganisatie. Wij meenen dan ook dat hieromtrent de meening van „Dok en Veem" meer op een misverstand berust. Om echter alle kleine kwesties uit den weg te ruimen, acht de Commissie het noodzakelijk, dat de leden en allen die aan de Ned. Transito werkzaam zijn, lid zijn van een der bestaande havenarbeiders-organisaties. De Commissie, J. Terpstra. H. Beom. H. Lazeran. Deze brieven van drie havenorganisaties kunnen voor de Dok- en Veemarbeidersvereeniging weinig of geen waarde hebben, voor het bestuur der Ned. Transito-Mij. en haar werkende leden zijn zij van veel waarde. De secretaris van Dok en Veem heeft dan ook niet anders als praatjes verteld in „De Havenarbeider," enkelen alleen uit broodnijd. Wanneer het eene Veem van het andere Veem een klant afneemt, bijv. Blaauwhoedenveem van Purperhoedenveem, dan dragen de dokwerkers dit in gelatenheid, schoon er bij Blaauwhoedenveem maar weinige dokwerkers nog iets verdienen, terwijl hetzelfde werk bij Purperhoedenveem verricht wordt door Dok- en Veemarbeiders; doch als de Transito-Mij. werk krijgt van een der Veemenen z}3 gaat dan werken met slachtoffers of uitgeslotenen, dan eischen deze dokwerkers dit voor zichzelf, dan wordt er geen rekening gehouden met slachtoffers of dergelijken, het is hun werk, Dok- en Veemwerk, en daar mag niemand aankomen, ook geen slachtoffers of uitgeslotenen. Tegen zulk een egoïstisch gedoe zal elk vakvereenigings- man protesteeren, die een open oog heeft voor zijn medearbeiders. De drie havenorganisaties hebben erkend: ie het goede werken der Transito-Mij.; 2e dat de Transito-Mij. het geldende loon betaalt en nog meer; 3e altijd werkt en heeft gewerkt met transportarbeiders, uitgestotenen en ontslagenen; 4e dat de Transito-Mij. is een sterk wapen in den strijd der arbeiders in 't havenbedrijf en als zoodanig mag verlangen, dat elk vakvereenigingsman deze Coöperatie steunt; 5e dat het lidmaatschap van de Transito-Mij. niet in strijd is met het lidmaatschap van de vakvereeniging; 6e dat de verstandhouding tusschen de Transito-Mij. en de organisaties altijd een kameraadschappelijke was. Dat de Dok- en Veemarbeidersvereeniging dit niet wil erkennen, kan ons spijten, doch het algemeen belang eischt dat wij op den ingeslagen weg zullen voortgaan. Namens de Commissie van Bijstand: De Ned. Coöp. Arb.-Transito-Mij. Na dit verweer hebben wij ons niet meer met deze „Strijd"-organisatie bemoeid! * Het overschepen en verpakken van Ammoniak op de Maas te Rotterdam. Schipperscoöperatie. C. dat voortaan door genoemde Maatschappij zelf ceelen aan toonder of order zullen worden afgegeven op de opgeslagen goederen (beleenbaar bij de Nederlandsche Bank). D. dat deze ceelen geteekend zullen worden door den ambtenaar van het dagelijksch beheer en een der commissarissen. Als Commissarissen hebben zich bereid verklaard de Heeren Charles E. H. Boissevain en Ch. H. Escher. (Volgen de handteekeningen van den Ambtenaar van het Dagel. Beheer, de Commissarissen en het Bestuur.) Ter herinnering aan den heer Van Haren Noman, den directeur van het Blaauwhoeden Veem, welke onze Mij. had genoemd een verschijnsel dat zeer spoedig wel weer zou verdwijnen, zonden wij aan genoemden heer de eerste circulaire!! De ceeluitgifte was dus nu een feit geworden en hebben wij zelf ook daarvoor hard geijverd, wat zeer begrijpelijk is, toch moeten wij hier onzen diep gevoelden dank brengen aan allen, die ons dit mogelijk hebben gemaakt, en dan in de eerste plaats aan den heer C. W. Janssen als onze financieele en moreele hulp, de beide commissarissen de heeren Ch. Boissevain en Ch. Escher. Verder de heeren Mr. E. M. Meyers en H. Wertheim en vooral ook de Directie der Nederlandsche Bank. Bij allen heeft niet anders kunnen voorzitten dan sympathie voor onze zaak en vertrouwen in bestuur en leiding; wij zullen toonen dat dit vertrouwen niet misplaatst is geweest. Door eenige bestuurders van de Schippersvereeniging Schuttevaer, en enkele personen uit verschillende standen, was het vorig jaar een coöperatie opgericht, ten doel hebbende: a. Het aannemen en uitvoeren van scheepstransporten door geheel Nederland, België, Duitschland en in voorkomende gevallen, onder goedkeuring van den Raad van Beheer, ook naar andere landen; b. daardoor en op andere wijze de stoffelijke belangen der leden, voorzoover deze met het bedrijf der Binnenvaart verband houden, te bevorderen. De Coöperatie droeg den naam van Coöperatieve Schippersvereeniging. Onze Coöperatie, meenende in deze de schippers te moeten steunen, trad ook toe als lid sub B, na een aandeel van f 500 te hebben gestort. Natuurlijk was het te verwachten dat deze jonge coöperatie met veel moeilijkheden te kampen zou krijgen. Evenwel stonden wij beduusd over de wijze van inrichting en hebben dit ook meermalen gezegd. Alles was breeduit en zoo royaal mogelijk. Een Hoofdkantoor op de eerste verdieping van het Witte huis te Rotter- dam, met twee Directeuren en een leger van personeel; een kantoor te Amsterdam, Antwerpen en Rurorth, alles even modern ingericht, overal duur betaald personeel, walkapitein; kortom een inrichting welke men zich pas kan permitteeren, wanneer de omstandigheden dit mogelijk maken en er gunstige resultaten zijn verkregen. Deze gunstige resultaten bleven echter uit. Volgens ons hadden de schippers zelf meer de handen aan den ploeg moeten slaan; inplaats dat zooals bij ons, de arbeidsleden alles zelf deden, werd door de schippers niet anders gedaan dan gemopperd. Op de eerste de beste J aarvergadering, gehouden op 22 Mei te Rotterdam in het Vereenigingsgebouw, was de stemming dan ook allesbehalve vredelievend, en alleen de toezegging, dat het beter zou gaan, bracht een weinig rust onder de leden. Aan het einde der vergadering hebben wij ook de aanwezigen op het hart gedrukt zelf mee te coöpereeren. Wij deden wat wij konden doen om hen te steunen. Niet alleen dat wij op ons geweten hebben eenige leden aan de Coöperatie der Schippers te hebben toegevoerd, wij betrokken daarnaast ook al onze scheepsruimte van hen, en moesten daarvoor heel dure vrachten betalen. Immers de schepen die wij anders kregen voor f 7 a f 7.50 per dag, werden ons nu berekend tegen f 9 tot f 11 per dag, terwijl er bezwaar werd gemaakt over de levering van materiaal, waar wij vroeger nooit last van hadden. Bovendien gebeurde het meermalen, dat wij niet bediend konden worden om reden al hun leden in het werk waren, en de Coöperatie door de overige schippers geboycot was. Om het de Coöperatie niet moeilijk te maken, hebben wij ons in dien tijd beholpen met dekschuiten, wat natuurlijk duurder uitkwam . Tegenover het werk dat wij de Coöperatie verschaften, hadden wij ook werk van haar en wel het stuwen van de schepen, welke rijst moesten laden. Doordat dit werk — wat zeer slecht wordt betaald — voorheen was gedaan door mannen, welke bijna niet anders deden dan dat, en deze menschen oppositie voerden tegen ons, hebben wij ten slotte van dit werk maar afgezien. Immers het stuwen in een schip betaalt f 0.10 per last, een veel te lage betaling voor het werk, wat daarvoor moet worden verricht; wij betaalden f 0.35 per honderd. Daarbij kwam nog, dat de stuwers niet in de Ongevallenwet waren begrepen, daar zij in den zin dier wet als zelfstandige werkgevers te boek stonden en dus, ingeval van ongeluk, geen uitkeering van deze wet kregen. Om allen last te voorkomen, hebben wij dus van dit werk afgezien. Met de Cooperatie der Schippers liep het intusschen achteruit, en zal een volgend hoofdstuk het einde doen zien. Transito: Aan boord i controleur a f 4 p. dag is 3 pakkers a f 3 per dag is liever en: 3 mannen tegen stukgeld a 35 ct. per 100 f 12.— - 27.— - 105.— Premie Rijksverzekering Totaal f 144.— - 8.— Totaal f 152.— Vraagt men nu op wiens kosten geconcurreerd wordt? Het ligt er duimen dik op: ten koste der arbeiders!!!! Daarom kan het Blaauwhoedenveem tegen lager tarief werken als de andere veemen, daarom dringt dit veem zich tusschen de overige veemen en hunne klanten, werkende tegen tarieven, waarvoor geen behoorlijke arbeid kan worden verricht, en de arbeiders bij dit veem in dienst ontvangen voor hunnen arbeid een schamel loon, te veel om van te sterven en te weinig om van te leven. De strijd van alle veemen zal, niet alleen gericht zijn tegen de om lotsverbetering vragende arbeiders, maar ook tegen het Blaauwhoedenveem, dat onder elk tarief, met alle haar ten dienste staande middelen cliëntèle tracht te bekomen. Tegenwerking van losse veemarbeiders. Rijst werk firma Kamphuis. kantoren der stakers door politie onderzocht of er mogelijk ook onderkruipers werden vastgehouden. Bovendien was het geheele stakingsterrein door politie bewaakt en afgezet, en kon men daar geen toegang krijgen zonder een kaart, verstrekt door de politie. Het was dus voor ons niet aangenaam onder dergelijke omstandigheden te werken, doch het moest gebeuren. Was anders ons kantoor geregeld bezocht door onze werkende leden, thans zag men maar een enkele, die zich dan nog niet gunstig uitliet over ons doorwerken. Den volgenden dag moest de geloste suiker worden geleverd aan de raffinaderijen. De Bootwerkers en Zeeheden hadden de besmettingstheorie niet aanvaard, doch de Dokwerkers wel, zoodat, toen wij ons werk kwamen doen, zij ons wilden dwingen dit te laten liggen. Trots allerlei akeligheden hebben wij ons werk verricht. De veemen meenden wel, dat wij ons halsoverkop in den strijd zouden werpen, doch zij hadden verkeerd gerekend. Ook de heeren koopheden, welke met de uitvoering van hun werk verlegen waren, dachten dat wij nu wel bereid waren hun werk te doen, maar ook deze kregen bericht, dat wij in die omstandigheden geen werk aannamen. Eenige onzer cliënten wenschten ons ook het vervoer hunner goederen op te dragen, doch ook dat werd beleefd afgewezen. Er behoorde heel veel beleid toe, onze houding consequent te bewaren, en het was een opluchting, dat op 26 Juli de staking werd opgeheven. De Dokwerkers meenden in dit jaar weer eens hun antipathie voor onze Coöperatie te moeten laten blijken. Wanneer onze leden geen werk hadden aan de Coöperatie, en er was rijstwerk, dan deden zij dat ook, om de redenen in een vorig jaaroverzicht geschetst. Toen nu een lichter arriveerde met ammoniak, wenschten de Dokwerkers dat onze leden dit werk zouden verrichten en aan hen zouden overlaten een partij rijst af te doen. Wij gingen natuurlijk er niet op in, om reden deze arbeiders ook reeds op andere tijdstippen hadden te kennen gegeven, dat wij wel het werk konden opzoeken, doch zij het moesten uitvoeren. Toen wij na eenige discussie andere menschen zouden nemen, kwamen de grootste opposanten al spoedig bij ons met de mededeeling, dat zij het zoo niet bedoelden. Voor de zooveelste maal hadden wij niet gebukt voor de dwaze grillen der Dokwerkers. Toch stemde deze kwestie ons niet plezierig. Het lafste was wel, dat de grootste schreeuwers later hunne excuses kwamen aanbieden!!!! Bedoeld rijstwerk heeft anders heel wat beroering teweeg gebracht. Op het eind is het net zoo geloopen als wij voorspeld hadden, n.1. de Zaansche firma wilde zooveel uit den Ons Magazijn te Antwerpen. Het sorteeren, insteken en merken van ledige zakken. Leemten by het vervoer en verlading van exportsuiker. door de geregelde afdracht der leden de hulp kon missen van dit fonds, werd dit dan ook onder dankzegging aan den storter terug gegeven. Voor het eerst werd aan onze leden dit jaar een week vacantie gegeven, met een gratificatie van f 5. Vóórdien kon dat niet, omdat onze leden niet geregeld in dienst waren, maar altijd op stukgeld werkten. Op 28 Augustus hielden wij een buitengewone vergadering, alwaar een overzicht werd gegeven van het voorschot op het loon, door de leden ontvangen. Vanaf 11 October 1911/19 Augustus 1912, zou er aan loon uitbetaald moeten zijn, gerekend tegen stukgeld: f 11456.26: er was betaald f 11166.— zoodat een overschot aanwezig was van f 290.26. Dit bedrag resteerde dus voor degenen welke niet tegen stukloon werkten. Wij mogen over het resultaat tevreden zijn. Immers de onderlinge jalouzie was door dit stelsel verdwenen; elk lid verdiende ongeveer evenveel en al is het nog geen paradijs (wat het wel nooit zal worden) toch zijn wij zeer tevreden. De Suiker was vanaf de oprichting het belangrijkste artikel voor onze Coöperatie, ook dit jaar. Waren wij in de campagne 1911/12 nog op 17 Januari 1912 aan het opslaan, dit j aar werd het kwantum van het vorige j aar nog overschreden en werd opgeslagen het kolossale getal van336854 zakken. Aan dit kwantum waren wij gekomen in hoofdzaak door hetBlaauwhoedenveem dat, bevreesd zijnde voor eene in de lucht hangende staking, geen suiker durfde aan te nemen. De grootste firma's konden in dezen gespannen tijdniet wachtentothethetBlaauwhoedenveem beliefde, doch geen der andere groote veemen had ruimte genoeg om de reusachtige kwanta te bergen. Door onze bijzondere conditiën met de Gemeente konden wij zoowel in het Nieuwe, als in het Oude Dok opslaan en zijn er dagen geweest, dat wij 17000 zakken entreposeerden. Zulke dagen waren voor ons prettig, daar er circa 100 man in de suiker werkzaam waren, die elk met een goed daggeld naar huis gingen. Wel is er veel van de leiding gevergd. Immers als de werkzaamheden in de Dokken zijn afgeloopen, begint de drukte juist op het kantoor. Maar het was een prettige drukte en leden en bestuur hebben zoo'n drukte gaarne. Er zijn in die campagne door ons verwerkt, aan opslag, expeditie en levering 1.328.380 zakken. Alles is in de beste orde afgeloopen, toch zijn er leemten, welke dringend verbetering eischen. In de eerste plaats de overname in de boot van de export-suiker. In den aanvang van de campagne werden er circa 250000 zakken naar Engeland gezonden. Deze suiker werd van verschillende fabrieken de ambtenaar zich verteld; zijn de 7 zakken gestolen, dan hadden de zegels niet in goede orde kunnen zijn; zijn de 7 zakken niet ingeladen aan de fabriek, dan heeft de ambtenaar aldaar zich verteld. Noch het een, noch het ander is werkelijk bewezen kunnen worden. Toch heeft de schipper kunnen betalen!!! Alweer: wat te doen? Volgens ons: de schipper zijn schuld. Deze moest op zijn charter de clausule laten zetten: Indien mijn schip door den Fiscus is goedgekeurd om suiker te laden en de lading is verzegeld door den Ambtenaar, in dienst van het Rijk, dan teeken ik niet voor stukstal, doch ben alleen verantwoordelijk, wanneer mijn lading in geschonden toestand arriveert, of de zegels verbroken zijn." Deze clausule, welke natuurlijk aanvechtbaar is, zou toch al een heele verandering brengen, want niet alleen is de schipper het slachtoffer. Ook de fabrikant, de koopman, de expediteur. Het is dan ook dringend noodzakelijk, dat in deze leemte worde voorzien. Een onderdeel der suikercampagne het agreëeren, heeft ons veel geleerd. Immers meermalen stonden wij verbaasd over de gewichten der suiker bij uitlevering te Amsterdam. Zeer dikwijls hebben wij onze weegwerktuigen herzien, omdat wij niet konden denken waar het onderwicht der suiker in zat. Doch, nu wij dagelijks op de plaats van de vulling der zakken aanwezig waren, was het ons zeer duidelijk, hoe de meest uiteenloopende gewichten ontstaan. De factoren, welken invloed oefenen op het gewicht zijn: ie het afdraaien der suiker, 2e de ruime of schrale hand van wegen door den betreffenden persoon. 3e de wicht, waarop wordt afgewogen. Wat no. 1 betreft, kan het volgende dienen. Als de suiker niet zeer droog is afgedraaid, dan zal er door indroging onderwicht ontstaan. Dit is zoo sterk, dat door ons is geconstateerd, dat een baal, gewogen voor 100.9 KG., den volgenden dag weer gewogen, thans maar 100.6 KG. deed, zoodat in den tijd van één dag 3 ons was ingedroogd. Dit is nu wel een groot onderwicht, doch 1 a ons per zak komt veelvuldig voor. 2e. Wij hebben dikwijls geconstateerd, dat de weger van de dagploeg royaler woog dan die van de nachtploeg, of omgekeerd, en beliep het verschil wel soms 1 a i| ons. Daaruit valt te verklaren het groote onderwicht bij de levering. 3e. Het gewicht waarop de zak wordt gewogen. Nemen wij aan, de tarra der zakken bedraagt 9 ons, en de fabrikant doet 100 KG. suiker in den zak, waardoor de baal dan weegt 100.9 KG. Als nu de weging op de plaats van lossing precies Onderwicht op suiker. Een kiek op een mooi werk n. 1. het verpakken van ca. 1800 ton Ammoniakwerk, komende in 3 Rijnaken van de Rühr en verpakt moet worden in de haven van Antwerpen. Het vierde schip is voor overscheping. overhouden, of de Kahn moest toevallig 5000 KG. minder hebben aangebracht, en wij ons 50 zakken verteld. Neen, wij waren secuur, en de 2035 francs welke men van ons eischten, waren eenvoudig veroorzaakt door de slordige telling aan boord. Onze lastgever bleef echter op betaling aandringen en heeft ons 50% vergoed; toch bleef het evenwel een belangrijk schadepostje. Eén zaak is er beter mede geworden; voortaan moeten wij alle ladingen voortellen en hebben ten slotte gedaan gekregen, dat bij het overnemen der lading aan eiken hijsch een nummerplaat wordt bevestigd. Het geheele jaar hebben wij dan ook van geen kwestie meer gehoord. Daar wij in het begin van dit jaar een nieuwen cliënt er bij hadden gekregen, was 1912 een mooi jaar voor de Ammoniak, wat blijkt uit onderstaande opgaaf: Verpakt in Amsterdam .... 7931230 KG. „ „ Rotterdam 14644580 „ „ Antwerpen 7934 Totaal 30509810 KG. Rotterdam was dus dit jaar de hoogste. De vooruitzichten voor het volgende jaar waren echter niet mooi. In het voorjaar werden wij alreeds gewaarschuwd, dat 1913 niet zoo mooi zou zijn, dat er minder ammoniak zou worden verscheept. Laten wij dus maar eens zien hoe 1913 zich heeft gehouden. Januari-i Augustus 1913. Weer een mooie suikercampagne. Algemeene werkstaking te Antwerpen v/h. Alg. Kies- en Stemrecht. De suikercampagne was in 1912, evenals de vorige, voor ons zeer gunstig en duurde buitengewoon lang. Op 31 Januari leverden wij nog suiker direct uit het schip aan de koopers. Vanaf het Nieuwe jaar was de opslag nagenoeg in onze handen, elke duim ruimte werd bevochten, en als een groote bijzonderheid mag vermeld worden, dat in het Oude Dok op den 5en zolder werd opgeslagen, zelfs op die panden waar de kraan niet kon komen, of geen windas bestond. Dus werden de balen in het portaal van den 4en zolder gebracht en daarna gedragen naar den 5en zolder, welke 40/50 meter lang is. Daar dit werk iets buitengewoons was, stelden de arbeiders ook nieuwe eischen. Immers was dit werk sedert 1902 niet voorgekomen. In dien tijd waren de arbeiders gewoon, lang en zwaar te werken voor laag loon. Daarna hebben de machines het werk zeer vergemakkelijkt. Komt er nu weder een werk uit den vroegeren tijd, dan staat men voor een probleem, hoe dit uit te voeren. Kortom, het werk was zeer zwaar, en wij hebben de arbeiders een billijke vergoeding gegeven. Toch zal het noodig zijn, dat de Gemeente meer opslagruimte aanschaft, opdat die menschenplagerij ophoude. Antwerpen. Daar ons bedrijf zich in hoofdzaak bepaalt tot de havens en dokken der groote centra, zitten wij natuurlijk bij voorkomende kwesties onmiddellijk midden in den strijd. In gewone conflicten tusschen patroon en arbeider, werken wij rustig door, omdat wij immers in goede verstandhouding leven met de georganiseerde arbeiders en hunne organisatie. De staking welke echter dit jaar in Antwerpen uitbrak, was er een ter verkrijging van Algemeen Kiesrecht. Het was te begrijpen dat juist hier de goed georganiseerde arbeiders niet werkten. Het was ook geen stroovuur, deze staking, wanneer Het Ammoniakwerk in de Haven van Antwerpen, circa 50 mannen zijn ± 10 dagen aan dit werk bezig. men de cijfers leest, vermeld in de „Nieuwe Gazet" van 18 April. Plaats van staking. Stakers Antwerpen en Mechelen 18500 Brussel 21000 Deuven 3000 Nyvel 11000 Gent 19000 Oost-Vlaanderen (zonder Gent) 7500 Luik 65000 Verviers 18000 Holy 10000 Charleroi en Ecaussina 75000 Soiqnius, Lessen en Brain .. 10000 Mons 52000 Het Centrum 45000 Doornik 8000 Namen 7000 Dinant 600 West-Vlaanderen 1400 Totaal 372000 stakers. Het was dus een reuzenstaking. Nu hadden wij daar juist een Ammoniakverpakking van 1500 ton te verrichten. Weken van te voren hadden wij onze lastgevers van de komende gebeurtenissen in kennis gesteld, en verzocht de lading te Rotterdam te doen verpakken, doch omstandigheden, welke door ons niet te beoordeelen zijn, maakten dit zeer bezwaarlijk, en moest het dus maar gewaagd worden. Nu hadden wij dit beweerd: wanneer de staking wordt opgeheven, beginnen de Dokwerkers het eerst bij ons, en was dit ook door ons met het Bestuur der Dokwerkers vereeniging afgesproken, en zou dit Bestuur zorgen, dat ons werk ongestoord zou worden afgemaakt. Die beloften zijn natuurlijk heel mooi, doch met zoo'n enorme beweging kan men zijn beloften niet altijd nakomen; wij waren dan ook voortdurend in Antwerpen om den loop der dingen te volgen, wat niet zoo gemakkelijk is, daar de berichten over den stand der staking nogal uiteenliepen. Onze lastgevers hadden groot belang bij de tijdige lading der partij ammoniak. Immers 15300 balen ammoniak moesten op 2 Mei in de boot zijn. Pas op 24 April ontvingen wij een telegram, luidende: Het Congres der arbeiders te Brussel besluit werk te hervatten. Wieme. Dit was voor ons een bewijs dat de arbeid bij ons kon Transport van zware steen. worden hervat als.... de arbeiders nu maar niet zouden besluiten de loopende week te blijven staken. Daarvoor moesten wij op het appel zijn en 's avonds waren wij in het vergaderlokaal „El Bardo," waar circa een 3000 dokwerkers bijeen waren om den toestand te bespreken. Uit solidariteit met de Mijnwerkers besloot men evenwel de staking te laten voortduren tot den daaropvolgenden Maandag. Het Bestuur van de Dokwerkersorganisatie, echter in aanmerking nemende, dat de staking officieel was opgeheven, zorgde er voor, dat wij den volgenden dag met 30 menschen ons werk konden beginnen. Toen is er gewerkt. Dag en nacht waren er 3 ploegen bezig en op 2 Mei lag de geheele lading gepakt, kant en klaar langs zijde der boot. Een woord van waardeering voor het taaie werken onzer vrienden is hier zeker op zijn plaats !!!3) De Reederij der boot was dan ook best tevreden, dat wij de lading op tijd hadden gepakt en wij waren trotsch dit in goede verstandhouding met de organisatie te hebben volbracht. Het vorig jaar hadden wij door de ijverige bemoeiingen van ons lid Backhuys in combinatie met deze 500 ton Graniet voor transport en opslag aangenomen, bestemd voor de te bouwen Effectenbeurs. Dit, voor ons geheel vreemde werk, werd tot volle tevredenheid der Bouw-Directie uitgevoerd. Genoemd lid, welke het bedrijf van Expediteur en Schuitenvoerder uitoefent, had op zijn schuit zeer sterk hijschwerk laten aanbrengen, waarmede stukken steen van wel 5000 KG. konden worden verwerkt. Het zwaarste stuk dat verwerkt werd, was een van 9500 KG. en is geplaatst aan den hoek van het Beursgebouw, terzijde van de Papenbrugsteeg. Doordat dit werk zoo goed was uitgevoerd, werd door ons lid verder geijverd om dergelijk werk te bekomen, en gelukte het hem, circa 3000 ton steen voor vervoer aan te nemen voor het nieuw te bouwen magazijn „De Bijenkorf." Daarvoor werd door ons een stelling ontworpen, welke na vervaardigd te zijn, op practische wijze de zware en kostbare stukken steen van de schuit op de lorrie bracht. Deze stelling staat op de O. Z. Voorburgwal voor de Pijlsteeg. Een tweede soortgelijke stelling staat aan het werk-terrein. In den korten tijd, dat wij met dit werk doende zijn, hebben wij de 1) Op welke waarde de berichten in de couranten kunnen worden geschat, bleek uit het feit, dat een lichter Pauline genaamd met een partij stukgoed en 200 ton ammoniak op 18 April was gearriveerd en het stukgoed moest lossen aan de Depperboot, deze boot kon in den tijd van 12 dagen geen enkel stuk gelost krijgen, zoodat wij op 30 April nog stonden te wachten op onze 200 ton ammoniak. Toch schreef de Gazette: ,,in de havens van Antwerpen wordt overal regelmatig gewerkt." Het lossen en op sleeperswagens laden van zware stukken zand- en granietsteen door middel van ons praktisch hijschtoestel, staande op en in de O. Z. Voorburgwal bij de Damstraat. bewijzen gegeven, de eischen aan dergelijk werk verbonden, goed te begrijpen. Om reden wij niet op elke plaats van bedoelde stelling gebruik kunnen maken, hebben wij een stalen dekschuit laten vervaardigen van bijzondere constructie In het midden van de schuit bevindt zich een geul, waarin een mast verborgen ligt van groote capaciteit; en een groote en een kleine laadboom. Daarachter staat een solide handwinch, instaat lasten tot 5000 KG. te hijschen. Deze schuit is zoo gebouwd, dat alle hijschgerei opgeborgen kan worden, en de schuit weer gewoon kan gebruikt worden voor andere doeleinden. Wij spreken de ernstige hoop uit, dat ons pogen een blijvend succes moge hebben. Onze ledenvergadering van 3 Juni was een der mooiste, die onze Coöperatie heeft meegemaakt. Immers het getuigt van een juist en beter begrip onzer leden, dat zij het op deze vergadering gedane voorstel van Bestuur en Financieele Commissie zonder eenig commentaar aanvaardden. Dit voorstel beteekende toch, dat van de winst over 1912 gemaakt f5690 45 J werd afgeschreven op materiaal en vroeger verlies, zoodat er maar f 2804.53! te verdeelen viel. Dat dit voorstel direct werd aangenomen deed ons genoegen. Eindelijk was hiermede een hartewensch onzer leiding in vervulling gegaan,n.1. dat het 10-jarig jubileum onzer Coöperatie daarin zou bestaan, dat wij ons vrij gewerkt hadden van onze schuldeischers. Thans kunnen wij zeggen: De coöperatie staat schoon. Elke belangstellende, die voor 10 jaar terug bezweken is voor ons gesoebat om toch maar een aandeeltje te nemen en dit heeft gedaan voor 9/10 met de gedachte „in Godsnaam, daar gaat weer 100 pop," heeft nu een heerlijke teleurstelling te boeken, dat hij zich toen zeer vergist heeft, en elk arbeiderlid, dat voor xo jaar de eerste f 5.— stortte, daarvoor mogelijk alles in het werk heeft moeten stellen om dezelve te krijgen en de verwijten zijner vrouw om geen geld te geven aan die prutsonderneming, kan thans met trotsch terug zien op het verschenen 10-jarig tijdperk, en zijn aandeel toonen, waarop f 100 of meer staat!!! Maar meer nog is op deze vergadering besloten. Aangenomen werd om aan de in den loop dezer 10 jaar uitgetreden leden, 't zij uit geldgebrek, 't zij om andere redenen, hunne gestorte penningen terug te geven. Dit was geheel een uiting van gevoel en van billijkheid. Het was ons werkelijk een plezier oude vrienden terug te zien, om hun te doen deelen in onzen bevochten tijdelijken voorspoed. De resteerende winst werd verdeeld als volgt: Onze eerste schuit. Een mooie vergadering en schoone lei. 4% Aan de aandeelhouders f 269.— 25% Aan het Reservefonds - 549.— 12% Aan het ondersteuningfonds - 264.— Het daarna overblijvende als: 40 % Aan de arbeiders die in 1912 bij ons hebben gewerkt - 610.— 30% Aan de arbeidersvereeniging in het bedrijf - 414.— 10% Aan het bestuur - 138.— 20% Voor algemeene doeleinden - 210.53^ Betaald aan uitgetreden leden - 350.—~ Totaal f 2804.53I Het aandeelhouderskapitaal bedraagt f 6736.15I als: Gestort door arbeiders f 4362.10A Gestort door belangstellenden - 2374.05 Zoodat de arbeiders f 1988.05J meer hebben afgedragen als de belangstellenden. Hoe is het nu mogelijk, dat wij arbeiders, die in deze 10 jaren een zeer beseheiden verdienste hadden, ruim vier duizend gulden hebben gestort op onze aandeelen, dit komt, doordat wij van elke gulden verdiend loon, 5 cent afdroegen, waarmede wij niet alleen ons bedrijfskapitaal verstrekten, doch tevens ons reservefonds en ondersteuningfonds steunden. De regeling was als volgt: De laatste 2 jaren hebben de werkende leden in doorsnede f 1000.— 's jaars verdiend. Daar werd afgehouden f50.—.Van de meeste dezer leden was 't aandeel van f 100.— vol en werd dus f 10.— afgeschreven op een nieuw aandeel, f 10.— gestort in het reservefonds en f 10.— in het ondersteuningfonds, het saldo van f 20.— terug betaald. Behalve dat wij een geheele schoone lei hadden, bedroeg ons reservefonds f 1588.06., dit fonds is alleen voor eventueele verliezen der Maatschappij te dekken. Het ondersteuningfonds bedroeg f 629.70. Deze instelling is dienend om de leden in hulpbehoevenden gevallen te steunen en heeft het reeds schitterend de reden van bestaan bewezen. Behalve dat en onze leden en alle overige arbeiders de overtuiging hebben dat zij het volle en hoogste loon voer hun arbeid krijgen, plus hun aandeel in de gemaakte winsten is er iets beters waarop wij wilden wijzen en dat is wel de verhouding die er in onze Coöperatie bestaat. Immers elke arbeider, lid of geen lid, geniet bij ons de meest humane behandeling en werken wij met vriendschappelijke houding met hunne vakbonden. Deze dag was eene van groote beteekenis. Het Bestuur had volstrekt de bedoeling niet gehad om den ien Augustus, den oprichtingsdag onzer Coöperatie, feestelijk of plechtig te herdenken. Toch werden wij aangenaam verrast, doordat de leden eenige dagen vooraf ons hadden gezegd, dat zij den ien Augustus anarchie zouden plegen, n.1. zich niet zouden storen aan Bestuur en Leiding, en dezen dag voor hunne rekening zouden nemen. Daar wij begrepen, dat een en ander met de beste bedoeling werd gedaan, lieten wij ons die behandeling maar welgevallen. Op i Augustus dus, mochten wij pas te 10 uur op het kantoor komen, waar met woeker de ruimte was benut. In het achterkantoor stond een prachtige bloemenversiering, daar tusschen prijkte een zeer mooi uitgevoerd Tegeltableau, voorstellende de 3 gebouwen, waarin de Coöperatie sedert hare oprichting was gevestigd. De tegel was prachtig uitgevoerd en de uitvoering geheel op initiatief onzer leden geschied. De aanblik was subliem! Het stemde ons aangenaam, dat de leden uit eigen aandrang en op eigen kosten ons deze verrassing hadden bereid. Zij hadden dan ook eer van hun werk, meest alle leden waren met hunne vrouwen tegenwoordig, en ook enkele leden, welke bij anderen in dienst waren. Bovendien waren onze Commissaris de heer Ch. E. H. Boissevain en Mej. G. E. Wilkens aanwezig. De heer Ch. Escher was door plotselinge uitstedigheid verhinderd, doch zijn sympathie sprak uit een hartelijk briefje en een mooi bloemstuk. Ook waren de Voorzitter van den Centralen Bond van Transport- en Havenarbeiders en de Afdeelingsvoorzitter aanwezig, terwijl nog vele bewij.zen van belangstelling van arbeiders en vrienden ons bereikten. Ons lid Ter Eaare, welke blijkbaar de organisator van dezen dag was, schetste in gevoelvolle woorden den oorsprong van het werken der Coöperatie in de afgeloopen tien jaar. Naar volle waarheid werden door den spreker geschetst de reuzenstrijd, dien de oprichters en bestuur hadden moeten voeren, en het onbeschrijvelijk leed en de ontbering door hen geleden. Ontroering verhinderde den spreker voort te gaan. Wij voelden dit en menig onzer was onder den indruk. Niet omdat er zooveel strijd was gevoerd tegen de wraakzucht der patroons en het vooroordeel van den Handel, doch wij voelen ons altijd aangedaan als wij hooren, dat zooveel leed werd veroorzaakt door de lafheid en domheid onzer medearbeiders. 1 Augustus 1903—1913 Als dan als contrast wordt gedemonstreerd de prachtige houding van circa 40 leden van „Handel en Nijverheid," ja, dan schiet het gemoed vol van hen die de worsteling hebben meegemaakt. Nadat Ter Daare dit stuk werkelijkheid aan de oppervlakte had gebracht, werd door den heer Boissevain eene korte, doch waardevolle rede gehouden, die getuigde van oprechte waardeering voor onze Coöperatie en haar Bestuur. Ook de Bondsvoorzitter der Havenarbeidersorganisatie hield een zeer kameraadschappelijke rede, kortom, het was een ernstige en waardige dag. Hiermede is het doelpunt dezer geschiedenis bereikt. Wij hebben bedoeld een resumé te geven van de voornaamste gebeurtenissen en werkzaamheden vanaf de oprichting onzer Coöperatie. Het is natuurlijk geen aangename lectuur geweest, die wij onzen lezers konden aanbieden, doch wat wij vermeld hebben, is de waarheid en niets dan de waarheid! Toch zijn wij er zeker van, dat onze geschiedenis ten voorbeeld kan strekken voor anderen. Zij zal, goed gelezen en goed begrepen, een waarschuwing zijn om maar niet in een vloek en een zucht het werk „zelf te doen." Onze geschiedenis heeft echter tegelijk doen zien, dat de arbeiders zelf ook iets kunnen uitrichten en de bewering dat de arbeiders zelf niets kunnen, absoluut niet opgaat. Immers, wij arbeiders, durven zonder eenige verwaandheid verklaren: wij hebben zelf het werk gedaan. Het Pionierswerk, de op- en inrichting, de boekhouding, de leiding en uitvoering van het werk, alles is door ons zelve verricht. Wat maar eenigszins van ons geëischt kon worden, is door ons gedaan. Immers men vergete niet, dat de beste onder ons, tot zijn 13e jaar onderwijs heeft genoten, ja zelfs, de man die met de leiding is belast, heeft maar 2 jaar onderwijs gehad en kwam daarna direct op werkplaats en pakhuis, onbekend met het kantoorleven, geen begrip van boekhouden, zaken doen, handelscorrespondentie enz. enz. Desniettemin mogen wij gerust zeggen, dat ons werk den toets der critiek kan doorstaan. Natuurlijk roemen wij niet op de behandeling door ons van de koopmansgoederen, dit was vanaf ons aller jeugd ons vak en moet dus in orde zijn. Toch verdient het de aandacht, na te gaan met welke enorme tegenwerking en vooroordeel wij hebben te kampen gehad. Dat wij trots dit alles in staat bleken te zijn, ons werk goed uit te voeren, beter in vele gevallen dan onze concurrenten, is dunkt ons het duidelijke Gezicht op het Algemeen Handels-Entrepot te Amsterdam. Een dag uit de campagne 1913. In deze uitstekende panden zijn, voor den dag van opname, reeds meer dan 100.000 zakken suiker door ons opgeslagen en waren wij nog met 4 kranen en circa 50 mannen bezig, welke 8 a 9 duizend zakken per dag opslaan, zoodat er nog wel eenige tienduizenden bij komen. bewijs, dat wij, arbeiders, als wij maar willen (en gewild en gedurfd hebben wij) iets tot stand kunnen brengen. En willen en durven doen wij nog!!!! Zeker hadden wij het nooit tot het schrijven van dit overzicht kunnen brengen, als ons werken niet op prijs gesteld was geworden door enkele groote handelaren en fabrikanten. Nimmer waren wij in staat geweest onze Coöperatie op den leest te schoeien waarop zij thans staat, wanneer er geen mannen geweest waren, die ons hebben geholpen, uit waardeering voor ons taai en volhardend volhouden, en ons verschaften hetgeen nu eenmaal niet van arbeiders gevergd kan worden. Op deze plaats zij hun onzen hartelijken dank gebracht!!! Ten slotte meenen wij te moeten eindigen. De aandachtige lezer zal zijne conclusiën op goede gronden kunnen trekken, en zeker zal hij, na alles te hebben overwogen, niet aarzelen zijne sympathie voor onze Coöperatie niet alleen in woorden, doch ook in daden te doen blijken. Het Bestuur. Overzicht van het aantal zakken Beetwortelsuiker door ons behandeld van 1903 tot en met 1912. ! 1903 1904 1905 1906 1907 1908 1909 1910 1911 1912 Totaal Geleverd uit 18500 zk; 89600 zk; 131482 zk; 100570 zk; 154071 zk; 169050 zk; 30100 zk; 77497 zk; 55681 zk; 73000 zk; 899551 zk; Amsterdam Schip of van 170098 zk; 52000 zk; 222098 zk; Rotterdam Schuit - 1 __ I I I I I 1 __ Opgeslagen in 21316 zk ; 8823 zk ; 33579 zk J 39036 zk; 92328 zk; 88439 zk; 12348 zk ; 67500 zk; 205884 zk; 300054 zk; 869307 zk ; Amsterdam Gemeentelijk 32000 zk; 8050 zk; 36800 zk; 76850 zk; Rotterdam Handelsentrepot 3000 zk; 3000 zk; Antwerpen Afgedaan uit 18500 zk; 8823 zk; 33579 zk; 38536 zk; 92328 zk; 88489 zk; 12348 zk; 67000 zk; 205884 zk; 565437 zk; Amsterdam Entrepot 32000 zk; 8050 zk; 40050 zk; Rotterdam 3000 zk; 3000 zk; Antwerpen Agreatie aan de 16000 zk; 168000 zk; 419210 zk; 179700 zk; 772910 zk; Bw. Suikerfabrieken Expeditie 16000 zk; 94°45 zk; 30000 zk; 124045 zk; Amsterdam naar het 77000 zk; 179562 zk; 219011 zk; 491573 zk; Rotterdam Buitenland —. _ __ _ . Gestoken 42000 zk; 42000 zk; Amsterdam voor 51850 zk; 51850 zk; Rotterdam Bemonstering I I I I i Totaal 39816 zk; ; 116923 zk; | 173884 zk ; j 205185 zk ; j 284935 zk ; 349817 zk ; 130887 zk; 424345 zk ; 1328280 zk ; 11107499 zk ; 4161671 zk; Totaal Vier Millioen Een Honderd een en zestig duizend, Zes honderd een en zeventig zakken suiker door ons behandeld, goed behandeld en minstens tegen het door de vakvereeniging gestelde loon. Van dit aantal werd alleen te Amsterdam 869307 zk; of in doorsnee Ca. 87000 per jaar opgeslagen in het Gemeentelijk Handelsentrepot. Eenige grepen uit ons Ammoniakwerk van 1907 tot 1912. Verpakt in Balen , , ., , f Pakhuishuur Totaal „ 1 Arbeidsloon Garen of Materiaal Campagne gewicht | Ca. picols Verpakking Naaitouw ledige zakken — " J ' I '907 l Kilogrammen sSef j Baïn j f ♦»" j f 4«°- f 400- | f 1226- I9°^ j Kieren ! SE® ! BS 1 ^ I < «8- f 480- ! f 5X5- I - I I I • J I ! • | ~i IW I Kiiogramn^n | Bata Men f < 922- I 1396- | f 403- i6702200 163916 2;)37 x Tfiooft f 768 - f 1004. f 2^S. 191° Kilogrammen Balen Balen 33 i 7 I j I | I I !9XI j KiSSen | & l & j 1 25T73- | f 1497- | jj « Ï9Ï2 j Krammen j Bakf j bS | f *9535- j f -533- j I 1938- j f 738- j ^SSSSi | Sfi® | ÏÏS { ' "5737- | f 6068- | < 6500- | f 350:- Honderd zeventien millioen een honderd zeventien duizend twee honderd zeven en zestig kilo los Zwavelzuur Ammoniak verpakt in Een millioen acht en negentig duizend en negentien balen a 100 KG.; netto en Honderd drie en twintig duizend negen honderd en twee veertig balen a picols gewicht. ... Een groot werk, wat veel arbeid, maar ook veel kosten vereischt, als demonstratie hebben wij eenige grepen gedaan uit onze kostenrekening, waaruit blijkt, dat alleen aan arbeidsloon voor verpakking is uitgegeven: Honderd vijftien duizend zevenhonderd en zeven en dertig gulden. Aan naaitouw, benoodigd voor het dichtnaaien der balen ruim Zes duizend gulden. Aan pakhuishuur voor het bewaren van ledige zakken Vijf en zestig honderd gulden en aan materiaal ruim Vijf en dertig honderd gulden. __ Zooals wij schreven zijn dit enkele grepen uit dit enorme werk, immers zijn er nog belangrijke uitgaven aan hchternuur, transporten enz., doch het meest sprekende vonden wij de posten door ons hier neergeschreven. CIRCULAIRE No. i. AMSTERDAM, Juni 1903. Mijne Heeren, Ondergeteekenden hebben de *-eer UEd. kennis te geven van de oprichting der VENNOOTSCHAP „DE NEDERLANDSCHE TRANSITO MAATSCHAPPIJ' . Deze Vennootschap stelt zich ten doel: r a. het laden en lossen in alle havens van Nederland van Stoom- en Zeilschepen; j b. het voor de vracht wegen, meten en controleeren van alle voorkomende Koopmansj goederen en daarmede in verband staande; / c. 'het bevrachten van Schepen (Algem-e-en Bevrachtings-Bureau) met Sleepdienst/ verbinding. Om dit doel te bereiken zal de Vennootschap: ln. door het stipt eerlijk en onpartijdig ten uitvoer brengen van de haar opgedragen \ orders, de haven van Amsterdam vooral (voor alle Handels-relatiën) ééne van de \ meest betrouwbare doen worden. \ 2° aan eiken cliënt garandeeren, dat zijn orders zonder stoornis en tot el Ken concur- \ reerende^ prijs worden uitgevoerd en dat alle eventueele schade, berokkend dooi \ vschuld""der Vennootschap, bij het laden of lossen van. schepen, vergoed wordt. De""Vennootschap kan en wil deze waarborg aan hare eventueele clientèle geven, doordien zij zich niet leenen zal om koopmansgoederen op dubbelzinnige wijze te behandelen, d. w. z. dat zij, geheel los staande van alle bestaande usances, stipt eerlijk zal meten, wegen, evenals controleeren. liet feit dat „DE NEDERLANDSCHE TRANSITO MAATSCHAPPIJ" den waarborg geven kan en wil, dat de arbeid zonder stoornis van de zijde der arbeiders zal geschieden, vindt zijn oorzaak daarin, dat elke vaste arbeider er belang bij heeft, dien arbeid niet te onderbreken, op welke wijze dan ook, aangezien onze Vennootschap samengesteld is uit personeel, zoowel op administratief als op elk ander gebied, dat in de eventueel te maken winst deelt, volgens onze Statuten, Daarvoor-heefKonze Venoootschap zich verzekerd van de medewerking der bekwaamste en eerlijkste mannen ujt.W bedrijf; mannen, die jaren achtereen aan de grootste Handels-Inrichtingen werkzaam waren en wier rechtvaardigheidszin sedert lang in opstand kwam tegen de zoogenaamde usances, die de eene of andere partij beslist benadeelen. Deze mannen nu, die een volmaakt correcten staat van dienst kunnen overleggen, gevoelen, dat hun ernstig streven met bucceb bekroond zal worden, wanneer namenlijk 11.11. Reeders, Importeurs enz. hunne orders opdragen aan „DE NEDERLANDSCHE TRANSITO MAATSCHAPPIJ" en dan waarborgen deze zelfde mannen, dat Amsterdam eene Handelshaven worden zal, waar H.H. Afzenders hunne goederen zullen durven heenzenden, wetende, dat die daar eerlijk zullen worden behandeld. Dan ook zal het niet meer voorkomen, dat de eene of andere Reederij huiverig zijn zal hare schepen te laten bevrachten op onze haven. Ook zal het „ALGEMEEN BE^ RACI riNGS-BUREAU" voor de Schipperij, aan onze Xennootschap verbonden, een einde maken aan v-le misbruiken, zoowel voor den koopman als voor den schipper, daargelaten nog de enorme \oordeelen verbonden voor den handel, wanneer deze weten zal, dat het lossen, de controle over ce te lossen goederen en derzelver vervoer over ééne en dezelfde schijf zullen loopen. Het toezicht over al deze werkzaan lieden is opgedragen, niet aan in het bedrijf theoretisch ontwikkelde personen, maar aan hei, die door jaren lange werkzaamheden in de velschillende categoriën eene uitstekende ervaring hebben opgedaan, zoodat de Reeder van een spoedige lossing v;n zijn schip overtuigd, de Afzender van eene eerlijke controle zijner te verzenden goederen verzekerd, en de Koopman, die scheepsgelegenheid raekt voor zijne naar het binnenland te verzenden waren, op de keuze van de beste en hem meest passende schepen rekenen kan. Als nieuw opgerichte Yennootschap, d:e hare werkzaamheden op breeden grondslag heeft opgevat, hopen wij door onze onafhankelijke positie, zoowel van Factors, Kooplieden, ( aigadoors en Stuwadoors, alzoo geheel en al g< isoleerd, een einde te maken aan de schromelijke wanverhoudingen in het Haven-Bedrijf. De beste gereedschappen voor elke branche in het Havenbedrijf staan ons ten dienste en de arbeiders, die het werk zullen verrichten, behooren, zooals boven gezegd, tot de best geroutineerde in het bedrijf. Van den Raad van Beheer tot den jongsten arbeider zijn allen practisch ontwikkeld, allen werken mede, zoodat slechts een corps var duur betaalde en alleen theoretisch ontwikkelde beambten bij ons ontbreekt. \ erre van onze zaak te schaden, zal juist dit er het zijne toe bijdragen de levensvatbaarheid van „DE NEDERLANDSCHE TRANSITO MAATSCHAPPIJ", te verhoogen, te meer wijl elke handelsman, die prijs stelt op den voo uitgang van Amsterdam als havenstad, moreel verplicht zijn zal ons in een dergelijk streven b Jiulozaam te zijn. iSlijue . xieeren, wij zuilen ae 'êer k 11a ue^e Aigemeeue iterniisge\'iüg voof "fret' geheele Havenbedrijf, eene nieuwe circulaire voor elke aparte Branche aan den Handel toe te zenden, waarna een onzer zich ten uwen kantore zal vervoegen en U verder die inlichtingen verstrekken, die verlangd kunnen worden. De hoop voedende, met uwe geëerde orders te worden begunstigd, teekent Hoogachtend, \ oorioopig Adres: ^[)e Nederlandsche Transito Maatschappij." Gelderschekade 77. Telephoonnummer .. 1783 .. N B. In onze 2e Circulaire zal worden aangegeven bij welke Bankinstelling ons garantiefonds is gedeponeerd, tevens zal bekend worden gemaakt waar ons materiaal zal zijn te bezichtigen. / Het S. S. Gamma, geheel beladen met kapbalken, waarvan een groot deel aan dek; het schip is zoo juist pas aangekomen en zijn de voorbereidselen voor lossing begonnen. Blz. 53. Hiermede was het eerste bedrijf afgespeeld. Na nog eenige tegenwerking te hebben ondervonden tijdens de uitklaring, kwam ook dit ten slotte in orde, en was hiermede de behandeling van onze eerste boot achter den rug. De inning der vrachtpenningen ging evenwel niet van een leien dakje. Eenige houthandelaren, alhoewel reeds in het bezit van hun hout, weigerden de vracht daarvan te betalen, om reden.... zij ons niet als scheepsmakelaars erkenden!!! Zij eischten van ons een notarieel stuk, geteekend door den kapitein van het schip, dat wij werkelijk de cargadoors waren, en slechts met behulp van advocaten kwam het geld eindelijk binnen. Nadat de afrekening der boot met de Reederij was geschied, ontvingen wij van deze een dankbetuiging voor de richtige behandeling hunner belangen. Van te voren had de kapitein ons de volgende verklaring gegeven: Hiermit erklaren wir, dass die Nederlandsche Transito Maatschappij die Interessen des deutschen Dampfers ,,Clara Menzell" in jeder Hinzicht als Clarrieungsagenten bestens vertreten haben. Wir können die Gesellschaft als Clarierungsagenten sehr empfehlen. pr. Menzell & Co. Amsterdam 2 Juli 1905. B. Seyfahrt. De cargadoors te Amsterdam gingen echter door, de reeders te boycotten welken zich door den genoemden stuwadoor lieten bedienen; mitsdien hielden wij een oogje in 't zeil. Op 7 Juli kwam het s/s Gamma, van de reederij Hansen & Closter te Apenrade, te IJmuiden binnen, en, na aldaar reeds moeilijkheden te hebben gehad, arriveerde het stoomschip te 7 uur te Amsterdam. De stuwadoor Jansen, welke aan boord was, stelde de Transito aan den Kapitein voor als den makelaar, doch deze wist nergens van en meende nogal vanuit de hoogte tegen ons te moeten optreden. Wij verlieten de boot, en geen uur later kwam de kapitein op ons kantoor met het verzoek of wij zijn boot wilden inklaren, hij wenschte daar evenwel niets voor te betalen. Beleefd werd hem gezegd dat wij dan ook niets zouden doen. Toen dan eindelijk een brief van de reederij kwam met opdracht aan ons de boot te behandelen, verlangde de kapitein, dat wij onmiddellijk 50% van de vracht zouden opzenden. Ook dit accepteerden wij niet. Toch begon de lossing. Nauwelijks een uur later was hij weder op ons kantoor en vroeg, wanneer wij nu 10.000 Mark zouden opzenden, want ze Tegenwerking te Zaandam in het bootbedrflf. hadden hem verteld, dat wij niet te vertrouwen waren. Toen toonden wij hem een bedrag aan Bankbilletten, grooter dan het door hem gevorderde bedrag, en was het wantrouwen van den kapitein verdwenen. Hij verklaarde met ons vriendschappelijk te willen samenwerken, wat dan ook is geschied, want in dat zelfde jaar behandelden wij nog viermaal deze boot van deze reederij. In het geheel werden 14 booten dezer reederij door ons behandeld. Toch was het een lastige cliënt. Immers wanneer wij precies het getal balken uitlosten werd onze opgave door haar erkend, was er echter een manco, dan werd dit niet erkend. r) Wij hebben van onzen kant met kracht gepoogd, de lossing zoo goed mogelijk te doen zijn, door van beide kanten eerlijke goed betaalde tellers te plaatsen, doch het ging hier al net als bij de behandeling der Oost-Indische goederen, alle handelaars willen eerlijk werken, mits het hun evenwel geen geld kost. Hadden wij te Amsterdam de tegenwerking voldoende onder de knie, toen wij te Zaandam zouden gaan werken was ook daar de tegenwerking in volle actie. Omreden het usance is te Zaandam, dat het werk aldaar wordt uitgevoerd door Zaandammers, had de stuwadoor Jansen zijn werk overgegeven aan den daar gevestigden stuwadoor Jan de Vries. Deze is de stuwer voor alle Amsterdamsche cargadoors. Met hem ging het evenals met de firma Halverhout & Zwart te IJmuiden. Eerst nam hij het werk aan, doch toen het s. s. Beta werd verwacht, weigerde hij om reden de Transito als cargadoor optrad. Ook de bootwerkers maakten bezwaren, doch na eene uitvoerige bespreking met het Bestuur, en nadat dit met de leden had vergaderd, namen de arbeiders het verstandige besluit onze booten te lossen. De bezwaren welke de arbeiders opperden, kwamen in hoofdzaak voort uit de vrees, uitgesloten te worden, indien zij voor ons werkten. *) Een feit is evenwel, dat de inlading te Riga nooit juist is. Wanneer de lading eener boot aldaar begint, dan worden de vlotten balken welke langszijde komen der boot los gemaakt. Wat er tijdens de lading zinkt of wegdrijft wordt genoteerd, doch aan een juiste controle daaromtrent hapert het weieens. Als nu de Stuurman er een drinkgeld voor over heeft, dan komt hij meermalen met grooter getal op zijn bestemming aan dan de connossementen luiden, doch als hij geen drinkgeld heeft gegeven, dan klopt de lading nooit. Daarom wordt dan ook meestal bij de lossing gerechtelijke telling aangevraagd. En dat juiste telling noodzakelijk is, bewees een voorval bij de lossing van het s/s Beta. Wij waren op deze boot als teller aangewezen (te Zaandam) en de teller van den ontvanger constateerden niet minder dan 358 manco. Toen echter onze tellers de vlotten natelden, bleek dat de tellers van den ontvanger zich eventjes een vlot van 114 balken hadden vergist!!!! De lossing der Beta ging daarna zeer geregeld. Dat de reederijen waarvoor wij werkten, onze diensten op prijs stelden, bleek duidelijk uit hunne opdrachten voor de controle hunner Bunkerkolen. Voor de eerste maal had dit plaats aan het s. s. Gamma. Dit schip moest 200 ton kolen laden, te leveren door de firma \ an der Ivolk. 1 oen onze controleurs aan boord kwamen, werden zij door de aanwezige kolen werkers — opgezet door van der Kolk — allerminst gunstig ontvangen. Allerlei benamingen werden hun naar 't hoofd geslingerd. Bij de weging van de eerste mand bleek waarom van te voren stemming was gemaakt. De mand, welke in de bascule kwam, hield absoluut het gewicht niet waarvoor hij werd uitgesproken en ten slotte kwam de kolenleverancier, op de partij van 200 ton, ruim 20 ton te kort, welke beslist de reederij in rekening waren gebracht, indien er niet gecontroleerd was geworden. Dat men ons als controleur vreesde bleek duidelijk uit het feit, dat wanneer de Transito controleerde, de kolen duurder jn prijs werden, en lager als wij niet controleerden. Ook hier, in de kolenbranche, bleek de zuiverende invloed van ons accuraat werken, en ontstond de tegenwerking dan ook uit de vrees voor gezonde atmosfeer. Kenige angstige dagen hebben wij doorgemaakt in September. Op 27 September werd door ons een wissel verzonden naar de reederij van Hansen & Closter te Apenrade groot f 6000. Op 28 September werd door de reederij verzocht te remitteeren. Wij seinden terug dat reeds op 27 dezer was geremitteerd, en direct kwam een telegram terug, dat er niets was ontvangen, en weder verzoek direct geld te zenden. Ten einde raad trokken wij een nieuwen wissel, groot f 7000 en ging onze Ambtenaar der Dagelijksche Leiding met deze op reis naar Apenrade. Daar gekomen was de eerst verzonden wissel juist gearriveerd. Kalm overhandigde onze ambtenaar aan den heer Hansen den tweeden wissel alvast op afrekening der in lossing zijnde booten. De heer Hansen stond werkelijk verbaasd, en vroeg of wij soms werden gesteund door Domela Nieuwenhuis!!!! Zoo was het hem meegedeeld; wij waren niet te vertrouwen, vandaar zijn dringende telegrammen. Aangenaam werd daarna gesproken over de werkzaamheden en vele technische raadgevingen, door den heer Hansen in dank aanvaard, werden door onzen beambte gedaan. Behalve de 14 booten der reederij Hansen & Closter, werden ook nog door ons behandeld de stoomschepen Accident en Gratia. Het laatste schip kwam met zware slagzij binnen en Cootréle Bunkerkolen. De verdwenen wissel. schoon dek, wat beteekent, dat de twee stalen masten als strootjes waren afgeknapt en gelijk met bijna de geheele deklading en de verschansing overboord waren geslagen. De oorzaak was in hoofdzaak de kolossale bovenlast waarmede deze houtschepen varen en waartegen reeds meermalen is gewaarschuwd, echter zonder resultaat. Een treffend bewijs geeft het Handelsblad in haar rubriek „Zeetijdingen" in het blad van 9 October: Antwerpen. (IJmuiden, 9 Oct.) Het stoomschip Antwerpen, van Rafsö, kwam hier binnen met zware slagzij. Het heeft een deel van den deklast verloren en veel dekschade. Aangespoeld (Katwijk aan Zee, 7 Oct.). Op het strand alhier zijn aangespoeld eenige honderden nieuwe delen, gemerkt A. T. en B. H., vermoedelijk afkomstig van deklast. Beta. (IJmuiden, 9 Oct.). Het Nederl. stoomschip Beta, van Neder Calix, heeft schade aan de brug en dekschade. Dea. (IJmuiden, 9 Oct.). Door den Ned. stoomtrawler „Gerbrig" werden alhier aangebracht twee man der equipage van de Noorsche bark „Dea", van Londen met cokes naar Frederiksstad bestemd, welke twee eprsonen met lijnen van het schip waren gehaald. Een Eng. stoomtrawler had een boot met twee man uitgezonden om de bemanning te redden, doch deze boot sloeg om en de twee inzittenden verdronken. Het schip werd later door genoemden Eng. trawler op sleeptouw genomen, nadat tweemaal de tros was gebroken. De aard der schade van de bark is nog niet bekend. Eden Hall. (Rotterdam, 9 Oct.). De berging van het Zaterdag bij boei 31 gedeeltelijk gezonken Eng. stoomschip Eden Hall, (zie Ochtendblad 8 dezer) is aangenomen door de „Nieuwe Berging Maatschaapij" onder directie van den heer G. Dirkzwager Mzn. Van de lading in het achterruim dat tot dusver droog is gebleven, zijn 600 tons onbeschadigd in lichters gelost. Een duikers-onderzoek heeft aangetoond dat het gat door de aanvaring ontstaan, 22 voet hoog en 12 voet breed is. Dit gat zal voorloopig worden voorzien. Eldorado. (IJmuiden, 7 Oct.). Het stoomschip Eldorado, van Sundsvall, heeft een deel der deklading verloren en schade aan de brug. Frey. (Delfzijl, 9 Oct.). De Noorsche bark Erey is hier gisteren verlaten binnengebracht door de Duitsche sleepboot Telegrapli, die was aangenomen door de loodsen, welke het schip hadden opgepikt. Tuig en booten zijn aanwezig. Het schip is geballast, heeft zware slagzij en maakt water. Freja. (IJmuiden, 9 Oct.). Het stoomschip „Freja", van Hernösand, heeft een deel van den deklast verloren en dekschade. De stuurboordsreddingboot is beschadigd. Januari-December 1908. Een succesvol halfjaar. Opnieuw behandeling van de ceelenafgife. Dit jaar begon met een mooi vooruitzicht. Niet minder dau 20.000 tonnen Ammoniak werden ons gegeven en wij hadden ook geregeld suiker af te doen. Tot einde Juni werd dan ook prettig doorgewerkt. In doorsnee waren circa 60 man in onzen dienst en steeg dit getal een enkele maal tot 130. Met de arbeiders was een regeling getroffen, die allen voldeed. Ieder man ontving per dag f 2.50 en aan het einde der week geschiedde de afrekening. De werktijd was van des morgens 7 tot des avonds 5 uur, onderbroken door 3 maal een half uur schafttijd. Tot einde J uni was er dus geregeld doorgewerkt en waren de maanden Juli, Augustus en September niet zoo slecht geweest, dan hadden wij kunnen bogen op een prachtig jaar; thans bleken deze maanden weer de klip waarop de coöperatie dreigde te stranden. Eiken dag aan de arbeiders mededeelen dat er geen werk is, ontneemt den moed aan het bestuur en leden en een verbitterde toestand is het gevolg. Alle pogingen werden dus aangewend om de slappe maanden aan te vullen met ander werk dan zout en suiker, doch het resultaat was nihil. In Mei werd het kantoor verplaatst naar den Achterburgwal, wat een groote verbetering beteekende. Toen de verhuizing geheel was afgeloopen, begonnen wij weder aan het oude onderwerp: verkrijging van eigen Ceelen. Nog altijd waren wij aangewezen op ceelen der Gemeente en moest de uitgifte daarvan elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Zou dus op zeker oogenblik de Gemeente, om de een of andere reden, weigeren ons verzoek toe te staan, dan was het ons onmogelijk suiker op te slaan. Gedachtig aan de toezegging, dat indien wij twee heer en konden vinden, bereid om als Commissarissen op te treden, waren wij van April tot einde December aanhoudend bezig te zoeken en mocht het ons ten slotte gelukken de heer en Ch. E. H. Boissevain enCh. H. Escher bereid te vinden, geheel belangloos als Commissarissen op te treden. De Directie der Nederlandsche Bank had toegestemd, na vele conferenties, dat, wanneer onze Statuten werden herzien, zij onze ceelen zouden toelaten. Op het punt van slagen, maakten twee der grootste firma's, waarvoor wij werkten, bezwaar, dat onze ceelen niet de waarde hadden als die der Veemen, aangezien wij geen vaste goederen hadden en ook geen kapitaal. Door ons werd daartegen aangevoerd, dat onze ceelen bijzondere zekerheid boden, immers: ie is elk aandeelhouder onzer Coöperatie tevens lid en voeren zij ook het werk uit; zij hebben dus het grootste belang dat het werk zoo goed en eerlijk wordt uitgevoerd als mogelijk is, 2e het toezicht en beheer bij de Veemen berust uitsluitend bij de Directeuren, daar de taak der Commissarissen van de Veemen niet meer is dan een ceremonieele, 3e al onze suiker ligt opgeslagen onder de Gemeente, waarmede wij contract hebben, en kunnen wij op grond van een en ander met gerustheid zeggen, dat onze ceelen grootere zekerheid bieden dan die der Veemen. Na deze argumenten verklaarden de heeren een geheel anderen kijk gekregen te hebben en waren hunne bezwaren dan ook verdwenen. Behoudens de werklooze maanden Juli, Augustus en September was het jaar 1908 een prachtig jaar. Alleen voor de artikelen Suiker en Ammoniak werd aan arbeidsloon uitgegeven de som van f 24000. Wij hebben de geschiedenis van dit jaar een weinig vooruit geloopen om het belangrijkste het eerst te vermelden, doch niet minder belangrijk was de regeling welke werd getroffen inzake de werkloosheid. Aan de leden werd gelegenheid gegeven wekelijks van het verdiende loon een zeker bedrag af te zonderen. Dit bedrag werd te hunnen name geboekt en bij werkloosheid aangewend tot ondersteuning. De leden die dus gestort hadden, konden een bedrag vragen, de grootte van het opgespaarde niet te boven gaande. Reeds vanaf 1907 waren wij bezig onze innerlijke organisatie te versterken en was deze kwestie gesteld in handen van een Commissie. Deze wetende in welke moeilijke positie het Bestuur zich bevond en bewust wat er van hen werd geeischt, bracht in Januari het volgende rapport uit: De Commissie, gekozen ter vergadering der Nederl. Coöp. Transito-Maatschappij d.d. 23 December 1907, ter behandeling van punt 2 en 3 der agenda, zijnde: Punt 2: Herziening der posities van de gesalarieerde bestuurders en beambte der Mij. Punt 3: Verandering van het Hoofdkantoor, brengt hiermede verslag uit en draagt haar rapport op aan de Algemeene Vergadering. Organisatie en Commissie van Onderzoek. Rapport. ook de beambte niet langer behoeft na te blijven. Dit kan alleen door samenwerking worden verkregen. Als voorbeeld zou kunnen dienen dat in het Nieuwe Dok, tijdens de Suikercampagne i of 2 der meest administratief ontwikkelde personen onder de werkende leden, de beambte daar met den dienst belast na afloop der werkzaamheden diens administratie helpen volbrengen, en volgens rooster schippers aan zeggen. Deze assistenten zijn tevens dan geschikt bij eventueele ziektegevallen den ambtenaar te vervangen. Hiermede veronderstelt de commissie punt 2 voldoende behandeld te hebben en gaat zij over tot behandeling van Punt 3. Verandering van het Hoofdkantoor. Hieromtrent is de commissie van oordeel, dat alhoewel onder de bestuurders onderling verschil van opinie bestond omtrent de opheffing van het Hoofdkantoor, zij in overeenstemming met de commissie een opheffen van het Hoofdkantoor niet gewenscht achten, doch eene verplaatsing naar een geschikte gelegenheid zeer wel mogelijk is, omschreven in onderstaande punten: 1. dat opheffing van het Hoofdkantoor groote bezwaren en vertraging in de werkzaamheden te weeg zou brengen, zooals het bezorgen van telegrammen, het aanzeggen van partijen suiker, het aanmelden van schippers, het bezorgen van postpakketten, monsters, aanteekenen en nog zooveel andere kleine zaken welken te zamen een groot geheel maken; 2e. dat de bestaande relatiën vermoedelijk met opheffing van het Hoofdkantoor genoegen zullen nemen, doch wanneer het zou blij ken dat deze hiervan eenige moeilijkheden zouden moeten ondervinden, dit niet anders dan nadeeligen invloed op de relatiën zou uitoefenen; 3e dat geenszins de aanknooping van nieuwe relatiën bevorderd worden, daar men geneigd is een spoedig te bereiken adres in het centrum der stad te verlangen; 4e dat de Mij toch, al is ze slechts klein, een opslagplaats noodig heeft voor hare gereedschappen, ledige zakken en verder materiaal, waaraan eventueel gelegenheid voor een kantoor verbonden is; 5e dat in de oogen der buitenstaanders de Mij. direct in kracht aanmerkelijk teruggegaan zal zijn en dit vermeden behoort te worden. Hiermede veronderstelt de commissie, daar zij eenparig van oordeel is, dat een kantoorgelegenheid, met daaraan verbonden opslagplaats noodzakelijk is en in het belang der Mij. zal zijn, de vorenstaande punten voldoende weerlegd te hebben, doch aan het bestuur over te laten een keuze te doen in deze Belangrijke vergadering Een onverantwoordelijke daad der organisatie der Dok-en Veemarbeiders. De commissie acht zich daarmede dan ook van haren plicht ontslagen en hare taak als afgeloopen te beschouwen, overtuigd gehandeld te hebben naar den geest der leden en bestuur der en, in het belang der Mij. en ter bevordering der Coöperatie. De Commissie: H. J. de Vries. Iv. B. van Kints. P. N. Engeebuk. A. Keeinnibbelink. J. Backhuis. Over dit rapport werd 27 Januari vergaderd. In het Bestuur heerschte geen eenstemmigheid. Enkele bestuurders meenden een salaris te moeten vragen van f 25 per week, waartegen de beambte zich kantte, evenals tegen het voorstel neergelegd in het Rapport. Na een zeer zakelijke bestrijding van beide voorstellen, kwam de beambte ten slotte met het voorstel het salaris te stellen op f 20 per week, met toeslag naar evenredigheid van den bloei der Coöperatie. Had de Coöperatie dus een goed jaar, dan zou de toeslag bedragen f 150, was de toestand minder gunstig, dan zou de toeslag varieeren van f 50 tot f 100. Op deze wijze had de kas het minste risico. De meerderheid der vergadering erkende dan ook het juiste inzicht van den voorsteller, en werd in dien zin besloten. Het salaris van beambte en bestuur zou nu bedragen minstens f 21 per week en hoogstens f 23 per week. De lastercampagne der Dokwerkers werd in dit jaar voortgezet. De finale was, dat op 26 Maart een Deurwaarder ten onzen kantore kwam en het ledenregister ter inzage vroeg. Wij waren verplicht dit hem ter inzage te geven en 2 dagen later ontvingen 8 leden van ons het volgende schrijven: Amsterdam, 27 Maart 1908. Aan den Heer „Namens het bestuur der Vereeniging van Werkgevers deel ik U mede, dat met gebruikmaking van art. 8 letter D. van het reglement, uw groen-werkboekje op den 11 en April 1908 als ingetrokken zal worden beschouwd. Vereen, van Werkgevers i/h Veembedr." Tot goed inzicht diene, dat in de Amsterdamsche Haven een boekjesstelsel heerscht. Zonder groen of rood werkboekje — beiden uitgereikt resp. door de Vereeniging van Werkgevers i/h Veembedrijf, en die op Scheepvaartgebied — kunnen de arbeiders geen werk bekomen; alleen als er niemand anders te krijgen is, hebben de arbeiders zonder boekje kans. Arbeiders zonder boekje hebben dus vrijwel geen gelegenheid een stuk brood te verdienen. Men had dan ook nooit gedacht, dat de werkgevers de boekjes zouden inhouden, doch nu dé strijd-organisatie der Dok- en Veemarbeiders de werkgevers een handje gingen helpen, nu waren de werkgevers klein genoeg om enkele arme stumperts het verkrijgen van werk buiten onze Coöperatie onmogelijk te maken. Dit schandelijke werk was dus het resultaat van het wroeten der Dok- en Veemarbeidersvereeniging, een samenwerking tusschen een werkgeversvereniging en een arbeider svereeniging, om arbeiders broodeloos te maken. Toch durfde de Dokwerkersvereeniging zich nog steeds „strijd"-organisatie te noemen!!! Voor dat deze onsmakelijke geschiedenis afgewikkeld was, had onze Commissie van Bijstand reeds het volgende schrijven in De Havenarbeider van 4 April doen opnemen: Aan de Redactie van ,,de Havenarbeider." Gelieve het volgende te plaatsen: Sinds de oprichting der Ned. Transito-Mij. vestigde zich bij verschillende Dok- en Veemarbeiders de meening, dat het werk der Maatschappij uitsluitend door Dok- en Veemarbeiders zou verricht worden. In de eerste jaren na de oprichting bespeurde men maar weinig van die meening, omdat de Maatschappij nog maar weinig werk deelachtig werd, doch naarmate er meer werk kwam opdagen, kwam ook die meening van een deel der Dokwerkers meer op den voorgrond. Alle pogingen om hen van dit sterk egoïstisch denkbeeld af te brengen leden schipbreuk, ook al kwam men met statuten of h.h. reglement der coöperatie, waarin duidelijk staat, dat de Mij. zal werken met »eden der Coöperatie, met personen die door hun diensten, welke zij den arbeiders in hun vakstrijd in het transportoedrijf bewezen hebben, of door het patronaat zijn uitgesloten en daarna zooveel mogelijk met georganiseerden, niets mocht baten. Integendeelnamenzij opeene huishoudelijke vergadering net besluit, dat het lidmaatschap der vakorganisatie niet vereenigbaar is met het lidmaatschap der Transito-Maatschappij . Dat dit hun vele flinke leden kostte, die dit bekrompen standpunt niet deelden, lag voor de hand. Het Bestuur der Transito-Mij., die voor alles een kameraadschappelijk samenwerken wilde, belegde een vergadering op 14 October, waarop uitgenoodigd waren: Bootwerkers „Recht Van „Handel en Nijverheid:" Amsterdam, 17 November 1907. Aan het Best. d. N. Coöp. Transito-Mij. Mijne Heer en, In opdracht onzer h.h. vergadering van 14 November j .1., welke met belangstelling kennis nam van het rapport der gecombineerde vergadering van 14 October, waarop tegenwoordig waren: Bootwerkers R. en P., Schuitenvoerders E. M. M., Dok- en Veemarbeidersvereeniging en Handel en Nijverheid, moeten wij u mededeelen, dat wij tot de conclusie gekomen zijn dat: „In genoemd rapport het werken der Ned. Transito-Mij. duidelijk wordt aangetoond, dat het geheele werken der Coöperatie in het belang is van den „Handel" en van de „werkers" van den handel; dat de georganiseerde handels- en pakhuisbedienden het lid zijn der Coöperatie tegelijk met dat der organisatie „Handel en Nijverheid" zeer wel mogelijk achten, dus in geen geval met elkander in strijd komen; dat de houding der Coöperatie tegenover de organisatie (s) altijd een kameraadschappelijk karakter droeg en nimmer in strijd was met de belangen harer leden; dat ten slotte betreurd moet worden de houding der Doken Veemarbeidersvereeniging welke, doordat zij het persoonlijk belang op den voorgrond stelt (zich beroepende op hare statuten) een standpunt inneemt wat door geene, zich noemende vooruitstrevende organisatie ingenomen of gehuldigd mag worden; dat door alle havenarbeidersorganisaties moet worden erkend, dat het werkelijk goede, door de Coöperatie voorgestaan en in practijk gebracht en mitsdien hare pogingen met alle middelen moeten worden gesteund, daar de Coöperatie, mits deugdelijk aangewend, een onmisbaar wapen is in de handen der strijdende havenarbeiders. Namens het Bestuur „Handel en Nijverheid", Van Brugge, Secretaris. Van de Bootw. Vereen. „Recht en Plicht": Amsterdam, Maart 1908. Aan de Coöperatie Ned. Transito-Mij. Alhier. M.S., Onze Commissie, benoemd op de h.h. verg. der Scheepsen Bootwerkersvereeniging „Recht en Plicht," op Zondag 16 Februari j.1., kreeg in opdracht te onderzoeken: Januari-December 1908. Zwavelzure Ammoniak! Dit woord klonk ons als muziek in de ooren, want dit artikel was voor ons in het afgeloopen jaar van groote beteekenis geweest. De geheele maand December waren wij reeds aan het bewerken van ledige zakken, en werd dit werk voortgezet in Januari en arriveerden in die maand wagons met Ammoniak, welke verpakt werden en opgeslagen. Den ien Februari arriveerde een Rijn-aak met iooo ton en kwamen de andere lichters vervolgens geregeld. Op n Februari kwam het s/s Bergedorf in het Nieuwe Dok. Ter verklaring diene, dat wij ook de stuwing van de booten hadden, dus het geheele werk was op die wijze in één hand. Met 2 ploegen werden de booten geladen en bestonden die ploegen uit 12 man van onze Coöperatie, en 12 man welke uitgesloten waren door de werkgevers in de Haven, waaronder ook was de Voorzitter van den Ned. Scheeps- en Bootwerkersbond, welke het werken in de Rotterdamsche Haven onmogelijk was gemaakt. Door de stuwing hadden wij het geheele werk in handen en werd tot in Juni geregeld doorgewerkt, in de meeste gevallen met 110 man, verdeeld in ploegen. Achtereenvolgens werden geladen de stoomschepen: Bergedorf, Magdeburg, Duisburg en Harburg, welke te zamen hebben ingenomen een totaal van 209625 balen Ammoniak. De kapiteins der booten waren zeer met onze werkwijze ingenomen. De kapitein van het s/s Magdeburg zeide op het kantoor van onze lastgeefster:,,Het is iets buitengewoons, zoo'n groot werk rustig en snel te zien verrichten; terwijl geen meester schijnt te bestaan, toch gaat alles tüehtig." Zoo was het ook. De leiding en het Bestuur onzer Coöperatie waren aan het wegen of deden als voorman over de ploegen dienst. Er werd niet gejaagd, elke werkman wist zijn werk en zijn loon. Met de cargadoors der booten (Van Es & Van Ommeren), hebben wij zeer vriendschappelijk samengewerkt. Veel en mooi werk. Uitdieping v./h. vaarwater i./h. Entrepot. Laatste aflossing o./h. materiaal. Ceelen afgifte. Vermelding verdient nog dat, toen wij bemerkten, dat de diepte in het Nieuwe Dok niet voldoende bleek voor onze booten, er door ons direct stevig werk van gemaakt is om de vereischte diepte te verkrijgen en werd daarvoor overleg gepleegd met de betrokken autoriteiten met gunstigen uitslag. De andere Veemen, welke voordien reeds verschillende malen booten met Rijst in het Nieuwe Dok hadden ontvangen, welke vóórdat zij het Dok inkwamen gelicht moesten worden, hadden het blijkbaar niet de moeite waard geacht, maatregelen te treffen om dit euvel uit den weg te ruimen en waren wij alzoo weer aangewezen daarvoor op te komen. Op 5 Juli werd de laatste termijn afgelost op een leening van f iioo ons verstrekt door den Heer F. M. Wibaut, voor aanschaffing van gereedschappen. Den heer Wibaut voor zijne welwillendheid onze beste dank!! Betreffende de afgifte van Ceelen waren wij nog steeds bezig. Het gevaar dat de Gemeente op zeker oogenblik zou weigeren ceelen af te geven, was niet denkbeeldig. Tijdens een onderhoud ten kantore der Gemeente, over de ceelafgifte van Copra, Gom en ander vrij goed, werd ons te kennen gegeven, dat het beter was zelf ceelen te geven, daarbij was de Directeur niet aanwezig enz. Wij zetten dus onze pogingen — sedert 5 jaar reeds gaande — met vernieuwden ijver voort en hadden het genoegen, na een conferentie met de Directie der Nederlandsche Bank, en na bijna dagelijks er aan gewerkt te hebben, op 18 Juli de zaak haar beslag te doen krijgen. Er werd alleen een extra-artikel in onze Statuten opgenomen als waarborg voor de Ned. Bank. Voor de rest bleef de Coöperatie haar geheel zelfbestuur behouden. De inhoud van het nieuwe artikel luidde: ,,De andere commissie, genaamd financieele commissie houdt toezicht op het financieel beheer. De leden der commissie worden bij voorkeur gekozen uit de geldschieters der Maatschappij en de leden bedoeld bij art. 9 sub. 1. De financieele commissie is bevoegd de boeken der Maatschappij op te nemen zoo dikwijls zij dat noodig oordeelt. De financieele commissie wijst uit haar midden, onder goedkeuring van de Direktie der Nederlandsche Bank, twee commissarissen aan welke met het toezicht belast zijn, als zoodanig een nauwgezette controle op het Bestuur en den Ambtenaar houden en in het bijzonder belast zijn met het toezicht op het opslaan en bewaren van goederen en het uitgeven van ceelen. Deze twee commissarissen kunnen de boeken en de kas der Maatschappij opnemen. Zij kunnen alle vergaderingen en bestuursvergaderingen bijwonen en hebben daarin, indien zij niet uit anderen hoofde stemgerechtigd zijn, een raadgevende stem. Zij hebben toegang tot de pakhuizen, waar de opgeslagen goederen liggen. Het Bestuur, de ambtenaar en de arbeiders zijn verplicht deze leden alle gewenschte bescheiden ter inzage te verstrekken. De twee commissarissen kunnen zich bij het onderzoek door een Accountant doen bijstaan of vervangen, die alle bevoegdheden heeft gelijk zij zeiven hebben. De bevoegdheden hierboven aan de commissarissen gegeven, hebben deze zoowel te zamen als ieder afzonderlijk. Bij gebleken oneerlijkheid of ander grof verzuim aan de zijde van den ambtenaar der vereeniging, kunnen de commissarissen dezen ambtenaar schorsen. Van deze schorsing wordt melding gemaakt in twee te Amsterdam verschijnende dagbladen. Deze schorsing zal hoogstens voor den tijd van één maand geschieden. Onmiddellijk na de schorsing stellen de commissarissen het Bestuur er van in kennis, hetwelk alsdan de schorsing opheft of den ambtenaar ontslaat. Alle uit te geven ceelen moeten, om geldig te zijn, de handteekening van den ambtenaar der vereeniging, bovendien van een der commissarissen, welke met het dagelijksch toezicht belast zijn, dragen." Nu kwam op het laatste oogenblik nog een zeer grondig bezwaar op den voorgrond. De Nederlandsche Bank wenschte het deposito te harent gestort, niet gesteld te hebben op den naam van onzen vriend, welke ons dit deposito voorschoot, doch op naam van ons. Gelukkig werd deze kwestie opgelost, doordat bedoelde heer genoegen nam met een schuldbekentenis van ons. Van het feit, dat onze Coöperatie vanaf nu gerechtigd was ceelen af te geven, werd met de volgende circulaire kennis gegeven. Amsterdam, datum postmerk. Mijne Heeren. Hiermede nemen wij de vrijheid UEd. te berichten, dat in onze vergadering van 27 Mei 1.1. is besloten eenige wijzigingen in onze statuten te brengen, welke intusschen zijn opgenomen in het bijvoegsel der Ned. Staatscourant van Zaterdag 12 Juni 1909. De voornaamste punten der wijzigingen zijn: A. dat de Maatschappij voortaan zal werken onder den naam: „Nederl. coöperatieve Transito-Maatschappij." B. dat stukken, betrekking hebbende op daden van gewoon beheer, daaronder begrepen het opvorderen van a deposito geplaatste gelden, ge teekend zullen worden door den ambtenaar van het dagelijksch beheer. Organisatie. De mislukte suikercampagne. Tegenwerking uit een anderen hoek. Thans volgen eenige gedeelten uit de notulen der vergadering van 27 Mei 1909: Rekening en verantwoording van den Penningmeester. Daaruit bleek, dat door 148 werklieden in 7808 werkdagen verdiend was f 29778. Aan premie aan de Rijksverzekeringsbank was betaald de som van f 892.57. Het ondersteuningsfonds bedroeg f 147.61, aan den heer Wibaut was f 400 terug betaald, terwijl nog op het schip de Hoop f 600 was afgeschreven. Aan afschrijving der inventaris was dus f 1000 besteed. Kr bleek dat op het boekjaar 1908 een winst gemaakt was van f 1704.61, welke met goedkeuring der commissarissen verdeeld werd volgens de bepalingen der statuten. De verdere verdeeling was als volgt: Bestuur f 31.— Aan de Havenarbeidersorg. - 94.65 ,, „ werkende leden .. - 126.20 ,, het ondersteuningsf. 12% - 37-86 ,, ,, reservefonds 25% - 78.88 ,, Aandeelhouders 4% - 189.76 Afschrijving verlies - 1000.— Diverse doeleinden - 63.10 Totaal f 1622.10 Verder werd besloten het salaris van bestuur en beambte te verhoogen met f 2 per week. Ook werd besloten tot wijziging der statuten, wat betreft de artikelen 1, 2, 13, 17, 21, 24, 30 en 32 (op voorstel van het bestuur) en een conceptreglement voor een ondersteuning- en spaarfonds aangenomen. Zooals men ziet een zeer belangrijke vergadering. Vol hoop gingen wij dan ook het tweede halfjaar tegemoet. Dat wij tot aan de suikercampagne veel slapte zouden hebben, was te verwachten, maar dat de geheele campagne zoo'n fiasco zou worden, had niemand onzer kunnen vermoeden. In een gewone campagne verdienden onze leden, welke de eerste nummers hadden f 250 a f 300, thans verdienden zij niet meer dan f 60 a f 70. Hadden wij het vorig jaar tusschen de 300.000 en 400.000 zakken suiker behandeld, waarvan 100.000 opgeslagen, thans was ons geheel aantal 40.000, waarvan 12.000 voor opslag. Dit laatste halfjaar was dus een ramp voor ons. Ten slotte verdienen nog eenige moeilijkheden vermelding, die in dit jaar bij de uitvoering van ons werk rezen. Op 30 Juli hadden wij opdracht gekregen van een Expediteur om 50 last Lijnkoeken te ontvangen uit het s/s Vulcanis. Pas was deze order geboekt, toen de expediteur ons opschelde met de boodschap, dat zijn lastgever bezwaar maakte dat wij die partij zouden ontvangen, daar de KorenFactor Korthals Altes hem medegedeeld had, dat het bestuur onzer Coöperatie bestond uit „wijn drinkende socialisten." Die lui blijven met hun handen van mijn geld af, meende die mijnheer. Wij antwoordden natuurlijk dat wij de eens opgegeven order zouden uitvoeren, althans niet op dien grond uit handen zouden geven. De expediteur noemde ons daarna den naam van zijn lastgever, welke bleek te zijn de firma Bertels & Co., Weesperzijde, Amsterdam. Ook tegen deze firma hielden wij onze opdracht gestand trots zijn wensch, dat wij het werk niet zouden uitvoeren. De heer Bertels, zelf aan de telefoon staande, antwoordde verward. De factor Korthals Altes had hem een en ander van ons gezegd, en had hij maar liefst, dat zijn eigen expediteur zijn werk behandelde. Natuurlijk hielden wij wat wij hadden. Het werk in quaestie was weliswaar een klein werk, maar wij geven daarvan juist een tamelijk uitvoerig verslag om te doen uitkomen, met welke moeilijkheden een arbeiderscoöperatie te kampen heeft, wanneer er zulke fanatieke middelen worden gebruikt en dergelijke laster ruimschoots wordt verspreid. Op 31 Juli ontvingen wij bericht, dat 4500 zak suiker, waarvoor door de Gemeente ceelen waren afgegeven, door het Blaauwhoeden veem waren bemonsterd, zonder dat wij daarmede officieel in kennis waren gesteld. Wij vervoegden ons daarom bij de Administratie van het Entrepot, welke meende, dat zij gerechtigd was aan toonder eener ceel de goederen af te geven. Onze meening was, dat degeen welke huur, assurantie en administratieloon betaalde, recht had op de aflevering der goederen, en dat wij dus de suiker aan het Blaauwlioedenveem hadden uit te leveren. De ambtenaar welke ons te woord stond, meende het tegendeel, kon evenwel niet beslissen, daar de Directeur uit de stad was, doch wij waarschuwden hem niet te doen, wat hij zich voorstelde te mogen doen, daar hij dan ook voor de gevolgen moest instaan. Op 5 Augustus werd de kwestie ten onzen genoege opgelost, en leverden wij de door ons opgeslagen suiker aan het Blaauwhoeden veem. Januari-December 1910. Organisatie van het werk. Rijstwerk firma Kamphuis. De mislukte suikercampagne in 1909 had natuurlijk gevolgen. Immers als er 100.000 zak suiker opgeslagen zijn, dan moeten deze ook worden afgedaan. Vanzelf spreekt, dat het weinige dat opgeslagen was, ook maar heel weinig werk met het afdoen zou verschaffen. Dit wisten wij reeds vooruit, zoodat wij alles in het werk stelden om dit j aar zonder verlies door te komen. Ook was ons al medegedeeld, dat er circa 10.000 ton Ammoniak minder zou arriveeren, dat de lading der booten niet meer door ons zou geschieden, maar dat het zout in Rijn-aken zou worden aangevoerd, door ons in het ruim verpakt en daarna vervoerd naar de stoomschepen liggende te Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen. Door deze verandering van werk, konden wij het werk zoo verdeelen, dat onze leden vanaf Februari tot Juli bijna geregeld gewerkt hebben. Toen de werklooze periode aanbrak, kwam er een meevallertje in den vorm van Rijst. Een groote Zaansche firma, welke voorheen zich had laten bedienen door het Groenhoedenveem, wenschte zijn werk zelve uittevoeren. Een zijner bedienden kwam daarvoor plotseling bij zijn vader (bij ons werkzaam) en verzocht hem een ploeg arbeiders samen te stellen om daarmede een partij Rijst op te slaan. Deze, een weinig zenuwachtig, nam in die ploeg wel eenige onzer leden, doch ook vreemde losse arbeiders. Gereedschap, hetwelk de firma ontbrak, werd door ons verstrekt, evenals het gebruik onzer telefoon toegestaan werd. Daar wij wel inzagen, dat deze primitieve manier van werken op den duur de firma niet zou voldoen, trachtten wij verbinding met haar te krijgen en vroegen een onderhoud aan. Doch de vrees onzer leden, dat, wanneer wij dit werk zouden krijgen, zij een nummertje achteruit zouden worden gezet, immers waren het de achterste leden onzer Coöperatie die dit werk verrichtten, heeft blijkbaar zooveel tegenwerkenden invloed gehad, dat ons pogen geen resultaat kon verwerven. Toch hebben eenige van onze leden de werklooze periode productief gemaakt in dienst dezer firma. Ons Kantoor, Magazijn en Pand op het Haringvliet te Rotterdam. Aanvang October begon voor ons een geheel nieuw werk. Wij kregen namelijk opdracht de suiker, voor export bestemd, aan de fabrieken te agreëeren. Geheel nieuw was dit werk nu wel niet, daar wij dat reeds vroeger gedaan hadden, maar op zeer bescheiden schaal, doch deze opdracht liep in de honderdduizenden zakken suiker. Daarbij kwam dat de campagne weer normaal was, zoodat wij circa 300.000 zakken leverden en 100.000 zakken opsloegen. Door dezen loop der werkzaamheden was het geen slecht jaar voor onze leden; voor de Coöperatie was het niet zoo gunstig, en waren wij zeer tevreden, dat de balans geen verlies aanwees. Doordat ons reeds in 1909 een proeforder verstrekt was voor verpakking van Ammoniak te Rotterdam, en dit jaar de ladingen Ammoniak geregeld aldaar zouden arriveeren, besloten wij te Rotterdam een af deeling te stichten. Hierover hadden reeds het vorig jaar met den heer Johs. W. F. Kools, Expediteur, besprekingen plaats gevonden, die in J anuari werden voortgezet, met het gevolg, dat op 1 Februari de afdeeling Rotterdam tot stand kwam. Ons kantoor was gevestigd ten kantore van den heer Kools, Haringvliet 11, en aan genoemden heer werd procuratie verleend. Als vertegenwoordiger onzer Coöperatie werd ons bestuurslid R. E. C. Oostenrijk aangewezen, en deze ging zich metterwoon aldaar vestigen. Ofschoon de eerste 9 maanden ons geen werk werd opgedragen, toonde de afdeeling Rotterdam de laatste 3 maanden, dat zij er was en wezen mocht. Immers werden in die maanden 180.000 balen suiker verscheept, en 40.000 opgeslagen. Voor ons werk kwamen in aanmerking de voormannen van den vakbond. Wij hielden ook in ernstige gevallen steeds overleg met den vakbond. Natuurlijk bracht Rotterdam ons geen financieel voordeel, ja zelfs eenig verlies, doch wij gingen met vollen moed voor Rotterdam het volgende jaar tegemoet. Zooals wij reeds meldden, was de afspraak zoo, dat ook te Antwerpen Ammoniak zou worden verpakt. Wilden wij dit werk in handen houden, dan moesten wij ook in die haven ons werk doen. Daar onze bestuurder Oostenrijk toen meermalen naar Antwerpen moest voor controle der verpakte Ammoniak, had hij enpassant inlichtingen ingewonnen voor eventueele vestiging aldaar, en het gevolg van een en ander was, dat hij op 15 December verplaatst werd naar Antwerpen. Daar werd een kantoor gehuurd aan de Rijnkaai 23, en een pakhuis op een ander gedeelte der stad, zoodat wij vanaf dien tijd gevestigd waren te Antwerpen. Het werken der leden buiten de Coöperatie was reeds meermalen een punt van bespreking geweest. Telken male Agreatie van suiker. Oprichting van een kantoor te Rotterdam en Antwerpen. Nieuwe loonregelingen. Kwestiemet de Rijksverzekeringsbank. gevoelde men, dat het zeer bezwaarlijk was, als er voor b.v. 10 man werk was, en de rest werkloos rondliep. Thans werd op i Maart een verstandig besluit genomen, n.1. ie De leden, welke aan onze Coöperatie werken of daaraan hadden kunnen werken, doch beter werk kunnen krijgen, zullen hun verdiende loon gezamenlijk deelen; 2e Voor al het werk, waaraan op 3 leden na, alle leden werken, zullen de resteerende leden op kosten der anderen bij het werk genomen worden, en wordt dit niet beschouwd als een gunst, doch als plicht." Dit was een zeer mooi besluit, immers de leden die buiten de Coöperatie werkten, brachten hun verdiende geld in, en werd dit geld met dat van de leden, welke in dienst der cooperatie werkten, gedeeld. Jammer alleen, dat dit besluit niet lang gehandhaafd bleef, daar de leden onderling het niet eens konden worden. Wanneer er totaal geen werk was bij de Coöperatie, dan werkten enkelen van hen, toevallig de achterste, welke het meest profiteerden van het genomen besluit, bij de firma Kamphuys in de Rijst, en dachten er niet aan hunne kameraden, die geen werk hadden, aan werk te helpen. Het besluit, eens genomen, heeft dan ook maar korten tijd gewerkt; de onmogelijkheid bleek om het verder door te voeren. Werden het vorige jaar enkele leden onzer Coöperatie welke een ongeval kregen, eenvoudig van de loonlijsten afgevoerd, zonder dat men ons zelfs vooraf gewaarschuwd had, omdat men alle leden tot werkgevers verklaarden, thans op 28 Februari werd ons een gewijzigde premieberekening voor den neus gelegd, waaruit bleek, dat de premie was verhoogd met in doorsnee f 2.55 per f 100. Wij namen daarmede natuurlijk geen genoegen en zonden op 15 Maart een verzoekschrift aan den Raad van Beroep te Amsterdam. Vanaf 18 Maart hebben wij tot 27 Juni veel moeite met deze zaak gehad; immers hebben wij 12 keer bezoek gehad van den Agent der R. V. B., 3 keer kwam een Inspecteur der Havencontröle op ons kantoor om inzage onzer boeken te nemen, 2 keer kwam deze heer in het Nieuwe Dok en dit alles om uit te maken, of ons bedrijf was te rangschikken onder het beruchte of beroemde Stuwadoorsbedrijf. Op 10 Juni was de zaak dienende. Onze Ambtenaar was de vertegenwoordiger onzer Mij. Op 15 Juni ontvingen wij de volgende uitspraak: De Raad van Beroep, te Amsterdam: In naam der Koningin recht doende in het twistgeding tusschen de Nederl. Coöp. Transito-Mij., gevestigd te Amsterdam, vertegenwoordigd door hare bestuurders W. H. H. van Wijk, te Amsterdam, en C. Eerenvelt en R. E. C. Oostenrijk te Rotterdam, voor wie ter terechtzitting als gemachtigde is opgetreden J. J. van Oogen te Amsterdam en het Bestuur der Rijksverzekeringsbank, gevestigd te Amsterdam: Vernietigt de beslissing van het Bestuur der Rijksverzekeringsbank d.d. 28 Februari 1910, A. 11939. Verstaat dat door voornoemde coöperatieve onderneming worden uitgeoefend de verzekeringsplichtige bedrijven A. van laden en lossen volgens besluit van 18 Juli 1909 (S No. 189), B, der Veemen met krachtwerktuig, C, van wegers en meters; in de navolgende gevarenklassen A, 50. B, 46, C 31, met toewijzing van de navolgende gevarencijfers: A. 75, B. 56, C. 29. Deze enz. Voor zakelijk uittreksel verzonden den i8en Juli 1910. de Griffier van voornoemden Raad w.g. J. G. Jaxon Deelman. Den i8en Juli kwam de Rijksverzekeringsbank tegen deze uitspraak in beroep bij den Centralen Raad, en begon hetzelfde vervelende spelletje opnieuw. Eerst in het jaar 1911 (5 Januari) gewerd ons een beslissing van den Centralen Raad waarin het vonnis van den Raad van Beroep werd bevestigd.Het was wel een taai werken geweest, maar het was dan ook wel de moeite waard. Immers was de aanslag f 7.55 per f 100 en werd thans beslist dat de premie zou bedragen f 5.43 per f 100 betaald arbeidsloon. Dat al deze zaken veel tijd van ons in beslag namen laat zich denken. Dit jaar liquideerde de Coöp. Schippersvereeniging. Wij waren ook aandeelhouder voor een bedrag van f 500 en meenden dat, nu de schippers, welke volgens de statuten aansprakelijk waren voor 10% van de bedrijfswaarde, maar 3% moesten betalen, wij eveneens voor dergelijk bedrag konden geboekt worden, zoodat wij dus één derde van de f 500 schuldig zouden zijn en de resteerende twee derde terug ontvangen. Op ons voorstel hebben wij nog geen antwoord gekregen!!!! Veel plezier hebben wij alzoo van ons aandeel niet gehad. Onze beambte is als afgevaardigde onzer Coöperatie en als lid van den Raad van Beheer, op alle vergaderingen daarvan geweest, doch de meeste waren ongenietbaar. Immers hoorde men niet anders dan van geldgebrek en wanbeheer. Wat het werk betreft, hebben wij voor de Schippers-Coöperatie altijd voor laag tarief gewerkt. De werkzaamheden door ons verricht waren het keisteen vletten, rijststuwen, en de controle van Chili-Salpeter. Alles is door ons voor lagen prijs behartigd, en van al dat werk hebben wij overgehouden de controle der Liquidatie der coöperatieve Schippersvereeniging Buitenlandsche suiker. Salpeter, natuurlijk op naam van een andere firma. Het werk dat de coöperatie voor ons verrichtte is door ons zeer hoog betaald. In de eerste plaats het zout-vletten. Daarvoor betaalden wij voordat de coöperatie bestond aan de schippers f 7 per dag, bij de cooperatie van f9 tot f 11, ja zelfs voor 2 dagen f 55, omdat de overeenkomst luidde, dat wij alleen schepen zouden aannemen voor minstens 5 dagen. Zij hadden letterlijk wel gelijk, doch hunne houding was allerminst billijk te noemen. Voor het rijststuwen betaalden zij te Rotterdam aan ons 10 cent per last, terwijl wij zelf 20 cent moesten betalen. Kortom, de Transito-Mij. heeft de overtuiging, niet te hebben medegeholpen aan den treurigen afloop dezer onderneming, doch, integendeel, alles gedaan te hebben om haar in stand te houden. Zooals wij reeds meldden, was 1910 geen slecht jaar voor ons, en waren de vooruitzichten voor 1911 ook niet ongunstig. Natuurlijk namen de verschillende moeilijkheden, aan het werken in 3 havens verbonden, onzen tijd geheel in beslag, en zullen wij verderop zien, wat zij ons hebben opgeleverd. Daar wij nogal buitenlandsche Suiker in de laatste jaren behandelden, is het niet onaardig voor onze lezers eens te weten wat een verschil er bestond in onze bedrijfskosten in die branche, en die bij het Blaauwhoedenveem. Wij nemen juist het Blaauwhoedenveem, om reden dit veem en wij de lichamen zijn, welke in hoofdzaak buitenlandsche suiker behandelen, en is de verdeeling zoo sterk, dat beide precies evenveel suiker ter behandeling ontvangen van een der grootste firma's. Wij nemen dus eerlijk 2 booten elk van 10.000 zak suiker. Deze moeten geteld, de stukkende balen gerepareerd, en later de balen worden geleverd. Dossing 3 dagen met 3 ploegen. Bi,aauwhoed: Aan boord 1 controleur a f 18 p. week is f 3. per dag f 9.— 3 pakkers, jonge krachten, a f 9p. w. is, over 3 dagen - 13.50 Deveren: Weger a f 18 per week, over 6 dagen is - 18.— 2 mannen tegen f 15 per week is - 30.-— Totaal f 70.50 Premie Rijks verzekering - 4.20 Totaal f 74.70 .ai Ons Magazijn te Antwerpen, Vaartdijk 52. Een groote wagen wordt beladen met ledige zakken en vervoerd naar de Haven. Januari-December ign. Nieuwe regeling van uitbetaling aan de werkendeleden. Reeds op 2 Januari hadden wij een ernstige conferentie met de heeren Boissevain, C. W. Janssen, Ch. Escher, welke een groote verandering bracht in ons huishouden. Aanleiding tot deze conferentie was de urgentie eener borgstelling van f 25000 te Rotterdam aan het Vrij-Entrepot. Dr. C. W. Janssen maakte bezwaar weer als borg op te treden, niet uit mindere sympathie, doch alleen uit vrees, dat, wanneer hij steeds voor alles borg stond, de Transito Mij. zou vallen, indien de heer Janssen zou sterven. Wij moesten dus zorgen, dat daar verandering in kwam, en wij zelf in staat moesten zijn onze financieele zaken te besturen, alzoo zelf te zorgen voor de borgstellingen aan de Nederlandsche Bank, en te Amsterdam en Rotterdam. Verder wenschte genoemde heer van ons te vernemen of er voor de op heden leidende krachten plaatsvervangers aanwezig waren, die bekwaam en geneigd waren de Coöperatie op dezelfde wijze te besturen als thans geschiedde. De heer J. besloot zijn betoog met de woorden: ik wil wel gaarne weer borg voor u zijn, doch verzoek u, mijn woorden in ernstige overweging te nemen. Onze heeren Commissarissen waren het in alle deelen eens met den heer Janssen. Wij beloofden natuurlijk onmiddellijk de zaak aan te pakken, en hadden op 10 Januari een onderhoud met de directie der Maatschappij van Zekerheidsstellingen. Op 20 Januari kwam een overeenkomst tot stand, volgens welke deze Maatschappij borg zou zijn voor de bedragen, gestort te Amsterdam en Rotterdam. Ons Bestuur werd, overeenkomstig de gegeven belofte op de conferentie, aangevuld met 2 personen, n.1. A. Kleinnibbelink en G. H. van Brugge, en traden deze personen in October d.a.v. in dienst. Tevens werden nog 3 personen aangesteld in vasten dienst, om reden wij niet zonder geregeld personeel konden werken. Nu kwam aan de orde een reeds jarenlange gevoeld euvel en wel het gemis van een geregeld wekelijksch inkomen. In October werd een proef genomen met het volgende. Alle werkende leden die van het werk van de Coöperatie moesten bestaan, hadden recht zich de avond voor den volgenden dag disponibel te stellen, waardoor zij het recht kregen f 2.50 te ontvangen, werk of geen werk. Dit bedrag werd op het loon (berekend naar de hoogste doorgevoerde eischen der vakbonden) afgeschreven. Bij het eindigen der proeftijd werd er afgerekend. Het eventueel te kort zou de Coöperatie dragen een overwinst kwamen de werkende leden ten goede. Op deze manier hopen wij ook de periodieke werkeloosheid verholpen te hebben. Het was natuurlijk een zeer gewaagde onderneming, doch er moest iets gewaagd worden om het ellendige idee van geen werk ook geen inkomsten te doen vervangen door „geen werk" hopende dat in zeer drukke tijden de verdienste zóó zouden zijn, dat het geld wat werd uitbetaald in slapte, terug zou komen. In hoeverre onze verwachtingen vervuld zijn zal de verdere beschrijving ons leeren. Op 15 Juni brak te Amsterdam een staking uit van Zeeheden, waarbij op 21 Juni de Bootwerkers der vaste lijnen zich voegden. De strijd werd in hoofdzaak gevoerd aan de Stoomvaartmaatschappijen, Nederland, Ocean, Kon. WestIndische Maildienst en Kon. Ned. Stoombootmaatschappij. Door deze staking kwamen wij in eene moeilijke positie; immers was het iets heel ongewoons, dat mannen, die jarenlang aan de voorhoede van bijna eiken strijd hadden gestaan, thans kalm aan het werk bleven. De stakers vroegen onze hulp niet, wij zorgden wel dat wij hun werk niet verrichtten, doch ons eigen werk. Wij hadden ons te bepalen tot het uitvoeren van het ons betreffende werk, en het ware roekeloosheid geweest, ons ongevraagd in den strijd te werpen. Dat enkele onzer leden, die in de buurten woonden waar ook de stakers hunne kwartieren hadden opgeslagen, er wel wat op tegen hadden, kunnen wij volkomen begrijpen, doch wij mochten niet toestaan, dat leden van ons zich zouden onttrekken aan werkzaamheden, door onze Coöperatie te verrichten. Nu was er op dat tijdstip weinig werk, maar het werk dat er was, bevond zich op het terrein der staking. Dit werk was de controle over een partij suiker, aangekomen per een stoomschip van een der in staking zijnde lijnen, en verder de geloste suiker aan een der Raffinaderijen af te leveren. Dat de toestand critiek was, bewees wel, dat op 5 Juli door de militairen in de Kattenburgerstraat geschoten werd, met het gevolg, dat 5 personen werden gewond, onder welke een in het geheel niet revolutionair bakker; dan nog werden de Groote werkstaking van zeelieden en bootwerkers te Amsterdam. arbeid halen, dat zij zelf menschen aannam in de Zaan, tegen een daggeld van f 2.50, om rijst af te doen. Hierdoor werden 20 mannen aan den kant gezet. De rijsthistorie was hiermede afgeloopen, voor de leden, welke dachten dit werk zoo knusjes mogelijk met vadertje Kamphuys op te peuzelen. Deze is ten slotte terecht gekomen bij het Blaauwhoedenveem, het veem dat uit den arbeid haalt wat er in zit en bijna wat er niet in zit. Een kantoor te stichten in het Buitenland gaat niet zoo gemakkelijk en althans niet in België, waar de protectie hoogtij viert. Toch hadden wij in Februari zoo wat aan alle formaliteiten voldaan en werd tevens een pand gehuurd aan den Vaartdijk te Antwerpen. Met den Fiscus werden de zaken omtrent de in- en uitklaring der ledige zakken besproken, en of deze ons met moedwil er in heeft laten loopen, of dat wij hem verkeerd hebben verstaan, weten wij niet, doch dat weten wij, dat wij als aangevers eener partij zakken een boete opliepen van frs. 2000, zijnde handgift bij ons eerste werk. Anders is het te Antwerpen heel best geloopen en ondervonden wij veel medewerking van de Dokwerkersvereeniging „Willen is Kunnen." Veel moeite heeft het ons gekost onze werkwijze ingang te doen vinden, daar de arbeiders in België achterlijker zijn dan die in Holland. Voor het dichtnaaien der balen meenden zij vrouwen te moeten aannemen, daar dat werk bij iedereen aldaar aldus werd verricht. Wij waren daar op tegen, om reden de balen na het dichtnaaien verwerkt moeten worden. Daarom kwamen er geen vrouwen in ons werk. Alleen voor de bewerking der ledige zakken dit weigerden de mannen beslist. Ook de loonregeling wenschten wij op Hollandsehe manier in te richten, doch de organisatie kwam daar tegen op, en eischte 5 francs per dag, voorgevende dat bij op stuk werken een afj akkerend systeem werd gekweekt door de arbeiders onderling.Wij voerden daartegen aan, dat ons werk altijd haastwerk was, in verband met den korten laadtijd der booten en wij öf het werk door de arbeiders moesten doen aannemen öf zooveel mannen moesten aanzetten, als maar eenigszins geplaatst konden worden, en dan had de ondervinding ons geleerd, dat het grootste deel meer dacht aan het vastgestelde daggeld, dan aan werken. Alhoewel wij met cijfers aantoonden, dat in Holland veel meer werd verdiend door de arbeiders, bleven zij bij hun eisch en gaven wij ten slotte per dag 6 francs. Natuurlijk bracht Antwerpen dit jaar ons geen financieel voordeel, hetgeen ook moeilijk te verwachten was, daar de vestiging een groot bedrag kostte. Vestiging te Antwerpen. Veel en goed werk gedurende 1911. Was het Ammoniakwerk dit jaar zeer gunstig geweest, de Suikercampagne was het niet minder. De verwachting was lettende op den vreeselijk drogen zomer — dat alle suiker zou worden opgekocht naar het Buitenland en er bijna niets zou worden opgeslagen. Ben aardige verrassing was het dan ook, toen wij op het einde van het jaar het volgende staatje konden laten zien: Opgeslagen: Amsterdam 205884 Bln., Rotterdam 8050 Bln. en Antwerpen 3000 Bln. Totaal 216934 Bln. Met de agreatie inbegrepen, werden door ons dat jaar behandeld 1.319.380 balen voor 10 cliënten, waarbij 2 Engelsche en 1 Duitsche firma. Het jaar 1911 was vol beroering, waarvan wij ruim ons deel hebben gehad, doch het was een mooi jaar!!! Het schaftlokaal onzer werkende leden. Langs den wand kastjes met de namen der leden, waarvan elk lid een sleutel heeft. Deze kastjes dienen tot berging van kleeren, brood, gereedschappen enz. Januari-December 1912. Op 15 Januari werd het besluit, in October ign genomen omtrent het vaste geld der leden, na uitvoerige discussie gehandhaafd. Enkele veranderingen werden evenwel aangebracht, doch deze bestonden uit kleine dingen, de kern der zaak latende zooals zij was. Door omstandigheden van huiselijken aard bedankte onze bestuurder A. Kleinnibbelink als Bestuurder te Rotterdam. Door de algemeene vergadering werd in diens plaats G. H. v. Brugge gekozen, die de benoeming aanvaardde. Van harte hopen wij, dat dit voor langen duur zal zijn, immers, goede stuurlieden zijn behoud voor schip en lading. Het boekjaar 1911 had een winst gebracht van f 5000 en dit bedrag werd geheel afgeschreven, een en ander met goedkeuring der commissarissen. Op 28 Mei hadden wij een onderhoud met de Directie der Maatschappij van Zekerheid-stellingen en was het ons een genoegen te vernemen, dat deze Mij zich bereid verklaarde, de borgsom voor de uitgifte der Ceelen zoo noodig te storten, alleen op een door het Bestuur geteekende ver klaring! /Daarmede achtte de Mij. zich voldoende gedekt. Immers hadden zij inlichtingen ingewonnen en waren de resultaten daarvan zóó gunstig, dat zij niet aarzelden voor ons borg te staan, zonder eenigen waarborg dan eene verklaring van ons Bestuur. Wij hebben dit antwoord direct aan den heer Janssen overgebracht, welke zeer verheugd was. Tijdens dit onderhoud met den heer Janssen overhandigden wij hem meteen de borgstellingen, door hem verschaft ter vorming van een werkloozenfonds. Dit was overbodig geworden, om reden onze leden nu op vast loon werkten. Op 27 Juli werd ons garantiefonds, 't welk voor ons in 1903 gestort was, officieel opgeheven, als zijnde geheel onnoodig. Voor het doel waarvoor het was opgericht, heeft het inaar weinig dienst gedaan; wel is het ons in 1904 een steun geweest voor ons bedrijfskapitaal. Nu echter dit kapitaal Organisatie. Ons moreel vertrouwen by anderen. Blijde oogenblik- ken en mooie cijfers naar Rotterdam gebracht per schip. Doordat de inlading zoo langzaam gaat, door gebrek aan voldoende scheepsruimte, liggen er meermalen 40/50 schepen op het water te wachten met hunne diverse ladingen, welke gezamenlijk een kwantum suiker vertegenwoordigen van ongeveer 100.000 zakken. Al die schippers dringen aan op spoedige lossing, eerst vriendelijk, daarna dringend, en ten slotte dreigend met gerechtelijken opslag. Meermalen regent het aangeteekende brieven van schippers, welke niet langer dan hun wettelijken ligtijd wenschen uit te liggen, of voor een extra overgeld. Vele malen dreigen zij met gerechtelijken opslag, waartoe de President der Rechtbank permissie kan geven. Als deze gunstig beschikt, wordt de lading voor ontvangersrekening opgeslagen. Dat dit evenwel niet zoo gemakkelijk gaat, spreekt wel het best uit het feit, dat in 10 jaar tijd slechts éénmaal door een belanghebbende gebruik is gemaakt van de vergunning, door den President hem verleend. En dat het buitengewoon is, blijkt mede uit een advertentie in het „Schippersblad" van 2 November 1912, welke luidde: Suikerladingen. Zij die hier met suiker voor de Nederlandsche Transit o-M aatschapij of anderen liggen, zonder gelost te worden, kunnen onmiddellijk de lading doen opslaan. De President der Rechtbank verleent desgevraagd het verlof. Deze week is nog tegende Nederlandsche Coöperatieve Transit o-M aatschappij een dergel ij k verlof verleend. Men store zich dus niet aan praatjes van de ontvangers. Me. van D. Natuurlijk bezorgde deze advertentie ons een regen van aangeteekende brieven, waarin met gerechtelijken opslag werd gedreigd, indien niet direct met lossing werd begonnen. Dat wij daarover geen macht hadden, wilden de schippers en ook Mr. v. D. niet inzien. Wij zijn natuurlijk voor spoedige lossing, dat kan een elk begrijpen. Immers zoodra is het werk afgeloopen, of wij kunnen onze voorschotten terug krijgen en hebben dan ook geen last met de schippers. De eenige schuldige is de schipper zelve. Wanneer hij op zijn charter de clausule laat zetten: ,,In de suikercampagne moet mijn lading binnen den wettelijken lostijd ontlost zijn," dan heeft hij ook recht, te eischen dat dit geschiedt of condi- Manco 7 zak suiker. tiën te stellen. De ontvanger weet dan vooruit waaraan hij zich heeft te houden, kan den buitenlandschen kooper van deze clausule in kennis stellen en van te voren maatregelen nemen. Zeer zeker zal elke fabrikant, expediteur en kooper deze clausule gaarne vermeld zien, doch de schipper alleen kan bewerkstelligen, dat deze op het cognossement wordt geplaatst. Een andere grief is het constateeren van mancos. Bij de overname in het stoomschip wordt de lading door een of meer Rijksambtenaren geteld, en komt het meermalen voor, dat zoo'n ambtenaar zich vergist. Het vorig j aar kwam aan ons adres te Rotterdam het schip Berrendina Elisabeth, schipper P. Muller, met 4000 zak suiker, waarvan 500 zak voor het Blaauwhoedenveem. Ons kwantum, 3500 zak, werd gelost in de Dondenboot, volgens den Rijksambtenaar geheel conform. Acht dagen later evenwel loste de schipper aan het Blaauwhoedenveem de resteerende suiker, dus 500 balen, doch waren er maar 493 balen aanwezig, alzoo 7 balen manco. De schipper beweerde, dat de mankeerende 7 zak te veel in de Dondenboot waren gelost, doch daarvoor was geen bewijs. Immers wanneer de schipper dit direct had geweten, dan had hij moeten protesteeren, doch de schipper wist dit niet, daar hij niet had geteld bij de inlading en bij de lossing ook niet. Trouwens, al had de schipper wel geteld, dan nog had hem dit niets gegeven. Wanneer de ambtenaar zegt: ik moet nog zeven zakken hebben, dan is de ambtenaar de baas en doet de schipper maar wat de ambtenaar zegt. Wat nu te doen? De lading is aan de fabriek door een Rijksambtenaar ingeteld, het schip vooraf geïnspecteerd door een ambtenaar. Na de inlading wordt het schip verzegeld en wordt door den ambtenaar op het consent geschreven met hoeveel looden het schip verzegeld is. Als er dus onderweg niets is gebeurd, dan moet alles correct aan de lossingsplaats arriveer en. Gebeurt er wel iets met de lading, dan moeten de zegels geschonden zijn, in welke geval de controleerende ambtenaar onmiddellijk procesverbaal opmaakt en de schipper verantwoordelijk gesteld wordt voor eventueele mancos. Is nu alles in orde, zijn alle looden in gaven toestand bevonden, dan is dit tevens een bewijs, dat er niets met de lading onderweg is igebeurd, dus mag bij een geconstateerd manco, de schipper geen schuld treffen. Zöö was in deze het geval met schipper Muller. Zonder protest der controleerende ambtenaar was de lossing begonnen, dus de zegels waren in orde. Bij de lossing constateerde de Ambtenaar 7 zakkken manco. Wat is nu gebeurd? Zijn de 7 zakken te veel verscheept in de boot, dan heeft Ammoniak verrassingen. zou geschieden, dan zou alleen het verdampingsproces haar invloed doen gelden, maar de weging te Amsterdam geschiedt, volgens Reglement, met 3 balen per wik, met heele kilo's. 3 balen moeten alzoo wegen volgens de aflevering 3 maal 100.9 = 302-7 KG. Daar er evenwel met heele kilo's wordt gewogen, worden de 7 ons ook verwaarloosd, en verliest men op 3 zakken alzoo 7 ons. Als de weging der geheele partij is afgeloopen, heeft die partij een onderwicht van 116 KG. Nu is dit verlies niet alleen veroorzaakt door de weging, ook de indroging spreekt een woordje mede, immers van die 7 ons gaat een zeker gedeelte af aan verdamping en steking (der monsters). Als nu dergelijke partijen toch aan hun gewicht komen, is dit een bewijs dat, er öf meer suiker in de zakken is gedaan, öf dat de weging te Amsterdam niet serieus is geschied. Dat deze waarheden voor sommige leveraars onplezierig zijn, is te begrijpen, doch wij vonden het noodig de oorzaak van het manco vast te stellen, daar deze kwestie al j aren lang gaande is, een twistappel voor de veemen onderling oplevert en verzwijging van die oorzaak niet bevorderlijk is voor de grondslagen, waarop onze maatschappij werkt. Wat de ammoniak aangaat, dit is nog altijd ons grootste werk naast de suiker, doch dit werk gaf ons ook weieens een verrassing. Hadden wij te Antwerpen al reeds een boete opgeloopen voor den invoer van ledige zakken, thans kwam daar vandaan het minder plezierige bericht, dat wij frs. 2035 moesten betalen voor een manco van 50 balen. De zaak zat zoo: In Augustus 1911 was door ons eene lading ammoniak verzonden per het s/s Varzin. De tallymannen van dit schip hadden een manco geconstateerd van 205 balen; ons getal, geconstateerd bij de verpakking der ammoniak, klopte precies met de lading door de Rijnaak aangebracht. Wilden wij echter schoone cognossementen hebben, dan moesten wij garant staan voor het geconstateerde manco, en gingen wij gaarne daartoe over, overtuigd als wij waren, dat het werkelijke getal aanwezig was en de tellers van de boot zich hadden vergist. Bij aankomst was het geconstateerde manco aan de lossingsplaats niet 205, maar 50 balen. Wij wenschten op grond daarvan geene betaling te doen, alvorens het advies van onzen lastgever te weten, op wiens ordeiwij de garantie hadden afgegeven. Deze meende, dat wij toch moesten betalen, al was het ook zeer waarschijnlijk dat de fout aan de boot lag. Wij merkten daartegen op, dat dit niet waarschijnlijk, maar zeker was. Immers als er 50 balen te min waren geweest, dan hadden wij ook 5 ton zout moeten Onze eerste schuit met praktisch hijswerk Onze foto stelt voor: een stuk graniet a 5000 Ko hangende in den reep van den laadboom.