Historische Toelichting VAN DE Maskerade, TE HOUDEN DOOR HET Utrechtsch Studentencorps op 25 JUNI 1901. Opgesteld door de Regelings-Commissie. UTRECHT, J. YAN BOEKHOVEN, I90I. VOORREDE. e Utrechtsche Hoogeschool gaat een nieuw Lustrum in. Ouder gewoonte is het onder meer een historische optocht, waardoor het Utrechtsch Studentencorps dat herdenkt. De Commissie tot regeling van die maskerade heeft gemeend, dat ook thans eene beknopte geschiedkundige toelichting niet ongewenscht zou zijn. Zij biedt daarom hierbij aan het publiek de vruchten van haren arbeid aan. Het spreekt van zelf, dat in de voorstelling, die de optocht geven zal, zeer vele onjuistheden zijn. Dikwijls moest onze verbeelding ons te hulp komen ten opzichte van personen, hunne namen, enz. Wij hebben ons er echter op toegelegd, hierbij zooveel mogelijk de verwijten van historici te ontgaan. Om ons geweten gerust te stellen hebben wij ons gehaast, in dit boekske de ons bekende feilen aan te duiden. Legio blijven natuurlijk de onnauwkeurigheden, waarvan wij ons, wegens het ontbreken der bronnen of tengevolge van onze eigen onwetendheid, niet bewust zijn. Bij onzen arbeid werd gebruik gemaakt van de navolgende bronnen: Histoire Générale, par Ernest Lavisse et Alfred Rambaud; Histoire Généalogique et Chronologique, du Père Anselme; Histoire de Charles VII, par Gr. du Fresne de Beaucourt; Diclionnaire Historique de France, par Ludovic Lalanne; Jeanne d'Arc, par Mgr. le Nordez; Jeanne dAre, par M. Boutet de Monvel; Rationel ou Manuel des Divins offices, de Guillaume Durand ; Le Cerémonial de France, Théodore Godefroy. Zeer nuttig" waren ons verder de nasporingen, welke wij te Parijs lieten doen en waarbij de welwillendheid van Ridder de Stuers, Hr. Ms. Buitengewoon Gezant en gevolmachtigd Minister aldaar, ons zeer te stade kwam. Een woord van dank aan Zijne Excellentie, wier bereidvaardigheid den aanvang van onzen arbeid zoozeer verlichtte mag hier niet achterwege blijven. Ook jegens allen, die in een later stadium der voorbereiding ons op de eene of andere wijze de behulpzame hand boden, spreken wij onze welgemeende erkentelijkheid uit. In de eerste plaats hebben wij dan het oog op de Hoogleeraren Dr*. J. H. Gallee, G. Kalffen F. J. L. Kramer, vooral op laatstgenoemde, dien de omstandigheden het meest met onze Commissiën in aanraking brachten en zonder wiens bijstand het samenstellen van dit werkje voor ons niet wel mogelijk zoude geweest zijn. Vervolgens zijn het de verschillende militaire autoriteiten, wier medewerking wij niet hoog genoeg kunnen schatten: in het bijzonder denken wij hierbij aan den Kolonel P. J. von Stein Callenfels, Commandant van het ie Regiment Veldartillerie en aan den Luit.-Kolonel L. A. J. Ottenhoff, plaatselijk Commandant alhier. Aan Zijne Excellentie, den Minister van Oorlog onzen dank voor Hare goedgunstige beschikking op onze verzoekschriften ! In de derde plaats weet de Commissie haren oprechten dank aan allen, die haar bij de vervulling van hare taak hulp verleenden. Ten slotte rust op ons nog een droeve plicht. De Commissie, die deze regelen nederschrijft, is niet dezelfde, die in het einde van 1899 met de voorbereidende werkzaamheden een aanvang maakte. Haar zeer bekwame en juist voor deze zijne taak zoozeer berekende voorzitter, de Heer J. H. E. F. de Stuers, zag zich wegens gezondheidsredenen genoodzaakt in den aanvang van dit jaar zijne waardigheid neder te leggen. Noode zagen wij hem vertrekken. Dankbaar gedenken wij al hetgeen hij in het belang dezer maskerade gedaan heeft. En zoo gaat dan dit werkje het licht zien. Aarzelend besloten wij er toe; want wij zijil ons bewust, dat zeer groote gebreken er aan kleven. Toch doet de overtuiging, dat de gewoonte het vordert en dat in eene blijkens de ondervinding bestaande behoefte voorzien moet worden, ons tot de uitgave overgaan. Wij doen dat zonder eenige praetentie. Moge die omstandigheid ons in de oogen van het publiek verontschuldigen. De Maskerade-Commissie. INLEIDING. et optreden van Jeanne d'Arc en de gebeurtenissen die daarmede samenhangen, behooren tot die lange reeks van rampspoeden, welke Frankrijk gedurende de i4de en i5de eeuw te ondergaan bad, en waaraan men gemeenlijk den naam van honderdjarigen oorlog geeft. De leenroerigheid van den koning van Engeland aan dien van Frankrijk was de oorzaak daarvan en het spreekt van zelf, dat, zoolang die oorzaak bestond, verdragen niet vermochten aan die twisten een einde te maken. Tevergeefs had dan ook Louis IX in 1259 dat getracht. Te vergeefsch was evenzeer het verdrag van Montreuil (1299). Integendeel ontstonden hierdoor nieuwe moeilijkheden: aan het huwelijk toch, dat toen tusschen Isabeau, de dochter van Philippe IV, met den toekomstigen Eduard II werd gesloten, hebben Eduard III en zijne opvolgers het recht ontleend, den titel van koning van Frankrijk te voeren. Een korte uiteenzetting van dien oorlog schijnt niet ongewenscht, om te geraken tot de gebeurtenis, die het Utrechtsch Studentencorps bij gelegenheid van het LIIF Lustrum der Utrechtsche Hoogeschool voorstelt. In 1328 stierf met Charles IV de rechte lijn van het huis Capet uit '). Niettegenstaande de Engelsche koning, Eduard III, mede aanspraak op den troon maakte, werd Philippe de Valois (VI) algemeen als koning erkend; ook Eduard deed dat door hem in 1329 leenhulde te bewijzen. Toch kon de Engelsche monarch noode in Philippe zijnen leenheer zien, terwijl deze bij voortduring begeerig was naar de Engelsche bezittingen in Frankrijk. Zoo ontstond er allengs eene zeer gespannen verhouding. Tot eene uitbarsting kwam het eerst in 1339 , toen Eduard zijne leenhulde herriep en naar Frankrijk overstak. Nauw was in 1340 een wapenstilstand gesloten of de opvolging in het hertogdom Bretagne deed den oorlog opnieuw uitbreken (1341) 2). Een der praetendenten, Charles de Blois, werd door Philippe, de ander, Jean de Montfort, door Eduard ondersteund. De wapenstilstand van 1343 werd in '345 door Eduard verbroken, toen Philippe vijftien Bretonsche edellieden had laten onthoofden. Een groot gedeelte van Frankrijk werd verwoest; de Franschen leden een geweldige nederlaag bij Crécy en Calais moest zich na een langdurig beleg aan de Engelschen overgeven (1347). Hetzelfde jaar nog werd een wapenstilstand gesloten. 1) Philippe III le Hardi 1270—1285. Philippe IV le Bel. Charles de Valois. 1235—1314^ Louis X Philippe V Charles IV Isabeau Philinno VI le Hutin le Long le Bel C 1328—1350 *3*4—13*6. 1316—1321. 1321—1328. Eduard II 13 °7 —i327. Jean V dochters dochters. dochters. Eduard III Jean II le Bon I3l6- ' I3Z7—1377- 1350—1364. *) Zie bladz. 21. Opnieuw ontbrandde de krijg, toen in 1355 koning Jean II zich meester maakte van de bezittingen, die zijn schoonzoon, Charles II,"koning van Navarra, le Mauvais bijgenaamd, in Normandië had, en deze bij den koning van Engeland heul zocht. Ook nu liep de strijd nadeelig voor Frankrijk af. Jean werd door Eduard, prins van Wales, de zoogenaamde Zwarte Prins, in 1356 bij Poitiers verslagen en geraakte aldaar in krijgsgevangenschap. De Dauphin Charles trad gedurende de afwezigheid zijns vaders als regent op. Een nieuwe wapenstilstand werd gesloten, gedurende welken Frankrijk veel van binnenlandsche onlusten te lijden had. Intusschen had Jean in Engeland. op zeer nadeelige voorwaarden eenen vrede gesloten, waaraan men zich in Frankrijk niet houden wilde. Eduard trok daarop weder naar Frankrijk (1359) en sloot na vele voordeelen behaald te hebben in 1360 den vrede van Bretigny, waarbij hij afstand deed van al zijne aanspraken op den Franschen troon, maar daarentegen een groot deel van Frankrijk zonder leenverband verkreeg. Koning Jean werd tegen eenen hoogen losprijs vrijgelaten. Spoedig daarna (1364) stierf hij. Zijn zoon Charles V, dikwijls de Wijze genoemd, was zelf geen krijgsman: het betrekkelijk succes zijner wapenen dankte hij aan zijnen connétable, den bekenden Bertrand du Guesclin. Min gelukkig evenwel streed deze in Bretagne. De koning was genoodzaakt Jean de Montfort als hertog te erkennen uit vrees voor eene hervatting van den oorlog met Engeland. Toch zou die niet lang uitblijven. De Zwarte Prins, die door eenen oorlog in Spanje geld noodig had, hief eene belasting in Gascogne. De Bretonsche edellieden zagen daarin eene aanranding hunner rechten en riepen de hulp in van den Franschen koning, dien zij, in strijd met den vrede van Bretigny als opperleenheer erkenden. Zoodra Charles zich sterk genoeg achtte, daagde hij Prins Eduard voor het Hof der Pairs (1369). Deze verscheen natuurlijk niet, doch de vrede was verbroken. Thans diende het geluk de Franschen. De Engelschen, die sedert het vertrek (1371) en den daarop gevolgden dood van den Zwarten Prins (1376) zonder bekwame leiding waren, werden door du Guesclin uit geheel Frankrijk verdreven, met uitzondering van Guyenne en Calais, alwaar zij vasten voet behielden. Zelfs ondernamen de Franschen eenen tocht naar Wight, die evenwel geen blijvende voordeelen mocht opleveren. Zoo stonden de zaken dus vrij gunstig toen Charles VI op twaalfjarigen leeftijd aan de regeering kwam (1380). *) Aan de twisten, die over voogdij en regentschap ontstaan waren, werd door het Parlement een einde gemaakt. Het droeg het regentschap op aan den hertog van Anjou, terwijl het de hertogen van Bourgondië en Bourbon met de voogdij belastte. Het bestuur van den hertog van Anjou was voor Frankrijk niet zegenrijk. Door Jeanne I, koningin van Napels, als zoon aangenomen, Jean II le Bon 135°—Ï364 Charles V LouisId'Anjou JeandeBerry Philippe Jeanne 1364—1380 O Koning v. Napels lê Hardi Jeanne de Bourbon 1380—1384 sedert 1363 Charles hertog van le Mauvais Bourgondiö Koning van f 1*404 Navarra Charles VI 3 Louis d'Orleans Louis II Jean Sans Peur 1380—1422 f 1407 K.v.Napels I4°4—I4I9 Isabeau v. Beieren 1384—1417 Catherine C Charles VII b Marie I.ouis III René Philippe le Bon. Hendrik V 1422—1461 K.v.Napels K.v.Napels 1419—1467 1415—1422 I4I7—1434 1" 1480 ___ Hendrik VI Louis XI Charles le Hardi 1422—1461 1461—1483 J4®7 *477 behartigde hij voornamelijk zijn eigen belangen. Hij verdween echter spoedig van het tooneel; want na een bestand met Engeland te hebben gesloten, ging hij naar Napels (1382), vanwaar hij niet wederkeerde (f 1384). Sedert dagteekende de invloed van Philippe, hertog van Bourgondië. De vele oorlogen tegen de Vlamingen waren het gevolg daarvan: Philippe was gehuwd met de eenige dochter van Lodewijk Graaf van Vlaanderen. In 1385 begon de krijg met Engeland weder, welhaast gevolgd door den wapenstilstand van 1388. Omstreeks dien tijd ontdeed de koning zich van den invloed zijner ooms, waarna de Connétable Olivier de Clisson groote macht kreeg. Op dezen werd door een zekeren Pierre Craon een aanslag gepleegd, die daarop tot zijnen neef den hertog van Bretagne zijn toevlucht nam. Toen uitlevering geweigerd werd, rukte Charles met zijn leger naar Bretagne op, doch werd in de uitoefening van zijn voornemen verhinderd door een plotselinge krankzinnigheid. Toen ving een tijdperk aan van groote regeeringloosheid: zoowel de koning in zijne heldere oogenblikken als de hertogen van Berry, Bourgondië en Orleans, vaardigden verordeningen uit. Welhaast ontstond er eene zeer gespannen verhouding tusschen den hertog van Orleans, die den steun had van de koningin en dien van Bourgondië, De dood van dezen laatste (1404) vermocht in dien toestand geen verandering brengen; want Jean Sans Peur, bleek weldra voor Orleans een nog gevaarlijker mededinger dan zijn vader. De adel was op de hand van Orleans; Bourgondië werd door de burgerij gesteund. Voordat het tot eene uitbarsting kwam had er eene verzoening plaats J doch eenigen tijd later werd Louis van Orleans vermoord (1407). Toen het uitlekte, dat dit geschied was op aanstooken van den hertog van Bourgondië, vluchtte deze naar Vlaanderen. Het volgende jaar (1408) naar Parijs wedergekeerd, wist hij wel de vergiffenis des konings te verkrijgen, doch de koningin bewerkte dat die vergiffenis werd ingetrokken. Jean rukte toen op tegen Parijs en hield aldaar eenen vreedzamen intocht, nadat de koning en de koningin de vlucht naar Tours hadden genomen. Zoo was dan de hertog van Bourgondië oppermachtig. Daar hij, zooals dat veelal pleegt te geschieden, zijne macht misbruikte, verbonden de leden van het koninklijk huis zich tegen hem onder aanvoering van Bernard VII, Graaf van Armagnac. (Vandaar de namen Armagnacs en Bourguignons). De strijd tusschen deze twee partijen liep zoo hoog, dat, toen in 1411 de Bourguignons meester waren te Parijs, de koning van Engeland, Hendrik V, door de Armagnacs als koning van Frankrijk werd erkend. Charles VI wist dezen toestand tijdelijk te doen eindigen. In een helder oogenblik onderdrukte hij de Armagnacs en noodzaakte hen zich met de Bourguignons te verzoenen. Hendrik V was begonnen over den vrede te onderhandelen ; doch wegens de hooge eischen die hij stelde, had dat geen gevolgen. Hij landde daarop in Normandië, veroverde Harfleur en versloeg de Franschen in den bekenden slag bij Azincourt (1415). Niettegenstaande deze groote overwinning maakte hij daarvan geen gebruik, doch keerde naar Engeland terug. Inmiddels had de Graaf van Armagnac zich bij zijn bewind zeer gehaat gemaakt. De hertog van Bourgondië richtte daarop een manifest tot alle steden des rijks, waarvan er vele door hem genomen werden. Ook Parijs viel door verraad in zijne handen. Armagnac werd gevangen genomen en eenigen tijd later vermoord. Vele zijner aanhangers werden daarbij gedood. De koning, de koningin en Bour- gondië eischten daarop van den Dauphin dat hij te Parijs zou komen. Deze weigerde en nam den titel van Regent aan (1418). Bij deze binnenlandsche onlusten kwam een nieuwe inval van de Engelschen, die geheel Normandië veroverden. Eene verzoening tusschen den Dauphin en Bourgondië werd toen voorbereid. Bij het onderhoud, dat te dien einde op de Yonnebrug tusschen hen plaats had, werd Jean Sans Peur vermoord. Zijn zoon Philippe le Bon sloot zich onmiddellijk aan bij de Engelschen en koningin Isabeau, die haren zoon haatte, koos zijne zijde. Bij het verdrag van Troyes (1420), dat Frankrijks zelfstandigheid voor goed dreigde te vernietigen, werd bepaald , dat Hendrik Catherine, de dochter van Charles VI, zoude huwen en dat hij dezen na zijnen dood zoude opvolgen: voorloopig verkreeg hij den titel van Regent. Geheel Noord-Frankrijk juichte deze schikking toe. Te Parijs werd Hendrik met uitbundige vreugde ontvangen. Zelfs het Parlement hechtte er zijn zegel aan, daar het den Dauphin wegens den moord op Jean van Bourgondië onwaardig achtte. Overal zegevierden toen de Engelsche en Bourgondische wapenen. Geheel Frankrijk benoorden de Loire tot Anjou en Maine viel den vijanden in handen. En toen den 2isten October Charles VI — eenige maanden na Hendrik V — overleed, was geen prins van den bloede bij de begrafenis tegenwoordig, waarbij Hendrik VI tot koning van Frankrijk werd uitgeroepen. Charles VII. Bij den dood van Charles VI heerschte er in Frankrijk een zeer eigenaardige toestand. Hendrik VI was tien maanden oud. Voor hem regeerde zijn oom, de Hertog van Bedfort, in Frankrijk, nadat Bourgondië het regentschap van de hand gewezen had. Tegelijkertijd nam de Dauphin Charles den titel van Koning aan, hoewel hij slechts meester was in het gedeelte van Frankrijk, dat bezuiden de Loire ligt met uitzondering evenwel van Guyenne en Gascogne, verder in het Lyonsche, in Dauphiné, in Anjou en in Maine. Overal elders heerschten de Engelschen en Bourgondiërs; zelfs Parijs was door hen bezet. Deze Charles VII was de vijfde zoon van Charles VI en van Isabeau van Beijeren. Zijn bijnaam van „le Victorieux" dankte hij meer aan de omstandigheden, dan aan zijne persoonlijke eigenschappen. Zeer verschillend is het oordeel, dat de geschiedschrijvers over hem vellen. Zoo zijn sommigen bijvoorbeeld een en al verontwaardiging over de houding, die hij na de gevangenneming van Jeanne dArc tegen haar aannam, terwijl anderen er op uit zijn te bewijzen, dat hij niet wel anders had kunnen handelen dan hij deed. Zeker is het dat hij dikwijls te zwart wordt voorgesteld, al moge hij ook niet geheel vrij te pleiten zijn van zedeloosheid, lichtzinnigheid en traagheid, de drie gebreken, die zijne bekladders hem in zoo hooge mate toekennen. Zijn voornaamste gebrek echter was zijne zwakheid, die hem een willooze speelbal deed zijn in de handen zijner omgeving. Overigens was hij een zachtaardig en edelmoedig man, die, wat er ook van hem ten opzichte van Jeanne dArc verteld wordt, bewezen diensten niet spoedig vergat, al durfde hij ze niet altijd dadelijk beloonen; een vroom Christen, zeer naarstig- in het vervullen zijner godsdienstige plichten. Geboren te Parijs den 2 2sten Februari 1402, achtereenvolgens Graaf van Ponthieu, Hertog van Touraine, Hertog van Berry, werd Charles na den dood zijner broeders in 1416 Dauphin. Reeds spoedig werd hij genoodzaakt zich te mengen in de oneenigheden, die de leden van het Koninklijk huis verdeeld hielden. Zijne jeugd kan dus niet bepaald gelukkig genoemd worden. Zooals gezegd is nam hij den 24sten Juni 1418 den titel van Regent aan. Tegenover zich zag hij toen de Engelschen en Bourgondiërs, bij wie zijne moeder zich had aangesloten. In dezen strijd wonnen de Franschen het van de Engelschen, doch bleken niet opgewassen tegen de Bourgondiërs. Op het oogenblik dat hij in 1422 zijnen vader opvolgde was hij te Espailly in Velay, vanwaar hij weldra naar Bourges ging. Aldaar vertoefde hij gedurende de eerste jaren zijner regeering: spottend werd hij dikwijls door zijne vijanden: „Roy de Bourges" genoemd. Die eerste regeeringsjaren waren voor Frankrijk niet gelukkig. Zware nederlagen werden geleden bij Cravant-sur-Yonne (1423) en bij Verneuil (1424). Gelukkig had hij om zich dappere en bekwame lieden als L'oussac, Richemont, La Hire, en Barbazan '). Al wonnen zij weinig, zij hielden vol en dat was reeds veel in dergelijke omstandigheden. Verbetering in den toestand scheen er een oogenblik te zullen komen in 1425. De oom van Hendrik VI, de ook uit onze geschiedenis bekende hertog van Gloucester ') Barbazan is tijdens de kroning krijsgevangen. wilde zich voor zijne vrouw Jacoba van Beijeren met geweld meester maken van de opvolging in het Graafschap Henegouwen, zonder dat zijn broeder de Regent Bedfort dat verhinderen kon. Dit veroorzaakte eene verkoeling tusschen de Engels chen en Philippe van Bourgondië, die eenen wapenstilstand met den koning sloot. Ook de hertog van Bretagne sloot vrede en Bedfort vertrok naar Engeland wegens onlusten aldaar. Al die gunstige omstandigheden verdwenen echter weder, de eene na de andere: Bretagne sloot zich weder bij de Engelschen aan, eveneens deed de hertog van Bourgondië. De Engelschen drongen steeds verder op. Salisbury landde te Calais (1428) en sloeg het beleg voor Orleans, de stad, die den toegang tot Zuid-Frankrijk beheerschte. De zaak des konings scheen verloren en hij zelf was op het punt in den vreemde zijn heil te zoeken. Toen verscheen Jeanne d'Arc. De toestand werd nu gaandeweg beter. Den i6den Juli deed Charles zijn intocht te Reims, waar hij den volgenden dag werd gekroond. In 1430 versloegen de koninklijke troepen den Prins van Oranje, waardoor de Engelschen genoodzaakt waren het beleg van Compiègne op te breken. Vele voordeelen volgden daarop. Den 2isten September 1435 werd met Bourgondië de vrede van Atreclit gesloten. Het volgend jaar gaf Parijs zich over, alwaar de koning in 1437 zijnen intocht hield. Zoo werd langzamerhand geheel Frankrijk — op Calais na —van vijanden gezuiverd. Rust evenwel werd den koning ook daarna niet gelaten. Hij moest het zien, dat zijn zoon, de Dauphin, en de graaf van Armagnac tegen hem opstonden. Hij wist hen echter te onderdrukken (1455). Het gedrag van zijnen zoon schijnt voornamelijk zijne laatste levensjaren te hebben vergald: dit drukte hem meer dan de last der jaren en was vermoedelijk een der oorzaken van de groote achterdochtigheid, die hem in den avondstond van zijn leven eigen was. Hij overleed dan pok, doordat hij zich, uit vrees van vergiftigd te worden , zeven dagen van eten onthield, den 22sten Juli 1461 op het kasteel Mehun-sur-Yevre. Hij was in 1422 gehuwd met Marie van Anjou, oudste dochter van koning Louis II van Sicilië en Yolande van Arragon. Uit dit huwelijk sproten twaalf kinderen, waarvan de oudste de latere Louis XI is. Bij Agnes Sorel, die, in strijd met hetgeen de legende vertelt, in 1429 nog niet aan het hof was, doch eerst veel later ten tooneele verscheen, had hij bovendien drie dochters. Jeanne d'Arc. Jeanne dArc werd geboren den 6den Januari 1412 te Domremy aan de Maas. Zij was dus op het oogenblik der kroning nog geen achttien jaar. Haar vader, Jacques d'Arc, was een welgesteld man. Hoewel Jeanne nu en dan het vee hoedde, was zij toch geen herderin in den eigenlijken zin des woords. Haar tijdgenooten schilderen haar af als' sterk en goed gevormd, vrij groot, zwart van haar, zedig, bevallig en begaafd met eene buitengemeene kracht. In schrille tegenstelling met deze mannelijke kracht, was haar zachte, welluidende vrouwenstem. Zij ') Het wapen dat Jeanne d'Arc voert, verkreeg zij na de kroning in 1430, als wanneer de koning haar en hare broeders met al hunne afstammelingen zoowel mannelijk als vrouwelijk in den adelstand verhief. 2 was zeer godsdienstig en leidde een voorbeeldig vroom leven, zoo goed als onbewust van de onlusten die Frankrijk teisterden. Het schijnt dat zij in 1425 voor het eerst de visioenen van St. Michaël, St. Catharina en St. Margaretha heeft gehad, die haar steeds tot leidster hebben gediend. Drie jaar lang hoorde zij die stemmen steeds sterker aandringen op haar vertrek: Frankrijk, door eene vrouw in het verderf gestort, moest door eene maagd gered worden. Het eerst deelde zij hare roeping mede aan den Capitaine van Vaucouleurs, Robert de Baudricourt, die haar naar Domremy terugzond. Eenigen tijd later echter ging zij, uitgerust door hare dorpsgenooten, weder naar Vaucouleurs. Ditmaal — het was de tijd, dat het beleg van Orleans geheel Frankrijk in opschudding bracht — liet Baudricoïirt haar gaan. Den 2 5sten Februari ging zij met Jean de Metz en Bertrand de Poulengy, benevens vier anderen naar Chinon, waar de koning zich bevond. Den 6den Maart kwam zij daar aan. Eerst was Charles voornemens haar niet bij zich toe te laten, voordat zij aan een ernstig onderzoek was onderworpen. Jeanne wachtte op den uitslag daarvan, en bewaarde ondertusschen zooveel mogelijk het stilzwijgen. Het eenige wat zij losliet is: „J'ai deux choses en mandat de par le „Roy du ciel: 1'une de faire lever le siège d'Orleans; „1'autre de conduire le noble Dauphin a Reims, pour „y être sacré." Na eenigen tijd besloot Charles haar toch een gehoor te verleenen. Zij werd bij den koning binnengeleid en herkende hem op het eerste oogenblik, niettegenstaande hij zich in de menigte verschool. Zij had daarna een onderhoud met hem, waarbij zij hem een antwoord gaf op de vraag, die hij eens in eenen nacht van vertwijfeling tot God gericht had. Sedert was de koning vol vertrouwen en bewees hij haar veel welwillendheid. Nadat ook het onderzoek in haar voordeel was uitgevallen, werd zij den 2 2sten Maart erkend als „chef de guerre", in welke hoedanigheid zij namens God de Engelschen sommeerde naar hun land terug te keeren. De koning zorgde voor hare uitrusting en den 2 5sten April bevond zij zich met den rang van Capitaine te Blois, gereed om Orleans te ontzetten. Bij haar bevonden zich de Her log van Alencon, Boussac, Raiz, La Hire en Xaintrailles. Toen werd de tocht naar Orleans ondernomen; langs eenen anderen weg evenwel dan Jeanne had voorgesteld. Het nadeel daarvan bleek onmiddellijk: de troepen moesten, daar er geen gelegenheid was, de Loire over te steken naar Blois terug; Jeanne ging alleen naar Orleans, en werd door Dunois, die aldaar het bevel voerde, ontvangen. Zoodra de troepen uit Blois waren aangekomen, begon de aanval. Achtereenvolgens werden de verschillende forten genomen. Bij de verovering van het laatste werd zij overeenkomstig haar eigen voorspelling gewond. Na deze overwinningen ging zij naar Tours, waar de koning — tot de kroning noemde zij hem Dauphin — zich bevond. Wat te doen? Men sprak van eenen veldtocht naar Normandië; Jeanne echter wilde naar Reims: de stemmen zeiden haar, dat zij nog slechts een jaar tijd had. De koning besloot in haren geest, ondanks het verzet van zijnen raad. Voor het zoover was werden de oevers van de Loire door haar van vijanden gezuiverd. In Juni nam zij Jargeau, de brug van Meung en Beaugency en sloeg zij de Engelschen bij Patay, bij welke gelegenheid Talbot gevangen genomen werd. Bij deze laatste gelegenheid had zij de hulp gehad van Ricliemont. Hem wilde zij weder in 's konings gunst herstellen; doch La Trémoille, die hem uit de omgeving des konings verdrongen had, vreesde zijnen invloed en zette daarom den koning tegen Jeanne op. Na deze oneenigheid ging zij alleen op weg (27 Juni); welhaast evenwel volgde de koning haar (29 Juni). Zoodra de troepen voor Troyes gekomen waren, gaf het garnizoen de stad over, onder beding van vrijen aftocht voor zichzelven en al het hunne en toen het bleek, dat hunne bezittingen voornamelijk in krijgsgevangen Franschen bestonden, wist zij van den koning gedaan te krijgen, dat hij hen allen loskocht. Zoo was dan door de verovering van Troyes de weg naar Reims vrijgeworden (11 Juli). ') Reeds te Sept-Seaulx kwamen vele burgers den koning tegemoet. Na de kroning wilde zij zich terstond naar Parijs begeven, om de hoofdstad van het rijk te hernemen; de besluiteloosheid van den koning liet evenwel den Engelschen toe voorzorgsmaatregelen te treffen. Jeanne, voor wie voortaan de stemmen zwegen, rukte met het leger op tot Lagny. Bij St. Denis werd zij gewond; de aanval mislukte. De troepen trokken toen op de Loire terug (September). Gedurende acht maanden verbruikte zij hare krachten tot ondergeschikte doeleinden, daar La Trémoille haar wist te beletten naar Normandië te gaan, waar zooveel voor haar zou zijn te doen geweest. Zij nam nog St. Pierre-le Moustier (November); doch stiet het hoofd voor La Charité, grootendeels door den invloed van La l) Van Troyes had Charles brieven naar Reims geschreven, waarvan de inhoud gebruikt werd voor de proclamatie, die in de stad verspreid werd. Trémoille. Sedert begreep zij, dat zij bij den koning niet meer op veel hulp zou kunnen rekenen. Zij voegde zich daarom zonder zijn verlof bij de partijgangers die te Lagny de Engelschen bestreden. Den 23sten Mei vernam zij, dat Compiègne door de Engelschen en Bourgondiërs werd bedreigd. Zij wist binnen de stad te komen, voordat zij geheel omsingeld was. Een uitval, waarbij Jeanne het bevel voerde, mislukte. De troepen vluchtten naar de stad terug. Jeanne, die met enkele volgelingen langer had stand gehouden, bemerkte bij haren terugtocht, dat de commandant van Compiègne, Guillaume de Flavy, de valbrug had opgehaald. Onder zijn oogen werd zij gevangen genomen, zonder dat hij iets tot hare bevrijding beproefde. Zoo werd zij de gevangene van Jean van Luxemburg, die haar weldra aan de Engelschen verkocht. Deze voerden haar naar Rouaan (28 December). In hare gevangenis werd zij dag en nacht door soldaten bewaakt en moest van hen de grofste beleedigingen ondergaan. Een rechtbank, waarvan Cauchon, bisschop van Beauvais, voorzitter was, onderzocht inmiddels hare zaak. Het proces ging zeer langzaam; zij had daarbij veel smaad te verduren. Den i2den Januari 1431 werd zij tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Den 2 ^sten l\Iej werd zij opnieuw gevonnisd en nu ter dood als zijnde: „superstitieuse, idolatre, invocatrice de démons, „blasphématrice envers Dieu, les Saints et Saintes, schis„matique et pleine d'erreurs en la foi du Christ." Den 3osten Mei 1431 werd zij naar den brandstapel gevoerd. Aldaar aangekomen viel zij op de knieën en bad God, Maria en de Heiligen. Zich vervolgens tot hare rechters wendend, smeekte zij hun, missen te willen lezen voor hare zaligheid. Daarna beklom zij den mutsaart, vroeg een kruis en stierf in de vlammen, onder het uitspreken van den naam van Jezus. Allen, zelfs de beulen, weenden. De Engelschen wendden zich af van de plaats der terechtstelling. „Wee, wee ons", riepen zij, „wij hebben eene heilige verbrand!" De Kroning. „Et le landemain, que fut jour de dimanche fut „couronné et sacré le roy en 1'église de Rains par „Messire Regnault de Chartres, archevesque dudit „lieu et chancellier de France. Et y estoit ladite „Jehanne la Pucelle, laquelle tenoit son estendart „en sa main, et laquelle estoit cause dudit couron„nement du roy, et de toute icelle assemblée ainssy „que dessus est dit." Chronique de Charles VII par Jean Chartier. Het is wel vreemd dat van een zoo belangrijke gebeurtenis als de kroning van Charles VII te Rheims, zoo weinig bijzonderheden door de tijdgenooten worden medegedeeld. Want hoewel de kronings-plechtigheid den Salischen koningen niet noodzakelijk was tot het verkrijgen van het koningschap, aan deze kroning had Jeanne dArc een zeer bijzondere beteekenis gegeven. „Lever le siège d'Orleans et faire sacrer le gentil roy", dit was het, waartoe de stemmen Jeanne dArc voortdurend hadden aangespoord. Dit had God gewild; dat Charles VII in Rheims zou worden gekroond en dat daardoor zou worden getoond dat hij het wel was. wien het koningschap rechtmatig toekwam. En zoo waren dan twee-en-een-halve maand van voortdurend strijden tegen vijand en hoveling verloopen, toen de Maagd haar taak voltooid zag en bisschop en koning kon leiden in de heilige kathedraal van Onze-Lieve-Vrouwe van Rheims. Van deze gebeurtenis getuigt de levensbeschrijver van Charles VII, Jean Chartier, slechts met de weinige nuchtere woorden, die wij hierboven hebben geplaatst. Toch kunnen we, daar we weten, dat alle gebruikelijke ceremoniën er werden vervuld, met eenige kennis van het aloude kronings-ceremonieel, trachten onze voorstelling scherper te maken. Op den ochtend van den iyden Juli 1429 is de kathedraal van Rheims gereed den koning te ontvangen. Voor het altaar, waar karmozijn-rood fluweel de steenen dekte, zat op zijn zetel de aartsbisschop van Rheims, Regnault de Chartres. Rechts van het altaar, op een met goudlaken overtrokken tribune, zijn de geestelijke pairs gezeten, de bisschoppen van Laon, Chdlons, van Seez en van Orleans. Links daarvan, op dezelfde hoogte, de wereldlijke pairs, de hertog van Alencon, de graven van 'jClermonl en Vendame, de heeren de Laval, de la Trémoille en de Beaumanoir. En daarachter weer, van pilaar tot pilaar tribunes, waar blauw satijn van afhing, met gouden leliën versierd, zitplaatsen voor edelvrouwen en juffers, voor prelaten en edellieden. En ver weg, in het schip der kerk, van het plein opstuwend, het volk. Na hunne gebeden te hebben gedaan, houden de Pairs van het koninkrijk raad. En zij besluiten den koning, die zich in het aangrenzend aartsbisschoppelijk paleis bevindt, door de bisschoppen van Laon en Seez te doen binnenleiden. En die beide bisschoppen vertrekken, heiligen-reliquieën om hun hals drag-end. Voor hen uit loopen in processie de kannuniken en koorknapen, met kruizen, kaarsen, wierookvaten en weiwaterbak. Na den koning eerbiediglijk van zijn legerstede te hebben opgericht, geleiden zij hem in plechtigen optocht naar de kerk. Voor Charles VII gaat le Sieur d'Alm, die de plaats van Connétable inneemt, met het ontbloote zwaard. Dicht bij den koning gaat, met haar banier in de hand, Jeanne d'Arc. En als de processie de kerk binnenkomt, verdringt zich het volk in het schip om de Maagd te zien; en de edelvrouwen en juffers buigen over in hunne tribunes, waar goudlaken en satijn neerhangt. Nadat de koning voor het altaar gekomen. God zeer devotelijk gebeden heeft hem de krachten te geven om door de dappere Fransche adel en de liefde van zijn volk gesteund, alle booze aanslagen en belagingen der menschen te keeren, wordt hij door twee der bisschoppen naar zijn stoel gevoerd, tegenover den aartsbisschop. Zoo zit dan de koning te midden van zijn adel en zijn volk, en bij hem staat de Maagd, die de oorzaak is van deze kroning en van heel deze samenkomst, en die in haar hand het vaandel houdt, dat, daar het mee geleden heeft de verschrikkingen van den oorlog, nu ook moet deelen in dit heilig feest. En dan, als de abt van St. Remy, onder geleide vari de maarschalken de Boussac en de Raiz, van de heeren de Graville en de Culant de heilige olie op het altaar heeft gebracht, begint het ceremonieel '), waarmee der aller-christelijkste majesteit het koningschap uit Gods handen gegeven wordt. De aartsbisschop neemt het zwaard, dat tweesnijdend is, om boozen te straffen en goeden te verdedigen, van het altaar, waar het bij God berustte, en omgordt er den koning mee. Dan neemt de aartsbisschop de olie, en mengt die met de zalf, want tegelijk met den koning, wordt hier de priester gewijd, zooals ook geschreven staat: „Vos estis genus electum, regale sacerdotium" en zalft daarmee Charles VII. Nu is de koning door de hulp van den Heiligen Geest gereed de kroon, die rond is ten teeken van onkreukbare majesteit, te ontvangen. En Regnault de Chartres neemt die van het altaar en plaatst die den koning op het hoofd met de woorden: „accipe coronam regni." *) Toen koning Clovis ingevolge zijne belofte na de overwinning op de Alemannen in 496 te Rheims tot Christen gedoopt was en daarna tot koning zoude gezalfd worden, ontbrak de olie, doordat de geestelijke, die haar was gaan halen, niet meer door de menschenmassa tot den bisschop kon komen. Bisschop Remigius smeekte den Heer om uitkomst en daarop kwam een sneeuwwitte duif aanvliegen met een fleschje gewijde olie in den bek. Eeuwenlang werd onder den naam van Sainte Ampoule te Rheims een fleschje met gewijde olie bewaard, die men voor de authentieke hield. Het was gesloten in een gouden reliquiekastje. De latere Fransche koningen werden allen te Rheims gekroond en de geestelijken vermengden de voor de zalving bestemde olie met een druppel uit de Sainte Ampoule. Koning Louis XI liet de Sainte Ampoule naar Plessis-les-Tours overbrengen, om door eene nieuwe zalving zijn ziekelijk leven te verlengen. *795 heeft Rhul, lid van de Nationale Conventie, de Sainte Ampoule op de markt te Rheims aan stukken gegooid. " (Kleio). 2* Én de twaalf Pairs staan op van hunne zitplaatsen en naderen den koning; en hun uitgestrekte armen ondersteunen de kroon op zijn hoofd. Zoo geleiden zij hem door het koor naar zijn troon onder het crucifix, waar de koning zetelt, goed zichtbaar voor allen. En „vivat rex in aeternum" roept de aartsbisschop met luider stem. En de twaalf Pairs herhalen, ieder op hun beurt: „vivat rex in aeternum." En het volk in de kerk, op het plein, roept: „Noël, Noël." Toen nu zoo gebleken was dat Charles VII recht had op den Franschen troon, trad de Maagd naar voren, omvatte zijne knieën en riep weenend uit: „Mijn koning, nu is Gods welgevallen vervuld, die „wilde dat gij naar Rheims zoudt komen ter kroning, om „daardoor te toonen dat gij waarlijk koning zijt, dat het „koninkrijk rechtens u toekomt. GUILLAUME DE CHASTILLON '). Het geslacht Chastillon-sur-Marne was herhaaldelijk vermaagschapt aan het koninklijk huis. Het dagteekent uit het laatst van de iode eeuw en bracht vele grootwaardigheidsbekleeders voort. Charles de Blois was er uit gesproten. Ook het geslacht Blois de Treslong is niets anders dan een bastaardtak van het huis Chastillon. ') Wij veroorloven ons hier een onjuistheid. Tijdens de kroning was hij met den koning in strijd. Hij verzoende zich eerst na den vrede van Atrecht. Guillaume de Chastillon et de la Ferté en Ponthieu, Capitaine de la Ville de Reims et Grand Queux de France werd tot ridder geslagen in 1423 door Salisbury. Het tijdstip van zijn dood is onzeker. De Hertogen van Bretagne stammen af van Robert I, Graaf van Dreux, 5de zoon van koning Louis VI 1). Artus III (later Duc) de Bretagne, Duc de Touraine, Comte de Richemont, de Dreux, d'Etampes et de Montfort, Seigneur de Parthenay, Connétable de France, werd geboren in 1393. Zijn eerste wapenfeit bedreef hij in 1406, toen de bewoners van St. Brieu tegen zijnen broeder den Hertog waren opgestaan. Van 1410 af streed hij tegen den Hertog van Bourgondië en bij het beleg van Soissons (1414) werd hij tot ridder geslagen. Bij Azincourt gewond en gevangen genomen, herkreeg hij in 1421 zijne vrijheid en sloot zich na de vervallenverklaring van den Dauphin bij den Hertog van Bourgondië aan, wiens zuster hij huwde. Nadat hij zich in 1424 met den koning verzoend had) ij Louis VI Robert I de Dreux Artus II Jean III Guy Pierre Jean IV de Montfort 1286—1341 1287—1331 1293—1345 voerde het eerst het wapen van hermelijn. Jeanne de Penthièvre Jean V — t *399 Charles de Blois 11364 Jean VI ARTUS III Gilles I Richard 1389—1442 Francois I Pierre II Gilles II 1440—14501418—1457 11450 RICHEMONT. voerde het eerst het wapen van hermelijn. kreeg hij den rang van Connétable. In die waardigheid nam hij Pontorson (1428), doch stiet het hoofd voor St. James-de-Beuvron. Eenen tijd lang was hij oppermachtig. Hij liet Pierre de Giac, eenen gunsteling des konings, die eenen slechten invloed op dezen uitoefende, ombrengen en wist hem te doen vervangen door Georges de La Trémoille, weldra zijnen doodsvijand. Reeds in 1428 viel hij door diens invloed in ongenade. Hij brak toen met den koning. Toen hij echter zag hoe hachelijk de zaken voor Frankrijk stonden, verzoende hij zich weder; doch La Trémoille wist hem van het hof verwijderd te houden 1). Hij streed toen veel in Bretagne, nu eens voor zijnen broeder tegen Alencon, dan weder voor zich tegen La Trémoille. 's Konings gunst herwon hij nadat hij La Trévioille had laten oplichten en verwijderen: zijn vroegeren invloed kreeg hij echter niet weder. Bij den vrede van Atrecht (1435) was hij gezant des konings. Daarna bedreef hij nog vele krijgsdaden tot 1450 toe. Toen veroverde hij Normandië en werd gouverneur van dat gewest. Na den dood van zijnen neef Pierre II werd hij in 1457 Hertog van Bretagne. Reeds het volgende jaar stierf hij. DUNOIS. Wij gebruiken hier den naam, waaronder de zoogenaamde Bastaard van Orleans bekend staat, hoewel het graafschap Dunois hem eerst in 1439 ten deel viel. Jean d'Orleans, Comte de Mortaing, de Gien et de Porcéan, Yicomte de St. Sauveur, Seigneur de Vaubonnais en Dauphiné, de Theis, de la Pierre, de Duvaine, *) Hij woonde de kroning niet bij. de Fallavier et de Champleroy, Grand Chambellan de France (later Comte de Dunois et de Longueville), was de natuurlijke zoon van Louis van Orleans, den broeder van Charles VI, en van Mariette d'Enghien en werd geboren in 1402 of 1403. Oorspronkelijk bestemd voor den geestelijken stand, koos hij evenwel spoedig een anderen loopbaan, waarin hij eens zoovele lauweren zoude oogsten. In 1424 zien wij hem als gijzelaar in Bretagne voor zekerheid van Richemont, die met den koning over den vrede onderhandelde. Weinigen tijd later ontmoeten wij hem op het krijgstooneel. In 1427 helpt hij de Engelschen verslaan bij Montargis, in 1428 wordt hij gevaarlijk gewond bij Rouvray-St-Denis. Hij voert het bevel bij de verdediging van Orleans en is dan menigmaal de strijdmakker van Jeanne d'Arc. Dan neemt hij deel aan den slag bij Patay (1429). Hij leidt de onderneming bij Chartres (1431); ontneemt de Engelschen St. Denis (1435) en Creil (1436) en draagt veel bij tot de reductie van Parijs (1436). In 1438 verovert hij Montargis en Dreux op de Engelschen. Dan wordt hij Graaf van Dunois. Longueville krijgt hij als hij in 1442 Dieppe tegen de Engelschen geholpen heeft. Na in 1448 belast te zijn geweest met eene zending naar Engeland, vermeestert hij als „Lieutenant-général ès marches et Pays de Caux", Ponteau-de-Mer, Lisieux, Harcourt, Harfleur, Honfleur, Bayeux, Caen en Falaise; Vernon en Rouaan krijgt hij door onderhandeling. In 1451 wint hij als Lieutenant-général van Guyenne, Blaye, Fronsac en Bordeaux. Dit zijn de krijgsbedrijven van den meest bekenden strijdmakker van Jeanne d'Arc. Niettegenstaande al zijne verdiensten onthief Louis XI hem in 1462 van al zijne waardigheden evenals vele andere grooten. Hij sloot zich toen bij de ontevreden prinsen aan. Na den vrede van Couflans herkreeg hij echter's konings vertrouwen en gunst. Hij overleed in 1468 te Lay bij Parijs. Van hem stammen af de souvereine vorsten van Neufchatel. GUILLAUME JOUVENEL DES URSINS '). Guillaume Jouvenel des Ursins, baron de Traynel, Vicomte de Troyes, Seigneur de Marigny, werd geboren te Parijs in 1400. In 1423 werd hij Conseiller du Roy en in 1429 werd hij op weg naar Reims tot ridder geslagen. Na verschillende waardigheden bekleed te hebben, werd hij na den dood van Regnauld de Chartres Kanselier van Frankrijk (1445). In 1461 door Louis XI van zijne waardigheid ontheven, werd hij in 1465 daarin hersteld en hij behield dien tot aan zijnen dood (1472). DE PAIRS. Pairs zijn oorspronkelijk de onmiddellijke vasallen van het Hertogdom Frankrijk, die onder elkander gelijk waren. Het oudst zijn de zes geestelijke Pairs t. w. de aartsbisschop van Reims, de bisschoppen van Laon, van Chalons, van Langres, van Beauvais en van Noyon. In de i3de eeuw komen daarbij 6 wereldlijke Pairs t. w. de hertogen van Bourgondië, van Normandie en van Guyenne l) Hij treedt hier op als Garde des Sceaux. Eigenlijk is dat een van de hoedanigheden des kanseliers, welke betrekking in 1429 wordt bekleed door Regnauld de Chartres. Daar de kanselier onafzetbaar was, werd in de 16de eeuw de waardigheid van Grootzegelbewaarder ingesteld om den kanselier bij verhindering te vervangen. Wij nemen de vrijheid te veronderstellen, dat eene dergelijke praktijk reeds in de 15de eeuw in zwang was en laten de waardigheid van Garde des Sceaux vervullen door den opvolger van den in 1429 fungeerenden kanselier. of die van Aquitanië, benevens de graven van Vlaanderen, van Champagne en van Toulouse. Dit zijn de 12 Pairs, waarvan zoo dikwijls sprake is in ridderromans. Zij vormen het hof der Pairs, waarvoor zij zei ven terechtstaan. In de eerste helft van de i3de eeuw voegt de koning aan hen toe de grootwaardigheidsbekleeders van zijn hof, later ook baronnen en prelaten. Bij de optocht worden er tien voorgesteld. ') I. Regnauld de Chartres , Cardinal, Archévêque-Duc de Reims, Pair et Chancelier de France, werd na vele kerkelijke bedieningen bekleed te hebben in 1414 aartsbisschop van Reims. Hij nam deel aan het concilie van Constanz. Hij was een vurig aanhanger van Charles VII. Na de afzetting van Martin Gouge, bisschop van Clermont, werd hij kanselier (1418). Deze werd evenwel hetzelfde jaar in zijne waardigheid hersteld en bleef die vervullen tot 1428, als wanneer Regnauld de Chartres hem opnieuw en nu voor goed opvolgde. Hij zalfde den koning te Reims in 1429 en overleed 1445. II. Guillaume de Champeaux , Président a la chambre des comptes de Paris et conseiller du Roy en son conseil privé, werd in 1420 bisschop-hertog van Laon. Hij doopte in 1423 den lateren Louis XI. Doordat de koning hem in allerlei belangrijke aangelegenheden noodig had, was hij bijna nooit in zijne Diocese, alwaar hij vervangen werd door den bisschop van Pamiers. Het tijdstip van zijnen dood is onzeker. *) Er waren er 12. Benevens de voorgestelden deden nog dienst als Pair Le Sire de Beaumauoir en le baron de Maillé, beiden in het gevolg des konings opgesteld. lil. Jean de Sarreruck, Seigneur de Parquy, de Daunay-le-Chastel, du Pascht, de Laschy et d' Estrelles, was eerst Kannunik van Verdun en van Chalons en werd in 1404 bisschop van Verdun, welk bisdom hij in 1420 tegen dat van Chalons verruilde. Hij overleed in 1438. IV. Robert III de Rouvres was van 1422 tot 1433 bisschop van Seez. V. Jean VI de St. Michel was van 1426 tot 1438 bisschop van Orleans. VI. Jean II, Duc d'alenfon, Pair de France, comte de Perche, vicomte de Beaumont, Seigneur de la Flêche, de Pouencé, de Chateaugontier, de Fougères, de la Guerche, de Verneuil, de St. Christophe, de St. Blanjay et de Niort, surnommé Le Bon, stamt af van Pierre, den derden zoon van Charles van Valois, den broeder van koning Philippe VI. Zijn vader werd in 1414 tot Duc en Pair de France verheven. Geboren in 1409, verrichtte hij zijn eerste krijgsbedrijven bij Verneuil (1424), alwaar hij gevangen genomen werd. In 1427 bevrijd, vertegenwoordigde hij den hertog van Bourgondiü bij de kroning, alwaar hij den koning tot ridder sloeg. Later was hij nog ridder in de orde van het Gulden Vlies. Tot 1440 streed hij tegen de Engelschen. Tot twee keer toe is hij wegens verraad ter dood veroordeeld; eens in 1458 en eens in 1474. Geen dezer beide vonnissen werd voltrokken. Hij overleed in 1476. VII. Charles I, (later duc) de Bourbon et d'Auvergne, Comte le Clermont, de Forès et de 1'Isle-Jourdain, Seigneur de Beaujollais, de Dombes et du pays de Combrailles; Pair et Chambrier de France , Gouverneur de Languedoc, stamt af van Robert de Bourbon, zesde zoon van koning Louis IX. Hij begon zijn loopbaan als krijgsman door de stad Beziers te nemen op den Comte de Foix. In 1435 sloot hij voor den koning den vrede van Atrecht. In 1440 koos hij de partij van den Dauphin; doch weldra verzoende hij zich weder met den koning. Hij overleed in 1456. VIII. Louis de Bourbon, Comte de Vendosme et de Chartres, Seigneur de Mondoubleau, d'Espernon, de Preaux et de Romalart, Grand Chambellan et Grand Maïtre de France, gouverneur de Picardië, de Champagne et de Brie was gesproten uit eene jongere lijn van het huis Bourbon. Het graafschap Vendosme had hij van zijne moeder. Bij Azincourt werd hij gevangen genomen. In 1422 wist hij te ontsnappen. Daarna diende hij de zaak van Charles VII zoowel met de wapenen als op Diplomatiek gebied. Hij overleed op zeventigjarigen leeftijd in 1446. IX. Gilles de Laval, Seigneur de Ratz, de Blazon, d'Ingrande et de Chantocé, Chevalier, Conseiller et Chambelkm du Roi, Maréchal de France, hielp in 1431 de Engelschen verdrijven van Lagny. Hij verkwistte zijn vermogen. X. Georgks, Sire de la Tremoille, Comte de Guynes, de Bologne et dAuvergne, Baron de Sully, de Craon, de St. Hermine et de 1'Isle-Bouchard, Seigneur de Jouvelle werd omstreeks 1385 geboren. Hij was vermaagd aan de aanzienlijkste huizen. Op twee-en-twintigjarigen leeftijd was hij Premier Chambellan van den hertog van Bourgondië. Na vele andere waardigheden bekleed te hebben, werd hij in 1417 Grand Chambellan de France. In alle oneenigheden wist hij zich onzijdig te houden en hij trad niet op den voorgrond, voordat hij in 1427 aan den koning door Richemont werd opgedragen, wijl deze in hem een werktuig zag. Dit viel evenwel anders uit: Richemont werd door zijnen invloed van het hof verwijderd en La Tremoille was daarna oppermachtig in Frankrijk. Van die macht maakte hij gebruik tot zijn eigen voordeel. Hij was het die steeds de plannen van Jeanne d'Arc tegenwerkte. In 1433 werd hij te Chinon, waar ook de koning vertoeft, opgelicht door zijne vijanden. Wel werd hij in 1435 tegen een zwaar rantsoen losgelaten; doch de gunst des konings herwon hij niet weder. Hij bleef van het hof verwijderd en overleed in 1446. Le Roy d'ARMES. Gilles de Bouvier , dit le Hérault Berry 1), Roy dArmes de France, werd geboren in 1386. Hij mocht zich gedurende zijn gansche leven in de gunst des konings verheugen, in wiens onmiddelijke nabijheid hij zich meestal bevond. Hierdoor is hij in staat geweest een zeer goede kroniek te schrijven over de gebeurtenissen van zijnen tijd; van vele was hij zelf getuige. Het werk loopt van 1403 tot 1455 en is over dat tijdvak het meest nauwkeurige. In 1528 werd het gedrukt en toegeschreven aan Alain Chartrier, secretaris van Charles VII. Veel later eerst ontdekte men het vaderschap van Bouvier. Van zijne hand is ook een werk over „le Recouvement de la Normandie", dat eerst in onzen tijd is uitgegeven. CHARLES II dALBRET. Dit geslacht, ook wel de Lebret genoemd, heet naar een burg bij Bordeaux, die later tot hertogdom werd ') Hij was reeds heraut van Charles VII toen deze nog slechts Hertog van Berry was. Vandaar zijn bijnaam. verheven ten behoeve van Antoine de Bourbon en zijne echtgenoote Jeanne d'Albret, koning" en koningin van Navarra (1556). De bekende Connétable Charles I d'Albret werd in een stuk van 1421 vermeld als „Cousin du Roy" en kreeg daarbij de vergunning zijn wapen te vierendeelen met dat van Frankrijk. Charles II, Sire d'Albret, Comte de Dreux, Vicomte de Tartas etc., die voorgesteld wordt, is zijn zoon. Le Maréchal DE BOUSSAC. Jean I de la Brosse, Seigneur de Sainte Sevère, de Boussac , d'Huriel et de la Perouse, Conseiller, Chambellan du Roy et Maréchal de France, onderscheidde zich zeer bij het beleg van Orleans en in den slag bij Patay (1429). Hij woonde de kroning van Charles VII bij en bracht op den morgen van dien dag met den maréchal de Raiz, den Sire de Graville en den Sire de Culant de Sainte Ampoule uit de kerk Saint-Remy naar de kerk Saint-Denis. Ook na dien tijd streed hij nog .veel tegen de Engelschen. Hij overleed in 1433. Le Sire DE GRAVILLE. Jean V Malet, Sire de Graville et de Marcoussis, Chevalier Conseiller et Chambellan du Roi, was achtereenvolgens Grand Fauconnier, Grand Pannetier en Maistre des Arbalestriers de France. De koning van Engeland verklaarde zijne goederen verbeurd, wijl hij de partij van Charles VII koos. In 1426 verdedigde hij Montargis tegen de Engelschen en verrichtte daarna nog vele krijgsbedrijven. In 1448 leefde hij nog. Le Sire DE CULANT. Piiilippes de Culant, Seigneur de Jaloignes, de la Creuzette, de St. Amand et de Chalus, Sénéchal de Limousin, werd in 1441 Maréchal de France. Hij onderscheidde zich zeer in den oorlog tegen de Engelschen en stierf ongeveer in 1453. Le Seigneur DE GAUCOURT. Raoul VI, Seigneur de Gaucourt, dArgicourt et de Maisons-sur-Seine, een van de voornaamste bestrijders van de Engelschen, was reeds op zijn dertiende jaar verbonden aan den persoon van Charles VI. Na verschillende expedities te hebben medegemaakt (o.a. in Hongarije tegen de ongeloovigen), koos hij de partij van de Armagnacs en van den Dauphin. In 1411 nam hij bij verrassing de brug van St. Cloud op de Bourgondiërs; datzelfde jaar onderscheidde hij zich bij Puyset-en-Beausse. In 1414 ontzette hij Dreux en Tonnerre. In 1415 verdedigde hij gedurende acht maanden Harfleur tegen de Engelschen; doch moest zich ten slotte overgeven. Hij bleef daarna tien jaar krijgsgevangen. In 1427 teruggekeerd, nam hij deel aan de slagen bij Montargis en Patay. Na de kroning werd hij Capitaine de Chinon en Gouverneur de Dauphiné. Dan onderscheidde hij zich herhaaldelijk op het slagveld (zoo versloeg hij o.a. in 1430 den Prins van Oranje). Sedert 1433 bewoog hij zich voornamelijk op diplomatiek terrein. Talloos zijn de zendingen waarmede hij belast werd. In 1449 werd hij Capitaine van Rouaan en Gisors en in 1453 Grand-Maitre d'Hötcl de France. Hij overleed in 1461 of 1462. Le Comte DE FOIX. Jehan, Comte de Foix et de Bigorre, Vicomte de Béarn de Villemur et de Lautrec, was in 1416 gouverneur de Dauphiné. Vervolgens werd hij gouverneur de Languedoc, uit welk gewest hij den Prins van Oranje verdreef. In 1434 onderwierp hij de inwoners van Avignon, die tegen hunnen heer, den Paus, waren opgestaan. Hij stierf in 1436. CHRISTOPHE d'HARCOURT. Christophe d'Harcourt, Seigneur d'Avrech, Chevalier Conseiller et Chambellan du Roy, was later SouverainMaitre et général réformateur des Eaux et Forêts de France. In 1437 werd hij Capitaine van Mouzon en van Beaumont, ter belooning van de diensten bij den vrede van Atrecht bewezen. Hij stierf in 1438. ROBERT LE MAQON. Robert le Ma£on, Seigneur et Baron de Trèves en Anjou, werd in 1400 in den adelstand verheven. Na verschillende belangrijke betrekkingen bekleed te hebben, werd hij in 1415 kanselier van koningin Isabeau. In 1416 werd hij kanselier van den Dauphin, die hem om zijne verdiensten in 1418 tot Chancelier de France benoemde. In die waardigheid zegelde hij het besluit, waarbij verboden werd aan Charles VI gedurende zijne ziekte te gehoorzamen. De hertog van Bourgondië daarover verbitterd, wist te bewerken dat hij zijn ontslag kreeg. Na diens dood evenwel weder hersteld, bleef hij kanselier tot 1421, als wanneer hij door Martin Gouge werd opgevolgd. Na dien tijd was hij Mcmbre du Grand Conseil du Roy en oefende als zoodanig nog grooten invloed uit. Hij overleed in 1442. Le Comte DE PARDIAC. Bernard d'Armagnac, Comte de Pardiac, Vicomte de Carlat et de Murat, Seigneur de Chisay, de Civray, de Gengay et de Mesle, Lieutenant et Capitaine Général au Baillage du Ma9on; Senechaussé de Lyon et Pays de Charolais, was later nog Comte de la Marche et de Castres. Hij was de tweede zoon van den bekenden Connétable Bernard VII dArmagnac. Hij stierf in 1462. Zijne afstammelingen voerden den titel van Duc de Nemours. Le Sire DE BUEIL. Jean V, Sire de Bueil, de Montrésor, de St. Calais, de St. Christophe, de Chasteaux, de la Marchère, de Chasteaufromont, du Bois-de-la-Mote etc., Comte de Sancerre, Chevallier, Conseiler et Chambellan du Roy, bewees den koning gedurende zijn geheele leven groote diensten. Voor en na de kroning onderscheidde hij zich in den oorlog tegen de Engelschen. In 1433 lichtte hij met de Coëtivy La Tremoille op te Chinon. Later diende hij onder den Dauphin en onder Dunois. In 1450 werd hij Admiral de France. In 1461 werd hij van zijne waardigheid ontheven. Gedurende zijn geheele leven bleef hij zijne diensten praesteeren aan Louis XI, die hem in 1469 tot ridder in de orde van St. Michael benoemde. LA HIRE. Etienne de Vignolles, dit la Hire, werd geboren in Gascogne. Reeds vroegtijdig verbond hij zich aan de zaak van Charles VII en onderscheidde zich zoowel door zijne heldendaden als door zijne plunderingen. Bij de verdediging van Orleans streed hij aan de zijde van Jeanne d'Arc, die een weldadigen invloed op hem uitoefende. In 1429 werd hij benoemd tot Bailli de Vernandois. Hij maakte zich toen meester van Chateau-Gaillard en van Louvier (1430). In 1431 wordt hij door de Engelschen gevangen genomen. Zoodra hij het volgend jaar zijn vrijheid herkregen had, misbruikte hij die door het land af te loopen en zoowel vriend als vijand uit te plunderen. Gedurende het congres van Atrecht verwoestte hij met Xaintrailles geheel Picardië, welke bezigheid hij in 1438 in Elzas en Lotharingen herhaalde. Met dergelijk bedrijf hield hij zich onledig tot aan zijnen dood (1443). XAINTRAILLES. Jean, dit Poton, Seigneur de Xaintrailles, de Roques, de Salignac en Limousin et de Villeton, Vicomte de Bruillez. Eveneens een van de meest bekende verdedigers van de zaak van Charles VII. In 1421 werd hij bij Mons-en-Vimen gevangen genomen. Hij streed mede bij Cravant-sur-Yonne (1423), bij Verneuil (1424) en stond Jeanne dArc steeds wakker ter zijde. In 1431 geraakte hij nogmaals krijgsgevangen. In 1434 uitgewisseld maakte hij zich aan groote plunderingen schuldig. Veel droeg hij bij tot de verovering van Normandië. Door Charles VII werd hij met eerbewijzen overladen. Eenige dagen na de kroning werd hij Grand Ecuyer; later zien wij hem terug als Maréchal de France (1454) en Gouverneur van Bordeaux (1459). Hij overleed in 1461 zonder nakomelingen. S CHAMBRE DE COMMERCE NEERLANDAISE (Nederlandsche Kamer van Koophandel te Parijs) PARIS — 39, Rue Joubert — Téléphone 304—10. Président d'Honneur: Le Chevalier DE STUERS, Envoyé Extraordinaire et Ministre Plénipotentiaire de S. M. la Reine des Pays-Bas. Vice-Président d'Honneur: J. D. VIRULY, Consul des Pays-Bas. ■> PARIS, 22 Augti StuiS 1911. Excellentie, Bij dezen hebban wij de eer ar Uwe Excellentie kennis van te geven dat , ten gevolg» der op onze laatste Algasaeene Jaarlijksche Vergadering gehouden periodieke zoowel als nieuwe verkiezingen, ons bestuur voor het jaar 191l/l2 aldus is samengesteld: L.Sanson , Voorzitter. *• A,s/// 'ss* Ph.L.von Hamert, Onder-Voorzitter en Penningmeeatör./y Joseph Asscher. $ A*T',Bunge. V Baron J. Collot d'Escury. J.H.Grein. /é> G.Heeley. 'k**- Ue/Ccf S.A. van Raalte. f *+* //£ B.Schroeder. J.Stortenbeker. 4 E.Zeiler. T.Jordaan. --Mr.H.de Jong blijft belast .aet het secretariaat. f U+4+0U&. Onder hernieuwde verzekering onzer zeer bijzondere hoogachting hebben wij de eer te teekenen De Nederlandsche Kamer van Koophandel te Parijs -— Aan Zijne Excellentie Ridder A. de Stuers Gezant der Nederlanden te Parijs ^