949 WELKE IS DE BETEEKENIS VAN HET HUIS LAABERT VAN MEERTEN VOOR DE KUNST EN KUNSTNIJVERHEID IN DE TOEKO/AST. -> -> WOORD VAN TOELICHTING UITGESPROKEN BIJ GELEGENHEID VAN DE PLECHTIGE OVERDRACHT VAN HET HUIS DER VEREENIGING AAN DEN STAAT DER NEDERLANDEN OP 28 SEPTEMBER 1907 DOOR J. L. SCHOUTEN, aaaaaaaa CIVIEL EN BOUWKUNDIG INGENIEUR SECRETARIS-PENNINGAEESTER aaaaaaa.aaa DER VEREENIGING HUIS LAWBERT VAN AEERTEN A 17- en Qj^eezefi. Door het Bestuur onzer Vereeniging „Huis Lambert van Meerten is aan mij de vereerende taak opgedragen — bij gelegenheid van de plechtige overdracht van het Huis onzer Vereeniging aan den Staat der Nederlanden — met U te behandelen de vraag: Welke is de beteekenis van het Huis Lambert van Meerten voor de Kunst en de Kunstnijverheid in de toekomst. Gaarne heb ik deze taak aanvaard, omdat ik haar heb beschouwd als een ernstige plicht tegenover allen, die mij krachtig hebben gesteund, die mij hun volle vertrouwen hebben geschonken en die elk op zijne wijze hebben medegewerkt om te komen tot de heuglijke gebeurtenis, die straks zal plaats hebben. De stichting „Huis Lambert van Meerten" is een zaak van hooge beteekenis. Hare grondslagen zijn gevormd door de beste drijfveeren in den mensch. Hij, die de eerste gedachte heeft gehad, was vervuld van liefde voor de kunst. En die eerste gedachte, die aangroeide in beteekenis, was: Op welke wijze kan de kracht, die voortdurend uitgaat van mooie oude kunst, omgezet worden tot nuttigen arbeid? Hoe kan deze kracht productief worden gemaakt ? Die eerste gedachte is gebleken te zijn kern gezond. De idéé is blijven voortleven, niettegenstaande de omstandigheden haar verre van gunstig zijn geweest in hare eerste levensjaren. Krachtige stormen zijn over haar hoofd heengegaan. De meest treffende samenloop van omstandigheden heeft getracht haar omver te werpen. Haar leven heeft aan 'n zijden draad gehangen. Maar de idéé is blijven voortleven en anderen hebben haar overgenomen en nieuw leven ingeblazen. Allen, die daaraan hebben medegewerkt, hebben gehandeld uit zuivere toewijding. Allen, die hebben bijgedragen, hebben slechts één doel gekend, n.1. het' doen voortleven van de oorspronkelijke gedachte van den grondlegger van onze stichting, onzen vriend Lambert van Meerten, die levende te midden van z'n mooie voorwerpen, had gevoeld de krachtdadige werking, die van kunst uitgaat. Van kunst gaat werkelijk kracht uit. De stof door den artiest aangeraakt neemt onmiddellijk de émotie op, die van hem uitgaat, en wordt 'n voorwerp van kunst. De matérie door den artiest bezield, bezit voor goed het vermogen bij anderen émoties op te wekken. Zoodra de stof eenigen waarneembaren vorm heeft verkregen, werkt deze vorm op den schepper terug. Door wisselwerking begint de groei wordt de strijd in dc stof opgewekt om los te maken alles wat de volmaking van net kunstwerk in den weg staat — maar, geboren is het kunstwerk reeds in de eerste oogenblikken. En voor de enkele bevoorrechten, die kunst in dit stadium hebben leeren begrijpen, is de indruk de meest machtige. Hoevele scheppingen van Michel Angelo bestaan er niet in dit eerste stadium — z.g. onaf. In groote plannen is het oeuvre aangegeven. Het mouvement, de groote bewegingen staan reeds vast; enkele deelen zijn afgewerkt tot in de grootste volmaking, en men voelt alsof hij wilde zeggen: Gij hebt het ensemble voor de impressie, Gij hebt enkele détails voor de bekoring; laat dit genoeg zijn; ik kan meer geven in den tijd, dien de afwerking eischt; mijn scheppingsdrang dringt mij tot nieuwe werken. Wanneer is een kunstwerk voltooid? Nooit — ieder oogenblik — het hangt maar af, hoe ver de artiest opvoert. Iedere phase, elke graad van volmaking spreekt tot een grootere groep van hen, die begrijpen. Ik noemde zooeven Michel Angelo. Is 't met de teekeningen van Rembrandt niet hetzelfde ? Vertolken enkele krabbels, enkele vlekken niet geweldiger nog wat er in het onmeetbaar kort oogenblik van hun ontstaan in zijn ziel is omgegaan dan menig afgewerkt schilderij ? Kan men zich eene „Aankondiging aan Maria" meer émotie-vol denken dan Rembrandt, in z'n teekening heeft neergelegd, die verleden jaar te Leiden op de Eere-tentoonstelling aanwezig was? Toch is dit zeker 'n werk van slechts enkele oogenblikken — maar daardoor staat zij in macht zeker niet achter, bij veel meer voltooid kunstwerk van de vele meesters, die door deze zelfde gedachte zijn geïnspireerd geworden. Die lijnen, die tinten, zij zijn de trouw overgebrachte gemoedstrillingen in al hun frischheid neergelegd in de stof. De kracht gaat dus alleen uit van het echte voorwerp, van het beetje stof, dat langer of korter door den artiest is aangeraakt. Het behoudt dit vermogen om te roeren na jaren, na eeuwen, als ruïne, in gebroken toestand, als fragment, tot op t oogenblik van geheele vernietiging. Dit vermogen is dus innig met de stof verbonden, maai gaat bij reproductie niet over; van reproducties kan dus geen opvoedende kracht uitgaan. Zij, die heil verwachten van reproducties als opvoedingsmateriaal voor de jeugd of voor het volk, moeten bedrogen uitkomen. Photo's, afgietsels of hoe ook genaamd, kunnen hoogstens herinneringen aan eenmaal ontvangen indrukken levendig houden. Een ets, een schets of een copie naar een voorwerp heeft dus alléén kunstwaarde voor zoover de vervaardiger zelf artiest is. Alleen dus echte kunst — liefst van hooge innerlijke waarde — heeft beteekenis voor ons Huis Lambert van Meerten. Van kunst gaan dus uit, laat ik 't noemen, trillingen — golvingen — voortdurend, die opgevangen worden door het gemoed, dat daartoe ontvankelijk geworden is. Dit vermogen om op te nemen, m. a. w. deze aanleg \oor kunst _ brengt de mensch als 'n voorrecht mede ter wereld, maar deze kiem moet worden ontwikkeld. Van nature zijn er maar enkelen, die dit voorrecht in zoon mate deelachtig zijn, dat zij onafhankelijk van de omstandigheden hun eigen weg zoeken om dit heerlijkheidsbeginsel tot ontwikkeling te brengen. Maar het meerendeel moet kunst leeren zien — leeren begrijpen — moet ontvankelijk worden gemaakt. De een leert zien in de natuur — de ander leert zien door de kunst. Maar hoe ook geleerd, beide werken in één zin, beide versterken eikaars beteekenis. Het schoone in de natuur moet men even goed leeren zien als het schoone in de kunst. Is voor het eerste ons geheele land gunstig — de gelegenheid om kunst te leeren zien moet worden gemaakt; daartoe moet kunst worden bijeengebracht. En daaraan kan het Huis Lambert van Meerten krachtig medewerken. De zin voor kunst zit ons volk in 't hart. Deze zin heeft sinds eeuwen bestaan — zoo'n trek gaat niet verloren — mag sluimeren soms tijden lang — doch ontwaakt en bloeit weer op zoodra de tijdsomstandigheden gunstig worden. Elke kunstuiting naar ons land overgebracht is hier begrepen geworden — in 't leven opgenomen, en heeft 't tot bloei kunnen brengen. Maar hoeveel groots is hier uit eigen bodem niet gegroeid? Nederland is het land voor den waterbouw en voor de kunst! Die beide hooren hier van nature thuis. De een is voortgekomen uit den onafgebroken strijd tegen het water — onzen vijand — maar ook onze kracht. Die strijd houdt ons wakker — zij staalt en vormt den Hollander. Aan dien strijd danken wij ons bestaan, onze veerkracht, onze roem. Aan onze atmosfeer danken wij onze kunst. In hooge mate ernstig, als ge wilt, maar reëel en vol gevoel. Geheel op zich zelf staand en gewaardeerd door de geheele wereld. Door die beide krachten blijft het wezen van ons volk intact. Ook al zou op onzen grenspaal 'n andere naam dan Nederland geschreven worden, het wezen van ons volk zou men hier onveranderd blijven terugvinden, omdat beide door de natuur worden in staud gehouden. De waterbouwkunde zal beoefend blijven zoolang de Noordzee onze kusten bespoelt en machtige rivieren ons land doorstroomen — zoolang de stormen over hare watervlakte tot ons overkomen, onze dijken bedreigen. Zoolang zal de Hollandsche Waterbouwkundig-Ingenieur een autoriteit blijven voor de geheele wereld. Maar ook zoolang zal onze kunst haar karakter behouden, zoolang de nevelen der Noordzee onze atmosfeer dien rijpen malschen toon zal schenken, die de hoofdtrek uitmaakt van ons Ilollandsch landschap. Die trek, die aan al onze kunst ten grondslag ligt, zit ons volk in het bloed en doortrekt als 'n zuurdeesem al onze kunstuitingen. Men vindt hem terug in onze bouwwerken evengoed als in onze versieringskunsten; in de voortbrengselen van onze kunstnijverheid, als ook in onze schilderijen. Wordt er van kunst gesproken, dan denkt men over t algemeen nog te veel alléén aan schilderijen. En toch is dit minder juist. De hoogste uiting van ons kunstleven gedurende ons geheele volksbestaan is wel geweest Rembrandt en z'n school en dat kan' aanleiding hebben gegeven tot deze opvatting — doch men moet niet vergeten dat in de voorafgaande eeuwen van hoog ontwikkelden kunstzin, deze zich veelzijdig heeft geuit, en dat daardoor is voorbereid de geweldig snelle ontwikkeling en de groote vruchtbaarheid van de 17e eeuwsche Hollandsche Schilderschool, en deze tot de meest bekende van al onze vroegere kunstperioden heeft gemaakt. Onze Oud-Hollandsche bouwkunst is niet minder superieur geweest! Veere, Goes, Breda, Leiden, Delft, Dordrecht, Amsterdam, en nog zooveel andere steden, getuigen zij niet alle met hunne heerlijke scheppingen uit den bloeitijd der Middeleeuwsche Kathedraal-bouwkunst, dat wij volstrekt niet achter stonden bij onze naburen? Biedt niet elke stad in Noord- en Zuid-Holland, in Zeeland — om maar enkele provinciën te noemen, de heerlijkste voorbeelden van Oud-Vaderlandsche Bouwkunst — vanaf de 14e tot en met de 17e eeuw — in den bouw der steden zelf met hun schilderachtig ensembleplan — de sierlijk gekromde grachten en straten, de ruime markten, kloeke poorten, zoowel als in de gebouwen met hun sierlijke gevels en schilderachtige interieurs. Alles door den tijd zoo schilderachtig geworden, is 't algemeen gezegde; of dat 't juiste gevoel voor verhoudingen en 't fijn gevoel voor kleur niet van alles 't geheim is geweest. En hoeveel fraaie voorbeelden zijn nog niet aan te wijzen van onze 18e eeuwsche bouwkunst, die zich in de laatste jaren weer in 'n bizondere waardeering mag verheugen? En maken wij nu 'n reis door de buitenlandsche musea — vinden wij dan niet overal en in overvloed de meest treffende specimen van Oud-Hollandsche gebruikskunst ? Moeten wij aan Frankrijk en Italië de eereplaats afstaan voor sierlijkheid en snelheid van beweging, in karakteruiting, in technische vaardigheid en expressieve kracht hebben wij voor geen enkel volk ondergedaan. Ongetwijfeld danken wij veel aan de weldadige kunst-stroomingen, die van uit het Oosten en Zuiden over Frankrijk heen ook tot Nederland zijn overgekomen; maar deze hebben hier ook steeds een vruchtbaren en dankbaren bodem gevonden. Gaan wij de geschiedenis van ons geheele kunstleven na, dan behoeven wij niet achter te staan — dan mogen wij medespreken op elk gebied, dat met kunst in verband staat Maar wij moeten niet stilzitten; wij mogen niet teren op ouden roem; geen jaren ongebruikt laten verloren gaan. En, hoewel wij op kunstgebied — na de ontzettende leegte, die de grootste helft der 19e eeuw heeft gekenmerkt — nog slechts staan aan het begin van een algemeen herleven, toch mogen wij ons verheugen in enkele zeer heuglijke teekenen, die duiden op n toekomst van groote beteekenis. Één van die heuglijke teekenen is zeker wel het feit, waarvoor wij hier tezamen zijn. Het denkbeeld, om hier in Delft'n museum voor kunst en kunstnijverheid in te richten, heeft van den beginne af de sympathie gehad van vrijwel allen, die ik om steun en medewerking heb gevraagd. Delft is 'n stad die hooge belangen heeft te verzorgen. Delft is de zetel der Technische Hoogeschool met hare breede schare van wetenschappelijke en artistieke krachten, met ruim een duizendtal jongelui, die zich voorbereiden voor hun verdere levenstaak op 'n leeftijd wel 't meest geschikt om indrukken diepblijvend op te nemen voor het geheele leven, en productief te maken. Men zegt wel eens: ,,de toekomst is voor 'nbelangrijk deel aan den Ingenieur"; welnu, hem dan ook hier de impressies voor de kunst medegegeven. Hieraan nu kan ons museum de 1 .H.S. krachtig ter zijde staan. De kunst met haar groot aanpassingsvermogen komt allen ten goede en kan niet anders dan heilzaam werkend zijn. En komt er dan van tijd tot tijd, door den invloed van ons museum, onder dat duizendtal 'n enkele voor, die 'n afvallige wordt aan zijn wetenschap en zich geheel aan de kunst gaat wijden, welnu, des te beter. Hij zal er een zijn, die 't doet omdat hij niet anders kan, omdat zijn hart hem er toe dringt. Van het Huis LambErt van Meerten zal 'n heilzame werking uitgaan. Wij twijfelen dan ook niet aan de beteekenis van ons Museum in de toekomst. Wat hier noodig is zal er komen — al zijn er nu nog die aarzelen en van meening zijn, dat andere behoeften moeten vóórgaan. Het blijkt helaas maar al te dikwijls — zelfs bij hen, die hebben gestudeerd — dat wat volkomen duidelijk voor hen is op elk ander gebied van technische wetenschap — lang zoo duidelijk niet is voor het gebied der kunst en kunstnijverheid. En toch zal eenmaal blijken, dat voor ons land de kunstnijverheid van overwegend belang zal zijn — omdat door toepassing van kunst de waarde van de grondstof zoo buiten verhouding kan stijgen, en de grootnijverheid door het ontbreken der grondstoffen in ons land zelf, steeds met vele bezwaren zal blijven worstelen. Maar gelukkig, de denkbeelden omtrent 't belang van kunst nemen in beteekenis toe. Naast de vele belangrijke kolommen in onze Staatsbegrooting is er één, die jaarlijks in kracht en aanzien wint. Ik twijfel daarom niet of meer en meer zal worden ingezien, dat wat aan kunst wordt besteed, zal zijn aanwinst in kracht om veel te helpen dragen wat tot geluk van ons volk behoort. Wat moeten wij hier bijéén hebben? De bedoeling blijft altijd: Kunstzin opwekken, aankweeken, wakker houden, productief maken. En daartoe moeten wij de vrije beschikking hebben over eene keurcollectie eerste rang uit verschillende perioden van kunst. Ook hedendaagsche! Maar hedendaagsche kunst wordt moeielijker begrepen, dan kunst uit 'n periode, die is afgesloten. Door oude kunst leert men gemakkelijker begrijpen de kunst, die om ons heen groeit. Op elk gebied van wetenschap en kunst is de noodzakelijkheid gebleken, te bestudeeren hetgeen door vroegere onderzoekers en werkers is tot stand gebracht. Studeert op het oude — Opdat gij 't onthoude En kraghten meught winnen — Om 't nieuwe te ontginnen.'") Welnu het geheele gebied van de kunst ligt voor ons Museum open; want gaan wij dieper in het wezen der kunst in, dan vinden wij daarin altijd terug den mensch met z'n lijden en vreugd in de verschillende tijden; en komen wij tot de ontdekking, dat alleen de uiterlijke vorm zich wijzigt met den tijd en dat t er niets toe doet of deze wijst op de periode van Romaansch, Gothisch, Renaissance, Grieksch, Romeinsch, of hoe men 't noemen wil. Elke periode heeft haar eigen kijk op kleur — haar eigen gevoel voor verhouding — haar eigen opvatting voor profileeringen — haar eigen keus van vormen. Deze karakteristieken vormen met elkaar 'n bepaalde stijl-periode. Wanneer deze eenmaal is afgesloten, blijft zij afgesloten. En nu mogen wij in onze dagen omtrent de verschillende historische stijlen — scherp hebben leeren onderscheiden — imiteeren zelfs met groote virtuositeit — iets scheppen in zoo'n stijl, die door traditie is ontstaan, vermogen wij niet — wij blijven werk geven uit ons eigen tijd. En gelukkig — wij keeren door die voorliefde voor één of andere stijl-periode niet tot dien tijd terug — met alle levensomstandigheden die daarop hebben ingewerkt; wij blijven kinderen van onzen eigen tijd. Wij blijven geven wat onze moderne levensopvatting vraagt in verband met alles wat 't leven ons aanbiedt - we blijven maken modern werk. *) Dr. P. J. H. Cuypers. Over honderd jaar noemt men al ons werk, hoe wij 't nu ook noemen 20ste eeuwsch werk. Deze waarheid behoedt ons voor de jacht naar originaliteit. 'n Ieder, die kunstenaar is — die de techniek zoover heeft leeren beheerschen, dat hij z'n eigen zieleleven heeft kunnen weergeven geeft dus zich zelf — is dus origineel. Kunst mag dus op ons haar weldadigen invloed blijven uitoefenen, veranderen doet zij ons niet. 't Is niet de naam, die de waarde bepaalt, maar wel de beteekenis van den mensch die haar heeft gemaakt. Bizonderheden omtrent herkomst en maker enz. zijn noodig voor hem, die z'n studie begint, maar het eigenlijke intense genot begint pas, dan, wanneer noch namen noch eenig ander weten meer noodig zijn, en het kunstwerk voor ons staat, ontdaan van alle andere suggestieve invloeden, en er dus niets meer omheen hangt, dat het uitstralingsvermogen belemmert. De behandeling der vraag omtrent de beteekenis van ons Museum geeft uit den aard der zaak aanleiding tot nog zeer vele beschouwingen omtrent kunst en haren machtigen invloed. Ik zou nader uiteen kunnen zetten: De band met — de verhouding van ons Museum tot onze overige instellingen voor kunst en onze openbare verzamelingen. Ik zou er nader op kunnen wijzen: Hoe ons Museum kan worden een oefenschool voor het leeren zien — het leeren onderscheiden — het leeren waardeeren van de meer belangrijke verzamelingen in ons land. Ik zou kunnen aangeven: De beteekenis van ons Museum voor de groot-nijverheid. Hoe dikwijls doet zich bij haar niet de behoefte gevoelen, de kunst te raadplegen, en hare hulp in te roepen in het belang van het bedrijf. Hoe bemiddelend kan in zulke gevallen ons Museum: Huis Lambert van Meerten niet werken. Velen onzer groot-industriëelen zijn zijne mede-stichters geworden, en hebben door toetreding zijn beteekenis gevoeld. Hoe groot kan de invloed niet zijn van ons Museum op de verbetering der grondstoffen? Ziedaar zeer zeker een hoogst belangrijke vraag voor de kunst-nijverheid. Kunst vermeerdert in hooge mate de waarde van de grondstoffen. Maar kunst eischt materiaal van superieure kwaliteit. De Charme van 'n kunstvoorwerp is voor een belangrijk deel de charme van de stof. Marmer — zijde — eikenhout — wol — leer, werken in hooge mate mede om de bekoring te verhoogen. De heerlijke stof van 't bloemblad maakt alle kleuren harmonieus. Stof van inferieure kwaliteit werkt noodlottig. Kleur in inferieure stof gebracht bereikt nimmer kracht. Veel kwaad wordt gesticht door de minderwaardigheid onzer tegenwoordige grondstoffen. Het is of de surrogaten, die de wetenschap helpt bereiden, onze waardeering voor goed materiaal verzwakt. Zij, die kunst willen helpen bevorderen kunnen dus reeds veel doen door de grondstoffen te helpen verbeteren. Al deze denkbeelden en wenschen zou ik kunnen saamvatten in deze ééne formule: Dan alleen zal van ons Museum Huis Lambert van Meerten kracht uitgaan, wanneer het tot kracht geven is ingericht. Dat wil zeggen: Behalve de kerncollectie is noodig, dat aan het hoofd van onze nieuwe Stichting kome een man van wien kracht en groote bezieling kan uitgaan. Maar ook iemand van organiseerend talent. Het succes in de toekomst hangt innig samen met de organisatie van heden. En wanneer ik nu ten slotte terugdenk aan de dagen van Augustus 1902, toen alles, huis en inboedel van wijlen onzen vriend Lambert van Meerten, verloren was, en dat voor onmogelijk werd gehouden uit de débacle iets te redden, van al hetgeen met zooveel toewijding, met zulke groote offers was tot stand gebracht wanneer ik terugdenk aan m'n tocht door ons land om hulp en steun dan is het mij in deze oogenblikken een ware behoefte om m'n diepgevoelde erkentelijkheid te betuigen voor Uwe medewerking voor Uwen steun — voor Uwe sympathie — voor Uw vertrouwen — voor dat alles aan mij verleend en geschonken, om eene gedachte te helpen verwezenlijken uit liefde voor kunst geboren. Er zijn oogenblikken doorleefd — dat iedereen twijfelde aan 't succes — maar ik zelf heb nooit getwijfeld — ik had de overtuiging van te zullen slagen, en dat zij mij niet in den steek zou laten, in wier naam ik rondging — in wier dienst ik mij had gesteld. Zij heeft in de harten ingegrepen. — Zij heeft als eene geheimzinnige sympathieke kracht tusschen en buiten mijne woorden om, ingewerkt. Zij heeft mij ingegeven in welke richting ik mij had te begeven, tot wien ik mij had te wenden. Merkwaardig en onbegrijpelijk is de uitwerking van zulk pogen! Het is in de moeielijke dagen, die onze Vereeniging heeft doorgemaakt weer duidelijk gebleken, dat in ons land nooit vergeefs een beroep wordt gedaan op medewerking waar het geldt het stichten van een zaak van algemeen belang, van algemeen nut. Dat er altijd mannen gevonden worden, die krachtig willen helpen met milde hand en met 'n lach in 't oog. En onder de velen, die hebben bijgedragen verheugen wij ons ook weer in het voorrecht boven aan de lijst te zien staan den naam van H. M. onze geëerbiedigde Koningin-Moeder, die nooit achterblijft en altijd bereid gevonden wordt om mede te werken voor een zaak van hoog belang. Door Uw aller medewerking kan de plechtige overdracht plaats hebben, die wij straks zullen zien gebeuren — zal het Huis onzer Vereeniging de bestemming bereiken, die in 1894 reeds was aangewezen. Wij kunnen nu met vertrouwen de toekomst van ons Museum tegemoet zien. De wensch van wijlen onzen Vriend Lambert van Meerten is vervuld. Het doel onzer Vereeniging is bereikt. De grondslag voor het Museum gelegd. De vraag naar kunst wordt met den dag grooter. De behoefte om zich met kunst te omringen, dringt door alle lagen der maatschappij heen. Het groote aantal jongelui, dat hier studeert kan krachtig daaraan medewerken. Vooral in hen heb ik groot vertrouwen. Zij zijn nog jong — zij zien nog onbevangen de dingen aan. Laat vooral de mooie oude kunst, de eerlijke overbrengers van vroegeren hoog-ontwikkelden kunstzin vrij en ruim op hun ontvankelijk gemoed inwerken, op aai groot aanuu, udi ^ui mu ivuim in technische richting. Dan zal de zin voor kunst bij hen zich krachtig ontwikkelen, dan zal 'n hecht verbond worden gesloten tusschen de techniek en de kunst — en door deze samenwerking kunnen niet anders dan de meest gunstige resultaten geboren worden voor het land van Nederland, dat wij allen liefhebben. J. L. SCHOUTEN, c. b. i. Secr.-Penningm. der Vereeniging „Huis Lambert van Meerten". Delft, September 1907.