HET ADMINISTRATIEF-, HET GELDELIJK- EN HET MATERIEEL BEHEER IN NEDERLANDSCH-IND1Ë IN DRIEDBELEN DOOR D. BRAKEL. DEEL II. Het Geldelijk Beheer. Kolff & Co., 1912. 10383 ^ HET ADMINISTRATIEF-, HET GELDELIJK- EN HET MATERIEEL BEHEER IN NEDERLANDSCH-INDIË IN DRIE DEELEN DOOR D. BRAK EL. DEEL I. INLEIDING. Hetadministratief beheer DEEL II. Het geldelijk beheer. DEEL III. Het materieel beheer. BANnOF.NO, O. Kolff iS Co., 1912. DEEL II. Het Geldelijk Beheer. / VOORWOORD. Het doel, met de samenstelling van dit werk beoogd is om een betrouwbaren gids te geven, voor die ambtenaren, die. hetzij werkzaam bij een der onderdeden der hier behandelde onderwerpen, hetzij door hunne plaatsing bij het Binnenlandsch Bestuur, vele en velerlei bemoeienissen hebben met bijna alle takken van dienst. De verschillende verordeningen zijn opgenomen, zooals zij zijn aangevuld en gewijzigd tot heden, terwijl mede zijn opgenomen de Bijbladen. Circulaires, Besluiten, enz., welke ter zake der toepassing van de verordeningen in de praktijk, veelal eerst licht geven. Met het oog op de uitgebreidheid zijn de onderwerpen, welke geacht worden niet van genoegzaam algemeen belang te zijn, ook niet volledig behandeld, doch zijn betreffende deze de van kracht zijnde bepalingen aangegeven. Ten einde dit werk zoo betrouwbaar mogelijk te doen blijven, bestaat het voornemen jaarlijks een supplement te doen verschijnen, bevattende de veranderigen, welke in den loop van het voorafgaande jaar in de behandelde verordeningen zijn gekomen. Voor opmerkingen houdt zich aanbevolen, De samensteller. BANDOENG, 1 October 1912. INHOUD. ODO HET GELDELIJK BEHEER Indische Comptabiliteits Wet blz. 1 Voorschriften voortgevloeid uit de I. C. W. „ 42 ARTIKEL 20. Teruggave van ten onrechte ontvangen gelden „ 42 ARTIKEL 24. Bepalingen omtrent de wijze van verificatie der ontvangsten in N.-I. en omtrent daarmede in verband staande onderwerpen „ 44 Verificatie der ontvangsten voor rekening van derden 53 Voorschriften regelende van wie, in welken vorm en binnen welke termijnen de Alg. Rekenk. ontvangt de mededeelingen, ten dienste der door Haar te bewerkstelligen controle, bedoeld in art. 3 van St. 1901 No. 325 n 55 Bepalingen omtrent de afschrijving van vorderingen 57 Idem Idem behoorende tot het Dep. van Oorlog „62 Idem Idem behoorende tot het Dep. der Marine „ 64 Idem Idem uit de rekeningvanSchut- terij-administratiën . . „65 Afschrijving gerechtskosten „65 Toezicht op vorderingen die zijn afgeschreven „ 66 ARTIKEL 38. Reglement op het houden van aanbestedigen „ 68 Modellen behoorende bij het Reglement. . „ 80 Model proces-verbaal blz. 85 Toelichting op idem „87 Personen uitgesloten van de mededinging bij aanbestedingen >, 97 Toelichting op enkele artikelen van het Regl. Artikel 1, 5 en 6 „ 98 7 en 8 - 99 10 en 12 101 13 102 „ 14 en 15 '03 Proces-verbaal „104 Ambtelijke voorschriften, in acht te nemen bij de toepassing van het Regl „ 105 Toelichting op enkele artikelen van de ambt. voorschriften l"3 Algemeene regelen voor de toepassing der 2e en 3e alinea van art. 33 1. C. W. . » '16 Artikel 1 „120 „ 4, 4a en Ab '21 „ 4/i en 4/ . „122 „ 4m en 4/7 123 „ 4p, Aq, 5a en 5b . ■ ..124 6, 7, 8 en 12 125 13 » 126 ARTIKEL 49. Voorschriften op het verleenen van voorschotten bij verandering van woonplaats „ 126 Controle op de aanzuivering van voorschotten „ 129 Regeling met betrekking tot de verstrekte sommen ter goede rekening ,132 door Directeur van B. B „133 „ Fin „135 der B. O. W 138 M „ van O. en E 142 Proces-verbaal (tusschentijdsche rekening). „ 146 Verantwoording vangelden te goeder rekening „ 147 Voorschotten tot het doen van betalingen ten behoeve van onderwerpen van huishoudelijk beheer blz. 150 ARTIKEL 82. Vervolging van- en het verhaal op Landsdienaren, die den Lande schade hebben toegebracht 152 ARTIKEL 90. Inhoudingen tot aanzuivering van schulden „ 164 ARTIKELS 92 en 93. Voorschriften op de invordering der door Comptabelen verschuldigde gelden . . „166 ARTIKEL 94. Uitvoering van de 2e alinea van art. 94. „ 167 HET KASBEHEER. 's Landskassen 170 Voorziening van 's Landskassen .... „173 Geldzendingen van en naar Nederland . . „175 Overeenkomst met de Javasche Bank.. . „176 Geldzendingen binnen N.-I „178 Reglement op het verzenden van gelden van en naar 'sLands algemeene kassen in N.-I. „ 179 Toelichting op het Reglement 207 Reglement op het verzenden, vervoeren en ontvangen van 's Landsgelden ten behoeve van het leger in N.-l. ... „211 Binnenlandsche wissels j 217 Marine wissels 220 Inspectie van finantiën n 221 Instructie voor de Algemeene Ontvangers . „ 227 Verantwoording door de alg. ontvangers aan de Postspaarbank van de gedane inhoudingen 241 Over stortingsbewijzen 242 Voorschriften omtrent de inzending der toelichtingen van de jaarrekeningen der Alg. Ontvangers blz. 244 Regelen in acht te nemen bij verhuizing naar elders van personen op welke het Land eene vordering heeft 245 Voorschriften nopens de verhandeling in de boeken van de Alg. Ontv. van opcenten op de hoofdsom der personeele belasting „ 249 Hulpregisters der kohier-belastingen . . „ 250 Over het disconteeren van venduacceptatiën „ 252 Inning van pachtgelden 255 Controle door de Alg. Rekenk. uit te oefenen op de uit 's lands kas aan de afdeelingsbanken en soortgelijke credietinstellingen in leen verstrekte of te verstrekken gelden • » 255 Regelen omtrent de bewijzen van ophouding van betaling voor de uitbetaling van niet-militaire inkomsten. ... » 258 Openbare ve'koopingen „ 261 Reglement op de openbare verkoopingen in ' N.-l 261 Openbare verhuringen en verpachtingen. . „ 293 Verpachting van 's Lands middelen 295 Reglement voor de verpachting van 's Lands middelen 296 Verpachte middelen ,315 Voor Java en Madoera „315 „ de buitenbezittingen 316 Niet verpachte middelen ,.319 Invordering van belastingen „325 Invordering van locale belastingen ... „ 334 Opcenten » Het heffen van belastingen en retributiën van locale zelfbesturen »» 337 Het beheer der geldmiddelen van gemeenten. „ 338 343 Retributien » WIJZIGING NA HET AFDRUKKEN. blz. 1. Het opschrift van le hoofdstuk wordt gelezen: Van de rechtspersoonlijkheid van NederlandschIndië en van de wijze van beheer van de Ned.Ind. geldmiddelen. (St. 1912 No. 459). ARTIKEL 1. Wordt gelezen : Nederlandsch-Indië is een rechtspersoon, die hetzij door den Gouverneur-Generaal hetzij door den Minister van koloniën wordt vertegenwoordigd. De eigendommen, baten en lasten van Ned.Indië zijn gescheiden van die van Nederland. De geldmiddelen van Nederlandsch-Indië worden beheerd en verantwoord naar de regelen in deze wet gesteld. (St. 1912 No. 459). ARTIKEL 14. blz. 5. Wordt gelezen : Behoudens het bepaalde bij het tweede en derde lid van dit artikel worden geldleeningen ten laste van Nederlandsch-Indië niet aangegaan noch geldleeningen door Ned.-Ind. gewaarborgd dan krachtens de wet of krachtens besluit van den Gouv.-Gen. in overeenstemming met den Raad van Ned.-Ind., goedgekeurd bij de wet. Met inachtneming van naderbij algemeenen maatregel van bestuur te stellen regelen is de Gouv.Gen. bevoegd de uitgifte van Ned.-Ind. schatkistbiljetten of schatkistpromessen te bevelen. Verpanding of beleening van gouvernementsproducten op den voet van art. 18 geschiedt krachtens machtiging van den Gouverneur-Generaal. (St. 1912 No. 459). blz. 3, 6 en 7. In de art. 10, 17 en 18 wordt in plaats van „Staat" gelezen: „Lande". ERRATA. blz. 296. 11 de regel van boven : St. 1912 enz. m. z. 1902. LIJST VAN GEBRUIKTE STAATS- EN BIJBLADEN, ENZ. ENZ. STAATSBLADEN. Jaartal. Nummer. Bladzijde. Jaartal. Nummer. Bladzijde. 1820 15 210,227 1903 164 ' 254 47 6 7,186 210 167 6° 3 93 315 2,10,42 62 153 128 189 44 64 106 1 04 241 152,160 70 39 68 242 158 73 73 116 05 220 338 74 264 120 339 298,300, 76 169 130 303,308 79 267 323,325 06 36 I 323 280 227,239 107 175 85 131 71,78 158 342 89 193 293 289 45 194 293 367 326 90 243 316 455 334 93 261 324 506 324 94 79 5 07 116 221 95 23 175 185 326 74 126 225 292 145 45,275 324 53 nc 225 145 325 53,55 96 266 319 326 44 97 140 126 327 57 l74 276 328 1 62 98 164 5, enz. 329 64 169 7 438 37 207 1 165 510 64 210 164 I 543 153 1900 125 127 08 44« 165 01 308 34 49 324 325 6,34,44 126 325 02 82 175 ,89 261 134 50,53, 191 227 132 304 324 1?8 127,128 448 326 184 296 569 i 292 258 299 664 258 273 128 1909 98 33 Jaartal. Nummer. Bladzijde. Jaartal. Nnmmer. Bladzijde. ! j 1909 100 34 11 379 315 206 325 ' 384 80 10 21 221 431 286 257 273 536 292 312 172,280 600 165 332 268 12 128 291 467 264,286 230 322 587 339 310 60 655 335 459 1,5 BIJBLADEN. Nnmmer. Bladzijde. Nummer. Bladzijde. Nummer. Bladzijde. 206 101 2804 99 3284 172 472 121 85 252 3304 102 821 165 89 47 13 124 1036 218 95 295 18 240 1527 219 2939 99,113 54 122 1781 128 3025 124 97 121 1996 125 38 5 34^ Ififi 2300 105 40 119 42 66 36 98,117 41 4 93 24 74 98 48 217 3526 175 2434 87,104 56 100 35 9o'^ 60 253 70 122 47 266 2507 103 85 150,151 3662 123 9i 123 3108 100 91 253 29 103 47 55,57, 3731 251 2602 89,104 244 73 1°2.J20 38 194 48 122 91 1-1 40 124 54 100,120, 44 99 294 95 158 5» 107 56 151 3802 133 69 6 64 101 14 102,118 2710 102,118 83 121 24 218 15 124 3201 101 25 218 19 239 06 175 43 172 95 43 175 29 121 53 226 2803 102 50 15.122 3973 220,243 Nummer. Bladzijde. Nummer. Bladzijde. Nummer. Bladzijde. 3975 172 4843 286 5836 15 85 151 44 99 43 PI 4011 125 48 122 54 15 16 34 51 271 71 150 33 102 73 173,245 5906 55,244 39 158 4908 121 68 151 93 246 13 280 89 329 4155 220 16 66 6009 122 4202 100 48 120 22 244 20 103 76 102 25 158 70 99,113 5013 98 27 15 71 99 82 224 30 241 72 100 89 133 41 15 73 122 90 282 78 15 74 42 91 173 6111 121 75 173 5105 123 26 162 4336 173 19 4 58 15 41 124 39 99 6269 15 4422 102,120 45 245 77 288 54 103 52 122 81 135 55 | 104 70 280 94 138 64 150 71 255 6303 166 77 6 72 240 22 142 78 150 95 65 85 289 4525 43,103 5221 17 6457 337 42 104 47 100 6500 30 97 173 48 262 6501 129 99 25 78 166 19 242 4610 317 91 6,52 6603 15 25 7 5312 271 57 333 81 100 5487 124 6702 45 82 100 5513 103 80 327 88 65 37 100 6843 123 89 160 74 15,30, 47 125 4743 104 144 51 230 46 104 95 123 94 250 47 103 5665 104 96 247 58 279 5754 240 97 251 59 150 72 12 6933 15 73 98 75 293 47 178 4811 6 90 34 57 15 19 89,104 5827 241 7034 230 Nummer. Bladzijde. Nummer. Bladzijde, j Nummer. Bladzijde. 7039 242 7343 lOül 41 333 69 249 58 207.208, 80 o 238 7481 12 7126 H6 7524 257 og 336 40 151 il 255 55 107,112, 7214 2U U4,1I? 84 15 16.107 99 ol GOUVERNEMENTS-BESLU11 EN. 11 October 1870 No. 21 ^'z J^ 8 Februari 1875 No. 21 ... ■ - l0l& 3 Augustus 1875 No. 11 * ' 3 September 1877 No. 7 . >• • 8 September 1877 No. 15 . • • •• ' 11 Augustus 1885 No 3 MISSIVES v/d GOUVERNEMENTS SECRETARIS. 7 September 1883 No. 28 . . • Blz. 104. 13 September 1884 „ 223/c. . • - • 6 October 1885 1551 102 120 5 December 1887 „ 1902 . • • - ^,12 . 23 September 1888 „ 1814//). . 12 September 1894 „ 2304 ..... • 9 April 1895 „ 739 ..... >£• 29 April 1895 „ 873 .. • » 19 September 1895 „ 1960 . . • .. 28 Juli 1897 „ 1513 . . - . 23. 7 Mei 1904 1873 ..... 6018 Januari 1905 „ 231 . . ■ « . • 15 November 1905 „ 3849 ..... 18 Juli IM6 ,, 2070 .... »■ 21 Juli 1906 . 2128 .... -»■ 24 September 1907 „ 2617 . . • .. HET GELDELIJK BEHEER. INDISCHE COMPTABILITEITSWET. Regeling van de wijze van beheer en verantwoording der geldmiddelen van Nederlandsch-Indië. (Vastgesteld bij de Wet van 23 April 1864, Ind. St. No. 106, en gewijzigd en aangevuld bij de wetten van 23 April 1880, Ind. St. No. 116, 28 Juni 1881, Ind. St. No. 194, 30 December 1882, Ind. St. 1883 No. 33, 13 Juli 1895, Ind. St. No. 191 en 29 Juni 1903. Ind' St. No. 315). (De volledige tekst der Wet, zooals deze toen luidde is opgenomen in St. 1895 No. 225). l9te HOOFDSTUK. Van de wijze van beheer der geldmiddelen van Nederlandsch-lndië. Afdeeling I. Algemeene Bepaling. Artikel 1. De geldmiddelen van Nederlandsch-Indië worden beheerd en verantwoord naar de regelen in deze wet gesteld. Afdeeling II. Van de Begrooting Artikel 2. De begrooting van Nederlandsch-Indië wordt jaarlijks vastgesteld bij afzonderlijke wet of wetten. Deel II. 1 Die wet of wetten regelen de uitgaven, en wijzen de middelen ter harer dekking aan. Artikel 3 De begrooting van uitgaven is samen gesteld uit twee hoofdstukken. Het eerste bevat de uitgaven in Nederland,- het tweede de uitgaven in Nederlandsch-Indië te doen. Ieder hoofdstuk is gesplitst in afdeelingen. Elke afdeeling omvat niet meer dan één onderdeel van het algemeen bestuur. Die afdeelingen worden, voor zooveel dit niet reeds bij de wet is geschied, door Ons gesplitst in onderafdelingen en artikelen. Artikel 4. (Ingetrokken bij St. 1903 No- 31,5). Artikel. 5. Bij de splitsing, in artikel 3 bedoeld, worden de artikelen der begrooting aangewezen, welke in den loop van het dienstjaar door overschrijving uit de sommen, bij de betrokken afdeelingen voor onvoorziene uitgaven toegestaan, verhoogd kunnen worden, wanneer het toegestane bedrag mocht blijken ontoe- reikend te zijn. , , Die overschrijving wordt bevolen, voor zooveel he eerste hoofdstuk betreft, door Ons, en voor zoover he tweede hoofdstuk aangaat, door den Gouverneur- ^Artikel 6 Op dezelfde wijze, als in de laatste alinea van artikel 5 bepaald, worden deinden loop van het dienstjaar opkomende behoeften, welke niet in de Loting zijn omschreven, op den post voor onvoorziene uitgaven der betrokken afdeeling aangewezen. Die uitgaven worden bij de rekeningen, bedoeld bij artikel 77, omschreven en verantwoord in zoovele bijzondere posten, als zij gelijksoortige onderwerpen be- trCArtikel 7. De wet of wetten aanwijzende de middelen tot dekking der uitgaven, worden gesplitst in twee hoofdstukken, waarvan het eerste bevat de m delen in Nederland, - en het tweede de middelen in Nederlandsch-Indië te ontvangen Artikel 8. De begrooting van Nederlandsch-Indië wordt uiterlijk op het tijdstip, voor de indienging der Staatsbegrooting bij art. 124 derGrondwet bepaald, aan de Staten-Generaal aangeboden. De Gouverneur-Generaal kondigt de wetten, houdende de begrooting van Nederlandsch-Indië, dadelijk na ontvangst aldaar af. De afkondiging wordt gerekend in geheel Nederlandsch-Indië bekend te zijn met den lsten Januari van het dienstjaar, als zij vóór dat tijdstip heeft plaats gehad, en anders op den dag der dagteekening van het Staatsblad van Nederlandsch-Indië, waarin de wetten zijn opgenomen. Wanneer die wet of wetten niet op lsten Januari van het dienstjaar in Nederlandsch-Indië is of zijn afgekondigd, strekt, totdat de afkondiging heeft plaats gehad, de begrooting van het vorige jaar tot grondslag van het beheer voor het alsdan aangevangen dienstjaar. Afdeeling III. Van het dienstjaar. Artikel 9. Het dienstjaar voor het beheer der geldmiddelen van Nederlandsch-Indië is het burgerlijke jaar. Artikel 10. Tot den dienst van een jaar behooren: a. voor de ontvangsten : le de opbrengst der producten in het dienstjaar verkocht, voor zoover die opbrengst gedurende het openstaan van den dienst is ontvangen ; 2e de belastingen en andere middelen van inkomst, gedurende het dienstjaar ontvangen ; 3e de ontvangsten, gedurende het dienstjaar gedaan, wegens opbrengst van producten over afgesloten dienstjaren; b. voor de uitgaven : de rechten gedurende het dienstjaar verkregen door de schuldeischers van den Staat, behoudens de uitzonderingen, vermeld bij de artt. 11, 12 en 49. Artikel. 11. Onverevend gebleven vorderingen, be- treffende afgesloten diensten, worden, voor zoover zij niet zijn verjaard, gekweten uit de sommen voor onvoorziene uitgaven, bij de betrokken afdeelingen, aangewezen voor het dienstjaar, waarin zij later verevend worden, en bij de rekeningen vermeld in art. 77 afzonderlijk verantwoord. Bijbl. no. 3041. Bij dit Bijbl. werd bepaald, dat uitbetalingen als bi| art. 11 bedoeld, buiten eenige bemoeienis der Regeering kunnen plaats hebben. Bijbl. no. 5119. Tractementsverhoogingen moeten, ook wanneer zij eerst betaalbaar worden gesteld na afloop van het jaar, waarin de besluiten tot toekenning der verhoogingen genomen zijn, worden gekweten uit de begrooting van het jaar, en wel uit de posten voor tractementen op die begrooting. Al vindt te toekenning eerstin de laatste dagan van een jaar plaats, zal het besluit toch wel voor 1 April van het volgend jaar kunnen worden uitgevoerd en zal art. 10 van St. 1875 no. 25 (zie St. 1910 no. 312 art 8) wel buiten toepassing kunnen blijven. Artikel 12. De voorschotten en de sommen ter goede rekening, vermeld bij art. 49, behooren tot den dienst van het jaar, waarin zij zijn betaalbaar gesteld, en de kosten van verscheping en vervoer naar Nederland en van verkoop aldaar van producten, tot den dienst van het jaar, waarin de producten zijn verkocht of vergoed. Toevallige baten behooren tot den dienst van het jaar waarin zij worden ontvangen. Artikel 13. De dienst blijft open: tot en met den 31sten Maart van het jaar volgende op het dienstjaar, om de werken of gedeelten daarvan en de leverantiën te volbrengen en de goederen te verschepen, waarvan de volbrenging of verscheping, volgens de verklaring van het hoofd der betrokken administratie, ten gevolge van omstandigheden, in die verklaring te vermelden, niet vóór den laatsten December van het dienstjaar heeft plaats gehad, alsmede voor de afrekeningen met de mijnkongsies op het eiland Banka; tot en met den 31sten December daaraanvolgende, om alles ten einde te brengen wat het bewerkstelligen der ontvangsten, het verevenen en ordonnanceeren der uitgaven betreft. Bijbl. no. 3038. Voor de toepassing van art. 13 is noodig: dat er een overeenkomst zij, die aflevering binnen zeker jaar bedingt; dat er volgens verklaring van het hoofd der administratie buitengewone omstandigheden zijn, die deze aflevering voor (of op) ultimo December van dat jaar beletten, en dat de aflevering geschiede uiterlijk op Maart van het volgend jaar. Afdeeling IV. Van de ontvangsten. Artikel. 14. Geldleeningen ten laste of onder waarborg van Nederlandsch-lndië worden niet aangegaan, dan uit krachte van de wet. Art. 14 van de Instructie voor de Algemeene Rekenkakamer, (St. 1898 No. 164). Bewijzen van geldleeningen, aangegaan krachtens de artikelen 14 en 18 der Comptabilliteitswet, worden door den Gouverneur-Generaal niet uitgegeven, dan nadat zij van het visum der Algemeene Rekenkamer zijn voorzien. (Zie Bijbl. 6454 bij overdracht van bevoegdheid op Dir van Fin.) Artikel 15. Producten van den grond of van de nijverheid, voor 's lands rekening geteeld of voortge- racht, en niet bestemd om van gouvernementswege in het klein aan de bevolking te worden gedebiteerd of tegen regularisatie aan departementen van algemeen bestuur te worden verstrekt, alsmede goederen in natura aan den lande opgebracht, worden in het openbaar verkocht. Door Ons of door den Gouverneur-Generaal kan echter machtiging worden verleend tot onderhandschen verkoop, waar die in 's lands belang noodig wordt geacht. St 1894 No. 79. Buitenwerking stelling van het bepaalde bij art. 15 van de comptabiliteitswet (St 1864 No. 106) met opzicht tot het product van exploitatie der Ombilien kolenvelden. Artikel 16. Bruikbare goederen, voor 's lands dienst bestemd, worden niet vervreemd. Van dit verbod zijn uitgezonderd voorwerpen, welke om dringende redenen aan derden of tot uitvoering van gouvernementswerken aan aannemers worden afgestaan of verkocht. Bijbl. No. 4811. Bij besluit van 28 September 1892 No. 27 gewijzigd bij dat van 7 December d. a. v. No. 3 is bepaald dat bij verstrekking van Landsgoed aan derden op den voet van art. 16 der Wet van 23 April 1864 (St. No. 106) en bij het opleggen van vergoedingen aan aannemers wegens tekortkomingen, de in de prijslijsten voorkomende prijzen der goederen met 25% worden verhoogd, welke verhooging echter niet in rekening wordt gebracht bij het opleggen van vergoedingen aan comptabele landsdienaren wegens in hun materieel beheer bevonden tekorten, terwijl bij art. II van eerstgemeld besluit den Chefs der Dep. van. Alg. Bestnur, voor zoo noodig, is opgedragen de bij hunne Departementen in gebruik zijnde prijslijsten zoo dikwijls ais noodig blijkt en ten minste eens in de drie jaren te herzien. Bijbl. No. 5291. De indiening aan de Regeering van de aan het slot van Bijbl. No 2669 bedoelde maandelijksche opgaven van , goederen, welke ingevolge art. 16 der Comptabiliteitswet aan derden zijn afgestaan of verkocht, kan voortaan achterwege blijven, zoodat ten aanzien van die vervreemdingen in het vervolg kan worden volstaan met de toezending aan de alg. Rekenkamer van de mededeelingen bedoeld in art. 18 sub 1 der bepalingen in St. 1901 No. 325 Artikel 17. Andere roerende goederen, eigendom van den Staat, waarvan de verkoop in 's lands beland wenschelijk is, worden steeds in het openbaar verkocht, tenzij door Ons of door den GouverneurGeneraal, of namens dezen door het hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur, m bijzondere omstandigheden, machtiging of last wordt gegeven tot onderhandschen verkoop. Bijbl. No. 4477. Bij art. 2 van het besluit van 11 September 1888 No - zijnde Hoofden der dep. van Alg. Bestuur en de Hoofden van Gew. Bestuur uitgenoodigd om bij voorstellen tot onderhandschen verkoop van Landsgoederen, zoowel roerende als onroerende, het beding van contante betaling in de verkoopvoorwaarden op te nemen, tenzij om bijzondere redenen betaling op termijn of bij gedeelten in 's Lands belang is te achten. Bijbl. No. 4625. Hoewel ook aan bederf onderhevige artikelen, als eetwaren en vochten, waarvan de voorhanden hoeveelheid te groot was in verhouding tot de vermoedelijke consumptie in de naaste toekomst, meermalen op den voet art. 16 zijn verkocht en onder zulke omstandigheden tegen den verkoop natuurlijk geen bezwaar bestaat, komt het der Regeering voor, dat in dergelijke gevallen niet art 16 toepasselijk is, maar art. 17, handelende over andere dan bruikbare goederen, waarvan de verkoop wenschelijk is in 's Lands belang. Zie ook Overdracht van bevoegheid op de chefs der Departementen. (St. 1898 No. 169.) Artikel 18. Goederen, eigendom van den Staat, worden niet verpand of beleend. Hiervan zijn uitgezonderd de gouvernementsproducten, wanneer de verpanding of beleening daarvan om dringende redenen, in 's lands belang de voorkeur verdient boven verkoop. (Zie bij art. 14.) Artikel 19. Regelingen, strekkende tot invoering, verhooging, verlaging of afschaffing van belastingen of tot opheffing van eenig ander middel van inkomst, treden niet in werking, vóór dat bij de begrooting op die invoering, verhooging, verlaging, afschaffing of opheffing gerekend is. Artikel 20. Teruggave of vrijstelling van belasting geschiedt niet dan in de gevallen en op de wijze, bepaald bij algemeene verordeningen, vasgesteld door de/.elfde of door eene hoogere macht, dan die, welke de belasting regelde. De bewijzen dier teruggaven, vergezeld van bescheiden, waaruit van de aanleiding en den last daartoe blijkt, worden overgelegd aan de betrokken Algemeene Rekenkamer. Het bedrag der teruggaven wordt gebracht in mindering van de gelijksoortige ontvangsten over het jaar, waarin de teruggave heeft plaats gehad. De bepalingen van het tweede en derde lid van dit artikel zijn van toepassing op elke teruggaaf van ontvangen gelden. Indien meer is teruggegeven dan van de ontvangsten kan worden afgetrokken, wordt het meerdere als uitgaaf verantwoord. (Zie hierachter.) Artikel 21. Geschillen over vorderingen, zoowel roerende als onroerende zaken betreffende, kunnen in Nederland door Ons, en in Nederlandsch-lndië door den Gouverneur-Generaal bij dading worden beëindigd, wanneer het onderwerp van het geschil geen hoogere geldswaarde heeft dan ƒ 10000.— ° Jaarlijks wordt door Onzen Minister van Koloniën, van de getroffen dadingen, mededeeling gedaan aan de Staten-Generaal. Dadingen omtrent geschillen over hoogere geldswaarden zijn onderworpen aan de bekrachtiging der wet. Artikel 22. Kwijtschelding van vorderingen, den lande aankomende, kan worden verleend in Nederland door Ons en in Nederlandsch-lndië door den GouverneurGeneraal, tenzij de vordering meer bedraagt dan ƒ 10000,— in welk geval geen geheele of gedeeltelijke kwijtschelding wordt verleend dan bij de wet. De Gouverneur-Generaal verleent geene kwijtscheldingen, dan na het advies te hebben ingewonnen van de Algemeene Rekenkamer en van den Raad van Ne- derlandsch-lndië. Artikel 23. Als ontvangsten, op den dienst van het loopende jaar, worden onder de toevallige baten gebracht de sommen, die ten onrechte mochten zijn betaald, en waarvan de teruggave eerst plaats heeft na de afsluiting van de begrooting, waarop zij in uitgaaf zijn gebracht. Art. 24. De wijze van verificatie der ontvangsten in Nederlandsch-lndië wordt door Ons geregeld in overeenstemming met deze wet. (Zie St. 1901 No. 375 juncte 1906 No. 289, enz. hierachter). Bij die regeling wordt gezorgd dat de comptabelen minsten eenmaal s jaars rekening afleggen aan de Algemeene Rekenkamer aldaar. Indien de comptabelen zich bij die rekeningen beroepen op bescheiden, door hen vroeger overgelegd aan de hoofden der takken van bestuur, jegens wie zij zich naar hunne instructiën hebben te verantwoorden, worden ten verzoeke der belanghebbenden of der Algemeene Rekenkamer, aan deze die bescheiden toegezonden. Afdeeling V. Van de Uitgaven. Artikel 25, De controle der uitgaven, evenals die der ontvangsten, geschiedt: in Nederland bij de Algemeene Rekenkamer aldaar, overeenkomstig de voorschriften dezer wet, en voorts naar de thans bestaande of nader vast te stellen bepalingen voor de controle der Staatsonvangsten en uitgaven, en , in Nederlandsch-lndië bij de Algemeene Rekenkamer aldaar. De Algemeene Rekenkamer in Nederland deelt hare bedenkingen tegen de verevende uitgaven ten laste van het lste hoofdstuk der begrooting van Nederlandsch-lndië aan den Minister van Koloniën, met toezending van de bescheiden, waartoe die bedenkingen betrekking hebben, ter inzage en voor zooveel noodig ter verbetering, mede, binnen drie maanden, nadat die bescheiden bij de Kamer zijn ingekomen. Artikel 26. De Minister van Financiën opent aan den Minister van Koloniën kredieten : le. voor de betaling der uitgaven op het Iste hoofdstuk der begrooting voor Nederlandsch-lndië voorkomen- de, of die daarbij worden gevoegd krachtens artikel 30; 2e. ter voorziening in de behoeften van 's lands kassen in Nederlandsch-lndië; 3e. tot het doen van andere betalingen, die weder in de koloniale kassen terugvloeien, of waarvoor in Nederlandsch-indië reeds gelden zijn ontvangen. Deze kredieten zullen niet te boven gaan het bedrag der volgens art. 33 in 's Rijks schatkist gestorte gelden. Artikel 27. Uitgaven buiten of boven de begrootingen hebben niet plaats. Hiervan zijn uitgezonderd de uitgaven voor aankoop, aanmaak, vervoer en verkoop van producten, en de daarmede in verband staande percentsgewijze beloonigen. Artikel 28. (Ingetrokken bij St. 1903 No. 31oJ. Artikel 29. Behoudens het bepaalde bij art. 5, heeft oeene af- en overschrijving van- en op afdeelingen, onderafdelingen en artikelen der begrooting van uitgaven plaats, dan na verkregen of onder nadere goedkeuring van de macht, die de afdeelin-en, onderafdelingen en artikelen heeft vastgesteld. Artikelen 30. Indien het belang van den dienst vordert, dat uitgaven, op het eerste hoofdstuk der begroo ting gebracht, in Indië worden gedaan, of omgekeerd, dat uitgaven, op het tweede hoofdstuk der begrooting uitgetrokken, hier te lande geschieden, behouden Wij Ons voor de betrokken sommen op hoofdstuk I te verminderen, en die op hoofdstuk 11 met een gelijk bedrag te verhoogen, of omgekeerd. Zoodanige af- en overschrijving betreft alleen dezelfde soort van uitgaven. Ons besluit, de overschrijving gelastende, wordt in het Staatsblad geplaatst, en voorts aan de Staten-Generaal, aan den Gouverneur-Generaal van Nederlandschlndië en aan de Algemeene Rekenkamers in Nederland en in Nederlandsch-lndië medegedeeld. Artikel 31. In gevallen waarin eene verhooging der begrooting onvermijdelijk is en de gelegenheid tot tijdige verhooging bij de wet niet bestaat, is de Gouverneur-Generaal bevoegd credieten boven de begrooting te openen en doet hij daarvan mededeeling aan den Minister van Koloniën en aan de Algemeene Rekenkamer in Nederiandsch-lndië. Die kredieten worden binnen den kortst mogelijken tijd aan de bekrachtiging der wet onderworpen. leder crediet wordt aan de begrooting toegevoegd en daarmede gelijktijdig verantwoord. Afdeeling VI. Van het beheer der Begrooting. Artikel 52. De Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië heeft het algemeen bestuur van 's lands geldmiddelen en eigendommen aldaar. (Zie: Overdracht van bevoegdheid op de chefs der Departementen.) Artikel 33. Alle met het koloniaal beheer van Nederlandsch-Indië in verband staande ontvangsten, van welken aard ook, welke in Nederland te doen zijn, worden in 's Rijks schatkist gestott, en alle met het koloniaal beheer van Nederlandsch-lndië in verband staande betalingen, welke in Nederland te doen zijn, worden door middel van aanwijzingen op 's Rijks schatkist bewerkstelligd. Artikel 34. Behoudens het bepaalde bij art. 49, worden geene sommen van de begrooting afgeschreven of afgezonderd, tot kwijting van vorderingen, wier bedrag eerst later kan blijken. Artikel 35. De begrootingsposten en credieten, bij art. 31 bedoeld, worden, behoudens de bepalingen van art. 36, middellijk noch onmiddelijk verhoogd door eenige bate, den lande aankomende. Artikel 36. Wanneer voorwerpen, die voor 's lands dienst zijn aangekocht of voortgebracht, worden afgestaan aan een ander departement van algemeen bestuur, dan dat, hetwelk de uitgaaf tot aankoop of voortbrenging gelastte, wordt de begrootingspost, bestemd tot aanschaffing van gelijksoortige behoeften, in het dienstjaar, waarin de afstand plaats heeft (onverschillig wanneer de aankoop of voortbrenging is geschied), voor de geschatte geldswaarde goedgeschreven en met een gelijk bedrag belast het artikel, waaruit het departement van algemeen bestuur, dat de goederen behoeft, de uitgaaf tot aanschaffing kan kwijten. Artikel 37. Landsgoederen, hoe ook genaamd, worden niet aan eenen schuldeischer afgestaan in het voordeel van het artikel der begrooting, waaruit zijne vordering moet worden gekweten. Artikel 38. Het daarstellen van werken en het doen van leverantiën en transporten ten behoeve van Nederlandsch-Indië geschieden op contracten van openbare aanbesteding. Bijbl. No 7481. Is goedgevonden en verstaan: Met buiten werkingstelling van het besluit van 11/12 1889 No. 2, den Hoofdinspecteur, Chef van den dienst der S.S. op Java te machtigen, om ter voorziening in de behoefte aan steenkolen bij dien dienst, zoo noodig en voor zoover de verstrekking uit de Ombilinmijnen ter Sumatra's Westkust ontoereikend mocht zijn, over te gaan tot dadelijken onderhandschen inkoop dan wel tot het afsluiten van onderhandsche contracten voor de levering daarvan, in het laatste geval echter voor den duur van niet langer dan drie jaren. Alleen, wanneer Onze Minister van Koloniën of de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië zulks in 's lands belang noodig oordeelt, kan van dien regel worden afgeweken. In dat geval wordt van de beweegredenen melding gemaakt in het besluit, waarbij de werken of leverantiën en transporten worden bevolen. Bijbl No. 5772. Aan de Hoofden Van Gew. Bestuur. No. 254/13093. Batavia, 18 Augustus 1900. De aanschaffing—waar zulks noodig is— van benoodigdheden als petroleum, enz , ter verlichting van tolkantoren en douaneposten, geschiedt nagenoeg overal, met afwijking van de eerste alinea van art. 38 der Comptabiliteitswet, buiten contract van aanbesteding. De daaruit voortvloeiende uitgaven worden gemandateerd door de Hoofden van gewestelijk bestuur, die zich daartoe zonder speciale autorisatie bevoegd kunnen achten omdat ten deze de bevoegdheid tot handelen uit „algemeene of bijzondere regelingen." als bedoeld in den aanhef van art. 2 der regelen van het administratief beheer (St 1910 No. 312), voortspruit, in casu de regeling, krachtens welke op deze en gene plaats douane-inrichtingen bestaan, alwaar de aanwezigheid van licht des avonds of des nachts vereischt kan worden (vergelijk ook bijbl. No. 3040 bij: Regelen van Adm Beheer). De aanschaffing zelve kan echter, in verband met het Gouv. Besl van 23 April 1894 No. 6 (St. No. 96), niet anders geschieden dan krachtens eene door den betrokken ordonnateur of hulpordondateur te nemen beschikking, waarvan premissen en dispositief b v. als volgt zouden kunnen luiden: „willende gebruik maken van / de bevoegdheid, hem verleend bij art 2 der regelen voor het administratief beheer (St. 1910 No. 312), ten opzichte van de voorziening in de verlichting ten behoeve van den dienst der in- en uitvoerrechten en accijnsen in de residentie gedurende het jaar . .. ; „overwegende; „dat het in 's Lands belang wenschelijk is ten aanzien van de aanschaffing der benoodigde verlichtingsmiddelen af te wijken van den regel, gesteld in de eerste alinea van art. 38 der Comptabiliteitswet, door het benoodigde onderhands tegen de minst te bedingen prijzen te doen inkoopen; „Gelet op rubriek C van art. 1 van St. 1873 No. 73 St 1894 No. 96 en Bijbl. No. 3040; ■ Nog gelet op (eventueel vorig besluit) Heeft besloten: Den ontvanger der in- en uitvoerrechten en accijnsen te " ; te machtigen om in de behoeften aan olie of petroleum en lampekous gedurende het jaar te doen voorzien door onderhandschen inkoop tegen de minst te bedingen prijzen." Het ligt niet in de bedoeling dat voor elke' aanschaffing een besluit genomen en een afschrift daarvan aan de Alg. Rekenk. gezonden worde. Hier, waar het geldt eene meer of min regelmatig terugkeerende behoefte, kan met een doorloopend besluit worden volstaan, b.v. telkens voor een jaar, of desnoods voor drie jaren. De Dir. van Fin. Zie verder St. 1873 No. 73 jo. 1903 No. 105. Artikel. 39. De voorwaarden van aanbesteding vermelden welke waarborgen vereischt worden, om als mededinger bij eene aanbesteding te worden toegelaten. Artikel 40. De rechten en verplichtingen der administratie, van welke aanbestedingen uitgaan, zoomede die der aannemers, inschrijvers en leveranciers, en al wat verder de daarbij in acht te nemen vormen betreft, worden in Nederland door Onzen Minister van Koloniën, en in Nederlandsch-lndië door den Gouverneur-Generaal geregeld. Artikel 41. Het is aan alle landsdiena'en in Nederlandsch-lndië, en aan die, tot het Departement van Koloniën behoorende, verboden eenige werken of leverantiën voor Nederlandsch-lndië aan te nemen, zich daarvoor borg te stellen of daaraan, hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings, deel te hebben. Dit verbod geldt niet voor de bezoldigde of onbezoldigde hoofden der Vreemde Oosterlingen in Nederlandsch-lndië. Afdeeling VII. Van het verevenen der uitgaven. Artikel. 42. De vorderingen ten laste der begrooting van Nederlandsch-lndië worden verevend: door den Minister van Koloniën of zijne gedelegeerden, wanneer de uitgaaf ten laste van het Iste hoofdstuk moet worden gebracht, en door den Gouverneur-Generaal of zijne gedelegeerden, wanneer de uitgaaf ten laste van het llde hoofdstuk moet worden gebracht. Artikel 43. Elke vereve ing moet gegrond zijn op het bewijs of de bewijzen van het verkregen recht der schuldeischers. Artikel 44. Vereveningen op rekening of in mindering geschieden alleen voor gedane diensten, en nimmer mogen de verevende sommen dan nog overschrijden vier vijfde gedeelten der verkregen rechten, door behoorlijke bewijzen van oplevering gestaafd. (') Artikel 45. De Gouverneur-Generaal bepaalt in welke gevallen onderzoek van vorderingen ten laste van het I!de hoofdstuk der begrooting door de Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië noodig is vóór de betaalbaarstelling. Hij wijst per artikel het maximum van het bedrag aan, dat betaald kan worden zonder zoodanig vooafgaand onderzoek. Van die aanwijzing wordt aan de Algemeene Rekenkamer mededeeling gedaan. Alle bescheiden, tot de verevening en betaling gevorderd, worden aan de Algemeene Rekenkamer overgelehd. Bijbl. No. 7284. BESLUIT. No. 42. Buitenzorg, den 13den Mei 1910. Gelezen enz.; f Gelet op artikel 45 der Indische Comptabiliteitswet enz; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan; Eerstelijk: Zie Staatsblad 1910 No. 312. Ten tweede: Met buitenwerkingstelling van de paragrafen I en II van artikel 2 van het besluit van 18 Maart 1901 No. 21 (Bijblad No. 5574), zoomede van het besluit van 1 Januari 1903 No. 29 (Bijblad No. 5836), van 4 Juni 1904 No. 14 (Bijblad No. 6027), van de besluiten van 7 April 1903 No. 29, 12 Juli 1904 No. 48, 18 September 1904 No. 11 en 6 Januari 1905 No 1 (Bijblad Nos. 5854 6041, 6078 en 6158), van artikel 2 van het besluit van 14 Juli 1905 No. 38 (Bijblad No. 6269), van het besluit van 26 Februari 1907 No. 4 (Bijblad No. 6603), van artikel 3 van het besluit van 15 Juli 1908 No. 36 en van de besluiten van 14 December 1908 No 15 en 25 Februari 1909 No. 7 (Bijblad Nos 6933 en 6957), te bepalen, dat voor de betaalbaarstelling aan het onderzoek door de Algemeene Rekenkamer onderworpen zijn de declaratiën wegens (') Zie ook Bijbl. no. 3250 bij art. 4, h. A. V. reis-, verblijf- en transportkosten betreffende gedane reizen, met uitzondering van: a. de declaratiën wegens daggelden voor commissiereizen langs Staatsspoorwegen van het tot de exploitatie dier spoorwegen behoorend personeel. b. de declaratiën van den havenmeester van Banjoewangi voor reizen in het belang van de voorziening in de behoefte aan brandhout voor het Gouvernementsstoomvaartuig „Valk". Afschrift enz. Bijbl. No. 7380. No. 40. Besluit van 26 April 1911. Te bepalen: dat met aanvulling van art. 2 van besluit van 13 Mei 1910 No. 42 (bijbl. No. 7284) onder de vorderingen, die niet aan het voorafgaand onderzoek der Alg. Rekenk. zijn onderworpen, mede worden begrepen de rekeningen, welke door onderofficieren beneden den rang van adjudant-onderofficier worden ingediend wegens door hen gemaakte kosten van vervoer per staatsspoor of staatstram van hunnen inboedel bij reizen wegens overplaatsing, detacheering, tijdelijke overplaatsing en evacuatie en bij reizen om voor eene geneeskundige commissie te verschijnen. Artikel 46. Indien het onderzoek der vorderingen bij de Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië tot bedenkingen aanleiding geeft, waarmede de ordonnateurs zich niet vereenigen, zijn deze bevoegd de betaling te doen plaats hebben, behoudens hunne verantwoordelijkheid volgens art. 82 dezer wet. Artikel 47. Bij koloniale ordonnantie worden voor Nederlandsch-Indië bepaald de aard en vorm der bescheiden, door de schuldeischers tot staving hunner vorderingen over te leggen. (Zie art. 9 van St. 1910 No. 312). Artikel 48. Bij overeenkomsten wegens het doen van leveringen, het daarstellen van werken of verrichten van diensten, worden aan de aannemers of leveranciers geene interessen toegezegd, ter zake van mogelijke vertraging in de voldoening hunner voideringen. Artikel 49. Voorschotten kunnen worden verleend aan aannemers of leveranciers, en, in de gevallen door Ons of door den Gouverneur-Generaal te bepalen, op traktementen, — verlofs- en non-activiteitstraktementen daaronder begrepen, wachtgelden, gagementen, pensioenen, declaratiën wegens reis- en verblijfkosten en vaste uitkeeringen. Sommen ter goede rekening kunnen binnen de grenzen der begrooting worden verstrekt tot liet doen van betalingen ten behoeve van zee- en landmacht of van andere onderwerpen van huishoudelijk beheer, door Ons of door den Gouverneur-Generaal aangewezen. Van die sommen wordt vóór het sluiten van den betrokken dienst rekening afgelegd en de ongebruikte gedeelten worden in mindering gebracht van de uitgaven, ten laste van de artikelen waaruit de sommen zijn gekweten. Zie omtrent het verleenen van voorschotten bij verandering van stand- of woonplaats in N.-I. St. 1895 No. 74 (hierachter). Zie: Overdracht van bevoegdheid, op de Hoofden van Gw. Bestuur en de Chefs der Exploitatie van de S.S. op Java. Zie verder hierachter: Voorschotten voor onderwerpen van huishoudelijk beheer. Regeling met betrekking tot sommen ter goeder rekening, en. Controle op voorschotten. Bijbl. No. 5221. Van verleende voorschotten op inkomsten, waarvan geert melding kan worden gemaakt op certificaten van ophouding van betaling (Par. 2 alinea 2 van St. 1895 No. 74), welke voor de verdere uitbetaling van die inkomsten moeten worden overgelegd, moet steeds dadelijk rechtstreeks bericht worden gezonden aan den ordonnateur of hulpordonnateur die vermoedelijk de eerste inhouding ter terugbetaling van het voorschot zal hebben te bevelen. Op de gecursiveerde woorden wordt bepaaldelijk de nadruk gelegd, omdat het voorschot ook kan zijn aangeteekend op een certificaat van ophouding van betaling, dat dienen moet voor eene andere inkomst dan die, waarop Deel 11. 2 voorschot is verleend, in welk geval de inhouding achterwege zou blijven, wanneer dat stuk, hetwelk voor de uitbetaling van de laatstbedoelde'inkomst niet behoeft te worden overgelegd, door den betrokken landsdienaar niet vertoond werd. Afdeeling VIII. Van de Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië. Artikel 50. De Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië bestaat uit eenen voorzitter en zes leden. Zij moeten zijn Nederlanders en den vollen ouderdom van dertig jaren bereikt hebben. Artikel 51. De voorzitter en de leden der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië worden door Ons benoemd en ontslagen. De Gouverneur-Generaal zendt, door tusschenkomst van den Minister van Koloniën, voor elke opengevallen plaats eene door den Raad van Nederlandsch-Indië opgemaakte en met redenen omkleede aanbeveling van drie personen aan Ons in. De Raad van Nederlandsch-Indië raadpleegt den voorzitter der Algemeene Rekenkamer, alvorens eene aanbeveling te doen voor de benoeming van een lid dier Kamer. Wanneer tegelijkertijd meer dan ééne vacature bij de Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië ontstaat, kan, behoudens Onze bekrachtiging, in de tweede of verdere vacature door den Gouverneur-Generaal worden voorzien uit eene aanbeveling van drie personen, opgemaakt door den Raad van Nederlandsch-Indië, na raadpleging van den voorzitter der Algemeene Rekenkamer. Artikel 52. De voorzitter en de leden der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië mogen geene andere staatsambten bekleeden. Zij mogen rechtstreeks, noch zijdelings, deelhebber zijn in, noch borg zijn voor eenige onderneming ten grondslag hebbende eene met de Indische Regeering om winst of voordeel aangegane overeenkomst. Zij mogen geene schuldvorderingen ten laste van Nederlandsch-Indië koopen. Zij mogen geen beroep of bedrijf uitoefenen, ten gevolge waarvan zij zouden kunnen worden verklaard in staat van faillissement. Artikel 53. De voorzitter en de leden der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië kunnen uit hun ambt worden ontzet: le. wanneer zij tot gevangenis of tot zwaardere straf zijn veroordeeld; uitgezonderd wordt echter de gevangenisstraf, die geldboete vervangt en die wegens overtreding van politie is opgelegd; 2e. wanneer zij verklaard zijn in staat van kennelijk onvermogen of wegens schulden zijn gegijzeld; of 3e. bij gebleken wangedrag of onzedelijkheid. Artikel 54. Behalve op eigen verzoek, worden de voorzitter en de leden der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië uit hun ambt ontslagen, wanneer zij den leeftijd van vijf en zestig jaren hebben bereikt. Een ontslag buiten eigen verzoek kan mede worden gegeven: 1 e. wanneer zij wegens aanhoudende ziels- of lichaamsziekte hun ambt niet behoorlijk kunnen vervullen of door gestadige tekortkomingen getoond hebben daarvoor ongeschikt te zijn; 2e. wanneer zij onder curateele zijn gesteld; 3e. wanneer zij bij het eindigen van hun verloftijd niet zijn teruggekeerd, en 4e. wanneer zij het verbod van artikel 52 overtreden. Artikel 55. Indien de Gouverneur-Generaal, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, oordeelt dat de voorzitter of een der leden van de Algemeene Re enkamer in Nederlandsch-Indië, om een der redenen in de artikelen 53 en 54 vermeld, behoort te worden ontzet of ontslagen, zendt hij zijne daartoe strekkende voordracht, met alle ter zake betrekkelijke stukken, aan den Minister van Koloniën. ln de gevallen, vermeld in artikel 53 en in artikel 54, no. 1 tot en met 4, worden aan den betrokken ambtenaar de tegen hem bestaande bezwaren medegedeeld, en wordt hij in de gelegenheid gesteld bij de voordracht van den Gouverneur-Generaal eene schriftelijke verantwoording te voegen. De Gouverneur-Generaal is bevoegd om, in afwachting van 's Konings beschikking, den betrokken ambtenaar in de gevallen in het vorig lid van dit attikel bedoeld, in zijn ambt te schorsen. ln diezelfde gevallen wordt de betrokken ambtenaar, desverkiezende, door toekenning van verlofstraktement en vrijen overtocht, in de gelegenheid gesteld om zich in Nederland te gaan verantwoorden. Op de betrekkelijke voordracht van den GouverneurGeneraal wordt door Ons beslist. Art. 56. Wanneer tegen den voorzitter of de leden der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-lndië, hetzij dagvaarding in persoon of bevel van gevangenneming, hetzij machtiging tot opneming in een huis van bewaring, of geneeskundig gesticht voor krankzinnigen is verleend, of lijfsdwang op hen is ten uitvoer gelegd, worden zij daardoor in hunne bediening geschorst. Artikel 57. Schorsing in de bediening stelt den geschorsten ambtenaar op wachtgeld. Wordt hij echter niet ontslagen, dan wordt hem, na Onze beslissing, zijn volle traktement over het tijdvak der schorsing te goed gedaan. Artikel 58. De voorzitter en de leden der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-lndië staan te recht vooi het Hoog Gerechtshof van Nederlandsch-lndië, wegens misdrijven en overtredingen, gedurende den tijd hunner functiën begaan. Artikel 59. Met uitzondering van het geval van voorloopige aanhouding bij ontdekking op heeterdaad, kan tegen den voorzitter en de leden der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-lndië geen bevel tot gevangenneming worden ten uitvoer gelegd, en, in geval van ambtsmisdrijf, geene vervolging plaats hebben, dan nadat daartoe door den Gouverneur-Generaal, op den voet en de wijze, bij algemeene verordening omschreven, machtiging is verleend. Artikel 60. Behoudens het voorschrift in de 4e alinea van art. 55, wordt aan den voorzitter en aan de leden der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-lndië geen verlof naar Nederland toegekend, dan overeenkomstig de bepalingen, door Ons vast te stellen bij de instructie der Algemeene Rekenkamer. Wanneer door verlof, schorsing, ongesteldheid of andere redenen eenig lid der Algemeene Rekenkamer verhinderd wordt zijne werkzaamheden te vervullen, wordt door den Gouverneur-Generaal, zoo noodig, in de waarneming dier werkzaamheden voorzien door de benoeming van een tijdelijk lid. Indien het te verwachten is dat de waarneming langer dan zes maanden zal moeten duren, vraagt de Gouverneur-Generaal voor de benoeming van een tijdelijk lid eene aanbeveling ^an drie personen van den Raad van Nederlandsch-lndië en onderwerpt hij de benoeming aan Onze bekrachtiging. De tijdelijke leden worden door den GouverneurGeneraal ontslagen, wanneer door het weder invallen van gewone leden niet langer behoefte bestaat aan tijdelijke voorziening in de waarneming hunner werkzaamheden, of deze hem om andere redenen niet meer noodig voorkomt. Wanneer er twee of meer tijdelijke leden zijn, bepaalt de Gouveneur-Generaal, na raadpleging van den voorzitter, wie hunner moet aftreden. Artikel 61. De controle der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-lndië op de uitgaven strekt zich uit tot het onderzoek: 1 e. of de betrokken post van de begrooting toereikend is; 2e. of de aard der uitgave met de omschrijving van den post overeenstemt; 3e. of er geen vermenging van fondsen over verschillende dienstjaren of afdeelingen der begrooting het gevolg van kan zijn ; 4e. of de overgelegde bewijsstukken beantwoorden aart de door Ons vast te stellen vereischten, om aan de comptabelen in uitgaaf te worden geleden. Art. 35 van de Instr. voor de Alg. Rekenkamer. Om aan de comptabelen in uitgaaf te worden geleden, moet de ordonnantie of het mandaat: a. den rechthebbende, het onderwerp der schuld en dete betalen som in cijfers en schrijfletters, zonder schriftdelging, aanwijzen; b. de onderteekening dragen van een dergenen, die bevoegd zijn bevelen tot betaling af te geven op de kas van den betrokken comptabele of wel de onderteekening dragen van hem, die bevoegd is namens eerstgemelden te onderteekenen, ingevolge eene opdracht, gegrond op eene machtiging van den Gouverneur-Generaal ; c. het dienstjaar en den begrootingspost aanwijzen; d. voor voldaan zijn geteekend door den rechthebbende zeiven of zijn vertegenwoordiger, krachtens overeenkomst of krachtens de wet, of moet zoodanige verklaring zijn afgegeven, als door den GouverneurGeneraal, in plaats van de bedoelde voldaan-teekening, is bepaald. (Zie art. 10 van Staatsblad 1910 No. 312 en Bijblad No. 5091. De wijze, waarop moet blijken van de bevoegdheid der in 't vorig lid bedoelde vertegenwoordigers, zoomede van de erfgenamen van een schuldeischer, wordt door den Gouverneur-Generaal bepaald. (Zie art. 11 van Staatsblad 1910 No. 312). Voor betalingen, die niet geschieden krachtens ordonnantie of mandaat, moeten de bewijsstukken voldoen, aan de sub a, c en d vermelde vereischten. De toelating dier bewijsstukken in de rekening staat niet in den weg aan de toepassing van artikel 82 der Comptabilliteitswet. Zie ook Bijbl. No. 7135 bij: Kasbeheer. Artikel 62. Het beheer over het materieel, in 's landsmagazijnen en andere bewaarplaatsen voorhanden, isop den voet en de wijze, bij ordonnantie te bepalen, aan het toezicht der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-lndië onderworpen. Artikel 63. De Algemeene Rekenkamer in Neder- landsch-lndië is verdeeld in twee tafels. Iedere tafel beslist met drie leden en bij meerderheid van stemmen. Zij is bevoegd om bij 'onvoltalligheid met twee leden te beslissen, wanneer deze eenstemmig zijn. Art. !8 van de instr. voor de Alg. Rekenk. Behoudens het bepaalde bij het laatste lid van dit artikel is de eerste der twee tafels, bedoeld in artikel 63 der Comptabiliteitswet belast: 1°. met al wat de controle op de ontvangsten betreft; 2°. met het onderzoek van de ontvangsten, voorkomende in de rekening bedoeld bij de artikelen 77 en 80 der . Comptabiliteitswet; 3°. met het onderzoek van alle rekeningen van comptabelen, wat de ontvangsten betreft, en- met de afdoening dier verantwoordingen; behalve die wegens sommen, te goeder rekening verstrekt, en de militaire geldelijke verantwoordingen; 4". met het toezicht over het beheer van het materieel in s Lands magazijnen en andere bewaarplaatsen voorhanden, overeenkomstig de deswege bestaande of nader vast te stellen verordeningen in verband met artikel 62 der Comptabiliteitswet. 5". met de controle op de borgstellingen van rekenplichtigen, met het afgeven van bewijzen als bedoeld bij artikel 96 der Comptabiliteitswet, met de geldelijke controle op de Vendukantoren, de Wees en boedelkamers, de Weduwen- en Weezendfonds van burlijke ambtenaren en der officieren van de landmacht in Nederlandsch-Indië, de schutterijen en andere fondsen en instellingen, tot inzending van verantwoording aan de Algemeene Rekenkamer verplicht, zoomede met het bij artikel 25 bedoeld toezicht op de landseigendommen. 6°. met het voorbereidend onderzoek van zoodanige andere stukken als de voorzitter aan de eerste tafel verzendt. De tweede tafel is, mede behoudens het bepaalde bij het laatste lid van dit artikel belast; 1". met al wat de controle op de uitgaven betreft; 2". met het onderzoek van de uitgaven, voorkomende in de rekening hierboven sub 2 vermeld; 3". met het onderzoek van alle rekeningen van comptabelen, wat de uitgaven betreft, en met de afdoening van de verantwoordingen wegens sommen, te goeder rekening verstrekt, en van de militaire geldelijke verantwoordingen; 4°. niet het houden van aanteekening van opgenomen gelden op aangegane schulden en van de aflossing daarvan; 59. met het voorbereidend onderzoek van zoodanige andere stukken, als de voorzitter aan de tweede tafel verzendt. Van de sub lu tot en met 5° van het eerste lid en de sub 1° tot en met 4° van het tweede lid van dit artikel aan de eerste en de tweede tafel opgedragen werkzaam heden worden, in het belang van eene goede werkverdeeling, zoodanige onderdeelen respectievelijk bij de bureaux der tweede en der eerste tafel verricht, als da'artoe bij het reglement tot samenstelling van de bureaux der Kamer worden aangewezen. Artikel 64. Eene vereenigde zitting der Algemeene Rekenkamer in Nederlandscli-Indië, kan niet worden gehouden met minder dan vijf leden. Indien in eene vereenigde zitting de stemmen staken, valt het besluit ten voordeele van den comptabele. Artikel 65. De besluit der Algemeene Rekenkamer, in Nederlandscli-Indië, waarbij het slot van rekening van een comptabele vastgesteld of hem eene boete opgelegd wordt, worden uitgevaardigd in naam des Konings. De afschriften dier besluiten, aan het hoofd voerende de woorden: „In naam des Konings , en onderteekend door der voorzitter der Algemeene Rekenkamer, hebben dezeltde kracht en worden op dezelfde wijze ten uitvoer gelegd als de grossen van in kracht van gewijsde gegane vonnissn in burgerlijke zaken. Artikel. 66. De wijze van eedsaflegging, en al wat verder de samenstelling en instructie der Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-lndië betreft, wordt dooi Ons vastgesteld in overeenstemming met deze wet. Die instructie bevat de bepaling, dat de Rekenkamer verplicht is om den Gouverneur-Generaal ten allen tijde zoodanige voordrachten en mededeelingen te doen, als volgens haar inzien kunnen leiden tot vermindering of besparing van uitgaven en tot vereenvoudiging van het geldelijk beheer. (St. 1898 110. 164.) Afdeeling IX. Van de verjaring van schuldvorderingen. Artikel. 67. De termijnen van verjaring en verdere bepalingen, daaromtrent bij de Rijkswetten vastgestd of vast te stellen, voor de indiening der vorderingenten laste der Staatsbegrooting, zijn toepasselijk op alle vorderingen ten laste van het Is,e hoofdstuk der begrooting van Nederlandsch-lndië. Artikel 68. Alle vorderingen ten laste van het 11de hoofdstuk der begrooting van Nederlandsch-lndië, die niet zijn ingediend binnen den tijd van achttien maanden na de opening van het dienstjaar, zijn verjaard. De Gouverneur-Generaal is bevoegd, in bijzondere omstandigheden en om redenen van noodzakelijkheid, dezen termijn te verlengden. Bijbl. No. 4599 Daar eene reeds ingetreden verjaring niet kan worden te niet gedaan, kan van de bij art. 68, 2e alinea, van St. 1864 No. 106 aan den G.-G verleende bevoegdheid om in bijzondere omstandigheden en om redenen van noodzakelijkheid den bij de le alinea van dat art. bepaalden verjaringstermijn te verlengen, alleen worden gebruikt gemaakt wanneer deze termijn nog niet is ver streken. Besluit van 21 December 1870 No. 3). Het voormelde Staatsblad geeft geen bevoegdheid tot het aanvragen van door de wet te verleenen nieuwe credieten voor de betaling van vorderingen, welke door verjaring zijn getroffen. (Besluit van 5 Juni 1870. No. 5). Artikel 69. De termijnen van verjaring, bij de burgerlijke wetten in Nederland en in Nederlandsch-lndië bepaald, zijn voor de begrooting van Nederlandschlndië toepasselijk: le. op alle vorderingen wegens rente van Indische schulden, en die wegens traktementen, soldijen, pensioenen, onderstandsgelden en alle anderen, welker bedrag bepaald is, en welker verevening niet afhankelijk is van eene voorafgaande oplevering van stukken door belanghebbenden; 2e. op alle verevende vorderingen, waarvoor mandaten of ordonnantiën van betaling zijn afgegeven. (Zie B. W. artikel 1946 en volgende.) Artikel 70. Door of van wege het hoofd der betrokken administratie wordt aan den schuldeisclier, zoo hij dat verlangt, bij de indiening zijner vordering een behoorlijk gedagteekend bewijs van ontvangst der ingediende stukken afgegeven. Artikel 71. Mandaten of ordonnantiën van betaling, welke in Nederlandsch-lndië niet ter voldoening zijn aangeboden binnen den termijn voor de afsluiting der begrooting bepaald, zijn vervallen. Belanghebbenden kunnen eene nieuwe betaalbaarstelling aanvragen. (Zie artikel 5 van St. 1910 no. 312). Afdeeling X. Van het verbod tegen het in beslang nemen van 's lands gelden, goederen en eigendommen. Artikel 72. Het is in Nederlandsch-lndië niet geoorloofd, dan met vooraf verkregen verlof van den rechter beslag te leggen op: a. landsgelden, effecten of geldswaarde hebbende papieren, onder de administratie of onder derden berustende; b. gelden door derden aan den lande verschuldigd; c. 's lands roerende goederen, koopmanschappen en meubelen, onverschillig of zij in het bezit of gebruik zijn van den lande, of zich onder derden bevinden; en d. vaste goederen en zakelijke rechten, den lande toebehoorende. Hetzelfde verbod geldt in Nederland, wanneer het beslag gelegd wordt ter zake eener vordering, loopende ten laste der begrooting van Nederlandsch-lndië, of op gelden of goederen, die door of ten behoeve van het Departement van Koloniën beheerd worden. Artikel 73. Dat verlof moet gevraagd worden, voor beslag te leggen in Nederland, aan den Hoogen Raad, voor beslag te leggen in Nederlandsch-lndië, aan het Hoog Gerechtshof aldaar. Het openbaar ministerie wordt op het verzoek gehoord. Het verlof wordt niet verleend, tenzij summieriijk van de deugdelijkheid der vordering, waarvoor beslag gelegd wordt, blijkt. Het wijst aan de goederen, op welke het beslag zal mogen worden gelegd. Zaken, die door haren aard of hare bestemming geacht moeten worden buiten den handel te zijn, of bij wet of algemeene verordening voorgeene inbeslagneming vatbaar zijn verklaard, worden in de aanwijzing niet begrepen. Ilde HOOFDSTUK. Van de verantwoording der geldmiddelen van Nederiandsch- Indië. Afdeeling I. Algemeene bepalingen. Artikel 74. De verantwoording van de koloniale ontvangsten en uitgaven voor Nederlandsch-lndië geschiedt over elk dienstjaar afzonderlijk aan de Wetgevende Macht, onder overlegging van rekeningen, welke door de Algemeene Rekenkamers in Nederland en in Nederlandsch-lndië van eene verklaring harer bevinding zijn voorzien, ieder voor zooveel aangaat het gedeelte der ontvangsten en uitgaven, hetwelk aan hare controle was onderworpen. Door de wet wordt het slot der rekening vastgesteld. Bovendien worden door de wet geregeld de bestemming van de voordeelige sloten en de voorziening in de dekking van de nadeelige sloten der rekeningen. Voorde eerste maal geschiedt dit overeen tijdvak van 25 jaren en vervolgens over tijdvakken van hoogstens 10 jaren. Afdeeling II. Van de verantwoording der Gouvernements-producten. Artikel 75. Al wie belast is met den verkoop van gouvernements-producten in Nederland, doet deswege rekening en verantwoording aan den Minister van Koloniën. Die rekening toont aan: ]e. wat van die producten hier te lande is aangekomen, de hoeveelheid, die daarvan is verkocht, en wat er van in magazijn overblijft, met vermelding der soorten en oogstjaren, waaruit zij afkomstig zijn ; 2e. de bruto opbrengst van hetgeen is verkocht; 3e. de gedane stortingen in 's Rijks schatkist. Daarenboven wordt door den geconsigneerde, binnen vier maanden na afloop van ieder jaar, op dezelfde wijze rechtstreeks rekening gedaan aan de Algemeene Rekenkamer in Nederland. Bij die rekening wordt verwezen: ü. naar maandelijksche staten, door den directeur van het betrokken departement van algemeen bestuur in Nederlandsch-lndië opgemaakt, welke aanwijzen de hoeveelheden en soorten van de in consignatie naar Nederland afgeleverde producten, met vermelding der oogsten, waaruit zij afkomstig zijn, en welke staten door dengene, aan wien de producten in Nederlandsch-lndië zijn afgeleverd, voor ontvangst zijn geteekend: b. naar de bescheiden, aan den Minister van Koloniën overlegd. De sub a en b bedoelde stukken worden door den Minister van Koloniën zoo spoedig mogelijk, tot voorbereiding van de verificatie der jaarrekening, aan de Algemeene Rekenkamer ingezonden. Artikel 76. Bij het onderzoek der jaarrekening ert verantwoording in het vorige artikel omschreven, zal de Algemeene Rekenkamer de bewijsstukken aannemen, zooals ze bij den handel gebruikelijk zijn, en voorts eerbiedigen de voorwaarden, waarop de verkoop der producten heeft plaats gehad, alsmede de bij den handel bestaande usantiën. Bij verschil van opvatting daaromtrent wordt door Ons beslist. Afdeeling 111. Van de rekeningen. Artikel 77. Van de begrooting van uitgaven voor Nederlandsch-lndië, en van de middelen tot dekking der uitgaven aangewezen, wordt eene afzonderlijke rekening opgemaakt, als: wegens het Iste hoofdstuk, door den Minister van Koloniën, wegens het IIde hoofdstuk, door den GouverneurGeneraal van Nederlandsch-lndië. , Die rekeningen wijzen in de volgorde der begrooting en met gelijke omschrijving der afdeelingen, onderafdelingen en artikelen, waarin deze zijn gesplitst, afzonderlijk aan: in ontvang, het geraamde bedrag, en wat daarop is ontvangen; in uitgaaf, het geraamde bedrag en wat daarop is verevend, met aanduiding van de verschillen in meer of minder, zoo wel wat de ontvangsten als de uitgaven betreft, en met aanwijzing welke der verevende sommen voldaan, welke verschuldigd gebleven zijn. Art. 40 van de Instr. voor de Alg. Rekenk. De beoordeeling der rekening, bedoeld bij de artikelen 77 en 80 der Comptabiliteitswet, geschiedt door de Algemeene Rekenkamer in vereenigde zitting. Bij die beoordeeling worden in aanmerking genomen de cijfers van de rekeningen der comptabelen, zooals die na onderzoek door de Algemeene Rekenkamer zijn vastgesteld, al staat ook nog de gelegenheid open om er tegen op te komen volgens de artikelen 87, 88 en 94 der evengenoemde wet. In de opmerkingen, bedoeld in het tweede lid van artikel 78 der Comptabiliteitswet, wordt aangeteekend over welke bedragen nog verschil zou kunnen ontstaan volgens evengemelde artikelen. Wijziging in de cijfers der rekening, tengevolge van ingebrachte bezwaren, worden onverwijld aan den Gouverneur-Generaal medegedeeld. De opmerkingen, bedoeld in de derde alinea van dit artikel, worden zoodanig ingericht dat zij, voor zooveel nog noodig in verband met het jaarlijksch verslag van het college, voor de wetgevende macht de vereischte inlichtingen bevatten nopens de regelmatigheid der ontvangsten en uitgaven, in dier voege, dat de Staten-Generaal met volledige kennis van zaken kunnen medewerken tot vaststelling van het slot van rekening. Artikel 78. De rekeningen, in het vorig artikel bedoeld, worden voor ieder dienstjaar opgemaakt onder dagteekening van de afsluiting der begrooting en ten spoedigste overgebracht: die, wegens de ontvangsten en uitgaven in Nederland, bij de Algemeene Rekenkamer aldaar: die wegens de ontvangsten en uitgaven in Nederlandsch-lndië bij de Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-lndië, Naar aanleiding hiervan is de Directeur van Financiën uitgenoodigd, om de rekening van ontvangsten en uitgaven wegens het Ilde Hoofdstuk der begrooting van Ned. Ind. uiterlijk op ultimo September van het tweede jaar, volgende op het dienstjaar, waarop de rekening betrekking heeft, bij de algemeene Rekenkamer over te brengen (Bijbl. No. 5574). Aan die begrootingsrekening behooren te wordon toegevoegd opgaven van kastekorten, ook betreffende andere departementen dan het departement van Financiën (Bijbl. No. 6500). Die rekeningen worden door die autoriteiten, na vergelijking met de door haar gehouden aanteekeningen, voorzien van eene verklaring harer bevinding en binnen drie maanden, na de ontvangst, zoo noodig ter verbetering, aan de inzenders teruggezonden, onder mededeeling van de bedenkingen en opmerkingen, waartoe het onderzoek van de rekeningen en de daarbij behoorende verantwoordingstukken aanleiding heeft gegeven, voor zoover die niet reeds in haar jaarlijksch verslag, bedoeld in artikel 79, zijn opgenomen. Artikel 79. Jaarlijks vóór of op 1 April zendt de Algemeene Rekenkamer in Nederland aan Ons, en die in Nederlandsch-lndië aan den Gouverneur-Generaal een volledig verslag van hare werkzaamheden over het afgeloopen jaar, waarin tevens worden vermeld alle ontdekte onregelmatigheden en afwijkingen van bestaande verordeningen en de maatregelen, welke zij in het belang van het beheer der geldmiddel wenschelijk achten. Het verslag van de Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-lndië wordt door den Gouverneur-Generaal met de noodige toelichtingen zoo spoedig mogelijk aan den Minister van Koloniën gezonden. Daarna worden beide verslagen onverwijld door Ons aan de Staten-Generaal medegedeeld. Artikel 80. De rekeningen, vermeld in art. 77en gewaarmerkt als in de artikelen 74 en 78 is omschreven, moeten voorzien zijn van de noodige toelichtingen aangaande de verschillen tusschen de ramingen der ontvangsten en uitgaven, en de verkregen uitkomsten. De in Nederlandsch-lndië opgemaakte rekening wordt zoo spoedig mogelijk gezonden aan den Minister van Koloniën. Zij wordt, vergezeld van de rekening wegens ontvangsten en uitgaven hier te lande, en van eene daaruit door den Minister van Koloniën samengestelde algemeene rekening, ten spoedigste en uiterlijk op den 31sten December van het tweede jaar, volgende op de afsluiting der begrooting, aan de Staten-Generaal aangeboden bij een voorstel van wet tot vaststelling van het slot der ontvangsten en uitgaven van het betrokken dienstjaar. Bij dat voorstel worden nog overlegd: le. een staat, aantoonende het gebruik dat is gemaakt van de kredieten, vermeld sub 2 van artikel 26; 2e. een staat, die naar onderscheiding der dienstjaren aantoont, welke sommen in het afgesloten dienstjaar, wegens uitgaven op vroegere dienstjaren verevend, eensdeels, hetzij uitgegeven, hetzij door verjaring vrijgevallen, anderdeels verschuldigd gebleven zijn; 3e. de mededeelingen van de Algemeene Rekenkamers in Nederland en in Nederlandsch-lndië, bedoeld aan het slot van artikel 78. Wanneer door onvoorziene en niet te vermijden omstandigheden, de rekening niet tijdig genoeg bij den Minister van Koloniën is ontvangen, om op den 31sten December van het tweede jaar, volgende op de afsluiting der begrooting, aan de Staten-Generaal te worden aangeboden, wordt daarvan aan dezen mededeeling gedaan. (Zie bij art. 77.) Afdeeling IV. Van de verantwoordelijkheid en vervolging der ordonnateurs en andere landsdienaren ter zake van onrechtmatige handelingen of nalatigheden, waarvoor deze niet als comptabelen kunnen worden aangesproken. Artikel 81. De geldelijke verantwoordelijkheid van den Minister van Koloniën en van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië wordt geregeld bij de wet, regelende de financieele verantwoordelijkheid van de hoofden der Ministerieele Departementen. Artikel 82. Alle landsdienaren, die zonder ter zake comptabel te zijn, door onrechtmatige handelingen of door het nalaten van de zorg, waartoe zij gehouden zijn, middellijk of onmiddellijk den lande schade toebrengen, zijn verplicht die schade te vergoeden. De vervolging van- en het verhaal op bedoelde landsdienaren in Nederland, hunne erfgenamen of rechtverkrijgenden geschieden volgens de regelen, bij de Rijkswetten vastgesteld of vast te stellen. Voor Nederlandsch-Indië wordt door Ons in dit onderwerp voorzien. Zit;: Vervolging van en het verhaal op landsdienaren die den Lande schade hebben toegebracht (hierachter). Art. 83. Vóór de afsluiting van iederen dienst worden in 's lands kas weder overgestort, en alzoo tot de begrooting teruggebracht de sommen, waarover door de betrokken personen meer mocht zijn beschikt, dan het beloop der aan hen verleende kredieten. Art. 84. Ingeval aan de bepaling van het vorig artikel niet mocht zijn voldaan, wordt voor de invordering der verschuldigde sommen gezorgd: in Nederland, door den Minister van Koloniën; in Nederlandsch-Indië, door den Gouverneur-Generaal. Afdeeling V. Van de verantwoordelijkheid en vervolging der comptabelen. Artikel 85. Behoudens het bepaalde bij artikel 75 zijn de personen en administratiën, van landswege belast met het ontvangen, bewaren, betalen of afleveren van gelden en geldswaarden en van het bij artikel 62 bedoelde materieel, comptabel, en als zoodanig verplicht aan de betrokken Algemeene Rekenkamer rekening af te leggen van het door hen gevoerd beheer. St. 1909 No. 98. Art. 8en. Het eerste lid van art. 71 van het Reglement op de rechterlijke organisatie en het beleid der Justitie in N.-l. wordt gelezen: De leges en belooningen door de griffiers en substituutgriffiers van het hooggerechtschof, de raden van justitie, de residentiegerechten en de landraden krachtens wettelijke bepalingen te ontvangen, komen ten bate van 's Lands kas. Deel II 3 St. 1901 No. 308 en 1909 No. 100. De griffiers der bij St. 1909 No. 98 bedoelde rechtbanken zullen comptabel beheer voeren over de door hen krachtens wettelijke bepalingen te ontvangen leges en belooningen In Nederlandsch-Indië kan door den GouverneurGeneraal daarvan vrijstelling worden verleend aan hen, die, terwijl zij andere functiën bekleeden, tevens dienst doen als tusschenpersoon tusschen het publiek en de ontvangers van 's lands middelen. Bijbl. No. 5790. Bij het besluit van 16 October 1902 No. 60 is, met uitbereiding van art 4 lett. a van het besluit van 18 Maart 1901 No. 21 (Bijbl No. 5574) bepaald dat aan de agenten der Wees- en Boedelkamers, behalve ter zake van de door hen te doene ontvangsten, ook ter zake van hunne overige comptabele werkzaamheden, als het betalen van gelden, enz. vrijstelling wordt verleend van het afleggen van rekening aan de Alg. Rekenkamer. De vastelling van de modellen en tijdstippen van inzending der rekeningen wordt, voor zooveel Nederlandsch-Indië betreft, geregeld door den GouverneurGeneraal. Het model der jaarrekening in te dienen door alle comptabelen (art. 5 van St. 1901 No. 325) is vastgesteld bij Bijbl. No. 4016, terwijl als het tijdstip van indiening, daarbij is bepaald: voor het einde van het le kwartaal van het jaar volgende op dat waarover de rekening loopt. Artikel 86. Al wie bevoegd is of gedelegeerd wordt tot het aangaan van schulden en tot de beoordeeling en het onderzoek van vorderingen ten laste van den lande, alsmede tot de betaalbaarstelling daarvan, mag niet tevens zijn comptabele. In Nederlandsch-Indië kan in bijzondere gevallen van dit voorschrift worden afgeweken. Artikel 87. De Algemeene Rekenkamers schrijven aan de comptabelen de termijnen voor tot beantwoording harer bedenkingen en tot het indienen van bezwaren tegen de veranderingen, welke door die autoriteiten zijn gemaakt in de door hen afgelegde rekeningen. Na het verstrijken van den termijn neemt de Rekenkamer een besluit. Artikel 36/39 van de Instr. v/d Alg. Rekenk. Artikel 36. De aanmerkingen van de Alg. Rekenkamer op de rekeningen der comptabelen worden aan het betrokken departement van algemeen bestuur, met verzoek om inlichting medegedeeld voor zoover zij aan dat departement niet reeds blijken te zijn gemaakt. Eerst na ontvangst van het antwoord wordt gehandeld overeenkomstig artikel 87 der Comptabiliteitswet. Wanneer het antwoord zich, naar het oordeel der Kamer, te lang laat wachten, geeft zij kennis aan den Gouverneur-Generaal. Aan het betrokken departement van algemeen bestuur wordt ook kennis gegeven van de redenen, waarom de Rekenkamer zich niet kan vereenigen met de wijzigingen of aanvullingen, bij het departement aangebracht in de staten tot toelichting der ontvangsten in de jaarrekeningen der comptabelen. Artikel 37. De Algemeene Rekenkamer wijzigt de rekening der comptabelen: a. ten aanzien der ontvangsten, door herstel van onjuiste imputatiën of van dubbele boekingen, door bijvoeging van hetgeen, ofschoon niet verantwoord, toch ontvangen is, hetzij blijkens de stukken van controle in 't bezit der Rekenkamer hetzij blijkens de opgaven van het betrokken departement omtrent den uitslag van zoodanige verificatiën als niet door de Rekenkamer kunnen worden verricht; b. ten aanzien der uitgaven, door het bedrag in overeenstemming te brengen met de als geldig aangenomen bewijzen. (Zie ook artikel 9 van de regeling in Staatsblad 1907 No. 324). Artikel 38. Wanneer geen slot van rekening is vast te stellen, wordt in plaatst daarvan door de betrokken tafel eene eenvoudige goedkeuring verleend. Elke vaststelling van het slot eener rekening en elke goedkeuring eener rekening geschiedt onder voorbehoud van het recht tot navordering van hetgeen blijken zal ter zake van het gehouden beheer nog verschuldigd te zijn. De goedkeuring der rekening van een aftredend comptabele en van die, bedoeld in artikel 94 der Comptabiliteitswet, of de vaststelling van het slot der rekening in die gevallen, geschiedt, voor zoover de comptabele belast was met inning van geiden, niet dan na onderzoek der jaarrekeningen tot het beheer betrekkelijk, en in het geval van voornoemd artikel 94 bovendien, niet dan na verificatie van het beheer door of van wege het betrokken departement van algemeen bestuur, behoudens de voorkoming van het invallen der verjaring volgens het slot van evengenoemd artikel. Het bij artikel 96 der bovengenoemde wet bedoeld bewijs wordt niet afgegeven dan na verklaring van het betrokken departement dat het geconstateerde saldo naar behooren aan den opvolger is overgegeven of in 's Lands kas is gestort, in 't laatste geval met opgaaf van kantoor en datum. Met uitzondering van het geval van artikel 94 der meerbedoelde wet, moet die verklaring ten aanzien van hen, die met de inning van gelden waren belast, tevens vermelden dat de verificatie van het beheer is afgeloopen en dat te dier zake geene vordering meer bestaat. Bestond er tengevolge der verificatie eene vordering ten laste van den comptabele, dan worden kantoor en datum van betaling opgegeven. De verklaringen, in dit artikel gevorderd, zijn niet noodig wanneer hetgeen verklaard zou moeten worden reeds geheel aan de Rekenkamer is gebleken. Artikel 39. Van alle besluiten, betrekkelijk de rekeningen der comptabelen, wordt afschrift gezonden aan het betrokken departement van algemeen bestuur. Een exemplaar van al de rekeningen der comptabelen wordt bij de Algemeene Rekenkamer bewaard, nadat daarop door elk der tafels de goedkeuring is vermeld of de wijzigingen en aanvullingen zijn aangeteekend. Artikel 88. Wanneer, ondanks de door een comptabele ingebrachte bezwaren tegen die veranderingen, de betrokken Algemeene Rekenkamer van meening is, niet op de door haar gemaakte veranderingen te moeten terugkomen, zal zoodanig comptabele, binnen éénc maand nadat de beslissing te zijner kennis is gebracht, daarvan herziening kunnen vorderen. Het onderzoek omtrent zoodanige herziening wordt opgedragen aan andere leden der betrokken Algemeene Rekenkamer dan die, welke de beslissing hebben voorgesteld, waardoor de rekenpiichtige zich bezwaard acht. Het besluit omtrent die herziening wordt genomen in eene vereenigde zitting der betrokken Algemeene Rekenkamer. Ten alle tijde, ook na afgifte van het in art. 96 bedoeld bewijs is de Algemeene Rekenkamer bevoegd tot herziening van besluiten, genomen op grond van -stukken, die later blijken valsch te zijn. Van den uitslag der herzieningen wordt melding gemaakt in de verslagen, bedoeld in art. 79. Artikel 89. Door den Gouverneur-Generaal wordt bepaald, welke comptabelen in Nederlandsch-Indië tot borgstelling verplicht zijn. St. 1907 No. 510. Is goedgevonden en verstaan : Eerstelijk: Ten vervolge van artikel 1 van het besluit van 1 Januari 1896 No. 1 te bepalen, dat voor alle ambten, waarvoor thans eene verplichting tot borgstelling ter zake van eenig Landscomptabel beheer over gelden of goederen bestaat, die verplichting wordt opgeheven; met dien verstande dat zij, die eene comptabele Landsbetrekking bekleeden of bekleed hebben, waarvoor tot dusver borgtocht moest worden gesteld, ter zake van het door hen vóór 1 Ja nuari 1908 in hunne tegenwoordige of in eene vroegere betrekking gevoerd comptabel beheer aan de thans bestaande bepalingen omtrent de borgtochten onderworpen blijven zullende de door hen ter zake gestelde en nader te stellen borgtochten eerst worden teruggegeven, nadat hun ter zake van evenbedoeld beheer door de Algemeene Rekenkamer acquit en décharge zal zijn verleend Artikel 90. Ter verzekering van 's lands belangen kunnen aan comptabelen voorloopig vergoedingen opgelegd worden bij besluiten van de autoriteiten door den Gouverneur-Generaal aangewezen. Artikel 91. Door den Gouvrneur-Generaal, of op zijnen last, wordt gezorgd: le. dat de borgstellingen van comptabelen naar behoo- ren worden geregeld; en 2e. dat de akten van borgtocht in daartoe bestemde register worden ingeschreven. Artikel 92. Aan de comptabelen, die achterlijk zijn in het inzenden hunner rekeningen, wordt in Nederland door den Minister van Koloniën, in Nederlandsch-lndië door de betrokken departementchefs eene nieuwe termijn gesteld. Bij verdere -nalatigheid worden de rekeningen ex officio ten koste van de nalatigen opgemaakt door een ambtenaar, daartoe in Nederland door den Minister van Kololoniën, in Nederlandsch-lndië door of van wege den Gouverneur-Generaal aan te wijzen, en wordt van het gepleegde verzuim kennis gegeven aan de betrokken Algemeene Rekenkamer die, zoo zij daarvoor termen aanwezig acht, de nalatigen beboet. Voor zooveel de comptabelen inkomsten van den lande genieten, gaat de boete niet te boven het een twaalfde gedeelte van het jaarlijksch bedrag hunner bezoldiging, of, wanneer zij procentsgewijze worden beloond, het een twaalfde gedeelte van hunne gemiddelde jaarlijksche inkomsten. Voor hen, die geen inkomsten uit 's lands kas genieten, wordt het op te leggen bedrag aan boete in geen geval hooger gesteld dan ƒ 50.— voor velk erzuim. De rekeningen worden verder behandeld en afgedaan,, als waren zij door de comptabelen zelve opgemaakt en ingezonden. Artikel 16. alinea 2 van de Instr. v/d Alg. Rekenk. De bepalingen van artikel 92 der Comptabiliteitswet zijn toepasselijk op den ambtenaar, die op den voet van dat artikel of van artikel 94 dier wet voor de opmaking der rekening van een comptabele is aangewezen. Artikel 95. In Nederland wordt door den Minister van Koloniën en in Nederlandsch-lndië wordt door den Gouverneur-Generaal gezorgd: le. dat uitvoering gegeven wordt aan de besluiten der Algemeene Rekenkamer, vermeld in art. 88; 2e. dat worden ingevorderd de boeten en kosten, bedoeld in art. 92. De invordering der verschuldigde sommen geschiedt bij voorkeur op de inkomsten der comptabelen, en op den door hem gestelden borgtocht, of anders op de wijze, voorgeschreven voor de invordering der directe belastingen. Artikel 94. Indien een comptabele wordt onder curateele gesteld, voortvluchtig is of overlijdt, wordt de rekening die hij had behooren te doen ex officio opgemaakt door een ambtenaar daartoe door of van wege den Minister van Koloniën of den Gouverneur-Generaal aan te wijzen. (Zie bij art. 92.) De opgemaakte rekening wordt aan den curator of aan de erfgenamen of rechtverkrijgenden medegedeeld ; zij ontvangen inzage van de daartoe behoorende bescheiden, en aan hen wordt een redelijke termijn verleend, om hunne bezwaren daartegen te doen gelden. Na ontvangst van het antwoord van den curator, de erfgenamen of rechtverkrijgenden, dan wel wanneer deze den hun verleenden termijn onbenut hebben laten verstrijken, wordt de rekening overgebracht bij de Algemeene Rekenkamer, die haar in vereenigde zitting behandelt, en tegen wier besluit geene voorziening is toegelaten. De erfgenamen en rechtverkrijgenden zijn van aansprakelijkheid ontslagen wanneer drie jaren zijn verloopen: le. na den dood van den comptabele, zonder dat aan hen de ex officio opgemaakte rekening is medegedeeld; 2e na het verstrijken van den aan hen tot indiening hunner bezwaren verleenden termijn, zonder dat de rekening is vastgesteld. Voorschriften ter uitvoeiing van de 2e alinea zijn opgenomen in St. 1903 n. 210. (Zie hierachter). Artikel 95. Van de boeten, in artikel 92 bedoeld, zal in .Nederland door Ons en in Nedelandsch-Indië door den Gouverneur-Generaal kwijtschelding kunnen worden verleend, na gehoord advies van de Algemeene Rekenkamer, die de beboeting heeft uitgesproken. Artikel 96. Comptabelen worden ter zake van hun gehouden beheer niet van verantwoordelijkheid ont- heven, dan door een bewijs deswege afgegeven door de betrokken Algemeene Rekenkamer. Dat bewijs ontslaat de comptabelen of hunne erfgenamen of rechtverkrijgenden niet van de verplichting tot aanzuivering der bedragen, welke zij verschuldigd zijn als een gevolg der herzieningen bedoeld in de voorlaatste alinea van artikel 88. Artikel 17 van de Intstr. voor de Alg. Rekenk. De Algemeene Rekenkamer zorgt, dat het bij artikel 96 der Comptabiliteitswet bedoeld bewijs zoodra mogelijk worde afgegeven. Zie ook de 4e. alinea van artikel 38 van de Instr. bij artikel 87, biervoren. Afdeeling VI. Overgangsbepalingen. Artikel 97. Zoolang de overeenkomst met de Nederlandsche Handelmaatschappij, goedgekeurd bij de wet van den 22sten December 1853 (Staatsblad no. 129), van kracht blijft, wordt: le. door het verbod, bij de lste alinea van artikel 18 dezer wet, geen inbreuk gemaakt op de bepaling, voorkomende in artikel 3 dier overeenkomst; 2e. vóór of op den 15den van iedere maand, door tusschenkomst van het Departement van Koloniën, aan de Algemeene Rekenkamer in Nederland opgaaf van door de Nederlandsche Handelmaatschappij in de laatstverloopen maand ontvangen bruto opbrengst der verkochte gouvernementsproducten, welke opbrengst na aftrek van de betalingen, die daaruit zijn of moeten worden gedaan voor kosten van vervoer, bewaring, verkoop en aflevering der producten, zoo spoedig mogelijk in 's Rijks schatkist wordt gestort, van welke stortingen bij de Departementen van Financiën en Koloniën, alsmede bij de Algemeene Rekenkamer in Nederland, diensjaarlijk boek wordt gehouden; 3e. door den directeur van het betrokken departement van algemeen bestuur in Nederiandsch-Indië, maandelijks een staat opgemaakt, welke aanwijst de hoeveelheden en soorten van de aan de factorij der Nederlandsche Handelmaatschappij in consignatie naar Nederland afgeleverde producten, met vermelding der oogsten, waaruit zij afkomstig zijn : welke staat door genoemde factorij, voor ontvangst geteekend, in dubbel wordt gezonden aan den Minister van Koloniën, die daarvan een exemplaar overlegt aan de Algemeene Rekenkamer in Nederland. 4e. de bij het tweede lid van artikel 75 bedoelde jaarrekening niet afgelegd. Daarentegen worden de rekeningen van de genoemde instelling aan den Minister van Koloniën, door dezen met de daartoe behoorende bescheiden aan de Algemeene Rekenkamer in Nederland medegedeeld, om, zooals zij door hem zijn goedgekeurd, te strekken tot grondslag voor de verificatie der in artikel 77 bedoelde rekening, wegens het eerste hoofdstuk der begrooting. 'n het verslag, bij artikel 79 bedoeld,^ maakt de Algemeene Rekenkamer meiding van hare bevinding omtrent de alhier bedoelde rekeningen der Nederlandsche Handelmaatschappij. Artikel 98. Ongeacht de bepaling van art. 99, geschieden de aanzuivering en verantwoording van vorige diensten gedurende het jaar 1867. op den tot dusver bestaanden voet. De saldo's, behoorende tot dienstjaren aan 1867 voorafgaande, welke op 1 Januari 1868 in 's lands kassen voorhanden zijn, worden opgenomen onder de middelen voor het dienstjaar 1867 aangewezen. De na 1 Januari 1868 nog te doene ontvangsten en uitgaven, de dienstjaren 1866 en vroeger betreffende, woiden, respectievelijk onder de toevallige baten en onvoorziene uitgaven, afzonderlijk verantwoord. Artikel 99. De voorschriften dezer wet worden voor het eerst toegepast op de begrooting van Nederlandsch-Indië voor 1867. Slotbepaling Artikel 100. (St. 1903 No. 315). Deze wet kan worden aangehaald onder den titel van „Indische Comptabiliteitswet". VOORSCHRIFTEN VOORTGEVLOEID UIT DE I. C. W. ARTIKEL 20. TERUGGAVE VAN TEN ONRECMIE ONTVANGEN GELDEN. Bijbl. No. 4274. Artikel 20 der C. W., waarvan de eerste twee alinea's handelen over teruggave en vrijstelling van belasting, bepaalt in de derde alinea dat „het bedrag der teruggaven wordt gebracht in mindering van de gelijksoortige ontvangsten over het jaar, waarin de teruggave heeft plaats gehad." Deze regel behoort niet alleen te worden toegepast bij teruggave van belasting. Blijkbaar toch heeft de wetgever in het algemeen niet gewild, dat de teruggave van&vroeger ten onrechte gedane ontvangsten als uitgaven zouden worden verantwoord, en moet heteralzoo voor worden gehouden dat hij, hoezeer in de eerste alinea sprekende van teruggave van belasting, bij het stellen van den regel in het derde lid van dat artikel, aan andere teruggaven niet heeft gedacht. Maar ook indien men moest aannemen dat in de derde alinea evenzeer enkel sprake is van teruggave van belasting, zou dit niet verhinderen, het daarin vervatte voorschrift mede toe te passen op elke andere teruggaaf van vroeger ten onrechte ontvangen gelden, vermits nergens elders in de C. W. eene daarmede strijdige bepaling wordt aangetroffen. En aangezien zulks rationeel en in belang eener juiste voorstelling van zaken wenschelijk is, behoort in het algemeen bij teruggaaf van hetgeen ten onrechte ontvangen is, gehandeld te worden zooals bij de derde alinea van artikel 20 der C. W. is aangegeven. Bijbl. No. 4525. Besluit van 5 Februari 1889 No. 5. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk. Met intrekking van artikel 1 van het besluit van 4 September 1873 No. 36 (Bijbl. No. 2725) te bepalen, dat, indien door de autoriteiten, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de regelen voor het administratief beheer (Stbl. 1910 No. 312), wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheid tot teruggave van onverschuldigd betaalde gelden, op de ordonnantie of het mandaat moet worden bekend gesteld waar, wanneer en onder welk hoofd inname bij 's Lands kas plaats vond, terwijl mede van de aanleiding tot de teruggaaf moet blijken uit het betalingstuk of uit de aan het duplicaat daarvan te hechten bescheiden. Ten Tweede. De Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur aan te schrijven, ter voorkoming dat eene teruggave twee malen plaats vindt, doordat een ordonnateur en een hulpordonnateur, onafhankelijk van elkander, daartoe machtiging verleenen, als regel aan te nemen dat, buiten Batavia, uitsluitend door de Hoofden van gewestelijk Bestuur, en nimmer door Departementschefs betalingstukken tot teruggaaf van onverschuldigd betaalde gelden worden uitgereikt. Afschrift enz. ARTIKEL 24. BEPALINGEN OMTRENT DE WIJZE VAN VERIFICATIE DER ONTVANGSTEN IN N.-I. EN OMTRENT DAARMEDE IN VERBAND STAANDE ONDERWERPEN. (') St. 1901 No. 325. Hebben goedgevonden en verstaan: Met intrekking van het Koninklijk besluit van 4 Augustus 1874 No. 4 (Indisch Staatsblad 1875 No. 23), zooals het gewijzigd is bij artikei 9 van het Koninklijk besluit van 27 Augustus 1880 No. 19 (Indisch Staatsblad No. 198) en bij het Koninklijk besluit van 24 October 1889 No. 19 (Indisch Staatsblad 1890 No. 3), vast te stellen de volgende: BEPALINGEN. Artikel 1. De Hoofden der departementen van algemeen bestuur waken, onder de bevelen en het oppertoezicht van den Gouverneur-Generaal, dat de verordeningen en andere voorschriften, betreffende de belastingenen de overige lands-inkomsten,naar behooren worden toegepast, en dat alles, wat uit eenigen hoofde aan den Lande verschuldigd is, ten behoorlijken tijde ingevorderd en verantwoord worde. De Gouverneur-Generaal regelt de wijze, waarop aan deze bepaling uitvoering wordt gegeven. Artikel 2. De G.-G. regelt de afschrijving uit de rekening der betrokken comptabelen: a. van ontvreemde of verloren gelden; (') St. 1903 No. 189, juncto 1907 No. 326. Ten tweede: Krachtens de art. 2, alinea 2, en 8 van St. 1901 No, 325, te bepalen, dat ook onder de werking van die bepalingen voorloopig gehandhaafd blijven: le. de Regeling omtrent de afschrijving van verloren, gebroken of op andere wijze onbruikbaar geworden goederen in materieel beheer, vastgesteld bij St. 1896 No. 21. b. van goederen, wegens bederf, vernietiging, ontvreemding of verlies; een en ander met in achtneming van het beginsel dat moet zijn gebleken dat de ontvreemding, het verlies, het bederf of de vernietiging niet aan hun schuld, verzuim of onachtzaamheid is te wijten; c. van goederen, wegens spillage, met inachtneming van art. 51 (') van het Regl. op het beleid der Regeering van N.-l. (St. 1906 No. 289.) Bijbl. No. 6702. Afschrijving als bedoeld in art. 2 der bepalingen in Staatsblad 1901 No. 325, juncto Staatsblad 1906 No. 289, kan niet meer plaats hebben als door de Algemeene Rekenkamer een zoogenaamd belastingbesluit is uitgevaardigd. Artikel 3. De Algemeene Rekenkamer ontvangt ten dienste der door haar te bewerkstelligen controle mededeeling: 1°. van het bedrag der belastingen, begrepen in definitief vastgestelde leggers of kohieren van aanslag; 2°. van de verpachtingen van 's lands middelen en van alle andere overeenkomsten, besluiten of beschikkingen, waarvan eene ontvangst door een rekenplichtige het gevolg behoort te zijn of waarbij vroegere overeenkomsten, besluiten of beschikkingen van bedoelden aard worden tenietgedaan of gewijzigd; 3°. van het bedrag der kosten, bedoeld in artikel 92 der wet tot regeling van de wijze van beheer en verantwoording dergeldmiddelen vanNederlandschIndië (Nederlandsch Staatsblad 1895 No. 145; Indisch Staatsblad 1895 No. 225); 4". van de stortingen wegens wissels op het departement van Koloniën, van de ontvangst van geld (') R. R. art. 51 alinea 3. Spillagiën of overwichten worden nimmer beschouwd als voordeelen aan de ambten verbonden, maar slechts als middelen om verliezen, buiten de schuld der ambtenaren ontstaan, te vergoeden. uit Nederland en van andere aanvulling van eenige landskas, niet blijkende uit de aan de Rekenkamer in te dienen rekening van den comptabele met de verstrekking belast; 5°. van alle besluiten, beschikkingen en rechterlijke uitspraken, die van invloed zijn op het bedrag of de invordering van de hiervoor bedoelde inkomsten; 6°. van de processen-verbaal van opnening en overneming van eenig comptabel beheer. Artikel 4. De Gouverneur-Generaal bepaalt door wie, in welken vorm en binnen welke termijnen de mededeelingen, in het vorig artikel bedoeld, zullen geschieden. Ten aanzien van het in het vorig artikel sub 1 tot €n met 5 bedoelde en van de vergoedingen en boeten, door de Algemeene Rekenkamer opgelegd, moet het kantoor of de administratie, voor de invordering of ontvangst aangewezen, door het betrokken departement van algemeen bestuur worden opgegeven. De termijnen worden zoodanig gesteld, dat van de mededeelingen terstond bij het binnenkomen der jaarlij ksche rekeningen gebruik kunne worden gemaakt. Artikel 5. Behoudens en nevens de verplichting tot opmaking van rekeningen in geval van aftreding, overlijden, voortvluchtigheid of onder curateele stellingen behoudens de bepaling van artikel 9, wordt door alle comptabelen, die landsgelden te verantwoorden hebben, éénmaal 's jaars eene rekening aan de Algemeene Rekenkamer ingediend. De rekening wijst het totaal der ontvangsten gedurende het dienstjaar aan voor elke rubriek, in de wet op de middelen onder een afzonderlijk nummer of eene afzonderlijke letter voorkomende. Voor die soorten van ontvangsten, die niet zonder uitzondering behooren tot het dienstjaar, waarin zij geschieden, wijst de rekening het totaal voor ieder dienstjaar aan. Het bedrag der ontvangsten, die aanleiding geven om de begrooting van uitgaven goed te schrijven, wordt zonder onderscheid van dienstjaar per begrootings-afdeeling aangewezen. De ontvangsten tengevolge van mutatie van geld tusschen de verschillende kassen, door wisseltrekking, verzending en dergelijke middellen, zoomede de stortingen wegens wissels op het departement van Koloniën, de uit Nederland ontvangen gelden en andere sommen tot aanvulling der kassen verstrekt, worden naar hunnen onderscheiden aard onder verschillende rubrieken gebracht. Het saldo van het vorig dienstjaar wordt in de rekening der algemeene ontvangers in één som opgenomen. Bijbi. No. 2889. Circulaire van den Directeur van Financiën aan de algemeene ontvangers van 's lands kassen ddo. 3 Juli 1875 No. 8746. Volgens art. 6 van de bepalingen omtrent de verificatie der ontvangsten in Nederlandsch-lndië en omtrent daarmede in verband staande onderwerpen (Staatsblad 1875 No. 23) (') moeten de algemeene ontvangers der landskassen - in plaats van de vroegere respectenboeken — eene jaarrekening aan de Algemeene Rekenkamer indienen. De Algemeene Rekenkamer heeft daarvoor bij haar besluit van 31 Mei 1875 No. 4398 vastgesteld het model, waarvan drie gedrukte exemplaren hierbij gaan, en tevens bepaald, dat de inzending moet plaats hebben : a. voor zooveel betreft het jaar 1874; vóór of op 15 Augustus 1875, en b. voor zooveel betreft het jaar 1875 en volgende jaren vóór het einde van het le kwartaal van het jaar, volgende op dat waarover de rekening loopt. UEdG. gelieve alsnu vóór of op 15 Augustus e. k. een exemplaar der bedoelde jaarrekening over 1874 te zenden aan de Algemeene Rekenkamer en een exemplaar aan mijn departement. Omtrent de opmaking teeken ik nog het volgende aan. In elk der registers van ontvang, comptabiliteit Nos. 1, 2 en 3 moet eene recapitulatie worden gesteld. In de kolom, „bedrag in letters", worden de namen der maanden opgenomen en in de volgende kolommen (') Nu: art. 5 van St. 1901 No. 325. worden de totalen der ontvangsten over elke maand ingevuld. Het totaal over twaalf maanden wordt opgeteld. Daarna worden de verbeteringen aangebracht, bedoeld in de dezerzijdsche circulaire van 4 Augustus 1874 No. 13500 (')• Is b.v. in eene kolom eene som verkeerd geboekt geworden, dan wordt die som van het totaal der bedoelde kolom over het geheele jaar afgetrokken en opgeteld bij het totaal der kolom, waarin zij geboekt had behooren te worden, met verwijzing in de kolom, „bedrag in letters", naar het nommer waaronder de abusief geboekte post is ingenomen. Zijn er geen fouten gemaakt, dan zullen wat het totaal der landsmiddelen aangaat, de cijfers, voorkomende in de laatste kolom van den maandstaat comptabilieit No. 6t over December in overeenstemming zijn met de cijfers der jaarrekening. In het register van uitgaaf No. 5 wordt eene recapitulatie gemaakt en worden de fouten hersteld op dezelfde wijze als voor de Registers van ontvang is bepaald. In de eerste kolommen worden dan de namen der maan den en de nommers der foutieve boekingen opgenomen. Artikel 6. Door tusschenkomst van de betrokken departementen van algemeen bestuur ontvangt de Algemeene Rekenkamer staten aanoonende : 1°. ten aanzien van de verschillende rubrieken, in de rekeningen voorkomende : a. het totaal bedrag van hetgeen bij het begin van het dienstjaar vorderbaar was, en van hetgeen daarop in het dienstjaar is ontvangen, kwijtgescholden of afgeschreven; b. het totaal bedrag van hetgeen in het dienstjaar vorderbaar is geworden, van hetgeen daarop is ontvangen, kwijtgescholden of afgeschreven ; c. het totaal bedrag van hetgeen bij het einde het dienstjaar nog achterstallig was; d. de oorzaken van den achterstand en de middelen, tot invordering aangewend ; bovendien : 2°. ten aanzien van de inkomsten, waarop artikel o (') Bijbl. No. 2720. betrekking heeft, alsook ten aanzien van de niet onder artikel 3 vallende inhoudingen of betalingen wegens genoten voorschotten, die geen rekenplicht tengevolge hebben, en de kortingen voor de burgerlijke pensioenen, zoodanige specificatie als noodig is om voor elke vordering de tijdige betaling of inhouding en de berekening der verschuldigde interesten of boeten wegens te late betaling te kunnen contröleeren ; 3°. ten aanzien der overstortingen door andere comptabelen, en der ontvangsten, bedoeld in het voorlaatste lid van artikel 5, zoodanige specificatie, als noodig is voor eene vergelijking met de rekening der andere betrokken comptabelen, en de in artikel 3 No. 4 bedoelde opgaven ; 4°. ten aanzien der sommen, waarmede de begrooting van uitgaven moet worden goedgeschreven, zoodanige specificatie als noodig is om eene juiste imputatie mogelijk te maken. Artikel 7. De modellen der in het vorig artikel bedoelde staten worden door den Gouverneur-Generaal vastgesteld: evenzoo de termijnen van inzending, welke zoo kort mogelijk moeten gesteld worden. De staten worden door de rekenplichtigen, die de jaarrekening indienen, opgemaakt en aan het betrokken departement zooveel noodig aangevuld en gewijzigd. De aanvullingen en wijzigingen worden zooveel noodig toegelicht. Artikel 8. De Gouverneur-Generaal bepaalt, zoowel bij wijze van algemeen voorschrift als voor speciale gevallen, welke vorderingen uit de rekeningen der comptabelen kunnen worden afgeschreven en van weike dier schulden nader zal worden boekgehouden, zoolang er een debiteur aanwezig en de verjaring niet ingetreden is. De in artikel 6 bedoelde staten vermelden de besluiten, waarop de afschrijvingen rusten. Artikel 9. De vaststelling van de tijdvakken, waarover Deel II. 4 aan de Algemeene Rekenkamer rekening moet worden gedaan van de ingevolge artikel 49 der in artikel 3, 3e. vermelde wet verstrekte sommen ter goeder rekening, wordt geregeld door den Gouverneur-Generaal, met inachtneming van het tweede lid van artikel 24 en van het tweede lid van artikel 49 dier wet. In die rekeningen worden de ontvangsten zoodanig gespecificeerd, als voor eene gemakkelijke vergelijking met de betreffende ordonnantiën of mandaten noodig is. St. 1902 No 134 Ten tweede: In verband met het voorschrift, vervat in het eerste lid van art. 9 van bovengenoemd staatsblad te bep: a. dat ten aanzien van de tijdvakken, waarover aan de Alg. Rekenk. rekening moet worden gedaan van ingevolge art. 49 der Comptabiliteitswet (St. 1895 No. 225) ontvangen sommen ter goede rekening, blijven gehandhaafd de dien aangaande tot •dusver van kracht geweest zijnde regelingen; b. dat veranderingen van tijdvakken, bedoeld sub a en nieuwe regelingen met betrekking tot dit onderwerp, worden vastgesteld door de Hoofden der betrokken dep. van Alg. bestuur in overleg met de alg. rekenk., terwijl, wanneer dat overleg niet tot overeenstemming leidt, de beslissing van den G.-G. wordt ingeroepen; (Zie: regelingen met betrekking tot de verstrekte sommen ter goede rekening). c. dat de krachtens het bepaalde sub b. te nemen beschikkingen aan de Alg. Rekenk. worden medegedeeld. Artikel 10. De algemeene Rekenkamer ontvangt mededeeling van de aflevering en de vervaardiging in Nederlandsch-lndië voor rekening van het Gouvernement, van gezegeld papier, postzegels en dergelijke stukken. Deze mededeeling blijft achterwege, wanneer de aflevering aan de Algemeene Rekenkamer moet blijken uit de rekeningen van hen, die afleverden. Het eerste en derde lid van artikel 4 gelden ook ten aanzien der mededeelingen, in dit artikel bedoeld. Artikel 11. Wegens het beheer van het gezegeld papier, de postzegels en dergelijke stukken, wordt door . voor zoover zij gehouden worden ten behoeve van den dienst der S. S.-op Java, door den Hoofdinspecteur der Spoor — en Tramwegdiensten, Chef van genoemden dienst, dan wel op zijn last of machtiging door een hem ondergeschikten ambtenaar. Het Hoofd van het departement van algemeen bestuur kan, zulks noodig oordeelende, in bijzondere gevallen zelf de aanbesteding houden. Artikel 3. De ambtenaren of officieren, aan wie het houden eener aanbesteding is opgedragen, houden die 2elven. Alleen, wanneer bijzondere omstandigheden hen daarin volstrekt beletten, mogen zij zich door den hoogsten in rang op hen volgende, ter plaatse aanwezig. doen vervangen. In die gewesten ter hoofdplaatsen waarvan de Hoofden van gewestelijk bestuur door assistent-residenten worden bijgestaan, zijn de residenten bevoegd, zich voor het houden van aanbestedingen te doen vervangen door den secretaris der residentie. De redenen van verhindering worden bekend gesteld aan den voet van het proces-verbaal van aanbesteding. Indien zij geene ondergeschikte beambten of officieren hebben, aan wie zij het houden der aanbestedingen kunnen toevertrouwen of die hen, volgens artikel 12 van dit reglement, moeten bijstaan, roepen zij de hulp in : voor het Leger, van den plaatselijken of gewestelijken militairen commandant, voor de Marine, voor den burgerlijken dienst en, zoo noodig, ook voor het leger, van het Hoofd van gewestelijk op plaatselijk bestuur. . Artikel 4. De aanbestedingen worden gehouden bij inschrijving. Artikel 5. Behalve de landsdienaren, vermeld in artikel 41 der in artikel 1 genoemde wet, worden mede als mededingers of als borgen niet toegelaten, zij, wier belang ten gevolge der aanneming of van den borgtocht in strijd zou komen met hunne plichten, zooals onder anderen, wat betreft de voeding van gevangenen, zij, die met hunne verpleging of bewaking belast zijn. ('> De Gouverneur-Generaal is bevoegd een bepaald persoon van de mededinging bij de aanbestedingen ten behoeve van den Lande, zoomede van het borgstellen voor aannemers uit te sluiten. (2) Het besluit van uitsluiting wordt den betrokken persoon bij gerechtelijke akte beteekend. (3) Zij, die, ingevolge de tweede alinea, zijn uitgesloten, worden niet erkend als gemachtigden van aannemers voor de uitvoering van het aangenomen werk of transport of de aangenomen levering en dus als zoodanig ook niet toegelaten. Artikel 6. Geene inschrijving is geldig, wanneer daarbij niet blijkt, dat de inschrijver voldoende waarborgen geeft voor de goede uitvoering, ook — zoo dikwijls de aanbestedingsvoorwaarden dezen eisch stellen— wat zijne gegoedheid betreft, en dat eventueel voldaan is aan de volgens evenbedoelde voorwaarden gevorderde zekerheid. (4) (') Notarissen, als zijnde geen landsdienaren in den zin van het aangehaalde artikel 41 der I. C. W., kunnen als borgen worden toegelaten. Omtrent de borgstelling van gehuwde vrouwen zie de artikelen 108 en 114 van het B. W. voor N.-l. (2) Zie eene opgaaf van personen, die van de mededinging bij aanbestedingen ten behoeve van den Lande zoomede van het borgstellen voor aannemers zijn uitgesloten, hierachter. (3) Dit beteekenen geschiedt bij deurwaarders-exploit. (4) Zie ter zake art. 1831 e. v. van het B. W. voor N.-l. Het aanwezen van voldoende waarborgen ten aanzien van den inschrijver wordt — indien volgens de voorwaarden van aanbesteding geene verklaring omtrent de gegoedheid van den inschrijver behoeft te worden overgelegd en geenerlei zekerheid behoeft te worden gesteld — gestaafd door eene verklaring van het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur, opgemaakt overeenkomstig het bij dit reglement gevoegd model letter A, vorderen de voorwaarden van aanbesteding eene verklaring omtrent de gegoedheid van den inschrijver, dan is eene verklaring van het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur, opgemaakt overeenkomstig het bij dit reglement gevoegd model letter A1, noodig. Wanneer volgens de voorwaarden van aanbesteding persoonlijke of zakelijke zekerheid wordt gevorderd, dan wel aan den aannemer de keus tusschen beide soorten van zekerheidstelling wordt gelaten, wordt de in de voorgaande alinea bedoelde verklaring van het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur opgemaakt overeenkomstig een der bij dit reglement gevoegde modellen letter A2 of A3, en wel volgens het model letter A2, indien persoonlijke zekerheid geëischt of gekozen wordt, en volgens model letter A3, indien zakelijke zekerheid geëischt of gekozen wordt. (') Voor personen die in Nederland gevestigd zijn, wordt genoegen genomen met eene volgens het vereischte model opgemaakte en behoorlijk gelegaliseerde verklaring van den burgemeester der gemeente hunner woonplaats. Artikel 7. Voor elk werk, transport of perceel van levering, dat afzonderlijk kan worden toegewezen, wordt een afzonderlijk inschrijvingsbiljet ingediend. De inschrijvingsbiljetten bevaften: i1) Het zegelrecht der verklaringen van gegoedheid bedraagt f 1 50 (zie art. 12 van Stbl. 1885 No. 131). Op verklaringen waarvoor het verschuldigde zegelrecht niet is voldaan, wordt geen acht geslagen. (Zie art. 23, le alinea van Stbl. 1885 No. 131). a. aanwijzing van de aanbesteding, waarvoor wordt ingeschreven; b. de som, die voor ieder werk en artikel, of voor het transport gevorderd wordt; c. de namen, het beroep en de woonplaats van den inschrijver en — voor het geval borgstelling wordt vereischt of door den inschrijver verkozen overeenkomstig de hem daartoe gelaten vrijheid — van de personen die ^ich, indien hij aannemer wordt, als borgen verbinden; d. den naam der plaats van waar het biljet wordt ingezonden en de dagteekening; e. de plaats, waar de aannemer en eventueel ook zijne borgen algemeen en onveranderlijk domicilie kiezen. Zij zijn verder ingericht volgens het bij dit reglement gevoegd model Lci. B en geteekend door den inschrijver en eventueel ook door zijne borgen, en moeten vergezeld gaan van een der verklaringen, bedoeld in art. 6, tenzij die verklaring gevoegd is bij een ander inschrijvingsbiljet in dezelfde bij artikel 12 bedoelde bus. Zij zijn gesloten en verzegeld, en vermelden op den omslag de aanbesteding, waarop zij betrekking hebben, zoomede het adres van den ambtenaar of officier, die de aanbesteding houdt, doch mogen uitwendig overigens niets van den inhoud bevatten of doen doorschijnen, o Artikel 8. Inschrijvingbiljetten zijn niet geldig in de volgende gevallen: 1°. bij gemis van de aanwijzing, bedoeld bij § a van art. 7, of bij niet vermelding van de som, bedoeld bij § b van dat artikel; 2°. bij eene zoodanig onvoldoende opvolging van § c van art. 7, dat de aanduiding gegronden twijfel doet ontstaan, wie de inschrijver is, of wie zijn eventueele borgen zijn; 3°. bij gemis van de bekwaamheid om verbintenissen aan te gaan, (') zoo van den inschrijver als van diens eventueele borgen of van de voldoende uitdrukkelijke verklaring in het biljet van het aangaan der verbintenis van aanneming en eventueel van borgtocht, of wel van de onderteekening van het biljet door den inschrijver en eventueel door de borgen; 4". bij het ontbreken van een der verklaringen, bedoeld bij art. 6; 5°. vervallen; 6". wanneer zij niet gesloten of verzegeld zijn, of uitwendig iets van den inhoud bevatten of doen doorschijnen; 7". wanneer zij bedingingen bevatten, afwijkende van de van de gestelde voorwaarden. (2) Wanneer voor één of meerdere artikelen wordt ingeschreven voor een prijs of prijzen, hooger dan de met 25" o vermeerderde markt-prijs of-prijzen of bekende waarden, kunnen de inschrijvingsbiljetten door den aanbesteder als ongeldig worden terzijde gelegd. ('i Onbekwaam om verbintenissen aan te gaan zijn in algerneenen zin : le. minderjarigen (zie B. W. voor N I. art. 330), voor zoover hunne onbekwaamheid niet door handlichting is opgegeven, (zie B.W. voor N. I art. 419 e. v. aitt 424, 430 en 1446 2e al.); 2e. onder curateele gestelden (zie B.W. voor N. I. artt. 443, 446 e. v. en 452); 3e. getrouwde vrouwen, behalve in de gevallen bij de wet voorzien (zie B.W. voor N. 1. artt. 108, 113 en 114). Het B W. voor N. I. is gedeeltelijk toepasselijk verklaard op Vreemde Oosterlingen op Java en Madoera (Stbl. 1855 No. 79), op Sum Westkust, Benkoelen, Celebes en Onderh. Timor, Amboina. Menado en Ternate (Stbl. 1874 No. 94c, 1880 No. 34 en 1882 No. 82 ) '-) Overschrijving, schriftdelging ongewaarmerkte doorhalingen en bijvoegingen in de inschrijvingsprijzen zoowel bij de bekendstelling in cijfers als in letters, moeten tot ongeldigverklaring van het biljet leiden. Is er in een biljet ingeschreven voor artikelen, waarvan de levering niet wordt uitbesteed, dan behoort dat biljet als ongeldig ter zijde te worden gelegd Geringe afwijkingen van den bij model Lo. B voorgeschreven vorm, waardoor het wezen deraantegane verbintenis niet wordt aangerand of onzeker gemaakt, hebben geene ongeldig-verklaring van het inschnjvings- biljet ten gevolge ('). Omtrent de geldigheid der inschrijvmgsbiljetten wordt door den ambtenaar of den officier, die de aanbesteding houdt, staande de aanbesteding beslist. Artikel 9. De inschrijvingsbiljetten worden bewaard in eene gesloten bus. . Artikel 10. Hij, die heeft ingeschreven, kan zich niet meer terugtrekken. leder inschrijver is derhalve gehouden, om de aanneming of de levering te volbrengen, welke hem overkomstig zijne inschrijving wordt toegewezen. Artikel 11 Bij de aanbesteding van verschillende artikelen, wordt de begroote hoeveelheid van elk artikel met den daarvoor gevorderden prijs vermenigvuldigd, de alzoo verkregen sommen bijeen geteld en het perceel, behoudens het bepaalde bij artikel 13 toegewezen aan hem, die op die wijze blijkt het minste totaal bedrag te vorderen. Artikel 12. Op het tijdstip, voor de aanbesteding bepaald, wordt door den ambtenaar (2) of officier, die haar houdt, verklaard, dat de tijd voor het indienen Wordt in eenig biljet ingeschreven voor eene eenheid, welke afwijkt van—doch vatbaar is voor herleiding tot-d.e, we ke bij de aanbesteding ten grondslag is gesteld b. v. voor 100 Minstede van per stuks, dan levert die afwijking op «rik zelf geene wettige reden op om het biljet af te wijzen. (') Enkel het verzuim, dat de vereischte verklaring bedoeld i„ art. 6 van het A. R. niet door het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur is geteekend, maakt het inschijv.ngsbiljet niet iSiig; zijnde in dit geval, niet in art. 8 van het A. R voorzie, ,2) in verband met het bepaalde bij art. 49 van het . zijn .ambtenaren" zij, die worden benoemd, °ntslage" en °P pensioen gesteld, hetzij door de Koningin, hetzij dooi Gouverneur-Generaal, overeenkomstig regels bij algemeene verordening gesteld. van inschrijvingen is verstreken en daarop tot liet openen van de bus en van de biljetten overgegaan. Die opening heeft in het openbaar plaats in tegenwoordigheid van twee beambten of officieren, die den aanbesteder bijstaan ('). De ingediende biljetten worden overluid voorgelezen en gevoegd bij het proces-verbaal der aanbesteding, bedoeld bij art, 15 van dit reglement. De gegadigden, die tegenwoordig zijn, kunnen van de biljetten inzage nemen. Nadat de tijd, tot het indienen der biljetten van inschrijving gesteld, is verstreken verklaard, mogen geen biljetten of andere bescheiden van de gegadigden meer worden aangenomen. Artikel 13. (1) De uitvoering van het werk of het doen der leverantie of van het transport wordt, staande de aanbesteding, door den ambtenaar of officier, die haar houdt, toegewezen aan den mededinger, die tot het minste bedrag heeft ingeschreven en aan de overige bij dit reglement gestelde eischen voldoet. (2) De toewijzing geschiedt: a. definitie/, behoudens het bepaalde bij b, 2°., 3°., 4°. en 5°. hieronder, indien het gevorderd bedrag niet hooger is: 1°. dan hetgeen voor het werk is begroot, of voor de leverantiën of transporten gemiddeld in de laatste drie jaren is betaald; 2°. dan hetgeen in het laatste jaar betaald is voor zaken, die nog geen onderwerp van overeenkomst over den in § 1 bedoelden tijd hebben uitgemaakt; 3°. dan 15 °/o boven den marktprijs of de bekende waarde van zaken waarvoor geen overeenkomst over de laatste drie jaren of het laatste jaar bestond, (') Onder „beambten" worden in het algemeen verstaan aiie in dienst van het Gouvernement zijnde personen beneden den rang van ambtenaar. Er bestaat alzoo geen bezwaar om zoo noodig b. v. ook mindere militairen of klerken bij aanbestedingen als beambten te doen assisteeren. en waarvan gedurende het laatste jaar geen inkoop plaats vond; b voorloopig, ouder nadere goedkeuring. 1" indien het gevorderd bedrag de betaling, hiervoren oenoemd, te boven gaat, of geen vergelijking van uitgaven, als daarbij bedoeld, mogelijk is, tenzij de spoed, welken de uitvoering der aanneming vordert, niet toelaat die goedkeuring af te wachten, in welk geval de ambtenaar of officier, die de aanbesteding houdt, definitief kan toewijzen, 2° in elk geval waarin het gevorderd bedrag, al dan niet met inbegrip van eenig voorschot, de som van ƒ 50,000.— te boven gaat; 3». wanneer de minste inschrijver voor één of meer artikelen heeft ingeschreven vooreen prijs of prijzen, minder dan de met 50 °/0 verminderde marktprijs, of prijzen, of bekende waarden, 40. wanneer voor dezelfde leverantie of hetzelfde werk of transport op verschillende plaatsen eene aanbesteding gehouden wordt; 5°. wanneer eene leverantie, een werk of transport wordt aanbesteed zoowel in verschillende perceelen als in één perceel; wordende in dit geval de voor- loopige toewijzing onder nadere goedkeuring gedaan zoowel aan de minste inschrijvers van de perceelen, elk voor zooveel betreft het perceel, waarop zijne inschrijving betrekking heeft, als aan den minsten inschrijver voor de geheele leverantie, het geheele werk of transport. (3) Behoudens het bepaalde bij het volgende lid van dit artikel, is de voorloopige toewijzing onderworpen aan de goedkeuring van den G.-G., indien de aanbesteding gehouden is door een Hoofd van een deidepartementen van algemeen bestuur, dan wel door een der aan zulk een departement verbonden ambtenaren of officieren, en in alle andere gevallen aan die van het Hoofd van het departement dat tot het houden der aanbesteding machtiging verleend heeft. (3a) In de gevallen dat de Hoofdinspecteur der Chef van den dienst der S.-S. op Java, de aanbesteding zelf heeft gehouden, dan wel deze heeft doen houden door een der aan zijn bureau verbonden ambtenaren, is de voorloopige toewijzing onderworpen aan de goedkeuring van den Directeur van Gouvernementsbediijven, terwijl die goedkeuring door genoemden Hoofdinspecteur wordt gegeven, indien de aanbesteding op zijn last of machtiging is gehouden door een aan hem ondergeschikten niet aan zijn bureau verbenden ambtenaar. (4) Wordtde voorloopige toewijzing niet goedgekeurd, dan ontvangt de belanghebbende daarvan kennis en neemt de autoriteit welke omtrent de goedkeuring te beslissen had, zoodanige maatregelen als geraden voorkomen. (5) Indien tegen zulke hooge prijzen is ingeschreven, dat met zekerheid kan worden voorzien, dat geen definitieve toewijzing kan volgen, behoeft de voorloopige toewijzing niet te geschieden, maar kan hij, die de uitbesteding houdt, deze voor mislukt verklaren. (6) Afwijkingen van dit artikel, voorzoover die wenschelijk voorkomen, kunnen door den GouverneurGeneraal worden bevolen en moeten worden vermeld in de bij artikel 1 boedelde aankondigingen. Artikel 14. Ingeval twee op meer personen, wier biljetten als geldig zijn aangemerkt, tot denzelfden minsten prijs hebben ingeschreven, wordt door het lot beslist, aan wien van hen de aanneming wordt toegewezen. In het geval evenwel dat de minste inschrijvers, met het oog op hunne godsdienstige begrippen of gebruiken daartegen bedenkingen hebben, wordt door den ambtenaar of officier, die de aanbesteding houdt, beslist, of en aan wien de aanneming wordt gegund, of dat tot eene heruitbesteding wordt overgegaan. Artikel 15. Voor elk werk, transport of perceel van levering wordt door den ambtenaar of officier, die de aanbésteding houdt, staande die aanbesteding een af- zonderlijk proces-verbaal opgemaakt volgens het bij dit reglement gevoegd model Lö. C. In het proces-verbaal worden de voorwaarden der aanbesteding vermeld. Daarbij worden bekend gesteld de redenen, welke er toe geleid hebben: 1°. om de aanbesteding door eenen vervanger te doen houden; 2°. om inschrijvingsbiljetten, welke niet aan de gestelde vereischten beantwoorden, al dan niet als geldige inschrijvingen toe te laten; 3°. om de aanbesteding definitief of onder nadere goedkeuring toe te wijzen. Het proces-verbaal wordt, na voorlezing, geteekend door den ambtenaar of officier, die de aanbesteding heeft gehouden, en de beambten of officieren, die daarbij zijn werkzaam geweest, zoomede indien zij tegenwoordig zijn, door den minsten inschrijver, aan wien de aanneming is toegewezen, en zijne eventueele borgen. Indien de minste inschrijver, aan wien de toewijzing der aanneming geschiedt, en diens eventueele borgen, of een hunner, niet tegenwoordig zijn of weigeren de akte te onderteekenen, wordt daarvan in het piocesverbaal melding gemaakt, met dien verstande nochtans, dat de verbintenis, uit het biljet van inschrijving en de toewijzing geboren, als volkomen tot stand gekomen wordt aangemerkt. Dadelijk na de onderteekening hecht de ambtenaar of officier, die de aanbesteding gehouden heeft, aan het proces-verbaal als minuut een of meer zegels, met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 7 en 16 der zegelordonnantie (Staatsblad 1885 No. 131). Hij maakt van het proces-verbaal twee authentieke afschriften, waarvan één op gezegeld papier, hetwelk bestemd is voor den aannemer, het andere voor het Gouvernement. De kosten der zegels worden gedragen door den aannemer, behalve indien eene voorloopige toewijzing niet wordt goedgekeurd, in welk geval die kosten komen ten laste van den Lande. Van de overeenkomst wordt geene andere akte opgemaakt dan het hiervoren bedoeld proces-verbaal. Artikel 16. Het origineel (de minuut) van het procesverbaal der gehouden aanbesteding blijft berusten ten bureele van den ambtenaar of officier, aan welken het houden der aanbesteding is opgedragen. Bij definitieve toewijzing wordt den aannemer ten spoedigste het voor hem bestemde afschrift uitgereikt; bij voorloopige toewijzing bekomt hij het, zoodra het van de aanteekening der verleende goedkeuring is voorzien. MODELLEN behoorende bij het reglement op het houden van aanbestedingen ten behoeve van 's Lands dienst in Nederlandsch-lndië. Model Letter A (artikel 6 aanbestedingsreglement). VERKLARING. De ondergeteekende (a) , verklaart, dat de persoon van van beroep wonende te .wordt geacht voldoende waarborgen te geven voor de goede uitvoering van (b) waarvan de aanbesteding gehouden wordt op den (c) en is aangekondigd (d) U1 a hij mitsdien als mededinger kan worden aangenomen. den .... 19 .. - (e) De Tai Tiïel van den ambtenaar die de verklaring afgeeft, ih) Omschriiving van de aanbesteding- S dZI waarop de aanbesteding gehouden zal worden. Irfi In het officieel nieuwsblad, bij aanplakbiljet, of bij rondgaandeAankondiging, met vermelding van hunne (e) Ambtsstempel van den ambtenaar, die de verklaring afgeeft (St. 1911 No. 384). M°DEL Letter A'. (artikel 6 aanbestedingsreglement). VERKLARING. De ondergeteekende ia) verklaart / J 4 /J /-» « „ . . utu uc persoon van t van beroep v > wonende te wordt geacht genoegzaam gegoed te zijn en voldoende waarborgen te geven voor de goede uitvoering van \b\ > waarvan de aanbesteding gehouden wordt op den (c) en is aangekondigd , en dat hij mitsdien als mededinger kan worden aangenomen. den 19 (e) De (o) Titel van den ambtenaar die de verklaring afgeeft, (ö) Omschrijving van de aanbesteding. (c) Datum waarop de aanbesteding gehouden zal worden. ( en 'n staat te zijn om de bij voorschreven aanneming gevorderde zakelijke zekerheid te' stellen, en dat hij mitsdien als mededinger kan worden aangenomen. , den 19 ... (e) De (fl) Titel van den ambtenaar die de verklaring afgeeft. (b) Omschrijving van de aanbesteding. (c) Datum waarop de aanbesteding gehouden zal worden. (d) In het officieel nieuwsblad, bij aanplakbiljet, of bij rondgaande aankondiging, met vermelding van hunne dagteekening. (e) Als bij model A. Model La. B. biljet van inschrijving. voor de aanbesteding, die gehouden zal worden op dag, den te , wegens (') aangekon¬ digd <2) , De ondergeteekende t3) - van beroep wonende te' > kiezende algemeen en overander- lijk domicilie te , neemt aan, om voorschreven 1 op zich te nemen en uit te voeren, over¬ eenkomstig de bekend gemaakte voorwaarden, mit» hem worde betaald: n g van Wij ondergeteekenden: 11 * heroën * wonende te , en m , " wonende te , kiezende van beroep , wontnae ie algemeen en onveranderlijk domicilie te , verklaren, indien de persoon van aannemer worc r 1 I werk van hierboven omschreven Jlr^nsport ,, ons te ae [ leverantie I stellen als hoofdelijke borgen voor de nakoming van de hierboven genoemde verbintenis, en zulks onder afstanddoening der voorrechten van uitwinning en schuldsplitsing bij de wet aan borgen toegekend. ^ den. '9 De Borgen, De Imehrijnr, th Omschrijving van de aanbesteding. _Hpn 32iin6nicr« <1 Omschrijving van het werk of transport of de leverantie m RotpnHctpllins van den te vorut.u, F..j- . , , , c Innnt IllOPt iCCK aanbesteding over verschillende " ! « "S" afzonderlijk word.,, genoemd en daaraeneHBekend g= steld de prijs per eenheid in cijfers en schrijfletters. Naam en voornamen der borgen. Naam v„, de „laats, van waar het biljet word, ,„ge*on den. Model La. C. ' PRO CHS-VERBA AL. (■) Op lieden dag, den , des voormiddags ten ure, heb ik («) in tegenwoordigheid VJIt <ö) liet publiek toegelaten, zijnde in het (ei , in liet openbaar: A. Verklaard, dat de tijd is verstreken tot het indienen van inschrijvingsbiljetten tot mededinging bij de aanbesteding voor id\ , aangekondigd te) , waarvan de voorwaarden luiden als volgt: (ƒ). B: Geopend de geslotene bus, bevattende de insclirijvingsbiljetten voor de aanbesteding hierboven omschreven, en is bevonden (g). C. Geopend de biljetten van inschrijving en is bevonden •;t en wijders zooals is aangegeven bij de onderstaande TABEL. Omschrijving Namen der inschrijvers en opgaaf van hetgeen& 1 der gevorderde prijzen. wordt aan- u besteed S Het bouwen van . .. of Levering van ' : 1 . 1 i benoodigdheden I ! voor r | I' r Het eerste perceel, bevattende de artikelen als: a pikol ƒ f b Pond " | 100 | stuks ,, „ ei ::i [■;: e paar j >• » enz. 1-7- ' I .1.1,1 1 Zie, wat betreft de toelichtingen op het model verbaal, hierachter. hèt werk De minste vordering voor^ ievering van benoodigdheden bedraagt (i) eene som van , waarvoor is ingeschreven door hetonderwerpelijk , aan wien ^ onderwerpelijke ^rli_0p de gestelde voorwaarden en ingeschre- leverantie --ven betaling definitief — worcjt toegewezen. voorloopig onder naderegoedkeuring En is dit proces-verbaal, na te zijn voorgelezen, onderteekend door , van beroep , wonende te , kiezende algemeen en onveranderlijk domicilie te , , van beroep , wonende te , kiezende algemeen en onveranderlijk domicilie te , . van beroep , wonende te , kiezende algemeen en onveranderlijk domicilie te , allen aan mij bekend. Die verklaarden zich overeenkomstig het dienaangaande reeds bij het inschrijvingsbiljet bekend gestelde hoofdelijk te verbinden, de eerstgenoemden als borgen, voor de nakoming van de verbintenis, welke blijkens dit proces-verbaal is aangegaan, en zulks door de borgen onder afstanddoening van de bij de wet aan borgen toegekende voorrechten van uitwinning en schuldsplitsing. De aannemer. De borgen, De beambten, die bij de aanbesteding zijn werkzaam geweest, De ambtenaar of officier die de aanbesteding gehouden heeft, Wordende wijders bekend gesteld: definitief dat de toewijzingvoorloopig onder nadere goedkeuring heeft plaats gehad, omdat dat het lot heeft beslist, aan wien van de twee minste inschrijvers de aanneming moet worden gelaten; dat de aanbesteding is gehouden door omdat daarin verhinderd werd wegens De beambten, die bij de De ambtenaar of officier, aanbesteding; werkzaam die de aanbesteding zijn geweest, gehouden heeft. TOELICHTINGEN OP HET MODEL PROCES-VERBAAL. a. Naam en kwaliteit van den ambtenaar of officier, die volgens gedane opdracht de aanbesteding houdt, of van dengene, die bij verhindering optreedt. b. Naam en kwaliteit van de beambten, die bij de aanbesteding werkzaam zijn. c. Opgaaf van den naam van het gebouw of het lokaal, waarin de aanbesteding gehouden wordt; bij voorbeeld: residentie-kantoor te in liet kantoor van den eerst aanwezeud officier der genie te enz., enz. d. Korte omschrijving van hetgeen wordt aanbesteed. e. In het officieel nieuwsblad, bij aanplakbiljet of bij rondgaande aankondiging, met vermelding van hunne dagteekening. ƒ. Hieronder volledig de voorwaarden in te vullen, die derhalve vooraf dienen te worden geschreven. (') g• Beschrijving van den staat, waarin de biljetten bij de opening der bus zijn aangetroffen, bij voorbeeld: „dat de biljetten behoorlijk gesloten zijn „en op de omslagen is bekend gesteld, dat het „inschrijvingsbiljetten zijn voorde onderwerpelijke (') Een explicatie van deze letter is te vinden in Bij bi. No. 2434, terwijl in plaats van geschreven, ook gedrukte voorwaarden kunnen worden gebezigd. „aanbesteding" - of wel „omschrijving der gebreken, die bevonden worden". Ij Bevinding der inschrijvingsbiljetten na de opening, bij voorbeeld: „dat de biljetten voldoen aan de „voorschriften, met uitzondering dat bij het biljet „van , van beroep „wonende te > „het certificaat van soliditeit van den aannemer „ontbreekt, „het certificaat van gegoedheid van de borgen „ontbreekt, „het biljet door den aannemer of de borgen niet „is geteekend, welke inschrijver alzoo niet als „mededinger is toegelaten"; of wel: „dat de voornamen van den inschrijver of van „de borgen niet voluit zijn geschreven, of dat "de dag en de datum, der aankondiging niet behoorlijk zijn vermeld, welke inschrijver evenwel lis toegelaten, omdat de bevondene gebreken geenen invloed op de waarde van de inschrijving uitoefenen." i. Indien het eene aanbesteding is voor de levering van verschillende artikelen in eet1 perceel, moeten hier worden ingevuld de woorden „blijkens bijgiuinde berekening". De berekening moet worden opgemaakt overeenkomstig model bijlage la. A. Verder moet in de hieronder te noemen gevallen in het proces-verbaal worden bekend gesteld, hetgeen achter ieder verondersteld geval is opgegeven, als. 1°. indien de aannemer en borgen niet bij de aanbesteding tegenwoordig zijn, of indien zij de onder- teekening weigeren: „zijnde dit proces-verbaal van aanbesteding „niet door den aannemer en zijne borgen geteekend, "omdat ze niet tegenwoordig zijn (of de onder„teekening geweigerd hebben); wordende nochtans „de verbintenis, onderwerpelijk geboren uit het „inschrijvingsbiljet en de toewijzing, als volkomen „tot stand gebracht aangemerkt;" i1) 2". indien de aannemer of borgen zijn Inlanders, of met dezen gelijkgestelde personen, en niet kunnen schrijven: „En is dit proces-verbaal, na te zijn voorgelezen, „onderteekend door , van beroep , wonende te , kiezende „i2i domicilie te , hebbende , „van beroep , wonende te , „kiezende domicilie te , en „van beroep , wonende te , „kiezende domicilie te , verklaard „niet te kunnen schrijven en dientengevolge geen „van beiden hunne handteekening onder dit stuk „geplaatst;" 3". indien Inlanders of met dezen gelijkgestelden aannemer en borgen zijn, die aan den aanbesteder niet bekend zijn, wordt in de plaats van „mij bekend" gesteld: „en het hoofd van „genaamd , door wien voor de identiteit van die personen wordt ingestaan;" 4°. indien de aannemer en de borgen niet zelf verschijnen, maar eenen gemachtigde zenden : „En is dit proces-verbaal, na te zijn voorgeleden, onderteekend door , van beroep , „wonende te , die in zijne hoedanigheid „van gemachtigde van , van beroep , „wonende te, , en van ('i Wanneer de borgen het proces-verbaal van aanbestedingniet onderteekenen, worden hunne namen, beroep en woonplaats in de ter zake te stellen verklaring toch vermeld, daar deze anders onbekend zouden blijven aan de Algemeene Rekenkamer, die van de inschrijvingsbiljetten geene inzage bekomt. (Bijbl. No. 2602). Zie ook Bijbl. No. 4819. (2) Waar vermeld is: „kiezende domicilie", steeds te lezen ,kiezende algemeen en onveranderlijk domicilie". „van beroep . wonende te , „en van , van beroep „wonende te , blijkens de overgelegde „akten gepasseerd te , op den „onder nummer , voor , „en te , op den , „onder nummer , voor , „verklaarde, dat , van beroep „wonende te , kiezende domicilie te „en , van beroep , wonende „te , kiezende domicilie te „en , van beroep , wonende „te , kiezende domicilie te , „zich overeenkomstig het dienaangaande reeds bij „het inschrijvingsbiljet, enz. enz., (zie verder dit „gedeelte van het model proces-verbaal);" 5°. indien de aannemer zakelijke zekerheid geeft „En is dit proces-verbaal, na te zijn voorgeleden, onderteekend door . van beroep „wonende te , kiezende algemeen en „onveranderlijk domicilie te aan mij bekend; „die verklaarde, zich overeenkomstig dienaangaande reeds bij het inschrijvingsbiljet bekend „gestelde, te verbinden als aannemer voor de nakoming van de verbintenis, welke blijkens het „proces-verbaal is ingegaan". (') (') Lees: „aangegaan' Mode^l BIJLAGE La. A. Behoorende bij het proces-verbaal van aanbesteding van den gehouden te , voor de levering van verschillende benoodigdheden voor BEREKENING van het geldelijk bedrag der perceelsgewijze leverantiën, volgens de prijzen waarvoor is ingeschreven, en de als benoodigd geraamde hoeveelheden. Omschrijving van & |&gc- Namen dcr '"schrijvers en opgaaf der ingeschrevene prijzen. I izH hetgeen is ~ o» j o c 1 1 r~ ' I . aanbesteed. f | | g Per Totaal Per Totaal Peri Totaal j Per | Totaal | Per Totaal - I < M i lleit|. I bedras- heid. bedrag. lleid j bedrag. hejd bedrag, j ^ bedrag Levering van verschillende benoodigdheden, voor l het eerste tierceel, bevattende de artikelen • Pikol \f f i , i pond „ ' f r- 100 st. a. e| - » «■ paar | enz. enz. j" •• j Totaalbedrag! | \r \ \f ~ " | j* ~. , den De Model B IJ L A Q F; La. B. Behoorende bij liet proces-verbaal van aanbesteding van den van de levering van verschillende benoodigdheden voor gehouden te VERGEL IJ KENDE STAAT Totaal Verschil tusschen het .. . ™-'Van Totaal van het bedrag volgens v„|'„ensde Kevorderdevoori908en Omschruvin0' het bedrag .. -VI 11„ de gemiddelde betaling «evorderd de aanneillingsprijzen van ' over de drie genoemde a,evorueru s i j , betaling [ ,qns loïk „„ 1007 Tnpl cht npen van hetgeen is door den I overdege- )aren 19°5',J0b en IJU7 i oencniingen. minsten noemde aanbesteed. 1905. 1906. 1907. Meer- Minder. "° r j ! en 1907. : | Levering van verschillende benoodigdheden voor het eerste perceel ƒ l I , den St. 1860 No. 3. Artt. 26, 28, 32, 33, 34 en 43. rüe orgineelen (minuten) en de afschriften der processen-verbaal van aanbesteding moeten een afdruksel dragen: van het zegel of cachet van den aanbesteder; daarmede moeten tevens alle stukken worden aaneengehecht. De processen-verbaal moeten leesbaar, in onafgebroken samenhang, zonder verkortingen, witte vakken of tusschenruimte worden geschreven, tenzij voor sommigen door eenige autoriteit yastgestelde gedrukte formulieren mochten bestaan. De noodzakelijk opengebleven onbeschreven vakken iiï het lichaam van het proces-verbaal moeten vóór de onderteekening door een of meer duidelijke inktstrepen voor verdere beschrijving onbruikbaar worden gemaakt. Alle getallen, ter bepaling van de hoeveelheid of hoegrootheid der zaken, welke in het proces-verbaal (niet in de daarbij behoorende Tabel) vermeld worden, alsmede de dagteekeningen, moeten in schrijfletters worden uitgedrukt, doch kunnen door cijfers worden herhaald of voorafgegaan. Alle veranderingen en bijvoegingen, die in het procesverbaal noodig geoordeeld worden, moeten op den kant geschreven en door alle personen, die het procesverbaal geteekend hebben, onderteekend of gewaarmerkt worden. Ingeval de verandering of bijvoeging te wijdloopig is, om op den kant van het proces-verbaal te worden bijgeschreven, wordt zij achteraan, doch vóór het slot geplaatst, en daarbij de bladzijde en de regels waartoe ze behoort, aangeduid. In de processen-verbaal en in de bovenbedoelde veranderingen of bijvoegingen mag geene overschrijving, tusschenvoeging of bijvoeging van woorden of letters plaats hebben. Indien doorhalingen van woorden of letters in een proces-verbaal noodig mochten zijn, moet zulks met een dunne streep geschieden, zoodanig dat leesbaar blijft wat er gestaan heeft. Het getal der doorgehaalde woorden moet op den kant van het proces-verbaal opgegeven en de doorhaling door alle onderteeker.aars goedgekeurd worden. Ingeval van uitlating of verandering en in de plaatsstelling van het goedgekeurd doorgestreepte, zal dit bij wijjze van renvooi of apostil evenzeer op den kant moeten geschieden en ook daarvan het getal woorden worden goedgekeurd. Verder valt nog op te merken. Van elke aanbesteding, ook al wordt zij tweeledig gehouden (d. i. voor twee verschillende tijdvakken), wordt slechts één proces-verbaal opgemaakt. In de authentieke afschriften van het verbaal worden in den tekst opgenomen alle in de minuut van dat stuk, door renvooien gebrachte wijzigingen. De op den kant van den tekst der minuut voorkomende renvooien worden dus niet op dezelfde wijze in de afschriften overgenomen. In de beide authentieke afschriften wordt vermeld: „Voor de minuut van dit verbaal-^—gebruikt . . . „zegel(s) ter waarde van ƒ „De ambtenaar of officier, die de aanbesteding gehouden heeft."; (handteekening). De beide afschriften worden voor: „authentiek afschrift" onderteekend door den ambtenaar of officier, die de aanbesteding gehouden heeft (zonder vermelding van rang, titel of betrekking). Na de woorden: „voor authentiek afschrift' wordt het volgende gesteld: lste bij definitieve toewijzing op het ééne schrift: „bestemd vaor de Regeering"; en op het andere: bestemd voor den aannemer"; 2de bij voorloopige toewijzing, en op het ééne afschrift: „ingeval van goedkeuring der voorloopige toewijzing, „bestemd voor de Regeering"; en op liet andere: „ingeval van goedkeuring der voorloopige toewij „zing, bestemd voor den aannemer '. In liet hoofd van het proces-verbaal na de vermelding dei personen, bedoeld in de toelichting b op het model en vóór de woorden : „liet publiek enz." behoort c. q. te worden opgenomen : ,en bijgestaan door de in artikel 12 der ambtelijke „voorschriften bedoelde hoofden," (Zie ter zake ook Bijbl. No. 35351. Bijaldien deze personen, voor wier tegenwoordigheid vooraf de tusschenkomst van het civiel bestuur wordt ingeroepen, niet zijn verschenen, wordt zulks aan het slot van het verbaal vermelden daarin volgenderwijze aangeteekend : "Bij deze aanbesteding -niet tegenwoordig geweest ïict hoofd , de hoofden „die, ofschoon zulks was verzocht, niet 's verschenen" In het toewijzingsformulier, aan het slot van het proces-verbaal, wordt de levering, het werk of het transpoi t wedei geheel omschreven als in den aanvang van hel verbaal, doch wat betreft het tijvak van levering enz. alleen voor dat waarvoor de toewijzing geschiedt. Het verbaal behoort niet te worden geteekend door de bij artikel 12 der ambtelijke voorschriften bedoelde hoofden. Bij eene mislukte aanbesteding kan worden volstaan met de inzending van een afschrift der minuut van het proces-verbaal en c. q, van de bijlagen, behoorende in dat ge>al geene authentieke afschriften van het verbaal te worden opgemaakt. Na afloop der aanbesteding en opmaking en ondertekening van het proces-verbaal mogen daarin geene wijzigingen worden gebracht. De bijlagen A. en B. behoorende bij het proces-verbaal van aanbesteding, worden onderteekend door den ambtenaar of officier, die de aanbesteding gehouden heeft. De afschriften der bijlagen A. en B„ welke bij eï& authentieke afschriften van het proces-verbaal worden overgelegd, worden evenzeer — doch „voor authentiek afschrift" geteekend onmiddellijk onder de afsluiting op de minuten voorkomende, en waaronder woidt gesteld. (w. "De "ambtenaar of officier, die de aanbesteding gehouden heeft." PERSONEN, uitgesloten van de mededinging bij aanbestedingen ten behoeve van den Lande, zoomede van het borgstellen voor aannemers. Jaargang en Uitgesloten bij nummer van het NAMEN. het Gouv. besl officieel nieuwsblad waarin de van uitsluiting is — . vermeld. Go Tiok Swie . . . 1 , Go Siong Swie . j 29 Juli 1893 no. 29. 1893 61 .K.wee Liang Ping (1) . 4 Juni 1885 „ 19. 1885 45 [41 Liauw G.ok Seng (l) . 18 April 1882 „ 6. 1882 I 32121 Lie 1 jiem Kee (1) . . 25 Sept. 1878 „ 48. 1878 78 T31 Liem Joe Liang ... 18 Juni 1890 „ 2. _ Lie Eng Tek . . . 28Aug. 1889,, 2. i — _ 0"g„Sln Koei (1). . . 18 April 1882 „ 6. 1882 32121 Oh Tjay Lin (1) . . 17 Dec. 1901 „ 35. 1901 ,n, [fil Pare W K E. A (1). . 5 Feb. 1880 „ 10. 1880 [ 1 Tan Eng San (1) . . 1 io . 11 Tan Eng Tjoen (1) . . | April 1882,, 6. 1882 32 [2] Tan Tjong Liem (1) . . 25 Sept. 1878 „ 48. 1878 7a " Tan Koeij Tjaij (1) . . ) 'ö ÏSÏSW»: : j,3Dec '885.' «• w» .00 pi Tan Bie Tjiang ... 5 Juli 1889 „ 21. 1889 TanK.mSoan 23 Sept. 1892 „ 18. 1892 nn r*i Oei] Boen Soeij (1), . j »u pj Oeij Boen Hoeij (1). . 20 Sept. 1911 „ 46. 1911 77 Oei] Boen Som (1) . , | " [1] Zijn ook uitgesloten van de mededinging bij verpachtingen en inschrijvingen van landswege, zoomede van de borgstelling' daarbij vereischt. s [2] Zoolang niet is aangezuiverd eene schuld aan den Lande wegens wanlevering van benoodigdheden voor de gevangenis en het beri-beri hospitaal te Buitenzorg. [3] Zoolang niet is aangezuiverd de achterstand eener onium pacht. y [4] Zoolang niet is aangezuiverd eene schuld aan den Lande ontstaan uit de ontbinding in 1875 van een met den Chinees 1 an ljing Hwat gesloten overeenkomst voor de levering van rundvleesch ten behoeve van het dep. van Oorlog. [5] Zoolang niet is voldaan aan de verplichting tot schadeloossteümg van de eigenaren der bij den op 15 November j Batidoeng gewoed hebbenden brand verloren gegane pandgoederen. e [6] Zoolang niet is voldaan aan zijne verplichtingen ten opzichte van de hem afgestane pacht van het recht tot het houden van po- en topho- en andere spelen in het gouv. Sum. Westkust, van 1 Maart 1899 tot en met ultimo Dec. 1900. Deel II. 7 TOELICHTINGEN BIJ ENKELE ARTIKELEN VAN HET REGLEMENT OP HET HOUDEN VAN AANBESTEDINGEN. ARTIKEL 1. Bijbl. No. 2336. Gemis van aannemers van gouvernementswerken ter plaatse der aanbestedingen is geen motief tot afwijking van artikel 38 der I. C. W- G. B. van 3 Sept. 1877 No. 7. Voor alle aanbestedingen ten behoeve van 's Lands dienst welke te Padang worden gehouden, is eveneens aankondiging in het officieel nieuwsblad voorgeschreven. G. B. van 3 Aug. 1875 No. 11. De Hoofden der departementen van algemeen bestuur zijn uitgenoodigd, om bij het houden van belangrijke aanbestedingen, waarbij concurrentie uit Padang denkbaar is, er voor te zorgen, dat ook de aldaar gevestigde handel daarvan tijdig mededeeling ontvangt. Bijbl. No. 4773. Voor de aankondiging van aanbestedingen, waarbij mededinging van in Nederland gevestigde gegadigden, wordt verwacht of wenschelijk geacht, behooren de regelen te worden gevolgd opgenomen in Bijbl.No. 4773. ARTIKEL 5. Bijbl. No. 2638. Ook vennootschappen kunnen als borgen optreden. Bijbl. No. 5013. Omtrent het onderzoek naar de bevoegdheid van besturen van naamlooze vennootschappen om deze als borg te verbinden. ARTIKEL 6. Bijbl. No. 2374. Onderteekening der verklaring van waarborg of gegoedheid afgegeven krachtens artikel 6 van het R. A Bijbl. No. 2644. Verbindbaarheid der verklaring van waarborg en gegoedheid. Bijbl. No. 2939. Bij het afgeven van bewijzen van waarborg en gegoedheid moet nauwgezetheid worden betracht Bijbl. No. 4270. Verklaringen van waarborg en gegoedheid kunnen slechts wegens gebreken in den vorm als ongeldig terzijde worden gelegd. Bijbl. No. 4844. Reden der verhindering van een bestuurshoofd om de verklaring van waarborg en gegoedheid zelf te teekenen, behoeft niet te worden vermeld. Bijbl. No. 5139. Onder Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur bedoeld in de 2e alinea van artikel 6 van het A. R moet worden verstaan: het Hoofd va , gewestelijk of plaatselijk bestuur van het gewest of de afdeeling, waarin de inschrijver of zijne borgen gevestigd zijn ' (Zie ook bijbl. No. 2644). Miss. G. S. van 18 Juli 1906 No. 2070. Op verzoeken van aannemers om vervanging van een of meer hunner borgen kan door de Departemens■chefs worden beschikt. ARTIKEL 7. Bijbl. No. 4271. Toepassing van het voorschrift dat voor elk werk transport of perceel van levering, dat afzonderlijk kan worden toegewezen, een afzonderlijk inschrijvingsbiliet wordt ingediend. ARTIKEL 8. Bijbl. No. 2804. Het ontbreken der opgave van de woonplaats der borgen in de verklaring van gegoedheid doet het inschrijvingsbiljet niet ongeldig zijn. — 100 — Bijbl. No. 3056. Herstel staande de aanbesteding van door inschrijvers in hunne biljetten begane verzuimen is niet toegelaten. Bijbl. No. 3108. Handteekeningen van Inlanders en daarmede gelijkgestelden op inschrijvingsbiljetten bij openbare aanbestedingen behoeven niet te worden gelegaliseerd. Bijbl. No. 3154. Notarieele afschriften van contracten zijn onnoodig wanneer aan partijen een grosse is uitgereikt. Bijbl. No. 4202. Behandeling van een geval dat een andere domicilie in het inschrijvingsbiljet was gekozen dan in de voorwaarden was omschreven, terwijl het biljet was aangenomen. De exploiten zijn rechtsgeldig geschied aan de gekozen domicilie. Bijbl. No. 4272. Veranderingen in inschrijvingsbiljetten moeten zoowel door den inschrijver als zijne eventueele borgen zijn gewaarmerkt op straffe van ongeldig verklaring. Bijbl. No. 4681. Een inschrijvingsbiljet dat een onjuiste datum draagt is daarom niet ongeldig. Bijbl. No. 4682. Een inschrijvingsbiljet waar elders domicilie is gekozen dan in de voorwaarden is bepaald is ongeldig. Bijbl. No. 5247. De omstandigheid dat in een inschrijvingsbiljet de prijzen, waarvoor is ingeschreven, wèl in cijfers, maar niet tevens in schrijfletters zijn vermeld, is geen reden tot ongeldigverklaring. Bijbl. No. 5537. Onvolledige domiciliekeuze is geen reden tot ongeldigverklaring van het inschrijvingsbiljet. Bijbl. No. 7343. Inschrijvingsbiljetten, welke bij eene aanbesteding als geldig zijn aangenomen, moeten als zoodanig slechts beschouwd worden, voorzoover zij aan de wettelijke eischen voldoen. In verband hiermede wordt Bijblad No. 5103 ingetrokken. Miss. G. S. dd. 13 September 1884 No. 223c. Indien in een inschrijvingsbiljet de domiciliekeuze geheel of gedeeltelijk ontbreekt, is dit geen reden tot ongeldigverklaring van het betrekkelijk biljet. Miss. Q. S. dd. 6 October 1885 No. 1551. De bevoegdheid van den aanbesteder om een inschrijvingsbiljet, waarbij voor een of meer artikelen is ingeschreven, hooger dan 25 % van den marktprijs of prijzen of bekende waarde(n) ongeldig te verklaren, heeft ten doel om te voorkomen dat het Gouvernement door speculatieve inschrijvingen gebaseerd op onjuiste ramingen nadeel zou lijden en van die bevoegdheid behoeft derhalve geen gebruik te worden gemaakt indien aan de juistheid der ramingen niet te twijfelen valt. ARTIKEL 10. Bijbl. No. 3164. Tegen overdracht van contracten bestaat nimmer bezwaar indien de cessionaris de vereischten bezit om als aannemer op te treden. Miss. G. S. van 23 Sept. 1888 No. 18146. Contracten van cessie moeten bij notarieele akte worden aangegaan. Bijbl. No. 206. Verzoekschriften, betrekking hebbende op contracten of akten waarvoor borgen bestaan, moeten ook door de borgen zijn onderteekend. ARTIKEL 12. Bijbl. No. 3201. Aan artikel 12 van het A. R. moet stipt de hand worden gehouden. ARTIKEL 13. Bijbl. No. 2710. Bevoegdheid van de Hoofden van algemeen bestuur tot toepassing van artikel 38 der I. C. W. in verband met artikel 1 Lr. F. ten 2e van Staatsblad 1873 No. /3. Bijbl. No. 2803. Het Gouvernement is door de definitieve toewijzing tegenover den aannemer niet verbonden wanneer de aanbesteder zijne bevoegdheid is te buiten gegaan. Bijbl. No. 3304. De laagste inschrijver bij een openbare aanbesteding, wiens stukken in orde zijn, heeft recht op toewijzing. Bijbl. No. 3773 en Miss. G. S. van 5 Dec. 1887 No. 1902. Onderhandsche contracten worden als regel bij notarieele akte aangegaan. Bijbl. No. 4422. Verduidelijking van Bijblad No. 3773, betreffende den vorm, waarin Gouvernements contracten moeten worden verleden. Bijbl. No. 3814. Over het uitlokken van onderhandsche aanbiedingen na afloop van openbare aanbestedingen. Bijbl. No. 4033. De Regeering blijft het in het algemeen wenschelijk achten, dat bij onderhandsche aannemingen borgen worden gesteld; als een bepaald vereischte in alle gevallen wenscht zij zulks niet aangemerkt te zien. Voor dat men er toe overgaat met een bepaald persoon te contracteeren, heeft men zich overtuigd van zijne soliditeit, van de waarborgen, die hij oplevert en heeft men kunnen beoordeelen, of het noodig is borgen te laten stellen. Bijbl. No. 3304. en 4976. In gevallen, dat voorloopig is toegewezen, doch de aanbesteder tot definitieve toewijzing bevoegd was, moet de goedkeuring toch steeds worden onderworpen aan de autoriteit aan wie de goedkeuring is opgedragen. Bijbl. No. 5513. Zegelrecht voor contracten van onderhandsche aanbesteding voor 's Lands rekening, waaraan geen openbare mededinging is voorafgegaan. Miss. Q. S. dd. 19 September 1895 No. 1960. Indien bij een aanbesteding voor minder dan 50 °/0 van den bekenden marktprijs of prijzen of bekende waarde(n) wordt ingeschreven en voorloopig is toegewezen moeten de ramingen worden herzien vóór dat de goedkeuring der voorloopige toewijzing plaats heeft. ARTIKEL 14. Bijbl. No. 4747. Over de toepassing der loting bedoeld bij art. 14 van het R. A. ARTIKEL 15. Bijbl. No. 2507. Authentieke afschriften van processen-verbaal van aanbesteding mogen niet van omslagzegel worden voorzien. Bijbl. No. 2529. Model der verklaring, gevorderd bij restitutie van zegelgelden ingeval een voorloopige toewijzing niet wordt goedgekeurd. Bijbl. No. 4220 en 4525. Restitutie van te veel betaalde zegelgelden indien de voorloopige toewijzing eener openbare aanbesteding niet wordt goedgekeurd. Bijbl. No. 4454. Vermelding van het zegelrecht, dat voor de minuten der processen-verbaal van aanbesteding voor 's lands rekening is voldaan, op de voor den administratieven dienst bestemde afschriften dier processen-verbaal. Herstelling der abuizen in de berekening van bedoeld zegelrecht. Bijbl. No. 4542. Op geschriften, die zijn vrij gesteld van zegelrecht moet de reden der vrijstelling worden vermeld. Bijbl. No. 4455. De voor het Gouvernement bestemde authentieke afschriften van processen-verbaal van aanbesteding zijn vrij van zegel. Bijbl. No. 4743. Nazegeling is niet toegelaten zonder betaling der c. q. verbeurde boeten. Bijbl. No. 4746. Bijvoegingen en doorhalingen in authentieke afschriften van processen-verbaal van aanbesteding behoeven alleen door den aanbesteder te worden gewaarmerkt. Bijbl. No. 5665. Opmaking van akten bij cessie van overeenkomsten van aanneming of bij vervanging van borgen voor de nakoming van zoodanige overeenkomsten. PROCES-VERBAAL. Bijbl. No. 2434. Explicatie van Lr. f der toelichtingen op het model proces-verbaal Lr. C. behoorende bij het A.R. Bijbl. No. 2602. In de processen-verbaal van aanbesteding moeten de namen, kwaliteiten en woonplaatsen van afwezige borgen worden vermeld. Bijbl. No. 4819. Vermelding van naam, kwaliteit en woonplaats in processen-verbaal van aanbesteding van borgen, ook indien ze tegenwoordig zijn. G. B. van 7 Sept. 1883 No. 28. Eene gedane voorloopige toewijzing goedgekeurd onder voorwaarde dat binnen acht dagen een onderhandsche akte ter zake van de onderwerpelijke aanneming zou worden opgemaakt, omdat het proces-verbaal niet was onderteekend door den aanbesteder, die inmiddels overleden was. AMBTELIJKE VOORSCHRIFTEN, in acht te nemen bij de toepassing van het reglement op het houden van aanbestedingen ten behoeve van 's Lands dienst in Nederlandsch=Indië. (Bijbl. No. 2300, gewijzigd en aangevuld bij de Bijbl. Nos. 2658, 3037, 3841, 4340, 4621, 5843, 5908, 6164 en 7555). ARTIKEL 1. Alle werken, leverantiën en transporten, benoodigd ten behoeve van 's Lands dienst, worden in het openbaar aanbesteed, ten ware door den GouverneurGeneraal afwijking van dien regel is toegestaan. ARTIKEL 2. De betrokken ambtenaren of officieren doen, zooveel noodig onder aanbieding der concept-voorwaarden en aankondiging, voorstellen tot het houden der aanbestedingen. Indien tijdens de werking der loopende of geëindigde overeenkomst de ondervinding gebreken in de voorwaarden heeft doen kennen, nemen zij bij de voorstellen tot weder aanbesteding de noodig geachte wijzigingen op. ARTIKEL 3. De aankondigingen bevatten kort, zakelijk en duidelijk : 1°. door wien, waar en wat, alsmede den dag en het uur, waarop aanbesteed wordt; 2°. de plaats of plaatsen, waar de voorwaarden en, voor zoover die er zijn, de stukken, vermeld onder a, b en c van art. 11 dezer voorschriften, ter lezing liggen, en nadere aanwijzingen of inlichtingen te verkrijgen zijn ; 3°. bij wien de inschrijvingsbiljetten moeten worden ingediend; en 4°. hetgeen voor het werk is begroot, of hoeveel de geraamde aannemingssom in het voorafgaande contracts-tijdvak beloopen heeft, dan wel hoeveel gedurende het laatste jaar voor de leverantie of het transport buiten aanbesteding is uitgegeven. ARTIKEL 4. De voorwaarden omschrijven en bepalen; a. het werk, het transport of de leverantie; of de aanbesteding plaats heeft in één perceel of in meer, en hoeveel perceelen; waaruit ieder perceel bestaat en de hoedanigheid der artikelen. Waar dit noodig is, worden ook de begrootingen, plannen en teekeningen overgelegd; b. of geleverd of overgevoerd moeten worden bepaalde hoeveelheden, of wel begroote behoeften. In het laatste geval wordt steeds bedongen de levering of overvoer van hetgeen blijken zal benoodigd of aanwezig te zijn; c. de plaats en de tijdstippen van levering. (') Zooveel mogelijk moet bepaald worden, dat de levering rechtstreeks aan den verbruiker geschiedt; d. het toezicht en de keuring; e. of er al dan niet, en hoeveel, spillage wordt toegekend; (2) f. dat de schepen en vaartuigen moeten zijn in zee- (') De aanbestedingen worden in den regel gehóuden ter plaatse van uitvoering der aanneming. Is te dier plaatse geen concurrentie te verwachten, dan kan eene andere plaats door het Hoofd van het Departement daartoe worden aangewezen. Wordt op meer dan eene plaats concurrentie verwacht, den kan de aanbesteding te gelijker tijd op die plaatsen worden gehouden. . (2) Het spillage reglement is opgenomen in bijbl. 1678, (zie aldaar). waardige» en verzekerbaren staat, met opgaaf van de wijze, waarop het bewijs daarvan geleverd moet worden; g. den tijd van uitvoering of van duur der overeenkomst; h. waar, binnen weike termijnen of op welke tijdstippen de betaling zal geschieden en dat deze zal plaats vinden in het wettig betaalmiddel; i. het overleggen bij de rekeningen van de vereischte en voorgeschreven bewijzen of afgegeven voor origineel. De rekeningen, waartoe bij voorkeur gedrukte formulieren te bezigen zijn, worden ingericht naar een bij de voorwaarden van aanbesteding over te leggen model, waarop zooveel mogelijk dient te worden aangegeven wat op de rekeningen moet voorkomen, als verklaringen, visa, enz. k. de wijze van betaling, hetzij dadelijk tot het volle bedrag der rekening, dan wel voorloopig slechts tot hoogstens vier vijfde gedeelten van dat bedrag, met inachtneming van ter zake bestaande voorschriften. (') /. de boeten en schadelijke gevolgen van het niet nakomen der verbintenis door den aannemer. Bij de bepaling der boete zal, met het oog op het beginsel, in art. 1307 van het Burgerlijk Wetboek uitgesproken, worden acht gegeven, dat zij in eene juiste en billijke verhouding sta tot het geldswaardig bedrag der aanneming; dat zij zoo mogelijk in procenten van dat bedrag worde uitgedrukt; en dat zij niet onbepaald doorloope, maar tot een zekeren termijn van wanlevering bepaald zij. (Bijbl. No. 2658). m. dat de aannemer of zijn gemachtigde en de borgen algemeen en onveranderlijk domicilie moeten kiezen op de plaats van aanbesteding of uitvoering der ) Zie Bijbl. No. 7284 (opgenomen bij I C. W.j aanneming, tenzij het noodig is daaromtrent eenig ander beding te maken; m1. ten opzichte van aanbestedingen, waarvan de voorwaarden in Nederland worden bekend gemaakt, dat de in Nederland woonachtige inschrijvers als borgen kunnen stellen personen, die in Nederland woonachtig zijn. n. dat, indien de aannemer zich op overmacht of toeval beroept, hij het bestaan daarvan moet bewijzen; o. dat de aannemers of leveranciers geen aanspraak hebben op interessen ter zake van mogelijke vertraging in de voldoening hunner vorderingen (art. 48 der wet van 23 April 1864 Ind. Stbl. 1895 No. 225). p. dat bij de aanbestedingen de bepalingen van het reglement op het houden van aanbestedingen zullen worden in acht genomen; q. alle zoodanige andere bepalingen als de aard van de zaak, waarover de aanbesteding loopt, medebrengt. r. of de inschrijver persoonlijke of zakelijke zekerheid heeft te stellen, in het laatste geval welke en tot welk bedrag, dan wel of hem de keus wordt gelaten tusschen beide soorten van zekerheidsstelling, of dat geenerlei zekerheid behoeft te worden gesteld. Van de voorwaarden van aanbesteding van belangrijke leveringen, transporten en andere aannemingen, waarbij veelzijdige concurrentie kan worden verwacht, wordt op daartoe door of van wege het Hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur, dan wel den Hoofdinspecteur der S.S. op Java, ieder binnen zijnen werkkring, telkens speciaal te geven last, na vaststelling en goedkeuring dier voorwaarden zoo spoedig mogelijk een voldoend aantal gedrukte exemplaren gezonden aan de Kamers van Koophandel en Nijverheid in Nederlandsch-Indië, om door die colleges voor het publiek ter lezing te worden gelegd daar, waar zij dit voor belanghebbenden het meest wenschelijk achten. (Bijbl. No. 7555.) Ingeval de rechtstreeksche bekendmaking der bovenbedoelde voorwaarden ook nuttig voorkomt op plaatsen, waar geen Kamers van Koophandel en nijverheid gevestigd zijn, worden de tot dat doel gedrukte exemplaren gezonden aan het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur, door wien alsdan de verspreiding op de meest doelmatige wijze wordt geregeld. In de voorwaarden van aanbesteding voor de leverantiën en verrichtingen, bedoeld 1 a. k wordt het voorbehoud opgenomen, dat dadelijk betaling der vorderingen geschiedt, onverminderd de-verplichting van den aannemer om, ingeval bij de naziening aan de departementen van algemeen bestuur of bij het onderzoek door de Algemeene Rekenkamer bedenkingen mochten rijzen aangaande het bedrag der vordering, dan wel de voor de uitbetaling ingevolge de bepalingen gevorderde bescheiden, op eerste aanvraag aan die bedenkingen gevolg te geven en c. q. het te veel genotene terug te storten. ARTIKEL 5. De duur der overeenkomst wordt bepaald: a. voor bouwwerken en de huur van schepen voor eenen tijd, die noodig wordt geacht voor de uitvoering van het werk of het transport; b. voor de levering van artikelen en van transporten van producten zout, enz. voor den tijd van één tot drie jaren, en c. voor transporten, waarvoor kostbare of uitgebreide middelen moeten worden aangeschaft, voor een in evenredigheid langer tijdvak. ARTIKEL 6. Nieuw ontworpen voorwaarden van aanbestedingof die, waarin belangrijke veranderingen worden gebracht, worden der Regeering ter goedkeuring aangeboden door tusschenkomst van de Algemeene Rekenkamer. De verschillende omschrijvingen van het technisch gedeelte in overeenkomsten betreffende bouwwerken worden niet gerekend onder de in dit artikel bedoelde veranderingen. ARTIKEL 7. Het benoodigde wordt met de meeste nauwkeurigheid berekend en begroot. Bij de aanbieding der voorwaarden van aanbesteding wordt opgegeven, volgens welke berekening de geraamde cijfers zijn verkregen. Indien geen verandering te voorzien is in hetgeen de behoefte heeft bepaald, worden de cijfers van hetgeen in het laatste jaar is benoodigd geweest tot grondslag van berekening genomen. Ingeval zoodanige verandering wel aangenomen kan worden, worden de gronden, die daartoe aanleiding geven, bekend gesteld en dienovereenkomstig de berekening gewijzigd. Wanneer doorgaande wisselingen in de behoefte bestaan, wordt tot grondslag van berekening genomen het gemiddelde van hetgeen in de laatste drie jaren is benoodigd geweest. ARTIKEL 8. Bij de voorwaarden van aanbesteding wordt overgelegd een vergelijkende staat van de ramingen en de werkelijke behoeften in het laatste jaar, met opgave bij doorgaande vermeerdering of vermindering tfan het gemiddelde verbruik in de drie laatste jaren. Wanneer aanmerkelijke verschillen bestaan, worden de vermoedelijke oorzaken daarvan opgegeven. ARTIKEL 9. Voorschotten worden in den regel niet gegeven. Indien in bijzondere omstandigheden voorschot volstrekt noodig is, geschiedt de terugbetaling door evenredige inhoudingen op de rekeningen, en moeten deze zooveel mogelijk zoodanig worden geregeld, dat de terugbetaling is afgeloopen met het einde van het dienstjaar. ARTIKEL 10. De voor de uitvoering van werken of leverantiën benoodigde artikelen, die bij 's Lands magazijnen of stapelplaatsen voorhanden zijn en gemist kunnen worden, kunnen aan de aannemers worden afgestaan en vei kocht. Deze artikelen worden in de voorwaarden van aanbesteding duidelijk omschreven, met opgave van de voorwaarden, waarop de afstand of verkoop zal plaats hebben. Indien van het aan te besteden werk of de leverantie eene begrooting van kosten moet worden opgemaakt, wordt de geldswaarde der uit den landsvoorraad af te stane artikelen daarbij opgebracht. ARTIKEL 11. De aanbestedingen worden tijdig en geruimen tijd voor den ingang der aanneming aangekondigd en gehouden. Behalve de voorwaarden der aanbesteding, worden ter lezing en kennisneming van belanghebbenden gelegd ter plaatse in de aankondiging aangewezen, en zulks naar mate den aard der aanbesteding dit medebrengt en de gegevens voor het een of ander aanwezig zijn : a. de geheel ingevulde begrootingen van kosten, de bestekken, plans en profielen der bouwwerken; b. de aantooning van hetgeen gemiddeld gedurende de laatste drie jaren, of, waar dit niet kan worden nagegaan, gedurende het laatste jaar is betaald; c. de opgaaf der marktprijzen, of, wanneer deze niet bekend zijn, die der aangenomen bekende waarde van de artikelen, vermeerderd met 15 procent. (') De tijdstippen, waarop : le. de voorwaarden en voorstellen betreffende te houden aanbestedingen aan de hierondergenoemde autoriteiten moeten worden ingediend; 2e. de aanbestedingen moeten plaats hebben; worden vastgesteld door de Chefs der departementen dan wel voor zooveel betreft aanbestedingen ten behoeve van den dienst der Staatsspoorwegen op Java door den Hoofdinspecteur der Spoor- en Tramwegdiensten, Chef van dien dienst. (Bijbl. No. 7555). Voor nieuwe bouwwerken, verbeteringen en vernieuwingen hebben de aanbestedingen plaats nadat de begrooting, waarop de uitgaaf is gebracht, of waarbij op°de uitgaaf is gerekend, is vastgesteld. Indien in buitengewone en spoedvereischende gevallen op Java de tijd eene aankondiging der aanbesteding in de Javasche Courant niet toelaat, wordt naar de hoofdplaatsen, waar mededinging te verwachten is, getelegrafeerd om de aanbesteding ook daar bij rondgaande advertentie bekend te maken. ARTIKEL 12. Indien mededinging van Inlanders of met dezen gelijkgestelden te verwachten is, laat de aanbesteder zich bijstaan door de hoofden dezer natiën. ARTIKEL 13.Het Hoofd van het gewestelijk of plaatselijk bestuur, (i) De marktprijzen behooren door den betrokken aanbesteder te worden vastgesteld in overleg met het Hoofd van plaatselijk bestuur, van wiens instemming met de opgegeven marktwaarden uit de betrekkelijke opgave moet blijken. i belast met het afgeven der verklaring, bedoeld in art. 6 van het reglement op het houden van aanbestedingen, overtuigt zich zooveel mogelijk van de waarborgen van hem, die tot mededinging wenscht toegelaten te worden en van de gegoedheid der personen, 'die als borgen worden aangewezen. (') ARTIKEL 13 a. Als zakelijke zekerheid, welke in sommige gevallen door den aannemer is te stellen, worden geëischt: a. het storten van het noodig geachte waarborgkapitaal in deposito, bij een daartoe aan te wijzen solied handelslichaam; b. het vestigen van eerste hypotheek op vastigheden ten behoeve van het Gouvernement. In dat geval wordt als waarborgsom aangenomen de helft van de waarde, die het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur ter plaatse, waar de panden gelegen zijn, daaraan meent te moeten toekennen, waarbij die bestuurshoofden zooveel mogelijk rekening hebben te houden met alle bekende factoren, als verkoopprijs, actueele waarde, aanslag in de verponding en — zoo noodig — ook met eene door deskundigen te houden schatting; c. effecten, welke bij de postpaarbank in N.-I. beleenbaar zijn. Ais zekerheid wordt niet meer dan 80 % der bekende koerswaarde aangenomen, terwijl als voorwaarde is te stellen, dat bij waardevermindering der gestelde zekerheid gedurende den loop der overeenkomst, meer zekerheid gesteld moet worden. Waar het betreft weinig beteekenende werken, leverantiën en transporten, waarvoor een openbare inschrijving op den voet van artikel 1 letter G van St. 1873 (') Zie hieromtrent, alsmede omtrent het voortdurend toezicht op aannemers en borgen Bijbl. No. 2939 en No. 4270 bij art. 6 R. A., en verder hierachter. Deel 11. 8 No. 73 geacht wordt geen voldoende waarborgen te geven, kan — ter beoordeeling van de ambtenaren, belast met de uitvoering van het aanbestedingsreglement — de eisch van zekerheidstelling worden losgelaten en wordt aan die ambtenaren overgelaten om genoegen te nemen met een gegoed verklaring van de inschrijvers, of ook deze niet te vorderen. ARTIKEL 14. Bij definitieve toewijzing reikt hij, die de aanbesteding gehouden heeft, aan den aannemer ten spoedigste het voor dezen bestemd afschrift an het procesverbaal uit; het andere afschrift doet hij onmiddellijk toekomen aan het Hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur dan wel, indien het eene aanbesteding geldt ten behoeve van den dienst der Staatsspoorwegen op Java, aan den Hoofdinspecteur der Spoor- en Tramwegdiensten, Chef van dien dienst, vergezeld van al de stukken tot de aanbesteding betrekkelijk. Het Hoofd van het departement van algemeen bestuur dan wel de evenbedoelde Hoofdinspecteur roept, zoo daartoe gronden bestaan, hem, die de aanbesteding heeft gehouden, ter verantwoording, en zendt het afschrift, voorzien van zijn visum, naar de Alge- meene Rekenkamer. De stukken worden, wanneer zij niet meer bij het Departement of het bureau van meergenoemden Hoofdinspecteur benoodigd, zijn teruggezonden. (Bijolad No. 7555). ARTIKEL 15. Bij voorloopige toewijzing zendt hij, die de aanbesteding gehouden heeft, de twee bij artikel 15 van liet reglement op het houden van aanbestedingen bedoelde afschriften onmiddellijk aan het Hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur, dan wel, indien het eene aanbesteding geldt ten behoeve van den dienst der Staatsspoorwegen op Java, aan den Hoofdinspecteur der Spoor- en Tramwegdiensten, Chef van dien dienst, vergezeld van alle tot de aanbesteding betrekkelijke stukken, en, onder mededeeling van al wat op de zaak betrekking heeft en aan de afdoening in 'sLands belang bevorderlijk kan zijn, van een bepaald voorstel('). Indien de goedkeuring wordt verleend, houdt het Hoofd van het departement van algemeen bestuur dan wel de evengenoemde Hoofdinspecteur daarvan aanteekening op de beide afschriften, en zendt daarvan een exemplaar aan de Algemeene Rekenkamer en het andere aan hem, die de aanbesteding heeft gehouden, die het, na op de minuut van het proces-verbaal te hebben gesteld: goedgekeurd bij beschikking van van den No. , onmiddellijk uitreikt aan den aannemer. Indien de goedkeuring niet wordt verleend, geeft het Hoofd van het departement van algemeen bestuur dan wel meerbedoelde Hoofdinspecteur, daarvan onmiddellijk kennis aan hem, die de aanbesteding heeft " gehouden, die daarvan den belanghebbende terstond mededeeling doet. (Bijbl. No. 7555.) ARTIKEL 16. Ingeval voorloopig onder nadere goedkeuring is toegewezen, kan met de leverantie op het transport, zoo die zonder schade geen uitstel kunnen lijden, worden aangevangen, maar wordt daarbij, zoo mogelijk, het beding gemaakt (2) dat hieruit geen recht voortspruit (') Bij eene mislukte aanbesteding kan worden volstaan met de inzending van een afscnrift der minuut van het procesverbaal en c q. van de bijlagen, behoevende in dat geval geen authemieke afschriften van het verbaal te worden opgemaakt. ( ) Dit zal steeds schriftelijk en op ze^el behooren te geschieden. tot doorgaande levering of doorgaand transport over den tijd van duur der aanneming. Bij weigering van die voorwaarde, tracht de betrokken ambtenaar of officier, vóór dat hij de leverantie of het transport doet aanvangen, op eene andere wijze voorloopig in de behoefte te voorzien. Met het tot stand brengen van nieuwe bouwwerken of de vernieuwing van werken, onder nadere goedkeuring toegewezen, wordt, indien er geen gevaar bij het uitstellen is, geen aanvang gemaakt vóór dat de beschikking op de aanbesteding is ontvangen. ARTIKEL 17. De uitslag van alle zoodanige aanbestedingen, die door middel van het officieel nieuwsblad of bij rondgaande advertentie zijn aangekondigd, wordt door de Hoofden der departementen van algemeen bestuur, dan wel voor zooveel betreft aanbestedingen ten behoeve van den dienst der Staatsspoorwegen op Java, door den Hoofdinspecteur der Spoor- en Tramwegdienst, Chef van dien dienst, door plaatsing in genoemd nieuwsblad, ter kennis gebracht van het algemeen. (Bijbl. No. 7555.) TOELICHTINGEN BIJ ENKELE ARTIKELEN VAN DE AMBTELIJKE VOORSCHRIFTEN ARTIKEL 1. Algemeene regelen voor de toepassing der 2e en 3e alinea van artikel 38 der Indische Comptabiliteitswet. Gouvernements Besluit d°. 20 April 1873. No. 14 (Staatsblad 1873 No. 73, zooals gewijzigd bij Staatsblad 1874 No. 264a en 1903 No. 105) luidt: Gelet op enz. Gelezen enz. De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; ls goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met intrekking van artikel 2 van het besluit van 13 November 1871 No. 6, te verklaren dat het 's lands belang is van den regel, gesteld in de eerste alinea van artikel 38 der wet van 23 April 1864, (Indisch Staatsblad No. 106) af te wijken: A. Wegens gebruikmaking van 's lands eigen inrichtingen en vervoermiddelen: (') Voor de voorwerpen, die vervaardigd worden bij of verkregen worden van Gouvernementsinrichtingen en werken en transporten, welker uitvoering met eigen middelen, onder het beheer van landsdienaren, uitsluitend toekomt of voorbehouden is aan het Gouvernement. B. Wegens toepassing van regelen of voorschriften, met de uitvoering door een aannemer onvereenigbaar: Voor openbare werken, bij welker uitvoering militaire werklieden, heerendienstplichtigen of dwangarbeiders gebezigd worden. C. Ter vermijding van nuttelooze verspilling van tijd en arbeid: le. voor werken, leveringen en transporten, die eene uitgaaf in eens vorderen, welker bedrag in verband tot haren aard zoo gering is, dat de openbare aanbesteding met recht mag verwacht worden geene kans van slagen te hebben; 2e. voor werken, leveringen en transporten, waarvoor bij onbeduidendheid of geheel gemis van locale nijverheid, ter plaatse der behoefte geene of slechts eene enkele openbare aanbieding en evenmin mededinging van elders kan verwacht worden. (2) D. Ter voorkoming van schade door tijdverlies: Voor werken, leveringen en transporten, die in spoedvereischende gevallen, door onvoorziene • omstandig- ( ) Zie Bijbl. No. 4291, 4697 en 6327 bij: vervoer van 's Landsgoederen. (2) Zie Bijbl. No. 2336, bij art. 1, R. A. heden veroorzaakt, de voorbereiding eener openbare aanbesteding niet gedoogen. E. Wegens den aard der behoeften: le. voor voorwerpen, werken en transporten, voor welker vervaardiging, levering en uitvoering slechts een enkel bepaald persoon in aanmerking komt; 2e. voor de levering van paarden en trekbuffels; 3e. voor het jaarlijksch onderhoud, de herstelling, verbetering bij- en verbouwing van openbare burgerlijke en militaire werken, over eene groote uitgestrektheid verspreid, voor welke de werkzaamheden niet voor duidelijke omschrijving vatbaar, noch de kosten nauwkeurig te begrooten zijn, en welker uitvoering door een aannemer niet aan behoorlijk toezicht van Regeeringswege te onderwerpen is en de voordeelige kansen van wisselvallige omstandigheden voor den lande zou doen verloren gaan ; 4e. voor werken, leveringen en transporten, waaromtrent geheimhouding vereischt wordt. F. Wegens de ongunstige uitkomsten der beproefde aanbesteding: Voor werken, leveringen en transporten, voor welke bij de openbare aanbesteding : le. geene toewijzing is kunnen geschieden : a. door gebrek aan gegadigden ; b. door te hooge inschrijving ; 2e. eene voorloopige toewijzing heeft plaats gehad, die niet is goedgekeurd : een en ander in het geval, dat van eene nieuwe aanbesteding geene betere uttkomsten kunnen worden verwacht. (') (2) (') Zie Bijbl. No. 2710 bij art. 13. R. A. (2) Zie omtrent onderhandsche aanbiedingen na afloop van gehouden openbare aanbestedingen Bijbl. No. 3814, bij art. 13. R.A. G. Wegens de voorkeur die, mits zij niet minder deugdelijk is dan eenige andere, toekomt aan de eenvoudigste en goedkoopste wijze van voorziening in 's lands behoeften. Voor de gereede levering van dadelijk benoodigde voorwerpen, bij welker openbare aanbesteding de voorwaarde van borgstelling, doelloos is en door onnoodige beperking der mededinging schadelijk zou werken, en welker aanschaffing middels eene wel openbare maar niet aan de bepalingen van het in Stbl. 1870, No. 39, opgenomen reglement gebonden inschrijving, voordeeliger uitkomsten belooft of waarschijnlijk maakt. (') Ten tweede: a. Vervallen door de „Regelen voor het administratief beheer" vastgesteld bij Stbl. 1910 No. 312, waar o. a. bij artikel 1 sub a. is bepaald, dat de hoofden der Departementen van algemeen bestuur als gedelegeerden van den Gouverneur-Generaal en onder zijne nadere goedkeuring bevoegd zijn tot handelingen die uitgaven ten laste van den Lande tengevolge hebben, ingeval de uitgaaf de som van ƒ 5000.— niet te boven gaat, niet komt ten laste van den begrootingspost voor onvoorziene uitgaven en de bevoegheid niet bij eene speciale regeling door den Gouverneur-Generaal is beperkt. (2t b. Hen (de hoofden van algemeen en gewestelijk bestuur en hunne gedelegeerden) aan te schrijven om, bij voorziening in 's Lands behoeften door middel van onderhandsche overeenkomst, als regel ' o aan te nemen, dat de duur dier overeenkomst één (') Evenzoo wordt geene aanbesteding gehouden voor de levering bij eerste behoefte voor voorwerpen volgens kortelings ingevoerde modellen, waarvan de vervaardiging of verbetering is uitgedacht door de particuliere nijverheid. (G. B. do. 11 October 1870 No. 21.) (2) Zie Bijbl. No. 3040, bij Regelen voor Adm. Beheer: jaar niet te boven gaat; (') van dien regel alleen af te wijken, behoudens een maximum van drie jaar, indien de aanneming voor twee of drie jaar vijf percent lager is dan die voor één jaar. dien regel onvoorwaardelijk op te volgen in elk geval, dat tijdens het sluiten der overeenkomst de marktprijs der benoodigde artikelen door buitengewone omstandigheden hooger is dan gewoonlijk; c. Ingetrokken bij Stbl. 1874 No. 264a. (2) Ten derde enz. ARTIKEL 1. Bijbl. No. 4948. De Departementschefs zijn bevoegd Lr. G van art. 1 van St. 1873 No. 73 toe te passen, wanneer de aan de onderhandsche voorziening verbonden uitgaaf het bedrag van ƒ 50000 niet te boven'gaat. Miss. G. S. dd. 5 December 1887 No. 1902. Voor contracten welke loopen over een som van minder dan ƒ 10.000 kan met een onderhandsche akte worden volstaan. Bijbl. Nos. 3773 en 4422. Onderhandsche contracten worden als regel bij notarieele akte aangegaan. (') Door de Regeering is als beginsel aangenomen om onderhandsche overeenkomsten bij notarieele akte aan te gaan, indien zij loopen over een som van f 10.000 en daarboven. Zie Bijbl. Nos. 3773 en 4422 bij art. 13, R. A., en hierachter. Vergelijk ook Bijbl. No. 3154, bij art. 8, R. A. (2) Bij artikel 2 van G. B. do 18 November 1874 No. 26 (Stbl. No. 264a) is voorgeschreven dat: de hoofden der departementen van algemeen bestuur, bij het vragen van goedkeuring op door hen gedane uitgaven ten aanzien van iederen post waarbij afwijking heeft plaats gehad van den regel, gesteld bij de 1ste alinea van artikel 38 der comptabiliteitswet, melding moeten maken van de paragraaf van artikel 1 van vorenbedoeld Staatsblad (1873 No. 73», waarop de afwijking steunt. ARTIKEL 4. Bijbl. No. 3229. Berekening van den kubieken inhoud van rondhouten. Bijbl. No. 3397. Gouvernementsgelden, goederen, enz. ten behoeve t van den dienst der S. S. moeten steeds uitdrukkelijk uit-' gesloten worden in de voorwaarden van het vervoer. (Zie verder bij: Vervoer van 's Landsgoederen). Bijbl. No. 3791. De Departementschefs moeten toezien dat in de aanbestedingsvoorwaarden geen bepalingen voorkomen die de Regeering er toe kunnen noodzaken kunst-of waterwegen aan te leggen of te onderhouden. Bijbl. No. 6111. Opmaking van akten van vervanging van borgen. (Zie ook bij: art. 15 R. A.) Bijbl. No. 5843. De departementschefs zijn bevoegd goedkeuring te verleenen op plaats gehad hebbende cessiën van overeenkomsten tot stand gekomen krachtens definitieve toewijzing of door hen zeiven goedgekeurde voorloopige toewijzing na gehouden openbare aanbesteding. Na ontbinding van contracten van aanbesteding zijn de Departementschefs bevoegd de noodige maatregelen te treffen tot verdere voorziening. Bijbl. No. 4908. Ontbinding van contracten van aanneming welke niet behoorlijk ten uitvoer worden gelegd. ARTIKEL 4o. Bijbl. No. 472. De te leveren voorwerpen moeten duidelijk worden omschreven. ARTIKEL 4b. Bijbl. No. 3183. De materialen voor de in daghuur uit te voeren geniewerken gedurende een jaar worden voor Batavia en Meester-Cornelis in eens aanbesteed. Hetzelfde heeft plaats voor Willem 1 en Banjoe Biroe. ARTIKEL Ah. Bijbl. No. 3250. In de contracten van bouwwerken waarvan de uitvoering langer dan één jaar moet duren, moet een bepaling worden opgenomen dat den aannemer in één jaar niet meer zal worden uitbetaald dan de som die voor het werk op de begrooting van dat jaar is uitgetrokken. Bijbl. No. 3354. Bij het vervoer van Gouv. goederen en producten wordt de vracht alleen voldaan over de uitgeleverde hoeveelheden. ARTIKEL Al. Bijbl. No. 3070 en 5595. Aan aannemers opgelegde boeten en vergoedingen worden afhankelijk van de indiening der rekeningen ingevorderd. Bijbl. No. 3148. Vaststelling van de termijnen binnen welke een rechtsvordering moet worden ingesteld tegen transportaannemers, die schade hebben toegebracht uit hoofde van verlies of vertraging der bezorging. Bijbl. No. 4273 en 6009. Omtrent het al of niet verschuldigd zijn van boete bij latere verlenging van den termijn op de overschrijding waarvan de boete gesteld is. Bijbl. No. 4848. Op de rekeningen van aannemers moet melding worden gemaakt van door hen betaalde boeten en vergoedingen. Bijbl. No. 5152. Het opleggen van boete bij geheele of gedeeltelijke afkeuring van het geleverde. lü Bijbl. No. 6843. Boeten wegens het niet tijdig kennisgeven van het overlijden enz. van borgen en het niet tijdig aanwijzen van een vertegenwoordiger ingeval van overlijden van den aannemer moeten in billijke verhouding staan tot het bedrag waarover de aanneming loopt en in een zeker percentage van de geraamde aannemingssom per jaar worden uitgedrukt, met dien verstande nochtans dat zij in geen geval minder dan ƒ1.— of meer dan ƒ 10. per dag zullen mogen bedragen. Hierdoor vervalt Bijbl. No. 4173. G. B. dd. 8 September 1877 No. 15. Waar niet uitdrukkelijk blijkt, dat onder „maanden" verstaan moet worden tijdvakken van dertig dagen, bij de toepassing van contracten als anderszins, moet het woord in dien zin worden opgevat, dat eene maand loopt van den aangegeven dag tot denzelfden datum der volgende maand, zoodat wanneer een contractant vóór 27 Februari aan eenige verplichting moet voldoen, hij van af 27 Maart, 27 Aprii, 27 Mei resp. meer dan één, twee of drie maanden in verzuim is. Miss. G. S. van 29 April 1895 No. 873. Het niet tijdig stellen van een nieuwen borg moet met een per dag te berekenen boete worden bedreigd. Miss. G. S. van 28 Juni 1897 No. 1513. Over vergoedingen, wegens te korten van goederen en materialen, aan aannemers op te leggen. ARTIKEL Am. Bijbl. No. 5105. Redactie van de domiciliestelling van aannemers en borgen. Bijbl. No. 3662. Over de vraag waar domicilie moet worden gekozen. ARTIKEL 4n. Bijbl. No. ^521. Wat onder force-majeure moet worden verstaan. Bijbl. No. 2715. Beslissing door Departementschefs in zake forcemajeure. Bijbl. No. 3313. De beslissing omtrent het bestaan van force-majeure is bij den dienst der Staatsspoorwegen op Java opgedragen aan den chef van dien dienst. Bijbl. No. 3025. Minnelijke ontbinding of wijziging van contracten mag alleen plaaats hebben tengevolge van rampen van hooger hand of onvoorziene omstandigheden. ARTIKEL 4p. Miss. G. S. dd. 9 April 1895 No. 739. in aanbestedingsvoorwaarden mogen geen bedingen worden opgenomen strijdig met de ter zake vastgestelde wettelijke bepalingen. ARTIKEL 4q. Bijbl. No. 2640. Levering van kleedingstukken enz. ten dienste der veroordeelden in N.-l. In de onderwerpelijke soort van leverantie-contracten moet steeds worden opgenomen de bepaling, dat de aannemer, desvereischt. zekere bepaalde hoeveelheden goedgekeurde restant leverantiegoederen van den vorigen leverancier tegen leverantieprijs overneme. Bijbl. No. 5487. Het te leveren versch vleesch moet afkomstig zijn van inheemsch vee. ARTIKEL 5a. Bijbl. 3493. De opleveringstermijn van bouwwerken moet in een vast aantal dagen bepaald zijn. ARTIKEL 5b. Bijbl. No. 4341. Overeenkomsten voor de levering van voeding enz. voor gevangenen en veroordeelden en van benoodigdheden voor de gevangenissen en ziekengestichten kunnen voor vijf jaar worden gesloten. A R T I K E L 6. Bijbl. No. 1996. Termijn van aanbieding van ontwerp overeenkomsten waarvoor een Regeeringsbeschikking wordt gevorderd. Miss. Q. S. dd. 12 September 1891 No. 2304. Wijzigingen in aanbestedingsvoorwaarden die financieele gevolgen voor het Land kunnen hebben moeten aan de goedkeuring der Regeering worden onderworpen. ARTIKEL 7. Bijbl. No. 4011. De ramingen van artikelen, die in het openbaar zullen worden aanbesteed, moeten met de meest mogelijke nauwkeurigheid worden samengesteld. (Zie ook bij: Artikel 13, R. A.) ARTIKEL 8. Bijbl. No. 6847. Opdracht om bij de voorwaarden van aanbesteding een vergelijkenden staat over te leggen van de ramingen en de werkelijke behoeften in het laatste jaar of de laatste jaren. Van dien staat gaat een model bij het Bijblad. Miss. G. S. van 24 Sept. 1907 No. 2617. Stipte opvolging van artikel 8 van de Ambt. Voorsch. aanbevolen. Miss. G. S. dd. 6 October 1885 No. 1551. Zie bij: Artikel 8, R. A. ARTIKEL 12. Bijbl. No. 3535. In de authentieke afschriften der processen-verbaal van aanbesteding moet vermeld staan op welk evenredig zegel de minuut van dat proces-verbaal is geschreven. ARTIKEL 13. Miss. G. S. dd. 18 Januari 1905 No. 251 en dd. 21 Juli 1906 No. 2128. Toezicht op borgen voor aannemingscontracten en onderzoek naar hun gegoedheid Miss. G. S. dd. 21 Juli 1906 No. 2128. Toezicht op aannemers en onderzoek naar hun gegoedheid. Miss. G. S. van 15 Novembér 1905 No. 3849. Over het afgeven der verklaringen van gegoedheid voor borgen. A R T I K E L 49. VOORSCHRIFTEN OP HET VERLEENEN VAN VOORSCHOTTEN AAN EUR. BURG. LANDSDIENAREN BIJ VERANDERING VAN STAND-OF WOONPLAATS. (') St. 1895 No. 74, aangevuld en gewijzigd bij St. 1897 No. 140, 1900 No. 125 en 1902 No. 178. § 1. Europeesche burgerlijke landsdienaren en daartoe benoemde personen kunnen, wanneer zij zich ingevolge ontvangen bevelen op eene andere plaats in N.-I. moeten vestigen, een voorschot bekomen: voor gehuwden en weduwnaars en personen wier huwelijk door echtscheiding is ontbonden, St. 1897 No. 140) met kind of kinderen, (alsmede zij, die in het bezit zijn van één of meer gewettigde kinderen, (') Voorschriften omtrent het verleenen van voorschotten op tractement b.| het leger in N.-I zijn vastgesteld bij St. 1903 No 419 en gewijzigd bij St 1905 No 280, 1910 No. 400 en 1911 No 295 St. 1900 No. 125) ten hoogste bedragende drie maanden tractement, voor ongehuwden en weduwnaars zonder kinderen ten hoogste bedragende twee maanden tractement, gerekend naar de bezoldiging, welke op de nieuwe standplaats zal worden genoten. Indemniteiten, toelagen en emolumenten komen voor voorschot niet in aanmerking. (St. 1902 No. 178). § 2. Het voorschot wordt in de residentie Batavia aan den daarbij betrokken departementschef, en buiten dat gewest aan het H. gew. best. gevraagd vóór het vertrek of uiterlijk binnen één maand na aankomst ter plaatse van bestemming. Bij de aanvrage wordt overgelegd een certificaat van ophouding van betaling. § 3. De terugbetaling van het voorschot heeft plaats door inhouding : voor gehuwden en weduwnaars met kind of kinderen (en zooals bij § 1.) van een vierde, voor ongehuwden en weduwnaars zonder kinderen van een derde gedeelte van het tractement, te beginnen met de derde maand, over welke op de nieuwe standplaats tractement wordt genoten. De voorschotten welke bij ontslag uit de betrekking of uit 's lands dienst, met wachtgeld, onderstand of pensioen dan wel bij het bekomen van buitenlandsch verlof onaangezuiverd zijn gebleven, worden in dezelfde verhouding van een derde of een vierde gekort van het bedrag van het wachtgeld, den onderstand, het pensioen, het verlof- of nonactiviteitstractement. Bij overlijden of bij ontslag uit de betrekking of uit 's lands dienst, zonder wachtgeld, onderstand of pensioen, wordt het geheele voorschot of het daarvan onaangezuiverd gebleven gedeelte in eens teruggevoiderd. § 4. Wanneer een vroeger genoten voorschot nog niet is aangezuiverd, kan geen nieuw voorschot worden uitbetaald, dan met verrekening van het overschot van het vroegere voorschot met het latere. >§ 5. Eur. landsdienaren op nonactiviteit, wachtgeld of onderstand, aan wie tijdelijk de waarneming eener betrekking dan wel eene bijzondere commissie wordt opgedragen, kunnen, indien zij ter opvolging der hun aangewezen bestemming van woonplaats moeten \ eranderen, van de autoriteiten, genoemd in de eerste alinea van § 2, mede een voorschot erlangen. St. 1862 No. 153a. Art. 12. Aan den reiziger wordt, indien hij zulks verlangt, een voorschot verleend op de door hem te goed te maken reis- en verblijfkosten, ten bedragen van 2/3 van het vermoedelijk eindcijfer der declaratie of wanneer de reis langer moet duren dan één maand, van 2/3 van het over de eerste maand te goed te maken bedrag. St. 1902 No. 178. Te bepalen: dat geen voorschot wordt verleend, wanneer de belanghebbende inmiddels ontslag uit s lands dienst dan wel buitenlandsch verlof of verlof buiten bezwaar van den Lande dan wel ontslag uit de betrekking met stilstand van inkomsten heeft gevraagd of verkregen, eene aanzegging heeft ontvangen om binnen een bepaalden tijd een verzoek om ontslag uit s lands dienst in te dienen, dan wel voor ontslag uit s lands dienst is voorgedragen. St. 1902 No. 273. Met afwijking van het bepaalde bij Bijbl. No. 1/81, de voorschriften vastgesteld bij St. 1895 No. 74, zooals die zijn aangevuld en gewijzigd bij St. 1902 No. 1/8, toepasselijk te verklaren op de Eur. ambtenaren bij de Gouv. Marine, die gehuwd zijn of wettige dan wei gewettigde kinderen hebben, ingeval zij worden geplaatst op- of overgeplaatst op een naar een ander gewest gestationneerd schip en zich door hun gezin doen vergezellen of volgen. C0NTR6LE OP DE RICHTIGE AANZUIVERING VAN VERLEENDE VOORSCHOTTEN OP TRAKTEMENT AAN AMBTENAREN, DIE SEDERT DIEN 's LANDS DIENST VERLATEN HEBBEN. Bi] bi. No. 6501. Aan de Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur. No. 1728. Buitenzorg, den 19den Juni 1906. Onlangs heeft de vraag, welk Departement controle behoort uit te oefenen op richtige aanzuivering van verleende voorschotten op traktement aan ambtenaren, die sedert dien 's Lands dienst verlateu hebben tot verschil van opvatting aanleiding gegeven. Het geval had zich nl. voorgedaan dat verzuimd was op het aan een gewezen Griffier van een Landraad uitbetaald pensioen inhoudingen te doen plaats hebben ter aanzuivering van een restant schuld wegens op traktement verleend voorschot. De vraag rees toen of eene goede examinatie van de toelichtingen der jaarrekeningen van de betrokken Aigemeene Ontvangers bedoeld verzuim niet aan het licht zou hebben gebracht en of die controle had behooren te zijn uitgeoefend door het Departement van Financiën, in verband met de omstandigheid dat de inhoudingen hadden moeten geschieden op het aan bedoelden gewezen Griffier ten laste van de lilde begrootingsafdeeling uitbetaald pensioen, dan wel door het Departement van Justitie, omdat het voorschot ten laste van de 11de begrootingsafdeeling was verleend en eventueele afbetalingen ook ten bate van die afdeeling zouden zijn gekomen. Met de Aigemeene Rekenkamer, die ter zake gehoord werd, is de Gouverneur-Generaal van oordeel, dat de controle berust en moet blijven berusten bij de Departementen, die de betrekkelijke voorschotten- Deel II. 9 registers, waarvan het model (Comp. No. 11) is vastgesteld bij Bijbl. No. 2814, aanhouden en die de toelichtingen van de jaarrekeningen der Alg. Ontvangers met betrekking tot het middel van inkomst waarop de afbetalingen geboekt worden, ontvangen. Deze opvatting vindt steun in de omstandigheid dat bijv. eene schuld wegens voorschot, verstrekt ten laste van de IVde begrootingsafdeeling, ook wanneer de laatste afbetalingen middels inhouding op pensioen hebben plaats gehad, niet door den Dir. van Fin., maar door den Dir. van B. B. op den voet der bepalingen in St. 1876 No. 169 wordt afgeschreven. De ondervinding heeft intusschen geleerd dat in deze materie de controle bij de Departementen te wenschen overlaat; zij bepaalt zich hoofdzakelijk tot het inschrijven in het register van de blijkens de betallingsstukken gedane inhoudingen en (9") van de in de toelichtingen op- de jaarrekeningen van de Alg. Ontvangers voorkomende afbetalingen. Of b.v. met de aanzuivering van een voorschot op tijd een aanvang is gemaakt en de inhoudingen tot de reglementair voorgeschreven bedragen hebben plaats gehad, wordt naar het schijnt niet nagegaan, althans volgens bericht van de Alg. Rekenkamer, blijkt uit de nota's van de Departementen, waarvan de Kamer afschriften ontvangt, niet, dat bemerkingen te dien opzichte gemaakt worden. Ook blijkt niet dat algemeen wordt gecontroleerd, dat bij overlijden en bij ontslag uit de betrekking of uit 's Lands dienst, zonder wachtgeld, onderstand of pensioen, het geheele voorschot of het daarvan onaancrezuiverd gebleven gedeelte in eens wordt teruggevorderd; evenmin dat uit eigen beweging correspondentie met de betrokken Residenten wordt gevoerd over voorschotten, waarop gedurende een zeker tijdvak niets of niet geregeld is aangezuiv-rd. Daarmede schijnt steeds gewacht te worden, totdat de Rekenkamer inlichtingen vraagt. Dit wordt door het College periodiek gedaan en wel na inschrijving in het register van de afbetalingen, voorkomende in de toelichtingen op de jaarrekeningen van de Alg. Ontvangers over liet 2e jaar volgende op dat der voorschotverstrekking en van die vermeid in de staten(') van in Nederland gedane inhoudingen na ontvangst van die staten bij de Kamer. Naar het gevoelen van Zijne Excellentie behoort bij de Departementen in denzelfden geest te worden gewerkt, met dien verstande evenwel, dat waar zij elk met zooveel minder debiteuren hebben te maken, men daar wat vlugger zou kunnen wezen. De Landvoogd stelt zich voor dat die controle, voor zooveel aangaat de voorschotten, genoten door personen in betaling blijvende bij hetzelfde Departement, op voldoende wijze zal worden uitgeoefend, wanneer bij de examinatie van de staten No. 8 en de daarbij behoorende duplicaat-mandaten wordt toegezien dat de inhoudingen naar behooren en op tijd geschieden, en ingeval van overlijden of ontslag uit de betrekking of uit 's Lands dienst zonder wachtgeld, onderstand of pensioen, dadelijk het noodige wordt verricht voor de terugvordering in eens van het geheele voorschot of het daarvan onaangezuiverd gebleven gedeelte. Ten opzichte van de voorschotten, welke bij ontslag uit de betrekking of uit 's Lands dienst met wachtgeld, onderstand of pensioen, dan wel bij het bekomen van buitenlandsch verlof, onaangezuiverd zijn gebleven, zijn de Departementen afhankelijk van de ontvangst van de toelichtingen op de jaarrekeningen van de Algemeene Ontvangers en van de staten van in Nederland gedane inhoudingen, welke jaarsgewijze zijn ingericht. Als nu de verificatie van die toelichtingen en staten in dier voege geschiedt dat dadelijk inlichtingen worden gevraagd omtrent de posten, waarop niets of naar ( ) Deze staten worden in den regel bij de Kamer ontvangen tegen het einde van het 2e jaar volgende op dat, waarover zij loopen. verhouding der schuld te weinig is betaald, dan zal de controle op de richtige afbetaling der voorschotten vrijwel verzekerd zijn. Ingevolge een van den Gouverneur-Generaal bekomen opdracht, heb ik de eer te verzoeken in den vervolge te willen waken voor eene stipte opvolging in vorenstaanden zin van hetgeen voor eene goede aanwending der bestaande controle-middelen vereischt wordt. De Gouvernements Secretaris, Zie ook Bijbl. No. 3706 en 3866 bij: Koffiebeheer. REGELINGEN MET BETREKKING TOT DE VERSTREKTE SOMMEN TER GOEDE REKENING. St. 1902 No. 134. Ten tweede: In verband met het voorschrift, vervat in het eerste lid van art. 9 van St. 1901 No. 325, te bepalen: a dat ten aanzien van de tijdvakken, waarover aan de Alg. Rekenkamer rekening moet worden gedaan, van ingevolge art. 49 der I. C. W. ontvangen sommen ter goede rekening, blijven gehandhaafd de dienaangaande tot dusver van kracht geweest zijnde regelingen ; b. dat veranderingen in tijdvakken, bedoeld sub o en nieuwe regelingen met betrekking tot dit onderwerp, worden vastgesteld door de Hoofden der betrokken Departementen van Alg. Bestuur in overleg met de Alg. Rekenkamer, terwijl, wanneer dat overleg niet tot overeenstemming leidt, de beslissing van den G.-G. wordt ingeroepen; c. dat de krachtens het bepaalde sub b te nemen beschikkingen aan de Alg. Rekenkamer worden medegedeeld. Bijbl. No. 5089. Circulaire van 12 Oct. 1895 No. 4885. DE DIRECTEUR VAN BINENLANDSCH BESTUUR. Voor het, enz. Voorschotten mogen niet worden verleend ten laste van een ander jaar dan dat, waarin de verstrekking plaats heeft. (Is in strijd met art. 12 der C. W.) Bij de verantwoordingen mogen geen bewijzen worden overgelegd de dagteekening dragende van een ander jaar dan dat, waarop het voorschot betrekking heeft. Ter bevordering van eene spoedige en geregelde indiening der verantwoordingen komt het mij wenschelijk voor, alle voorschotten verleend voor onderwerpen van huishoudelijk beheer, als bedoeld bij art. 49 der CW„ zoomede de krachtens afzonderlijke Regeeringsbeschikkingen in voorschot verstrekte gelden, b.v. voor den aankoop van rundvee en landbouwgereedschappen ter verdeeling onder de inlandsche bevolking,, als anderszins, voortaan, kwartaalsgewijs te doen verantwoorden, evenals zulks ten aanzien van de aan de Alg. Pakhuismeesters ter nadere verantwoording verleende voorschotten voor het doen van betalingen wegens koelieloonen enz. is bepaald (Bijbl. No. 3802); de verantwoordingen in te richten overeenkomstig het bij dit Bijblad gevoegd model en ze onder overlegging van de origineele bewijsstukken der gedane uitgaven en terugstortingen, binnen 14 dagen na afloop van elk kwartaal aan mijn Departement te doen inzenden. Voor alle andere voorschotten, verstrekt voor een voorbijgaand doel, b.v. aanschaffing van benoodigdheden ter voorziening in een dadelijke behoefte, behooren de verantwoordingen met de bewijsstukken als bovenbedoeld te worden ingediend zoodra de gelden voor gezegde doeleinden zijn aangewend. Ten aanzien evenwel van de aan ambtenaren bij het boschwezen ter nadere verantwoording verstrekte gelden voor de ten uitvoerlegging van cultuurplannen nopens de djati- en wildhoutbosschen enz. blijft de reeds voorgeschreven halfjaarlijksche indiening der betrekkelijke verantwoordingen (dezerz. circulaire van 5 Jan. 1887 No. 38) onveranderd. (Zie Bijbl. No. 5155 bij Boschwezen). Mocht het geheele bedrag van eenig voorschot, om deze of andere reden, niet zijn uitgegeven, dan behoort dat bedrag in 's Landskas te worden teruggestort en moet van de inkasstorting aan mijn Dep. mededeeling worden gedaan. Het heeft voorts de aandacht getrokken dat de aan sommige ambtenaren verleende voorschotten in vele gevallen te ruim zijn berekend, waardoor dikwijls meer is moeten worden teruggestort dan verwerkt was. Ofschoon de hoegrootheid aan de beoordeeling van UHEdG. moet worden overgelaten, is het in het belang van een ordelijk begrootingsbeheer wenschelijk dat door U zooveel mogelijk als regel worde aangenomen, de bedragen voor bovenbedoelde onderwerpen zoodanig te ramen, dat ze voldoende zijn voor de behoefte van een kwartaal en dat geen nieuw voorschot wordt verstrekt voordat het oude nagenoeg is verbruikt. Is het oorspronkelijk voorschot verbruikt en het kwartaal nog niet verstreken, dan kan suppletie verleend worden, berekend naar de vermoedelijke behoefte tot het einde van het kwartaal. De boven voorgeschreven driemaandelijksche verantwoording van te goeder rekening verleende voorschotten moet geacht worden niet van toepassing te zijn op voorschotten, verstrekt aan ambtenaren enz. bij het kadaster De aan de mantri's-teekenaar ter nadere verantwoording verstrekte gelden moeten, evenals tot dusver, maandelijks worden verantwoord, en zulks ter voorkoming dat die gelden te lang onverrekend in hun bezit blijven. Van de voorschotten, verleend aan de Chefs van kadastrale bureaux en van opnemingssectiën, behoort voor ieder mandaat afzonderlijk een verantwoording te worden ingediend, en wel zoodanig dat geen nieuw voorschot wordt verstrekt, voordat het voorlaatste verantwoord is. De inzending der verantwoordingen van bovenbedoelde voorschotten aan mijn Dep., zal, evenals mede tot dusver heeft plaats gehad, behooren te geschieden door tusschenkomst van den Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst. ZIE voor het aangegeven model hierachter. Bijl. No. 6281. EXTRACT uit het Register der Beschikkingen van den Directeur van Financiën. No. 4607. Batavia, den 8 Maart 1905. DE DIRECTEUR VAN FINANCIËN. Herlezen de missives van de Algemeene Rekenkamer van 28 November 1903 No. 15559 en 24 December 1904 No. 18127; Gelezen de missive van genoemde Kamer van 13 Februari 1905 No. 2012; Gelet: a. op de artikelen 49 en 85 der Comptabiliteitswet (Indisch Staatsblad 1895 No. 225); b. op de artikelen 5, 9 en 16 van het Koninklijk besluit van 1 Juli 1901 No. 54 (Indisch Staatsblad Nos. 325); c. op artikel 2 van het Gouvernements besluit van 12 Maart 1902 No. 21 (Staatsblad No. 134) en op de Gouvernements besluiten van 1 Januari en 8 Juni 1896 No. 1 en 3; Heeft besloten : Eerstelijk: Voor zooveel noodig in overleg met de Algemeene Rekenkamer, met intrekking van alle daarmede strijdige voorschriften, vast te stellen de volgende REGELINGEN met betrekking tot de ingevolge artikel 49 der Indische Comptabiliteitswet ten laste van de Ie en de Ille afdeeling van het He hoofdstuk der begrooting verstrekte sommen ter goede rekening. ARTIKEL 1. (li Behoudens de verplichting tot opmaking van rekeningen ingeval van aftreding, overlijden, voortvluchtigheid of onder curateelestelling, dienen de houders van gelden ter goede rekening aan de Algemeene Rekenkamer eene verantwoording in over elk kwartaal van het burgerlijk jaar en - bij niet doorloopend verstrekt wordende gelden — of de laatste uitgaven zijn bewerkstelligd. (2) Indien in den loop van een kwartaal overneming van beheer heeft plaats gehad, wordt, ongeacht het proces-verbaal van overneming, door den laatstopgetreden rekenplichtige aan de Algemeene Rekenkamer eene verantwoording ingediend, loopende van den aanvang van het kwartaal af, derhalve ook over dat gedeelte hiervan, waarin een of meer voorgangers de gelden in beheer hebben gehad. ARTIKEL 2. (1) De bij artikel 1 bedoelde verantwoording—c. q. processen-verbaal van overneming worden: a. ingericht: de evenbedoelde processen-verbaal, overeenkomstig het aan deze beschikking gehecht model letter B, de andere verantwoordingen, overeenkomstig het aan deze beschikking gehecht model letter A; b. ingezonden aan het departement van Financiën en wel: door de buiten de residentie Batavia gevestigde comptabelen door tusschenkomst van de Hoofden van gewestelijk bestuur en, voor zooveel de verantwoordingen (c. q. processen-verbaal) betrekking hebben op ten behoeve van den dienst der opiumregie of dien der pandhuizen verstrekte gelden, bovendien door tusscnenkomst van den chef der opiumregie of van den chef van den pandhuisdienst; door de comptabelen in de residentie Batavia rechtstreeks dan wel door de tusschenkomst van den chef van den dienst der opiumregie of van den chef van den pandhuisdienst, voor zoover de verantwoordingen (c. q. processen-verbaal) op die diensten betrekking hebben. (2) De verantwoordingen (c. q. processen-verbaal) worden ingezonden : de kwartaal-verantwoordingen uiterlijk veertien dagen na afloop van het kwartaal waarover zij loopen; de aan het slot van het eerste lid van artikel 1 bedoelde rekeningen over gedeelten van kwartalen, uiterlijk veertien dagen na den dag waarop de laatste uit het toegestaan bedrag te bewerkstelligen uitgaaf is gedaan; de rekeningen (processen-verbaal) ingeval van aftreding uiterlijk veertien dagen na den dag oflaatsten dag van overgave van het beheer; de rekeningen voor welker opmaking op den voet van artikel 92 of art. 94 der l.C.W. een ambtenaar is aangewezen, uiterlijk 14 dagen na dien waarop de stukken voor de opmaking benoodigd, in het bezit van den aangewezen ambtenaar zijn gekomen. (3.i De hiervoren bedoelde tijdstippen van inzending zijn die, waarop de verantwoordingen door de rekenplichtigen uiterlijk behooren te worden verzonden. ARTIKEL 3. (1) In elk geval waarin een houder van gelden ter goede rekening achterlijk is in de inzending van zijne verantwoording (c. q. proces-verbaal van overneming) wordt daarvan door de Hoofden van Gew. Bestuur (met uitzondring van den Res. van Batavia) kennis gegeven aan den Dir. van Fin. (art. 92 l.C.W.) juncto art. 5 van het G. Besluit van 15 Maart 1901 No. 21 opgenomen in bijbl. No. 5574). ARTIKEL 4 Deze regeling wordt voor het eerst toegepast met betrekking tot de ten laste der Ind. begrooting van 1905 verstrekte sommen ter goede rekening. ARTIKEL 5. (1) De met betrekking tot de voor het voeren van de administratie der Gouv. pandhuizen reeds getroffen of nog te treffen regelingen blijven van kracht, ook waar zij afwijken van de bepalingen in de artt. 1 en 2 dezer beschikking. Ten tweede: enz. Bijbl. No. 6294. EXTRACT uit de beschikking van den Dir. der B.O.W., van 29 Juni 1905 No. 9635/B. DE DIRECTEUR DER BURGERLIJKE OPENBARE WERKEN. Gelezen de missives van de Alg. Rekenkamer van 24 Dec. 1904 No. 18130 en van 29 Juni 1905 No. 8123: Gelet op: a. de artt. 49 en 89 der I.C.W. b. de art. 5,9 en 16 van het St. 1901 No. 325; c. artt. 2 van St. 1902 No. 134 en op de Gouv. Besluiten van 1 Januari en 8 Juni 1896 No. 1 en 3; ls besloten: Voor zooveel noodig in overleg met de Alg. Rekenkamer, met intrekking van alle daarmede strijdige voorschriften, vast te stellen de volgende REGELINGEN. ARTIKEL 1. Behoudens de verplichting tot opmaking van rekeningen ingeval van aftreding, overlijden, voortvluchtigheid of onder curateelestelling, dienen de houders van gelden te goeder rekening aan de Algemeene Rekenkamer eene verantwoording in over elk kwartaal van het burgerlijk jaar of—bij niet doorloopend verstrekt wordende gelden— over dat gedeelte van een kwartaal, waarin de uitgaven of de laatste uitgaven zijn bewerkstelligd. Indien in den loop van een kwartaal overneming van beheer heeft plaats gehad, wordt, ongeacht het proces-verbaal van overneming, door den laatstopgetreden rekenplichtige aan de Algemeene Rekenkamer eene verantwoording ingediend, loopende van den aanvang van het kwartaal af, derhalve ook over dat gedeelte hiervan, waarin een of meer voorgangers de gelden in beheer hebben gehad. ARTIKEL 2. De bij artikel 1 bedoelde verantwoordingen (c. q. processen-verbaal van overneming) worden: I. ingericht: de evenbedoelde processen-verbaal, overeenkomstig het aan deze beschikking gehecht model Letter A, de andere verantwoordingen, overeenkomstig het aan deze beschikking gehecht model Letter B, zullende in verband daarmede als vervallen worden beschouwd, de modellen, vermeld op den aan deze beschikking gehechten staat Letter C; (Zie het bijblad). II. ingezonden: door tusschenkomst van de autoriteiten, genoemd in den aan deze beschikking mede gehechten staat Letter D, aan het departement der Burgerlijke Openbare Werken, en wel: a. de kwartaalverantwoordingen : die over het le kwartaal vóór of op 15 Mei | van » » » 2e „ „ „ „ 15Aug. | hetzelfde » " « 3e „ „ „ „ 15Nov. J jaar; •> » 4e » ,, ,, „ ultimo Februari van het volgend jaar; b. de aan het slot van het eerste lid van artikel 1 bedoelde rekeningen over gedeelten van kwartalen, uiterlijk veertien dagen na den dag, waarop de laatste uit het toegestaan bedrag te bewerkstelligen uitgaaf is gedaan ; c. de rekeningen (processen-verbaal) ingeval van aftreding, uiterlijk veertien dagen na den dag of laatsten dag van overgave van het beheer; d. de rekeningen, voor welker opmaking op den voet van artikel 92 of artikel 94 der Indische Comptabiliteitswet een ambtenaar is aangewezen, uiterlijk anderhalve maand na den dag, waarop de stukken voor de opmaking benoodigd, in het bezit van den aangewezen ambtenaar zijn gekomen. De hiervoren bedoelde tijdstippen van inzending zijn die, waarop de verantwoordingen door de rekenplichtigen uiterlijk behooren te worden verzonden. ARTIKEL 3. In elk geval, waarin een houder van gelden te goeder rekening achterlijk is in de inzending van zijne verantwoording (c. q. proces-verbaal van overneming) wordt daarvan door de bij artikel 2 § 11 bedoelde autoriteiten kennis gegeven aan het Departement der Burgerlijke Openbare Werken (artikel 92 der Indische Comptabiliteitswet, juncto artikel 5 van het Gouvernements besluit van 15 Maart 1901 No. 21, opgenomen in No. 5574 van het Bijblad op het Staatsblad van NederlandschIndië). ARTIKEL 4. Deze regeling treedt in werking op den len der maand volgende op die waarin dit besluit is ontvangen. Afschrift enz. Staat Letter D. AUTORITEITEN, door wier tusschenkomst de houders van gelden te goeder rekening hunne verantwoordingen aan het Departement der Burgerlijke openbare Werken hebben in te zenden. Comptabelen. Autoriteiten Toelich( ' 1 ting. I. a. De ambtenaren bij den Waterstaat en 's Lands Burgerlijke Openbare Werken, en de ambtenaren ressorteerende onder het Departement van Binnenlandsch Bestuur, belast met de uitvoering van Burgerlijke De Hoofden van GeOpenbare Werken. I westelijk Bestuur dan b. De ambtenaren, res- wel andere autoriteiten, sorteerende onder het die de voorschotten geDepartement van Binnen- mandateerd hebben. landsch Bestuur, aan wie voorschotten ten laste van de Vlle afdeeling van het Ilde hoofdstuk der begrooting worden verstrekt ter bestrijding van de door hen te be- | werkstelligen betalingen. II. a De afdeelingschefs bij de exploitatie van Staatsspoorwegen op Java. b. De Chefs der werk- n„ . . plaatsen bij de exploita- ta,|e d staatsspÓo™"" c. De Magazijnmeesters bij de exploitatie van Staatsspoorwegen op Java. . , .... Toelich- Comptabelen. Autoriteiten. tjng d. De Afdeelingschefs | bij de exploitatie van den Staatsspoorweg ter Sumatra's Westkust. e. De Chef der werk- , De Hoofdingenieur van plaats bij de exploitatie den Sumatra Staatsspoorvan den Staatsspoorweg weg en de Ombilinmijter Sumatra's Westkust. nen. ƒ. De Magazijnmeester bij de exploitatie van den Staatsspoorweg ter Sumatra's Westkust. III. De Chefs, Sectie-en De Chef van den aanAfdeelingschefs en Ma- leg van Staatsspoorwegazijnmeesters bij den gen. aanleg van Staatsspoorwegen. IV. De ambtenaren bij de De Chef van opname Staatsspoorwegen, be- van Staatsspoorwegen. last met het doen van opnemingen voor den aanleg van Staatsspoorwegen. V. De ambtenaren bij den De afdeelingschefs bij post en telegraafdienst den post- en telegraafin N.-I. dienst Bijbl. No. 6322. EXTRACT uit het Register der Besluiten van den Dir. van O. en E. van 5 Juli 1905 No. 11125. DE DIRECTEUR VAN ONDERWIJS EN EEREDIENST. Gelezen enz.; Heeft besloten: Eerstelijk: Voor zooveel noodig in overleg met de Alg. Rekenkamer, met intrekking van alle daarmede strijdige voorschriften, vast te stellen de volgende REGELINGEN. ARTIKEL 1. Behoudens de verplichting tot opmaking van rekeningen ingeval van aftreding, overlijden, voortvluchtigheid of onder curateelestelling, dienen de houders van gelden ter goede rekening aan de Alg. Rekenkamer een verantwoording in over eik kwartaal van het burgerlijk jaar of — bij niet doorloopend verstrekt wordende gelden—over dat gedeelte van een kwartaal, waarin de uitgaven of de laatste uitgaven zijn bewerkstelligd. Indien in den loop van een kwartaal overneming van beheer heeft plaats gehad, wordt, ongeacht het proces-verbaal van overneming, door den laatstopgetreden rekenplichtige aan de Alg. Rekenkamer een verantwoording ingediend, loopende van den aanvang van het kwartaal af, derhalve ook over dat gedeelte hiervan, waarin een of meer voorgangers de gelden in beheer hebben gehad. ARTIKEL 2. De bij artikel 1 bedoelde verantwoordingen (c. q. processen-verbaal van overneming) worden: I. ingericht: de evenbedoelde processen-verbaal, overeenkomstig het aan deze beschikking gehecht model letter A; de andere verantwoordingen, overeenkomstig het aan deze beschikking gehecht model letter B. II. ingezonden : rechtstreeks dan wel door tusschenkomst van de autoriteiten, vermeld in den aan deze beschikking gehechten staat, aan het Departement van Onderwijs en Eeredienst en wel: a. de kwartaalverantwoordingen uiterlijk veertien dagen na afloop van het kwartaal waarover zij loopen; h. de aan het slot van het eerste lid van artikel 1 bedoelde rekeningen over gedeelten van kwartalen, uiterlijk veertien dagen na den dag waaarop de laatste uit het toegestaan bedrag te bewerkstelligen uitgaaf is gedaan; c. de rekeningen (processen-verbaal) ingeval van aftreding uiterlijk veertien dagen na den dag of laatsten dag van overgave van het beheer; d. de rekeningen voor welker opmaking op den voet van artikel 92 of artikel 94 der Indische Comptabiliteitswet een ambtenaar is aangewezen, uiterlijk veertien dagen na dien waarop de stukken voor de opmaking benoodigd, in het bezit \an den aangewezen ambtenaar zijn gekomen. De hiervoren bedoelde tijdstippen van inzending zijn die, waarop de verantwoordingen door rekenplichtigen uiterlijk behooren te worden verzonden. ARTIKEL 3. In elk geval waarin een houder van gelden ter goede rekening "achterlijk is in de inzending van zijne verantwoording (c. q. proces-verbaal van overneming) wordt daarvan door de bij artikel 2 § II bedoelde autoriteiten kennis gegeven aan het Departement van Onderwijs en Eeredienst (artikel 92 der Indische Comptabiliteitswet, juncto artikel 5 van het Gouvernementsbesluit van 18 Maart 1901 No. 21, opgenomen in No. 557.4 van het Bijblad). ARTIKEL 4. Deze regeling wordt, voor zooveel mogelijk, voor het eerst toegepast met betrekking tot de ten laste der Indische begrooting van 1905 verstrekte sommen ter goede rekening. Ten tweede: Aan te teekenen, dat de bij artikel 1 der vorenstaande regeling bedoelde verantwoordingen (c. q. processen-verbaal van overneming) door het Departement van Onderwijs en Eeredienst aan de Algemeene Rekenkamer zullen worden doorgezonden geleidelijk al naar mate zij binnenkomen en het onderzoek is afgeloopen, terwijl er naar zal worden gestreefd de verantwoordingen uiterlijk door te zenden: voor zooveel Java en Madoera betreft, binnen drie maanden, en voor zooveel de Buitenbezittingen aangaat, binnen vier maanden na het verstrijken van het tijdvak waarover de verantwoording loopt. Extract enz. Verantwoordingen van , sommen te goeder reke- ze°den rechtstreeks ning, verstrekt ten behoe- we' ^00r tusschen Aanmervevande hieronder ge- kornst van welke autonoemde inrichtingen riteiten aan het Dep. kingen. en diensttakken. van O- en E. Landsdrukkerij. Rechtstreeks Geneeskundig laboratorium. Idem. Krankzinnigengestichten. Geneesheer Directeur van het betrokken geLandskoepokinrichting sticht. te Weltevreden en het daaraan verbonden instituut Pasteur. Rechtstreeks. Mijnwezen. Hoofdingenieur, chef der Afd. „Mijnwezen" Tinwinning op Banka. Resident van het gewest. Kolen-ontginning ter Sumatra's Westkust. Hoofdingenieur van den Sumatra-Staatsspoorweg ZoutverpakkingopMa- en de Ombilin-mijnen. doera. Rechtstreeks. Overige verantwoordingen en wel die betreffende zoogenaamde gewestelijke uitgaven. Resident van het betrokken gewest. Deel II. 10 Model Lett. A. proces = verbaal. (TUSSCHENTIJDSCHE REKENING. Op heden den hebben wij aftredend en optredend de administratie van aan eerstgenoemde verstrekte gelden ter goede rekening opgenomen en daarbij bevonden. Wegens voorschotten tot betaling van(') aan saldo van het vorig kwartaal . ƒ 50.75 ontvangen sedert het begin van het kwartaal bij mandaat dd. ... No. ... „ 200. „ ... No. ... „ 150. - ƒ 400.75 De uitgaven sedert het begin van het kwartaal bedragen „ 380.— Het saldo in kas moet dus bedragen ƒ 20.75 En hebben wij in kas bevonden „ 20.75 Wordende hierbij verklaard, dat de administratie tot op den dag is bijgewerkt en dat het bovenbedoeld saldo met de administratie door den ondergeteekende .... is overgegeven en overgenomen door den mede ondergeteekende Van welke verrichting is opgemaakt dit proces-verbaal in viervoud om te dienen daar waar zulks zal behooren. Afgegeven voor Voor de overname : Voor de overgave. De De (') In te vullen den aard van het voorschot. Model La. B. VERANTWOORDING VAN GELDEN TE GOEDER REKENING. Residentie Afdeeling Verantwoording van te goeder rekening ontvangen ten laste van artikel ONTVANGSTEN. i—r 1905 April 1 Per saldo van het vorige kwartaal (') ƒ ordonnantie van den DirecW j j teur van O. en E. dd. No. . . . „ „ mandaat van den Resident van dd. No. . ■ ■ „ Totaal (') Deze aanteekening komt niet voor in eene verantwoording over het le kwartaal, omdat het saldo van het 4e kwartaal vin het verloopen jaar in 's Lands kas moet worden teruggestort en niet mag worden aangewend tot dekking van uiteaven in een volgend tijdvak gedaan. Deze aanteekening komt alleen 'voor in eene verantwoording over het 4e kwarttal (zie de vorige noot). B.j terugstorting in 's Lands kas van ongebruikt gebleven gelden,pbel}°^t het stortingsbewijs bij de verantwoording te worden overgeleg . (3) In te vullen den titel van den comptabele. (4) Handteekening van den comptabele. Dienstjaar 19 kwartaal. gelden tot het doen van betalingen ten behoeve van der begrooting van 19 . U I T G A V E N. Bedrag O M S C H R IJ V 1 N G. p" dee'°f J van elk bewijsstuk. - Teruggestort in's Lands kas te (vide het overgelegd bewijs) het onbeschikt gebleven bedrag ad (2) T otaal den Afgegeven voor^r'^'—-e' duplicaat De (3) (4) VOORSCHOTTEN TOT HET DOEN VAN BETALING TEN BEHOEVE VAN ONDERWERPEN VAN HUISHOUDELIJK BEHEER. Bij verschillende besluiten worden de Directeuren der Departementen van Alg. Bestuur(') gemachtigd om met inachtneming van het bepaalde bij de art. 8 en 9 der voorschriften, vervat in het besluit van 10 December 1873 No. 6 (bijbl. No. 2718) voorschotten te verleenen voor de volgende onderwerpen van huishoudelijk beheer als: de Dir. van Fin. bij besluit van 25 Januari 1875 No. 7: (bijbl. No. 3085). 1. voeding van doortrekkende gevangenen, 2. transport-, reis-, siri- en tabaksgelden \an gevangenen, 3. transport van gelden en diverse benoodigdheden ten dienste der landskassen en pakhuizen, 4. van koelieloonen en andere kleine dagelijksche uitgaven voor den dienst der in- en uitvoerrechten en accijnsen, daaronder begrepen de uitgaven voor de aanwerving van opvarenden van de recherge-vaartuigen- de Dir. van B. B. bij besluit van 25 Januari 1875 No. 8: (bijbl. No. 3085). 1. de verschillende Gouvernements pakhuizen, 2. statistieke opname, 3. ontvangst, onderhoud, enz. van vorsten, gezanten en grooten, 4. barisans en pradjoerits, 5. het bouwen van districtswoningen, 6. het politiewezen, 7. het kadaster in N.-I. Bij de besluiten van 1 Oct. 1888 No. 9, 1 Juni 1891 No. 27 en 5 Mei 1903 No. 27 (Bijbl. No. 4478.. 4759 en 5871) werd deze lijst uitgebreid met: (') Zie bij: Overdracht van bevoegdheid Bijbl. No. 4464. 8. gewestelijke politie-vaartuigen, 9. lijfwachten dragonders, 10. veeartsenijkundigen dienst, 11. publieke feesten, 12. Onderzoek van het lichtgas. De Dir. van O. en E. bij besluit van 25 Januari 1875 No. 9: (bijbl. No. 3085). 1. voor den inkoop, de ontvangst en den afscheep van zout in het algemeen, 2. voor het mijnwezen, zoowel voor de diepe grondpeilingen, als voor andere onderzoekingen, 3. voor de ontvangst en den afscheep van tin op de drie hoofdplaatsen op Java. 4. voor den afscheep van rijst, olie en andere behoeften voor de mijnwerkers op het eiland Banka, 5. voor de landsdrukkerij, Bij besluit van 3 December 1882 No. 14 (Bijbl. No. 3985) werd deze lijst aangevuld met: 6. voor het vervoer van zout. De Dir. der B. O. W. bij besluit van 8 Februari 1875 No. 21 : voor de Gouvernements brieven-en paarden-posterij in de gewesten op-en buiten Java. De Dir. van Justitie bij besluit van 31 Januari 1877 No. 13 en 9 Januari 1904 No. 7 (Bijbl. No. 3156 en 5968). 1. voor kleine dagelijksche uitgaven ten behoeve van gevangenissen. 2. tot bestrijding van uitgaven voor het vervoeren van gevangenen en voor wacht-en transportdiensten van oppassers. Bijbl. No. 7540. BESLUIT. No. 54. Batavia, den 15den December 1911. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling van alle hiermede strijdige bepalingen, aan te wijzen als de onderwerpen van huishoudelijk beheer, ressorteerende onder het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, waarvoor op den voet van artikel 49 der Indische Comptabiliteitswet, met inachtneming van de desbetreffende voorschriften, binnen de grenzen der begrooting sommen ter goede rekening kunnen worden verstrekt: a. bibliotheek, reproductie ateliers en publicaties; b. musea, laboratoria en andere inrichtingen van dien aard; c. onderwijsinrichtingen; d. botanische- en andere tuinen, proef- en demonstratievelden; e. Gouvernements koffiecultuur; ƒ. Gouvernements Landbouwondernemingen; g. Boschwezen; h. bewaking van waterwerken; i. aankoop van landbouwbenoodigdheden voor de Inlandsche bevolking en bevordering van den landbouw in het algemeen; j. meteorologische waarnemingen; k. uitroeiing van schadelijk gedierte; /. visscherij; m. veeartsenijkundige dienst met inbegrip van inrichtingen en maatregelen in het belang van de paarden- en verteelt. Extract enz. ARTIKEL 82. VERVOLGING VAN- EN HET VERHAAL OP LANDSDIENAREN DIE DEN LANDE SCHADE HEBBEN TOEGEBRACHT. St. 1904 No. 241. Gelezen art. 82 der C. W. (St. 1895 No. 225) enz. Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL 1. In elk geval, waarin door de Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch-Indië aan den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië eene mededeeling is gedaan, die tot het opleggen van vergoeding van aan den Lande toegebrachte schade zou kunnen leiden, op grond van artikel 82 der Indische comptabiliteitswet, doet de Gouverneur-Generaal onderzoeken, of door den Lande schade is geleden en of de betrokken landsdienaren die schade, middellijk of onmiddellijk, door eenige onrechtmatige handeling of door het nalaten van de zorg, waartoe zij gehouden waren, hebben toegebracht. ARTIKEL 2. Indien de aan het slot van artikel 1 bedoelde vragen toestemmend worden beantwoord, wordt aan de betrokken personen, aan hunne erfgenamen of rechtverkrijgenden of, bij ontstentenis van dezen, aan de beheerders der nalatenschappen, mededeeling gedaan van het bedrag der op te leggen vergoeding en van de gronden, waarop zij rust, en wordt den belanghebbenden tevens een door den Gouverneur-Generaal te bepalen termijn gesteld, binnen welken eene schriftelijke verdediging kan worden voorgedragen. St. 1907 No. 543. Verzoekschriften, strekkende ter verkrijging van inzage van tot 's lands archief behoorende bescheiden, benoodigd voor het opmaken eener verdediging betreffende eene aan den Lande toegebrachte en op grond van art. 82 der Indische Comptabiliteitswet te vergoeden schade, zijn vrij van zegel. ARTIKEL 3. Nadat eene schriftelijke verdediging is ontvangen, of de voor de indiening daarvan gestelde termijn is verstreken, wordt, tenzij het geldswaardig bedrag der schade vrijwillig in 's Lands kas is gestort, bij een met redenen omkleed besluit, den Raad van Nederlandsch-lndië gehoord, door den Gouverneur-Generaal eene beslissing genomen en, zoo daartoe termen zijn, de vergoeding opgelegd, met vaststelling tevens van ieders aandeel daarin, indien niet één maar meer landsdienaren bij de zaak betrokken zijn. ARTIKEL 4. Hetgeen omtrent onderzoek, schriftelijke verdediging en beslissing in de voorgaande drie artikelen is voorgeschreven, geldt mede voor de gevallen, waarin de Gouverneur-Generaal, ■ zonder ter zake van de Algemeene Rekenkamer eene mededeeling als in artikel 1 bedoeld te hebben ontvangen, van oordeel is, dat er termen bestaan te onderzoeken, of niet, naar aanleiding van artikel 82 der Indische Comptabiliteitswet, eene vergoeding behoort te worden opgelegd. ARTIKEL 5. Zij, aan wie vergoeding is opgelegd, kunnen van de besluiten van den G.-G., waarbij dit is geschied, bij ONS herziening vragen. Het daartoe strekkend verzoekschrift wordt door hen ingediend uiterlijk binnen 30 dagen nadat het besluit te hunner kennis is gebracht. Indien de betrokken personen zich in N.-l. bevinden, wordt het verzoekschrift binnen den bovenbedoelden termijn aan den G.-G. ingediend en door diens tusschenkomst aan Onzen Minister van Koloniën verzonden. Zoolang wij op een binnen den gestelden termijn ingediend verzoekschrift geen beschikking hebben genomen, wordt het besluit, waarvan herziening is gevraagd, niet ten uitvoer gelegd, ten ware bij dat besluit voorloopige tenuitvoerlegging is bevolen. Op verzoeken om herziening, ingediend na het ver- strijken van den gestelden termijn, wordt door ONS afwijzend beschikt, zonder onderzoek van de zaak zelve. WIJ behouden ONS echter voor, wegens bijzondere redenen een langeren of naderen termijn toe te staan. WIJ behouden ONS mede voor, besluiten van den G.-G., als in het eerste lid bedoeld, ook al is eene herziening daarvan niet of niet tijdig gevraagd, alsmede door ONS, krachtens dit art. genomen beschikkingen, te herzien of nader te herzien, indien die besluiten of beschikkingen later mochten blijken te zijn genomen op grond van onjuiste gegevens of onjuiste voorstelling van feiten. ARTIKEL 6. Nadat de opgelegde vergoedingen betaald zijn of reeds voor die oplegging het geldswaardig bedrag der schade vrijwillig in s Lands kas is gestort, gaan, tot het gestorte bedrag, van rechtswege op de betrokken Landsdienaren, hunne erfgenamen of rechtverkrijgenden de rechtsvorderingen over, welke het Land ter zake op grond van wettelijke of contractueele bepalingen tegen derden heeft verkregen of mocht hebben behouden. Door den G.-G. worden aan de belanghebbenden op hun verzoek de bewijsstukken verstrekt, welke zij noodig hebben om hun recht tegen derden geldig te maken. ARTIKEL 7. De afschriften van de besluiten, waarbij vergoeding wordt opgelegd, aan het hoofd voerende de woorden „In naam des Konings" en onderteekend door den Alg. Secretaris, hebben dezelfde kracht en worden, met inachtneming van de 3e alinea van art. 5, op dezelfde wijze ten uitvoer gelegd als de grossen van in kracht van gewijsde gegane vonnissen in burgerlijke zaken. De invordering van de verschuldigde sommen geschiedt echter bij voorkeur op de ten laste der Indische begrooting komende inkomsten der betrokken personen. ARTIKEL 8. Over elk dienstjaar wordt van de in de art. 1 en 4 bedoelde gevallen eene lijst opgemaakt, die, met afschriften van de noodige bescheiden ter toelichting, gevoegd wordt bij de ingevolge art. 80 der Comp. wet in te dienen stukken. De lijst vermeldt voor elk geval hetzij de vrijwillige betaling, die heeft plaats gehad, hetzij de beslissing, die door den Q.-G. is genomen. Wanneer tijdens de inzending van de lijst nog geen beslissing door den G.-G. is genomen in een geval waarin geen vrijwillige betaling heeft plaats gehad, wordt zulks vermeld en word bij de inzending van de op een volgend dienstjaar betrekking hebbende stukken, de stand der zaak medegedeeld, totdat zij is uitgemaakt. ARTIKEL 9. Indien op 1 Januari 1905 wegens schade, betrekking hebbende op den dienst van een der jaren 1896, 1897 of 1898 en overigens binnen een tijdsverloop van 2 jaren, te rekenen van den dag, waarop de wet, houdende vaststelling van het slot der rekening van ontvangsten en uitgaven van den dienst, op welken de schade betrekking heeft, in het Staatsblad van N.-I. is afgekondigd, nog geene vergoedingen, als bedoeld in de art. 1 en 4, zijn opgelegd, vervalt voor de betrokken landsdienaren de aansprakelijkheid, voortvloeiende uit art. 82 der Comp. wet. Overigens zijn op de verjaring der vorderingen van den Lande ter zake van krachtens dit besluit opgelegde vergoedingen, de voorschriften van het Burg. Wetboek voor N.-I. omtrent verjaring van toepassing. ARTIKEL 10. Behoudens hetgeen in het volgend art. is bepaald, worden de Kon. Besluiten van 27 Aug. 1880 No. 19 (St. No. 198) en van 13 Maart 1896 No. 46 (St. No. 100) zoomede die van 21 Nov. 1888 No. 16 (St. 1889 No. 41) en van 19 Dec. 1890 No. 21 (St. 1891 No. 78) ingetrokken en vervallen in art. 1 van St. 1889 No. 192 de woorden: „en in alle andere gevallen, waarin de ambtenaren, belast met de toepassing van dat Reglement en van de bepalingen omtrent het houden van openbare verhuringen en verpachtingen schade aan den Lande hebben toegebracht door verzuimde of onjuiste naleving of toepassing van het Regl. of de bepalingen voornoemd of van de ter uitvoering daarvan gegeven voorschriften." ARTIKEL 11. Dit besluit treedt in werking op den dag zijner afkondiging in N.-I. en vindt alsdan mede toepassing ten aanzien van de sedert 1 Januari 1896 reeds voorgekomen gevallen, welke tot het opleggen van vergoeding, als in art. 1 of art. 4 bedoeld, kunnen leiden, en waarin de bij de zaak betrokken landsdienaren niet reeds ter verantwoording zijn geroepen krachtens St. 1880 No. 198, 1889 No. 41 of 1889 No. 192. In de gevallen, waarin zoodanig ter verantwoording roepen reeds heeft plaats gehad, blijven voor de voortzetting der aangevangen procedure ook verder de genoemde Staatsbladen, het eerste zooals het gewijzigd is bij St. 1896 No. 100, gelden. ARTIKEL 12. Dit besluit is niet van toepassing op de bij de Zeemacht en het Leger dienenden beneden den rang van officier, op de Inlandsche schepelingen bij de Gouv. Marine, op de gewapende politiedienaren en op de tot de korpsen Barisan op Madoera behoorende onderofficieren en minderen. Voor hen zijn de bestaande bepalingen nopens het opleggen van vergoedingen wegens den Lande toegebrachte schade ten aanzien van alle sedert 1 Januari 1896 voorgekomen gevallen te beschouwen als door ONS voor N.-I. voorgeschreven en worden die bepalingen bestendigd totdat ter zake door ONS op andere wijze zal worden voorzien. Mede zijn de bepalingen nopens het opleggen van vergoedingen, wegens den Lande toegebrachte schade aan officieren der Zeemacht en van het Leger, alsmede aan de Eur. opvarenden der Gouv. Marine voor alle sedert 1 Jan. 1896 voorgekomen gevallen te beschouwen als door ONS voor N.-I. voorgeschreven. In de gevallen waarin bij de inwerkingtreding van dit besluit die landsdienaren reeds krachtens die bepalingen ter verantwoording zijn geroepen, is dit besluit niet van toepassing en blijven die bepalingen voor de voortzetting der aangevangen procedure van kracht. St. 1904 No. 242. In verband met St. 1904 No. 241, wordt St. 1891 No. 21, houdende voorschriften betreffende aansprakelijkheid der ambtenaren van de Wees- en Boedelkamers in N.-I. jegens den Staat voor door hen veroorzaakte schade, ingetrokken, met bepaling, v. z. n., dat de bij dat Staatsblad ingetrokken voorschriften ingetrokken blijven. Bijbl. No. 6025. In te trekken art. 2 van bijbl. No. 4039, volgens hetwelk tot het opleggen van vergoedingen aan landsdienaren bij administratieve beslissingen niet zal worden overgegaan zonder vooraf van den betrokkenen eene verklaring te hebben ontvangen, dat hij zich aan die beslissing onderwerpt en van een beroep op den rechter afziet. Bijbl. No. 3795. Aan de Chefs der Dep. van Alg. Bestuur. Bij het besluit van 1 November 1880 No. 1 is de afkondiging bevolen van het Kon. Besl. van 27 Aug. 1880. No. 19 (Ind. St. 1880 No. 198) waarbij eensdeels ter uitvoering van de derde zinsnede van art. 82 der C. W. en anderdeels met intrekking van art. 2 van St. 1875 No. 23 de wijze is geregeld, waarop verhaal zal geschieden der schade, den lande toegebracht door ordonnateurs en hen, die met de naleving of toepassing zijn belast van verordeningen of voorschriften betrekkelijk de belastingen en overige landsinkomsten. Zooals uit art. 6 dier Kon. verordening blijkt, is de bevoegdheid van den G.-G. om den ambtenaren vergoeding op te leggen wegens de schade, door hun toedoen den lande berekkend, niet beperkt tot de gevallen, waarin van het gepleegde feit door de Alg. Rekenkamer mededeeling is gedaan, maar zal ook in alle andere gevallen, wanneer daartoe termen gevonden worden, van die bevoegdheid zijn gebruik te maken. Om in dit opzicht aan 's Konings verordening behoorlijk uitvoering te geven, kan de hulp van de chefs der Dep. van Alg. Bestuur niet worden ontbeerd. Bij art. 2 der heden genomen beschikking is derhalve aan U de verplichting opgelegd, om tel ens wanneer blijkt dat aan den lande schade is berokkend, door ambtenaren in het Kon. Besl. bedoeld, zulks ter kennisse van de Regeering te brengen en Haar met betrekking tot de toepassing van die Kon. beschikking met raad te dienen in elk bijzonder geval, waarin de toerekenbaarheid der veroorzaakte schade niet onbetwistbaar voorkomt. In verband hiermede zij er Uwe aandacht op gevestigd, dat het een hoofdbeginsel van 's Konings regeling is, dat de G.-G. vergoeding op zal leggen niet bij het bestaan van het enkeie feit dat aan den Staat schade is berokkend maar bepaaldelijk in hetgeval dat de schade aan plichtverzuim behoort te worden geweten. Met plichtverzuim wordt in het algemeen bedoeld, verzuim van al zoodanige zorg, als waartoe de betrokken ambtenaar gehouden is. Het Gouvernement heeft er recht op en moet vorderen, dat zijn ambtenaren aan de hun toevertrouwde belangen al die aandacht en al die zorg wijden, waartoe zij in staat zijn, en in de uitoefening hunner functien al dien ijver en al die nauwgezetheid aanwenden, die hun mogelijk zijn. Zoo behooren zij er o. a. voor te waken, dat de personen die onder hunne bevelen staan van goede instructies worden voorzien, dat die instructies worden nageleefd, dat de overtreders en nalatigen worden gestraft, enz. Daar vele van de in het Kon. Besluit bedoelde ambtenaren evenwel niet persoonlijk al het werk kunnen verrichten wat tot hunne bemoeienis behoort zonder op andere wijze 's lands belangen te verwaarloozen, kunnen, in weerwil dat de meest mogelijke zorg betracht is, feilen en fouten dikwijls door hunne ondergeschikten worden begaan, die op schade voor den lande uitloopen. In zoodanige gevallen waarin de betrokken ambtenaar noch opzet noch verzuim kan worden verweten, maar de schade een gevolg is van omstandigheden, van hem onafhankelijk en buiten zijn toedoen, ontstaan, zal de toepassing van het Kon. Besl. achterwege behooren te blijven, dewijl volgens art. 82 der C. W. alleen hij tot vergoeding verplicht is. die den lande schade toebrengt. De le Gouv. Secretaris. Bijbl. No. 4689. (') CIRCULAIRE. No. 2531. Buitenzorg, 15 October 1891. Zooals bij bijblad No. 3795 aan de Chefs de Dep. van Alg. Bestuur werd opgemerkt, is hun bij art. 2 de verplichting opgelegd om telkens wanneer blijkt (') De in dit bijblad vervatte beginselen blijven ook onder de nieuwe regeling (St. 1904 No. 241) van'kracht. (Circ. Gouv. Secretaris van 7 Mei 1904 No. 1873.) dat aan den Lande schade is berokkend door de ambtenaren beboeld bij St. 1880 No. 198, zulks ter kennisse van de Regeering te brengen en Haar met betrekking tot de toepassing van dat Staatsblad met raad te dienen in elk bijzonder geval, waarin de toerekenbaarheid der veroorzaakte schade niet onbetwistbaar voorkomt. In zulke gevallen plegen verschillende Departementschefs te beginnen met het onverschuldigd betaalde terug te vorderen van dengeen, die het ten onrechte genoten heeft, en blijft mededeeling van de zaak a*n de Regeering achterwege indien de terugstorting onmiddellijk plaats heeft, of indien door de Dep. Chefs binnen de grenzen hunner bevoegdheid terugbetaling wordt toegestaan bij zoodanige termijnen, d.>t de geheele afdoening binnen twee jaren kan plaats hebben. Met deze wijze van handelen kan de G.-Q. zich wel vereenigen. Blijkt terugvordering van den eigenlijken schuldenaar onmogelijk of worden daarbij zwarigheden ondervonden, dan behoort de betrokken Dep. Chef, evenals tot dusverre placht te geschieden, van de zaak mededeeling te doen aan de Regeering, tenzij zoodanige mededee ing reeds door de Alg. Rekenkamer is gedaan. Worden in zoodanig geval termen gevonden om den ambtenaar, door wiens verzuim de schade is toegebracht, daarvoor aansprakelijk te stellen, dan wordt met toepassing van hooger genoemd Staatsblad de vergoeding dier schade opgelegd tot het bedrag, dat ten onrechte betaald is en door den eigenlijken schuldenaar niet teruggegeven wordt. Daar de vordering op dien schuldenaar, welke op de art. 1359 en volgende van het Burg Wetboek gegrond is, evenals alle landsvorderingen a leen door betaling, kwijtschelding of verjaring kan worden opgeheven, moet intusschen worden voortgegaan met het ten onrechte betaalde van hem ie vordeien. Hetgeen door hem wordt teruggestort moet c. q. gebracht Deel 11. worden in het credit van den landsdienaar, wien de vergoeding is opgelegd, en aan dezen behoort ook eventueel het te veel betaalde te worden teruggegeven. Biibl. No. 6126. Aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur, die gewestelijke politie- en communicatievaartuigen ter hunner beschikking hebben. No. 12896. Batavia, den 26sten October 1904. Nu bij Koninklijk besluit van 1 Maart 1904 No. 25 (Indisch Staatsblad No. 241) de regeling is vastgesteld der vervolging van en het verhaal op 's Lands dienaren, die zonder ter zake comptabel te zijn, door onrechtmatige handelingen of door het nalaten der zorg, waartoe zij gehouden zijn, middellijk of onmiddellijk den Lande schade toebrengen, rijst de vraag, of, waar blijkens de aan dit Departement inkomende processenverbaal van keuringen over gewestelijke politie- en communicatievaartuigen, het onderhoud dier vaartuigen en hune inventarisgoederen meermalen veel te wenschen overlaat, en zelfs enkele malen verwaarloozing werd geconstateerd, in sommige gevallen geen termen aanwezig zijn, om artikel 82 der Indische comptabiliteitswet toe te passen. Volgens de thans geldende voorschriften constateert de commissie bij keuring van gewestelijke politie- en communicatievaartuigen: le. den algemeenen toestand van het vaartuig en der inventarisgoederen; 2e'. de noodig geachte herstellingen; 3e. of het onderhoud al of niet te wenschen heeft overgelaten. Aan wiens schuld of nalatigheid gebreken of gebrekkig onderhoud zijn toe te schrijven, behoeft de commissie niet te beoordeelen en in vele gevallen kan zij dit ook niet dan zeer onvolledig doen, omdat zij niet met de omstandigheden bekend is, welke tot gebrekkig onderhoud of verwaarloozing aanleiding gegeven hebben. Voor het eventueel aanwijzen in deze van den schuldigen landsdienaar en voor het bepalen van het bedrag der aan den Lande toegebrachte schade dient het Hoofd van gewestelijk bestuur, ter wiens beschikking het vaartuig is gesteld, de noodige gegevens te leveren. In verband met het bovenstaande en het bepaalde in St. 1898 No. 290, wordt, na dienaangaand gepleegd overleg met den Dir. van B. B., UHEdG. uitgenoodigd het navolgende in acht te nemen: Indien op het U rechtstreeks door de keuringscommissie toegezonden proces-verbaal van keuring over een gewestelijk politie-en communicatievaartuig vermeld wordt dat het onderhoud van het vaartuig of van de inventarisgoederen te wenschen heeft overgelaten dan wel indien U dit op eenige andere wijze bekend wordt en dientengevolge den Lande schade berokkend is, zal door U onderzocht behooren te worden of dit geheel of ten deele te wijten is aan onrechtmatige handelingen van eenig landsdienaar, dan wel aan het nalaten der zorg waartoe deze gehouden is, zullende U in het bevestigend geval den betrokken landsdienaar daarmede in kennis stellen. Tot het bepalen van het bedrag der schade, die door onrechtmatige handelingen of door zorgeloosheid of nalatigheid is ontstaan, kan U zich door de commissie, die het vaartuig gekeurd heeft, dan wel door andere technische personen laten voorlichten. Van den afloop van het onderzoek wordt door U omstandig aan den Chef van het Departement der Marine gerapporteerd en worden daarbij alle gegevens verstrekt, die voor de beoordeeling der aangelegenheid kunnen dienen, en waarop c. q. het voorstel tot vervolging kan worden gegrond. Indien de betrokkene zich bereid verklaart, het bedrag der schade vrijwillig in 's Lands kas te storten, moet het bovenbedoeld rapport vergezeld worden door de mededeeling dezer bereidverklaring. Het stortingsbewijs wordt dan zoo spoedig mogelijk aan het Departement der Marine toegezonden. De Comm. der Zeemacht en Chef van het Dep. der Marine in N.-I. ARTIKEL 90. INHOUDINGEN TOT AANZUIVERING VAN SCHULDEN. St. 1898 No. 210. Blijkens dit St. worden tot aanzuivering van schulden aan den Lande, daaronder begrepen de ingevolge art. 90 der comptabiliteitswet (St. 1895 No. 225) aan comptabelen voorloopig opgelegde vergoedingen, inhoudingen bevolen tot '/•» van het inkomen, na aftrek der verplichte contributiën, zoo dit berekend over een volle maand ƒ 200.— of minder en '/s. 200 dit berekend over een volle maand meer dan ƒ 200.— 's maands bedraagt. De gezamenlijke inhoudingen mogen met inbegrip van de inhoudingen tot aanzuivering van voorschot op tractement of borgtocht het vorenbepaald bedrag niet overschrijden. Met het oog op financiëele omstandigheden van den debiteur kan het bedrag der inhoudingen op minder dan '/4 of "/3 van het netto-inkomen worden gesteld. Inhoudingen wegens achterstallige belastinggelden en andere landsvorderingen, zoomede die wegens venduschulden hebben den voorrang. De inhoudingen worden bevolen door den Chef van het Departement ten laste waarvan de inkomsten van den debiteur worden betaald, behoudens dat. voorzooveel betreft het personeel, behoorende tot den dienst der S.S. ter Sumatra's Westkust, de in deze bedoelde bevoegdheid ingevolge St. 1897 No. 251, blijft toegekend aan den hoofdingenieur, chef van dien dienst. (St. 1908 No. 44oi. Bovenstaande bepalingen maken geen inbreuk op de voorschriften, welke elders voor de inhouding van sommige schulden aan het Land zijn of zullen worden gegeven. De inhoudingen volgens deze bepalingen doen overigens niet te kort aan het recht om, indien zulks door den G.-G. wordt gewenscht, langs anderen weg het den Lande verschuldigde in te vorderen. St. 1911 No. 600. Gelet op St. 1882 No. 154 en 1898 No. 210. Is goedgevonden en verstaan: Den Comm. van het Leger en Chef van het Dep. van Oorlog in N.-i. te machtigen om, bij korting op tractementen enz. van militairen en tot het leger behoorende Europeesche burgerlijke landsdienaren tot aanzuivering van schulden wegens opgelegde vergoedingen en bevolen restitutien van te veel of ten onrechte genoten gelden, het bedrag der korting in verband met de finantieele omstandigheden van den debiteur lager te stellen dan de voorgeschreven inhouding. St. 1898 No. 207. Ten behoeve van particuliere schuldeischers worden geen kortingen meer verleend op uit 's Lands kas genoten wordende inkomsten van landsdienaren, gewezen landsdienaren, hunne weduwen en weezen. Bijbl. No. 821. Van bevolen kortingen moet worden melding gemaakt op de certificaten van ophouding van betaling. ARTIKEL 92 en 93 VOORSCHRIFTEN OP DE INVORDERING DER DOOR COMPTABELEN VERSCHULDIGDE GELDEN. s Bijbl. No. 3442. ARTIKEL 1 (Bijbl. No. 5278). De Dir. van Fin. zorgt voor de invordering der boeten, bedoeld bij art. 92 der 1. C. W. Voor de invordering van alle andere gelden, door de comptabelen krachtens besluit van de Alg. Rekenkamer verschuldigd, zoomede van de bij hoogeraangehaald art. 92 bedoelde kosten, wordt door de Chefs der betrokken Departementen van Algemeen Bestuur het noodige verricht. ARTIKEL 2. Aan den schuldenaar wordt een korte termijn gesteld, binnen welken hij de verschuldigde som in 's Lands kas moet storten. ARTIKEL 3. Wanneer de in het vorige art. bedoelde termijn onbenut is voorbijgegaan of het geheele bedrag niet is afbetaald, en de schuld door korting op de inkomsten van den schuldenaar in twee jaren kan zijn voldaan, wordt die korting door den betrokken departementschei bevolen, uitgezonderd als het eene boete van de Alg. Rekenkamer geldt, als wanneer de inhouding in een of meer bekwame termijnen door den Dir. van Fin. kan worden gelast. Kan de schuld door korting op de inkomsten van den schuldenaar niet in twee jaren zijn aangezuiverd, dan wordt zij gerechtelijk ingevorderd, tenzij door den betrokken Departementschef, al dan niet op verzoek van den schuldenaar, eene andere wijze van afdoening der schuld worde toegestaan, iBijbl. No. 6303). ARTIKEL 4. De borgtocht van den schuldenaar wordt aangesproken, indien inhouding op zijne inkomsten onmogelijk is of het vaststaat, dat geen nieuwe schulden, welke op dien borgtocht te verhalen zijn, vorderbaar zullen worden. Bijbl. No. 2152 komt hierdoor te vervallen. ARTIKEL 94. UITVOERING VAN DE 2e ALINEA VAN ARTIKEL 94 VAN enz. St. 1903 No. 210. Ter uitvoering van de 2e alinea van art. 94 der Comptabiliteitswet (St. 1895 No. 225) vast te stellen de volgende voorschriften: I. 1) Indien een comptabele onder curateele wordt gesteld, voortvluchtig is of overlijdt, onverschillig of dit plaats heeft tijdens hij in functie dan wel nadat liij afgetreden is, wordt terstond een onderzoek ingesteld naar den naam en de woonplaats van diens curator, erfgenaam of rechtverkrijgende, ten einde dezen de rekening ex officio, zoodra zij is opgemaakt te kunnen mededeelen. 2) Het in de vorige alinea bedoeld onderzoek wordt ingesteld: a. indien de comptabele behoort tot een der Departementen van Alg. Burg. Bestuur, voor zoover betreft de residentie Batavia, door het Hoofd van het bij de zaak betrokken Departement, en daarbuiten door het bij de zaak betrokken Hoofd van Gew. Bestuur, casu quo door den Resident der Padangsche Bovenlanden of dien van Tapanoeli, strekkende de bevoegdheid ten deze van den Gouverneur van Sumatra 's Westkust zich mitsdien alleen uit tot het niet genoemde deel van zijn gewest; b. indien de comptabele behoort tot het Dep. van Oorlog, door den bij de zaak betrokken gewestelijken wapen-of dienstchef; c. indien de comptabele behoort tot het Dep. dei Marine, door den Comm. der Zeemacht, Chef van dat Departement. (3) De mededeeling der ex officio opgemaakte rekening bestaat — voor het geval deze in simplo is opgemaakt — in het toezenden van een afschrift der rekening, voor eensluidend geteekend door de in de vorige alinea aangewezen autoriteit, en, als er meer gelijkluidende exemplaren zijn, in het toezenden van een exemplaar der rekening. 4) Bij die toezending wordt tevens mededeeling aedaan van den termijn gedurende welken en de plaats waar de bij de rekening behoorende bescheiden ter inzage van belanghebbenden liggen. 11. ll Ingeval er meerdere erfgenamen of rechtverkrijgenden zijn, worden zij door de in de vorige paragraaf bedoelde autoriteit gedurende vier maanden in de gelegenheid gesteld een hunner aan te wijzen, aan wien zij het afschrift of exemplaar der rekening wenschen te zien toegezonden en wordt hun medegedeeld dat die aanwijzing, indien zij, na ommekomst van genoemden termijn nog niet is geschied, van bestuurswege zal plaats hebben. . 2i De aanwijzing van bestuurswege geschiedt, indien noodig, door de autoriteit in de vorige paragraaf vermeld. , 3) Bij de toezending van het afschrift of exemplaar der rekening wordt de aangewezen .erfgenaam of rechtverkrijgende tevens uitgenoodigd er voor te zorgen, dat zijne mede-erfgenamen of rechtverkrijgenden van den inhoud der rekening kunnen kennis nemen. 111. li Binnen een termijn, welke door de in paragraa 1 bedoelde autoriteit, met inbegrip van verlengingen, wordt verleend tot uiterlijk vijf maanden, gerekend van den dag, waarop de toezending van het afschrift of exemplaar der rekening heeft plaats gehad, kunnen de curator, de erfgenamen of rechtverkrijgenden van den comptabele hunne bezwaren daartegen bij die autoriteit indienen. 2) Gedurende den in de vorige alinea bedoelden termijn worden de bij de rekening behoorende bescheiden voor den curator of voor de erfgenamen of rechtverkrijgenden ter inzage gelegd ten kantore van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur, binnen wiens afdeeling het comptabel beheer gevoerd is, behalve indien het rekeningen betreft van comptabelen behoorende tot het Dep. van Oorl. of dat der Marine, in welk geval de bij de rekening behoorende bescheiden ter inzage worden gelegd respectievelijk ten bureele van den bij de zaak betrokken gewestelijken wapen- of dienstchef en van den Secretaris van het Dep. der Marine. IV. De curator, erfgenamen of rechtverkrijgenden, en casu quo voogden en curatoren van erfgenamen of rechtverkijgenden van den comptabele, kunnen zichten aanzien van de uit deze voorschriften voortvloeiende rechten en verplichtingen door een gemachtigde doen vertegenwoordigen. HET KASBEHEER. 'S LANDS KASSKN. Het algemeen beheer van 's Lands kassen wordt gevoerd door den Directeur van Financiën. Landskassen zijn gevestigd op de volgende plaatsen: Bantam. Serang, Pandeglang. Batavia. Batavia, Buitenzorg, Poerwakarta. Preanger. Bandoeng, Soekaboemi, Garoet (Limbangan), Tasikmalaja. Cheribon. Cheribon, Madjalengka, Tjiamis.** Pekalongan. Pekalongan, Tegal. Semarang. Semarang, Salatiga, Pati. Rembang. Rembang, Bodjonegoro. Soerabaja. Soerabaja, Grisee, Modjokerto. Madoera. Pamekasan, Bangkalan, Soemenep, Sampang. Pasoeroean. Pasoeroean, Malang, Probolinggo. Besoeki. Bondowoso, Banjoewangi. Banjoemas. Banjoemas, Tjilatjap. Kedoe. Magelang, Poerworedjo, Keboemen, Wonosobo. Djokjakarta. Djokjakarta. Soerakarta. Soerakarta, Madioen. Madioen, Patjitan. Kediri. Kediri, Toeloengagoeng. BUITENBEZITTINGEN. Sumatra's Westkust. Padang, Ajerbangis,** Priaman,** Painan.** Fort de Koek, Fort van der Capellen,** Loeboeksi-kaping,** Pajakoemboeh,** Solok,** Padangpandjang.** Tapanoeli. Padang Sidimpoean,** Sibolga, Taroe- toeng,** Goenoeng-sitoli,** (Nias), Natal.** Benkoelen. Benkoelen. Lampongsche Districten. Telokbetong.** Palembang. Palembang, Lahat,* Batoeradja.** Djambi. Djambi. Oostkust van Sumatra. Bengkalis,* Medan, Tandjoengbalai.** Atjeh en Onderhoorigheden. Koeta Radja. Riouw. Tandjoengpinang. Banka. Muntok, Beljjijoe,** Soengailiat,** Pangkal- pinang,** Koba.** Billiton. Tandjoengpandan.** Westerafdeeling van Borneo. Pontianak, Sintang,** Sambas.** Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. Bandjermasin en Samarinda.** Celebes en Onderhoorigheden. Makasser. Menado. Menado, Gorontalo.** Amboina. Amboina, Saparoea,** Wanai,** Neira (Banda).** Ternate. Ternate.** Zuid-Nieuw-Guinea. Merauke.* Bali en Lombok. Singaradja,* Mataram,** Den Passer.* Timor. Koepang.** Ondei het toezicht van de Hoofden van Gewestelijk Bestuur worden de kassen beheerd: door algemeene ontvangers (') op de niet gemerkte plaatsen; door den commies op liet bureau van den Ass.Resident: op de met * gemerkte plaatsen, en door den secretaris der Residentie, en, waar dezen niet aanwezig is, door de eerste plaatselijke auteriteit: op de plaatsen met ** gemerkt. (') Er zijn 4 Alg. Ontvangers der le kl., 21 dei 2e kl. en 38 der 3e kl. (St. 1908 No. 188, 1911 No. 54, 1912 No. 149 en 161) Met het beheer van 's Lands kas te Batavia is belast een algemeene ontvanger, die tevens ontvanger is van 's Lands middelen, bijgestaan door een adjunct-ontvanger voor de perceptie van 's Lands middelen en verder personeel. Aan ieder der alg. ontvangers te Semarang en Soerabaja is almede toegevoegd een adjunct-ontvanger voor de perceptie van 's Lands middelen. De commiezen op de kantoren van de Ass.-Residenten te Meester-Cornelis en Tangerang zijn hulpontvangers voor sommige middelen. De Hoofden der departementen van algemeen bestuur zijn, als gedelegeerden van den Gouverneur-Generaal, bevoegd tot het beoordeelen, verevenen en betaalbaarstellen van vorderingen ten laste van den Lande. Gelijke bevoegdheid hebben de Hoofden van gewestelijk bestuur, echter slechts voor zooveel betreft de tot hun ressort betrekking hebbende vorderingen (artt. 3 en 4 van 1910 No. 312). Zie ook Bijbl. No. 3843 en St. 1901 No. 138. De Hoofden der departementen geven ordonnantiën af op alle Landskassen; de Hoofden van gewestelijk bestuur (behalve van Batavia) geven mandaten af op de kassen in hun gewest (artt. 6 en 7 van St. 1910 No. 312). Zie echter Bijbl. No. 3284. Bijbl. No. 3843 en 3975. Ingeval van afwezigheid van de hoofdplaats van van het Hoofd van Gew. Bestuur, zijn de op de gewestelijke hoofdplaatsen bescheiden assistent-residenten of secretarissen (op de hoofdplaats Billiton de commies op het bureau van den assistent-resident aldaar) bevoegd om als hulpordonnateur mandaten op 's Lands kassen af te geven. Gelijke bevoegdheid als aan de Hoofden van gewestelijk bestuur is verleend (zie hierboven) wordt toegekend: le. aan de intendanten of onderintendanten der Militaire Administratie, of aan zoodanige militaire autoritei- ten als daartoe door den Chef van het Departement van Oorlog worden aangewezen; 2e. aan zoodanige tot de Marine behoorende officieren of ambtenaren, als daartoe door den Chef van het Departement der Marine worden aangewezen (art. 7 van St. 1910 No. 312). Op plaatsen, waar geene tot het Departement van Oorlog of dat van Marine behoorende officieren of ambtenaren voor die departementen optreden, geschiedt dit door de Hoofden van gewestelijk bestuur. In Bijbl. No. 3434 is eene bepaling opgenomen omtrent de uitgifte van triplicaten van ordonnantiën en mandaten, waarvan de origineelen in het ongereede zijn geraakt. Bijbl. No. 4336 bepaalt, dat de bij Bijbl. No. 3434 bedoelde borgtocht niet behoeft te worden gevorderd, wanneer de origineele ordonnantiën of mandaten buiten schuld van de daarop rechthebbenden niet in hunne handen zijn gekomen. Maatregelen ter voorkoming van vervalsching van betalingsstukken zijn vervat in Bijbl. No. 4275. (Zie aldaar). Modellen voor ordonnantiën en mandaten zijn vastgesteld bij Gouv. besl. van 20 September 1888 No. 26 (Bijbl. No. 4597). Ordonnantiën en mandaten moeten door de rechthebbenden zeiven voor voldaan worden geteekend (Zie Bijol. No. 5091 bij Adm. Beheer). Modellen voor opdrachten tot invordering en voor registers dier opdrachten zijn vastgesteld bij Gouv. besl. van 1 October 1893 No. 4 (Bijbl. No. 4873). VOORZIENING VAN 'S LANDS KASSEN. Lan^s allerlei wegen komt voortdurend geld in de kassen. De debiteuren van den Lande voldoen alles, wat zij ter zake van belastingen, pachtpenningen (b.v. voor •de z.g. kleine middelen), als anderszins verschuldigd zijn aan de beheerders dier Landskassen of aan speciaal daarvoor aangewezen hulpontvangers. De personen belast met de inning van bizondere Landsinkomsten, zooals de ontvangers der in- en uitvoerrechten en accijnsen, de kassiers der vendukantoren, de ontvangers van het recht van successie, de djaksa's, dragen hetgeen zij geïnd hebben op vaste tijdstippen af aan de algemeene ontvangers of ondercollecteurs, tegen behoorlijke quitantie, die zij bij hunne periodieke verantwoordingen overleggen. De algemeene ontvangers worden door de hoofden der Departementen van algemeen bestuur in het bizonder belast met de inning van zulke aan den Lande •verschuldigde bedragen, waarmede zij zonder een specialen last niet te maken zonden hebben, b.v. door comptabelen blijkens hunne periodieke verantwoordingen te min verantwoorde bedragen, vergoedingen aan aannemers en leveranciers opgelegd; dit geschiedt bij z.g. opdrachten tot invordering. Evenwel behoeven de debiteuren van den Lande, behalve de aannemers en leveranciers zooeven bedoeld, geen aanschrijving om te storten van den algemeenen •ontvanger af te wachten en zijn deze bevoegd, volgens anderen verplicht, alles wat hun gebracht wordt, mits het vergezeld is van eene opgave en behoorlijke •omschrijving der bestemming, aan te nemen en te boeken; belasting-gelden voorkomende in aanslag-kohieren van andere plaatsen, zijn hiervan speciaal uitgezonderd. Daarentegen zijn de algemeene ontvangers niet bevoegd om hetgeen ten onrechte of te veel in's Landskas mocht zijn gestort, zonder bizonderen last, aan rechthebbenden te restitueeren. Hiertoe is de bemoeienis der Regeering noodig. Alleen in niet-quaestieuse gevallen zijn de chefs der Departementen van algemeen bestuur bevoegd om zonder die tusschenkomst bevelen te geven tot de teruggave op den voet van art. 20 C. W. van ten onrechte plaats gehad hebbende ontvangsten, mits van de zaak omstandig mededeeling doende aan de Algemeene Rekenkamer. Bijbl. No. 2725 en 3206. GELDZENDINGEN VAN EN NAAR NEDERLAND. Ter verdere voorziening van 's Lands kassen van specie geschiedt uitzending daarvan uit Nederland, (zie voor de premiën aan de commandanten van Hr. Ms. oorlogschepen en voor die aan de gezagvoeders van schepen en vaartuigen der Gouvernements-Marine en van andere voor 's Lands dienst gebezigd wordende schepen en vaartuigen, St. 1895 No. 23 en 1902 No. 82), dan wel wisseltrekking door de Indische Regeering op het Ministerie van Koloniën, volgens de regelen gesteld bij Bijbl. No. 3526, waarvan § 14 is aangevuld bij artikel 3 van het Gouv. besluit van 11 Augustus 1885 No. 3, bepalende, dat de wissels niet worden afgegeven vóórdat het zegelrecht is betaald. De Javasche Bank is belast met de kostelooze bewaring der Algemeene Landskas en, eveneens kosteloos, met de functiën van Gouvernementskassier, zoo te Batavia als op alle plaatsen, waar zij agentschappen heeft of vestigt. Ook is zij gehouden tot de kostelooze overmaking van gelden ten behoeve van den Lande tusschen het Hoofdbureau en hare Agentschappen en tusschen die Agentschappen onderling. Voor overmakingen tegen den parikoers tusschen Nederland en NederlandschIndië, en naar of van hare correspondentschappen, gelden bijzondere bepalingen, door den GouverneurGeneraal in overleg met de Directie der Bank vastte stellen; zie artikel 16 van het octrooi der Bank in St. 1906 No. 107. OVEREENKOMST MET DE JAVASCHE BANK VOOR DE OVERMAKING TEGEN PARIKOERS VAN GELDEN TEN BEHOEVE VAN DEN LANDE TUSSCHEN NEDERLAND EN NEDERLANDSCH-INDIË EN OMGEKEERD. BESLUIT. Bijbl. No. 7126. No. 17. Batavia, den 17de" December 1909. Herlezen enz.; Is goedgevonden en verstaan ; Eerstelijk : Den Directeur van Financiën te machtigen om met de Directie der Javasche Bank eene overeenkomst te sluiten voor de overmaking tegen den parikoers van gelden ten behoeve van den Lande tusschen Nederland en Nederlandsch-lndië en omgekeerd op den voet van het aan dit besluit gehecht ontwerp, en zulks ter vervanging van die, bedoeld bij het besluit van 22 Maart 1906 No'. 44 (Bijblad op het Staatsblad No. 6451). Ten tweede: enz. Afschrift enz. OVEREENKOMST. De Directeur van Financiën, handelende als zoodanig voor en namens de Regeering van Nederlandsch-lndië als vertegenwoordigende den Lande en President en Directeuren der Javasche Bank, handelende voor en namens de naamlooze vennootschap „de Javasche Bank", gevestigd te Batavia, verklaren in opvolging van de bepaling van artikel 16 lid 3 van het Koninklijk besluit van 2 Januari 1906 No. 26 (Staatsblad 1906 No. 107) zooals dat Koninklijk besluit gewijzigd is bij Koninklijke besluiten van 17 Januari 1908 No. 46 (Staatsblad 1908 No. 76) en 7 Mei 1909 No. 36 (Staatsblad 1909 No. 363), houdende het Octrooi van de Javasche Bank, te zijn overeengekomen als volgt: ARTIKEL 1. De op 28 Maart 1906 tusschen de Regeering van Nederlandsch-lndië en de Javasche Bank gesloten overeenkomst voor de kostelooze overmaking van gelden ten behoeve van den Lande tusschen Nederland en Nederlandsch-lndië en omgekeerd vervalt. ARTIKEL 2. De Javasche Bank verbindt zich om te allen tijde en tot elk gewenscht bedrag ten behoeve van den Lande gelden over te maken tusschen Nederland en Nederlandsch-lndië en omgekeerd op de wijze, omschreven bij artikel 3. De Regeering van Nederlandsch-lndië verbindt zich om bij overmaking van gelden tusschen Nederland en Nederlandsch-lndië en omgekeerd op andere wijze dan dan door uitzending van specie uitsluitend gebruik te maken van de bemiddeling der Javasche Bank. ARTIKEL 3. De bij artikel 2 bedoelde overmaking geschiedt als volgt: 1. van Nederland naar Indië, door storting door of van wege den Minister van Financiën in Nederland van het over te maken bedrag bij het kantoor der Javasche Bankte Amsterdam of wel, indien Gedelegeerden der Bank aldaar hunnen wensch daartoe mochten te kennen geven, door overschrijving van het te goed van het Rijk bij de Nederlandsche Bank, op de rekening van het kantoor der Javasche Bank te Amsterdam. Voor die stortingen wordt kwitantie verleend door Gedelegeerden der Bank te Amsterdam, met gelijktijdige verbintenis tot dadelijke telegrafische beschikbaar- Deel II 12 stelling van het gestorte bedrag bij de Javasche Bank te Batavia, alwaar de rekening van het Gouvernement van Nederlandsch-lndië met de Bank onmiddellijk voor het in Nederland ontvangen bedrag tegen parikoers, in Nederlandsch-Indisch Courant wordt te goed geschreven. 2. van Nederlandsch-lndië naar Nederland, door overschrijving van het te goed van het NederlandschIndisch Gouvernement bij de Javasche Bank op rekening der Bank. Het in dier voege ter beschikking van de Javasche Bank gesteld bedrag wordt door de Directie der Javasche Bank dadelijk, mits telkens tijdig gewaarschuwd zijnde, telegrafisch tegen parikoers, in Nederlandsche Courant, bij het kantoor der Javasche Bank te Amsterdam ter beschikking gesteld van den Minister van Koloniën. ARTIKEL 4. Deze overeenkomst eindigt op 31 Maart 1921, behoudens het recht van elk der partijen om haar tusschentijds te doen afloopen, mits minstens twee jaren van te voren schriftelijke opzegging daarvan aan de andere partij gedaan hebbende. GELDZENDINGEN BINNEN NEDERLANDSCH-INDIË. Bijbl. No. 6947. BESLUIT No. 18. Buitenzorg, den 2den Februari 1909. Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-lndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met intrekking, voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging, van het bij besluit van den Commissaris-Generaal van 29 Mei 1828 No. 25 (Bijblad No. 274) vastgestelde Reglement op het verzenden, vervoeren en ontvangen van 's Lands gelden, zooals dat later is gewijzigd en aangevuld, zoomede van alle daarmede verband houdende en met het na te noemen reglement in strijd zijnde bepalingen en voorschriften, vast te stellen het aan dit besluit gehecht „Reglement op het verzenden van gelden van en naar s Lands algemeene kassen in Nederlandsch-Indië". I en tweede: Dit besluit treedt in werking op 1 Mei 1909. REGLEMENT op het verzenden van gelden van en naar 's Lands algemeene kassen in N.-l. ARTIKEL 1. VERPAKKING VAN DE MUNT. Bij de overmaking van gouden, zilveren of koperen munt, behoorende tot den voorraad van eene landskas, aan eene andere landskas wordt elke muntsoortafzonderlijk verpakt in zakken, zooveel mogelijk op de volgende wijze : gouden munt in zakken van ƒ 5000. - ; zilveren standpenningen in zakken van ƒ500.—, met dien verstande dat halve guldens ook in zakken van ƒ 250— kunnen worden verpakt; een-vierde-guldenstukken in zakken van ƒ 250.—; een-tiende en een-twintigste guldenstukken in zakken van ƒ 100—; koperen pasmunt in zakken van ten hoogste ƒ 25. ARTIKEL 2. TE BEZIGEN VERPAKKINGSMIDDELEN (ZAKKEN). SLUITING, VERZEGELING EN WEGING VAN DE ZAKKEN. (1) De zakken, welke voor de verpakking worden gebezigd, moeten, voor zoover zij van linnen of een dergelijke stof vervaardigd zijn, aan de binnenzijde genaaid—en mogen niet gescheurd gelapt of hersteld zijn. (2) De opening der zakken moet met een touw uit een stuk, zonder splitsing of aangeknoopt gedeelte, dichtgemaakt zijn en dat touw moet met de beide einden door den zak gestoken — om de opening of kop stevig gewonden— en te zamen geknoopt zijn. (3) De knoop moet verder met een lakafdruk van het ambtszegel van den afzender verzegeld zijn en de einden van het touw moeten op een loshangend stuk linnen, perkament of stevig papier met een gelijk zegel in lak bevestigd zijn. (4) Op het etiquet wordt het volgnummer - en zoo nauwkeurig mogelijk ook het brutogewicht van den zak (gewogen na het aanbrengen der lakafdrukken) vermeld. (5) Het bepaalde bij de vorige drie alinea's geldt niet voor zoover de zakken, waarin het goud-of zilvergeld is verpakt, verzegeld zijn met het zegel van 's Rijksmunt te Utrecht. ARTIKEL 3. VERPAKKING VAN DE ZAKKEN IN KISTEN. SLUITING, VERZEGELING, WEGING EN VERZENDING VAN DE KISTEN. TOEZICHT OP VERSCHILLENDE VERRICHTINGEN. (1) De zakken worden gepakt in gave en stevige houten kisten. Elke kist houdt ten hoogste in ƒ 200.000 aan gouden munt;/ 20.000 aan zilvergeld of ƒ 300 aan kopergeld. (2) Als regel mag in elke kist slechts munt van hetzelfde metaal verpakt worden. Indien bij uitzondering in een zelfde kist munt van verschillend metaal verpakt wordt, mag het netto-gewicht per kist niet meer bedragen dan twee honderd kilogram. (3) De kisten worden goed dichtgespijkerd en voor- zien van klampen en van een kruisband van sterk touw uit één stuk bestaande, welk touw voor beschadiging beveiligd wordt door het te leggen in langs de zes zijden van de kist aan te brengen inkepingen, terwijl de uiteinden van het touw worden vastgelegd in twee holten in het deksel der kist, in welke holten het ambtszegel van den afzender in lak wordt afgedrukt; voorts worden de kisten kruiselings omwonden met sterke en deugdzame rottan, waarbij gezorgd wordt dat zich aan de bovenzijde twee rottanhengsels bevinden. waarin de draagstokken kunnen worden gestoken. (4) De kisten worden op het deksel voorzien van een adres en van een volgnummer, terwijl aldaar mede worden vermeld de inhoud en het brutogewicht (gewogen met inbegrip van de verzegeling en rottanomwinding). Het adres, het volgnummer en al hetgeen verder op de kisten dient te worden vermeld, moet op het deksel worden geschreven. (5) De op voorschreven wijze geëmballeerde en verzegelde kisten worden door den afzender van de remise, of een schriftelijk door hem aan te wijzen gemachtigde, afgeleverd aan den vervoerder en zulks, al naar gelang van de wijze van vervoer en de bestaande iransportcontracten, bij de kas, aan het station, op de reede, in de haven of aan boord. (6) De in dit art. omschreven verrichtingen hebben plaats in tegenwoordigheid van twee aan de kas verbonden ambtenaren of beambten — dan wel, wanneer in bijzondere omstandigheden het aan de kas verbonden personeel niet voldoende is om de remise tijdig gereed te maken, in tegenwoordigheid van twee, daartoe met inachtneming van Staatsblad 1847 No. 6, door het Hoofd van gewestelijk of van plaatselijk bestuur, — te Batavia door den Dir. van Fin —, aangewezen gecommitteerden. <71 De vraag of de bijzondere omstandigheden, in de vorige alinea bedoeld, zich al dan niet voordoen, wordt beoordeeld door de autoriteit, die bevoegd is jot het aanwijzen der gecommiteerden. (8) Ten blijke dat de verrichtingen onder toezicht van de in de 6e alinea bedoelde personen hebben plaats gehad, stellen zij op de bij art. IV bedoelde factuur eene verklaring en onderteekenen deze zooals in het model is aangegeven. ARTIKEL 4. OPMAKING VAN EENE EACTUUR IN VIERVOUD. AANTEEKENINQEN OMTRENT BEVONDEN TEKORTEN EN DEN TOESTAND VAN DE KISTEN. AANSPRAKELIJKHEID VAN DE VERVOERDERS. (II Bij elke verzending van goud-, zilver- of kopergeld wordt door den afzender eene factuur in viervoud ingericht, volgens het bij dit reglement behoorend model No. 1. Het origineel wordt uitgereikt aan den vervoerder van de gelden, het duplicaat wordt per post (onder aangeteekend couvert) toegezonden aan den alg. ontvanger, aan wien het geld wordt overgemaakt, het triplicaat, door den vervoerder te teekenen, wordt gehecht aan den staat comptabiliteit No. 7, door den afzender van de remise in te dienen over het tijdvak waarin de verzending plaats heeft, terwijl het quadruplicaat rechtstreeks per post wordt gezonden aan den Dir. van Fin. (2) Is er meer dan een vervoerder, dan zullen aan den eersten vervoerder, behalve het origineel van de factuur, zooveel gewaarmerkte afschriften daarvan worden uitgereikt als er vervoerders zijn, de laatste niet medegerekend. (3) Een afdruk van het zegel, waarmede de kisten zijn verzegeld, wordt gesteld op origineel- en duplicaatexemplaren van de factuur, zoomede c. q. op de afschriften van het origineel. (4) De ontvanger van de remise stelt op het duplicaat van de factuur zoodanige aanteekening omtrent bevonden tekorten als anderszins, als hij zal noodig achten, en deponeert het vervolgens in zijn archief. (5) De vervoerder of c. q. de eerste vervoerder stelt op de origineel-en de triplicaat-factuur eene verklaring dat de kisten in gaven en goed geconditioneerden staat door hem zijn ontvangen, dat bij die ontvangst de zegels en kruistouwen ongeschonden waren en de kisten een bruto gewicht hadden als op de factuur en op de deksels der kisten werd aangegeven. (6) Ingeval hij meent dat de kisten niet voldoende zijn verzegeld of uit anderen hoofde niet goed geconditioneerd zijn, dan wel indien bij naweging het opgegeven bruto-gewicht niet juist blijkt te zijn, zal hij zijne bezwaren bij den afzender inbrengen en, zoo deze die niet gegrond acht, van die bezwaren melding maken op de origineel- en de triplicaat- factuur. (7) De vervoerder is gehouden de kisten in denzelfden staat, waarin hij ze ontvangen heeft en met hetzelfde bruto-gewicht af te leveren ter plaatse van bestemming, of c. q. aan den volgenden vervoerder. (8) ls er meer dan een vervoerder, dan zal elke volgende vervoerder op de factuur en een door den voorgaanden vervoerder te behouden afschrift daarvan teekenen voor overname van de kisten, in ongeschonden staat en, voor zooveel weging mogelijk is, ook voor overname tot het op de factuur vermelde bruto-gewicht. Zoo hij daartegen bezwaren heeft, worden deze op de factuur en de afschriften daarvan vermeld. (9) De vervoerder is verplicht, op geldverzendingen bevonden tekorten te vergoeden, wanneer de kisten worden uitgeleverd in een anderen toestand, dan waarin hij ze in ontvangst heeft genomen, hetzij de kisten beschadigd of de zegels en de kruistouwen geschonden zijn, hetzij het bruto-gewicht der kisten is veranderd. Is er meer dan een vervoerder geweest, dan is die vervoerder aansprakelijk, welke met het vervoer was belast op het oogenblik dat de beschadiging of gewichtsverandering ontstond. (10) De vraag of de kisten in een anderen toestand of tot een ander gewicht werden uitgeleverd dan toen ze in ontvangst werden genomen en c. q. wie van de vervoerders aansprakelijk behoort te worden gesteld, wordt beantwoord uit de op de factuur en c. q. op de afschriften daarvan krachtens dit Reglement gestelde aanteekeningen. ARTIKEL 5. WIJZE VAN VERVOER, GELEIDE. (1) Indien bij de opdracht tot verzending van de gelden niet tevens is aangegeven langs welken weg en op welke wijze de verzending moet plaats hebben, zal de afzender, wanneer het vervoer geheel of gedeeltelijk per Staatsspoor- of Staatstramweg kan geschieden, van dit vervoermiddel gebruik maken, hetzij zekerheid bestaat dat eene andere wijze van vervoer voor den Lande minder kostbaar zal zijn. In het algemeen zal het vervoer, waar dit niet aan een aannemer is opgedragen, moeten plaats hebben op de minst kostbare wijze, tenzij er dringende redenen bestaan om eene andere wijze van verzending de voorkeur te geven, in welk geval die dringende redenen in eene door den afzender aan de triplicaat factuur te hechten nota worden aangeduid. (2) Het vervoer van goud-, zilver-en kopergeld in inlandsche vaartuigen en over land anders dan per Staatsspoor- of Staatstramweg, geschiedt onder geleide van gewapende politiedienaren, politieoppassers of van een militair escorte, tenzij het Land middels assurantie of op andere wijze is gewaarborgd voor verliezen, tijdens het vervoer te ontstaan. (3) Het geleide biijft bij het geld, totdat dit zijne bestemming heeft bereikt of aan een volgend geleide zal zijn overgegeven, dan wel totdat verder vervoer kan plaats hebben op een wijze, welke geen geleide meer noodig maakt. ARTIKEL 6. VERANDERING VAN BESTEMMING VAN EENE REMISE. DOORZENDING. OPMAKING VAN EENE FACTUUR VAN DOORZENDING. (li Bij verandering van de bestemming van eene remise van goud-, zilver- of kopergeld, nadat zij de kas heeft verlaten, waaruit de overmaking geschiedt, en vóórdat zij de kas beeft bereikt, waarvoor zij aanvankelijk werd bestemd, houdt de vervoerder, zoodra hij van de verandering kennis krijgt, daarvan aanteekening op de factuur en c. q. op de afschriften daarvan en geschiedt verder het vervoer naar de nieuwe bestemmingsplaats op de gewone wijze, terwijl de Algemeene ontvanger, voor wien de remise aanvankelijk bestemd was, de door hem ontvangen duplicaat-factuur - na daarop de verandering der bestemming vermeld te hebben — doorzendt aan den nader aangewezen Algemeenen ontvanger, zoodra hij van de verandering van de bestemming kennis krijgt. (21 Hebben, bij verandering van bestemming, de kisten met geld de kas reeds bereikt, waarvoor zij aanvankelijk bestemd waren, dan worden, na opvolging van het bepaalde bij art. Vil, alleen die kisten doorgezonden, welke in een goed geconditioneerden staat en met hetzelfde bruto-gewicht als dat van afzending zijn aangebracht en waarvan de zegels en kruistouwen niet geschonden zijn. (3) Van elke doorzending als in de vorige alinea bedoeld wordt eene factuur in viervoud opgemaakt, ingericht volgens het bij dit reglement behoorend model No. 2. Het origineel en c. q. de afschriften daarvan worden uitgereikt aan den vervoerder van de gelden, het duplicaat wordt per post (onder aangeteekend couvert) toegezonden aan den alg. ontvanger, aan wien het geld volgens de nader aangewezen bestemming wordt overgemaakt, het triplicaat door den ver- voerder te teekenen, wordt bewaard door den alg. ontvanger, die de doorzending verricht, terwij! het quadruplicaat rechtstreeks per post wordt toegezonden aan den Dir. van Fin. ARTIKEL 7. IN ONTVANGSTNKMING VAN DE REMISE. PROCESVERBAAL VAN DE BEVINDING. WEIGERING ONDERTEEKENING PROCESVERBAAL. (1) Wanneer de gelden over zee, per spoor of per tram ter plaatse van bestemming zijn aangebracht en geen aannemer is aangewezen voor het transport van de reede of van het station naar 's Lands kas, begeeft de alg. ontvanger der kas, voor welke de remise bestemd is, of een schriftelijk door hem aangewezen gemachtigde, vergezeld van twee daartoe, met inachtneming van St. 1847 No. 6, door het Hoofd van Gew. of plaatselijk bestuur, te Batavia door den Dir. van Fin., aangewezen gecommitteerden, zich aan boord van het vaartuig of - zoo de gezagvoerder de kisten aan den wal uitlevert naar de- plaats van uitlevering dan wel naar het station, alwaar hij den uiterlijken staat en het bruto-gewicht der kisten nauwkeurig opneemt en vergelijkt met hetgeen daaromtrent op de factuur vermeld is. Van zijne bevinding maakt hij proces-verbaal op volgens het bij dit reglement behoorend model No. 3 en, ingeval van verschil tusschen zijne bevinding en de factuur, wordt het procesverbaal ten blijke van instemming mede onderteekend door den gezagvoerder of den stationschef. Wordt deze medeonderteekening door den gezagvoerder -of den stationschef geweigerd, dan wordt van die weigering aanteekening gehouden op het proces-verbaal. (2) Overeenkomstig de bepalingen in de vorige alinea wordt mede gehandeld, indien wel een aan- nemer is aangewezen voor het vervoer van de kisten van de reede of van het station naar 's Lands kas, doch deze den ontvanger der remise bericht dat een of meer kisten in beschadigden toestand zijn aangebracht. (3) Behalve in de gevallen waarin de bepalingen der vorige twee alinea's zijn toegepast, constateeert de alg. ontvanger der kas, waarvoor de remise bestemd is, zoodra de gelden bij die kas zijn aangebracht, in tegenwoordigheid van twee daartoe, met inachtneming van Staatsblad 1847 No. 6, door het Hoofd van gewestelijk of van plaatselijk bestuur, — te Batavia door den Directeur van Financiën,— aangewezen gecommitteerden, den uiterlijken staat en het gewicht der kisten. Het proces-verbaal daarvan, op te maken volgens het bij dit reglement behoorend model No. 3, wordt, ingeval verschillen met de factuur worden bevonden, ten blijke van instemming mede onderteekend door den vervoerder of c. q. den laatsten vervoerder. Wordt deze mede-onderteekening door den vervoerder of laatsten vervoerder geweigerd, dan wordt van die weigering aanteekening gehouden op het procesverbaal. ARTIKEL 8. CONSTATEERING VAN DEN INHOUD VAN DE REMISE. GECOMMITTEERDEN. RROCES-VERBAAL. TERUGZENDING VAN ONGANGBARE MUNTSTUKKEN. SLUITING VAN AANGEBROKEN KISTEN. (1) Nadat de gelden zijn aangebracht bij den Algemeenen ontvanger voor wien ze bestemd zijn, wordt zoo spoedig mogelijk overgegaan tot het constateeren van den inhoud der kisten en der zakken. (2i Deze constateering, waarbij alle mogelijke voorzorgen zullen moeten worden genomen tegen ontvreem- ding van geld en tegen vervanging van goede en gave door valsche of beschadigde muntstukken, geschiedt door den Algemeenen ontvanger of een door hem daartoe aangewezen ambtenaar of beambte, ten overstaan van twee daartoe, met inachtneming van Staatsblad 1847 No. 6, door het Hoofd van gewestelijk of van plaatselijk bestuur — te Batavia door den Directeur van Financiën aangewezen gecommitteerden, terwijl daarvan een proces-verbaal wordt opgemaakt volgens het bij dit reglement behoorend model No. 4. (3) De kisten worden één voor één geopend nadat vooraf telkens is nagegaan en geconstateerd of de uiterlijke staat en het bruto-gewicht overeenkomen met hetgeen te dien opzichte is aangeteekend in het proces-verbaal van uiterlijke bevinding, bedoeld in artikel VII. Na opening van elke kist wordt onderzocht of het aantal zakken, dat zich daarin moet bevinden, werkelijk aanwezig is, of de zakken gaaf en de zegels daarop ongeschonden zijn en of het gewicht der zakken overeenkomt met dat, op de etiquetten vermeld, terwijl eerst daarna tot de opening van de zakken en de telling van het geld wordt overgegaan. (4) Wordt bij de weging van een zak hetzelfde gewicht bevonden als dat der opgaaf van het etiquet en bij de telling nochtans een ander bedrag bevonden dan in den zak aanwezig moet zijn, dan worden de in dien zak aangetroffen gelden nogmaals gewogen te zamen met den zak, het etiquet, het touw een den lakafdruk, en van het nader bevonden gewicht melding gemaakt in het in het tweede lid van dit artikel bedoeld proces-verbaal, zullende ook verder uit dit procesverbaal moeten blijken welke uitkomsten de bij de kas van aanbrengst plaats gehad hebbende wegingen hebben opgeleverd. (5i De kisten, welke in beschadigden toestand zijn aangebracht of welke een ander gewicht blijken te hebben dan op de factuur is vermeld, worden het eerst geopend en nagezien, zoo mogelijk in tegenwoordigheid van den vervoerder of, indien er meer dan een vervoerder is geweest en niet blijkt dat de beschadiging of gewichtsverandering anders dan gedurende het laatste gedeelte van het vervoer is ontstaan, in tegenwoordigheid van den laatsten vervoerder. Hiervan zal aanteekening worden gehouden in het proces-verbaal, in het tweede lid van dit artikel bedoeld. (6) Indien onder eene aangebrachte remise muntstukken worden aangetroffen, welke, naar het oordeel van den geadresseerde, valsch of opzettelijk geschonden zijn, wordt daarvan in het in het tweede lid van dit artikel bedoeld proces-verbaal van innerlijke bevinding melding gemaakt en worden de ongangbare mnntstukken door den ontvanger van de remise aan den afzender teruggezonden. Deze terugzending geschiedt buiten de boeken om, doch op de wijze als voor remises voorgeschreven. (7) Indien, met het oog op den aard en het bedrag van de remise, de in dit artikel bedoelde verrichtingen niet in één dag kunnen afloopen, wordt na afloop van eiken dag een proces-verbaal opgemaakt volgens het bij dit reglement behoorend model No. 4 en wordt eene eventueel reeds aangebroken kist opnieuw gesloten en door den Algemeenen ontvanger of zijn gemachtigde en de gecommitteerden met hunne zegels verzegeld, nadat zij zich vooraf van het daarin overblijvend aantal zakken bebben overtuigd. Van een en ander wordt in het proces-verbaal aanteekening gehouden. ARTIKEL 9. REMISE VAN GELD, VERPAKT IN ZAKKEN VERZEGELD MET HET ZEGEL VAN 'S RIJKS MUNT TE UTRECHT. (1) Indien eene remise geheel of ten deele bestaat uit geld, verpakt in zakken, welke zijn verzegeld met het zegel van 's Rijks Munt te Utrecht, wordt daarvan op de factuur aanteekening gehouden, met vermelding van de kisten waarin die zakken zich bevinden. (2) Van zulke zakken wordt alleen nagegaan of de zegels ongeschonden zijn, terwijl, indien zulks het geval is, het geld zonder natelling bij 's Lands kas wordt ingenomen. (3) Indien eene remise geheel bestaat uit met het zegel der Munt verzegelde zakken, kan worden volstaan met het opmaken van een proces-verbaal als in art. VII bedoeld, waaruit dan evenwel tevens moet blijken van het aantal der zakken, de gelden die daarin volgens de etiquetten aanwezig moeten zijn en den gaven toestand van de zegels. (4) Ingeval de zegels van een of meer zakken geschonden zijn, zullen die zakken worden gewogen, geopend en geteld op de wijze als in art. VIII is bepaald. In het in het vorig lid bedoeld proces-verbaal wordt van deze verrichtingen en van de verkregen uitkomsten melding gemaakt op de wijze als aangegeven in het bij art. VIII bedoeld model proces-verbaal. ARTIKEL 10. TELLING. AANTAL LETTERS. MINIMUM VAN TE TELLEN MUNTSTUKKEN. ili Bij de telling in art. VIII bedoeld, zullen niet meer tellers worden aan het werk gezet dan gevoegelijk door de twee personen, die nevens den ontvanger van de remise met het toezicht op de telling zijn belast,, kunnen worden gesurveilleerd. (2) Onder het toezicht in de vorige alinea bedoeld, zullen per dag moeten worden geteld ten minste 30000 gouden of zilveren muntstukken en 100000 koperen muntstukken. (3) Indien muntstukken van verschillend metaal geteld worden, zal bij de bepaling van het minimum dat geteld moet worden de verhouding van 3 (goud of zilver) tot 10 (koper) in acht genomen worden. ARTIKEL 11. OPMAKING EN DOORZENDING VAN PROCES» SEN-VERBAAL. AFSCHRIJVING VAN TEKORTEN. SCHADEVERHAAL. i4i De in de art. VII, VIII en IX bedoelde processenverbaal worden behalve in het na te noemen geval in triple opgemaakt. Een exemplaar wordt gezonden aan den afzender van de remise; het tweede exemplaar wordt, door tusschenkomst van het Hoofd van Gew. Bestuur, ingediend aan het Departement van Fin., terwijl het derde exemplaar rechtstreeks wordt ingezonden aan de Alg. Rekenkamer. Indien echter de kisten gedurende het vervoer beschadigd of in gewicht veranderd zijn, wordt van elk der processen-verbaal nog een vierde exemplaar opgemaakt, hetwelk wordt gezonden aan den vervoerder of ingeval er meerdere vervoerders zijn geweest, aan den vervoerder, die op het oogenblik dat de beschadiging of gewichtsverandering ontstond met het vervoer was belast. (2) Bij de doorzending van processen-verbaal, betreffende remises waarop tekorten zijn bevonden, verstrekt het Hoofd van Gew. Bestuur alle inlichtingen welke noodig zijn om te beoordeelen of er termen bestaan om het tekort op den voet van art. 3 van het Kon. Besluit in Staatsblad 1901 No. 325 af te schrijven van de rekening van den rekenplichtigen afzender en, zoo ja, op wien de door het Land geleden schade dan zal zijn te verhalen. ARTIKEL 12. VERPAKKING, VERZENDINGEN TELLING VAN BANKPAPIER. IN ONTVANGST NEMING EN OVERBRENGING VAN DE REMISE. OPMAKING VAN FACTUREN. PROCES= VERBAAL VAN BEVINDING. VALSCH BANKPAPIER. (lt Het bankpapier wordt bij verzending verpakt in sterk linnen en daarna in stevig pakpapier. Het pakket wordt voorzien van een kruistouw en van het ambtszegel van den afzender. (2) De verzending geschiedt per post, ambtshalve aangeteekend en tot een maximum van f 12000 tegelijk, tenzij in bijzondere of dringende gevallen in de opdracht tot verzending een andere wijze van verzending aangegeven of verzending tot een hooger bedrag tegelijk voorgescln even is. (3) In geval voor het bankpapier eene andere wijze van verzending dan per post in de opdracht tot verzending mocht zijn aangegeven en voor die andere wijze van verzending in de voor het vervoer geldende reglementen bepaalde voorschriften omtrent de verpakking mochten zijn aangegeven, worden, voor zooveel noodig met afwijking van het bepaalde bij het eerste lid, die voorschriften gevolgd. (4) Het bankpapier wordt door of van wege den afzender geteld en ingepakt in tegenwoordigheid van twee aan de kas verbonden ambtenaren of beambten,— dan wel, wanneer in bijzondere omstandigheden het aan de kas verbonden personeel niet voldoende is om de remise tijdig gereed te maken, in tegenwoordigheid van twee daartoe, met inachtneming van Staatsblad 1847 No. 6, door het Hoofd van gewestelijk of van plaatselijk bestuur, — te Batavia door den Directeur van Financiën, — aangewezen gecommitteerden, die mede den persoon vergezellen, welke het pakket ten postkantore bezorgt, en tegenwoordig zijn bij de ontvangst van het bewijs van aanteekening. (5) De nummers en de letters der verzonden wordende bankbiljetten van de serieën van ƒ 50.— en hooger worden op de factuur genoteerd. De remises zullen nimmer uitsluitend bestaan uit bankbiljetten van serieën van minder dan ƒ 50.—, doch steeds minstens tien biljetten bevatten van serieën van ƒ 50.— of hooger. (6) Bij aanbrengst ter plaatse van bestemming wordt het pakket bij het postkantoor in ontvangst genomen door den Algemeenen ontvanger of een door hem aangewezen persoon, in tegenwoordigheid van twee aan de kas verbonden ambtenaren of beambten,—dan wel, wanneer in bijzondere omstandigheden het aan de kas verbonden personeel niet voldoende is om de remise tijdig in ontvangst te nemen, in tegewoordigheid van twee daartoe, met inachtneming van Staatsblad 1847 No. 6, door het Hoofd van gewestelijk of van plaatselijk bestuur, te Batavia door den Directeur van Financiën,— aangewezen gecommitteerden, die mede tegenwoordig zijn bij het overbrengen van het pakket naar de landskas en bij de natelling van den inhoud aldaar. (7) Wordt het pakket in beschadigden toestand aangebracht bij het postkantoor der plaats van bestemming, dan geschieden de opening en natelling ten postkantore in tegenwoordigheid zoowel van den kantoorchef als van de drie personen, vorenbedoeld. (8) Wordt het bankpapier op eene andere wijze dan per post verzonden, dan wordt daarmede voor zooveel mogelijk gehandeld als voor remises van goud-, zilver-, of kopergeld is voorgeschreven. (9) De facturen zullen worden opgemaakt in drievoud, volgens het bij dit reglement behoorend model No. 5. Het origineel wordt gezonden aan den ontvanger van de remise, het duplicaat wordt gehecht aan den staat Comptabiliteit No. 7, door den afzender van de remise in te dienen over het tijdvak waarin de verzending plaats heeft, terwijl het triplicaat rechtstreeks wordt gezonden aan het Departement van Financiën. (10) Van de uiterlijke en innerlijke bevinding van de remise wordt opgemaakt een proces-verbaal volgens het bij dit reglement behoorend model No. 6, en wel in drievoud indien het pakket in onbeschadigden toestand wordt aangebracht, en in viervoud indien het pakket ten postkantore beschadigd wordt uitgeleverd. Een exemplaar van het proces-verbaal wordt gezonden aan den afzonder van de remise, een tweede exemplaar aan het Departement van Fin., en een derde exemplaar Deel 11 13 aan de Alg. Rekenkamer, terwijl, ingeval het pakket in beschadigden toestand werd aangebracht, het vierde exemplaar wordt uitgereikt aan den Chef van het postkantoor ter plaatse van aanbrengst van de remise. ' (11) Bij bevinding van valsch bankpapier zal daarvan in het proces-verbaal melding worden gemaakt en verder worden gehandeld als in het zesde lid van art. VIII is aangegeven. ARTIKEL 13. TOEPASSELIJKHEID VAN HET REGLEMENT OP VERVOERDERS. De bepalingen van dit reglement zijn voor zoover zij betrekking hebben op vervoerders, niet van toepassing indien zij niet in overeenstemming zijn met bepalingen van gesloten contracten van aanneming of vervoer. Model No. 1. Factuur van kisten, inhoudende ƒ (zegge: ) aan _zllveren munt,verzonden koperpn van naar aan de consignatie van den algemeenen ontvanger aldaaar, ingevolge (missive, telegram, enz.) van dd°. Nummer en Omschrijving Inhoud Aanmer- bruto gewicht van van der kisten. elke kist. elke kist. kingen. No. 1 wegende Inhoudende 40 zakken ad kilo. ƒ 500.— aan rijksdaalders ƒ20 000.— No 2 wegende Inhoudende 40 zakken ad kilo. ƒ 500.— aan guldens, ƒ20.000.— Totaal ƒ40.000.— Zegge: veertig duizend gulden. (Is de verzending geschied .. . den op mondelingen last van het Afgegeven voor Hoofd van gewestelijk bestuur, De Algemeene ontvanger, dan behoort hier door hem voor „gezien" te worden geteekend). De behoorlijk verzegelde zakken, moetende inhouden de aan ommezijde vermelde gelden, zijn in onze tegenwoordigheid in kisten verpakt, terwijl de kisten mede in onze tegenwoordigheid behoorlijk: a. zijn gesloten en van kruisband, rottan en adres voorzien; b. zijn verzegeld met het ambtszegel van gelijk het hieronder is afgedrukt ('j; c. zijn gewogen, waarbij worden bevonden de brutogewichten als aan ommezijde en op de kisten vermeld; d. ten vervoer naar zijn afgegeven aan De geëmployeerden bij 's Landskaste of de gecommiteerden. Ik ondergeteekende bekenne de aan ommezijde bedoelde kisten, moetende inhouden f (zegge ) san munt goed en gaaf, met ongeschonden zegels en kruistouwen en overeenkomstig het opgegeven gewicht te hebben ontvangen van den algemeenen ontvanger te den De (2). Voor de ontvangst in gaven en goeden toestand, met ongeschonden zegels en kruistouwen en overeenkomstig het opgegeven gewicht van de aan ommezijde vermelde kisten. den De (3) (1) Alleen op origineel en duplicaat exemplaren van de factuur. (2) Te teekenen door den vervoerder of c.q. den eersten vervoerder. (3) Deze verklaring (en —zoonoodig- andere van gelijken aard) c.q, te teekenen door volgende vervoerders. Indien weging niet kan plaats hebben, worden de woorden-en overeenkomstig het opgegeven gewicht" doorgehaald of weggelaten. Model No. 2. Factuur van kisten, moetende inhouden ƒ (zegge: ) aan zllve_ren munt, afkomstig van koperen eene van aangebrachte remise, groot/ aan zilveren mun^ volgens factuur dd° aanvankelijk koperen bestemd voor , moetende deze kisten, ingevolge (missive, telegram, enz.) van dd" worden doorgezonden aan den Algemeenen ontvanger te Nummer en Omschrijving Inhoud Aanmer- bruto gewicht van van elke der kisten. elke kist. kist. kingen. | No. 1 wegende Inhoudende 40 zakken ad kilo. ƒ 500.— aan rijksdaalders ƒ20.000.— No. 2 wegende Inhoudende 40 zakken ad .... kilo. ƒ 500.— aan guldens, ƒ20 000.— Totaal ƒ40.000-. Zegge : veertig duizend gulden. , den Afgegeven voor De Algemeene ontvanger. De ondergeteekenden verklaren dat de aan ommezijde vermelde ( ) (') kisten, welke blijkens het proces-verbaal van uiterlijke bevinding in goed geconditioneerden staat, met hetzelfde bruto-gewicht als dat van afzending en met ongeschonden zegels en kruistouwen van zijn aangebracht bij 's Lands kas te ongeopend, in denzelfeden staat en met het zelfde gewicht tot verder vervoer naar zijn afgegeven aan De gecommitteerden : De algemeene ontvanger (of de gemachtigde van den alg. ontv.) Ik ondergeteekende bekenne de bovengemelde kisten, moetende inhouden ƒ (zegge ) aan munt goed en gaaf, met ongeschoden zegels en kruistouwen en overeenkomstig het opgegeven gewicht te hebben ontvangen van den algemeenen ontvanger te den De (») Voor de ontvangst in gaven en goeden toestand, met ongeschonden zegels en kruistouwen en overeenkomstig het opgegeven gewicht van de bovenvermelde kisten. den De (3) (') Te vermelden het getal kisten, in cijfers en in letters. (2) Te teekenen door den vervoerder, of c. q. den eersten vervoerder. (3) Deze verklaring (en — zoo noodig - andere van gelijken aard) c q. te teekenen door volgende vervoerders. Indien weging niet kan plaats hebben worden de woorden „en overeenkomstig het opgegeven gewicht" doorgehaald of weggelaten. Model No. 3. PROCES-VERBA AL VAN UITERLIJKE BEVINDING. Op heden den heb ik ondergeteekende, Algemeene ontvanger te (of schriftelijk door den Algemeenen ontvanger te aangewezen als diens gemachtigde ten deze), vergezeld van door daartoe als gecommitteerden aangewezen, mij begeven naar om aldaar den uiterlijken staat op te nemen van kisten munt, genummerd van nummer tot en met nummer » van aangebracht en volgens factuur ddo moetende inhouden ƒ Ik heb de kisten met alle nauwkeurigheid onderzocht en is mij gebleken: (ö). dat de kisten Nos zich bevinden in gaven en goed geconditionneerden staat, met ongeschonden zegels en kruistouwen en met een bruto-gewicht overeenkomstig de factuur; ib). dat van de kisten Nos de zegels op de kruistouwen min of meer geschonden waren, zijnde de kisten voor het overige gaaf en goed geconditionneerd en met het op de factuur aangegeven gewicht en geen blijken dragende van geopend te zijn geweest; (c). dat de bodem van de kist No beschadigd was, tengevolge waarvan eenige zakken waren opengegaan, enz. enz. Naar waarheid opgemaakt te datum als boven. Afgegeven voor De Algemeene ontvanger vd. (of: De gemachtigde van den Algemeenen ontvanger vd.). Wij vereenigen ons met dit proces-verbaal. De gecommitteerden, De O 0) Zoodanig te teekenen door den gezagvoerder, den stationschef, den vervoerder of c.q. den laatsten vervoerder. Model No. 4. PROCES-VERBAAL VAN INNERLIJKE BEVINDING. Op heden den heb ik ondergeteekende, Alg. ontvanger te (of: schriftelijk door den alg. ontvanger te aangewezen als diens gemachtigde ten deze) vergezeld van door daartoe als gecommitteerden aangewezen, mij begeven naar het lokaal (of: een der lokalen) van 's Land kas alhier om na te wegen en na te tellen den inhoud van kisten munt, per aangebracht van op den moetende inhouden Ik heb den uiterlijken staat en het gewicht van deze kisten bevonden overeenkomstig het proces-verbaal van uiterlijke bevinding dd (of: niet uitzondering van de kist No. 2, waarvan het zegel en de kruistouwen beschadigd waren, dragende de kist overigens geen sporen van geopend te zijn geweest). Vervolgens ben ik, in tegenwoordigheid van- en bijgestaan door voornoemde gecommitteerden, overgegaan: a. tot het doen openen der kisten; b. tot het onderzoeken of in elke kist werkelijk aanwezig is het aantal zakken, dat zich daarin moet bevinden, of de zakken gaaf en de zegels daarop ongeschonden zijn en of het gewicht der zakken overeenkomt met dat, op de etiquetten vermeld; c. tot het openen der zakken en het doen tellen van het geld, terwijl de zakken, welke bij telling minder of meer bleken in te houden dan daarin aanwezig behoorde te zijn, nadat de gelden weder daarin waren gedaan, met de bij de zakken behoorende etiquetten, touwen en lakafdrukken zijn herwogen. De bevinding is geweest als volgt: (Zie blz. 202 en 203). Naar waarheid opgemaakt te datum als boven. Afgegeven voor De algemeene ontvanger vd. tof: De gemachtigde van den alg. ontv. voornoemd.) De in dit proces-verbaai vermelde som van ƒ (letters) aan gangbare munt is door mij in ontvang geboekt, terwijl de ongangbare munt tot een nominaal bedrag van ƒ i letters) door mij aan den afzender der remise is teruggezonden bij factuur van De algemeene ontvanger. Wij vereenigen ons met dit proces-verbaal en verklaren dat de daarin vermelde wegingen en tellingen in onze tegenwoordigheid hebben plaats gehad en dat daarbij de uitkomsten zijn verkregen, welke in dit proces-verbaal zijn vermeld. den De gecommitteerden. u. ^ C/3 Nummer en inhoud 13 • « g.5 «. Bevonden kiS,e„ || |fl ||S — volgens factuur. S1 Jof I ï* ™ ^ z ^ I No. 1; 30 zakken ad No. 1 4.986 4.986 f 500.— ƒ 500.— aan guldens. ! No. 2 4 985 4.984 „ 500.— ƒ 20.000.— No. 3 4.988 4.988 - 498.- No. 4 4.984 4.983 „ 498.— No. 5 4.980 4.980 „ 498.enz. enz enz. enz. No. 2; 80 zakken ad No. 1 ! 2 497 2.497 „ 250.— ƒ250. — aan kwartjes. No. 2 2.496 2.496 , 249 50 enz. enz. enz. enz. ƒ 20.000 — No. 3; 200 zakken No. 1 0 990 0.989 „ 100. dubbeltjes. No. 2 0.990 0.990 „ 99.80 enz. enz. enz. enz. ƒ 20.000. ƒ 60.000.— 320 - — ƒ 59.993.30.- (negen en vijftig duizend negen honderd drie en negentig gulden dertig cent) inhoud. Staat van zakken en ~7 1 I Vaü~ > Te min' zeSels en c cl- Geschonden " an de H. van Gew. Best. of van de Superintendenten der vendukantoren. De aan die hoofden of superintendenten opgedragen nazieningen kunnen zich aansluiten aan de laatst verrichte nazieningen door een inspecteur of adjunctinspecteur. Opneming van den staat der kas kan worden achterwege gelaten, indien de opneming door een inspecteur of adjunct-inspecteur korter dan drie maanden te voren heeft plaats gehad en geene aanleiding bestaat om eene hernieuwde opname wenschelijk te achten. Bij wijze van tijdelijken maatregel is bij Gouv. besl. 23 Juli 1908 No. 20, met wijziging in zoover van liet bepaalde onder I en IV van artikel 1 van het besluit in St. 1907 No. 116 bepaald, dat de Directeur van Financiën en de Hoofden van gewestelijk bestuur in het toezicht op de invordering van belastingen en op de kas- en vendu-administratiën, instede van door vier, worden bijgestaan door zeven Adjunct-Inspecteurs van Financiën, en dat aan den Inspecteur in de Ie afdeeling drie, aan dien in de Ile afdeeling twee Adjunct-Inspecteurs worden toegevoegd. Bijbl. No. 5082. Het is onlangs voorgekomen, dat bij de opname eener Landskas door een hoofd van plaatselijk bestuur de geboekte uitgaven niet zijn vergeleken met de voorhanden bewijsstukken, zooals is voorgeschreven bij de 15de alinea van dezerzijdsche Circulaire van 9 April 1886 No. 5473, tengevolge waarvan een door den kashouder geboekten fictieven post van uitgaaf aan de aandacht van bedoelden ambtenaar is ontsnapt, die tot verontschuldiging van zijn verzuim zich beriep op onbekendheid met de aangehaalde circulaire. Dit geeft mij aanleiding, gemeld voorschrift bij U in herinnering te brengen en Hoofden van Gew. Bestuur tevens te verzoeken, daarop met nadruk de aandacht te vestigen van de in het gewest onder hunne bevelen geplaatste hoofden van plaatselijk bestuur. In de "mededeeling, bedoeld aan het slot der genoemde circulaire, gelieve U de verklaring te doen opnemen, dat de geboekte uitgaven over de loopende, of over een vorige en de loopende maand vergeleken zijn met de voorhanden bewijsstukken. De Dir. van Fin. Circulaire van 9 April 1886 No. 5473. De achtereenvolgens aan het licht gekomen tekorten in eenige landskassen hebben mij doen uitzien naar middelen ter verscherping van de controle. De Hoofden van Gew. Bestuur zijn even goed ais de Inspecteurs en Adjunct-Inspecteurs van financiën met het toezicht op de landskassen belast. Zij zijn jegens de Regeering verantwoordelijk voor alle onregelmatigheden en benadeelingen der schatkist, die door een behoorlijk toezicht konden zijn voorkomen. Niettemin worden de kassen zelden of nooit door de besturende ambtenaren opgenomen. Toch hebben die kasopnemingen groot nut. Met oordeel toegepast moet dit middel het plegen van malversatie bemoeielijken, de ontdekking er van krachtig bevorderen. Worden de kasopnemingen geheel overgelaten aan de inspecteurs en adjunct-inspecteurs van financiën, dan heeft de ontrouwe ontvanger, die in den regel weet of ten minste te weten kan komen, wanneer zulk een ambtenaar te verwachten is, tijd om op de eene of andere wijze een tekort te verheelen. Wordt evenwel de kas bovendien tusschentijds, geheel onverwacht, dus met zorgvuldige vermijding van het volgen van welken regel ook in het kiezen van de tijdstippen, opgenomen, dan zal de kashouder voortdurend op zijn hoede moeten zijn en is het gevaar van ontdekking van kwade praktijken ontegenzeggelijk grooter. Het is het verlangen der Regeering, dat de controle op 's lands kassen zoo streng mogelijk zij. De Hoofden van Qew. en Plaats. Bestuur behooren zich telkenmale zooveel mogelijk te vergewissen, dat voor de invordering van het verschuldigde het noodige wordt verricht, dat hetgeen betaald wordt is geboekt, en dat het geld, dat in kas moet zijn, aanwezig is en goed bewaard wordt Het behoeft geen betoog, dat niet bij elke gelegenheid eene geheele kasopneming noodig is; evenmin, dat het onderzoek der boeken niet juist zoo ver behoeft te gaan als dat van de inspecteurs en adjunct-inspecteurs van financiën. Ook zonder dat kan men genoegzaam O O de overtuiging verkrijgen of het beheer van 's lands kas eerlijk en met nauwgezetheid gevoerd wordt. Dee! 11 15 Doet zich de minste aanleiding voor om daaraan te twijfelen, dan behoort onverwijld een grondig onderzoek plaats te hebben, daargelaten andere maatregelen van voorziening. De Hoofden van Gew. Bestuur zijn bevoegd zich bij de uitoefening van voorschreven toezicht te doen ter zijde staan door het hun toegevoegd bureau-personeel, maar het gebruik maken van die bevoegdheid vermindert hunne verantwoordelijkheid in geen enkel opzicht. Een der meest gebruikelijke middelen om een te kort verborgen te houden bestaat in het achterhouden van ontvangsten. De ontdekking van deze fraude zal sterk, worden bevorderd, indien bij iedere opname der kas de registers van ontvang No. 1, 2 en 3 en het register van uitgaaf behoorlijk worden afgesloten, met vermelding in schrijfletters van het in elk register bevonden cijfer van ontvangsten of uitgaven over de loopende maand en met bekendstelling bovendien in het register van ontvang No. 1 van het bedrag van het in kas bevonden geld. Door de inspecteurs kan dan worden nagegaan of tijdens die opname alle ontvangsten behoorlijk waren geboekt. Voor de bepaling van het boeksaldo is het voldoende bij het saldo in kas, volgens den laatst ingedienden maandstaat (Comp. No. 6), op te tellen het bedrag der sedert geboekte ontvangsten en van die som af te trekken het bedrag der sedert geboekte uitgaven, deze laatste na vergelijking met de voorhanden bewijsstukken. Ik heb de eer U het vorenstaande ter opvolging aan te bevelen, met verzoek van elke opname eener landskas van bestuurswege mededeeling te willen doen aan dit Departement. De Dir. van Fin. INSTRUCTIE VOOR DE ALGEMEENE ONTVANGERS ('). St. 1820 No. 15, 1879 No. 280 en 1908 No. 191. ARTIKEL 1. Alle ontvangsten en uitgaven van penningen bij 'sLands algemeene kas, geschieden door plaatselijke •ontvangers dan wel op plaatsen waar geene zoodanige ambtenaren bestaan, door de residenten of hoogste civiele plaatselijke autoriteiten, welke mitsdien de bepalingen en plichten, bij deze instructie aan de ontvangers voorgeschreven, zullen vervullen. ARTIKEL 2. De algemeene ontvangers zijn onmiddellijk ondergeschikt aan den Resident, doch verantwoordelijk aan de Alg. Rekenkamer. ARTIKEL 3. Zij zullen niet vermogen handel te drijven, aandeel of belang te hebben in eenige aanbesteding, leverantie, verpachting van goederen, rechten of middelen, of in eenige zaken waarover met den lande om winst of voordeel eenige handeling wordt aangegaan; zij mogen wijders geene ordonnantiën of schuldvorderingen ten laste van den lande koopen of voor hunne rekening nemen. (') De algemeene bepalingen omtrent de verantwoordelijkheid der comptabele ambtenaren worden als vervangen beschouwd door de Ind Comptabiliteitswet, en door de tot uitvoering van die wet vastgestelde bepalingen. De instructie voor de algemeene ontvangers geldt nog steeds, behoudens de nadere voorschcriften omtrent het kasbeheer en de te houden boeken, en in te dienen staten, vastgeteld bij de besluiten tot uitvoering van de I.C.W. ARTIKEL 4. De kantoren der alg. ontvangers zullen dagelijks voor het publiek open zijn van 8 uur v.m. tot 1 uur n.m., uitgenomen des Zaterdags, des Zondags en de feestdagen, alsmede den eersten dag van iedere maand, zullende de sluiting hunner kantoren op den laatsten dag der maand, en ook des Zaterdags, wanneer deze de laatste dag der maand zal zijn, niet voor 4 uur n.m. mogen geschieden. Zijn aan een alg. ontvanger tevens opgedragen de functiën van vendumeester der eerste klasse, dan zal ook des Maandags het kantoor voor het publiek gesloten zijn, tenzij de laatste dag van de maand op een Maandag valt. (St. 1908 No. 191 Ten derde). ARTIKEL 5. Zij dragen zorg dat 's lands penningen op veilige plaatsen, in kisten van behoorlijke sluiting voorzien, worden bewaard, en dat de localen waar zij hunne kantoren houden, na het verlaten derzelve, mede behoorlijk worden gesloten, zijnde zij voor alle minderheden, welke hunnne kassen mochten ondergaan, aansprakelijk. ARTIKEL 6. Zij zorgen dat een ieder, welke zich, hetzij tot het ontvangen, hetzij tot het betalen van gelden ten hunnen kantore vervoegt, met bescheidenheid behandeld en spoedig geholpen worde, en aan niemand boven een ander deswege eenige preferentie worde gegeven. ARTIKEL 7. Zij dragen zorg dat de boeken en papieren, tot hunne administratie behoorende, in kasten, loketten of op andere behoorlijke bergplaatsen worden bewaard, dat dezelve, ten allen tijde voorhanden, in een goede orde gerangschikt en bij eventueel overlijden of bij ziekte door hunne hoofd-geëmploieerden spoedig en gemakkelijk te vinden zijn; zij zullen alle orders, rakende hun ambt, hun door de hooge Regeering of door de hoofddirectie der financiën gegeven wordende, en strekkende tot alteratie of ampliatie van deze instructie, behoorlijk colligeeren en doen inbinden; zij zullen van deze boeken en papieren behoorlijk inventaris houden. ARTIKEL 8. Zij doen geen betalingen, dan op ordonnantiën van den resident af andere daartoe door de wet bevoegde autoriteiten; deze ordonnantiën zullen door den persoon zeiven, ten wiens name de ordonnantie luidt of door deszelfs gemachtigde, procuratiehouder of den daartoe gerechtigden persoon, voor voldaan moeten worden geteekend; zullende zich de ontvangers ten hunnen perikel moeten verzekeren, dat wanneer een ander in plaats van den orgineelen houder der ordonnantie voor de ontvangst teekent, dezelve daartoe behoorlijk is gekwalificeerd. Bijbl. No. 3853. In geval van afwezigheid van de hoofdplaats van het Hoofd van Qew. Bestuur, zijn de op de gewestelijke hoofdplaatsen bescheiden Assistent-Residenten of Secretarissen bevoegd om als hulpondonnateur mandaten op 's Lands kas af te geven. ARTIKEL 9. Zij doen mede geen betalingen op ordonnantiën dan wanneer hun origineel en duplicaat derzelve te gelijk worden overhandigd en beide door den zelfden persoon, welke tot de ontvangst der penningen gerechtigd is, voor voldaan zijn geteekend; zij zijn tevens bevoegd, om de betaling te weigeren, bijaldien uit de ordonnantie blijkt dat bij dezelve eenige bijlagen behooren en dezelve niet te gelijk worden overgeleverd of wel, wanneer de ordonnantie niet is ingericht in den vorm als bij de wet is voorgeschreven. ARTIKEL 10. Zij zijn bevoegd om alle gelden, welke hun ter ontvangst worden aangeboden, hetzij met of zonder ordonnantie van den resident of andere daartoe bevoegde autoriteiten, bij 's lands kas in te nemen en daarvoor quitantie af te geven; wanneer zulks echter geschiedt door afzonderlijke collecteurs van 's lands middelen, welke de onder hen berustende gelden in de algemeene kas wenschen te storten, zullen zij daarvoor geene quitantiën of recu's afgeven dan op de staten, welke deze stortingen vergezellen, en waarop de collecte van ieder middel behoorlijk moet zijn gespecificeerd. Zij zullen deze quitantie moeten stellerv zoowel op het origineel als op de duplicaten of tri— plicaten, welke hun daarvan aangeboden zullen worden, en een derzelve onder zich bewaren, om bij hunne verantwoordingstukken te worden overgelegd. Bijbl. No. 6851 Aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera, met uitzondering van die der Vorstenlanden. No. 1236. Batavia, den 22sten April 1907. Ingevolge de dezerzijdsche circulaire van 18 November 876 No 11991 (No. 2989 van het Bijblad op het Staatsblad van Nederlansch-Indië) wordt tot dusver de verantwoording van de Ondercollecteurs betreffende geïnde en bij hen overgestorte belastingen maandelijks ingediend. Ook naar het oordeel van den Directeur van Financiën kan zonder bezwaar de indiening dier verantwoording slechts eenmaal in de drie maanden plaats vinden Ik heb mitsdien de eer UHEdG. te verzoeken in den vervolge door de hoogergenoemde Inlandsche ambtenaren kwartaal-verantwoordingen te willen doen indienen, waarvan de toezending aan dit Departement wordt tegemoet gezien vóór of op den lödender maand, volgende op het kwartaal, waarin de stortingen hebben plaats gehad. Bijbl. No. 7034. No. 855 Batavia, den 12den Maart 1909. In het journaal (kasboek) der Ondercollecteurs, waarvan het model is vastgesteld bij Staatsblad 1856 No. 8 gesommeerd en het saldo aangetoond. In den eersten dier staten is het saldo der vorige maand en in de twee volgende staten is respectievelijk het saldo van het vorig extract de eerste post van ontvangst. Bij de aantooning van dit saldo worden telkens de zilveren, koperen en papieren muntspeciën, waaruit hetzelve bestaat, specifiek vermeld. Deze tiendaagsche staten, door de ontvangers geteekend, worden met den dag waarop dezelve volgens bovenstaande bepaling moeten worden opgemaakt, aan den resident en door dezen, zonder eenig oponthoud dadelijk aan de hoofddirectie van finantiën ingezonden. ARTIKEL 18. De rekeningen van 's lands algemeene kas, welke aan de hoofddirectie van finantiën ter verdere expeditie aan de Algemeene Rekenkamer moeten worden aangeboden, worden door de ontvangers, of als zoodanig fungeerende, uit de twee grootboeken bij art. 13 omschreven, geformeerd en ingericht volgens het model lett. E, behelzende de debetzijde van deze rekening als eersten post, het slot van de voorgaande rekening en vervolgens onder dezelfde hoofden als bij het grootboek van inkomsten bekend staan, alle ontvangsten, gedurende het laatste tijdvak gedaan en de creditzijde eveneens onder dezelfde hoofden als op het grootboek van uitgaven die in hetzelfde tijdvak hebben plaats gehad. ARTIKEL 19. In de kasrekening over het eerste trimester, namelijk vanjanuari, Februari en Maart, worden al de ontvangsten en al de uitgaven, welke gedurende die maanden voor het afgeloopen dienstjaar gedaan zijn, het eerst verhandeld en getrokken utt de grootboeken van ontvangst en uitgave van het vorige dienstjaar, alwaar zij, volgens art. 14, nog opgebracht zijn. Ieder hoofd. waaronder deze ontvangsten en uitgaven geschieden, moet gekenmerkt worden door liet plaatsen voor hetzelve van de woorden dienstjaar 18 . . . Indien na den 31 sten Maart nog ontvangsten, behoorende tot het vorige dienstjaar, geschieden, zullen dezelve onder een hoofd van buitengewone inkomsten worden verhandeld, terwijl geene uitgaven, tot het vorige dienstjaar behoorende, na dien tijd zullen mogen geschieden, dan op speciale autorisatie van het Gouvernement of de hoofddirectie van finantien. ARTIKEL 20. Ten einde aan de bepaling, bij het voorgaande art. voorkomende, behoorlijk zoude kunnen worden voldaan, zullen geene ordonnantiën van betaling door de daartoe bevoegde autoriteiten na den lOn Maart mogen worden verleend, voor posten tot het vorig dienstjaar behoorende. De algemeene ontvangers zullen bij presentatie van zoodanige ordonnantiën niet vermogen daarop betaling te doen. ARTIKEL 21. Bij de kasrekeningen worden geene onderscheidene muntspeciën verhandeld. De achterste of derde kolom der geldsommen behelst alleen de totale sommen van de ontvangsten of uitgaven voor ieder hoofd gedaan; terwijl de le en 2e kolommen slechts dienen voor de onderdeelen waarin gemelde ontvangsten en uitgaven zijn of kunnen worden gesplitst. Dezelfde specificatiën, welke aan de differente posten op de grootboeken worden gegeven, worden insgelijks op de kasrekening overgebracht, zijnde deze laatste niet dan een copieextract der grootboeken, met dat onderscheid, dat de posten van een en denzelfden aard, welke op onderscheidene datums op de grootboeken verschijnen, schoon tot hetzelfde hoofd behoorende, zooveel mogelijk, bij £ de kasrekeningen achter elkander worden geplaatst, en bij elkander opgetrokken. De orde welke in het plaatsen der hoofden op de kasrekening moet worden gevolgd, moet dezelfde zijn als die, waarin de na te noemen hoofden zullen worden opgegeven. De extensie en specificatie der posten op de grootboeken, en mitsdien op de daaruit geformeerd wordende kasrekeningen, moeten zoodanig zijn, dat de bijlagen of justificatoire stukken die tot iedere post behooren, niet tot explicatie» of tot de kennis van de détails van dezelve, maar slechts tot bewijs en décharge voor den resident moeten strekken. ARTIKEL 22. Alle tractementen, vrachtrekeningen, en alle andere uitgaven hoegenaamd, worden bruto afgeschreven zonder van het montant derzeive eenige kortingen, hetzij wegens genotene voorschotten, delegatiën, als anderzins, af te houden; welke kortingen op derzelver eigene respecten als ontvangsten worden ingenomen. Daarentegen zullen van geene ontvangsten, eenige tractementen of salarissen, welke, hetzij percentsgewijze, hetzij op eene andere manier genoten worden of eenige andere onkosten hoegenaamd, mogen worden gekort, doch dezelve op hare respectieve hoofden in uitgaaf worden gebracht. ARTIKEL 23. Bij het inzenden hunner rekeningen zullen de ontvangers dezelve vergezeld doen gaan van al zoodanige stukken als tot justificatie der posten noodig zullen zijn, mitsgaders van al de staten, waarvan de inzending bij onderscheidene reeds gemaakte of nog te maken wetten en reglementen wordt gevorderd. ARTIKEL 24. Aan de algemeene ontvangers zal door de residenten hunner plaatsen een exemplaar worden toegezonden van de jaarlijksche begrooting voor hunne residentiën gearresteerd. De alg. ontvangers zullen naast ieder hoofd op hun grootboek van uitgaaf, voorzooverre daaromtrent vaste sommen zijn bepaald, die sommen bekend stellen, welke daarvoor door het Gouvernement zijn toegestaan; zij zullen, wanneer deze sommen mochten zijn geabsorbeerd en door geene nieuwe credieten gesuppleerd, geene bepaling meer op hetzelfde respect doen, en bijaldien hun eene ordonnantie van betaling op bovengemelde sommen werd gepresenteerd, dezelve afwijzen, doch niettemin daarvan dadelijk aan de autoriteit, die gemelde ordonnantie mocht hebben verleend, kennis geven. ARTIKEL 25. Ofschoon de sommen, welke maandelijks voor de uitgaven van het departement van oorlog en dat der marine door de hoofddirectie van finantiën op de respectieve landskassen disponibel worden gesteld, volgens de bestaande bepalingen van de overige landsgelden afgezonderd en onder geen voorwendsel, hoe ook genaamd, tot andere doeleinden besteed mogen worden, zullen zij echter deze sommen in het vorvolg niet bij hunne kassen afschrijven, maar de betalingen voor beide deze departementen, eveneens die voor het civiele departement, bij hunne algemeene kassen verhandelen en dezelve steeds gevolg doen nemen alleen op ordonnantiën van de onder-inspecteurs der militaire afdeelingen of als zoodanig fungeerenden, en op die van de onder-commissarissen der marine. De residenten hunner plaatsen zullen hun maandelijks verwittigen, welke sommen voor ieder respect van deze departementen door de hoofddirectie van finantiën disponibel zijn gesteld ; zullende de alg. ontvangers deze sommen op derzelver respectieve hoofden bij het grootboek van die maand bekend stellen en zorgen dat geene betalingen boven deze sommen geschieden. ARTIKEL 26. Wanneer hun op het einde van iedere maand, bij het ontvangen der maandelijksche staten van ordonnantiën, door de onder-inspecteurs der militaire afdeelingen, en de onder-commissarissen der marine respectievelijk geslagen blijkt, dat er nog onvoldane ordonnantiën voor die maand loopende zijn, zullen zij het montant derzelve, mits zij, met de reeds betaalde ordonnantiën, de disponibel gestelde sommen niet overschrijden, op derzelver respectieve hoofden als disponibel gebleven, voor de overige dienstmaand bekend stellen en zorgen dat ook geene andere of meerde betalingen op dit disponibel gebleven gedeelte worden gedaan, dan hun door de onder-inspecteurs of ondercommissarissen voormeld zijn opgegeven. ARTIKEL 27. Boven en behalve de betalingen voor de departementen van oorlog en der marine, die op ordonnantiën van de onder-inspecteurs der militaire afdeelingen of onder-commissarissen der marine geschieden, zullen ook de betalingen, welke door de alg. ontvangers, ingevolge het marschreglement worden gedaan, op derzelver eigenaardige hoofden worden gebracht, tot justificatie van welke de bons. die door de militaire autoriteiten worden afgegeven, znllen strekken. ARTIKEL 28. De alg. ontvangers zullen zich niet buiten de plaatsen hunner residentiën mogen begeven, zonder speciaal consent van den resident. Dit consent zal moeten inhouden opgave der redenen van absentie, van den tijd voor hoe lang dezelve wordt verlangd, en van den vertrouwden persoon, welke gedurende hunne afwezigheid, hunne functiën ter hunner verantwoordelijkheid zal moeten waarnemen. ARTIKEL 29. (Zie Bijbl. No. 7058). Gelden van andere plaatsen ontvangen of naar andere plaatsen moetende zenden, zullen zij in het eerste geval de aangebrachte kisten of vaten niet mogen openen, noch tot de telling der speciën overgaan, en in het laatste geval de te verzenden gelden niet mogen tellen, afpakken en verzegelen, dan ten overstaan van eene commissie, daartoe door den resident te benoemen; zullende zij anders voor alle minderheden aansprakelijk zijn. De processen-verbaal, daarvan door zoodanige commissie te formeeren, en door hen in behoorlijke orde bevonden wordende, zullen mede door hen geteekend worden. De residenten zullen op aanvrage der ontvangers, voor de aanschaffing der vaten, kisten en emballage, alsmede voor de afhaling en het vervoer der gelden de noodige zorg dragen. ARTIKEL 30. De ontvangers hunne door de Alg. Rekenkamer geliquideerde en geslotene rekeningen van de hoofddirectie van finantiën terug hebbende ontvangen, zullen de daarop niet geadmitteerde posten van uitgaaf wederom dadelijk in ontvangst nemen bij hun memoriaal, en vervolgens bij hunne kasrekening en grootboek, en dezelve wederom in uitgaaf mogen brengen, en de volgende rekening daarmede belasten, mits zij aan het vereischte door de alg. rekenkamer, ten aanzien van dezelve, kunnen voldoen. Desgelijks zullen zij de door de rekenkamer ontdekte en gerectifieerde erreuren, hetzij in ontvang, hetzij in uitgaaf, dadelijk door contraposten op dezelde wijze redresseeren. ARTIKEL 31. Behalve de speciale bepalingen, welke in deze instructie voorkomen, zullen de alg. ontvangers zich mede stiptelijk gedragen naar de voorschriften voor de regeling der algemeene verantwoordelijkheid, gearresteerd bij de resolutie van den G.-G. in rade, van heden No. 6, voorzooveel zij daarbij zijn geconserneerd, welke zullen worden gehouden als woordelijk in deze instructie geinsereerd te zijn. ARTIKEL 32. De ontvangers zullen voor de richtigheid hunner administratie behoorlijk borg moeten stellen, waarvan het bedrag nader door het Gouvernement zal worden bepaald. ARTIKEL 33. Zij zullen in handen van het Hoofd van het Gewest, dan wel van het Hoofd van Plaats. Bestuur der afdeeiing, waarin de plaats hunner nieuwe vestiging gelegen is, afleggen den volgenden eed: (St. 1879 No. 280). „Ik beloof en zweer, dat ik den mij aanbetrouwden post van algemeen ontvanger te met trouw en naarstigheid zal waarnemen, dat ik alle ontvangsten en uitgaven nauwkeuriglijk zal aanteekenen en boeken, oveieenkomstig de daartoe gegeven voorschriften, en dat ik mij in alles, als een braaf ambtenaar, naar de mij gegeven of nader te geven instructie zal gedragen. „Ik verklaar en zweer, dat ik om den voornoemden post te bekomen, aan niemand, hetzij in of buiten het bestuur, iets onder wat voorwendsel het zijn moge, beloofd of gegeven heb, noch beloven of geven zal. „Zoo waarlijk helpe mij God almachtig". Bijbl. No. 2719. De algemeene ontvangers zijn bevoegd om, ten aanzien van onderwerpen, in verband staande tot hunne administratie, rechtstreeks in briefwisseling te treden met den Dir. van Finantiën, doch uitsluitend met genoemd departement. Bijbl. No. 5172. Den algemeene ontvangers wordt in herinnering gebracht het bepaalde bij Circ. van 15 Nov. 1878 No. 18391 (Bijbl. No. 3318) en tevens medegedeeld, dat voortaan aanteekening zal worden gehouden van het getal en den aard der aanmerkingen, welke door het Dep. van Fin. en door de Alg. Rekenkamer op hunne maand- en jaarverantwoordingen worden gemaakt, en dat daarmede rekening zal worden gehouden bij de beoordeeling van hunne aanspraken op bevordering en c.q. ter toepassing van de in het slot der aangehaalde circulaire bedoelde maatregelen. Het slot van Bijbl. No 3318: luidt: Tekortkomingen in de vervulling hunner plichten zouden voor de Regeering— ik ben door Haar tot deze mededeeling gemachtigd—eene reden zijn om de nalatigen onmiddellijk te vervangen en terug te plaatsen in lager bezoldigde betrekkingen dan die, welke zij vroeger bekleedden. Bijbl. No. 5754. Het geval heeft zich voorgedaan, dat aan den voet van een proces-verbaal van overgave en overname van het beheer eener kas eene aanteekening werd gesteld, dat de aftredende beheerder, wegens ziekte, verhinderd was zelf zijne kas aan zijn opvolger over te geven en dat daarom die overgave door den betrokken chef was geschied. Een proces-verbaal van overgave en overname zonder medewerking van den aftredenden comptabele opgemaakt, is geen rekening van het beheer van dezen als bedoeld bij art. 16 van St. 1901 No. 325. In dergelijke gevallen behooren de bepalingen van art. 92 of 94 der Comptabiliteitswet te worden toegepast. Zie voor: Model proces-verbaal van overgave en overname van geldelijk beheer (circs. Dir. Fin. van 26 September 1877 No. 14986 en 14 Juni 1906 No. 666/11858). Termijn voor de indiening van processen-verbaal van overgave en overname van geldelijk beheer, van tusschentijdsche- en ex officio opgemaakte rekeningen (circ. Dir. Fin. van 20 Juni 1901 No. 318/12305 en beschikking van dien Departementschef van dien datun No. 12305). Bijbl. No. 5827. Bij dit bijbl. is eene regeling gemaakt voor het overmaken van gelden door tusschenkomst van de Indische Regeering en het Dep. van Kol. aan de Commissie van toezicht over zonen van Inlandsche hoofden en andere aanzienlijke Inlanders te 's Gravenhage, met de daarbij behoorende modellen. VERANTWOORDING DOOR DE ALG. ONTVANGERS AAN DE POSTSPAARBANK VAN DE GEDANE INHOUDINGEN Bijbl. No. 6030. ARTIKEL 1. Burgerlijke en militaire landsdienaren op eene vaste maandelijksche bezoldiging, daaronder begrepen zij, die in het genot zijn gesteld van non-activiteitstraktement of wachtgeld, zoomede gepensionneerden, mogen een gedeelte van de door hen uit 't Lands kas genoten wordende inkomsten doen inhouden, om te hunnen name in de Postspaarbank te worden belegd. A R T 1KEL 4. Uiterlijk acht dagen na ommekomst van elke maand doen de Algenieene Ontvangers van 's Lands kassen en de kwartiermeesters of Administrateurs van garnizoenen aan den Directeur eene gespecificeerde opgave toekomen van de door hen in de afgeloopen maand ingevolge dit besluit gedane inhoudingen. Voor die opgaven wordt gebruik gemaakt van de daartoe van wege de Postspaarbank te verstrekken staten. Uiterlijk acht dagen na ommekomst van elke maand doen de Algenieene Ontvangers van 's Lands kassen aan den Directeur eene opgave volgens het aan dit besluit Deel II 16 gehecht model Litt. At1) toekomen van de door hen in de afgeloopen maand ingevolge dit besluit gedane inhoudingen. (Bijbl. No. 6519.) Aan die opgaven voegen zij toe de staten, model Litt. B (') welke zij tot dit einde van de ordonnantiën en mandaten van betaling dan wel van wachtgeld-, onderstand- of pensioenstaten, waaraan zij voortaan gehecht zullen worden, afnemen (Bijbl. No. 6519.) ARTIKEL 4a. (Bijbl. No. 6519) De Kwartiermeesters of Administrateurs van garnizoenen, alsmede ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur, aan wie gelden ter goede rekening worden verstrekt ter uitbetaling van traktementen, enz., doen uiterlijk acht dagen na ommekomst van elke maand aan den Directeur eene gespecificeerde opgave, volgens het aan dit besluit gehecht model Litt. CC) toekomen van de door hen in de afgeloopen maand ingevolge dit besluit gedane inhoudingen. „Van de vorenbedoelde modellen worden op aanvraag van wege de Postspaarbank de noodige exemplaren verstrekt . OVER STORTINGSBEWIJZEN. CIRCULAIRE. Bijbl. No. 7039. Aan de Algenieene ontvangers van 's Lands kassen. No. 855/717. Batavia, den 15den Januari 1909, lk heb de eer UEdG. mede te deelen dat stortingsbewijzen, afgegeven na ultimo Maart 1909, door U zullen worden uitbetaald (of inuitgaafgesteid), zonder C) Voor de modellen zie het Bijblad. dat zij zijn gefiatteerd door de betrokken tot het teekenen van betalingstukken bevoegde autoriteit. Voorts verzoek ik U van elke storting in de kas onder Uw beheer 11a genoemden datum, welke moet dienen ter erlanging van een stortingsbewijs, bestemd om bij de daarop vermelde landskas te worden uitbetaald, op den dag, waarop de storting plaats heeft rechtstreeks kennis te geven aan den beheerder van die kas, en zulks met gebruikmaking van een formulier — adviesbrief — volgens onderstaand model, waarvan U gedrukte exemplaren zullen worden toegezonden. Ten aanzien van stortingsbewijzen, welke geen uitbetaling, doch slechts eene inuitgaafstelling van het daarin genoemd bedrag bij de kas van bestemming tengevolge hebben, is die kennisgeving niet noodig. Het behoeft zeker nauwelijks gezegd te worden dat geen stortingsbewijs mag worden uitbetaald, zoolang de desbetreffende adviesbrief niet is ontvangen. De Directeur van Financiën, MODEL-adviesbrief van afgegeven stortingsbewijzen. No. 's Lands kas te Ik heb de eer U mede te deelen dat ik op heden onder No. heb afgegeven een stortingsbewijs, groot / (bedrag in letters), ten behoeve van .betaalbaar bij "s Lands kas onder Uw beheer. (Dagteekening), De Algemeene Ontvanger, Aan den Algemeenen Ontvanger van 's Lands kas te Zie ook Bijbl. No. 3973. VOORSCHRIFTEN OMTRENT DE INZENDING DER TOELICHTINGEN VAN DE JAARREKENINGEN DER ALGEMEENE ONTVANGERS. Bijbl. No. 6022. In de omstandigheid dat het voorschrift in het Gouvernements besluit van 23 Januari 1877 No. 9 (Bijbl. No. 3147) (') volgens hetwelk de inzending der toelichtingen van de jaarrekeningen der algemeene ontvangers aan de alg. Rekenkamer moet geschieden vóór 1 Juli van het jaar volgende op dat, waarop de rekeningen betrekking hebben, zeer onvoldoende werd nageleefd, vond de algemeene Rekenkamer in 1889 aanleiding om in overleg te treden met den Directeur van Finantiën omtrent de maatregelen welke getroffen zouden kunnen worden om in dezen toestand verbetering te brengen. Dit overleg had tengevolge dat bij circulaire van dien departementschef van 14 Februari 1890 No. 2255 de algemeene ontvangers van 's Lans kassen in Nederlandsch-lndië werden aangeschreven om de toelichtingen hunner jaarrekeningen voortaan zoo tijdig in te zenden . dat die bij het Departement van Financiën worden ontvangen vóór ultimo Februari van het jaar volgende op dat, waarop ze betrekking hebben, terwijl verder door meergenoemden Departementschef bij de doorzending van de voor de andere Departementen bestemde toelichtingen de in den achterstaanden staat i2) aangegeven volgorde zou worden in acht genomen (missive van den Directeur van Financiën ddo. 14 Februari 1890 No. 2255). Door de Algemeene Rekenkamer werd daarop den Chefs der andere Departementen van Algemeen Bestuur verzocht de overbrenging der aan hun Departement (') Zie~voor het Model der toelichtingen, Art. 1, par II van het Bijblad, waarvan par. I van art. 1 echter is ingetrokken bij Bijbl. No. 5906. (2) Zie voor deze volgorde het Bijblad. doorgezonden toelichtingen bij de Algemeene Rekenkamer eveneens naar die volgorde te doen plaats hebben, €n de noodige bevelen te geven opdat de overbrenging steeds geleidelijk geschiede en zoo mogelijk beëindigd zij op liet voorgeschreven tijdstip van 1 Juli van het jaar volgende op dat, waarop de toelichtingen betrekking hebben (missive van de Algemeene Rekenkamer van 19 Maart 1890 No. 1972). Op de aangehaalde missives van den Directeur van Financiën en van de Algemeene Rekenkamer werd nader de aandacht der Departemetschefs gevestigd bij schrijven van 's Kamers lste Tafel van 26 Maart 1904 No. 4329/1. REGELEN IN ACHT TE NEMEN BIJ VERHUIZING NAAR ELDERS VAN PERSONEN OP WELKE HET LAND EENE VORDERING HEEFT. Bijbl. No. 5145. Van de gevallen van verhuizing naar elders van schuldenaren aan den Lande, wier schuld nog niet is aangezuiverd, wordt door den kashouder, wien de invordering der schuld is opgedragen, aanteekening gehouden zoowel op de opdracht of daarmede gelijkgestelde opgaaf (art. 3 van het besluit van 1 Oct. 1893 No. 4; Bijbl. No. 4873 sub 11) als in het memoriaal van inkomsten en bovendien wekelijks (eiken Zaterdagi een staat volgens het hierbij gevoegd model gezonden aan het Hoofd van Gew. Bestuur, van wien of door wiens tusschenkomst de opdracht tot invordering of daarmede gelijkgestelde opgaaf is ontvangen. Na ontvangst van dien staat wordt door het Hoofd van Gew. Bestuur le. in het geval dat de verhuizing niet gepaard gaat met vertrek uit het gewest, aan den kashouder, wien verder de invordering aangaat, daartoe eene opdracht uitgereikt, onverschillig of de oorspronkelijke opdracht of opgaaf al dan niet van hem zei ven afkomstig was; 2e. indien de nieuwe woonplaats van den schuldenaar in een ander gewest ligt, aan het Hoofd van dat gewest een afschrift van- of een extract uit bedoelden staat gezonden met verzoek om het noodige te verrichten voor de invordering der schuld. Tot dat einde wordt door laatstbedoelden bestuursambtenaar de vereischte opdracht aan den betrokken kashouder uitgereikt, ook ingeval de oorspronkelijke opdracht of opgaaf van eene andere autoriteit dan een Hoofd van Gew. Bestuur afkomstig was. De boven aangegeven regeling geldt voor het gevat de schuldenaar is verhuisd naar een der afdeelingen der residentie BATAVIA slechts in zooverre, dat in dat geval moet worden volstaan met de toezending van een afschrift van — of een extract uit den bovenbedoelden staat aan den Chef van het betrokken Departement van Alg. Bestuur, opdat die Departementschef verder kunne zorgen voor de uitreiking van de vereischte opdracht tot invordering of daarmede gelijkgestelde opgaaf aan den alg. ontvanger van 's Lands kas te Batavia. Het vorenstaande is niet toepasselijk op de invordering van hospitaalverpleegkosten enz. bedoeld in Bijbl. No. 4093. Onverminderd het daarbij voorgeschrevene zal echter de kashouder, wien de inhouding der verpleegkosten enz. is opgedragen, bij vertrek van den schuldenaar naar elders voor de aanzuivering van het verschuldigde, onmiddellijk na het bekend worden met dat vertrek het tweede exemplaar van de betrekkelijke opgaaf (mod. No. 125) hebben te zenden aan den kashouder bij wien de debiteur in betaling is gekomen. Laatstbedoelde kashouder zorgt er voor, dat het verschuldigde op het eerst uit te betalen tractement, pensioen, enz. van den schuldenaar wordt ingehouden in afwachting dat hem ter zake de vereischte opgaaf (mod. No. 1251 van den betrokken administrateur der ziekeninrichting wordt toegezonden. Eerstbedoelde kashouder doet van hetgeen ten deze door hem is verricht mededeeling aan het Hoofd van üew. Bestuur, door wiens tusschenkomst hij de opgaaf heeft ontvangen en houdt daarvan aanteekening in zijn memoriaal van inkomsten. Zie vo.or het model van den staat het Bijblad. Bijbl No. 6896. No. 823 4954. Batavia, den 19den Maart 1908. Aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur (met uitzondering van den Resident van Batavia), den Resident der Padangsche Bovenlanden en de Assistent-Residenten van Buitenzorg en Krawang. Bij de dezerzijdsche circulaire van 7 December 1893 No. 20833 (Bijblad op het Staatsblad van NederlandschIndië No. 5145) is voorgeschreven hoe gehandeld moet worden, indien terzake van eene schuld aan den Lande eene opdracht tot invordering of daarmede gelijkgestelde opgaaf aan een algemeenen ontvanger van 's Lands kas is gedaan en de debiteur voor de aanzuivering dier schuld van woonplaats verandert. Het is wenschelijk gebleken die voorschriften eenigszins aan te vullen, daar zij nog geen voldoenden waarborg aanbieden dat eene schuld, waarvan de invordering wegens verhuizing van den debiteur van X CT O C5 naar het in eeir ander gewest gelegen Y bij de Lands kas te X wordt gestaakt, bij die te Y inderdaad zal worden geïnd. Immers het geval kan zich voordoen dat, hetzij de staat, door den kashouder te X aan het Hoofd van gewestelijk bestuur in te dienen, hetzij het afschrift van- of extract uit dien staat, door dat Hoofd aan zijn betrokken ambtgenoot te zenden, verloren gaat of in het ongereede raakt. In dat geval wordt, zooals de voorschriften thans luiden, geen nieuwe opdracht uitgereikt aan den kashouder te Y. lk heb de eer UHEdG. daarom te verzoeken om voortaan, telkens wanneer door U, na ontvangst van een overdrachtstaat als in het aangehaald dezerzijdsch rondschrijven bedoeld, eene opdracht tot invordering wordt uitgereikt, daarvan door tusschenkomst van dengene die U den overdrachtstaat toezond, aan den algeemenen ontvanger, die van de invordering dei schuld is ontheven, mededeeling te doen. Ter besparing van arbeid Uwerzijds, heb ik bij mijn rondschrijven van heden No. dezes, waarvan een afdruk hiernevens gaat. aan de algemeene ontvangers van 's Lands kassen opdragen om voortaan, waar debiteuren zijn vertrokken naar andere gewesten, voor elk dier gewesten een afzonderlijken overdrachtstaat op te maken en dezen in triplo in te dienen. 1 wee exemplaren van dien staat kunnen dan worden toegezonden aan degene, door wien een nieuwe opdracht tot invordering behooit te worden uitgereikt, zoodat de medeeling, hiervoren bedoeld, op zeer eenvoudige wijze kan geschieden door terugzending van een dier exemplaren, voorzien van eene korte aanteekening, houdende opgaaf van het bedrag, den datum en het nummer der nieuwe opdracht, zoomede van de kas, waarop zij is uitgereikt. Het behoeft zeker wel nauwelijks gezegd te worden dat, zoonoodig, tijdig aan de terugzending van laatstbedoeld exemplaar van den overdrachtstaat zal moeten worden herinnerd. Ten overvloede zij hierbij nog opgemerkt dat, waar hiervoren sprake is van gewesten, de Padangsche Bovenlanden, de Padansche Benedenlanden, de afdeeling Buitenzorg en de afdeeling Krawang onderwerpelijk als gewesten worden aangemerkt. De Directeur van Financiën. hebben bekomen, aan genoemd College, door tusschenkomst van dit Departement, een exemplaar van het jaarverslag worde toegezonden, opdat ook daaruit de storting van den interest in de reservefondsen kan worden nagegaan. .. Ten aanzien van de in het aangehaald rondschrijven sub 4 voorkomende regeling wordt hierbij aangeteekend, dat de Algemeene Rekenkamer er prijs op stelt de voor haar bestemde afschriften der rekeningen-courant, door de betrokken bankbesturen gewaarmerkt, te ontvangen. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur. Zie ook Bijbl. 7370 bij: Pandhuisdienst. regf.len omtrent de bewijzen van ophouding van betaling voor de uitbetaling van niet militaire inkomsten. St. 1908 No. 664. In te trekken St. 1855 No. 40. ARTIKEL 1. Onder „inkomsten" worden in deze regelen verstaan de ten laste van den lande, of van landswege beheerde fondsen, komende burgerlijke bezoldigingen (uitgezonderd soldijen (gages) van de inlandsche bemanning van gouvernementsvaartuigen), nonactiviteits-tractement, wachtgelden, voorloopige tractementen, verlofstractementen, indemniteiten, toelagen, onderstanden, pensreenen, gagementen, riddersoldijen (voor zoover deze laatstelijk niet aan actief dienende militairen zijn uitbetaald) en toelagen, verbonden aan het broederschap der Orde van den Nederlandschen Leeuw. ARTIKEL 2. Wanneer aan landsdienaren, gewezen landsdienaren of hunne weduwen of weezen inkomsten moeten worden betaald uit eene andere algemeene of bijzondere kas dan te voren, wordt door den ordonnateur, hulpordonnateur, indien de evenbedoelde inkomsten laatstelijk niet door hem werden geordonnanceerd of gemandateerd niet tot de betaalbaarstelling (door den comptabele, die zonder ordonnantie of mandaat uitbetaalt), niet tot de betaling overgegaan, dan na ontvangst van een door de bevoegde autoriteit afgegeven bewijs, waaruit blijkt, tot welk tijdstip en tot welk bedrag die inkomsten zijn genoten. Bewijzen als bedoeld in de vorige alinea worden mede afgegeven ten behoeve van landsdienaren, gewezen landsdienaren en hunne weduwen en weezen, die, laatstelijk inkomsten in N.-I. genoten hebbende, zoodanige inkomsten buiten N.-I. wederom zullen hebben te ontvangen. ARTIKEL 3. De in art. 2 bedoelde bewijzen worden, voor zoover zij moeten aantoonen tot welk tijdstip en tot welk bedrag inkomsten zijn genoten, opgemaakt volgens de aan dit besluit gehechte modellen van certificaten van ophouding van betaling, gemerkt A. B. C. D. E. en F. (') en onderteekend door den ordonnateur (of namens dezen door den tot het teekenen van ordonnantiën bevoegden ambtenaar), den hulpordonnateur, of den gedelegeerden hulpordonnateur, die op het tijdstip van de afgifte van het bewijs het laatst die inkomsten betaalbaar stelde; met dien verstande, dat voor inkomsten, die op het tijdstip van de afgifte van het certificaat laatstelijk waren uitbetaald zonder ordonnantie of mandaat, het (') Voor de modellen zie het Staatsblad. bewijs wordt opgemaakt en onderteekend door den comptabele, door wien die inkomsten het laatst werden uitbetaald. ARTIKEL 4. In de in art. 3 bedoelde certificaten van ophouding van betaling worden o.a. opgenomen alle op de inkomsten te bewerkstelligen inhoudingen, zoo wegens verplichte contributiën, als wegens schulden aan den Lande en andere schulden, welke van landswege worden ingevorderd. ARTIKEL 5. Indien op nog in N.-I. of in Nederland te genieten inkomsten voorschotten worden verleend aan personen, die van een certificaat van ophouding van betaling,, als bedoeld in art. 3, of een daarmede gelijkstaand bewijs van genoten militaire inkomsten zijn of worden voorzien, wordt van het voorschot melding gemaakt door middel van eene op bedoeld stuk door den verleener of betaalbaarsteller van het voorschot te onderteekenen aanteekening. Dit besluit treedt in werking op 1 Januari 1909. OPENBARE VERKOOPINGEN. St. 1908 No. 189. REGLEMENT OP DE OPENBARE VER= KOOPINQEN IN NEDERLANDSCH-INDIË. ARTIKEL 1. Openbare veilingen en verkoopingen, uitgezonderd •die bedoeld in de artikelen 46, eerste alinea, en 47 van dit reglement, mogen niet gehouden worden dan ten overstaan van den vendumeester. Zij worden gehouden bij opbod, bij afslag of bij inschrijving, ter keuze van den verkooper. Overtreding van het in de eerste alinea van dit artikel gesteld verbod wordt gestraft met eene geldboete van honderd tot tien duizend gulden. ARTIKEL 2. De door den gedelegeerde van een vendumeester gehouden verkooping wordt geacht door den vendumeester zeiven gehouden te zijn. ARTIKEL 3. De vendumeesters worden onderscheiden in twee klassen. De Gouverneur-Generaal bepaalt welke categorieën van personen tot elke dezer klassen behooren, waar vendumeesters gevestigd zijn, welke de grenzen zijn van ieders ressort, en welke ambtenaren met de superintendentie zijn belast. ARTIKEL 4. Met uitzondering van het geval, voorzien bij de volgende alinea, geschiedt de betaling der uit de overeenkomstig artikel 1 gehouden verkoopingen voortvloeiende vorderingen ten laste van de koopers aan het Gouvernement, dat jegens de verkoopers verbonden is tot betaling der rendementen van de verkoopingen, met inachtneming van het bepaalde bij artikel 34. Stelt de verkooper onder de verkoopvoorwaarden het beding, dat de betalingen door de koopers niet geschieden aan het Gouvernement, dan is dit jegens den verkooper niet verbonden tot betaling van het rendement. Bijbl. No. 5248. Op grond van de bepalingen van het reglement op de openbare verkoopingen in de eerste plaats op grond van de art. 4 en 24 van dat reglement moet aangenomen worden, dat ten aanzien van venduschulden de Regeering de positie van schuldeischer en de kooper die van debiteur innemen, en zulks onverschillig of de vendutiën door vendumeesters der eerste of door vendumeesters der tweede klasse zijn gehouden. Zoo ook kan de vordering van een bepaald persoon tegen het Gouvernement van N.-I. van rechtswege worden gecompenseerd tegen een schuld van diezelfde persoon aan een vendukantoor. ARTIKEL 5. Degene, die eene openbare verkooping wenscht te houden, geeft daarvan kennis aan den vendumeester of op plaatsen, waar aan het kantoor een boekhouder bescheiden is, aan den boekhouder, onder mededeeling op welken dag of welke dagen de verkooping gewenscht wordt. De aanvragen worden geschreven in een register, waarvan belanghebbenden op hun verzoek inzage bekomen. De verkooping wordt, zoo mogelijk, gehouden op de aangevraagde dag of dagen, met inachtneming van de bijzondere regelen dienaangaande door den Gouneur-Generaal gesteld. Zijn voor een dag meer verkoopingen aangevraagd dan gehouden kunnen worden, dan komen de aanvragen voor dien dag in aanmerking volgens hare tijdsorde; executoriale verkoopingen en daarna die van inboedels van vertrekkenden hebben echter den voorrang, ais zij minstens acht dagen vóór den gewenschten dag zijn aangevraagd. Niemand kan voor andere verkoopingen dan die van inboedels meer dan één verkoopdag binnen een tijdsverloop van veertien dagen bekomen, indien dientengevolge andere verkoopingen zouden moeten worden uitgesteld. Indien eene verkooping niet op den aangevraagden dag kan worden gehouden, wordt daarvan zoo spoedig mogelijk aan den aanvrager mededeeling gedaan. Alle quaestiën, die zich voordoen bij de toepassing van dit artikel en in het algemeen ten aanzien van de vraag, welke verkoopingen als die van inboedels beschouwd moeten worden, worden beslist door den superintendent. ARTIKEL 6. Zoo noodig bepaalt de superintendent voor verkoopingen van onroerende en andere in artikel 11 genoemde zaken een vasten dag in de week. Op Zon- en feestdagen worden geene verkoopingen gehouden. ARTIKEL 7. De vendumeester is niet bevoegd zijne tusschenkomst Indien zaken, in dit artikel bedoeld, in eene kaveling verkocht worden met zaken, bedoeld in artikel 11, is voor alle het bij eerstbedoeld artikel bepaald vendusalaris verschuldigd. ARTIKEL 11. Behoudens het bepaalde in het derde lid van dit artikel, in het laatste lid van artikel 10 en in de artikelen 14 en 16, bedraagt voor verkoopingen van ondernemingen op gehuurde gronden, van schepen, welker inhoud twaalf kubieke meter of meer bedraagt, en van effecten het vendusalaris vier percent van het bedrag, waarvoor is toegewezen, en een vierde percent van het bedrag, waarvoor is opgehouden. Van eerstbedoelde vier percent komen drie percent ten laste van de koopers. Zijn de in dit artikel bedoelde zaken verkocht onder het beding, dat de betaling der koopprijzen niet zal geschieden aan het Gouvernement, dan bedraagt het vendusalaris voor effecten een half percent van het bedrag waarvoor is toegewezen en een vierde percent van het bedrag, waarvoor is opgehouden, en voor de overige zaken een en één vierde percent van het bedrag, waarvoor is toegewezen en een vierde percent van het bedrag, waarvoor is opgehouden. Het in dit artikel bepaald vendusalaris wordt behalve over het bedrag, waarvoor is toegewezen of opgehouden, ook berekend over de geldsommen, die boven den koopprijs en de opgelden volgens de koopvoorwaarden door de koopers moeten worden betaald het vendusalaris wordt over die geldsommen berekend als is bepaald voor verkoopingen, onder beding dat de betaling der koopprijzen niet aan het Gouvernement zal geschieden. Bijbl. No. 3547. Openbare verkoopingen voor rekening van den Lande, van onroerende goederen, gelegen op plaatsen, waar geen vendukantoor gevestigd is, moeten geschieden op de standplaats van den betrokken vendumeester, terwijl van dezen regel alleen mag worden afgeweken, wanneer 's Lands geldelijk belang zulks bepaaldelijk vordert. ARTIKEL 12. Met uitzondering van liet geval, voorzien in het derde lid van dit artikel, bedraagt voor koopmanschappen uit de eerste hand, andere dan die in het volgende artikel genoemd, in geval van verkoop op een crediet van tien dagen het vendusalaris twee en een half percent van het bedrag, waarvoor is toegewezen, en één percent van het bedrag, waarvoor is opgehouden. Eerstbedoelde twee en een half percent komen geheel ten laste van de koopers. Zijn de in dit artikel bedoelde zaken verkocht onder beding, dat de betaling der koopprijzen niet zal geschieden aan het Gouvernement, dan bedraagt het vendusalaris een half percent van het bedrag, waarvoor is toegewezen, en twee vijfde percent van het bedrag, waarvoor is opgehouden. De laatste alinea van het vorige artikel is ook toepasselijk op de verkoopingen, die overeenkomstig dit artikel worden gehouden. Bij de aanvrage van eene verkooping op den voet van dit artikel wordt overgelegd eene door den aanvrager onderteekende lijst van de ten verkoop bestemde zaken. ARTIKEL 13. Behoudens het bepaalde in het derde lid van dit artikel en in artikel 14, bedraagt voor hout uit de eerste hand, en voor paarden, muildieren en muilezels, niet tegelijk met een inboedel verkocht wordende, wanneer de waarde naar het oordeel van den vendumeester minstens vijf duizend gulden beloopt, het vendusalaris drie percent van het bedrag, waarvoor is de hoogste van de inschrijvers, wier inschrijvingen door den vendumeester of diens gedelegeerde als geldig zijn aangemerkt en aan wie de vendumeester of zijn gedelegeerde meent crediet te kunnen verleenen of die, geen crediet erlangende, onverwijld betaalt of zekerheid stelt overeenkomstig artikel 26. ARTIKEL 30. Ingeval meerdere personen te gelijk aan het hoogste bod zijn, of te gelijk gemijnd hebben, dan wel wanneer van de als geldig aangenomen inschrijvingen twee of meer hoogste hetzelfde bod inhouden, beslist de vendumeester of zijn gedelegeerde wie hoogste bieder is. ARTIKEL 31. Bij verkoopingen, waarvoor het beding gesteld is, dat de betaling der koopprijzen niet aan het Gouvernement geschiedt, zijn het verleenen of weigeren van crediet, het beoordeelen der door de koopers te stellen zekerheid en de beslissing, bedoeld in artikel 30, overgelaten aan den verkooper. ARTIKEL 32. De verkoop van zaken, bedoeld bij artikel 11, geschiedt in zoover voorwaardelijk, dat de kooper het recht heeft om vóór of op den derden dag na dien der verkooping bij notarieele akte te verklaren voor wien hij gekocht heeft. Zulk eene verklaring, mits bevestigd door dengene, voor wien gekocht is, heeft, zoo zij binnen acht dagen na dien der verkooping aan den vendumeester of op plaatsen waar een boekhouder aan het kantoor bescheiden is, aan den boekhouder beteekend is, en, ingeval er borgen zijn gesteld, wanneer deze hunne toestemming verleend hebben, ten gevolge, dat degene, voor wien verklaard wordt gekocht te zijn, als kooper beschouwd wordt. De eerste kooper en zijne borgen blijven voor den koopprijs en de ongelden aansprakelijk. ARTIKEL 33. Vorderingen van het Gouvernement uit openbare verkoopingen voortvloeiend, die niet zijn aangezuiverd bij het einde des jaars, volgend op dat, waarin zij zijn ontstaan, ot die reeds vroeger als hopeloos moeten worden aangemerkt, worden verhaald: a. voor zooveel betreft vorderingen op koopers, op den vendumeester, te wiens overstaan, of in wiens ressort, de verkooping gehouden is, en voor zoover de invordering dier schulden aan andere ambtenaren was opgedragen, ook op dezen, indien zij in de uitoefening van dien plicht nalatig zijn geweest; b. voor zooveel betreft vorderingen op verkoopers, ook die voortvloeiende uit venduties als bedoeld in artikel 47, op dengene, of degenen, die in de invordering daarvan nalatig is of zijn geweest. De Gouverneur-Generaal bepaalt het door ieder te vergoeden bedrag. Ingeval de vordering ten laste van een kooper ontspruit uit eene verkooping, gehouden door een vendumeester der tweede klasse, wordt dezen de vergoeding opgelegd, indien alleen hij bij de invordering betrokken is geweest. In alle andere gevallen wordt de vraag of en tot welk bedrag op den voet van dit artikel vergoeding wordt opgelegd, niet beslist dan nadat aan de betrokken ambtenaren, hunne erfgenamen of rechtverkrijgenden of, bij ontstentenis van dezen, aan de beheerders der nalatenschappen, de gelegenheid gegeven is aan te toonen, dat evenbedoelde ambtenaren in het invorderen der schulden en, betreft het vendumeesters der eerste klasse, ook in het verieenen van crediet plichtmatig zijn te werk gegaan. Bij bijblad No. 4758 werd bepaald, dat bij de toepassing van art. 33 personen, die met de invordering der onaangezuiverde vorderingen belast zijn geweest, doch niet als vendumeester de betrekkelijke verkooping hebben gehouden, niet in de gelegenheid behoeven te worden gesteld om ingevolge art. 2 van St. 1889 No. 192 eene schriftelijke verdediging voor te dragen, indien het vaststaat dat zij in de invordering niet nalatig zijn geweest. ARTIKEL 34. Behalve wanneer is bedongen dat de betaling der koopprijzen niet aan het Gouvernement geschiedt, wordt voor de opbrengst eener verkooping met inachtneming van het bepaalde bij de vierde alinea van dit artikel, eene ordonnantie of een mandaat uitgereikt: a. na verloop van vier weken na den dag der verkooping, voor verkoopingen op den voet der eerste alinea van artikel 12 en verkoopingen tegen contante betaling; b. na verloop van vier maanden na den dag der verkooping, voor alle andere. De ordonnantie of het mandaat wordt uitgereikt aan en ten name van den rechthebbende of zijn wettigen vertegenwoordiger en op de kas van den algemeenen ontvanger, binnen wiens ressort de standplaats van den vendumeester, die de verkooping gehouden heeft, is gelegen. In plaats van een ordonnantie of mandaat worden, desverlangd, aan den rechthebbende of zijn wettigen vertegenwoordiger zoo spoedig mogelijk na de verkooping mede in den vorm van een ordonnantie of mandaat een of meer acceptatiën afgegeven ten name van hem of order, te zamen bedragende de uit te kieren som, en betaalbaar bij de boven aangewezen landskas vier weken of vier maanden na den dag der verkooping, naar gelang deze onder de bij a of de bij b van het eerste lid van dit artikel omschrevene behoort. De ordonnantiën, mandaten en acceptatiën worden afgegeven voor het bedrag der opbrengst eener verkooping, na aftrek van het 'ten laste van "den verkooper komende vendusalaris en voor rendementen van verkoopingen van pandgoederen, bovendien na aftrek van hetgeen de verkooper als kooper van goederen op die verkooping schuldig is. De in dit artikel bedoelde ordonnantiën, mandaten en acceptatiën worden afgegeven in de residentie Batavia door den Directeur van Financiën, en elders door de ambtenaren, genoemd in artikel 4 van de regelen voor het administratief beheer. (St. 1910 No. 312.) Bijbl. No. 5170. In Bijbl. No. 4913 werd er de aandacht op gevestigd, dat tot de uitkeering van de rendementen van executoriale verkoopingen niet kan worden overgegaan, alvorens aan het vendukantoor het bedrag is gebleken der kosten, die voor de executie zijn gemaakt. Die kosten behooren toch vast te staan voordat kan worden uitgemaakt of er een batig saldo is dat ten voordeele komt van den geëxecuteerde. Met het oog op de omstandigheid dat het vendukantoor tegenover den geëxecuteerde aansprakelijk is voor de uitkeering van bedoeld saldo en dus mede verantwoordelijk voor de goedkeuring en uitbetaling der wegens executiekosten in rekening gebrachte som, zal het dus noodig zijn, dat bij executoriale verkoopingen, door particulieren gehouden, in elk geval eene gespecificeerde opgave van kasten van den executant worden gevorderd,— kan het zijn eene begroote. ARTIKEL 35. Van iedere openbare verkooping wordt door den vendumeester of diens gedelegeerde staande de verkooping een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. ARTIKEL 36. Het eerste vel van elk proces-verbaal wordt geschreven op papier, door den superintendent vooraf geteekend; aan dit papier worden zooveel ongeteekende vellen papier gehecht als noodig zijn. ARTIKEL 37. Het proces-verbaal bevat: a. in het hoofd: le. de dagteekening in letters; 2e. de voornamen, den naam en de standplaats van den vendumeester, alsmede de voornamen, den naam en de woonplaats van diens gedelegeerde, indien de verkooping ten overstaan van dezen gehouden is; 3e. de voornamen, den naam, het beroep en de woonplaats van dengene, te wiens verzoeke de verkooping geschiedt, met omschrijving, zoo hij niet in eigen naam handelt, van de hoedanigheid, waarin de verkooping door hem wordt aangevraagd, en in de gevallen, dat de vendumeester zich ingevolge artikel 20 overtuigen moet dat de verkooper tot den verkoop gerechtigd is, mede van zijne bevinding te dier zake; 4e. de plaats waar de verkooping gehouden wordt; 5e. de algemeene aanduiding van den aard der te verkoopen goederen: moetende echter bij de aanwijzing der ligging en belendingen van onroerende goederen de bewijzen van eigendom woordelijk gevolgd worden, met vermelding van de servituten en lasten, waarmede deze goederen bezwaard zijn; 6e. de voorwaarden, waarop de verkooping geschiedt; b. in het lichaam: le. de omschrijving van het geveilde; 2e. den naam en hef beroep van eiken kooper, alsmede zijne woonplaats, indien hij niet woont op de plaats, waar de verkooping gehouden wordt; 3e. den prijs, waarvoor is toegewezen, in cijfers; 4e. den prijs, waarvoor is opgehouden, in cijfers; c. in het slot: le. de vermelding van het aantal geveilde koopjes, in letters en in cijfers; 2e. het totaal van het bedrag, waarvoor is toegewezen, en van het bedrag, waarvoor is opgehouden, beide in letters en in cijfers. Indien krachtens lastgeving voor een ander wordt gekocht, worden zoowel lastgever als lasthebber in het proces-verbaal genoemd. zoo de last mondeling is gegeven, wordt daarvan in het proces-verbaal melding gemaakt en is, indien de lastgever niet tijdig betaalt, de lasthebber aansprakelijk alsof hij voor eigen rekening had gekocht. Ingeval van schriftelijke lastgeving wordt de volmacht aan het proces-verbaal gehecht, ten ware zij meerdere verkoopingen betreft, wordende zij dan ten vendukantore gedeponeerd. Is de volmacht voor een notaris in minuut verleden, dan is het voldoende, dat zij in het proces-verbaal wordt omschreven. Indien iemand zich mondeling borg stelt voor een kooper, wordt daarvan in het proces-verbaal melding gemaakt. Is die borgstelling schriftelijk geschied, dan wordt de akte van borgtocht aan het proces-verbaal gehecht, tenzij zij meerdere verkoopingen betreft, in welk geval zij ten vendukantore wordt gedeponeerd. Van de aanhechtingen, in de twee vorige alinea s bedoeld, wordt in het proces-verbaal melding gemaakt. Van elke betaling staande eene verkooping, die niet op voorwaarde van contante betaling gehouden wordt, wordt almede in het proces-verbaal melding gemaakt. Bij den aanvang der verkooping wordt door of namens den vendumeester het hoofd van het procesverbaal met luider stem aan de aanwezigen voorgelezen. Van de voorlezing wor'dt melding gemaakt in het proces-verbaal. Bijbl. No. 5090. CIRCULAIRE Aan de Hoofden van Gew. Bestuur, No. 9355. Batavia, 11 Juni 1895. Ingevolge art. 37 par. a, ten 3e van het vendureglement behoort het hoofd van de processen-verbaal van openbare verkoopingen om. te bevatten, de voornamen, den naam, het beroep en de woonplaats van dengene, te wiens ver- bedoeld in de eerste alinea van artikel 22, worden, ingeval van toepassing van artikel 33, de in laatstgemeld artikel voorkomende woorden „dat, waarin zij zijn ontstaan", vervangen door de woorden „dat, waarin zij volgens de koopvoorwaarden aangezuiverd hadden moeten worden" (Zie bij: Boschwezen). Bijbl. 6277. CIRCULAIRE.' Aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur op Java en Madoera. No. 785/B Batavia, 11 September 1904. In verband met de toenemende belangrijkheid der openbare verkoopingen van Gouvernements-hout, heeft zich de behoefte doen gevoelen aan de mogelijkheid om de verkoopvoorwaarden zoodanig te stellen, dat gegadigden aan wie de vendumeesters geen crediet, als bij het vendureglement (Staatsblad 1889' No. 190) bedoeld, rneenen te mogen verleenen, niet altijd voor de noodzakelijkheid worden geplaatst om het gekocht hout contant te betalen. Daartoe is thans de gelegenheid geopend door de wijziging, in art. 46 van bedoeld reglement aangebracht bij de ordonnantie, opgenomen onder No. 318 van het Staatsblad van dit jaar. Voortaan kunnen door den Ambtenaar, die als verkooper van het Gouvernements-hout optreedt, de volgende voorwaarden worden gesteld : le. personen, aan wie door den vendumeester crediet wordt geweigerd, kan den koop worden toegewezen onder voorwaarde dat percent van den koopprijs staande de verkooping wordt voldaan ; 2e. over het door de sub le bedoelde personen gekocht hout mag door dezen niet worden beschikt, dan nadat ook het restant van het door hen verschuldigd bedrag zal zijn voldan; 3e. wordt aan de sub le bedoelde voorwaarde niet voldaan of is het sub 2e bedoeld bedrag niet binnen dertig dagen na den dag der verkooping betaald, dan wordt het hout andermaal in het publiek verkocht en degene, wien aanvankelijk het hout was toegewezen, van verdere mededinging uitgesloten, terwijl hij jegens den verkooper aansprakelijk is voor hetgeen bij de tweede veiling minder geboden is dan bij de eerste. Het zal niet zelden in 's Lands belang wenschelijk zijn om evenvermelde voorwaarden aan de gebruikelijke veilconditiën toe te voegen, ten einde personen, die wel is waar in het algemeen vertrouwbaar en te goeder naam en faam bekend staan, maar aan wie door den vendumeester crediet wordt geweigerd en die niet bij machte zijn om de geheele koopsom contant te betalen, in de gelegenheid te stellen bij de verkoopingen van Gouvernements-hout mede te dingen. Intusschen zal door de betrokken ambtenaren steeds met omzichtigheid van de hun toegekende bevoegdheid moeten worden gebruik gemaakt, omdat de vendumeesters niet aansprakelijk zijn voor schade, die het gevolg mocht zijn van de toewijzing van hout onder meer bedoelde voorwaarden. Het zal m. i. voorzichtig zijn in den regel de in voorwaarde 1 bedoelde contante betaling op een niet te gering percentage van de koopsom te stellen. Wanneer het gedaan bod ongewoon hoog schijnt en in geene verhouding staat tot de waarde van het geveilde hout, zal het beter zijn van de bevoegdheid tot toewijzing onder hoogerbedoelde voorwaarden geen gebruik te maken. Zorgvuldig zal steeds moeten worden gewaakt, dat het gekochte hout niet wordt vervoerd vóór de geheele koopsom betaald is. Ik heb de eer UHEdG. te verzoeken het vorenstaande ter kennis te willen brengen van de in het door U bestuurd gewest geplaatste houtvesters zoomede van de in Uw gewest bescheiden vendumeesters. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, Bijbl. No. 6385 CIRCULAIRE. Aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur op Java en Madoera. No 627/21916. Batavia, den 9den November 1905. Naar aanleiding van de bij de ordonnantie in Staatsblad 1904 No. 318 aangebrachte wijziging in artikel 46 van het vendureglement (Staatsblad 1889 No. 190) is door mijn ambtgenoot van Binnenlandsch Bestuur bij zijne circulaire van 11 September 1904 No. 785/B (') de mogelijkheid geopend om aan personen, aan wie bij de Gouvernements houtveilingen door den vendumeester geen crediet wordt verleend, de koop toch toe te wijzen onder voorwaarde, dat een zeker percentage van den koopprijs staande de verkooping wordt voldaan. Deel II 19 Behoort bij art. 9. Model. BILJET VAN INSCHRIJVING. voor de op dag, den... te... te houden verpachting van het middel in voor het jaar (of de jaren >■ De ondergeteekende(') van beroep wonende te kiezende domicilie te neemt aan om de pacht van het middel in gedurende het jaar (0f voor de jaren ) op zich te nemen en uit te voeren overeenkomstig de wettelijk bepaalde voorwaarden tegen betaling van eenen pachtschat van ƒ ( ) 's maands, of ƒ i ) voor het geheele jaar (sjaarsl- Wij ondergeteekenden(2) wonende te van beroep.'.'.'.'.'' • •' • • en(2) wonende te van beroep kiezende domicilie te verklaren, indien aan den persoon van de bedoelde pacht als hoogsten bieder toegewezen wordt, ons te stellen als hoofdelijke borgen voor de nakoming van de hierboven genoemde verbintenis en zulks onder afstanddoening der voorrechten van uitwinning en schuldsplitsing bij de wet aan borgen toegekend. (3) ,4) den De borgen. De inschrijver. (') Naam en voornaam van den inschrijver. (2) Namen en voornamen der borgen. (3) Casu quo hier op te nemen de verklaring JedoeW bij art. 9, alinea 2, § D, letter ƒ, van het reglement. (St. 190- (4) Naam van de plaats van waar het biljet wordt ingezonden. VERPACHTE MIDDELEN. Met in achtneming der bepalingen van bovenstaand Reglement en verder op de voorwaarden, afgekondigd in de Staatsbladen, achter elk dier middelen hierna genoemd, zijn de verpachte middelen: VOOR JAVA EN MADOERA. De zoogenaamde kleine middelen, als : a. de pacht der overvaarten en tolbrugen (St. 1849 No. 52 letter E, 1864 No. 146 1867 No. 148 art. 2, 1873 No. 226, 1884 No. 154, 1889 No. 132, 1890 Nos. 46 en 142 en 1892 No. 171); bij St. 1907 No. 59 is eene regeling getroffen, waardoor de pacht door den G.-G. kan worden beëindigd voor het einde van den pachttermijn, bijaldien voor dit middel met het stelsel van verpachting gebroken wordt. Bij St. 1911 No. 379 is de pacht van de sehutsluis te TANGKE vervangen door eene rechtstreeksche heffing. b. de pacht der vogelnestklippen (St. 1849 No. 52 letter I, 1876 No. 266 art. 1, 1881 No. 198 art. 1, 1882 No. 250 art. 2, 1883 No. 244 art. 2, 1885 No. 161 art. 1, 1896 No. 129 en 224 en 1905 No. 536 art. 1; c. de pacht der Chineesche dobbelspelen in de residentiën Batavia (met uitzondering van de afdeelingen Tangerang, Meester-Cornelis en Buitenzorg), Semarang en Soerabaja St. 1849 No. 52 letter K; art. 2, letter C, der in dat Staatsblad opgenomen publicatie van 1 October 1849; voorts St. 1867 No. 148 art. 3, 1883 Nos. 250 en 251, 1884 Nos. 34 en 182, 1885 No. 163 art. 1, C, § d, 1886 No. 151 art. 1, 1889 No. 133, 1890 No. 143, art. 1, 1892 No. 191, 1897 No. 179, 1898 No. 262 en 309, 1903 Nos. 5 en 396 en 1904 No. 322; zie ook Bijbl. No. 1243, 3573 en 3711); d. de pacht van het recht tot het houden van pandhui- zen in die gedeelten van N.-I., waar dit recht door het Gouvernement in pacht wordt afgestaan. (St. 1903 No. 402, 1904 No. 493, 1906 No. 551,1911 No. 674 en 1912 No. 227.) Zie ook Bijbl. No. 3568, 3602, 3609, 3856, 3926, 5574 en 7111. VOOR DE BUITENBEZITTINGEN. Het recht tot den verkoop van opium in het klein. De voorwaarden waarop dit middel in de buitenbezittingen, voorzoover als daar de opiumregie nog niet is ingevoerd, wordt verpacht, zijn te vinden: voor Atjeh en Onderhoorigheden in St. 1901 No. 55, 1904 No. 21 (Troemen) en 365, en 1905 No. 152 (Singkel) 1908 Nos. 245 en 445 en 1909 No. 395; voor Riouw en Onderhoorigheden in St. 1857 No. 105, 1879 No. 154, 1886 No. 181, 1888 No. 48, 1892 No. 139 en 161 en 1897 No. 180; 1909 No. 174 (Poelau ToedjoehArchipel); voor de Oostkust van Sumatra in St. 1885 No. 167, I886N0. 181, 1893 No. 41, 1899 Nos. 67 en 204, 1904 No. 46, 1908 No. 75 en 1909 No. 20, zie ook Bijbl. Nos. 6176 en 6946 (schadeloosstelling aan Bataksche hoofden wegens het hun toekomende opium); voor Timor in St. 1857 No. 105 en 1897 No. 180; (voor de afdeeling Soembawa zie St. 1909 Nos. 129, 130 en 338); voor Amboina in St. 1902 No. 347. Bepalingen omtrent de verdeeling der gelden, die door het Gouvernement voor aangehaald en verbeurdverklaard opium worden uitgekeerd, zoomede der boeten wegens overtredingen van de bepalingen op de opiumpacht, voor de gewesten, waarop art. 25 van St. 1890 No. 149 niet van toepassing is, zijn vervat in St. 1882 No. 202. Zie ook Bijbl. Nos. 3667, 4054 en 4058. De ambtenaren en beambten, die bevoegd zijn controle uit te oefenen op het vervoer van opium door de opiumpachters en hun personeel, zijn aangewezen in St. 1890 No. 243. Als ambtenaren, te wier beschik- king, desgevorderd, de boeken van opiumpachters, onderpachters en opiumslijters moeten worden gesteld, zijn aangewezen de Hoofdinspecteur voor de Opiumaangelegenheden en de Inspecteurs en Adjunct-Inspecteurs van Financiën. (Bijbl. No. 4610). De zoogenaamde kleine middelen in de Buitenbezittingen worden afzonderlijk dan wel meerdere te zamen verpacht. Die middelen zijn: o. Verkoop van sterke dranken:(') b. Chineesche dobbelspelen.(') c. Slachten van vee (rundvee, buffels, paarden, varkens, geiten, herten en schapen). (') d. Slachten van varkens en verkoop van varkensvleesch. (') e. Overvaarten. (') ƒ Belasting op peper in Riouw (St. 1898 No. 234); g. Recht om eene belasting te heffen van de sagoe' was, getah, koelit-tengar, koelit bakau, balam- en soenteivruchten, zoomede van het uit die vruchten bereide vet en van de rotan, verzameld wordende op het eiland Bengkalis, op de tot Siak behoorende eilanden, zoomede op den vasten wal van Siak van de grens met Bangka tot die van Pelalawan. (St. 1885 No. 167, juncto St. 1901 No. 76); h. Recht tot invoer en verkoop van zout en tot het heffen van belasting op troeboekkuit en op gedroogde troeboek- en tengirivisch in de bij § g genoemde streken, zoomede op de tot het landschap Pelalawan behoorende eilanden en den vasten wal van dat landschap. St. 1885 No. 167 ' en 1897 No. 180; i. Recht tot invoer en verkoop van zout en tot het heffen van belasting op trassi en gedroogde gar- (') De voorwaarden dezer verpachtingen, slechts van plaatselijk en te weinig algemeen belang zijnde, zijn de Staatsbladen, waarbij die voorwaarden zijn aangegeven, niet opgenomen. Zie zoo noodig de Regeerings-Almanak. nalen, in de landschappen Bangka en Koeboe. St. 1893 No. 41; k. Recht tot het houden van pandhuizen. (2) 1 Belasting op het graven van goud en diamanten in de residentie Westeraideeling van Borneo. St 1862 No. 134, 1886 No. 16 en 1897 No. 180; m. Belasting op het graven en wasschen van goud in de afdeeling Tanah-Laut (Zuider- en Oosteratdeeling van Borneo). St. 1896 No. 95; n. Verhoop van sirih, Celebes. St. 1857 No. 105, (vervallen St- 1912 No. 98). o Zitplaatsen op de vischmarkten te Makasser, St. 1857 No. 105, 1897 No. 180 en 1905 No, 484; p. Verkoop van saguweer: ,_m ter hoofdplaats Menado (St. 1893 No. 155 en 19( No. 121), Amboina (St. 1886 No. 121, 1895 No. 156 en 1901 No. 218) en Banda (St. 1904 No. 39); a Verkoop van saguweer en brom ter hoofdplaats Makasser. St. 1890 No. 86 en 1900 No. 190; r. Verkoop van laroe ter hoofdplaats Koeping (Timori. 5 Het recht tot het visschen naar parelschelpen, paarlemoerschelpen en (of) tripang. St. 1905 No. 263 en 454, 1908 No. 510 en 578, 1911 No. 9- en 1912 No. 212 en 368. t Recht tot invoer en verkoop van zout, bestemd voor het verduurzamen van visch en andere zeevoortbrengselen, en tot het heffen van belasting op trassi, gedroogde garnalen en garnalenschillen,in het landschap Panei der residentie Oostkust van Suniatra. (St. 1908 No. 209, 1910 No. 686 en 1912 No. 7). u. Recht tot den invoer en verkoop van zout, bestemd voor het verduurzamen van visch en andere zeevoortbrengselen en tot het heffen van belastmg op trassi, gedroogde garnalen en garnalenschillen, in de landschappen Eila en Koeala en een gedeelte van Assahan. (Oostkust van Sumatra) St. 1912 Nos. 4, 5 en 6). (2) Zie bij: voor Java en Madoera. Tot de verdere inkomsten van het Gouvernement beliooren: NIET VERPACHTE MIDDELEN. Opiumregie. Zie bij Materieel beheer. Pandhuisdienst. Idem. Idem. De in-en uitvoerrechten. De accijns op het Inlandsch gedistilleerd. Deze belasting wordt alleen op Java en Madoera geheven en bedraagt ƒ 50.— per hectoliter van vijftig percent en bij andere hoeveelheid of sterkte naar evenredigheid. De regeling der heffing van den accijns is opgenomen in St. 1898 No. 90. De voorschriften omtrent de sterktebepaling van gedistilleerd zijn te vinden in St. 1898 No. 92 en die omtrent het verleenen van vrijdom van invoerrecht of accijns voor houtgeest en gedistilleerd in St. 1898 No. 93. Eenige voorschriften betreffende de toepassing der bepalingen omtrent deze belasting zijn te vinden in Bijbl. No. 4608. De accijns op de tabak, vroeger bekend onder de benaming van consamtierecht, is geregeld bij St. 1873 No. 248 en in verband met St. 1882 No. 240 herzien bij St. 1882 No. 296 en 1885 No. 90. Bij art. 1 van St. 1896 No. 266 — in verband waarmede eenige wijzigingen zijn gekomen in de artt. 1, 3 en 5 van St. 1873 No. 248 — is de accijns op Java-tabak, die over zee vervoerd wordt naar de residentiën Bantam of Batavia uit een der andere gewesten van Java en Madoera, ingetrokken. De accijns wordt geheven: o. van de Java-tabak ten bedrage van ƒ 4. per 100 kilogram, en van de Chineesche en andere vreemde tabak ten bedrage van ƒ 16. - per 100 kilogram bij aanvoer uit zee in de Westerafdeeling van Borneo; b. van de Java- of Kedoe- en de Ka-Topong-tabak ten bedrage van ƒ 8.— van de Balische tabaken de Cheribonsche rooktabak ten bedrage van ƒ 5. juncto Staatsblad 1873 No. 13, worden voor elke der daarin vermelde belastingen de kolommen „collecteloon" en „zuiver" ingevuld voor alle desa's of kampoengs, die de helastingen hebben opgebracht. Vermits die invulling zeer tijdroovend en bovendien nutteloos is, omdat voor elke belasting een afzonderlijke collectestaat wordt opgemaakt, heb ik de eer, na gepleegd overleg inet den Directeur van Financiën, UHEdG. te verzoeken de Ondercollecteurs en de met de functiën van Ondercollecteur belaste Inlandsche ambtenaren in Uw gewest er mede in kennis te willen doen stellen dat de hoogerbedoelde kolommen van hun Journaal voortaan slechts behoeven te worden ingevuld voor zooveel betreft het totaal der tusschen twee overstortingen ontvangen bedragen. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur. ARTIKEL 11. Ze zullen mede voor de betalingen wegens gekochte producten geene quitantie afgeven dan wanneer de sommen met de vendurol, waarvan hun na den afloop van eene landsverkooping, eene expeditie zal worden gezonden, overeenkomen. ARTIKEL 12. Zij zuilen de werkzaamheden onder de geëmploieerden op hunne bureaux regelen en verdeelen, een gestadig toezicht over dezelve houden, zorgen voor eene behoorlijke en getrouwe betrachting van hunnen plicht, en verantwoordelijk zijn voor al het nadeel, hetwelk door hunne achteloosheid of nalatigheid zoude geleden worden. ARTIKEL 13. Zij zullen van hunne administratie houden de navolgende boeken: a. een memoriaal; b. een kasboek van ontvangsten en uitgaven; c. een grootboek van ontvangsten; cl. een grootboek van uitgaven. ARTIKEL 14. Al de ontvangsten en uitgaven, welke na den 31sten December van ieder jaar in de drie eerste maanden van het volgende zullen gedaan worden, doch nog behooren tot het afgeloopen dienstjaar, zullen nog op de grootboeken van datzelfde dienstjaar moeten worden ingeschreven. Na dien tijd zullen gemelde grootboeken definitief worden afgesloten. ARTIKEL 15. Buiten de 4 boeken in het art. 13 beschreven en die boeken en registers, welke bij speciale reglementen of instructiën voorgeschreven zijn, zullen de ontvangers zoovele bijboeken houden als zij tot hun meerder gemak en het faciliteeren hunner werkzaamheden noodig hebben. ARTIKEL 16. Al de boeken zullen gehouden worden in Indische guldens, stuivers en penningen van 16 in een stuiver. Deze laatsten zullen niet meer bij gebrekens mogen worden verhandeld; zullende al wat beneden '/4 stuiver is, geheel verwaarloosd, boven '/4 en beneden 3/4 voor >/2 stuiver, boven 3/4 stuiver voor een vollen stuiver gerekend worden. (Is uit den aard der zaak vervallen.) ARTIKEL 17. Met den 10en, 20en en laatsten van elke maand zal door de algemeene ontvangers op Java een staat, zijnde een copie-extract uit het kasboek, worden geformeerd, houdende dezelfde posten als gedurende die tijdvakken ontvangen en uitgegeven en op gemeld kasboek ingeschreven zijn geworden en in dezelfde orde als waarin zij bij hetzelve zijn verhandeld. Beide kolommen van ontvangst en uitgave van dit copie-extract worden VOORSCHRIFTEN NOPENS DE VERHANDELING IN DE BOEKEN VAN DE ALG. ONTVANGERS VAN 'S LANDS KASSEN VAN OPCENTEN OP DE HOOFDSOM DER PERSONEELE BELASTING. Bijbl. No. 7369. (') ARTIKEL 1. De kolommen 1 tot en met 6 van het formulier C. (hulpregister van ontvang) worden dadelijk bij de betaling ingevuld; kunnende de invulling der overige kolommen daarna geschieden. ARTIKEL 2. De kolommen 9 en 10 van evengemeld register (opcenten op de hoofdsom en boete op de opcenten) worden maandelijks afgesloten. Van het totaal bedrag der opcenten en boeten op de opcenten in eene maand ontvangen, wordt in de eerste dagen van de daarop volgende maand een door den algemeenen ontvanger onderteekende opgaaf gezonden aan den betrokken ordonnateur of hulpordonnateur, die bedoeld bedrag betaalbaar stelt ten name van den Voorzitter van den Localen Raad, onder inhouding van het 2 °/0 Landscollecteloon, bedoeld bij het negende lid van artikel 49 der Locale raden-ordonnantie, zooals dat artikel wordt gelezen krachtens het bepaalde onder L der ordonnantie in Staatsblad 1908 No. 262; welk collecteloon moet worden ingenomen onder het hoofd : „Alle andere ontvangsten". (') Indien krachtens verordening van een localen raad opcenten op de hoofdsom der personeele belasting worden geheven, worden de bij beschikking van den Dir. van Fin. van 24 April 1908 No. 7082 vast gestelde formulieren C, D en E vervangen door de aan ditBijblad gehechte formulieren C, D en E. (Besch. Dir. van Fin. 13 April 1909 No. 5687j. ARTIKEL 3. In liet memoriaal van inkomsten worden de achterstanden aan belastingen en boeten, waarover opcenten verschuldigd zijn, afzonderlijk geboekt, terwijl voor de boeking steeds twee naast elkaar liggende bladzijden gebezigd worden, met dien verstande dat op de linkerbladzijde de belasting en boete — beide met inbegrip der opcenten —gesplitst worden geboekt en op de rechterbladzijde, eveneens gesplitst, de opcenten en boeten op de opcenten. Het hoofd: „Belasting" op de rechterzijde wordt met de pen gewijzigd in „opcenten". ARTIKEL 4. Bij teruggaaf van te veel betaalde belasting (en c.q. boete) en van te veel betaalde opcenten (en c.q. boete op de opcenten) bij formulier E, wordt door den algemeenen ontvanger daarvan opgave gedaan aan het betrokken Hoofd van Gewestelijk Bestuur, door wien alsdan ten name van den betrokken voorzitter van den Localen Raad een opdracht wordt uitgereikt tot terugvordering der opcenten (en c.q. boete op deopcenten). De over dit bedrag ingehouden 2 °/0 voor het Land wordt niet teruggegeven. Extract enz. HULPREGISTERS DER KOHIER» BELASTINGEN. Bijbl. No. 6894. No. 3987. Batavia, 6 Maart 1908 DE DIRECTEUR VAN FINANCIËN. Overwegende dat het wenschelijk is om den duur van het in gebruik nemen van de hulpregisters van de kohierbelastingen te verlengen tot en met ultimo December van het jaar, volgende op het belastingjaar; Heeft besloten: Te bepalen: a. dat het laatste lid van art. 4 van de dezerzijdsche beschikking van 24 Maart 1879 No. 4919 (Bijbl. No. 3731) wordt gelezen als volgt: Ontvangsten, die gedaan worden na ultimo December van het jaar, volgende op dat, waarop de schuld betrekking heeft, worden post voor postrechtstreeks geboekt in het register van ontvang Comp. No. 1. WIJZIGING VAN BIJBL. No. 3731, VOOR ZOOVER BETREFT DE PERSONEELE BELASTING. Bijbl. No. 6897. Artt. 3 en 5 van Bijbl. No. 3731 worden gelezen als volgt: Art. 3. Indien de aanslag wordt verhoogd anders dan bij beschikking op eene doleantie, wordt het meer verschuldigde uitgetrokken in het eerste kohier, dat na de vaststelling van het bedrag der verhooging opgemaakt is. In de laatste kolom van dat kohier wordt bij zoodanigen post aangeteekend: verhooging van den aanslag onder No In de laatste kolom van het kohier, waarin de oorspronkelijke aanslag voorkomt, wordt bij dien aanslag aangeteekend: verhoogd benevens het nummer van den aanslag waarbij de verhooging heeft plaats gevonden. Ingeval van verhooging van den aanslag bij beschikking op eene doleantie wordt de oorspronkelijke aanslag in het betrekkelijk kohier geroyeerd en de door den G.-G. of den Dir. van Fin. nader vastgestelde aanslag opgenomen in een nieuw kohier. Art. 5. Ingeval van vernietiging of vermindering van aanslagen, wordt daarvan ten kantore der Hoofden van Gew. Bestuur aanteekening gehouden in een register aan te leggen volgens formulier D. Van elke vernietiging en vermindering van aanslag zendt het Hoofd van Gew. Bestuur door eene kennisgeving volgens formulier E, onverwijld bericht aan den Alg. Ontvanger der landskas, bij welke de betaling moet geschieden. In de laatste kolom van het kohier, waarin de oorspronkelijke aanslag voorkomt, wordt bij den aanslag aangeteekend: „vernietigd" of „verminderd met f. . . . benevens het nummer van boeking in het register D. De algemeene ontvanger berekent aan den voet der kennisgeving of er te veel betaald is en geeft het te veel betaalde aan den belastingschuldige terug;—in het geval, dat deze verhuisd is naar eene plaats onder het ressort van een anderen algemeenen ontvanger, door toezending van een stortingsbewijs ten laste van diens kas. Indien terugbetaling heeft plaats gehad, wordt de kennisgeving, na door den belastingschuldige of in liet geval bedoeld aan het slot der vorige alinea door den algemeenen ontvanger zeiven voor voldaan te zijn geteekend, door dezen overgelegd bij den staat comptabiliteit No. 7. II. De formulieren C, D en E, bedoeld bij de artt. 4 en 5 der dezerzijdsche beschikking van 24 Maart 1879 No. 4919 (Bijblad No. 37311 te vervangen door de aan dit besluit gehechte formulieren C, D en E. Extract enz. Zie voor de nieuwe modellen het Bijblad. OVER HET DISCONTEEREN VAN VENDUACCEPTATIËN. Bijbl. No. 2885. De Hoofden van Gew. Bestuur zijn gemachtigd om de naar Batavia over te maken bedragen voor door de Javasche Bank of hare Agentschappen geescompteerde vendu-accepten bij de landskassen te doen in ontvangst nemen tegen afgifte van stortings-bewijzen in simplo, betaalbaar bij 's Lands kas te Batavia. De ter zake ontvangen bedragen zijn te verantwoorden onder het hoofd „Mutatiën van gelden'. Deze algemeene machtiging treedt in de plaats van de bijzondere vergunningen, die telkens op verzoek van de Directie der Javasche Bank gegeven worden. Bijbl. No. 3691. Bij circulaire van 5 Juli 1881 No. 11103 werd aan de Hoofden van Gew. Bestuur verzocht het disconteeren van vendu-accepten door de Javasche Bank zooveel mogelijk te vergemakkelijken, en werd daarbij aangeteekend: Indien de in de betrokken vendukas aanwezige gelden ontoereikend zijn . voor de betaling op den vervaldag van eene door de Javasche Bank aan U geëndosseerde vendu-acceptatie, gelieve U — na U overtuigd te hebben, dat het bedrag daarvan het zuiver rendement eener werkelijk gehouden vendutie of een gedeelte van dat rendement vertegenwoordigt en dat de onderteekening der acceptatie echt is — onverwijld de machtiging der Regeering te vragen om de betaling uit 's Lands kas te bevelen. Voor zooveel noodig vestig ik uwe aandacht op art. 2 der regelen voor het administratief beheer (thans St. 1910 No. 312) dat in verband met St. 1847 No. 4 U de bevoegdheid geeft om, onder nadere goedkeuring desvereischt, te handelen. Bijaldien U door de Javasche Bank eene acceptatie ter inkasseering mocht worden aangeboden, die in eenig opzicht niet in orde is, verzoek ik onverwijld — zoo mogelijk per draad omstandig bericht ter zake te ontvangen, en behooren voor de voldoening dezerzijdsche instructiën te worden afgewacht. In verband met het bovenstaande kan het voorschrift in de 6e alinea van bijbl. No. 2460 als vervallen worden beschouwd. St. 1903 No. 164. Te bepalen: I. Bij de Landskassen zal gelegenheid bestaan tot disconteering van vendu-acceptatiën, welke bij die kassen betaalbaar zijn; de postkantoren en post-en telegraafkantoren, op plaatsen waar geen Landskassen gevestigd zijn, verleenen daarbij, desverlangd, hunne tusschenkomst. II. De vervroegde uitbetaling der vendu-rendementen geschied tegen inhouding eener rente, welke gesteld wordt op 3,6 °/0 's jaars. De disconto-rente wordt berekend over het tijdvak, loopende van en met den dag, waarop de disconteering geschiedt, tot en met den vervaldag, behoudens een minimum van 10 dagen. Voor deze berekening wordt elke maand gesteld op 30 dagen. De bedragen der te disconteeren acceptatiën worden, voor de berekening van de verschuldigde rente, afgerond tot geheele guldens, in dier voege dat 50 cents en daarboven voor een gulden gerekend en minder dan 50 cents verwaarloosd W"rdt. Bij de vaststelling van het verschuldigde rente-bedrag worden gedeelten van een cent voor een cent gerekend. 111. Door den houder der acceptatie wordt daarop, met aanwijzing van den dag der maand in schrijfletters, de volgende aanteekening gesteld: Voldaan op (Handteekening) Tevens wordt door den Algemeenen Ontvanger het wegens rente ingehouden bedrag op dat stuk vermeld overeenkomstig het volgende formulier: Van het bedrag dezer accepttaie is eene som van ƒ (in letters ) 'nge- houden, wegens rente berekend over dagen. De algeineene ontvanger van 's Lands kas te (Handteekening) IV. Enz. INNING VAN PACHTGELGEN. Bijbl. No. 5171. CIRCULAIRE Aan de Alg. Ontvangers in N.-I. No. 9066. Batavia, 6 Juni 1895. Ik heb de eer U te verzoeken om, aanvangende met de maand Juli a. s op den 14den van elke maand onmiddellijk na sluiting van uw kantoor aan mijn departement bericht te zenden van de al dan niet geheele voldoening in het laatste geval van het gestorte bedrag — met betrekking tot de afgeloopen maand van den bij de Landskas onder uw beheer betaalbaren pachtschat van elk verpacht middel. De opgave behoort in den korsten vorm te geschieden, dus c.q. zonder begeleidend schrijven. CONTROLE DOOR DE ALGEMEENE REKENKAMER UIT TE OEFENEN OP DE UIT 'S LAND KAS AAN DE AFDEELINGSBANKEN EN SOORTGELIJKE CREDIET-INSTELLINGEN IN LEEN VERSTREKTE OF TE VERSTREKKEN GELDEN. Bijbl. No. 7135. No. 3796. Circulaire van 6 December 1909 No 3796. Aan de Hoofden van Gew. Bestuur op Java en Madoera (behalve Soerakarta en Djokjakarta) en den Civ. en Mil. Gouverneur van Atjeh en O. De Alg. Rekenkamer is met mij in overleg getreden nopens het treffen van eenige regelingen, welke noodig zijn gebleken tot vergemakkelijking van de controle, door dat college uit te oefenen op de uit 's lands kas aan de afdeelingsbanken en soortgelijke credietinstellingen in leen verstrekte of te verstrekken gelden. Als een gevolg daarvan heb ik de eer U uit te noodigen ter zake het volgende te willen doen betrachten en daartoe v. z. n. de medewerking der bet ekken bankbesturen in te roepen: le. De origineele deposito-biljetten of bewijzen van genoten Gouvernementsvoorschotten worden op het Gewestelijk bureau bewaard, terwijl de door de betrokken bankbesturen gewaarmerkte afschriften van die bewijzen worden gehecht aan de betrekkelijke duplicaatmandaten (') en op die wijze de Algemeene Rekenkamers bereiken. Zoowel op de deposito-biljetten als op de afschriften worden vermeld Gouvernementsbesluit, waarbij machtiging is verleend tot beschikbaarstelling van de bedragen, zoomede de data en nummers der betrekkelijke mandaten, Voor zooveel noodig teeken ik hierbij aan, dat voor de depositobewijzen een zegelrecht van 10 cent is verschuldigd. Aan deze regeling worde in zoover terugwerkende kracht gegeven dat, voorzooveel zulks nog niet is geschied, van alle tot dusver uit 's Lands kas in voorschot verstrekte gelden, bewijzen als bovenbedoeld worden opgevraagd en met de overige bewijzen van dien aard op&Uw bureau in bewaring genomen, zoomede kopielijk aan de duplicaat-mandaten gehecht of, indien deze reeds bij de Alg. Rekenkamer zijn overgebracht, in afschrift rechtstreeks aan genoemd College toegezonden. (') Elk depositobewijs mag slechls betrekking hebben op één mandaat. 2. Ten aanzien van de over de uit 's Lands kas verleende voorschotten in de reservefondsen of in 's Lands kas te storten interest worde in den hieronder aan te geven zin gehandeld: a. Van de storting der interest in de reservefondsen wordt een bewijsstuk in duplo door het betrokken bankbestuur afgegeven; het origineel wordt bewaard op Uw bureau, het duplicaat, door tusschenkomst van dit Departement, toegezonden aan de Algemeene Rekenkamer. b. De quitantiën van de storting der interest in s Lands kas worden eveneens in duplo opgemaakt en daarmede gehandeld als met de bewijsstukken bedoeld sub a. Ook aan deze regeling worde terugwerkende kracht gegeven. 3. Op gelijke wijze als sub 2e worde gehandeld met betrekking tot de terugbetaling der in leen verstrekte sommen, welke c.q. geheel of gedeeltelijk in s Lands kas worden of reeds zijn teruggestort. 4. Voorts worde voortaan, door tusschenkomst van dit Departement, aan de Kamer bij het einde van elk boekjaar een afschrift gezonden van de rekening-couïant der betrokken banken met het Gouvernement, terwijl dat College mede over de afgeloopen boekjaren gaarne zoodanige afschriften zal ontvangen, welke eveneens door tusschenkomst van dit Departement Waren in te zenden. De Directeur van Binnenlandsch bestuur. Bijbl. No. 7524. No. 2495. Batavia, den llden Augustus 1910. Daartoe door de Algemeene Rekenkamer aangezocht, heb ik de eer, ten vervolge van de dezerzijdsche circulaire van 6 December 1909 No. 3796, UHEdG. te verzoeken het alsnog daarheen te willen leiden, dat telkens na sluiting van het boekjaar door alle afdeelingsbanken en soortgelijke credietinstellingen in Uw gewest, welke van Gouvernemehtswege gelden in leen Deel II 17 voor eene aangevraagde verkooping binnen zijn ressort te weigeren. ARTIKEL 8. De superintendent bepaalt bij wijze van algemeenen regel het uur, waarop iedere verkooping moet aanvangen, en dat, waarop de verkoopingen door den vendumeester kunnen worden gestaakt. Van den bedoelden regel kan, wat het uur van aanvang betreft, op verzoek van den aanvrager en met goedvinden van den superintendent worden afgeweken. Indien eene verkooping na het uur, waarop zij door den vendumeester of diens gedelegeerde kan worden gestaakt, door een van beiden op verzoek van den verkooper wordt voortgezet, kunnen zij daarvoor, evenals voor het houden van de in de volgende alinea bedoelde avondvendutiën, een en ander behoudens het bepaalde bij de laatste alinea van dit artikel, aan den verkooper voor zich en het ondergeschikt vendupersoneel eene extra-vergoeding in rekening brengen. (St. 1910 No. 467). Voor de in art. 11 genoemde zaken, voor boeken en andere voorwerpen van kunst en wetenschap, alsmede voor inboedels, kan de superintendent avondvendutiën toestaan, met dien verstande, dat de vergunning daartoe alleen wordt verleend, indien daarvoor geen te zware eischen worden gesteld aan den vendumeester en het ondergeschikt vendupersoneel, met het oog op den dienst welken zij overdag hebben verricht. (St. 1910 No. 467). De in dit artikel bedoelde extra-vergoeding kan alleen worden in rekening gebracht voor voortgezette verkoopingen en avondvendutiën, gehouden buiten de standplaats van den vendumeester. (St. 1910No. 4671. ARTIKEL 9. De superintendent bepaalt met hoeveel minstens moet worden opgeboden en afgeslagen. Bij verkoopingen bij inschrijving bepaalt de vendumeester of diens gedelegeerde den tijd, binnen welken de schriftelijke opgaven van de geboden sommen staande de verkooping bij hem moeten worden ingeleverd. Die opgaven worden geschreven in de Nederlandsche of in de Maleische taal met Latijnsche karakters en bevatten den naam en de voornamen, het beroep en de woonplaats van den inschrijver en den geboden prijs in heele guldens en centen op de gebruikelijke wijze in letters uitgedrukt, en worden door den inschrijver onderteekend. De vendumeester of zijn gedelegeerde kan weigeren van één persoon meer dan één biljet voor denzelfden koop in ontvangst te nemen. Ten aanzien van zaken, die reeds geveild, doch nog niet toegewezen zijn, kan de vendumeester of zijn gedelegeerde op verlangen van den verkooper veiling bij opbod doen overgaan in veiling bij afslag dan wel bij inschrijving, en veiling bij afslag hetzij daaraan al dan niet veiling bij opbod is voorafgegaan, in veiling bij inschrijving. Wordt door den vendumeester of zijn gedelegeeerde van deze bevoegdheid gebruik gemaakt, dan vervallen de op bedoelde zaken bij opbod, afslag dan wel achtereenvolgens bij opbod en afslag gedane biedingen. Hij, die heeft ingeschreven, kan zich niet meer terugtrekken. ARTIKEL 10. Behoudens het bepaalde bij de derde alinea van dit artikel en bij de artikelen 11, 12, 13, 14 en 16 bedraagt het vendusalaris voor verkoopingen van roerende zaken acht percent van het bedrag, waarvoor is toegewezen en één percent van het bedrag waarvoor is opgehouden. Van eerstbedoelde acht percent komen zes percent ten laste van de koopers. toegewezen, en één percent van het bedrag, waarvoor opgehouden is. Van eerstbedoelde drie percent komen twee percent ten laste van de koopers. Indien van de ten verkoop bestemde zaken, in dit artikel bedoeld, zooveel buiten verkoop wordt gehouden, dat het gezamenlijk bedrag, waarvoor toegewezen en opgehouden is, minder dan ƒ 5000.— bedraagt, wordt over het geldelijk verschil een vendusalaris berekend van één percent. Bij verkoopingen op den voet van dit artikel wordt door den aanvrager eene door hem onderteekende lijst van de ten verkoop bestemde zaken aan den vendumeester ingediend. (St. 1910 No. 332). Ingeval de tijdruimte tusschen den datum van de aanvrage van de verkooping en dien van de verkooping grooter is dan veertien dagen, wordt de in het vorig lid bedoelde lijst minstens veertien dagen voor den datum der verkooping ingediend; in alle andere gevallen tegelijk met de aanvrage. (St. 1910 No. 332). ARTIKEL 14. Verkoopingen van goederen en producten van het Gouvernement zijn vrij van het vendusalaris ten laste van den verkooper. Voor verkoopingen van Gouvernements producten, uitgezonderd hout, die door vendumeesters der eerste klasse gehouden worden, wordt in het geheel geen vendusalaris beregend. ARTIKEL 15. Indien zaken eerst in kavelingen en daarna in ééne kaveling ot omgekeerd worden opgeveild, zoomede indien zaken op verschillende wijzen worden geveild en in geen dier gevallen toewijzing geschiedt, is het ophoudsalaris verschuldigd over de hoogste som, waarvoor is opgehouden. ARTIKEL 16. Voor iedere openbare verkooping is een minimumvendusalaris verschuldigd, bedragende ter hoofdplaatsen Batavia, Semarang en Soerabaja vijftig en overal elders vijf en twintig gulden. ARTIKEL 17. Indien eene verkooping, anders dan tengevolge van omstandigheden, onafhankelijk van den wil van den verkooper, ter beoordeeling van den superintendent, geen plaats heeft op den daarvoor bepaalden dag en geen afzegging heeft plaats gehad minstens acht dagen vóór dien dag, dan wordt door hem, die de verkooping heeft aangevraagd, vóór of op den aanvankelijk voor de verkooping bestemden dag eene vergoeding van vijftien gulden betaald. De bepalingen van het eerste lid van dit artikel en die van artikel 16 zijn niet van toepassing op verkoopingen voor het Gouvernement, op executoriale verkoopingen en op verkoopingen voor de wees- en boedelkamers; die van artikel 16 ook niet op verkoopingen van sterfboedels en van pandgoederen. In geval van verschil over de vraag of de aangegeven verkooping als die van een sterfboedel te beschouwen is, beslist de superintendent. In elk geval is de aanvrager der verkooping aansprakelijk voor de overeenkomstig de in artikel 44 bedoelde tarieven berekende reis- en verblijfkosten, welke door den vendumeester of zijn gedelegeerde en het vendupersoneel zijn gemaakt als gevolg van niet tijdige afzegging der verkooping. ARTIKEL 18. Voor de armen wordt één per mille geheven van het bedrag, waarvoor is toegewezen. ARTIKEL 19. Het vendusalaris, waaromtrent niet het tegendeel bepaald is, wordt betaald door den verkooper. Het een per mille voor de armen wordt betaald door de koopers, behalve wanneer bedongen is, dat de betaling der koopprijzen niet zal geschieden aan het Gouvernement, in welk geval het een per mille wordt betaald door den verkooper. Wanneer of voor zoover het door den verkooper verschuldigd vendusalaris niet kan verrekend worden op de wijze, voorgeschreven bij artikel 34, moet dat vendusalaris, even als het door den verkooper verschuldigd een per mille voor de armen, betaald worden binnen acht dagen na de verkooping. Betaalt de verkooper niet binnen dien termijn, dan verbeurt hij eene boete, die over het verschuldigde geheven wordt volgens de bepalingen van artikel 23. ARTIKEL 20. De verkoopingen worden gehouden: le. voor roerende zaken, niet vermeld in artikel 11, die niet verkocht worden op monster, of ten verzoeke van het Gouvernement, of onder beding, dat de koopprijzen niet aan het Gouvernement worden betaald: ter plaatse waar zij zich bevinden, tenzij de superintendent anders beschikke, 2e. voor alle andere goederen ter plaatse, door den verkooper verlangd. Van Gouvernements vendulokalen, waar die aanwezig zijn, kan, met vergunning van den superintendent, voor het houden van verkoopingen gebruik gemaakt worden. Verkoopingen op monster mogen niet gehouden worden dan met toestemming van den superintendent. Bij verkooping op dien voet zullen de monsters, verzegeld met de stempels van het vendukantoor, van den verkooper en van een of twee uit de koopers, zoo dezen zulks verkiezen, in bewaring blijven aan het kantoor totdat de levering geschied is. De in artikel 11 bedoelde zaken, met uitzondering van de daarin genoemde aandeelen, waarvan de bewijzen niet op naam luiden, mogen niet worden verkocht dan nadat de vendumeester zich overtuigd heeft, dat de verkooper tot den verkoop gerechtigd is. De bewijzen van deze gerechtigdheid worden aan den vendumeester ter hand gesteld en moeten minstens drie dagen vóór den verkoopdag, ter inzage door de gegadigden, ten vendukantore liggen. De niet op naam luidende bewijzen van de in artikel 11 genoemde aandeelen moeten, op straffe van nietigheid van den verkoop, staande de verkooping geleverd worden. De vorige drie alinea's gelden niet indien verkocht wordt met het beding, dat de koopprijzen niet aan het Gouvernement worden betaald. Bijbl. No. 4851. Waar art. 20 vierde lid, van het Reglement, den vendumeester opdraagt zich voor den verkoop der bij art. 11 van dat reglement bedoelde zaken, waaronder onroerende goederen, er van te overtuigen dat de verkooper tot den verkoop gerechtigd is, kan hij in geval onroerende goederen uit een sterfboedel ten verkoop worden aangeboden, volstaan met de grosse der eigendomsakte ten name van den overleden eigenaar en van een bewijs dat de verkooper of universeel erfgenaam is dan wel bevoegd om namens de gezamenlijke erfgenamen te handelen. M. a. w. Onroerende goederen uit een sterfboedel kunnen in het openbaar worden verkocht VOOR de overschrijving op naam der erfgenamen. Bijbl No. 5312. Volgens de 4e alinea van art. 20 van het reglement mogen de in art. 11 van dat reglement bedoelde zaken, met uitzondering van de in dat art. genoemde aandeelen waarvan de bewijzen niet op naam luiden, „niet worden verkocht dan nadat de vendumeester zich overtuigd heeft, dat de verkooper tot den verkoop gerechtigd is". De vendumeester moet zich dus overtuigen dat de VERKOOPER tot den VERKOOP gerechtigd is Wil dus de EIGENAAR verkoopen, dan zal hij zich de bewijzen van eigendom moeten laten toonen. Wanneer echter een N1ET-EIGENAAR (b. v. een executant) verkoopt, heeft de vendumeester als zoodanig zich met de vraag, wie eigenaar is, niet in tê laten. Hij heeft alleen te onderzoeken of die NIET eigenaar tot den verkoop GERECHTIGD is, en zal dus ALLEEN HIERVAN het bewijs mogen vorderen. ARTIKEL 21. De verkooper stelt de voorwaarden voor de ver- kooping vast. Het beding, bedoeld in de tweede alinea van artikel 4, mag echter alleen gemaakt worden bij verkoopingen van de zaken, génoemd in de artikelen 11 en 12. Ook mag dat beding niet zoo gesteld worden dat het niet vóór de verkooping zoude vaststaan of zij geschiedt op den voet van de eerste dan wel van de tweede alinea van artikel 4. Is het gemeld beding niet gemaakt, dan gelden steeds de bepalingen van de beide volgende artikelen. De vorige alinea is niet verbindend voor verkoopingen van Gouvernements goederen. ARTIKEL 22. Met uitzondering van het geval, voorzien in de eerste alinea van artikel 28, betalen de koopers de koopprijzen en de te hunnen laste komende opgelden binnen drie maanden na den dag der verkooping, behalve indien verkocht is overeenkomstig de eerste alinea van artikel 12, in welk geval de betaling door de koopers moet geschieden binnen tien dagen na dien van de verkooping, en indien verkocht is onder beding van contante betaling, als wanneer de betaling staande de verkooping geschiedt. Bij verkoopingen van pandgoederen bepaalt de betrokken superintendent of ze al dan niet tegen contante betaling zullen plaats hebben. Hetgeen de verkooper zelf als kooper van door hem gekochte pandgoederen verschuldigd is, wordt, voor zooveel mogelijk, verrekend met het hem toekomend rendement. Behoudens de bepalingen in de aliena's 2 en 3 van dit artikel, worden roerende goederen, andere dan die bedoeld in de artikelen 11, 12 en 13, niet behoorende tot den inboedel van een vertrekkende of tot een sterfboedel, en niet verkocht wordende voor het Gouvernement, op rechterlijk gezag of op last dan wel met vergunning van de Wees- en Boedelkamers, indien de verkooping gehouden wordt buiten de kom der gewestelijke hoofdplaatsen ten overstaan van een vendumeester der 2de klasse of van zijn gedelegeerde, steeds verkocht tegen contante betaling, tenzij de superintendent schriftelijk vergunning verleent om te bedingen, dat de verkoop op crediet plaats heeft. De G.-G. kan bepaalde gewesten of gedeelten van gewesten aanwijzen, waarin verkoopingen van goederen, als in de vorige alinea bedoeld, steeds tegen contante betaling moeten geschieden, onverschillig waar en ten overstaan van wien zij worden gehouden, tenzij ook hier de superintendent schriftelijk vergunning verleent om te bedingen, dat de verkoop op crediet plaats heeft. (St. 1910 No. 257). De schriftelijke vergunning in de beide vorige alinea's bedoeld en- de aanvraag daartoe zijn vrij van ze^el (St. 1910 No. 257). Betalingen staande de verkooping geschieden aan den vendumeester of diens gedelegeerde. Alle andere betalingen worden mede aan den vendumeester gedaan, tenzij een ander ambtenaar voorde ontvangst is aangewezen: ARTIKEL 23. Voor iedere maand of voor een gedeelte Van eene Deel II 18 maand verzuim in de betaling verbeurt de kooper eene boete van twee percent van het door hem verschuldigde, behoudens een maximum van tien percent voor de geheele boete. De boete houdt op te loopen met den dag van het overlijden van den debiteur, indien zijne nalatenschap wordt aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving; ook loopt de boete niet op gedurende den tijd, dat°des debiteurs boedel in beheer is bij eene weesof boedelkamer. ARTIKEL 24. Boven het voorrecht, bedoeld bij artikel 1139 No. 3 van het Burgerlijk Wetboek, heeit het Gouvernement voor zijne vorderingen tegen de koopers voorrecht op alle roerende en onroerende goederen van den schuldenaar, rang nemende na de in artikel 1149 van het Burgerlijk Wetboek genoemde bevoorrechte schulden. Dit voorrecht vervalt een jaar na den dag der verkooping. ARTIKEL 25. Behalve bij verkoopingen, waarvoor het beding gesteld is, dat de betaling der koopprijzen niet aan het Gouvernement geschiedt, is het aan het beleid van den vendumeester overgelaten crediet te verleenen en te weigeren. Hij neemt daarbij, alsof zij door hem zeiven verleend waren, de door zijne voorgangers — en op plaatsen, waar meer dan één vendumeester in dienst is, ook de door zijne ambtgenooten verleende credieten, die nog openstaan, in aanmerking. Iedere vendumeester is aansprakelijk voor de door hem of zijn gedelegeerde verleende credieten. Crediet wordt, behalve in het geval, voorzien bij het volgend artikel, altijd geweigerd: le. aan hen, die van het koopen op vendutiën hun beroep maken; 2c. aan hen, die achterstallig zijn in de betaling van venduschulden; 3e. aan hen, tegen wie gedurende de laatste twaalf maanden bijzondere maatregelen tot invordering van venduschuld zijn noodig geweest. ARTIKEL 26. Aan hen, die naar het oordeel des vendumeesters geene genoegzame waarborgen voor de voldoening der schuld aanbieden, en aan de personen, bedoeld in het tweede lid van artikel 25, kan het gewone crediet verleend worden, indien zij ten genoegen van den vendumeester zekerheid stellen voor de nakoming hunner verplichtingen. De zekerheid moet bestaan in een hypotheek op onroerende zaken, welker onbezwaarde waarde minstens een derde meer beloopt dan het bedrag van het crediet, of in een borgtocht van één of meer naar het oordeel des vendumeesters gegoede personen, andere dan de in het tweede lid van artikel 25 bedoelde. Iedere borg moet zich hoofdelijk verbinden onder afstanddoening van het voorrecht van uitwinning en, indien meer dan één persoon zich voor eene schuld borg stelt, mede van het voorrecht van schuldsplitsing. De borgtocht kan worden gesteld bij afzonderlijke akte, of mondeling staande de verkooping. De zekerheid kan mede worden gesteld door inpandgeving van een spaarbankboekje der Postspaarbank, mits het bespaarde bedrag minstens even groot is als dat van het crediet. Van de verpanding wordt door den vendumeester onmiddellijk kennis gegeven aan den Directeur der Postspaarbank. St. 1895. No. 145. Besluit van 8 Juli 1895 No. 14. De vendumeesters, ieder binnen den kring zijner werkzaamheid, voor zoover noodig, te machtigen om voor de Regeering van N.-l., als vertegenwoordigende den Lande, aan te nemen de ingevolge de 2e alinea van art. 26 van St 1889 No. 190 als zekerheid voor de door hen op openbare verkoopingen te verleenen credieten te vestigen hypothecaire verbanden op onroerende zaken, de hieromtrent op te maken akten mede te helpen verlijden, te onderteekenen, en in een woord ter zake alles te verrichten, wat zal blijken noodig te zijn. St. 1897 No. 174. Bij besluit van 30 Juni 1897 No. 8 is bepaald: De vendumeesters, dan wel op plaatsen waar boekhouders bescheiden zijn" de boekhouders, ieder binnen den king zijner werkzaamheid te machtigen om voor de Regeering van N.-I., als vertegenwoordigende den Lande, consent te verleenen tot roya van de ingevolge de 2e alinea van art. 26 van St. 1889 No. 190 als zekerheid van de op openbare verkoopingen te verleenen credieten, gevestigde hypothecaire verbanden op onroerende zaken. ARTIKEL 27. Aan niemand wordt een grooter blanco-crediet dan van vijf en twintig duizend gulden verleend. Wie hooger crediet wenscht, moet op de wijze, in artikel 26 voorgeschreven, zekerheid stellen voor het geheele crediet. De bepalingen der voorgaande leden van dit artikel zijn niet van toepassing bij verkoopingen van Gouvernements producten. ARTIKEL 28. Indien crediet geweigerd wordt aan dengeen, aan wien wordt toegewezen, moet hij zekerheid stellen overeenkomstig artikel 26 of staande de veikooping betalen. Bij gebreke daarvan wordt hij van verdere mededinging uitgesloten en het geveilde op nieuw geveild. Hij is jegens den verkooper aansprakelijk voor hetgeen bij de tweede veiling minder dan bij de eeiste geboden is. ARTIKEL 29. Als hoogste bieder bij inschrijving wordt aangemerkt zoeke de verkooping geschiedt; met omschrijving, zoo hij niet in eigen naam handelt, van zijne bevoegdheid tot den verkoop. Blijkt alzoo uit het proces-verbaal (en dus ook uit het aan het duplicaat-mandaat of-accept gehecht extract, hetwelk o. m. inhoudt het hoofd van het proces-verbaal) dat de gemachtigde bevoegd is tot den verkoop, daaruit volgt nog niet dat hij ook gerechtigd is tot de ontvangst van het rendement der verkooping. Toch komt het herhaaldelijk voor, dat het mandaat of accept wordt uitgereikt niet ten name van den lastgever, maar van den lasthebber, zonder dat van de bevoegdheid van dezen om de kooppenningen te ontvangen uit eenige aanteekening of eenig stuk blijkt. Opdat bij mijn Departement kunne worden beoordeeld of de uitkeering van het rendement aan den rechthebbende heeft plaats gehad, is het wenschelijk, dat in de gevallen, dat hij, die verkoopt, niet in eigen naam handelt, bij het duplicaat-mandaat of -accept worden overgelegd de stukken waaruit blijkt, dat degene te wiens name het mandaat of accept is uitgereikt, gerechtigd is tot de ontvangst van het rendement. Zoodanige overlegging is niet noodig, wanneer ter zake van de verleende volmacht eene notarieele akte in minuut is verleden, of wanneer de volmacht tot ontvangst van het rendemnent tevens inhoudt de lastgeving tot den verkoop en die akte dus ingevolge art. 37 vierde lid, moet worden gehecht aan het origineel proces-verbaal. In deze beide gevallen zal kunnen worden volstaan met eene vermelding in het proces-verbaal (en in het extract daaruit) van den lasthebber verstrekt volmacht om de kooppenningen te ontvangen. Een behoorlijk gezegelde volmacht tot de ontvangst van het rendement zal bij het duplicaat-accept of-mandaat ook behooren te worden overgelegd, indien iemand in eigen naam heeft verkocht en het rendement, anders dan ten gevolge van een in het proces-verbaal opgenomen beding, ten name van een ander is betaalbaar gesteld. ARTIKEL 38. Elk blad van liet proces-verbaal, met uitzondering van het eerste en het laatste, wordt door de handteekening van den vendumeester of van diens gedelegeerde gewaarmerkt. Het proces-verbaal wordt onderteekend door den vendumeester of zijn gedelegeerde en dengene, te wiens verzoeke de verkooping is gehouden; wenscht deze niet mede te onderteekenen of is hij bij de sluiting van het proces-verbaal niet aanwezig, dan wordt daarvan in het proces-verbaal melding gemaakt. De vermelding, dat de verkooper niet wenscht te onderteekenen of afwezig is, geldt voor onderteekening van den verkooper. Het zegelrecht voor de minuut van het proces-verbaal wordt gedragen door den verkooper. ARTIKEL 39. Geene verandering of bijvoeging in het proces-verbaal mag geschieden anders dan op den kant van het papier of, zoo daar geen' plaats is, onmiddellijk vóór de onderteekening van het proces-verbaal, in het laatste geval met verwijzing naar de bladzijde en den regel, waartoe zij behoort. Geene doorhaling van woorden, letters of cijfers in het proces-verbaal mag geschieden dan met eene dunne streep, zoodanig, dat leesbaar blijft wat er gestaan heeftHet getal der doorgehaalde woorden, letters en cijfers wordt vermeld op den kant van het papier. Al wat ingevolge dit artikel op den kant van het proces-verbaal geschreven wordt moet onderteekend wordendoor de onderteekenaars van het proces-verbaal. ARTIKEL 40. De vendumeester is aansprakelijk voor de nadeelen, die uit de niet-naleving van de artikelen 36, 37, 38 en 39 voortspruiten. ARTIKEL 41. De processen-verbaal worden bewaard door de vendumeester of zijne opvolgers, en op plaatsen, waar meer dan één vendumeester bescheiden is, door den boekhouder van het vendukantoor. De bewaarder is verplicht die processen-verbaal den superintendent, op diens aanvraag, ter inzage toe te zenden. ARTIKEL 42. Ieder belanghebbende kan geauthentiseerde afschriften van of uittreksels uit de processen-verbaal van verkooping krijgen, tegen betaling, boven het zegelgeld, van twee gulden vijftig cent voor elk afschrift of uittreksel. Aan den verkooper kan tegen dezelfde betaling een grosse van het proces-verbaal worden uitgereikt, indien bij de verkooping bedongen is, dat de betaling der koopprijzen niet aan het Gouvernement geschied; is dat beding niet gemaakt, dan mag alleen aan het Gouvernement eene grosse worden uitgereikt. Het is geoorloofd voor iederen afzonderlijken koop of voor al de door een en denzelfden persoon of personen gezamenlijk gedane, koopen tegen gelijke betaling een uitreksel uit het proces-verbaal als grosse uit te geven. Zoodanig uittreksel moet bevatten het hoofd en het slot, alsmede, doch alleen voor zoover de betrokken koopen aangaat, het lichaam van het proces-verbaal. De grossen voeren aan het hoofd de woorden „In Naam des Konings" en aan het slot „uitgegeven voor eerste grosse", met vermelding van dengene, aan wien de uitgifte is geschied. Aan de in naam des Konings uitgegeven grossen wordt dezelfde kracht toegekend als aan de grossen van akten van hypotheek en van notarieele schuldbrieven in Nederlandsch-Indië verleden, aan het hoofd voerende de woorden „In naam des Konings". De afschriften, uittreksels en grossen worden afgegeven door den bewaarder van het proces-verbaal. Voor afschriften, uittreksels en grossen, die ten dienste van het Gouvernement worden uitgereikt, wordt niets in rekening gebracht. Bijbl. No. 4843. Op grond van art. 42, laatste alinea van het Reglement op de openbare verkoopingen in N.-l., mag de vendumeester voor de ter invordering van venduschulden uit te geven grossen der processen-verbaal van openbare verkoopingen geen kosten in rekening brengen, terwijl op grond van dezelfde bepaling, alsmede opgrond van No. 24 der lijst van vrijstellingen van het zegelrecht in N.-l. (art. 13 van St. 1885 No. 131) geen zegelrecht voor die grossen verschuldigd is. ARTIKEL 43. Voor liet op verzoek van een belanghebbende uitgereikt duplicaat eener rekening of quitantie is hij vijf en twintig cent verschuldigd. ARTIKEL 44. Behalve voor het vendukantoor te Batavia stellen de Hoofden van gewestelijk bestuur, ieder voor hun gewest, tarieven vast van de reis- en verblijfkosten van de vendumeesters, hunne gedelegeerden en het vendupersoneel, die aan den verkooper in Jrekening mogen worden gebracht voor verkoopingen buiten de kom van de plaats, waar de vendumeester gevestigd is. Zij bepalen mede het bedrag van de extra-vergoeding als bedoeld in art. 3 (St. 1910 No. 467). Van liet volgens vorenbedoelde tarieven verschuldigd bedrag alsmede van de in de vorige alinea bedoelde extra-vergoeding kan de vendumeester de vooruitbetaling vorderen, behalve wanneer het Gouvernement verkooper is. (St. 1910 No. 467). De Gouverneur-Generaal kan voor de toepassing van de in dit artikel bedoelde tarieven bijzondere regelen vaststellen ten aanzien van verkoopingen van inboedels. St. 1911 No. 431. Ten tweede: A. enz E. Te bepalen dat voor zoover betreft de tarieven be- doeld in art. 44 van het Regl. op de openbare verkoopingen in N.-L, bij verkoopingen van inboedels, gehouden op plaatsen in de afdeelingen L Kota, Tanah datar, XIII en IX Kota en Loeboesikepping, de hoofdplaats der afdeeling wordt beschouwd als de plaats, waar de vendumeester is gevestigd, tenzij de reis- en verblijfkosten, overeenkomstig die tarieven b.erekend van af de werkelijke standplaats van den vendumeester of indien de verkooping ten overstaan van een gedelegeerde van den vendumeester wordt gehouden, van af de woonplaats van den gedelegeerde, een lager totaal bedrag mochten aangeven. ARTIKEL 45. De Gouverneur-Generaal bepaalt welk aandeel in de vendusalarissen en de vergoedingen, vermeld in artikel 17, wordt genoten door de vendumeesters, die dat ambt als eene bijbetrekking waarnemen, zoomede in welke gevallen de uitkeering van dat aandeel achterwege blijft. De boeten wegens te late betaling en de betalingen vermeld in de artikelen 42 en 43, ontvangen door een vendumeester als evenbedoeld, komen geheel te zijnen voordeele. ARTIKEL 46. Voor zoover het tegendeel daarbij niet is bepaald, zijn de voorafgaande bepalingen van dit reglement niet van toepassing op verkoopingen, die krachtens het volgend artikel of ingevolge andere bepalingen zonder tusschenkomst van een vendumeester gehouden worden. Voor zooveel betreft verkoopingen van Gouvernements producten zijn zij, behoudens het bepaalde in de artikelen 14, 21, laatste alinea en 27, laatste alinea, slechts in zoover van toepassing, als met de voor die verkoopingen geldende voorwaarden is overeen te brengen. Indien bij den verkoop van Gouvernements hout voor de betaling andere termijnen worden gesteld dan die, Het geval heeft zich echter voorgedaan, dat een vendumeester bezwaar maakte een op vorenbedoelde wijze vooruitbetaald gedeelte van den koopprijs van een partij hout in ontvangst te nemen, omdat, naar zijne meening, zijne boekhouding daarop niet was ingericht. Daar het niet onmogelijk is dat deze onjuiste meeninj: door andere vendumeesters wordt gedeeld, zij hier aange • geven hoe in dergelijke gevallen behoort te worden gehandeld. Eene verkooping als bovenbedoeld, wordt door den vendumeester op de gewone wijze in het register van openbare verkoopingen verhandeld en de kooper wordt, evenals bij andere vendutiën, als debiteur voor het geheele bedrag van den kooprijs, vermeerderd met het vendusalaris en het armengeld, in het debiteurendoek ingeschreven. De vooruitbetaling van het bedongen percentage, welke aan den vendumeester behoort te geschieden, wordt in het debiteurenboek in mindering van de schuld genoteerd, in het kasboek geboekt en daarna met andere vendugelden in 's Lands kas overgebracht. Op dezelfde wijze wordt gehandeld bij voldoening door den kooper van het overig gedeelte van den koopprijs, van het vendusalaris en het armengeld. Ingeval de kooper in gebreke blijft zijne restant-schuld binnen den vastgestelden tijd te voldoen, en ingevolge artikel 3 van de bij de circulaire van mijn ambtgenoot van Binnenlandsch Bestuur opgenomen voorwaarden eene herveiling van het nog niet geleverde hout wordt gehouden, is de eerste verkooping van dat hout door het in gebreke blijven van den kooper ontbonden en komt het bedrag, dat eventueel bij de herveiling minder dan bij de eerste verkooping wordt geboden, voor rekening van den eersten kooper. Er bestaat dan geen enkel bezwaar om de door dien kooper vooruitbetaalde som in geheele dan wel in gedeeltelijke compensatie (naar gelang die som meer of minder is) te doen strekken van het bedrag, waarvoor bij tweede veiling minder geboden is dan bij de eerste, vermeerderd met het vendusalaris en het armengeld daarover. Blijft na evenbedoelde verrekening nog iets van den eersten kooper te vorderen, dan zal tot dat gedeelte de vordering in het debiteurenboek blijven voortloopen tot tijd en wijle zij door dien kooper zal zijn voldaan dan wel, indien zij als hopeloos is aan te merken, daarvoor machtiging tot afschrijving uit de venduboeken zal zijn verleend. Ik heb de e.er UwHEdG. te verzoeken het vorenstaande ter kennis van de in Uw gewest bescheiden vendumeesters tewillen brengen. De Directeur van Financiën. St. 1912 No. 128. I. De openbare verkoopingen van door den Directeur van Landbouw, Nijverheid en Handel aan te wijzen houtwerken en boschproducten, afkomstig uit 's Land bosschen, kunnen buiten bemoeienis der vendukantoren tegen contante betaling worden gehouden ten overstaan van den betrokken boschbeheerder of diens wettigen vervanger. II. De betalingen, waartoe de koopers verplicht zijn, geschieden staande de verkooping aan den betrokken boschbeheerder of diens wettigen vervanger. III. Wegens bedoelde verkoopingen is door de koopers een vendusalaris verschuldigd van twee percent van het bedrag, waarvoor is toegewezen, zoomede een per mille voor de armen over dat bedrag. ARTIKEL 47. In het buiten het ressort van het vendukantoor te Batavia gelegen gedeelte der afdeeling Meester-Cornelis (residentie Batavia) mogen lichamelijke roerende zaken zonder tusschenkomst van een vendumeester in het openbaar worden verkocht, mits onder de volgende bepalingen : a. op straffe van eene door den verkooper te verbeuren boete van hoogstens één duizend gulden, mag de verkooping niet geschieden buiten toestemming van het hoofd van plaatselijk bestuur; b. op verbeurte eener boete van hoogstens drie honderd gulden, is de verkooper verplicht om, binnen drie dagen na dien van de verkooping, door tusschenkomst van het hoofd van plaatselijk bestuur aan den boekhouder van het vendukantoor te Batavia, onder aanbod van eede, schriftelijk opgaaf te doen van het bedrag, waarvoor is toegewezen; £. over het bedrag, waarvoor is toegewezen, is de verkooper een vendusalaris verschuldigd van twee percent, welk salaris binnen acht dagen na dien van de verkooping aan den kassier van het vendu- kantoor te Batavia moet zijn voldaan en, bij niet voldoening binnen dien termijn, tot zes percent wordt verhoogd. De bepalingen der §§ a, b en c zijn niet van toepassing op executoriale verkoopingen van lichamelijke roerende zaken, noch op verkoopingen van zoodanige zaken die in beheer zijn bij de Weeskamer te Batavia,, ook in hare uitoefening der functiën van het college van Boedelmeesteren aldaar. Deze verkoopingen kunnen, mits tegen contante betaling, geschieden ten overstaan van eene commissie van twee personen, welke wordt benoemd door het hoofd van plaatselijk bestuur en bijgestaan door een deurwaarder, indien de verkooping eene executoriale is, en door den bode van de Weeskamer te Batavia, indien zij voor rekening van dat college wordt gehouden. De Directeur van Financiën stelt een tarief vast voor de ongelden, die door de leden der in het vorig lid bedoelde commissie ter zake van hunne bemoeienissen mogen worden in rekening gebracht. Bij wijze van proef worden sedert 1 Juli 1907 te Batavia en te Meester-Cornelis de verkoopingen van Gouvemementspandgoederen gehouden buiten bemoeienis van het vendukantoor te Batavia ten overstaan van den administrateur of diens wettigen vervanger bij het betrokken pandhuis. De betalingen, waartoe de koopers verplicht zijn, geschieden staande de verkooping aan den betrokken administrateur of diens wettigen vervanger. (St. 1907 No. 225). Bij St. 1908 No. 569 is eene gelijksoortige regeling getroffen ten aanzien van de goederen afkomstig van gouvernements pandhuizen, geleden in de ressorten van de andere vendukantoren der eerste klasse, dan dat te Batavia, met dien verstande dat de Directeur van Financiën voor elk pandhuis de data zal vaststellen waarop de regeling daar in werking treedt. Bij St. 1911 No 536 is bepaald dat de bij St. 1908 No. 569 getroffen regeling ook van toepassing is op het vendukantoor der 2e klasse te Pasoeroean. ARTIKEL 48. Onder „vendumeester" wordt in dit reglement ook verstaan de boekhouder, de adjunct-boekhouder of de adjunct-kassier, die door den superintendent met het houden van openbare verkoopingen belast is. Bijbl. No. 5775. Aan de Hoofden van Gew. Bestuur. No. 2S3/13004. Batavia, 16 Augustus 1900. Tot dusver heeft de Alg. Rekenk. er genoegen mee genomen dat, bij tijdelijke vervanging van vendumeesters, haar geen processen-verbaal (of tijdelijke tusschentijdsche comptabele rekeningen) werden toegezonden, indien door de waarnemers geen verkoopingen waren gehouden. Aangezien de verantwoordelijkheid van vendumeesters aan de Kamer ontstaat uit de ontvangst van vendugelden, welke zij in 's Landskas moeten overstorten, mag echter, naar het haar bij nadere overweging voorkomt, niet worden afgezien van den eisch van indiening van processenverbaal of tusschentijdsche rekeningen, wanneer in de bedoelde gevallen vendugelden in ontvangst genomen en daarvoor quitantiën afgegeven worden door een ander dan den titularis van het vendumeestersambt. Ik heb mitsdien de eer UHEdG. te verzoeken voortaan ook in de voorschreven gevallen voor eene geregelde inzending van processen-verbaal of rekening te willen zorg dragen. De Dir. van Fin. De instructie voor de ambtenaren, belast met de toepassing van dit reglement, is opgenomen in St. 1908 No. 190, gewijzigd bij St. 1908 No. 537 en 1910 No. 258 en 468. Zie ook St. 1908 Nos. 191, 416 en 523, zoomede circ. Dir. Fin. 20 Juni 1901 No. 318/ 12305 16 Januari 1908 No. 807/831 en Bijbl. No. 312. OPENBARE VERHURINGEN EN VER= PACHTINGEN. De bepalingen omtrent het houden van openbare verhuringen en verpachtingen, anders dan voor rekening van het Gouvernement, opgenomen in St. 1889 No. 193, zijn in werking getreden met 1 Januari 1890. De voorschriften tot uitvoering dier bepalingen zijn opgenomen in St. 1889 No. 194. Met ingang van even- gemelden datum vervallen de bepalingen in St. 1886 Nos. 85 en 141. Tenzij ten overstaan van een vendumeester, mogen geen openbare verhuringen plaats hebben, noch openbare verpachtingen, daaronder begrepen onderverpachtingen van 's Lands middelen. De super-intendenten der vendukantoren zorgen, dat deze bepalingen worden nageleefd. Zie omtrent het aan het Gouvernement verschuldigde salaris art. 2 en voor het één per mille ten behoeve der armen, art. 3 van St. 1889 No. 193. Bij niet betaling binnen acht dagen na den dag der openbare verhuring of verpachting is eene boete verschuldigd van 2 pet. voor iedere maand of gedeelte eener maand verzuim, behoudens een maximum van 10 pet. Hetgeen is bepaald met betrekking tot het delegeeren en het afzeggen bij openbare verkoopingen, geldt mede bij openbare verhuringen en verpachtingen. De grossen van de daarvan opgemaakte processenverbaal bezitten dezelfde kracht als de grossen-verbaal van openbare verkoopingen. De vendumeesters der 2e klasse genieten 3/5 gedeelten van het salaris en het afzeggeld. De regeling van de wijze, waarop uitvoering is te geven aan de aansprakelijkheid der ambtenaren, belast met de toepassing van het vendu-reglement en van de bepalingen omtrent het houden van openbare verhuringen en verpachtingen, is aangegeven in St. 1889 No. 192. Zie ook Bijbl. Nos. 4690 en 4758. (Zie omtrent het disconteeren van venduacceptatiën, bij Kasbeheer). VERPACHTING VAN 'S LANDS MIDDELEN. In zake van belastingen is verpachting eene wijze om de belasting te innen. Voor alle verpachtingen zijn algemeene regels vastgesteld, die hoofdzakelijk bepalen de wijze waarop en de verplichtingen waaronder de verpachtingen geschieden. De verpachting geschiedt in den regel door het Hoofd van gewestelijk bestuur ter hoofdplaats van het betrokken gewest. De dagen der verpachtingen worden op Java en Madoera vastgesteld en bekendgemaakt door den Directeur van Financiën en op de Buitenbezittingen door het Hoofd van gewestelijk bestuur. Omtrent de bevoegdheid van den Directeur van Financiën, om in sommige gevallen te beslissen omtrent den afstand der pachten van 's Lands middelen, zie art. 4 van het Reglement. Van de pachtcontracten behoeven geen afschriften aan de Regeering of aan het Departement van Financiën te worden ingezonden. Zie Bijbl. Nos. 2895 en 3154. Over afrekening met de pachters zie Bijbl. No. 3904. Over remissie van pachtschat zie Bijbl. No. 3963. Over de toepassing der voorschriften, getroffen voor de gevallen dat pachters nalatig zijn in de betaling van hetgeen door hen aan den Lande verschuldigd is (Art. 15 en 16 v/h Regl.) en dat vervanging hunner borgen noodig is te achten (art. 18 v/h Regl.) zie Bijbl. No. 5143. Bepalingen op het houden van huiszoeking bij overtreding van de wettelijke bepalingen op het stuk van 'sLands middelen en pachten zijn vastgesteld bij St. 1865 No. 84, 1874 No. 201, 1876 No. 136 en 262, 1877 No. 110, 1881 No. 192, 1887 Nos. 189 en 190, 1889 No. 268, 1892 No. 80, 1898 Nos. 91 en 278, 1899 No. 122, 1900 No. 136, 204 en 246 en 1901 No. 24 en Bijbl. Nos. 2243, 2920 en 6021. St. 1912 No. 184, gew. en aang. bij St. 1902 No. 258 en 1905 No. 339. Met intrekking van a. St. 1853 No. 66 en 1854 No. 75 b. St. 1881 No. 206, zooals bedoelde reglementen en bepalingen bij latere verordeningen zijn gewijzigd en aangevuld; c. de art. 2, 3 en 4 van St. 1897 No. 179 d. de art. 2, 3 en 4 van St. 1897 No. 180 en met wijziging in zoover van art. 1 der sub c genoemde ordonnantie, vast te stellen het aan deze ordonnantie gehecht REGLEMENT VOOR DE VERPACHTING VAN 'S LANDS MIDDELEN. WIJZE VAN VERPACHTING. ARTIKEL 1. 1) De verpachting van 'sLands middelen, met uitzondering van die van het opiummiddel in de na te noemen streken, geschiedt tweeledig, namelijk voor een jaar en voor drie achtereenvolgende jaren, die van de verpacht wordende vogelnestklippen bovendien voor vijf achtereenvolgende jaren. 2) De G.-G. kan in bijzondere gevallen van den in de eerste alinea van dit art. bevolen regel afwijken en de verpachting doen plaats hebben voor andere tijdvakken dan in die alinea zijn aangegeven. Hij is ook bevoegd, de verpachting te doen houden voor een gedeelte van een jaar of voor een termijn, aanvangende of eindigende in den loop van een jaar. ARTIKEL 2. 1) Behalve voor zooveel betreft de opiumpacht in die gewesten, waarvoor het reglement in St. 1890 No. 149 geldt, dan wel —al of niet gewijzigd —van toepassing is verklaard, geschiedt de bepaling van het aantal en de uitgestrektheid der perceelen, waarin de verpachting gehouden wordt, door de betrokken Hoofden van Qew. Best. met inachtneming van de bijzondere bepalingen, welke voor elk middel afzonderlijk zijn of zullen worden vastgesteld. 2) De tot de res. Soerakarta behoorende in de res. Djokjakarta gelegen enclaves Pasar Gedeh en Imogiri worden, ook voor de toepassing van de vorige alinea, gerekend te behooren tot het pachtgebied van laatstgenoemd gewest, terwijl het in de res. Semarang geënclaveerd liggend en aan den Soesoehoenan van Soerakarta toebehoorend stuk grond, bedoeld in de ordonnantie van 14 Januari 1902 (St. No. 46) wordt geacht te behooren tot het pachtgebied der res. Semarang. ARTIKEL 3. 1) Voor zoover niet anders is of zal worden bepaald, wordt de verpachting gehouden door het hoofd van Qew. best. ter hoofplaats van het gewest. 2) Indien naar het oordeel van het H. van G. B. s Lands belang het medebrengt kan de verpachting worden gehouden op eene andere plaats binnen het gewest, in welk geval hij zich kan doen vertegenwoordigen door het Hoofd van Plaats. Best. der afdeeling, waarin de verpachting wordt gehouden. 3) De dagen der verpachtingen worden vastgesteld en bekend gemaakt voor zooveel Java en Madoera betreft door den Dir. van Fin. en voor de bezittingen daarbuiten door de Hoofden van Gew. Best. ARTIKEL 4. (St. 1905 No. 339). 1) De pachten worden niet afgestaan dan na machtiging van den Dir. v. Fin., die zich voorbehoudt, de pachten al dan niet te laten aan dengene, aan wien, als hoogsten bieder zij voorloopig zijn toegewezen. 2) Wanneer, voor zooveel betreft de,gewesten op de bezittingen buiten Java en Madoera, de beschikking omtrent de al of niet definitieve toewijzing van eenig middel niet ontvangen is bij aanvang van den pachttermijn, treedt degene, aan wien het middel bij de veiling is toegewezen, voorloopig in het bezit daarvan, met al de verplichtingen daaraan verbonden, en onder gehoudenheiu, om de pacht, zonder recht op vergoeding voor schade als anderszins, weder terug te geven bijaldien de Dir. van Fin. den afstand niet mocht hebben goedgekeurd. De teruggave geschiedt alsdan op zoodanig tijdstip als door het Hoofd van Gew. Best. onder wien de pacht behoort, zal worden bepaald en aan den betrokken pachter bekend gemaakt. 3) Is het middel bij de veiling, bedoeld in de vorige alinea, aan meer dan een persoon toegewezen, dan bepaalt de ambtenaar, die de verpachting gehouden heeft, wie hunner met dezelfde gevolgen, als in de vorige alinea is omschreven, voorloopig in het bezit daarvan zal treden. ARTIKEL 5. De pachten worden opgeveild bij opbod, in zoodanige perceelen, als voor de veiling wordt bekend gemaakt, en voorloopig toegewezen aan de hoogste bieders, die gehouden zijn op staanden voet twee of meer borgen aan te wijzen. ARTIKEL 6. 1) De hoogste bieders, zoowel als de borgen, moeten bekend staan als gezeten, gegoede en wel ter naam en faam staande personen, en door de H. van G. B. volgens gemoedelijke overtuiging geacht worden de vereischte geschiktheid en voldoenden waarborg aan te bieden, om het middel aan hen in pacht te kunnen afstaan. 2) Indien aan deze vereischten niet ten genoegen der H. van G. B. voldaan wordt, heeft eene tweede veiling plaats, in welk geval de G.-G. zich voorbehoudt om den hoogsten bieder bij de eerste veiling de verplichting op te leggen tot het bijpassen van hetgeen voor de pacht bij de tweede veiling minder geboden wordt dan door hem gedaan is, berekend over den tijd, voor welken de verpachting is geschiedt. ARTIKEL 7. 1) Degene, aan wien als hoogsten bieder eenig middel voorloopig is toegewezen, blijft met zijne borgen gebonden aan het bod, daarvoor gedaan, zoolang niet is beslist of het middel al dan niet definitief aan hem in pacht wordt afgestaan. 2) Deze verbindtenis gaat over op de erven en rechtverkrijgenden, zoo van dengene, aan wien eenig middel voorloopig is toegewezen, als van hen, die zich als borgen hebben gesteld. ARTIKEL 7a. (St. 1902 No. 258.) Bij ontbinding van eene pachtovereenkomst, ook ingeval deze is gesloten voor 1 Juli 1902, kan de G.G. machtiging verleenen om voor het nog overblijvende gedeelte van den pachtermijn of voor een korteren termijn de pacht zonder voorafgaande openbare opveiling onder de hand af te staan; zullende in dit geval de bepalingen van dit Reglement voor zooveel mogelijk ook op de aldus afgestane pacht toepasselijk zijn. ARTIKEL 8. De inlandsche ambtenaren en hoofden mogen middellijk noch onmiddellijk deel nemen aan de pacht van 's Lands middelen. ARTIKEL 9. 1) De Dir. van Fin. kan ten aanzien van 's Lands middelen, waarvan eene herverpachting wordt noodig geacht, bepalen dat deze zal geschieden bij inschrijving (St. 1905 No. 339.) 2) De herverpachting geschiedt alsdan met inachtneming der volgende bepalingen en overigens op dezelfde voorwaarden en op gelijken voet als de verpachting bij opbod. A. Voor de herverpachting wordt door het Hoofd van G. B. op de wijze, die hem het meest geschikt voorkomt, bekend gemaakt wat anders bij of staande de verpachting aan de gegadigden wordt medegedeeld. B. Voor elke pacht en, indien voor meer dan een tijdvak wordt ingeschreven, ook voor elk tijdvak, moet op straffe van niet-geldigverklaring, een afzonderlijk inschrijvingsbiltjet, overeenkomstig het aan dit reglement gehecht model, worden ingeleverd. C. De inschrijving wordt niet als geldig aangenomen, indien de inschrijver geen voldoende waarborgen van soliditeit geeft, en niet twee gegoede personen zich voor hem, ingeval hij pachter wordt, als borgen verbinden. Het bestaan van voldoende waarborgen ten aanzien van den inschrijver en van de gegoedheid der personen, die zich als borgen willen verbinden, wordt bij opening der biljetten beoordeeld door den ambtenaar, die de verpachting houdt, voor zooveel betreft personen gevestigd in diens ressort. De soliditeit van niet in dat ressort gevestigde inschrijvers en borgen moet zijn gestaafd door eene verklaring van het Hoofd van Q. B., in wiens gebied zij gevestigd zijn, opgemaakt overeenkomstig het model L. A. behoorende bij het reglement op de aanbestedingen in St. 1870 No. 39. D. De inschrijvingsbiljetten zijn vrij van zegel. Zij vermelden: a. de pacht en het tijdvak, waarvoor wordt ingeschreven ; b. den maandelijkschen pachtschat, waarvoor wordt ingeschreven, in cijfers en in letters; c. de namen, het beroep en de woonplaats van den inschrijver en van de personen, die zich, indien hij pachter wordt, als borgen verbinden; d. den naam der plaats, van waar het biljet wordt ingezonden, en de dagteekening; e. den naam der gekozen woonplaats van den inschrijver en van zijne borgen in geval van toewijzing der pacht; ƒ. bij verpachting van het recht tot verkoop van opium van Gouvernementswege, zoodanige verklaring omtrent de hoeveelheid van elke der te verstrekken soorten als anders staande de verpachting wordt afgelegd. De biljetten worden onderteekend door den inschrijver en zijne borgen en gaan, voor zooveel betreft personen, gevestigd buiten het gewest of de afdeeling, waar de verpachting gehouden wordt, vergezeld van de verklaringen, bij de laatste alinea sub C omschreven. De biljetten zijn gesloten en verzegeld en vermelden op den omslag de verpachting waarop zij betrekking hebben, zoomede het adres van het betrokken H van Gew. of Plaats, bestuur, doch mogen uitwendig overigens niets van den inhoud bevatten of doen doorschijnen. E. Inschrijvingsbiljetten zijn niet geldig, zoowel wanneer het bepaalde sub B niet is in acht genomen, als in de volgende gevallen: le. bij gemis van de opgaven bedoeld sub D par. a, bij niet vermelding van het bedrag bedoeld bij par. b van die bepalingen, of bij gemis van de opgave van par. ƒ van die bepalingen, als deze gevorderd wordt; 2e. bij eene zoo onvoldoende opvolging van par. c sub D, dat er gegronde twijfel bestaat, wie de inschrijver is of wie zijne borgen zijn; 3e. bij gemis: van de bekwaamheid om verbintenissen aan te gaan van den inschrijver of van diens borgen, van de voldoende uitdrukkelijke verklaring — in het biljet-van het aangaan der verbintenis door den inschrijver en de borgen, of van de onderteekening van het biljet door den inschrijver en de borgen; 4e. wanneer zij niet gesloten of verzegeld zijn, of uitwendig iets van den inhoud bevatten of doen doorschijnen; 5e. wanneer zij bedingen bevatten, afwijkende van de gestelde voorwaarden; 6e. wanneer daarbij voor zooveel betreft personen, gevestigd buiten het ressort waar de verpachting gehouden wordt, de verklaring ontbreekt, bedoeld bij het derde lid sub C, of wanneer voor zooveel betreft personen, binnen dat ressort gevestigd, het bestaan van voldoende waarborgen, overeenkomstig het tweede lid sub C, niet wordt aangenomen. Geringe afwijkingen van den bij het model voorgeschreven vorm, waardoor het wezen der aan te gane verbintenis niet wordt aangerand of onzeker gemaakt, hebben geene ongeldigverklaring van het inschrijvingsbiljet ten gevolge. Omtrent de geldigheid der inschrijvingsbiljetten wordt door den ambtenaar, die de verpachting houdt, staande de verpachting beslist. F. De inschrijvingsbiljetten worden bewaard in eene gesloten en verzegelde bus. G. Hij, die heeft ingeschreven, kan zich niet meer terugtrekken. Ieder inschrijver is derhalve gehouden om de pacht te aanvaarden, welke hem overeenkomstig zijne inschrijving wordt toegewezen. H. Op het tijdstip, voor de verpachting bepaald, wordt door den ambtenaar, die haar houdt, verklaard, dat de tijd voor het indienen van inschrijvingen is verstreken, en daarop tot het openen van de bus en van de biljetten overgegaan. Die opening heeft in het openbaar plaats, in tegenwoordigheid van twee ambtenaren, die den verpachter bijstaan. De ingediende biljetten worden overluid voorgelezen en gevoegd bij het proces-verbaal der verpachting, bedoeld bij art. 10 van dit reglement. De gegadigden, die tegenwoordig zijn, kunnen van de biljetten inzage nemen. I. De toewijzing geschiedt voorloopig door den ambtenaar, die de verpachting houdt, aan den hoogsten inschrijver en, zoo de verpachting voor meer dan een tijdvak plaats heeft, aan den hoogsten inschrijver voor elk tijdvak. In afwachting van de beslissing van den Dir. van Fin., blijven zij op den voet van het bepaalde bij art. 7 van dit reglement voor hunne inschrijvingen aansprakelijk. (St. 1905 No. 339). K. Ingeval twee of meer personen, wier biljetten als geldig zijn aangemerkt, tot denzelfden hoogsten prijs hebben ingeschreven, wordt door het lot beslist aan wien van hen de pacht voorloopig wordt toegewezen. In het geval evenwel, dat de hoogste inschrijvers met het oog op hunne godsdienstige begrippen en gebruiken daartegen bedenkingen hebben, wordt door den ambtenaar, die de verpachting houdt, beslist ofen aan wien de pacht voorloopig wordt toegewezen. ARTIKEL 10. 11 Van de verpachting of herverpachting en voorloopige toewijzing wordt door den ambtenaar, die haar houdt, staande of onmiddellijk na die verpachting, voor elk tijdvak en voor elke pacht een proces-verbaal opgemaakt, hetwelk na voorlezing en, zoo noodig, na voorhouding in de Meleische taal, onderteekend wordt door de autoriteit die de verpachting houdt, door den hoogsten bieder of hoogsten inschrijver en zijne borgen, zoomede, wat betreft proces-verbaal van herverpachting bij inschrijving, door den ambtenaar of de beambten, die bij de verpachting zijn werkzaam geweest. 2) In dit proces-verbaal worden vermeld de namen, het beroep en de woonplaatsen van de hoogste bieders of inschrijvers en hunne borgen, zoomede alle bepalingen welke de betreffende pacht regelen. 3) De inschrijvers en hunne borgen voor eene herverpachting bij inschrijving zijn gehouden in de inschrijvingsbiljetten algemeen en onveranderlijk domicilie te kiezen ten kantore van de autoriteit, die de herverpachting bij inschrijving houdt. 4) Mochten bij de opmaking van het proces-verbaal van herverpachting bij inschrijving de hoogste inschrijver en zijne borgen of een hunner niet tegenwoordig zijn of weigerachtig zijn die akte te onderteekenen, dan wordt in dat proces-verbaal, hetwelk, voor zooveel mogelijk en noodig, wordt ingericht overeenkomstig het model proces-verbaal, als bijlage Lett. C vastgesteld bij het reglement op het houden van aanbestedingen in St. 1870 No. 39, van die omstandigheid melding gemaakt, met dien verstande nochtans, dat de verbintenis, uit het biljet van inschrijving en de toewijzing o-ebo'ren, als volkomen tot stand gekomen wordt aangemerkt. Ook worden in dat geval de plaatsen, waar de afwezige inschrijver of zijne borgen domicilie gekozen hebben, in het proces-verbaal vermeld. 5) In het proces-verbaal van herverpachting bij inschrijving wordt eventueel verder vermeld. Ie. dat en door welke omstandigheid het Hoofd van Gew. Best. verhinderd is geweest de herverpachting in persoon te houden; 2e. dat en om welke redenen een of meer der ingediende inschrijvingsbiijetten niet aan de gestelde eischen voldoen en al dan niet als geldige inschrijvingen zijn toegelaten. 6) Het voor het proces-verbaal van verpachting of herverpachting verschuldigd zegelrecht komt ten laste van hem, aan wien de pacht definitief wordt toegewezen. ARTIKEL li. 1) Na erlangde machtiging tot afstand eener pacht aan den hoogsten bieder of inschrijver, wordt met dezen en op zijne kosten ter zake van dien afstand door de autoriteit, die de verpachting of herverpachting heeft gehouden, namens den G.-G. onverwijld eene overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst wordt bij notarieele akte verleden, tenzij bij de aankondiging der verpachting is bekend gemaakt dat met eene onderhandsche akte kan worden volstaan. In de akte wordt door den pachter en zijne borgen algemeen en onveranderlijk domicilie gekozen ten kantore van de autoriteit die de verpachting of herverpachting gehouden heeft. 2) Aan de grossen van de vorenbedoelde notarieele akten, aan het hoofd voerende de woorden: „ln naam der Koningin", wordt eene gelijke kracht toegekend als aan de grossen van vonnissen in N.-I. gewezen, en de bepalingen van artt. 435 en 439 van het Reglement op de Rechtsvordering zijn daarop toepasselijk. ARTIKEL 12. 1) Indien zij, die volgens de artt. 7 en 11 tot het sluiten der overeenkomsten, bij het vorig art. bedoeld, moeten toetreden, hierin nalatig of onwillig zijn, wordt hun door de autoriteit, die de verpachting of herverpachting heeft gehouden, bij gerechtelijk exploit aangezegd om op door die autoriteit te bepalen tijd Deel II 20 en plaats tot het sluiten dier overeenkomsten over te gaan. 2) Wanneer aan deze aanzegging niet wordt voldaan, kan het middel voor risico van den nalatige en diens borgen opnieuw verpacht worden, dan wel kunnen te hunnen risico zoodanige maatregelen genomen worden, als noodig mochten zijn tot exploitatie van de pacht tot tijd en wijle de overeenkomst zal zijn gesloten. ARTIKEL 13. 1) In geval van wederverpachting als bedoeld bij art. 12, is degene, aan wien de pacht aanvankelijk was toegewezen, gehouden om bij te passen hetgeen voor de pacht minder geboden wordt dan door hem gedaan is, berekend over den geheelen pachttermijn, kunnende hij echter nimmer aanspraak maken op het eventueel meerder bedrag. 2) Hij kan evenmin eenige reclame tegen de Kegeering doen gelden ter zake van de maatregelen, die voor zijn risico genomen worden voor de exploitatie der pacht tot tijd en wijle de overeenkomst zal zijn gesloten. ARTIKEL 14. De borgen worden verstaan zich, zoo te zamen als ieder afzonderlijk, hoofdelijk te verbinden zoowel voor de tijdige en richtige betaling der pachtpenningen, boeten, kosten als anderszins, als voor goede en trouwe nakoming zoo van deze bepalingen, als van de bizondere voorwaarden en bepalingen, waarop de middelen zijn verpacht, alles onder uitdrukkelijken afstand van de bestaande voorrechten van uitwinning, orde en schuldsplitsing bij de wet aan borgen toegekend. BETALING DOOR DE PACHTERS. ARTIKEL 15. 1) De pachters zijn gehouden den aan den Lande verschuldigden pachtschat te voldoen voor of op den laatsten dag van elke maand, ten ware daaromtrent anders mocht worden bepaald. 2) Bijaldien de laatste dag van betaling een Zon-of een als zoodanig door de Regeering erkende feestdag is, of een dag waarop uit anderen hoofde de landskas gesloten blijft, moet de betaling geschieden uiterlijk op den eersten daarop volgenden dag, dat die kas voor de ontvangst weder geopend is. ARTIKEL 16. 1) Wanneer een pachter nalatig blijft in de voldoening van zijnen pachtschat binnen den gestelden tijd, wordt over de som, welke door hem niet tijdig is voldaan, verbeurd eene boete van : 2% voor verzuim van een halve maand of minder; 4°/0 voor verzuim boven een halve tot een volle maand; .6°/o voor verzuim boven een volle tot en met anderhalve maand; 10% voor langer verzuim. 2) Wanneer de betaling met bijpassing der verbeurde boeten nog niet heeft plaats gehad op den 14 den der maand, volgende op die, waarbinnen zij had moeten geschieden, is de pachter, door het enkel verloop van dien termijn, in gebreke en heeft het Gouvernement het recht het pachtcontract wegens wanprestatie ontbonden te verklaren. 3) De ontbinding der overeenkomst geschiedt door aanzegging bij deurwaarders exploit — ten verzoeke van het Hoofd van Gew. Best. of, indien de verpachting of herverpachting is gehouden door het Hoofd van PI. Best., ten verzoeke van laatst genoemde autoriteit, handelende voor en namens de Regeering van N.-I — aan den pachter en zijne borgen, dat het pachtcontract van dien datum af ontbonden is. 4) Alsdan zijn de gewezen pachter en zijne borgen, behalve tot betaling van het verschuldigde en van de verbeurde boeten, ook gehouden tot vergoeding van alle kosten, schaden en interessen, tengevolge van deontbinding der overeenkomst door het Land geleden of nog te lijden. 5) De pachter en zijne borgen verklaren voor het geval in de voorgaande drie alinea's voorzien, uitdrukkelijk te renuntieeren aan het bepaalde bij het derde lid van art. 1266 van het Burgerlijk Wetboek. VOORZIENING IN GEVALLEN VAN ONTSTENTENIS VAN EEN PACHTER. ARTIKEL 17. 1) Bij overlijden, ontstentenis of ongeschiktheid tot beheer zijner zaken van een pachter gaat de pacht met dezelfde rechten en verplichtingen over op zijne erven of rechtverkrijgenden. 2) Zoolang door den Dir. van Fin. namens de Regeering met de erven of rechtverkrijgenden omtrent liet beheer der pacht geene nadere schikking getroffen is, gaat dat beheer over op een der borgen, ter keuze van de autoriteit, die de verpachting of herverpachting heeft gehouden. (St. 1905 No. 339). 3) Ingeval een pachter en zijne borgen onwillig of buiten de mogelijkheid zijn om het beheer van het verpachte middel te voeren, is de autoriteit, die de verpachting of herverpachting heeft gehouden, bevoegd dat beheer voor rekening en risico van den pachter tegen zeker door haar te bepalen loon, geëvenredigd aan den omvang der werkzaamheden, aan een ander op te dragen. VERVANGING VAN BORGEN. ARTIKEL 18. 1) Voor iederen borg, die gedurende den pachttermijn overlijdt, N.-l. verlaat, in staat van faillissement ■of van kennelijk onvermogen wordt verklaard, onder cinateele wordt gesteld, dan wel op eenige andere wijze buiten het beheer zijner zaken geraakt of onvermogend wordt, ter beoordeeling der autoriteit, die de verpachting of herverpachting gehouden heeft, is de pachter verplicht een nieuwen borg te stellen ten genoegen en •op aanschrijving van genoemde autoriteit, binnen een bij die aanschrijving te bepalen termijn. 2) De vervangen borg, dan wel zijne erfgenamen of rechtverkrijgenden, worden door de aanneming van den nieuwen borg, van alle na die aanneming ontstaande en uit het pachtcontraact voortvloeiende verplichtingen ontslagen. 3) Wanneer de in het eerste lid van dit art. bedoelde vervanging niet binnen den gestelden termijn heeft plaats gehad, is de pachter door het enkel verloop van dien termijn in gebreke, en heeft het Gouvernement het recht het pachtcontract wegens wanprestatie ontbonden te verklaren. 4) De ontbinding geschiedt op gelijke wijze en met dezelfde rechtsgevolgen als omschreven in de 3e en 4e alinea's van art. 16 van dit reglement. 5) De pachter en zijne borgen verklaren voor het geval, in de voorgaande twee alinea's voorzien, uitdrukkelijk te renuntieeren aan het bepaalde bij het 3e lid van art. 1266 van het Burgerlijk Wetboek. 6) Op verzoek van den pachter en zijne borgen kan een borg of kunnen de borgen ontslagen worden, mits een nieuwen borg wordt of nieuwe borgen worden gesteld, ten genoegen van de autoriteit, die de verpachting of herverpachting gehouden heeft. 7) Ter zake van de nieuwe borgstelling wordt eene notarieele akte opgemaakt, tenzij de pacht bij eene onderhandsche akte is afgestaan, in welk geval ook voor de nieuwe borgstelling met een onderhandsche akte kan worden volstaan. 8) Iedere op verzoek vervangen borg wordt, door de aanneming van den hem vervangenden borg, ontslagen van alle na die aanneming ontstaande en uit het pachtcontract voortvloeiende verplichtingen. 9) Het voorafgaande is ook toepasselijk wanneer voor den aanvang van een pachtermijn, doch na de sluiting der overeenkomst tot den definitieven afstand der pacht met den pachter en zijne borgen voordien termijn, een geval zich voordoet als in het eerste lid van dit art. bedoeld. REMISSIE VAN PACHTSCHAT. ARTIKEL 19. Bijaldien een pachter door overmacht of door toeval in de uitoefening zijner rechten belet wordt, kan hij aan den G.-G. het verzoek doen om afslag of kwijtschelding van pachtpenningen, dan wel om uitstel van betaling. De verzoeken daartoe moeten door belanghebbenden worden aangeboden aan het Hoofd van Gew. Best., onder wie de pacht behoort; terwijl verzoekschriften om uitstel van betaling almede moeten onderteekend zijn door de borgen, ten blijke dat zij in het gevraagde uitstel toestemmen. ARTIKEL 20. 1) Bij ontvangst van verzoeken om afslag of kwijtschelding van pachtpenningen als in art. 19 bedoeld, zullen de Hoofden van Gew. Best. door twee deskundigen (een door hen en een door belanghebbenden te benoemen) doen onderzoeken of en door welke omstandigheden de pachter in de uitoefening zijner rechten is belet, en casu quo door die deskundigen mede doen waardeeren de schade, door den verzoekei als pachter geleden. 2) Ingeval de twee benoemde deskundigen niet in gevoelen overeenstemmen, verkiezen zij een derden, om met dezen gezamenlijk, desnoods bij meerderheid van stemmen, hunne bevinding uit te brengen. 3) Op de verzoeken, bedoeld in art. 19, wordt door den Q.-G. beschikt, zonder dat Hij verplicht is gronden deswege op te geven. PLICHTEN DER PACHTERS EN VAN HUNNE ONDERGESCHIKTEN. ARTIKEL 21. 1) Het is aan de pachters vrijgelaten de door hen gepachte middelen bij onderverpachting aan anderen af te staan, mits deze, ter beoordeeling van de Hoofden van Gew. Best., de vereischten bezitten, omschreven bij art. 6. 2) De pachters blijven niettemin met hunne borgen voor het geheel aansprakelijk, zoo voor de geregelde betaling der pachtpeninngen als voor de behoorlijke opvolging van alle bepalingen, op de door hen gepachte middelen van toepassing. ARTIKEL 22. 1) De pachters en de door het bestuur erkende orderpachters zijn bevoegd, met goedkeuring der betrokken Hoofden van Gew. Best., zooveel ondergeschikten en bedienden ten behoeve der pacht in dienst te nemen als noodig is, onder gehoudenheid evenwel om aan die autoriteiten op te geven de namen en standplaatsen dier ondergeschikten en bedienden, zoomede de veranderingen, onder hen voorvallende, op verbeurte voor elk verzuim eener boete van ƒ 25.— tot ƒ 100.—. 2) Op verbeurte eener gelijke boete zijn de pachters en de onderpachters verplicht hunne bedienden te voorzien van behoorlijke, bij de politie geregistreerde bewijzen van aanstelling, welke die bedienden steeds bij zich moeten hebben, op straffe voor elke overtreding eener boete van ƒ 5.— tot ƒ 25.— of van tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van 1 tot 8 dagen. 3) Geene personen kunnen als ondergeschikten of bedienden van pachters of onderpachters op eenige plaats worden gesteld dan de zoodanigen, welke bevoegd zijn daar te verblijven of zich te vestigen. ARTIKEL 23. 1) De pachters en onderpachters zijn verantwoordelijk voor de schade, veroorzaakt door daden van hunne vertegenwoordigers, zaakgelastigden, ondergeschikten en bedienden. 2) De hierboven vermelde verantwoordelijkheid houdt op indien zij bewijzen dat zij de daad, voor welke zij aansprakelijk zouden zijn, niet hebben kunnen beletten. 3) De geldboeten, waartoe hunne vertegenwoordigers, zaakgelastigden, ondergeschikten en bedienden wegens overtreding van de bepalingen op s Lands pachten, mochten verwezen worden, kunnen op de pachters en derzelver borgen worden verhaald. ARTIKEL 24. 1 De pachters zijn verplicht de tot hunne pacht behoorende zaken, welke aan hen van s Landswege in gebruik worden afgestaan, zorgvuldig te onderhouden en in eenen behoorlijken bruikbaren staat aan hunne opvolgers over te geven. 2) Dientengevolge moeten zij alle in den loop van den pachttermijn daaraan voorkomende gebreken op eigen kosten doen herstellen, hierin nalatig bevonden wordende, zullen de noodzakelijke herstellingen door het plaatselijk bestuur bevolen worden en voor rekening van den nalatigen pachter uitgevoerd worden. 3) Bij het einde van den pachttermijn worden de tot de pacht behoorende zaken, ten overstaan van commissiën te benoemen door de autoriteit die de verpachting of herverpachting heeft gehouden, aan den nieuwen pachter overgegeven en moet al het ontbrekende of beschadigde worden hersteld voor rekening van den afgetreden pachter en van zijne borgen. 4) Overigens zijn de optredende pachters, behoudens bijzondere bepalingen deswege bestaande, verplicht alle zaken, tot de pacht behoorende, over te nemen van hunne voorgangers, die verplicht zijn ze over te geven, tegen eenen onderling overeen te komen prijs. Bijaldien de aftredende en de optredende pachters het deswege niet eens kunnen worden, beslist het Hoofd van Gew. Bestuur. WEDERRECHTELIJKE HANDELINGEN VAN DE PACHTERS EN ANDEREN. ARTIKEL 25. 1) Het is aan de pachters, onderpachters, hunne vertegenwoordigers, zaakgelastigden, ondergeschikten en bedienden verboden buiten het gebied, waarover de pacht of onderpacht zich uitstrekt, zich eenige rechten aan te matigen, op verbeurte eener boete van ƒ 100.— tot ƒ 1000.— en verbeurdverklaring of teruggave van het onwettig gehevene of verkregene. 2) Het is ook aan niemand veroorloofd om de pachters in de uitoefening van hun verkregen recht eenig beletsel in den weg te leggen, op verbeurte eener boete van ƒ 25.— tot ƒ 100.- onverminderd vergoeding van kosten, schaden en interessen. ARTIKEL 26. Reeden en havens van plaatsen, die tot het gebied eener pacht behooren, worden — behoudens deswege bestaande of nader vast te stellen afwijkende bepalingen — aangemerkt als van dat pachtgebied mede deel uit te maken. en van de Chineesche rooktabak ten bedrage van ƒ 6.50 per 100 kilogram, bij aanvoer uit zee in de Zuider-en Oosterafdeeling van Borneo. Op 1 Januari 1903 is de ordonnantie in St. 1873 No. 248 ook in de landschappen Kota Waringin, Pasir, Pegatan en Koesan, Tanahboemboe, Koetei, Qoenoengtaboer, Sambalioeng en Boeloengan der residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo in werking getreden. (St. 1901 No. 412 jo. 1902 No. 387). De accijns is verschuldigd ook dan wanneer de aangevoerde tabak aan de betaling van invoerrecht is onderworpen. De accijns op de petroleum is geregeld bij St. 1886 No. 249, 1892 No. 153, 1893 No. 308, 1899 No. 1, 1900 No. 66, 1907 No. 410, 1908 Nos. 48, 361 en 362. Zie ook St. 1894 No. 267 en St- 1907 No. 335 en Bijbl. No. 4408. De accijns bedraagt ƒ 2.50 per hectoliter. De accijnsplicht ontstaat: a. voor petroleum, van buiten het tolgebied aangevoerd, door het feit van invoer ten verbruik of dat van afslag in entrepot; b. voor binnen het tolgebied gewonnen petroleum door het feit der winning als voor de consumtie geschikt product; alles behoudens de mogelijkheid tot wederopheffing van den belastingplicht wegens het volgen eener accijnsvrije bestemming (uitvoer, vrijdom) en het genot van krediet, een en ander op den voet en binnen de grenzen van het ter zake bij de petroleum accijns-ordonnantie verordende. Onder petroleum wordt verstaan de gewone licht petroleum of kerozine. Voor de toepassing der petroleum accijns-ordonnantie worden met petroleum gelijkgesteld: gasoline, petroleumbenzine en al die andere aardoliedistillaten, welke met de aangevoerde gemeen hebben dat zij vluchtiger zijn dan petroleum. 30^ IMcTm °P'UCiferS is §ereSeld bij St. 1893 No. 301, 1899 No. 2 en 1902 No. 17 (zie ook St. 1894 o. 268) en wordt geheven in dezelfde gewesten waar de petroleum-accijns geheven wordt. De accijns bedraagt voor lucifers van de thans in gebruikt zijnde soorten, op de tot dusver gebruikelijke wi|zen verpakt in doosjes: 1 dC IUdferS Zijn V00rzien va" één kop: / 0.70 per gros doosjes, elk doosje niet meer inhoudende dan 79 lucifers; ƒ 0.05 per gros doosjes meer voor elk vijftal lucifers of gedeelte daarvan, dat de doosjes meer inhouden dan 79 per doosje; b. indien de lucifers zijn voorzien van twee koppenƒ 1.40 per gros doosjes, elk doosje niet meer inhoudende dan 79 lucifers; ƒ 0.10 per gros doosjes meer voor elk vijftal lucifers of gedeelte daarvan, dat de doosje meer inhouden dan 79 per doosje Voor lucifers met meer dan twee koppen, voor luiers vervaardigd met het kennelijk doel om in het gebruik in twee of meer afzonderlijk te bezigen dee- 1Z rd,en gespleten' zomede voor lucifers op andere dan de tot dusver gebruikelijke wijze verpakt wordt het bedrag van den te betalen accijns nader vastgesteld, met inachtneming, zooveel mogelijk, van den maatstaf, hierboven aangegeven. De accijns is verschuldigd;0 a. van de van buiten het tolgebied aangevoerde lucifers, bij den invoer ten verbruik b- van de binnen het tolgebied gefabriceerde lucifers zoodra zij vervaardigd zijn behoudens de bevoegdheid om zoowel de bi„„e„la„dsche als de van builen het tolgebied aangevoerde lucifers op te slaan onder genot van krediet voor den accijns. Zoolang voor de heffing van den accijns van binnen het tolgebied vervaardigde lucifers nog geen bijzondere Deel 11 21 reeelen bij algemeene verordening zijn vastgesteld zijn regetui j s „alevine van de voor ieder fabrikanten «^"den^tot 0„derna(lere roedkeuring van den Qouvernenr-Oeneraal, te stellen goedkeuring ^ verboden zonder v00rkennis r™: Directeur eene fabriek in werking te hebben of te brengen. De haven- en ankeragegelden. De loods-en kaaigelden in de haven Tandjoeng Pnok. De loods- en steTgergelden in de Emmahaven. De personeele belasting. De inkomstenbelasting. KSzsteaaas mga3kt' rTedmgféén ptcenTvan^fwaaïde.^Voor ingevoerd bedraag P ^ m en 1904 hare regeling zie bt. .yui N°Vgfverder nog de belasting voor in het ontodistrict Blocboer der afdeeling Buitenzorg.aan n et In an ders toebehoorende erven in St. 1901 Nos. ^ He! Tecbtrevahn successie en van overgang bij over- "'Ïi'centiéu tot het honden van Chineesche speel- of dobbeltafels. ^ dobbelspelen, is , No. 230, vervangen door een licen¬ tiestelsel. dat bij dat Staatsblad voor geheel N.-l. op uniforme wijze is geregeld. i jrentiën tot verstrekking van opium. Vergunning tot het houden van een pandhuis oi ba ^Bellsting op het slachten van runderen, buffels, paarden en varkens in de verschillende gewesten. Belasting op de bedrijfs- en andere inkomsten op Java en Madoera en op de Buitenbezittingen. Belasting van een per mille ten behoeve der armen. Bedrijfsbelasting van de Inlandsche burgers in de residentie Menado. Bedrijfsbelasting van de Inlandsche bevolking inde afdeelingen Boeleleng, Djembrana en Lombok der residentie Bali en Lombok. Bedrijfsbelasting van de Inlandsche bevolking terhoofdplaats Palembang. Hoofdelijke belasting in verschillende gewesten. Belasting voor het aanleggen en onderhouden van de wegen ter hoofdplaats Benkoelen. Hassilbelasting in liet Gouv. Atjeh en Onderh. Vertieningsbelasting (poeloehan) in de rechtstreeks aan het Nederl. gezag onderworpen gedeelten van de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. Belasting op het graven van diamant in de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. Belasting op boschproducten in de residentie Zuider en Oosterafdeeling van Borneo. Belasting in het Gouv. Celebes en Onderh. onder de benaming „tiende van liet rijstgewas". Belasting op de specerijperken te Banda. Belasting op vischvijvers. St. 1906 No. 36. St. 1879 No. 267 zooals het luidt ingevolge St. 1899 No. 268 ten aanzien van de bij St. 1893 No. 30 en 1905 No. 290 geregelde belasting op de vischvijvers op Java en Madoera, met uitzondering van die in de residentiën Soerakarta en Djocjakarta en op de particuliere landerijen bewesten en beoosten de Tjimanoek, treedt in werking op 15 Jan. 1906. De resident stelt voor zijn residentie het kohier vast bij besluit, welk besluit bij eene beschikking van den Dir. van B. B. wordt goedgekeurd. Het model dwangschrift tot invordering dezer belasting is ook bij genoemd staatsblad vastgesteld. Belasting op de civiele processen in de Buitenbezittingen. De bepalingen op deze belasting, voor zoovet zii in eenige bezittingen buiten Java en Madoera nog werkt, zijn te vinden in de verschillende bepalingen op het rechtswezen in die bezittingen. Parelvisscherij. De parelvisscherij ordonnantie is vastgesteld bij b . 1902 No. 4 en gewijzigd bij St. 1903 No. 170 en 1911 No. 91. Zie Bijbl. No. 6298 voor de Instructie voor de handhaving dier bepalingen. Zie ook Bijbl No. 566 voor de model-overeenkomsten. Deze formulieren zijn ter Landsdrukkerij verkrijgbaar. Voor het gewest Zuid-Nieuw-Guinea zijn afzonderlijke bepalingen vastgesteld bij St. 1905 No. 50 terwijl bij'Bijbl. No. 6163 de Voorwaarden zijn aangegeven voor de vergunning tot het visschen naar, enz. in dat gewest. Bij St. 1893 No. 261 zijn vastgesteld de strafbepa Hngen op het visschen zonder vergunning naar parelschelpen, paarlemoerschelpen en tripang in de territoriale wateren van N.-I. door personen, niet behoorende tot de Inlandsche bevolking. St. 1906 No. 506. Tot het opsporen der bij St. 1902 No. 4 strafbaar gestelde feiten zijn op den voet van art. 10 van dat St mede bevoegd de stuurlieden der Gouvernementsmarine, gedetacheerd op het voor den dienst in de wateren der aroe-eilanden aangewezen politie- en communicatie vaartuig. St. 1908 No. 49. . Bevoegdheid van de met het toezicht op het visschen naar parelschelpen, paarlemoerschelpen en (of) tripang belaste Eur. politiebeambten, hoe ook genaamd het opsporen van de in de P. V. ordonnantie strafbaar gestelde feiten. Idem varf de°n gelijken civielen gezaghebber te Boeton. ie verklaren dat aan geen door lietGouv. erkenden Inlandschen Zelfbestunrder de beschikking toekomt over inkomsten uit de visscherij naar parelschelpen, paarlemoerschelpen of tripang binnen drie Engelsche zeemijlen van de kusten der landschappen Banggaai, Boengkoe en Mori en der daartoe behoorende eilanden (St. 1908 No. J 26), der afdeelingen Loewoe, Boni (met uitzondering van het landschap Tanette), Pare-Pare en Mamoedjoe van het Gouv. Celebes en Onderhoorigheden (St. 1909 No. 206), en der afdeelingen Halmaheira (met inbegrip van het eiland Tidore) en Soelaeilanden, van de residentie Ternate en Onderh. (St. 1911 No. 615). INVORDERING VAN BELASTINGEN. Bij het Kon. besl. van 3 Juli 1879 No. 27 (Ind. St. No. 267), gewijzigd bij die van 18 Augustus 1899 No. 23 (Ind. St. No. 268), 15 Januari 1909 No. 18 (Ind. St. No. 203) en 11 Nov: 1910 No. 35 (Ind. St. 1911 No. 36), is eene regeling vastgesteld voor de invordering door middel van dwangschriften van de belastingen, begrepen in kohieren, registers, leggers of staten, vastgesteld door het administratief gezag, van de boeten beloopen wegens niet tijdige betaling van die belastingen, van de ten laste van de belastingschuldigen komende kosten van voorbereiding van den aanslag en van de opcenten, die door locale raden geheven worden op de hoofdsom. Bij art. 6 van eerstgenoemd besluit is bepaald, dat de Gouverneur-Generaal het tijdstip bepaalt, waarop dit besluit ten aanzien van elk belastingmiddel in werking zal treden. Ten aanzien van de formulieren van dwangschriften voor de invordering van belastingen zie men St. 1891 Nos. 47, 98, 112 en 118, 1894 No. 17, 1895 No. 296, 1897 Nos. 11 en 14, 1901 Nos. 23 en 216, 1903 No. 95, 1904 No. 277, 1907 No. 185, 1908 Nos. 15, 70 en 301 en 1911 No. 243. Bij St. 1906 No. 367 en 1907 No. 185 art. 3 sub a, zijn voor zooveel Java en Madoera betreft tot de uitgifte van dwangschriften bevoegd verklaard de Hoofden van Plaatselijk Bestuur, ieder voor liet ressort van zijne afdeeling, behalve voor zooveel betreft de afdeelingen Stad en Voorsteden van Batavia, Semarang, Soerabaja en Bandoeng, waar de uitgifte blijft opgedragen aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur. Zie hieromtrent de circ. Dir. Fin. van 14 September 1906 No. 687 19956. Voor de Buitenbezittingen, zie St. 1907 No. 185, art. 3 sub b. De ontvangst van de personeele belasting, de inkomstenbelasting en de verponding kan, in het belang van belastingschuldigen, die van het kantoor van den aloemeenen ontvanger, binnen wiens ressort zij gevestigd zijn, ver verwijderd wonen, door het betrokken Hoofd van Gewestelijk Bestuur, telkens voor den tijd van één jaar, worden opgedragen aan de ondercollecteurs of aan Europeesche ambtenaren binnen dat ressort, wier betrekking geoordeeld wordt daartoe den noo'digen tijd en de gelegenheid te geven (St. 1908 No 448) Zie ook de circulaires van den Directeur van Financiën van 24 April 1886 No. 6313, 15 Maart 1892 No. 3655 en 12 November 1908 No. 841/17875. Omtrent voorschriften ten aanzien van den aanslag in en de voldoening van de inkomstenbelasting van de schepen der Koninklijke Marine dienende officieren en machinisten, zie Bijbl. No. 6780, hierachter. Zie over bemoeienis van de controleurs bij het Binn. Bestuur met belastingen Bijbl. No. 5989, hierachter. Door het intrekken van eenige ondercollecteurs op Java is de perceptie der door die ambtenaren geïnde belastingen voor een deel overgegaan op de algemeene ontvangers, deels ook op andere daarvoor aangewezen ambtenaren. De Circ. Dir. van Fin. 27 November 1908 No. 850/18636 handelt over het innen der belasting op de bedrijfs-en andere inkomten door tusschenkomst van beheerders van ondernemingen. Zie omtrent de invordering in Nederland van aldaar vertoevende debiteuren van schuldig gebleven personeele- en inkomsten belasting of patentrecht, Bijbl. No. 6657 en 7041, hierachter. Zie omtrent de afschrijving van vorderingen de bepalingen in St. 1907 No. 327, enz. bij art. 24 1. C. W. Bijbl. No. 6780. BESLUIT. (') No. 12. Buitenzorg, 16 Januari 1907. Is goedgevonden en verstaan : o o Eerstelijk: Te bepalen als volgt: De ontvangst van het patentrecht van aan boord van de schepen der Koninklijke Marine dienende officieren en machinisten kan door den Commandant der Zeemacht en Chef van het Departement der Marine in Nederlandsch-lndië, in het belang der belastingschuldigen, voor zoover de betaling plaats heeft in het jaar, waarin de aanslag geschiedde, worden opgedragen aan den Officier van Administratie aan boord van het schip. De ontvangen gelden, benevens een uittreksel uit het daarvan aan te houden register van ontvang, worden door dien Officier van Administratie zoo dikwijls als de haven eener plaats wordt aangedaan, waar eene algemeene Landskas is, — en bij verblijf in zulk eene haven van langer dan een maand, eenmaal 'smaands,— in die kas overgebracht. Op het origineel ontvangregister wordt door den algemeenen ontvanger geteekend voor de ontvangst van het geld. (') Bij besluit van 30 Maart 1908 No. 17 werd bepaald dat het besluit van 16 Januari 1907 No. 12 mede van toepassing is op de aanslag in en de voldoening van de inkomsten belasting, behoudens dat in. Ten tweede, e, na „repatrieeren" worden ingelascht de woorden : „en overlijden" en aan het slot zullen moeten worden toegevoegd de woorden: „of overleden zijn". De Algemeene Ontvanger maakt, als hij niet die is van 's Lands kas te Batavia, de gelden aan dezen per stortingsbewijs over met bijvoeging van het evenbedoeld extract-register van ontvang. De Algemeene Ontvanger van 's Lands kas te Batavia neemt de gelden bij zijne boeken in op gelijke wijze, alsof zij door hem zeiven waren geind, en houdt toezicht op de richtige heffing van boeten. De bewaring van- en de controle op de geinde belastinggelden, zoolang zij zich in handen van de Officieren van Administratie bevinden, worden voor zooveel noodig geregeld door den Commandant der Zeemacht. Ten tweede : Den Commandant der Zeemacht en Chef van het Departement der Marine in NederlandschIndië uit te noodigen om, mede ter uitvoering van het hiervoren onder artikel 1 bepaalde, te beginnen met het belastingjaar 1907 : a. het noodige te verrichten voor de toezending in den loop van de maand Januari aan den Resident van Batavia van eene opgave van alle officieren en machinisten, die bij den aanvang van het belastingjaar dienen op een der hier te lande aanwezige, in deze gewesten dienstdoende schepen der Koninklijke Marine, onverschillig waar die schepen zich op dat oogenblik in den Indischen Archipel bevinden ; b. een gelijke opgave te doen indienen bij aankomst in den loop van het belastingjaar, van een voorden dienst hier te lande bestemd schip der genoemde Marine, voor zooveel betreft de daarop dienstdoende officieren en machinisten, en van de officieren en machinisten, die, per particuliere gelegenheid in Indië aangekomen, bestemd zijn om aan boord van bedoelde schepen dienst te doen; c. in het belang van een geregelden gang van zaken bij den aanslag in- en de voldoening van het personeel der Marine zorg te dragen voor eene spoe- dige doorzending van de aangiftebiljetten en aanslagbiljetten zoomede van de eventueele correspondentie tusschen de belastingschuldigen ter eene zijde en den Resident van Batavia en de patentcommissie te Batavia ter andere zijde; d. de Officieren van Administratie aan boord van meei bedoelde schepen te voorzien van de noodige instructiën met betrekking tot de door hen te voeren administratie van de ontvangen patentbelasting en hun voorts de uitreiking der aangifteen aanslag-biljetten in de patentbelasting oÖp te ïagen met last van den datum der uitreikina van de aanslagbiljetten op elk biljet melding te makene van het repatrieeren en overlijden van officieren en machinisten in den loop van het belastingjaar mededeel ing te doen verstrekken aan den Resident van atavia, opdat deze in de gelegenheid zij den aanslag te verminderen van hen die Nederlansch-Indië hebben verlaten of overleden zijn. Extract enz. Bijbl. No. 5989. ÏJ°' 7;JL . Buitenzorg, 18 Februari 1904. er Regeering is de wenschelijkheid gebleken om de dezerzijdsche circ. van 30 April 1897 No. 978 betreffende het verbod om aan de Controleurs bij hetB.B. emoeienissen met belastingen, waaraan Europeanen onderworpen zijn, op te dragen, te verduidelijken en daartoe de overwegingen, welke aan die aanschrijving ten grondslag lagen, omstandiger in het licht te doen stellen. Het uitvaardigen van bedoeld verbod hield verband met het der Regeering ter oore gekomen feit, dat de Controleurs bij het B.B. op Java en Madoera in sommige atdeehngen eene uitgebreide bemoeienis werd ^even met de inning der belastingen" van Europeanen, die ac iterstallig waren, in plaats dat het betrokken Hoofd van Plaats Bestuur het werk zelf deed of met behulp zijn Alg. Ontvanger of door den achterstalligen schriftelijk aan te manen. Zoo zouden er afdeelingen zijn waar de Controleurs eene opgaaf kregen van de achterstalligen in personeele-, patent-en verpondingsbelasting, om voor de inning te zorgen; zij moesten dan (Teze personen aanmanen, herinneren, het geld in ontvangst nemen, dat aan den Alg. Ontvanger of aan het Hoofd van Plaats. Bestuur overmaken en den belastingschuldigen eene voorloopige kwitantie toezenden. Ook kwam het voor dat met de Controleurs aecorrespondeerd werd over verdwenen achterstallige belastingschuldigen, wat geheel onnoodig was, wanneer het Plaatselijk Bestuur door de politiehoofden het onderzoek naar deze personen deed instellen. Rekening houdende met deze overwegingen, zij daarom vooropgesteld dat het verbod slechts beoogde een einde te maken aan de verrichtingen van de Controleurs ten aanzien van de „inning" der belastingen en van de daarmede nauw verband houdende „opsporing van verdwenen achterstallige belastingschuldigen , en dus ook alleen op deze verrichtingen betrekking heeft. Wat voorts de vraag betreft, welke heffingen bedoeld worden met „belastingen, waaraan Europeanen onderworpen zijn", moge wordenlopgemerkt dat weliswaar in de personeele belasting en de verponding naast Europeanen óók personen van anderen landaau deelen en derhalve uit de aangehaalde bewoordingen ook wel te lezen zou zijn dat bemoeienis met die belastingen in haar geheel verboden moet worden geacht, doch dat die lezing onjuist zou zijn, wijl inderdaad slechts een verbod, de Europeesche belastingschuldigen betreffende, beoogd werd. Betreft het verbod alléén de inning der belastingen, dan blijft geen ruimte over voor de opvatting, als zou het zich tevens tot andere onderdeelen van het belastingwezen uitstrekken. De vraag b. v. of een Controleur al dan niet als lid, tevens Secretaris der Commissie voor den aanslag in het patentrecht mag fungeeren, moet mitsdien als niet de „inning" der belastingen betreffend, bevestigend worden beantwoord. De Regeering heeft dan ook geen bezwaar tegen het inroepen der medewerking van de Controleurs, voor zoover betreft „den aanslag" van belastingen. In vele gevallen en wel inzonderheid ten aanzien van Europeesche belastingschuldigen in afgelegen streken, zal de betrokken Controleur bij uitstek, zoo niet uitsluitend dè persoon zijn, van wien behoorlijke gegevens voor de vaststelling van den aanslag zijn te verkrijgen. Die voorlichting van de hand te wijzen, kan daarom zeker niet bevorderlijk zijn aan een goeden gang van zaken, noch aan de geldelijke belangen van den Staat. Mits niet in beuzelachtige nasporingen ontaardend, zal trouwens—behalve op de groote hoofdplaatsen, waar echter zeer wel geheel of ten deele andere personen daartoe te benutten zijn en ook gebezigd plegen te worden die bemoeienis, welke ten opzichte van andere landaarden reeds niet is uitgesloten, aan den eigenlijken werkkring van den Controleur geen noemenswaardige afbreuk behoeven te doen en niet minder daarbij passen dan bijv. de aanslag dér bedrijfsbelasting van Inlanders en Vreemde Oosterlingen en tal van andere bezigheden, welke dien Bestuursambtenaren worden opgedragen, ofschoon strikt genomen, evenmin van controleerenden aard. Iets anders wordt het, wanneer die ambtenaren mede lastig gevallen worden met bemoeienissen, geen verband houdende met de uit hunne betrekking voortvloeiende meerdere bekendheid met plaatselijke bijzonderheden, als de uitreiking van aanslagbiljetten, de inning van achterstallige belastingen enz., dienstverrichtingen, welke, ondanks het verbod der Regeering, zooals Zij vernomen heeft, ook thans nog hier en daar van de Controleurs worden gevorderd. Ook daarbij zal het wel niet mogelijk zijn steeds angstvallig de inmenging van den Controleur te ver- mijden, maar wat een enkelen keer wellicht noodig is en dan ook geen bezwaar kan opleveren, wordt dit wel degelijk wanneer feitelijk stelselmatig de Controleurs met die werkzaamheden, althans met de zorg voor de uitvoering daarvan, worden belast, hetgeen de Landvoogd eene noodelooze misbruiking der diensten van den Controleur blijft achten. Zooveel mogelijk behooren die werkzaamheden van het bureau der Hoofden van Plaatselijk Bestuur zelve uit te gaan, zoo noodig met gebruikmaking van het Inlandsch Bestuurspersoneel, tot welks ambtelijken werkkring de meeste dier verrichtingen althans eerder te rekenen zijn dan tot dien van de Controleurs. Uit een en ander volgt dus dat deze nieuwe aanschrijving de strekking heeft om het verbod van bemoeienis der°Controleurs te beperken tot andere aangelegenheden dan die, welke bepaaldelijk betrekking hebben op de bepaling van den belastingaanslag. Indien echter in gevallen van exceptioneelen aard, bemoeienis omtrent die andere aangelegenheden onvermijdelijk mocht zijn, dan zal, naar het gevoelen van den Landvoogd, ook sprake kunnen, zijn van het vragen van inlichtingen over belastingschuldigen en belastingaangelegenheden aan de Controleurs, doch dan ook hiervoor alleen en met het oog op bedoelde onvermijdelijkheid eerst dan, wanneer die inlichtingen niet op andere wijze te verkrijgen zijn. Wijders zal er op gelet moeten worden dat de bemoeienissen, ook wat den belastingaanslag aangaat, niet zullen ontaarden in nasporingen, welker beteekenis niet in evenredigheid is met den daarvoor vereischten arbeid en den duur der onttrekking aan dienstverrichtingen van meer gewichtigen aard. Met het oog op de reeds vermelde omstandigheid, dat niettegenstaande de vroegere wilsverklaringen van de Regeering te dezen aanzien, aan de daarbij door Haar bedoelde misbruiken nog niet overal een einde is gekomen, is het verder een uitdrukkelijk verlangen van den Gouverneur-Generaal, dat alle met de in deze aanschrijving voorgeschreven gedragslijn strijdige plaatselijke regelingen of gebruiken, terstond worden afgeschaft en voortaan aan de behoorlijke naleving dier gedragslijn stipt de hand worde gehouden. Ik heb de eer, ingevolge een bekomen opdracht, UHEdG. het vorenstaande mede te deelen met verzoek U daarnaar te willen gedragen. De le Gouvernements Secretaris. Bijbl. No. 6657. Aan de Hoofden van Gew. Bestuur. No, 732/6871. Batavia, 5 April 1907. Meermalen wordt de tusschenkomst van dit Dep. ingeroepen tot invordering in Nederland van aldaar vertoevende debiteuren van de door hen in Indië schuldig gebleven belasting, zonder dat de gegevens worden verstrekt, noodig om bij mijn Dep. en ook bij het Min. van Koloniën, ingeval van reclame van de belastingschuldigen, te kunnen nagaan of het bedrag der belasting en c. q. dat van de verschuldigde boete wegens te late betaling, juist is berekend. Ten einde het vragen van nadere inlichtingen in den vervolge zooveel mogelijk te voorkomen, heb ik de eer UHEdG. te verzoeken de vorenbedoelde gegevens voortaan te willen opnemen in een staat, ingericht volgens het hierbij gaand model. (') Bijbl. No. 7041. Aan de Hoofden van Gew. Bestuur. No. 860/3514. Batavia, 5 Maart 1909. Met terugzicht op mijn rondschrijven van 5 April 1907 No. 732/6871, veroorloof ik mij UHEdG. te verzoeken, om wanneer door U de tusschenkomst van dit Dep. (') Voor het model zie het Bijbl. De staten zijn opgenomen in de lijst van de Landsdrukkerij van gedrukten behoorende tot het Dep. van Fin. onder No. 126 en op aanvragen aldaar verkrijgbaar. wordt ingeroepen tot invordering in Nederland van aldaar vertoevende debiteuren, van door hen in Indie schuldig gebleven personeele belasting, inkomstenbelasting of patentrecht, die debiteuren—ter vereenvoudiging en bespoediging van de behandeling der aanvragen-te onderscheiden in drie groepen, n. 1. Ie. landsdienaren, niet behoorende tot het personeel der Kon. Marine, 2e. personeel dier Marine, 3e. particulieren, en Uwe aanvrage tot invordering ten aanzien van elke groep te doen geschieden bij afzonderlijk schrijven, onder overlegging van een op die groep betrekking hebbende staat als bedoeld bij mijn in hoofde genoemde circulaire. invordering van locale belastingen. St. 1906 No. 455. Heeft goedgevonden en verstaan: ARTIKEL 1. De belastingen, begrepen in kohieren, registers, leggers of staten, vastgesteld door locale raden, de verhoogingen van die belastingen wegens niet tijdige betaling en de kosten van voorbereiding van den aanslag iti die belastingen, voor zoover die volgens de verordeningen regelende de heffing dier belastingen op verlangen van den belastingschuldige te zijnen laste zijn gemaakt, worden ingevorderd door middel van dwangschriften. ARTIKEL 2. De dwangschriften dragen aan het hoofd de woorden: „In naam des Konings" en bevatten, volgens een voor elk belastingmiddel afzonderlijk bij locale verordening vast te stellen formulier, een extract uit het kohier, het register, den legger of den staat, zoomede den last tot betaling. ARTIKEL 3. De dwangschriften hebben dezelfde kracht en worden op dezelfde wijze ten uitvoer gelegd als de grossen van in kracht van gewijsde gegane vonnissen in burgerlijke zaken. Tot de uitgifte zijn bevoegd de Voorzitters der Locale raden. ARTIKEL 4. De tenuitvoerlegging der dwangschriften geschiedt namens den Voorzitter van den Localen raad, met vermelding alleen van zijne qualiteit, zonder bijvoeging van zijn naam, bij de rechtbank of den rechter, die organiek is aangewezen om in den regel recht te spreken op burgerlijke rechtsvorderingen, ingesteld tegen personen van den landaard van den belastinschuldige als gedaagden. Voor zoover de dwangschriften zijn uitgevaardigd tegen Inlanders en met hen gelijkgestelden, kunnen zij, behalve op hunne goederen, ook worden ten uitvoer gelegd bij lijfsdwang. De kosten van lijfsdwang komen ten laste van het ressort van den localen raad. OPCENTEN. In verband met de voorgenomen heffing van opcenten op de hoofdsom der verponding door ressorten van Locale raden is het achtste lid van artikel 49 der Locale radenordonnantie gewijzigd bij St. 1910 No 655, als volgt: Ingeval van heffing van opcenten op de hoofdsom eener landsbelasting, geschieden de vaststelling van de bedragen der verschuldigde opcenten en de wijziging van de bedragen, overeenkomstig de betrekkelijke locale verordeningen, door dezelfde autoriteit, aan wie een en ander wat de hoofdsommen betreft is opgedragen, behoudens dat ten aanzien van reeds vastgestelde kohieren der verponding, ingeval van heffing van opcenten op de hoofdsom dier belasting of wijziging in het getal opcenten in den loop van het belasting tijdvak, de bedragen der verschuldigde opcenten in het kohier worden opgenomen en vastgesteld door het Hoofd van Gewestelijk Betuur ter plaatse, waar het kohier bij 's landskas berust of, indien te dier plaatse geen hoofd van gewestelijk bestuur is gevestigd, door het Hoofd van Plaatselijk bestuur. Bijbl. No. 7129. Aan de Locale raden (met uitzondering van den Gewestelijken Raad van Rembang en den Gemeenteraad van Batavia). No. 864. Buitenzorg, den 2en April 1909. Door een Localen raad is de goedkeuring van de Regeering verzocht op een door dien raad vastgestelde verordening tot heffing van opcenten op de hondenbelasting (Staatsblad 1906 No. 283). De Regeering heeft echter gemeend Hare goedkeuring aan die verordening te moeten onthouden en Zij heeft Zich daarbij laten leiden door de volgende overwegingen. Eene verordening als hoogerbedoeld kan, naar het der Regeering voor komt, tweeërlei strekking hebben, namelijk of om door de heffing van opcenten te geraken tot eene beperking van het aantal honden in 's Raads ressort en dientengevolge tot eene vermindering van de kans op hondsdolheid, d i. eene politioneele strekking, öf om eigen geldmiddelen van dat ressort te versterken d. i. een fiscale strekking. In het eerste geval verzet artikel 12 van het Decentralisatie-besluit (Staatsblad 1905 No. 137, juncto Staatsblad 1908 No. 459) zich tegen de goedkeuring, aangezien de Locale verordening alsdan beoogt een punt te regelen, waaromtrent reeds voorzien is bij een algemeene verordening t. w. de ordonantie in Staatsblad 1906 No. 283 tot heffing van een belasting op honden, welke belasting, zooals uit considerans der ordonnantie blijkt, hoofdzakelijk bedoeld is als maatregel tegen de hondsdolheid en derhalve eveneens meer bepaaldelijk een politioneele strekking heeft. Heeft een Locale verordening tot heffing van opcenten op de hondenbelasting echter een fiscaal karakter, dan moet de Regeering bezwaar maken Hare goedkeuring te verleenen op grond van de beweegredenen, welke Haar indertijd er toe geleid hebben om de landsbelasting op honden op een bedrag van niet meer dan ƒ1.— te stellen. Deze overwegingen komen in hoofdzaak hierop neer dat, — waar een verschil in het bedrag van de belasting voor Europeanen en voor Inlanders niet wenschelijk voorkwam met het oog op de daaraan verbonden al te groote kosten van controlemiddelen, welke alsdan noodig zouden zijn, — de hoegrootheid van de belasting geheel gebaseerd moest worden op de draagkracht van de Inlandsche bevolking: terwijl het bovendien onbi llijkt voorkwam de belasting, welke slechs in enkele gedeelten van Nederlandsch-Indië wordt geheven en geen fiscaal karakter heeft, tot een hooger bedrag dan ƒ1.— op te voeren. Door de mededeeling van het bovenstaande heb ik de eer van eene van den Gouverneur-Generaal ontvangen opdracht mij te kwijten. De 1ste Gouvernements-Secretaris. HET HEFFEN VAN BELASTINGEN EN RETRU BUTIËN VAN LOCALE ZELFBESTUREN. Bijbl. No. 6457. De volgende regelen zijn aangenomen voor de gedragslijn der Regeering met betrekking tot het heffen Deel II 22 van belastingen en retributiën van Locale zelfsbesturen, 1. Gebiedsdeelen met eigen geldmiddelen moeten ter zake van al hetgeen tot hun uitsluitende bevoegd heid als publiekrechtelijke lichamen behooren zal, van belasting worden vrijgesteld. Bewegen zij zich echter op terrein, dat ook voor ieder bijzonder persoon toegankelijk is, dan moeten zij worden onderworpen aan de belastingen, die anderen in zulke omstandigheden opbrengen. 2. Zij worden ten aanzien van landsbedrijven en domeinen met bijzondere personen gelijkgesteld. Bij hunne exploitaties kunnen zij het Land op gelijke wijze behandelen. 3. De Regeering behoudt zich voor van de onder 1 en 2 omschreven algemeene regelen af te wijken, wanneer bijzondere omstandigheden zulks wenschelijk maken. IN VERBAND MET DE DECENTRALISA1 IE GEGEVEN VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE: HET BEHEER DER GELDMIDDELEN VAN GEMEENTEN. St. 1905 No. 220. Is goedgevonden en verstaan: Krachtens artikel 62, tweede lid, artikel 63, eerste lid en artikel 73, tweede lid, der Locale raden-ordonnantie (Staatsblad 1905 No. 181) vast te stellen de volgende voorschriften betreffende het beheer der geldmiddelen van gemeenten. ARTIKEL 1. 1. De bevelschriften tot betaling worden opgemaakt volgens het bijgevoegd model No. 1, met zwartlen inkt te drukken op wit papier. 2. Van elk bevelschrift wordt een voor afschrift gewaarmerkt duplicaat aangehouden volgens het bijgevoegd model No. 2, met rooden inkt te drukken op wit papier. 3 De bevelschriften worden aan de rechthebbenden afgegeven. De duplicaten blijven, met de daaraan vast te Lechten bewijsstukken, in het kantoor van 's raads voorzitter. ARTIKEL 2 Ten kantore van 's raaads voorzitter worden, voor eiken dienst afzonderlijk, de volgende registers aangehouden volgens de bijgevoegde modellen nos. 3 tot en met 9: (') a. van uitgaven, b. van sommen, ter goede rekening verstrekt, c. van ingekomen vorderingen, d. van afgegeven bevelschriften tot betaling, e. van beschikbaar gestelde sommen. ƒ. van ontvangsten en g. van uitgereikte opdrachten tot invordering. ARTIKEL 3. 1. De boekingen in het register model no. 3 geschieden met behulp van de duplicaat-bevelschriften tot betaling, en van de verantwoordingen van ter goede rekening verstrekte sommen (St. 1910 No. 587). 2. Alle sommen, ter goede rekening worden bij de verstrekking geboekt in het register model No. 4. (St. 1910 No. 587). 3. In het register model No. 5 worden de vorderingen geboekt dadelijk nadat zij zijn ingekomen. Eene door of namens 's raads voorzitter onderteekende verklaring, vermeldende de dagteekening van indiening, wordt op de ingekomen vorderingen gesteld. Worden deze stukken (') De modellen Nos. 3, 4 en 8 van de registers, bedoeld sub a. b en ƒ worden vervangen door de bijgevoegde gelijknamige modellen. St. 1910 No. 587. niet in orde bevonden, dan worden zij, onder mededeeling van de gebreken, ten spoedigste aan de belanghebbenden teruggegeven. 4. In het register model No. 7 worden aangeteekend de beschikkingen, waarbij voor de uitvoering van werken, voor bijzondere werkzaamheden of andere onderwerpen, een bedrag als maximum van uitgaaf is aangewezen. Na afloop, hetzij van de zaak, hetzij van den termijn, en in elk geval jaarlijks, wordt de post afgesloten met vermelding over hoeveel meer of minder dan het toegestaan maximum is beschikt, in het eerste geval met aanteekening van de maatregelen, ter zake van de overschrijding genomen. Blijft het bedrag of een gedeelte daarvan ook in een volgend jaar beschikbaar, dan wordt het overgebracht in het register van dat jaar, met wederkeerige verwijzing tusschen de beide registers. 5. De boekingen in het register model No. 8 geschieden uit de extracten kasboek van den kashouder en uit de verantwoordingen van de overige rekenplichtigen met de inning van gelden belast. (St. 1910 No. 587). ARTIKEL 4. Voor zoover invordering van bedragen niet behoort plaats te hebben krachtens bevelschriften tot betaling, worden voor de invordering van de aan eene gemeente toekomende gelden opdrachten uitgereikt aan den gemeentekashouder volgens het bijgevoegd model No. 10. Van de betalingen geeft de gemeentekashouder dadelijk kennis aan den voorzitter van den gemeenteraad. ARTIKEL 5. 1 Door den gemeentekashouder worden, voor eiken dienst afzonderlijk volgens de bijgevoegde modellen Nos. 11 en 12 aangehouden: a. een kasboek en b. een memoriaal van inkomsten. 2. In het kasboek worden alle ontvangsten en uitgaven dadelijk ingeschreven. Het wordt dagelijks afgesloten met vermelding van het saldo. 3. De kashouder teekent onder de afsluiting aan of het boeksaldo met het saldo in kas overeenkomt en zoo neen, welk verschil er bestaat. 4. Binnen acht dagen na afloop van elke maand zendt de kashouder een extract uit het kasboek in tweevoud aan den voorzitter van den gemeenteraad, onder bijvoeging van de betrekkelijke origineele bevelschriften tot betaling. Na onderzoek door de commissie voor de financiën wordt een exemplaar van liet extract aan den kashouder teruggezonden, voorzien van eene verklaring betreffende de bevinding der commissie. 5. In het memoriaal van inkomsten worden geboekt alle inkomsten, in te vorderen krachtens door den voorzitter van den gemeenteraad uitgereikte opdrachten model No. 10. 6. Het kasboek en het memoriaal worden door den voorzitter van den gemeenteraad gefolieerd en geparafeerd. ARTIKEL 6. 1. De rekenplichtigen, die hunne ontvangsten overstorten bij den gemeentekashouder, leggen bij elke storting over eene met den datum der verzending gedagteekende en door hen onderteekende opgaaf in drievoud van den aard der over te storten gelden en het bedrag, uitgedrukt in cijfers en letters. 2. Twee exemplaren van de opgaaf worden door den kashouder, voorzien van eene gedagteekende kwijting, teruggegeven aan den overstorter, die een van deze exemplaren in zijn archief bewaart en het andere overlegt bij zijne verantwoording. Het derde exemplaar blijft ten kantore van den kashouder, nadat het nummer der boeking in het kasboek daarop is aangeteekend. 3 Voor «verstarringen van denzelfden aard wordt door een rekenpliehtige op één dag niet meer dan een nncrave in drievoud verzonden. 4 Wanneer een rekenpliehtige op een tijdstip, voor overstarting aangewezen, geen ontvangsten heeft over eten»" zenit hij den kashouder eene met den datum der verzending gedagteekende nihilopgave ,n 5 Op alle exemplaren der opgaven iook op de nihil-staten) wordt, bij wijze van een aan den voet van het stuk gestelde en afzonderlijk onderteekende noot, rn letters vermeld de datum der laatstvorige opgave, dan wel de verklaring gesteld dat, voor zoover den opgever bekend.de opgave de eerste is van haren ARTIKEL 7. Rii terugstorting van ongebruikt gebleven gedeelten van ter goede rekening verstrekte sommen worden door de terugstorters gelijke opgaven opgemaakt en ingezonden als in artikel 6 voorgeschreven, met d,en ver r^ïeiptMig^inet de voor den gemeentekashouder bestemde exemplaren der opgaven, "" J'" ® exemplaar rechtstreeks wordt ingezonden aan voorzitter van den gemeenteraad; kt ö. geen nihil-opga.en behoeven te worden opgemaakt en ingezonden. ARTIKEL 8. (Vervallen». (Zie voor de modellen St. 1905 No 220 en 1910No. 587.) St. 1906 No. 158. Is goedgevonden en verstaan. bij het besluit van 23 Maart ïyuo hiad No 220), zijn van toepassing °P h h er der geldmiddelen ook van andere gebiedsdeelen met eigen geldmiddelen dan gemeenten, zoodat overal waar in die voorschriften en de daarbij behoorende modellen sprake is van „gemeente", „gemeentekashouder", gemeentebegrooting" enz., daarvoor eventueel onderscheidenlijk wordt gelezen : afdeeling, afdeelingsraad, afdeelingskashouder, afdeelingsbegrooting enz., dan wel: gewest, gewestelijke raad, gewestelijke kashouder, gewestelijke begrooting enz.; b. artikel 8 dier gemeentelijke beheersvoorschriften vervalt. Afschrift enz. RETRIBUTIËN. Bij St. 1910 No. 309 werd artikel 50 der locale radenordonnantie ingetrokken. Jit artikel 50 bepaalde, dat alle regelingen betreffende betaling, te vorderen voor het gebruik of genot van openbare werken, bezittingen of inrichtingen aan het ressort van een raad behoorende of onder zijn beheer staande, zoomede voor diensten door of vanwege den raad verstrekt, moesten worden vastgesteld bij een raadsverordening onderhevig aan de goedkeuring der regeering. Voor alle retributiën, en recognitiën, als: betaling voor het gebruik van water uit een gemeentelijke waterleiding, betaling voor het gébruik van een openbare slachtplaats, voor een standplaats op den openbaren weg, b.v., voor een publieke vermakelijkheid, voor standplaatsen op passers etc. etc. moest dus tot heden een raadsverordening worden ontworpen, onderhevig aan de goedkeuring der regeering, waarvan veel heen en weer geschrijf en tijdverlies de gewone gevolgen waren. Een verordening is nu niet meer noodig; een eenvoudig raadsbesluit is voldoende. In een schrijven van den ln Qouvernements-secrataris, waarbij die intrekking van art. 50 aan de locale raden wordt medegedeeld, gaf deze namens den gouverneur generaal te kennen dat de regeering het preventief toezicht op de heffing van locale retributiën en recognitiën wenscht prijs te geven, maar, dat zij een repressief toezicht zal blijven uitoefenen, in dien zin, dat alle raadsbesluiten tot heffing van retributiën etc. te harer kennis moeten worden gebracht. Daarbij verklaart de regeering reeds a priori, dat, al behoeft bij het heffen van retributiën het maken van winsten niet geheel en al te worden buitengesloten, overmatige heffingen, als zijnde in strijd met het algemeen belang, niet door haar zullen worden toegelaten, terwijl speciaal bij heffingen, welke de inlandsche bevolking treffen, groote matigheid zal zijn te betrachten. Wat meer in 't bizonder betreft betalingen voor het gebruik of voor het schoonhouden van passers, te dien opzichte acht de regeer.ng het beoogen van winst, hoe gering ook, in elk geval in strijd met het algemeen belang. In het schrijven van den len gouvernements-secretans worden de „retributiën en recognitiën" aldus nader aedefiniëerd: Daartoe worden gerekend te behooren die verplichte bijdragen tot de openbare geldmiddelen, waartegenover een bepaalde tegenprestatie, hetzij in den vorm van een dienst, hetzij in dien van de verleening van vergunning, staat. Als tegenprestatien moeten hier niet worden beschouwd tegenprestatien in t algemeen, zooals bijv. verbonden aan zoogenaamde bizondere belastingen of aan doelbelastingen (belasting voor de straatverlichting) maar de zoodanige die tegenover dengeen, die de retributie te voldoen heeft, 111 t bizonder worden verleend. Dat deze omschrijving in grensgevallen eenige ruimte voor verschil van meening zal laten, ontveinst de regeering zich niet; in de practij zullen deze gevallen echter uitzonderingen zijn; men zal dan vooraf de meening der regeering kunnen inwinnen. Verpachting van de opbrengst van door locale rade. vastgestelde retributiën en recognitien zal slechts in zeer bizondere gevallen worden veroorloofd.