HET ADMINISTRATIEF-, HET GELDELIJK- EN HET MATERIEEL BEHEER IN NEDERLANDSCH-JNDIÊ IN DRIE DEELEN DOOR D. BRAKEL. DEEL III. Het Materieel Beheer. ï. Kolff & Co., 1913. <10383 HET ADMINISTRATIEF-, HET GELDELIJK- KN HET MATERIEEL BEHEER IN NEDERLANDSCH-INDIË IN DRIE DEELEN DOOR D. BRAKEL. DEEL I. DEEL II. INLEIDING Het administratief beheer. Het geldelijk beheer. DEEL III. Het Materiaal Beheer. Bandoeng, G. Kolff & Co., 1912. DEEL III. Het Materieel Beheer. VOORWOORD. Het doel, met de samenstelling van dit werk beoogd is om een betrouwbaren gids te geven, voor die ambtenaren, die, hetzij werkzaam bij een der onderdeelen der hier behandelde onderwerpen, hetzij door hunne plaatsing bij het Binnelandsch Bestuur, vele en velerlei bemoeienissen hebben met bijna alle takken van dienst. De verschillende verordeningen zijn opgenomen, zooals zij zijn aangevuld en gewijzigd tot heden, terwijl mede zijn opgenomen de Bijbladen, Circulaires, Besluiten, enz , welke ter zake der toepassing van de verordeningen in de praktijk, veelal eerst licht geven. Met het oog op de uitgebreidheid zijn de onderwerpen, welke geacht worden niet van genoegzaam algemeen belang te zijn, ook niet volledig behandeld, doch zijn betreffende deze de van kracht zijnde bepalingen aangegeven. Ten einde dit werk zoo betrouwbaar mogelijk te doen blijven, bestaat het voornemen jaarlijks een supplement te doen verschijnen, bevattende de veranderingen, welke in den loop van het voorafgaande jaar in de behandelde verordeningen zijn gekomen. Voor opmerkingen houdt zich aanbevolen. De samensteller. BANDOENG, 15 Januari 1913. INHOUD. HET MATERIEEL BEHEER. Eischen blz. 1 Regelen voor het materieel beheer, die het gevolg zijn van de bepaling, dat elk departement voorziet in de aanschaffing van eigen behoeften „ 10 Voorschriften omtrent de behandeling der materieele verstrekkingen van het eene departement aan het andere, in verband met het bepaalde bij art. 36 I. C. W. . „ 13 Regelen omtrent het toezicht der Alg. Rekenkamer „ 26 Regelen voor het materieel beheer bij het Dep. van Oorlog „ 28 Vrijwilligerkorpsen en Schietverenigingen „ 32 Afstand van goederen „ 34 Wapening der schutterijen .... „ 37 Inlevering van huizen en oud metaal . „ 38 Tamme stoeterij te Padalarang ... „38 Inventaris-goederen „ 39 Emballage-artikelen 44 Instructie voor de algemeene pakhuismeesters te Batavia, Semarang en Soerabaja . „45 Voorschriften voor het gecombineerd beheer der voorraden van de alg. pakh. te Batavia, Semarang, Soerabaja en Padang met die der Genie op genoemde plaatsen „ 58 Instructie voor de pakhuismeesters der Marine-magazijnen te Batavia en Soerabaja „ 59 Steenkolendepots voor de Marine in N. I. . „ 61 Voorschriften tot regeling van het beheer over idem blz. 62 Standplaatsen van idem „ 63 De dienst „Scheepvaart" „ 64 Buskruistmagazijnen voor particulieren . . „66 Magazijnsgoederen van de Ombiünmijnen . „ 70 Regelen omtrent de afschrijving van verloren, gebroken of op andere wijze onbruikbaar geworden goederen in materieel beheer. „ 72 Opname en overgave van 's Lands pakhuizen en bewaarplaatsen 73 Opname der restanten in de Marine-magazijnen te S 78 Voorschriften betreffende de vaststelling der kostprijzen van bij het Etablissement uitgevoerde werken „ 80 Opname der restanten in de bewaarplaatsen van het Dep. van Oorlog . „82 Opname van magazijnen behoorende onder het Dep. van Gouverneinentsbedrijven. „ 83 Vervoer van 's Lands goederen (Tran= sporten) „85 Beginselen te volgen bij het transport, daar waar Staatsspoorwegen zijn .... „86 Bijzondere bepalingen betreffende het vervoer op de S.S. in N.-l 91 Vervoer van munitie., enz „94 Bepalingen betreffende het transport van 's Lands goederen, enz. o. -o „ .y-o " °2 eo "o 2 > co .£ S « co^S®S® £■ « 41 -Ha-os < o hs « - ® nog te ver" -S l ® «, o 8 T> «2® ;.££ - s- -v -* £ ° 2" i2 Q£ _2 3 c co wachten op 0— 'S v S £ S'fc &cê g ^ || J2 deeische„p ?= ~ss sri ^ i i > -H~:? 5 "8 > ~ ! £ I van "&>3 = ^üIc^c£^^-ë0 ~ r £ ^ O °° m £ 3 13 £ »A 1 J -ë -a •» 1889 J-2 si !l|| E-i lió -g». O ;s:s 1 j i» » "gr! - i * -::: - -• "* g; kaï. , ,., 2 3C) 4 50 6 7 . » ,» " '"'> H 15 „» £~^ssr^ ™=-ï8^r—tSBHttüitsr „artikelen, welke niet in den magazijnsmventans voorkomen. -,rste verstrekking van eenig artikel kan b. v een groot (2) De bedoeling is eene opgave jaarsgewijze en met getotaliseerd over 31 ja ren. Eene eerste verstreKKmg^ ^ g IOU zijn af ,e leiden. verbruikcijfer daarvan in eenig jaar verklaren, zonder dat dit het groote ver rui cij er we^ zoodat j minder is uitgezonden dan geèischt. (3) Zijn er van eenig artikel eenige in Nederland voor proef of.dU geen edenomin deze kolom die hoeveelheid als hetgeen steeds uit de van Nederland toegezonden processen-verbaal van keuring blijkt, dan is dit geen rea niet a^®eb^aCqh'^t^p®^nvan Jen catal0gUs of andere bescheiden, waaruit de prijs overgenomen is. Ait cr^n r#»den om in deze kolom die hoeveelheid als zijn samengesteld, nadat zij zich volkomen overtuigd hebben, dat de aangevraagde goederen in verband met den daarvan in de magazijnen aanwezigen voorraad, werkelijk voor het gegeven dienstjaar benoodigd zijn; bijaldien het bedrag der eischen beduidend hooger is dan van vorige dienstjaren, wordt de meerdere behoefte, met vermelding van de speciale bestemming, bij memorie van toelichting aangetoond. Bijbl. No. 2296. De geldswaarde der geëischtegoederenwordt berekend naar de laatst bekende prijzen, moetende daarbij, zooveel doenlijk, de Ned. facturen worden geraadpleegd. Bovendien moet de totale geldswaarde van al de eischen, zonder onderscheid, met 6 °/0 (Bijbl. No. 1788) voor algemeene kosten van uitzending worden verhoogd. Bij de eischen moet de behoefte alleen worden berekend over hetgeen voor het Departement, dat de aanvraag doet, zelve benoodigd is. Hiervan zijn evenwel uitgesloten zoodanige artikelen, welke geacht kunnen worden in het algemeen meer bepaald aan de zorg van één Departement te moeten worden overgelaten, als: a. aan het Militair Departement, de ontbieding van buskruit, wapenen, geneesmiddelen en chirurgicale instrumenten, ook voor andere Departementen dan dat van Oorlog; b. aan het Departement van Financiën, de ontbieding van geldkisten. Bij het aanvragen van artikelen uit Europa tot een eenigszins beteekenend bedrag, waarmede bij het ramen der loopende begrooting geen rekening kan worden gehouden, moeten de Chefs der Departementen van algemeen bestuur tevens aangeven de wijze, waarop de voor de voldoening van die aanvraag vereischt wordende gelden gevonden zullen moeten worden, hetzij door overschrijving uit het II op het 1 Hoofdstuk, hetzij in zeer urgente gevallen door verhooging der begrooting (G. B. 29 Juli 1883 No. 25 artikel, 2). De hoeveelheden en dimensiën der aangevraagde artikelen moeten worden bekend gesteld in Nederlandsche gewichten en maten en daarbij moeten worden gebezigd de tegenwoordig gebruikelijke benamingen, zooals zij aangegeven zijn bij de in het Ned. Staatsblad van 1869 No. 57 opgenomen Wet. (Bijbl. No. 2278). Tevens is voorgeschreven, dat alle afmetingen in schrijfletters moeten worden bekend gesteld, ook wanneer zij onderdeelen van den meter bedragen. (G B. van 16 November 1882 No. 11). De eischen moeten met de meeste nauwkeurigheid en zorg worden opgemaakt en toegelicht door aantooningen van de werkelijke behoefte, opdat het Land geen schade worde teogebracht door bederf of nadeeligen verkoop der te veel geëischte provisiën. (Bijbl. No. 653). Bij de eischen moeten de aangevraagde artikelen voor zooveel de benamingen betreft, met de meeste duidelijkheid worden omschreven, onder opgave der juiste dimentiën en bijzondere vereischten der goederen, desnoodig onder bijvoeging van monsters, teekeningen en afzonderlijke toelichtingen, terwijl wijders, ingeval zulks uit den aard van het artikel zelve niet bepaald mocht blijken, in de kolom „aanmerkingen" van den eisch behoort te worden bekend gesteld, waarvoor hetzelve bestemd is. De goederen moeten in de eischen omschreven worden zooals ze uit Nederland in de betrekkelijke processen-verbaal vermeld worden, ter voorkoming, dat andere gelijksoortige goederen verzonden worden, waarvan de verzending niet bedoeld was (G. B. 10. December 1879 No. 18.) Ten aanzien van goederen reeds vroeger uit Europa ontvangen en andermaal geëischt, is voorgeschreven, dat instede van verwijzing naar facturen of scheepsgelegenheden betreffende die vorige bezendingen, zooveel mogelijk alleen bekend moeten worden gesteld de modellen, volgens welke de artikelen worden verlangd; bestaan geen modellen, dan behoort een voldoende omschrijving en toelichting te worden bijge- voegd, zoo noodig verduidelijkt door schetsteekeningen als anderszins. Bijbi. No. 2339. Indien de ondervinding heeft doen zien, dat sommige der aangevraagde artikelen eene bizondere inpakking vereischen, dan wel in verband tot de conservatie daarvan, bij grootere of kleinere partijen behooren verzonden te worden, moet zulks op de eischen worden bekend gesteld. Bij de op te maken eischen behoort te worden bekend gesteld de plaats van bestemming der aangevraagde artikelen, ten einde in Nederland zooveel mogelijk kunne worden zorggedragen, dat zij op hunne bestemmingsplaatsen worden gelost. (Bijbl. No. 3187). Op de eischen voor ijzerwerken moet achter de aangevraagde ijzersoorten steeds worden bekend gesteld hunne bestemming ter beoordeeling welk ijzersoort zal moeten worden gebezigd. Bijbl. No. 2968. Bij de afmetingen van LTïen soortgelijk ijzer moet tevens worden vermeld, welke speling kan worden toegestaan voor het geval de verlangde dimensiën niet mochten kunnen worden verkregen. (Bijbl. No. 3793). Ook moeten de Chefs van de Departementen van algemeen bestuur er voor waken, dat bij liet eischen van machineriën, enz., die van Buitenlatidsche firma's moeten besteld of verlangd worden en derhalve niet bij mededinging kunnen worden verkregen, de opgegeven prijzen op vertrouwbare grondslagen brusten. (G B. 13 December 1878 No. 12). Hierbij moet worden in acht genomen, dat alleen wanneer het bekend of te veronderstellen is, dat die werktuigen enz., niet in Nederland kunnen worden vervaardigd, men die van vreemden oorsprong mag nemen. (Ministeriëele dépêche 25 Februari 1876 La. F. No. 31/399). Bijbl. 4814, gewijzigd bij Bijbl. No. 5072. BESLUIT. No. 1. Buitenzorg, 30 December 1893. Eerstelijk: Met wijziging in zoover van de bestaande voorschriften betreffende het opmaken van en indienen der eischen van de ten behoeve van 's Lands dienst uit Nederland benoodigde goederen, te bepalen als volgt: I. Met uitzondering van de sub 11 hieronder bedoelde, hebben de eischen voortaan betrekking op een tijdvak van 12 maanden, loopende van October tot ultimo September; II. Voor zooveel betreft de eischen van benoodigdheden ten behoeve van de Landsdrukkerij en het Mijnwezen, van bovenbouw van bruggen en van kleedingstukken en stoffen voor de Marine, blijft als tijdperk, waarop zij betrekking hebben, het burgerlijk jaar gehandhaafd; III. Met uitzondering van de eischen van benoodigdheden ten behoeve van het mijnwezen en de tinwinning op BANKA en bovenbouwen van bruggen, welke respectievelijk uiterlijk op 1 Mei en 1 Augustus moeten zijn ingezonden, worden alle eischen ingediend voor of op 15 Februari. Ten tweede: Den Dir. der B.O.W. uit te noodigen om bij de indiening van den eisch voor materialen en instrumenten tevens op te geven het geraamde eindcijfer van den eisch van bovenbouwen van bruggen. Bijbl. No. 3751. De Min. van Kol. wenscht van alle afkeuringen — ook van die van minder belang—betreffende uit Nederland gezonden goederen ten behoeve van den Indischen dienst voortaan terstond mededeeling te ontvangen, opdat daarvan aan de betrokken leveranciers kunne worden kennis gegeven en, wanneer daartoe termen bestaan, de geleden schade op hen kunne worden verhaald. Naar aanleiding hiervan moet bij dergelijke afkeuringen de Regeering, onder toezending van de betrekkelijke processen-verbaal van bevinding, zoo spoedig mogelijk met de voorgekomen aanmerkingen in wetenschap worden gesteld. Bijbl. No. 3794. Onder de aandacht der Chefs der Departementen van Alg. Bestuur te brengen, dat rechtstreeksche correspondentie der Indische autoriteiten met leveranciers van uit Nederland aangevraagde goederen, of met personen die met het toezicht op de uitzending van goederen ten behoeve van den Indischen dienst belast zijn, in strijd is met de daaromtrent bestaande regelingen. (Zie ter zake: Rechtstreeksche correspondentie tusschen de indische departementen en het ministerie van koloniën. No. 10 en 79). Bijbl. No. 4615. Besluit van 29 Augustus 1890 No. 7. Mededeeling van het voorkomende in de Miss. van den M. v. K. van 16 Augustus 1889, Lett. F No. 20/1446, dat het aanbeveling verdient om voor geringe tekorten op door tusschenkomst van het Min. van Koloniën aangeschaft wordende artikelen, die niet voor het loopende, maar eerst voor het volgende jaar te wachten zijn, geen suppletoire eischen in te dienen, doch de gelijktijdig ingediend wordende gewone eischen, waaraan toch voldaan wordt in het begin van het jaar, waarin het te kort verwacht wordt, eenvoudig met die tekort komende hoeveelheden te verhoogen, waartoe de berekening, die in den eisch gevolgd wordt, zich van zelf leent. Bijbl. No. 4693. Algemeen moet als regel worden aangenomen, om bij de indiening van de jaarlijksche eischen of bij de mededeeling van het cijfer, dat die eischen zullen beloopen, tevens zooveel mogelijk op te geven of nog suppletoire aanvragen ten laste van de begrooting van het aanstaande jaar te wachten zijn en op welk bedrag daarvoor gerekend moet worden, en dat, indien onverhoopt meer moet worden aangevraagd dan het opgegeven bedrag beloopt, bij de indiening van den suppletoiren eisch tevens de middelen zullen worden aangegeven, waardoor overschrijding der begrooting voorkomen of vermeden kan worden. Bijbl. No. 5942. Aan de Hoofden der Dep. van Alg. Bestuur. No. 2387. Buitenzorg, 20 Juli 1903. Het is voorgekomen dat door een der Dep. goederen uit Nederland werden aangevraagd, waarvan nog een groote overtollige voorraad bij een ander Dep. aanwezig was. Naar aanleiding hiervan heb ik de eer, op last van den G.-G. UHEDG. er aan te herinneren, dat bij de opmaking van eischen uit Nederland of bij de aanschaffing van goederen in het algemeen, rekening gehouden moet worden met den aanwezigen voorraad ook bij andere Dep., ter voorkoming dat door het eene Dep. artikelen worden aangevraagd of aangeschaft, welke mogelijk bij een ander Dep. nog in voorraad zijn en kunnen worden gemist. Bijbl. No. 3752. De cognossementen, rekeningen, processen-verbaal van keuring, afpakkingslijsten enz. betreffende in een gegeven bodem geladen goederen, voor eenzelfden diensttak en dezelfde losplaats bestemd, worden tot dossiers vereenigd en ingeschreven op een staat als het hierbij gevoegde model La A. Deze dossiers en staten worden vervolgens met een geleidebiljet als het hierachter volgend model La B aan het betrokken departement van alg. bestuur verzonden— en wel voorzoover het verzendingen met zeilschepen betreft met de eerste mail NA en voorzoover het verzendingen met Stoomschepen aangaat, met de laatste mail VOOR het vertrek van het schip. De toezending van cognossementen aan de betrokken magazijnmeesters — hetgeen voofdien bij verzendingen met stoomgelegenheid plaats had — komt, als regel, te vervallen. Alleen voor het geval, dat zoo kort voor het vertrek van een stoomschip nog inlading b.v. voor Atjeli of Padang — plaats vindt dat langs den gewonen weg de daarop betrekking hebbende bescheiden eerst lang na aankomst van het schip in handen van den magazijnneester zouden kunnen komen, wordt ook aan dezen, gelijktijdig met de afzendingder verschepingsbescheiden aan het betrokken departement, een exemplaar van het cognossement, onder dienstcouvert en zonder geleidemissive, toegezonden. Ten aanzien echter van goederen voor de Staatsspoorwegen wordt voorshands in alle gevallen met het toezenden van een exemplaar der cognossementen aan de magazijnmeesters voortgegaan. Model La. A. OPGAVE VAN GOEDEREN bestemd voor het Departement van in Nederlandsch-Indië, geladen in het schip gezagvoerder Tak van dienst Losplaats Hoeveelheid « Volgnummer van bijgaande en benaming Toelich- ^er S ^ognos- pekenjn_ Proc. verb tingen. goederen. •£ semen £p' van s u teil- &CI1* keuring. Model^ Lett. B. Het Ministerie van Koloniën doet hierbij toekomen aan het Departement van in Nederlandsch Indië cognossementen betreffende goederen verzonden met het schip , zoomede de daarbij behoorende rekeningen, processen-verbaal van keuring enz.; een en ander omschreven in bijgaande opgaven. 's Gravenhage, 19.... Mij bekend De Secretaris-Generaal bij het Ministerie van Koloniën. Regelen voor het materieel beheer, DIE HET GEVOLG ZIJN VAN DE BEPALING, DAT ELK DEPARTEMENT VOORZIET IN DE AANSCHAFFING VAN EIGEN BEHOEFTEN. St. 1866 No. 151, gewijzigd en aangevuld als bij de artikelen is aangegeven. ARTIKEL 1. De goederen door eenig Departement van Algemeen Bestuur aangeschaft, worden door dat Departement zelf bewaard, verzorgd en beheerd. ARTIKEL 2. De goederen in 's Lands algemeene pakhuizen aanwezig, worden in verband tot de behoeften bij elk Departement verdeeld en onder het beheer gebracht van het Departement, waartoe ze bepaald worden te behooren. ARTIKEL 3. Door de hoofden van de Departementen van algemeen bestuur wordt voor de opschuring van goederen gebruik gemaakt van de Lands algemeene pakhuizen, staande onder burgerlijk beheer: a. op plaatsen, waar het Departement dat de goederen toebehoort, geen eigen pakhuisbeheer heeft; b. wanneer de bijzondere aard van goederen niet toelaat om ze bij eigen pakhuis in administratie te nemen. ARTIKEL 4. Bij de Lands algemeene pakhuizen worden de goederen tot ieder Departement behoorende, afgescheiden gehouden en afzonderlijk bij de pakhuisboeken verhandeld, onder het eigenaardig hoofd van het Departement. ('). De pakhuismeesters doen, behoudens hunne verplichting tot het afleggen van rekening aan de Algemeene Rekenkamer, van hun beheer verantwoording aan de betrokken hoofden van algemeen bestuur. (2). ARTIKEL 5. Nadat de goederen, overeenkomstig het bepaalde bij art. 2, zijn verdeeld en afgezonderd en vervolgens op het einde van iedere maand, zenden de pakhuismeesters der algemeene pakhuizen aan elk der Departementen waarvoor goederen zijn opgeslagen, een staat in der aanwezige restanten. St. 1909 No. 316. Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Te bepalen dat van het voorschrift in de art. 4 en 5 der Regelen voor het materieel beheer, betreffende het afscheiden, verdeelen en afzonderen van de tot elk Departement behoorende goederen in 's Lands algemeene pakhuizen, voor zooveel noodig kan worden afgeweken, wanneer dit door den Q. Q wenschelijk wordt geacht. (') Producten. Verschillende oogsten afzonderlijk te beheeren. Bijbl No. 1402 (2) Bij art. 1 lett. e van Stb. 1878 No. 103 is bepaald, dat overal waar geen effectieve of fungeerende algemeene pakhuismeesters zijn, en waar het tegendeel niet uitdrukkelijk is bepaald, het beheer en de administratie van de ten behoeve van het burgerlijk bouwdepartement in voorraad aanwezige materialen zal worden opgedragen aan den eerstaanwezend waterstaat-ambtenaar. Op die ambtenaren zijn dus van toepassing art. 90 der C W. en de regelen en voorschriften in Stb. 1866 No 151 en rust op hen de verplichting tot jaarlijksche inzending rechtstreeks aan de A. R. van de verantwoording der onder hun beheer zijnde Landsmaterialen enz, welke inzending moet plaats hebben vóór of op het einde der maand Januari van het jaar volgende op dat, waarover de verantwoording loopt; besluit van de Algemeene Rekenkamer van 21 Maart 1881 No. 2476. ARTIKEL ba, vastgesteld bij St. 1867 No. 107, is weer ingetrokken bij St. 1896 No. 20. Zie alsnu ter zake St. 1896 No. 21 bij: Regelen omtrent afschrijving van verloren, enz. goederen in materieel beheer. ARTIKEL 6. Het voorkomende bij de artikelen 3 tot en met 5 wordt, zooveel noodig ook in toepassing gebracht bij de militaire-en marine-magazijnen met betrekking tot het bewaren en verstrekken van zoodanige artikelen, die niet wel bij de andere Departementen in afzonderlijk beheer kunnen worden genomen, voor zoover namelijk het geringe of zeldzame van de verstrekkingen, of het eigenaardige van de bewaring (zooveel dit laatste betreft b.v. van kruit) niet aan onderlinge regularisatie de voorkeur moet doen geven. ARTIKEL 7. De goederen die plaatselijk worden ingekocht en tot dadelijk verbruik zijn bestemd, worden rechtstreeks aan den verbruiker afgeleverd en niet bij de pakhuizen ingenomen of verhandeld. ARTIKEL 8 (') Aanvragen tot verstrekkingen uit 's Lands pakhuizen geschieden: a. te Batavia (2) (') Zie bij: Regelen omtrent afschrijving van verloren, enz. goederen in materieel beheer. (2) Bijbl. No. 2 49. Eerstelijk: Intrekking van Bijbl. No. 2101. Ten tweede: Aan den resident van Batavia te kennen te geven dat hij, evenals de andere hoofden van gewestelijk bestuur, geroepen en verplicht is, om in zoo verre hij niet bij art. 16 van de regelen van het administratief beheer (St. 1866 No. 149) (Zie thans St. 1910 No 312) en bij art 8 van de regelen voor het materieel beheer (St 1866 No. 15 ) daarvan uitdrukkelijk is ontlast, de hoofden van de departementen van algemeen bestuur in de uitoefening van hun beheer bij te staan. op schriftelijke machtiging van-of namens de hoofden der departementen van algemeen bestuur; b. op andere plaatsen van Java en Madoera en op bezittingen daarbuiten, zooveel het burgerlijk beheer aangaat: op schriftelijke machtiging van de hoofden van gewestelijk-of in spoedvereischende gevallen van de hoofden van plaatselijk bestuur; Zooveel het militair-beheer betreft: op schriftelijke machtiging van zoodanige autoriteiten, als door het Hoofd van het Dep. van Oorlog worden aangewezen, en op diens verzoek, van de Hoofden van Gew. Best. of in spoed vereischende gevallen, van de Hoofden van PI. Best. Zooveel het marinne-beheer betreft: op schriftelijke machtiging van zoodanige officieren of ambtenaren tot het Marine-Departement behoorende, als door het Hoofd van genoemd Departement worden aangewezen; en, op diens verzoek, van de Hoofden van Gew., of in spoedvereischende gevallen, van de Hoofden van PI. Bestuur. Geen machtiging tot aanvraag wordt door- of namens het Departement dat de goederen behoeft verleend, dan nadat men zich heeft overtuigd, dat de waarde der goederen kan worden gebracht ten laste van toegestane sommen of credieten. VOORSCHRIFTEN OMTRENT DE BEHANDELING DER MATERIEELE VERSTREKKINGEN VAN HET EENE DEPARTEMENT AAN HET ANDERE, IN VERBAND TOT HET BEPAALDE BIJ ART. 36 DER I. C. W. ARTIKEL 9. Verstrekking van goederen tot het Landsbeheer be- hoorende, van het eene Departement aan het andere heeft alleen plaats: (') als de aard van het artikel geene oplegging van eigen voorraad toelaat; als overtollige voorraad het verbruik door een ander Departement wenschelijk maakt, of wanneer verstrekking om eenige andere reden in 's Lands belang noodig js (2) (3) (') Of in den boezem van het Departement van den eenen 1ak van dienst aan den anderen, wanneer afzonderlijk gelden zijn toegestaan. (Bijbl. No '3421). (2) Verevening der geldswaarde van materieel, ontvangen van het Departement van Oorlog, heeft niet plaats voor: a. munitiën verstrekt aan : le. de schutterijen, pradjoerits, legioenen, barissans en lijfwachten-dragonders tot excercitiën, enz.; 2e. burgerlijke Departementen tot verdediging der Staatsbezittingen, tot het doen van voorgeschreven saluutschoten en voorts op grond van speciale Regeeringsbeschikkingen; b. wapening verstrekt aan de sub a le. hierboven bedoelde korpsen; c. harnachement en artillerie-materiëel aan het legioen van Mangkoe Negoro. In deze artikelen zijn niet begrepen: le. munitiën, afgestaan aan schutterijen boven het van Lands-wege toegestane; 2e. remonte stukken verstrekt aan de schutterijen, pradjoerits legioenen, barissans en lijfwachten dragonders; 3e. goederen welke aan die korpsen worden afgestaan ter vervanging van ten laste der gebriukers of bewaarders afgeschreven voorwerpen ; 4e. smeersels en dergelijke benoodigdheden tot onderhoud wat dies meer zij, zullen ingenomen moeten worden,, zoo als dezelve door den leverancier of verzender worden opgegeven. Ingevalle van te kort, zal daarvan door de pakhuismeesters aan de respectieve Residenten kennis gegeven en afschrijving gevraagd worden; terwijl alle tekortkomingen of minwichten hoegenaamd, niet anders dan volgens het daarop reeds bestaande en nader te arresteeren reglement van spillage zullen mogen berekend worden. ARTIKEL 25. Al wat na gedane korting van de spillage, volgenswelgemeld reglement toegestaan, door eene goede en trouwe behandeling in de pakhuizen wordt overbevonden, zal verblijven ten voordeele van den Lande,, terwijl het tekortkomende, tegen de hoogste uitkoopsprijzen, door de pakhuismeesters zal moeten worden vergoed (2). ARTIKEL 26. Bij den aanbreng van 's Landsgoederen zullen, tiisscheir de overheden der vaartuigen en de pakhuismeesters, geene particuliere schikkingen mogen worden gemaakt, wegens over of tekort bevondene artikelen, veelmin aan de gemelde overheden worden toegestaan om van hetgeen (1) Zie bij: FOLIEEREN VAN REGISTERS. (2) Zie echter omtrent vergoedingen het spillagereglement,, dat van later dagteekening is dan deze instructie. zij op hunne spillage kunnen rekenen over te hebben, aan boord te houden, maar zal alles ontscheept en daarvan zoodanig distinct bericht ingediend moeten worden, als bij art. 9 en 12 hierboven is voorgeschreven. ARTIKEL 27. Uit deze berichten zullen, ter secretarie van de respectieve Residenten, de bevindingen der ladingen opgemaakt en het, volgens de bestaande bepalingen te kort komende, door de overheden of dien zulks incumbeert, moeten worden vergoed, terwijl het over uitgeleverde ten voordeele van den Lande zal worden ingenomen. ARTIKEL 28. De pakhuismeesters zuilen verplicht zijn om, in tijds, de materialen of emballagegoederen voor de pakhuizen en den afscheep benoodigd, als stroozakken, en kaaijmatten, bindrottings en agulgaren op te geven, ten einde dezelve ingekocht of van elders kunnen ontboden worden. ARTIKEL 29. Maandelijks zal, door de pakhuismeesters, tegelijk met hun maandelijksch rapport, eene specificatie moeten worden ingezonden van het gebruik, hetwelk van de gedachte materialen is gemaakt, ten einde eene qualificatie tot afschrijving van dezelve bij hunne boeken te erlangen. ARTIKEL 30. De pakhuismeesters zullen, bij de aanvaarding hunner bediening, in handen van de respectieve Residenten afleggen den navolgenden eed : „Ik verklaar en zweer, dat ik, om den post van „pakhuismeester te bekomen, aan niemand, wie hij zij „in of buiten het bestuur, iets, onder wat voorwendsel „het zijn moge, beloofd of gegeven hebbe, noch beloven „of geven zal." „Dat ik, in mijne administratie, alles zal aanwenden „ten voordeele van het Gouvernement, wat men van „een getrouw en eerlijk administrateur kan of mag „verwachten, zonder mij direct of indirect, op eeniger„hande wijze, tot prejudicie van het Gouvernement te „bevoordeelen of te verrijken, ter vermeerdering van „de inkomsten, die mij wettiglijk zijn toegelegd, of nog „toegelegd zullen worden." „Dat ik ook, stiptelijk zal nakomen en observeeren „het gestelde verbod tegen allen particulieren in- en „verkoop in mijne administratie, en ook geenen handel „hoegenaamd hetzij door mij, door iemand voor mij „of wel door anderen, zal drijven in goederen of waren „tot mijne administratie behoorende('). „Dat ik, getrouwelijk en zonder eenige de minste achterhouding, aan het Gouvernement zal verantwoorden „de overwichten, die op de goederen, welke in de aan „mij toevertrouwde pakhuizen geborgen zijn, of nog „geborgen mochten worden, komen te vallen, hetzij dat „die overwichten spruiten uit hetgeen op de aan mij „geaccordeerde spillage Wordt overbehouden; dan wei „uit eenige andere oorzaken." „Dat ik niemand in het zijne zal verkorten, maar „integendeel tegen alle excessen en kwade praktijken „zoo zorgvuldig zal waken, als iemand om niet bedrogen „te worden, in zijne eigene zaken zoude kunnen doen.' „Dat ik, ten dien einde, ook met nauwlettendheid „zal gadeslaan het gedrag van de bedienden in mijne „administratie, ter wering van alle fraudes en dat ik „niet gedoogen zal, dat het Gouvernement of particulieren „bij de ontvangst en aflevering van eenige artikelen, in „maat, gewicht of op eenige andere onrechtmatige wijze (') Vergelijk de algemeene verbodsbepaling betreffende het drijven van handel (St. 1904 No. 199.) „worden verkort, hetzij door mij zeiven of door iemand „van mij." „En dat ik wijders, zooveel in mijn vermogen is, „zorgvuldig zal toezien en waken, dat de mij aanbetrouw„de goederen niet ontvreemd, of op eenigerlei wijze aan „bederf onderhevig worden, en voorts in alle gevallen „zoodanig den mij toevertrouwden post zal waarnemen, „als een getrouw adminstrateur toestaat en betaamt." „Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig." St. 1908 No. 413. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen dat met ingang van 1 Aug. 1908 I. met buitenwerkingstelling van het besluit van 12 Aug. 1905 No. 9 de alg. Geniemagazijnen te Batavia, Soerabaja, Semarang en Padang worden opgeheven en dat de voorraden der Genie op genoemde plaatsen in de Algemeene Pakhuizen aldaar zullen worden opgelegd op den voet van de regeling, bij wijze van proef bij genoemd besluit getroffen ten aanzien van de Genievoorraden te Soerabaja in het Algemeen Pakhuis op die plaats, met dien verstande: dat door de genoemde Pakhuizen zal worden voorzien in de behoefte aan materialen van den Lande voor de Geniewerken op de plaatsen en in de gewesten, welke door den Chef van het wapen der Genie zullen worden aangewezen; II. de sub 1 genoemde Algemeene Pakhuizen worden gebracht onder beheer van officieren-magazijnmeesters der Genie, die daartoe door de bevoegde militaire autoriteit worden aangewezen; III. met buitenwerkingstelling v. z. n. van de ter zake bestaande bepalingen, het Europeesch personeel en de klerkengelden voor de in de na te noemen plaatsen aanwezige Alg. Pakhuizen worden vastgesteld als hieronder aangegeven. VOORSCHRIFTEN VOOR HET GECOMBINEERD BEHEER DER VOORRADEN VAN DE ALGEMEENE PAKHUIZEN TE BATAVIA, SEMARANG, SOERABAJA EN PADANG MET DIE DER GENIE OP GENOEMDE PLAATSEN. St. 1909 No. 317. I. De magazijnmeesters der Genie, met het belieer over 's Lands pakhuizen belast, voeren, voor zoover het beheer der civiele voorraden betreft, den titel van Algemeen Pakhuismeester. Op hen zijn in deze functie van toepassing alle bepalingen, welke zijn of zullen worden vastgesteld voor de civiele ambtenaren, welke dien titel voeren, behoudens dat de voor de Alg. Pakhuismeesters voorgeschreven ambtseed bij het aanvaarden hunner betrekking door hen niet wordt afgelegd. II. Bij het plotseling openvallen van het beheer, om welke reden ook, zal, indien het Dep. van Oorlog niet in de gelegenheid is geweest tijdig een vervanger voor den beheerder aan te wijzen, door den militairen ordonnateur tijdelijk in het beheer worden voorzien. Deze geeft daarvan onmiddellijk kennis aan den civielen ordonnateur en aan de betrokken militaire autoriteit, ten einde de laatste in de gelegenheid te stellen definitief een vervanger te stellen. III. De gelijksoortige artikelen van de verschillende Departementen worden bij en door elkaar bewaard. De bij eene opneming geconstateerde tekorten of overbevindingen van eenig artikel, behoorende tot de voorraden van verschillende Departementen, worden gebracht ten laste of ten bate van een Departement, daartoe voor den aanvang van het jaar door de betrokken Departementschefs bij gemeen overleg aan te wijzen. IV. Bij de berekening van spillage zal op alle daarvoor in aanmerking komende artikelen worden toegepast het militair tarief No. 8, (St. 1882 No. 161). V. De periodieke opneming van de voorraden, bestaande uit gelijksoortige artikelen van verschillende Departementen, moet gelijktijdig geschieden en minstens eenmaal in de drie jaren plaats hebben. VI. Gelijksoortige artikelen behoorende tot den voorraad van de Civiele Departementen en van de Genie worden voor zooveel noodig in ontvangst genomen, verzonden en opgenomen door eene militaire commissie. VII. De gelijksoortige artikelen van verschillende Departementen zullen denzelfden naam dragen, gelijken verstrekkingsprijs hebben en worden door beheerders of overvoerders wegens verlies als anderszins op uniforme wijze vergoed, voor zooveel betreft de overvoerder met in achtneming van het besluit van 28 September 1912 No. 27 (Bijbl No. 4811). Regeling dezer aangelegenheid behoort bij onderling overleg tusschen de Hoofden der betrokken Departementen plaats te hebben. VIII. Evenals tot dusver komen de algemeene uitgaven aan magazijnsonkosten, voor emballage-effecten, enz. ten behoeve van de civiele voorraden ten laste van het Dep. van B. B., die voor goenizakken enz. voor de verpakking van de voor de mijnwerkers op Banka bestemde rijst en de inpakkingskosten voor koffie respectievelijk ten laste van de Dep. van Gouverneinents bedrijven en van Landbouw. Voor zoover de bedoelde uitgaven bestreden worden uit gelden ter goede rekening, worden die door het Dep. van Oorlog voorgeschoten en na afloop van elk jaar met de andere genoemde Departementen verrekend. INSTRUCTIE VOOR DE PAKHUISMEESTERS DER MARINE-MAGAZIJNEN TE BATAVIA EN TE SOERABAJA. St. 1822 No. 51. Bij Besluit van 3 October 1869 No. 2 werd bepaald, dat niettegenstaande de invoering van het nieuwe Spillage-Reglement (Bijbl No. 1678) (zie aldaar) de tweede zinsnede van art. 25 der Instructie (St. 1822 No. 51) voor beide pakhuismeesters van kracht bleef. Bij Besluit van 2 Februari 1872 No. 5 werd bepaald, dat, hoewel St. 1822 No. 51 (behoudens de bovenvermelde uitzondering) door de invoering van het Reglement op het beheer van en de dienst bij het Marineetablissement te Soerabaja (St. 1858 No 86) voor den pakhuismeester te Soerabaja als vervallen kon worden beschouwd, voor dien te Batavia, alsnog verbindend zijn: de artikelen: 3, 4, 5, 15, 23, 26 par. la en 28. Een nieuw Reglement op het beheer en de organisatie van het Marine-etablissement te Soerabaja, is vastgesteld bij St. 1900 No. 123, waarvan art. 9 is gewijzigd bij St. 1900 No, 298, en de eerste alinea van art. 12 bij St. 1901 No. 187. Bij St. 1896 No. 132 werd bepaald, dat behalve de bij St. 1875 No. 313 bedoelde provisiën en verdere artikelen, ook alle daarvoor in aanmerking komende goederen, behoorende tot het Departement der Marine, waarvan te Batavia een voorraad wordt of zal moeten worden aangehouden, onder beheer van den Algemeeneti Pakhuismeester in de pakhuizen aldaar zullen worden opgeslagen, voor zoover de beschikbare ruimte en de formatie van het personeel bij die magazijnen zulks toelaten. (Zie ook: St. 1909 No. 317 en 327, en Bijblad No. 7052, hierachter). St. 1895 No. 303. Bij Besluit van 31 December 1895 No. 35 worden vastgesteld: BEPALINGEN omtrent het beheer en de verantwoording van djatihoutwerken bij het Marine-etablissement te 'Soerabaja. met TARIEF voor de berekening der geldswaarde van djatihoutwerken. a. van balken, dolken, enz. b. van gezaagde planken. St. 1908 No. 87. Met buitenwerkingsteliing van art. 2 van het besluit van 9 September 1904 No. 27, te bepalen dat de bewaarders bij de Marine-magazijnen te Soerabaja, die met het rekenplichtig beheer over een of meer voorraden van genoemde magazijnen zijn belast, eene toelage van f 25.— 's maands boven hunne gewone bezoldiging zullen genieten. St. 1911 No. 514. Met aanvulling in zoover van St. 1877 No. 195 te bepalen, dat met ingang van 1 Januari 1912, voor in de Marine-magazijnen afgegeven ledige hulzen afkomstig van patronen (scherpe) tot geweer, welke gebruikt zijn bij de geweerschietinrichtingen, geen geldelijke vergoeding zal worden uitgekeerd. STEENKOLENDEPOTS VOOR DE MARINE IN N.-I. Bijbl. No. 6172 BESLUIT. No. 14. Buitenzorg, den 7den Februari 1905. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met intrekking van de bij artikel 2 vart het besluit van 26 October 1899 No. 33 (Bijblad No. 5437) gearresteerde voorschriften tot regeling van het beheer over, der standplaatsen en voorziening • an de marine-steenkolendepóts in Nederlandsch-Indië, vast te stellen de aan dit besluit gehechte voorschriften. Ten tweede: Den Commandant der Zeemacht en Chef van het Departement der Marine in NederlandschIndië te machtigen om onafhankelijk van de verstrekking uit de marine-depóts, in de behoefte aan steenkolen en andere brandstoffen voor de schepen der Oorlogs- en Gouvernements Marine en andere vaartuigen en inrich- tingen, ressorteerende onder het Departement der Marine, zoo noodig te voorzien door inkoop bij openbare inschrijving, dan wel door onderhandschen inkoop, een en ander met inachtneming, voor zooveel noodig, van de voorschriften in Staatsblad 1873 No. 73. Extract enz. VOORSCHRIFTEN tot regeling van het beheer over en van de standplaatsen en voorziening van de Marine steenkolendepöts in Nederdsch-lndië. ARTIKEL 1. Marine steenkolendepöts zijn binnen NederlandschIndië gevestigd op de plaatsen, vermeld op den hieraan gehechten staat. De Commandant der Zeemacht is bevoegd tot het aanwijzen van landsdienaren voor het rekenplichtig beheer der depots, met dien verstande dat bij aanwijzing van amtbenaren, onder andere Departementen ressorteerende, vooraf overeenstemming met den betrokken Departementschef zal moeten zijn verkregen. ARTIKEL 2. Waar en wanneer zulks noodig zal blijken, is de Comm, der Zeemacht en Chef v. h. Dep. der Marine in N.-l. bevoegd om met inachtneming der bepalingen vervat in St. 1866 No. 71, zooals die zijn gewijzigd bij St. 1882 No. 263, ten behoeve van een of meer reizen van stoomschepen van H.M. of de Gouv. Marine, op plaatsen waar geen depots gevestigd zijn, steenkolen te doen deponeeren, die in verantwoording worden gevoerd bij een der naastbij gelegen permanente depots. De regeling van het toezicht op die gedeponeerde steenkolen is opgedragen aan het betrokken Hoofd van Gew. Bestuur, die daarop de goedkeuring vraagt van den Comm. der Zeemacht en Chef v. h. Dep. deiMarine in N.-I. Blijkt het, dat die tijdelijke deponeering langer zal moeten duren dan aanvankelijk in de bedoeling lag, waardoor maatregelen moeten worden genomen voor eene betere conservatie der gedeponeerde brandstof, dan wordt der Regeering een voorstel gedaan tot oprichting van een tijdelijk-of hulpdepot ter plaatse. ARTIKEL 3. Het toezicht op de marine-steenkolendepots in hun gewest is opgedragen aan de Hoofden van Gew. of Plaatselijk Bestuur. Dat toezicht wordt op het depot te Soerabaja door den Dir. van het Marine-Etablissement aldaar uitgeoefend. ARTIKEL 4. De aanvulling der depots heeft plaats naar gelang der te verwachten behoeften en zooveel mogelijk in het voor den overvoer geschikte jaargetijde. De voorziening in de behoefte aan steenkolen en andere brandstoffen tot aanvulling van de depots, zoomede de wijze van aanvulling der depots, wordt geregeld door den Comm. der Zeemacht en Chef v. h. Dep. der Marine. STAAT, aantoonende de standplaatsen der Marine-steen, kolendepots binnen Nederlandsch-Indië. Waar de depots gevestigd zijn : j - Gewest. Plaats. . Batavia. Tandjong-Priok (Batavia) Soerabaja. Soerabaja. Besoeki. Banjoewangi. Sumatra's Westkust. Siboga. 1 Tapanoeli). (Poe. Pontjan Ketjil). Sumatra's Oostkust. Laboean Deli (aan de Bela- wanrivier). Waar de depöts gevestigd zijn: Gewest. Plaats. Palembang Djambi (') Riouw en Onderhoorigheden. Poeloe Bajan (Tandjong Pinang) Banka en Onderhoorigheden. Muntok (2) Zuider- en Oosterafdeeling Bandjermasin. van Borneo. Celebes en Onderhoorigheden Makasser Timor en Onderhoorigheden. Han^isi (eiland Semaoe). Ternate en Onderhoorigheden Ternate. idem. Manokwari (Noord Nieuw Gui- nea) idem. Fak FakiWest Nieuw Guinea). Menado. Kema en Talisei, (3) Amboina Wainitoe 'Amboina). idem. Tepa (eiland Babber) Zuid Nieuw Guinea Merauke Tijdelijk depót Menado. ! Posso (Tomini-bocht). DE DIENST „SCHEEPVAART". Bijbl. No. 7651. G. B. van 12 Maart 1912 No. 19. (1) De Hoofdinspecteur van scheepvaart, chef van den dienst is onder de bevelen van den Commandant der Zeemacht en Chef van het Departement der Marine belast met de leiding van en het toezicht over den dienst „scheepvaart". (■) Wordt opgeheven met ingang van den datum van overname door de Departementen van Binnenlandsch Bestuur en der Burgerlijke Openbare Werken respectievelijk van de voorraden en inventarisgoederen en de steenkolenloodsen, op genoemde plaats aanwezig (Bijbl. No 6368.) (2) wordt opgeheven na opverstrekking van den eventueel daarin nog aanwezigen voorraad. Bijbl. No. 7098). (3) Bijbl. No. 6834. (lj De Hoofdinspecteur zorgt voor een richtig onderhoud van het materieel tot den dienst behoorende. (2) Hij is bevoegd met inachtneming der door de Regeering vastgestelde formatie en volgens door den Commandant der Zeemacht en Chef van het Departement der Marine in Nederlandsch-lndië gced te keuren algemeene regelen, de schepen en vaartuigen tot zijnen dienst behoorende, in- en uit dienst te stellen, te laten dokken en repareeren. Hij geeft daarvan onverwijld kennis aan den Commandant der Zeemacht. Moet de in- of uit dienst stelling, het dokken of de reparatie bij het Marine Etablissement plaats vinden, dan geschiedt de opdracht daartoe door den Commandant der Zeemacht en Chef van het Departement der Marine in Nederlandsch-lndië. (3) Hij houdt toezicht op het beheer en de verantwoording van inventarisgoederen en verleent machtiging tot verstrekken of inkoopen, afgifte, publiek verkoopen of vernietigen daarvan. De algemeene regelen omtrent het beheer en de verantwoording van inventarisgoederen zijn onderworpen aan de goedkeuring van den Commandant der Zeemacht en Chef van het Departement der Marine in Nederlandsch-lndië; opdracht tot verstrekking, uitof afgifte aan de Marine-magazijnen geschiedt door dien Departementschef. Op den voet van artikel 49 der Indische Comptabiliteitswet kunnen gelden ter goede rekening worden verstrekt aan den Hoofdinspecteur en de Inspecteurs van scheepvaart, zoomede aan een der ambtenaren van het Hoofdbureau van scheepvaart, doch voor dezen laatste op door den Hoofdinspecteur goedgekeurde aanvragen. Vastgesteld bij het besluit van 12 Maart 1912 No. 19. Mij bekend: De Algemeene Secretaris, Deel 111 5 BUSKRU1TMAGAZIJNEN VOOR PARTICULIEREN. lnstructiën voor de magazijnmeesters van de buskruitmagazijnen voor particulieren zijn vastgesteld bij: St. 1858 No. 63 voor Batavia en Soerabaja; St. 1864 No. 66, voor Semarang; St. 1874 No. 17 voor Padang; G. B. van 20 Juli 1854 No. 12 voor Makasser; terwijl bij: St. 1857 No. 64 werd bepaald dat particulier buskruit te Amboina en op andere plaatsen, in de plaatselijke oorlogsmagazijnen zal worden geborgen. Bij St. 1904 No. 218, werden met intrekking van St. 1861 No. 33 (wijziging van St. 1858 No. 63) de artikelen 7, 9, 10, 13, 16 en 17 van St. 1858 No. 63, in algemeen verbindenden vorm opnieuw afgekondigd. Zie bij dit St. de art. 1 t/m 6. St. 1904 No. 218. Met intrekking van St. 1861 No. 33 te bepalen. ARTIKEL 1. Het door den Magazijnmeester aan te houden boek, hetwelk ten kantore van den Ontvanger der In- en Uitvoerrechten en Accijnsen aangelegd en behoorlijk gefolieerd wordt en waarvan de bladzijden, volgens de algemeene bepalingen, geparafeerd worden('), zal ingericht zijn volgens het onderstaand model. DE HEEREN N. N. | ^ I wi Inhoud volgens *= ai, opslag. Van welke w> Specifi- " :=• . « i , •.£ n,TA ■? £ £ o - ^ bic merken xi DATA. •= tj öo c a, « catie § E ^ i^e voorzien. £ jg o - s'sa h iQflO 20 Mei Restant Kisten 65 2 B, D & Co. 2 Juni Afgegeven aan eigenaren 2 lU Blijft 54 ! 2 2 Juli Aangebracht I . „ per S. s. 9 |0_ L, fcs oc Co Blijft 54 i 12 1 (') Zie thans St. 1911 No. 397, bij Administratief Beheer. ARTIKEL 2. Tot het innemen en uitgeven van buskruit zal de Magazijnmeester gehouden zijn dagelijks, Zon-en feestdagen uitgezonderd, van des morgens 8 tot des namiddags 2 uren te vaceeren. Gedurende die uren zorgt de Magazijnmeester dat het magazijn behoorlijk schoongemaakt en gelucht wordt. Wanneer ten klokkeslag 2 uur gedurende de lossing van buskruit er prauwen met eene gedeeltelijke of geheele lading overblijven, zullen zij zich onverwijld moeten verwijderen en tot den volgenden dag op de plaatsen blijven liggen, waar volgens de bepalingen de met buskruit geladene vaartuigen behooren. Ook zal bij regenachtig weder geen buskruit mogen gelost worden, en voor het geval dat gedurende de lossing het weder verandert en ongunstig wordt, zal het magazijn gesloten en zullen voor de prauwen de noodige voorzichtigheidsmaatregelen genomen worden; ingeval van ven-chil of onzekerheid volgens aanwijzing ■of ter beoordeeling van den Havenmeester of diens plaatsvervanger; bij eenigen duur van het slechte weder zullen de prauwen zich te verwijderen hebben naar de in de vorige alinea bedoelde plaatsen. ARTIKEL 3. In spoedvereischende omstandigheden, ter beoordeeling van den Ontvanger der in- en uitvoerrechten en accijnsen, zal ook tusschentijds het magazijn tot inneming ■of afgifte van buskruit kunnen geopend blijven of worden. ARTIKEL 4. Wanneer de emballage van eenig buskruit in het magazijn in zoodanigen staat geraakt, dat voorziening noodig is, zal de Magazijnmeester daarvan kennis geven aan den Ontvanger der in- en uitvoerrechten, die daarop het noodige zal verrichten, opdat door den eigenaar van het buskruit of den belanghebbende ten spoedigste daarin voorzien worde. Indien het gebrek van dien aard is, dat voorziening dringend noodig is, zal den efgenaar of belanghebbende daartoe een termijn van 3a4 dagen gesteld worden en na ommekomst van dien termijn de herstelling nog, niet geschied zijnde, zal het buskruit onschadelijk gemaakt en opgeruimd worden. De noodzakelijkheid daartoe zal echter vooraf beoordeeld worden door eene commissie, bestaande uit twee leden, waaronder ten minste een officier der artillerie, op voordracht van den Comrn. der Artillerie in de le Mil. Afd. op Java en in overleg met deiï Ontvanger voornoemd door den Resident te benoemen^ en ten overstaan van welke commissie ook c. q het onschadelijk maken en opruimen zullen geschieden; van een en ander wordt door de commissie procesverbaal opgemaakt en aan dien Ontvanger ingediend. Geen buskruit zal in het magazijn opgenomen mogen worden, waarvan de emballage niet in voldoenden toestand verkeert. ARTIKEL 5. Wanneer tengevolge van aanzienlijken aanvoer van buskruit het magazijn nagenoeg geen bergruimte meer oplevert, zal de Magazijnmeester daarvan den Ontvanger bijtijds kennis geven, opdat door dezen, in overleg met voornoemden Artiilerie-Comm. ter zake de noodige voorstellen aan het gewestelijk bestuur kunnen gedaan worden en er c. q. geen autorisatie tot de lossing van buskruit worde gegeven, wanneer de noodige bergruimte niet aanwezig is. Buskruit, bestemd om in het magazijn te worden opgeborgen, al is ook door den Ontvanger vergunning daarvoor verleend, mag niet gelost worden zonder voorkennis en kosteloos geleide der politie. Evenmin mag eenig buskruit worden vervoerd anders dan met voorkennis en geleide der politie. ARTIKEL 6. In geen geval mogen de prauwen met buskruit geladen zich in de rivier ophouden; zoowel bij aanbreng als uitvoer van buskruit moeten zij onmiddellijk naar de bestemmingsplaats doorvaren, onder vertoon van een duidelijke groote roode vlag en met inachtneming van de noodige voorzichtigheidsmaatregelen; ingeval van verschil of onzekerheid volgens aanwijzing ter beoordeeling van den Havenmeester of diens plaatsvervanger. Alle overtredingen van het bepaalde bij dit en bij de laatste twee alinea's van het voorgaand artikel worden gestraft met verbeurdverklaring van het buskruit en eene geldboete van een honderd tot duizend gulden, door den gezaghebber van het schip, waarmede het buskruit vervoerd is, te voldoen en waarvoor het schip zelf executabel is. St. 1904 No. 219 St. 1904 No. 218 geldt mede voor Mag. m. voor part. te Semarang en voor zoover het buskruit van part. betreft ook den Mag. m. te Soerabaja, met dien verstande: a. dat, voor den Mag. tn. te Semarang betreft de le alinea van art. 2 wordt gelezen: Tot het innemen en uitgeven van buskruit zal de Mag. m. gehouden zijn des Dinsdags en des Zaterdags, feestdagen uitgezonderd, van des morgens 9 tot des namiddags 2 ure te vaceeren; b. dat de in de voorlaatste alinea van art. 4 bedoelde voordracht wordt gedaan te Semarang door den Comm. der Art. in de 2e, te Soerabaja door den Comm. der Art. in de 3e Mil. Afd. op Java. Bij St. 1902 No. 235 werden met aanvulling van ■de St. 1876 No. 302 en 1893 No. 234, eenige bepalingen vastgesteld ten aanzien van het gebruik van het magazijn te Makasser. Bij St. 1902 No. 236 werden de art. 9, 10, 13 en 16 en bij St. 1903 No. 298 werd art. 7 van het Besluit van 20 Juli 1854 No. 12 (Makasser) in algemeen verbindenden vorm vastgesteld. Zie bij die Staatsbladen de art. 1 t/m 4 en art. 1. St. 1904 No. 4. Te bepalen dat in art. la, en de art. 2, 3, 4, en 12 der 1NSTR. voor den Magazijnmeester en het beheer van het buskruitmagazijn voor particulieren te Makasser (G. Besluit van 20 Juli 1854 No. 12) de woorden: „Comm. der Art. op Celebes en O. Comm. der Art., en PI. Art. Comm. worden vervangen door: PI. Mil. Comm. te Makasser en in art. 2 dier INSTR. voor „artillerie-officier" wordt gelezenMagazijnmeester der Art. te Makasser, St. 1907 No. 319. In de instructie voor den Magazijnmeester en het beheer van het kruitmagazijn voor particulieren te Batavia (St. 1858 No. 63) Idem, idem voor Semarang (1864 No. 66) en idem idem voor Soerabaja St. 1858 No. 63) worden de woorden Comm. der artillerie enz. vervangen door „Directeur van het materieel der artillerie te enz. en in St. 1857 No. 64 vastgestelde bepalingen betreffende het bewaren van aan particulieren toebehoorend buskruit in de oorlogsmagazijnen te Amboina en andere plaatsen worden de woorden „Plaatselijken artillerie comm. enz. enz. vervangen door" PI. mil. comm., of Magazijnmeester der art. en zulks in verband met het vervangen der commandanten der art. in de le, 2e en 3e Mil. afd. op Java door Directeur van het materieel der art. enz. en de art. commando's op de buitenbezittingen zijn opgeheven met uitzondering van dat in het Gouv. van Atjeh en O. MAGAZIJNSGOEDEREN VAN DE OMBILINMIJNEN. St. 1903 No. 245. Vaststelling van eene regeling van het beheer en de » verantwoording der gewonnen Ombilinsteenkolen en der voor de Ombilinmijnen Benoodigde Magazijnsgoederen ARTIKEL 1. Met het beheer der gewonnen steenkolen, zoomede met het beheer der bij den verkoop daarvan ontvangen gelden zijn belast: a. bij de ontginnning: de ingenieur-directeur der mijnen: b. te Emmahaven: de magazijnmeester bij den spoorwegdienst. Met het beheer der magazijnsgoederen voor de kolenontginning is belast de Magazijnmeester der Ombilinmijnen, zoomede de Magazijnmeester van den Sumatra-Staatsspoorweg zoolang of voor zoover van de spoorwegmagazijnen gebruik moet worden gemaakt voor de inname en verhandeling van goederen voor de kolenontginning bestemd. Zie verder het Staatsblad, dat bij St. 1904 No 469, is gewijzigd, als volgt: Art. 3 alinea 2, vervalt; „ 3 alinea 1, wordt art. 3. „ 5 wordt gelezen als volgt: Wagens, bevattende kolen ter verzending naar de electrische centrale te Sawah-Loento en naar verschillende stations en halten van den spoorweg, hetzij bestemd voor eigen dienst, voor den spoorwegdienst, voor andere takken van 's Lands dienst of voor particulieren, worden verzonden met een vrachtbrief, vermeldende het gewicht van de kolen bij weging te Sawah-Loento bevonden. Aan art. 12 alinea 2 wordt toegevoegd: e. de verstrekkingen aan de electrische centrale te Sawah-Loento; REGELEN OMTRENT DE AFSCHRIJVING VAN VERLOREN, GEBROKEN OF OP ANDERE WIJZE ONBRUIKBAAR GEWORDEN GOEDEREN IN MATERIEEL BEHEER. St. 1896 No. 21. 1) Aanvragen om autorisatie tot afschrijving van verloren, gebroken of op andere wijze onbruikbaar geworden goederen in materieel beheer, worden door tusschenkomst van de autoriteiten, aangeduid onder letter b van art. 8 van de regelen van materieel beheer (St. 1866 No. 151) aan de betrokken Hoofden der Departementen van Alg. Bestuur gezonden. 2) Deze verleenen alsdan machtiging tot afschrijving, wanneer hun blijkt dat het verlies, het bederf of in het algemeen de onbruikbaarheid niet te wijten is aan schuld, verzuim of onachtzaamheid der met de bewaring belaste rekenplichtigen en de boekwaarde der af te schrijven goederen niet hooger is dan f 5000. 3) Zij vragen de machtiging van den G.-G. tot afschrijving, wanneer de boekwaarde hooger is dan de in de vorige alinea genoemde som. 3a) Voor zoover het Dep. v. Oorl. betreft, worden de in de le alinea bedoelde aanvragen, instede van aan het Hoofd van genoemd departement, ingezonden aan de chefs der betrokken afdeelingen van dat departement, op wie alsdan van toepassing is het bepaalde in de 2e alinea, wordende voor het geval de boekwaarde der af te schrijven goederen hooger is dan ƒ 5000-, bedoelde aanvragen door hen doorgezonden aan het Hoofd van het Dep. v. Oorl. dat daarop alsdan beschikt. (St. 1905 No. 48). 4i Van de door den G.-G. en den Comm. v/h Leger verleende machtigingen tot afschrijving wordt afzonderlijke mededeeling gedaan aan de Alg. Rekenk. (St. 1905 No. 48). Bijbl. No. 5429. Onder de toepassing der bij art. 2 van St. 1896 No. 21 vastgestelde regeling omtrent de afschrijving van verloren, gebroken of op andere wijze onbruikbaar geworden goederen in materieel beheer vallen de afschrijvingen: a. van verliezen in materieel beheer, welke niet op den voet van het spillagereglement (Bijbl. No. 1678) kunnen plaats hebben ; b. van de in voorschreven regeling bedoelde goederen, waarvan de aanvraag om autorisatie is ingezonden voor hare inwerkingtreding. OPNAME EN OVERGAVE VAN 'S LANDS PAKHUIZEN EN BEWAARPLAATSEN. (Met uitzondering van de zoutpakhuizen en de magazijnen van de onder het Dep. van Gouvernementsbedrijven ressorteerende diensten). Bijbl. No. 3554. ARTIKEL 1. Zoowel bij de voorgeschreven opnamen van 's Lands pakhuizen en bewaarplaatsen, als bij elke wisseling of het openvallen van een materieel beheer, heeft de opname der restanten of de overgave en overname der goederen door den afgetreden administrateur of diens gemachtigde aan den optredenden beheerder steeds plaats ten overstaan eener commissie, door de daartoe bevoegde autoriteit aan te wijzen. Van hare verrichtingen wordt een proces-verbaal opgemaakt volgens het hierbij behoorend model la. A. (') ARTIKEL 2. Bij het openvallen van een beheer tengevolge van ziekte, overlijden, voortvluchtigheid van den beheer- (') Voor de modellen zie het Bijbl. der, of andere omstandigheid, waarin deze niet bij machte is om in persoon de overgave te bewerkstelligen, wordt de aanvaarder van zijn boedel dan wel de beheerder daarvan of diens gemachtigde, door dezelfde autoriteit die de commissie benoemt, schriftelijk uitgenoodigd de opname bij te wonen dan wel daartoe een persoon aan te wijzen, ten einde de belangen van den aftredenden of overleden dan wel afwezigen beheerder te behartigen. Wanneer de boedelaanvaarder of gemachtigde aan die uitnoodiging niet voldoet, wordt hiervan in het procesverbaal aanteekening gehouden. ARTIKEL 3. Bij den aanvang eener opname of overgave en overname worden de boeken afgesloten, ter vaststelling der restanten, welke aanwezing moeten zijn. Het beheer (') van eenen aftredenden administrateur is met die afsluiting gesloten, en dat van den nieuwen beheerder neemt daarmede een aanvang. ARTIKEL 4. De opname vangt aan met een onderzoek der in gebruik zijnde maten en weegtoestellen; van den toestand, waarin die zijn bevonden, wordt melding gemaakt in het proces-verbaal. ARTIKEL 5. De constateering der restanten geschiedt bij telling, meting of weging, naar mate van den aard der goederen. Van die goederen, voor welker opschuring bijzondere (') Het beheer. De aftredende beheerder blijft echter verantwoordelijk voor de opgeschuurde goederen totdat hij die heeft overgegeven. voorschriften bestaan, wordt alleen het getal colli's en de uiterlijke staat geconstateerd. ARTIKEL 6. Het proces-verbaal vermeldt, dag aan dag, wat eiken dag is opgenomen of overgegeven en overgenomen; het wordt dagelijks afgesloten en geteekend door de commissie en den tegenwoordigen of den af-en den optredenden behreeder, dan wel den bij art. 2 bedoelden vertegenwoordiger. (Volgens model la. A.) ARTIKEL 7. De ontvangsten, welke gedurende eene opname of overgave en overname plaats hebben, behooren tot de nieuwe administratie. Deze geschieden buiten bemoeienis der commissie en worden niet met den aanwezigen voorraad vermengd, maar afzonderlijk opgeschuurd. ARTIKEL 8. Evenzoo geschiedt de aflevering van goederen waarvan de opname is afgeloopen, buiten bemoeienis der commissie. ARTIKEL 9. De aflevering van artikelen, waarvan de opname nog niet is afgeloopen of begonnen, geschiedt ten overstaan der commissie uit den nog niet opgenomen voorraad. Deze artikelen worden op den dag der aflevering in het proces-verbaal als opgenomen vermeld. ARTIKEL 10. Ingeval de opgenomen goederen beschadigd of onbruikbaar zijn, wordt daarvan in het proces-verbaal aanteekening gehouden. ARTIKEL 11. Aan het slot van het proces-verbaal wordt melding gemaakt of de pakhuizen en bewaarplaatsen in goeden staat en doelmatig zijn en of de opschuring met regel en orde en voorziening tegen beschadiging en bederf der goederen plaats heeft gehad. ARTIKEL 12. Na afloop der opname of overgave en overname maakt de commissie als bijlagen tot het proces-verbaal (la. A) de navolgende stukken op, welke zoowel door haar als door de belanghebbenden moeten worden geteekend: 1°. eene samentrekking der artikelen, waarvan de opname niet in één dag afliep (model la. B); 2°. een proces-verbaal van de bevonden meerder- en minderheden, de geldswaarde van de bevonden meerderheden en die van de boven de toegestane spillage bevonden minderheden (model la. C). ARTIKEL 13. Bij eene bloote opname wordt het proces-verbaal (model la. A) en de bijlaag No. 1 (la. B) in simplo en de bijlaag No. 2 (la. C) in triplo opgemaakt. Het proces-verbaal (la. A) en de bijlaag No. 1 (samentrekking) blijven, met een exemplaar van de bijlaag No. 2, berusten in het archief van het beheer. Van de twee overige exemplaren van de bijlaag No. 2 zijn bestemd: één voor het hoofd van het betrokken Departement van Algemeen Bestuur en één voor de Algemeene Rekenkamer. Op deze beide exemplaren der bijlaag No. 2 wordt overgenomen het bij het proces-verbaal (la. A) in verband met in de artikelen 4 en 11 hiervoren genoteerde. ARTIKEL 14. Heeft bij de opname tevens eene overgave en overname plaats, dan wordt zoowel van het proces-verbaal (la. A) als van de twee daarbij behoorende bijlagen nog één exemplaar opgemaakt ter uitreiking aan den aftredenden beheerder of diens vertegenwoordiger. A T R i K E L 15. Ingeval van overgave en overname begint de nieuwe beheerder zijne administratie door dag voor dag bij zijne boeken in ontvangst te nemen de goederen, welke hij iederen dag volgens proces-verbaal van de commissie heeft overgenomen. ARTIKEL 16. Ingeval van eene bloote opname verhandelt de be heerder, zoodra die is afgeloopen, en onder overlegging van een afschrift van het proces-verbaal (model la. C.), de bovenden meerder-en minderheden bij zijne boeken in ontvangst en uitgaaf, zonder daartoe nog nadere machtiging te behoeven. ARTIKEL 17. Voor zooveel de dienst dit toelaat en zulks in het belang van den afgetreden beheerder of zijne rechtverkrijgenden wordt verlangd, kan verzegeling plaats hebben, in afwachting van de opname, of kunnen, andere maatregelen genomen worden omtrent toezicht en bewaring van sleutels. ARTIKEL 17a. (Bijbl. No. 5616). De autoriteiten, bevoegd tot de benoeming der in deze regelen bedoelde commissien, zijn verplicht om in elk zich voordoend geval de leden dier cominis- sien van duidelijke schriftelijke instructien te voorzien en om op de naleving daarvan toezicht te houden. ARTIKEL 18. De bovenstaande regelen zijn niet van toepassing op de zoutpakhuizen, waarvoor de bepalingen, vastgesteld bij St. 1850 No. 30, van kracht blijven. (Zie bij Zout). OPNAME DER RESTANTEN EN DE MARINEMAGAZIJNEN TE SOERABAIA. St. 1909 No. 327. Heeft goedgevonden en verstaan: ARTIKEL 1. Het bepaalde bij alinea 1 sub c en alinea 3 van art. 22 van St. 1866 No. 151, juncto 1872 No. 64 blijft buiten toepassing ten aanzien van de magazijnen bij het Marine-Etablissement te Soerabaja. ARTIKEL 2. Behalve in de gevallen bedoeld bij alinea 1 sub a en b en alinea 2 van art. 22 van St. 1866 No. 151 worden in die magazijnen opnemingen gedaan in volgender voege: ö. bij aanvulling van den voorraad van eenig artikel wordt het restant voor de menging opgenomen door den betrokken bewaarder; b. voorraden van artikelen, welke gedurende de laatste 12 maanden niet zijn aangevuld, worden door de betrokken bewaarders opgenomen zoodra, ter beoordeeling van den Marine-magazijnmeester, eene gunstige gelegenheid zich voordoet; c. ter controleering van de bewaarders doet de magazijnmeester gestadig eigen opnemingen van restanten in tegenwoordigheid van die bewaarders. Van de verschillen, bovenden bij de sub a, b en c hiervoren bedoelde opnemingen, wordt onder 15 December van elk jaar proces-verbaal opgemaakt. ARTIKEL 3. Deze ordonnantie wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1909. Bijbl. No. 7052. BESLUIT VAN 18 JUNI 1909 No. 13. Ten tweede: Met afwijking in zoover van de regelen (Bijbl. No. 3554) vast te stellen de navolgende: REGELEN, in acht te nemen bij de opnemingen bedoeld in het eerste lid sub a, b en c van art. 2 van St. 1909 No. 327. § 1 De constateering van de restanten geschiedt bij telling, meting of weging, naarmate van den aard der goederen. Van die goederen, voor welker opschuring bijzondere voorschriften, bestaan, wordt alleen het getal colli's en de uiterlijke staat geconstateerd. § 2. Iedere bewaarder houdt een register van opnemingen aan, volgens een door den Commandant der Zemacht en Chef van het Departement der Marine in Nederlandsch-Indië vast te stellen model. In dit register teekenen de bewaarder en de Marinemagazijnmeester, bekrachtigd door hun handteekening, telkens den uitslag van hunne opnemingen aan, onder toevoeging van de noodige toelichtingen ter opheldering van de bevonden verschillen. §3. De registers van opnemingen worden maandelijks ter parafeering voorgelegd aan den Directeur van liet Marine Etablissement te Soerabaja. § 4. Jaarlijks worden onder 15 December de in de registers van opnemingen aangeteekende verschillen met daarbij behoorende toelichtingen door eene, door den Directeur van het Etablissement aan te wijzen commissie overgenomen in het bij artikel 2 der ordonnantie van heden (Staatsblad No. 327), bedoeld proces-verbaal opgemaakt volgens een door voornoemden Departementschef in overleg met de Algemeene Rekenkamer vast te stellen model. Van dit proces-verbaal ontvangen genoemde Departementschef, de Algeemeene Rekenkamer en de bedrijfsboekhouder bij het Marine Etablissement elk een exemplaar. § 5. Deze regelen worden geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1909. Afschrift enz. VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE VASTSTELLINO EN HET IN REKENING BRENGEN DER KOSTPRIJZEN VAN BIJ HET MARINEETABLISSEMENT UITGEVOERDE WERKEN. St. 1910 No. 220. Met buitenwerkingstelling, voor zooveel noodig van artikel 2 van het besluit van 22 Januari 1868 No. 3 (Staatsblad No. 17), zooals dat artikel is gewijzigd bij de besluiten van 9 Mei 1872 No. 46 (Staatsblad No. 90i en 3 November 1879 No. 2 (Staatsblad No. 300) en met afwijking in zoover van de Regeling vastgesteld bij W' het besluit van 9 Maart 1864 No. 17 (Bijblad op het Staatsblad No. 1521), vast te stellen de volgende voorschriften. ARTIKEL 1. Voor alle bij het Marine Etablissement uitgevoerde werken worden de kostprijzen dier werken in rekening gebracht. ARTIKEL 2. (1) Voor de berekening der kostprijzen worden door de bedrijfsboekhouding bij het Marine Etablissement kostprijsberekeningen opgemaakt, waarop worden bekend gesteld de geldswaarden der bij de verschillende werkplaatsen verwerkte materialen, de bij die werkplaatsen bestede arbeidsloonen en de bedragen, welke krachtens bestaande of nader vast te stellen tarieven verschuldigd zijn. (2) De bestede arbeidsloonen worden verhoogd met de voor de werkplaatsen vastgestelde procenten wegens aandeel in de onkosten dier werkplaatsen, terwijl bovendien het gezamenlijk bedrag van de verbruikte materialen en de bestede arbeidsloonen wordt verhoogd met de vastgestelde procenten wegens aandeel in de algemeene onkosten van het Etablissement. (3) Het totaal van de verbruikte materialen, de bestede arbeidsloonen, het aandeel in de onkosten der werkplaatsen, het aandeel in de algemeene onkosten van het Etablissement en de in het eerste lid bedoelde kosten volgens tarieven maakt den kostprijs van het werk uit. ARTIKEL 3. (1) De vaststelling van de bij het voorgaande artikel bedoelde procenten geschiedt jaarlijks naar de uitkomsten van het afgeloopen jaar volgens de gegevens van de bedrijfsboekhouding. Deel III 6 (2) Voor het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze voorschriften worden de procenten vastgesteld door den Gouverneur-Generaal. Voor volgende jaren geschiedt die vaststelling door den Commandant der Zeemacht en Chef van het Departement der Marine in Nederlandsch-Indië, overeenkomstig de beginselen waarnaar de vaststelling voor het eerste jaar heeft plaats gehad. Afwijking van die beginselen vereischt de goedkeuring der Regeering. ARTIKEL 4. Deze Voorschriften worden voor zoover betreft werkzaamheden verricht ten behoeve van het Land geacht te zijn in werking getreden op 1 Januari 1909. OPNAME DER RESTANTEN IN DE BEWAARPLAATSEN VAN HET DEP. VAN OORLOG. Bij de tot het Departement van Oorlog behoorende bewaarplaatsen heeft, behoudens het nopens de groote magazijnen bepaalde, de opneming aan het einde van het dienstjaar alleen dan plaats, wanneer in het voorafgaande tijdvak van twee en een halfjaar de voorraad niet in zijn geheel is opgenomen." Als regel geldt, dat de bewaarplaatsen op Java, in het Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden, in het militair commandement van Sumatra's Westkust minstens éénmaal 's jaars worden geinspecteerd, van welken regel slechts voor bepaalde magazijnen, waarvoor zulks onder aanvoering van beweegredenen wordt voorgesteld, na bekomen machtiging van den Algemeenen Dienstchef kan worden afgeweken. Deze inspectiën worden, op oordeelkundig gekozen, niet regelmatige tijdstippen gehouden door de rechtstreeks bevel voerende over de beheerders aangewezen autoriteiten." Bij elke inspectie vindt opname van een of meer artikelen van den voorraad plaats. Daarbij bevonden verschillen worden aanstonds bij de boeken verhandeld, kunnende voor geconstateerde minderheden, de voorloopige vergoeding worden opgelegd." De administrateurs van militaire hospitalen zijn gehouden, minstens eenmaal in elk kwartaal een gedeelde van den door den magazijnmeester beheerden voorraad op te nemen. OPNAME VAN MAGAZIJNEN BEHOORENDE ONDER HET DEP. VAN GOUVERNEMENTSBEDRIJVEN. St. 1911 No. 666. ARTIKEL 1. Het bepaalde bij alinea 1 sub C en alinea 3 van art. 22 van St. 1866 No. 151, gew. bij St. 1872 No. 64, blijft buiten toepassing ten aanzien van de magazijnen van de door den Dir. van Gouv. bedrijven aan te wijzen onder zijn Departement ressorteerende diensten waarbij de commercieele boekhouding is of zal zijn ingevoerd. ARTIKEL 2. Behalve in de gevallen, bedoeld bij alinea 1 sub a en b en alinea 2 van art. 22 van St. 1866 No. 151, worden in die magazijnen opnemingen gedaan op de volgende wijze : ■a. bij aanvulling van den voorraad van eenig artikel wordt het restant voor de menging opgenomen door den betrokken bewaarder; ■b. voorraden van artikelen, welke gedurende de laatste 12 maanden niet zijn aangevuld, worden door den betrokken bewaarder opgenomen zoodra, ter beoordeeling van den Chef van dien bewaarder, eene gunstige gelegenheid zich voordoet; c. ter controleering van den bewaarder worden door twee ambtenaren of beambten door evenbedoelden Chef daartoe aan te wijzen, gestadig opnemingen van restanten in tegenwoordigheid van den bewaarder gedaan. Van de verschillen, bevonden bij de sub a, b en c hiervoren bedoelde opnemingen, wordt onder 15 December van elk jaar proces-verbaal opgemaakt. ARTIKEL 3. Deze ordonnantie wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1911. Bijbl. No. 7558. Is goedgevonden en verstaan : Eerstelijk enz.; Ten tweede : Met afwijking in zoover van de regelen, vastgesteld bij het besluit van 9 April 1880 No. 32 (Bijblad op het Staatsblad van Nederiandsch-Indië No. 3554), vast te stellen de navolgende: REGELEN, in acht te nemen bij de opnemingen, bedoeld in het eerste lid sub a, b en c van artikel 2 der ordonnantie van heden (Staatsblad No. 666); § 1. De constateering van de restanten geschiedt bij telling, meting of weging, naarmate van den aard der goederen. § 2. Iedere bewaarder hout een register van opnemingen aan volgens een door den Directeur van Gouvernementsbedrijven vast te stellen model. In dit register teekenen de bewaarder en de door diens Chef daartoe aan te wijzen ambtenaren of beambten, bekrachtigd door hun handteekening, telkens den uitslag van de opnemingen aan. De bewaarder voegt daaraan de noodige toelichtingen toe ter opheldering van de bevonden verschillen. § 3. Het register van opnemingen wordt maandelijks ter .parafeering voorgelegd aan den Chef van den bewaarder. § 4. Jaarlijks worden onder 15 December de in het register van opnemingen aangeteekende verschillen met daarbij behoorende toelichtingen door eene door den Chef van den bewaarder aan te wijzen commissie overgenomen in het bij artikel 2 der ordonnantie van heden (Staatsblad No. 666) bedoeld proces-verbaal, opgemaakt volgens een door voornoemden Departementschef in overleg met de Algemeene Rekenkamer vast te stellen model. Van dit proces-verbaal ontvangen genoemde Departementschef, de Algemeene Rekenkamer en de Bedrijfs•of dienstchef elk een exemplaar. § 5. Deze regelen worden geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1911. Voor de modellen van het aan te houden register en de processen-verbaal zie Bijbl. No. 7559. VERVOER VAN 'S LANDS GOEDEREN (TRANSPORTEN). Bij art. 38 van de 1. C. W. is bepaald, dat het doen van transporten ten behoeve van N.-I., geschieden op contracten van openbare aanbesteding. Alleen wanneer de Min. van Kol. of de G.-G. van N.-I. zulks in 's Lands belang noodig oordeelt, kan van dien regel worden afgeweken. Zie dus in de eerste plaats: REGLEMENT OP HET HOUDEN VAN AANBESTEDINGEN. Bij St. 1873 No. 73 werd verklaard dat het in 's Lands belang is van den regel, gesteld in de eerste alinea van art. 38 1. C. W. af te wijken: Wegens gebruikmaking van's Lands eigen inrichtingen en vervoermiddelen. beginselen te volgen bij het transport van 's lands producten, gelden, materialen en andere goederen. DAAR WAAR STAATSSPOORWEGEN ZIJN. Bijbl. No. 4291. BESLUIT. No. 1 Buitenzorg, 19 Maart 188S. Gelezen enz. Gelet op artikel 1 letter A. van liet besluit van 20 April 1873 No. 14 (Stbl. No. 73) en enz. De Raad van Nederlandsch-lndië gehoord ( Is goedgevonden en verstaan: Met intrekking van artikel 2 letter 1, van het besluit van 9 Juli 1879 No. 4 (Bijbl. No. 3471) te bepalen: I. Voor de overbrenging van lands producten, materialen en andere goederen en gelden, waarbij vervoer geheel of gedeeltelijk per Staatsspoor mogelijk is, moet van dat vervoermiddel worden gebruik gemaakt, tenzij zekerheid bestaat dat eene andere vervoerwijze voor den Lande minder kostbaar zal zijn. Bij (') de beoordeeling van dit laatste moet worden in het oog gehouden, dat bij Gouvernements transporten langs de Staatsspoorwegen in werkelijkheid niet meer wordt uitgegeven dan de zelfkosten van het vervoer, welke gedurende het (') Opgenomen zooals de 2e alinea van deze § is gewijzigd bij Bijbl. No. 5175 en 7541. het tijdvak van 1 Januari 1912 tot en met 31 December 1914 worden gerekend te bedragen: Voor het goederenvervoer: Op de java-lijnen 125 1 tonkilometer. (■) Op den Sumatra-sporweg 1.00 ) A. voor alle tranporten van gelden, materialen en andere goederen tusschen plaatsen, welke rechtstreeks door den Staatsspoorweg met elkander zijn verbonden; zullende de afzender die gelden, materialen en andere goederen op het station doen brengen en de geadresseerde ze daar doen afhalen; B. voor alle transporten, van producten tusschen pakhuizen, welke door sporen in aansluiting met die van den Staatsspoorweg rechtstreeks met elkander verbonden zijn ; (2) III. De transporten, welke slechts gedeeltelijk of in het geheel niet langs den Staatsspoorweg zullen plaats hebben, geschieden door tusschenkomst van een aannemer. IV. De voorwaarden van aanbesteding voor Gouvernements-transporten zullen vermelden: A. De aannemer is verplicht: ci. voor den geheelen duur der overeenkomst te vervoeren langs die Staatsspoorwegen, welke bij het sluiten der overeenkomst reeds in exploitatie waren en in de voorwaarden worden opgenoemd ; b. langs de Staatsspoorwegen, waarvan de exploitatie gedurende den loop der overeenkomst kan worden verwacht, het vervoer aan te vangen binnen één maand na ontvangen schriftelijke aanzegging van het Hoofd van Gewestelijk (') = 1000 KG. per K. M. (2) Bepalingen betreffende de verzending van Lands producten, materialen en andere goederen over de Staatsspoorwegen in Nederlandsch-Indië door Gouvernements ambtenaren zonder tusschenkomst van aannemers, ingevolge de voorschriften der paragrafen 1 en !I van dit besluit zijn vastgesteld bij art. 2 van het G B. dd. 4 Maart 1891 No. 8 (Bijbl. No. 4697 hierachter). Bestuur. Onder deze lijnen zijn ook begrepen bestaande particuliere spoorwegen, die door het Gouvernement worden overgenomen; c. het vervoer over Staatsspoorwegen, welke gedurende den loop der overeenkomst worden in exploitatie gebracht, zonder dat dit bij het sluiten der overeenkomst te voorzien was, aan te vangen eveneens binnen één maand na ontvangen schriftelijke aanzegging van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur, doch in geen geval binnen twee jaren nadat hem van het voornemen tot het bouwen dier lijn of lijnen door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur is kennis gegeven ; d. koffie en zout zooveel doenlijk bij volle wagenladingen ten vervoer met den Staatsspoorweg aan te bieden en zelf voor het laden en lossen der wagens zorg te dragen; zijnde hij ten aanzien van de wijze van vervoer overigens gehouden de algemeen geldende bepalingen voor het vervoer, zoomede de aanwijzingen van de ambtenaren van den dienst der Staatsspoorwegen op te volgen; de factuur der door hem over te voeren goederen op het station van afzending aan den ambtenaar of beambte bij den dienst der Staatsspoorwegen, wien het betreft, te vertoonen en door dezen te laten afteekenen. B. De verplichting om langs den Staatsspoorweg te vervoeren vervalt geheel of gedeeltelijk indien die spoorweg of een gedeelte daarvan, dan wel de exploitatie aan eene partculiere maatschappij wordt overgedragen. C. Het vervoer van door een aannemer ter verzending aangeboden Landsprodructen, materialen en andere goederen en gelden zal door den dienst der Staatsspoorwegen geschieden zonder voldoening in geld van de verschuldigde vracht, onkosten, verzekeringspremiën enz. D. De trajecten, waarover het transport al dadelijk of wel, voor de lijnen in aanleg, na de opening voor exploitatie, over den Staatsspoorweg zal moeten geschieden. E. De transporten, welke na de opening der onder D. hiervoren in de laatste plaats bedoelde spoorwegen voor publiek verkeer, voor den aannemer komen te vervallen. F. De inschrijving moet geschieden per picol en per paal; kunnende de aannemer in verband met letter C. hiervoren alleen betaling vorderen over die tracjecten, waarlangs vervoer met eigen middelen en geen vervoer met den Staatsspoorweg plaats heeft. G. De aannemer blijft voor de door hem met den Staatsspoorweg vervoerde Landsgoederen verantwoordelijk, behoudens zijn recht van verhaal op den dienst der Staatsspoorwegen volgens de bepalingen van het Algemeen Reglement op de Spoorwegdiensten in Nederiandsch-Indië (Stbl. 1885 No. 184) en de door de Regeering goedgekeurde of als nog goed te keuren bijzondere bepalingen voor het vervoer op de Staatsspoorwegen. H. De aannemer is bevoegd de door hem vol beladen wagens, nadat deze door den dienst der Staatsspoorwegen van de gebruikelijke sluiting zijn voorzien, van zijnentwege te doen verzegelen of plombeeren. J. Bij tijdelijke staking van den dienst op een of meer gedeelten van den Staatsspoorweg gedurende den loop der overeenkomst, is de aannemer gehouden, v >or zoover die gedeelten betreft, op andere wijze en langs den door het Hoofd van gewestelijk bestuur aangewezen weg in het tranport te voorzien tegendenzelfden prijs, waarvoor door hem voor het vervoer met eigen middelen per picol en per paal is ingschreven. K. Wanneer gedurende den loop der overeenkomst aan den aannemer de verplichting wordt opgelegd om voor het vervoer gebruik te maken van een Staatsspoorweg, waarvan de opening voor het publiek verkeer bij het sluiten der overeenkomst niet te voorzien was, zal de betaling van het transport buiten den Staatsspoorweg worden geregeld op dezelfde wijze als bij J hiervoren bepaald voor vervoer ingeval van staking van den dienst op den spoorweg. V. Behalve waar de bestaande overeenkomsten dit niet toelaten, worden bij vervoer per Staatsspoorweg de bedragen van de verschuldigde vrachtgelden, onkosten, verzekeringspremiën enz. na afloop van het transport door den dienst der Staatsspoorwegen gebracht ten laste van het betrokken Departement van Algemeen Bestuur op de wijze als voor gewoon Landsvervoer is bepaald bij artikel 19 van de bij besluit van 29 April 1878 No. 31 (') vastgestelde dienstregeling. VI. Het oordeel van den Inspecteur-Generaal, Chef van den dienst der Staatsspoorwegen op Java wordt ingewonnen over alle voorwaarden van aanbesteding voor Gouvernementstransporten, waarbij vervoer langs den Staatsspoorweg moet of kan geschieden. VII. De voor ontvangst geteekende vrachtbieven van door een aannemer van Gouvernementstransporten aan den Staatsspoorweg ter verzending afgegeven Landsproducten, materialen en andere goederen en gelden strekken als geldig bewijs voor de betaling der aan den dienst der Staatsspoorwegen verschuldigde spoorwegvracht op den voet van de artikelen 10 en 19 van de bij het besluit van 29 April 1878 No. 31 vastgestelde dienstregeling. (') (') Ingetrokken bij G. B. dd. 16 Juni 1886 No. 1/C en vervangen door de bij dat besluit goedgekeurde: BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE HET VERVOER VAN 'S LANDS REIZIGERS EN GOEDEREN OP DE STAATSSPOORWEGEN IN NED.-INDIË. Bijbl. No. 4292. HOOFDSTUK. I. enz. HOOFDSTUK. II. BEPALINGEN BETREFFENDE HET VERVOER VAN GOEDEREN. ARTIKEL. 8. Wijze van vervooer, vrachtberekening. Het vervoer van 's Lands goederen geschiedt overeenkomstig de bij den dienst der S.S. bepaalde voorschriften en tarieven voor het publiek vervoer van goederen voorzoover die voorschriften en tarieven niet in strijd zijn met deze bepalingen, met dien verstande dat voorzoover dit zonder bezwaar kan geschieden, en in het bijzonder bij vervoer van koffie en zout, die goederen zooveel doenlijk bij geheele wagenladingen en in afgehuurde wagens verzonden en door of van wege de ambtenaren belast met de verzending en ontvangst geladen en gelost zullen worden. De wagens worden alsdan door de verzenders gesloten verzegeld en geplombeerd. Voor oorlogstuig, waartoe behalve wapenen en ammunitie ook gerekend worden te behooren tot het leger behoorende paarden, draag-of trekdieren en alle andere goederen, behoorende bij troepen op marsch, wordt slechts de helft van den gewonen vrachtprijs in rekening gebracht. ARTIKEL 9. Vrachtbrieven en andere stukken. De vrachtbrieven en andere gedrukten, welke voor dit vervoer worden vereischt kunnen desverkiezende door de verzenders tegen betaling van door den chef van dienst der S. S. op Java vastgestelde prijzen op alle stations en haltes van den dienst der S. S. worden verkregen. ARTIKEL. 10. Invulling der vrachtbrieven. Bij de verzending van 's Lands goederen moet behalve hetgeen daaromtrent bepaald is in de in het vorig art. bedoelde voorschriften en tarieven, op de vrachten andere geleidebrieven duidelijk worden opgegeven, het departement, de dienstafdeeling of onderafdeeling, ten behoeve waarvan het vervoer der goederen geschiedt. ARTIKEL. 11. Vrachtverrekening. Het vervoer dezer goederen geschiedt op last van de daartoe bevoegde civiele en militaire autoriteiten, zonder voldoening in geld van de verschuldigde vracht en verdere kosten. Het bedrag daarvan wordt na afloop van het vervoer door den dienst der S. S. gebracht ten laste van het betrokken departement, (zie art. 18). ARTIKEL 12. Wie bevoegd zijn totverzendingvan 's Lands goederen. Tot de verzending van 's Lands goederen zijn bevoegd: de hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur, de intendanten der Gouvernements-hotels, de pakhuismeesters, de gewestelijke-, plaatselijke- en plaatselijk militaire commandanten, de chefs van diensten en corpsen en van maritime stations; de commandanten van oorlogs-en gouvernementsvaartuigen, de beheerders van magazijnen en de chefs van alle andere zelfstandige inrichtingen en etablissementen der land- en zeemacht; de bij den aanleg geplaatste hoofdingenieurs van den dienst der S.S. en diegenen van hun personeel, die daartoe door den chef van den dienst aan de Algemeene Rekenkamer worden aangewezen. Bijbl. No 4624. Besluit van 25 November 1889 No. 1. Eerstelijk: Met aanvulling van art. 12 der BIJZONDERE BEPALINGEN betreffende het vervoer van 's Lands reizigers en goederen op de SS. in N.-l. (Bijbl. No. 4292) te bepalen, dat de chefs van exploitatie van de S.S. en de door den Dir. van B O W. aan de Alg. Rekenkamer aan te wijzen ambtenaren van de exploitatie-dienst bevoegd zijn tot het verzenden van Landsgoederen, bestemd voor de uitbreiding van S.S. en voor de exploitatie van andere lijnen dan de door hen beheerde HOOFDSTUK 111. enz. HOOFDSTUK V. ALGEMEENE BEPALINGEN. ARTIKEL 18. Verrekening De in deze dienstregeling bedoelde aanvragen, vrachtbrieven en andere bescheiden voor het vervoer van personen, goederen of buitengewone treinen in dienst van den Lande, worden, nadat het vervoer heeft plaats gehad, na het einde van iedere maand door den chef der controle van den spoorweg voor elk departement van Algemeen Bestuur afzonderlijk verzameld en met bijvoeging voor elk departement van een rekening in duplo verzonden aan den chef der expioitatie, die na onderzoek van een en ander en na de rekeningen voor gezien en goedgekeurd te hebben onderteekend, deze met alle bijbehoorende bescheiden doorzendt aan den chef van den dienst der S.S., die voor de verrekening met de betrokken departementen verder het noodige verricht. Deze vorderingen zijn niet onderworpen aan het voorafgaand onderzoek der Rekenkamer. ARTIKEL 19. Aansprakelijkheid voor invulling van bescheiden. Wanneer de in deze dienstregeling bedoelde reisaanvragen, vracht- of andere geleidebrieven en aanvragen voor buitengewone treinen in den voorgeschreven vorm en door de bevoegde autoriteit opgemaakt en aan den dienst der S.S. aangeboden zijn en krachtens die aanvragen en bescheiden het vervoer heeft plaats gevonden, kan in geen geval tegen de verrekening van de vrachten en verder op den spoorweg gemaakte onkosten ten laste van het betrokken departement van Algemeen Bestuur bezwaar worden gemaakt, mits een en ander overeenstemt met de voor het vervoer over de Staatsspoorwegen vastgestelde voorschriften en taiieven. Ook kunnen de ambtenaren van den dienst der S.S. op geenerlei wijze en in geen opzicht aansprakelijk worden gesteld voor bij de opmaking enz. van die aanvragen, vrachtbrieven enz., begane verzuimen, misslagen, vergissingen of onbevoegde handelingen, die ter verantwoording en voor rekening blijven van dengeen of degenen door wie die aanvragen en bescheiden zijn opgemaakt. HOOFDSTUK VI. BEPALINGEN BETREFFENDE HET VERVOER VAN GOEDEREN VOOR DEN AANLEGD1ENST VAN STAATSSPOORWEGEN. Dit hoofdstuk werd bij Bijbl. No. 4624, ten tweede vervangen door nieuwe bepalingen, terwijl art. 20 van dit nieuwe3 hoofdstuk op nieuw werd vervangen bij Bijbl. No. 4820. VERVOER VAN MUNITIE ENZ. Met intrekking van St. 1887 No. 58 en de daarin gebrachte wijzingen bij St. 1895 No. 302, 1898 No. 191, 1899 No. 161 en 1905 No. 415 (militaire dienst) en 1895 No. 301 ('s lands burgerlijke dienst) zijn bij St. 1907 No. 501, waarvan sub b en h weder zijn gewijzigd bij St. 1910 No. 487, vastgesteld : Bepalingen voor het vervoer over Spoorwegen van groote hoeveelheden buskruit, ernstvuurwerken, munitie en andere ontplofbare stoffen ten behoeve van's Lands Burgerlijken en Militairen Dienst. Bij St. 1910 No. 487 werden mede gewijzigd: de art. 201 en 178 van St. 1895 No. 300 en St. 1892 No. 218. BEPALINGEN BETREFFENDE HET TRANS» PORT VAN 'S LANDS PRODUCTEN, MATERIALEN EN ANDERE GOEDEREN, OVER DE STAATSSPOORWEGEN, ZONDER TUSSCHENKOMST VAN AANNEMERS. Bijbl. No. 4697. BESLUIT. No. 8. Batavia, den 4en Maart 1891. Gelet enz. Gelezen enz. De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk. Te bepalen dat in plaats van het woord goederen voorkomende in § I alinea 1, § II Lr. A, § IV Lr. C en § VII van het besluit van 19 Maart 1886 No. 1 (Bijblad op het Staatsblad van NederlandschIndië No. 4291), worden gelezen de woorden materialen en andere goederen. Ten tweede. Voor zooveel noodig onder nadere Koninklijke goedkeuring, vast te stellen de volgende: Bepalingen betreffende de verzending van Lands producten, materialen en andere goederen over de Staatsspoorwegen in Nederlandsch-Indië door Gouvernementsambtenaren zonder tusschenkomst van aanne- mers, ingevolge de voorschriften der paragrafen I en II van het besluit van 19 Maart 1886 No. 1 (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië No. 42911. ARTIKEL 1. Voor het vervoer der materialen en andere goederen van de plaats, waar deze zich bevinden, naar de stations en halten van de spoorwegen, overeenkomstig § 11 Lr. A van het besluit van 19 Maart 1886 No. 1, worden als afzenders aangemerkt de beheerders der voorraden of zij die de materialen en andere goederen onder hunne berusting hebben. Daartoe worden hun zoo noodig en voor zoover zij het vervoer niet met eigen transportmiddelen of met eigen personeel bewerkstelligen kunnen, op hunne aanvrage door het hoofd van Plaatselijk Bestuur dwangarbeiders of gestraften verstrekt; waar deze niet aanwezig zijn, worden tot betaling van vrije koelies of tot inhuur van transportmiddelen, gelden te hunner beschikking gesteld. ARTIKEL 2. De materialen en andere goederen worden bij het vervoer naar het station of de halte door den afzender of door een hem onder geschikt vertrouwd beambte of mandoor vergezeld. Deze waakt gedurende het vervoer tegen ontvreemding of beschadiging en is tevens belast met de overgave aan den spoorwegdienst. ARTIKEL 3. Kleine kisten, pakken, enz, van een gewicht van 20 kilogram of minder kunnen als bestelgoed verzonden worden. Alle andere goederen worden als vrachtgoed ten vervoer aangeboden. De afzender voegt bij elke verzending een vrachtbrief met daaraan gehechte uitgewerkte factuur, beide in duplo. Een triplicaat van de factuur wordt door hem nadat hij daarop het tijdstip van afzending heeft aangeteekend, rechtstreeks per post aan den geadresseerde gezonden. Op het vervoer der materialen en andere goederen van den Lande zijn de bepalingen van hoofdstuk XIII van het Algemeen Reglement voor de spoorwegdiensten in Nederlandsch-Indië (Staasblad 1885 No. 184) ten volle van toepassing. Het duplicaat van den in alinea 3 van dit artikel bedoelden vrachtbrief wordt door den spoorwegdienst afgestempeld en aan den afzender teruggegeven, wien het als bewijs der gedane verzending dient. ARTIKEL 4. De afzenders zijn verplicht door het behoorlijk verpakken, merken, enz, der goederen en materialen te zorgen, dat het 2e lid van artikel 200 van het Algemeen Reglement voor de spoorwegdiensten in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1885 No. 184) bij de verzending van 's Lands goederen nimmer toepassing vinde. ARTIKEL 5. De afzender moet de kisten, pakken, enz. waarin de goederen en materialen besloten zijn, zooveel doenlijk en als in het belang der verzekering van den inhoud noodig en nuttig is, verzegelen en is verplicht om, wanneer dit tot vermindering van den vrachtprijs leidt, voor de verzending van groote hoeveelheden wagens af te huren. Afgehuurde wagens moeten door den afzender verzegeld of geplombeerd worden. ARTIKEL 6. De afzender is aansprakelijk voor liggelden, magazijnof wagenhuur, die verschuldigd mochten zijn volgens Deel III 7 de eerste vier alinea's van artikel 216 van het Algemeen Reglement voor de spoorwegdiensten (Staatsblad ^885 No. 184), zoomede voor de kosten, die een gevolg zijn van toepassing van artikel 217 van dat Reglement, voorzoover die te wijten zijn aan verzuim zijnerzijds. Behoudens de verantwoordelijkheid van geadresseerde, zooals die volgt uit de laatste alinea van artikel 7, is de afzender, behalve in de gevallen waarin de schade op den spoorwegdienst kan verhaald worden, mede aansprakelijk voor alle tekorten of beschadigingen der goederen en materialen, die bij de aflevering bevonden worden. Hij blijft derhalve voor den inhoud der kisten, enz. in verband met de vorige alinea en met artikel 4 verantwoordelijk totdat hij, ten bewijze van de behoorlijke ontvangst, van de bestelgoederen een schriftelijk bericht en van de vrachtgoederen de voor de ontvangst geteekende factuur van den geadresseerde terugontvangen heeft. ARTIKEL 7. De materialen en andere goederen worden geadresseerd aan den ambtenaar die ze moet ontvangen. De geadresseerde is verplicht de goederen en materialen, zoo spoedig mogelijk na ontvangst van de kennisgeving van aankomst, van het station of de halte te doen afhalen, op dezelfde wijze als in artikel 1 voor het vervoer naar het station of halte is voorgeschreven. Hij is aansprakelijk voor liggelden, magazijn- of wagenhuur die verschuldigd mochten zijn volgens alinea 7 en volgende van artikel 216 van het Algemeen Reglement voor de spoorwegdiensten (Staatsblad 1885 No. 184), zoomede voor de kosten, die een gevolg zijn van toepassing van artikel 217 van dat Reglement, voor zoover die te wijten zijn aan verzuim zijnerzijds. Hij is mede verantwoordelijk wanneer door verzuim zijnerzijds schade niet op den spoorwegdienst is te verhalen, of wanneer ten gevolge van het niet tijdig constateeren van den inhoud der colli te korten of beschadigingen blijken, die na de ontvangst kunnen zijn veroorzaakt. ARTIKEL 8. (') Worden de kisten, pakken, enz. op het station of de halte beschadigd bevonden, blijken er te korten te bestaan of de leveringstijd overschreden te zijn, dan moeten de goederen en materiaien door den geadresseerde zooveel mogelijk persoonlijk in ontvangst genomen worden, en deze gaat hiertoe niet over, dan nadat de verantwoordelijkheid van den spoorwegdienst en de verschuldigde schadevergoeding volgens de artikelen 220 tot en met 226 van het Algemeen Regiement voor de spoorwegdiensten (Staatsblad 1885 No. 184) met den spoorwegdienst geregeld is. ARTIKEL 9. De kisten, pakken, enz. worden nadat zij ter bestemder plaats zijn overgebracht, ontpakt door eene commissie van twee personen, die den inhoud der colli met de ontvangen factuur vergelijkt. (') Bijbl. No. 5921. Toezicht op tijdige a/levering van per spoor verzonden goederen. In verband met het bepaalde bij de art. 225 en 226 van St. 1895 No. 300 en de art. 202 en 203 van St. 1902 No. 218 heb ik de eer UHEDG. te verzoeken, door de tot dit Departement behoorende beheerders van Landsgoederen en andere personen, aan wie goederen of gelden per spoor gezonden worden (voor zooveel noodig in verband met art. 8 van Bijbl. No. 4697) te doen zorg dragen, dat bij in ontvangstneming felkens worde nagegaan of de aflevering binnen den vastgestelden tijd heeft plaats gehad, en in het ontkennend geval, binnen den bij de 2e ali nae der art. 225 en 202 van bovengenoemde reglementen voorgeschreven termijn eene vordering totschanevergoedingin tedienen. Hiervan ware verder melding te maken op den betrekkelijken vrachtbrief, onder opgave van het bedrag der vergoeding en van het kantoor van storting. Deze commissie, die hare taak onmiddellijk aanvaardt en volbrengt, wordt benoemd naar de bestaande regelen, daarvoor of van wege de Chefs der Departementen van Algemeen Bestuvr voor de verschillende diensttakken te stellen, of bij gebreke van dien door de Hoofden van Plaatselijk Bestuur, ten verzoeke van geadresseerde. Blijken er beschadigingen, tekorten of andere afwijkingen te bestaan, dan wordt daarvan door haar proces-verbaal in drievoud opgemaakt. Voorzoover daartoe volgens de bepalingen van hoofdstuk XIII van het Algemeen Reglement voor de spoorwegdiensten (Staatsblad 1885 No. 184) aanleiding bestaat, wordt deze schade door den geadresseerde op den spoorwegdienst verhaald. Blijkt voor zoodanig verhaal geen aanleiding te bestaan, dan wordt het origineel van dit proces-verbaal met de in artikel 6 bedoelde geteekende factuur, nadat daarop de noodige aanteekening omtrent de beschadigingen is gesteld, aan den afzender en het duplicaat aan den Chef van het betrokken Departement gezonden, terwijl het derde exemplaar bij den geadresseerde blijft berusten om bij zijne verantwoording te dienen. De geadresseerde zendt de factuur en het hierbovenbedoelde proces-verbaal steeds zoo spoedig mogelijk aan den afzender; beletten de omstandigheden zulks te doen binnen drie dagen, nadat de goederen op het station of halte van bestemming zijn aangekomen, dan zendt hij den afzender een voorloopig bericht van ontvangst, vermeldende de reden der vertraging. ARTIKEL 10. Het vervoer van producten, bedoeld in § II Lr. B van het Besluit van 19 Maart 1886 No. 1, geschiedt altijd in afgehuurde en verzegelde of geplombeerde gesloten goederenwagens en zooveel mogelijk bij volle wagenladingen. Op liet verzenden en het in ontvangstnemen der producten zijn de artikelen 3, 6, 7, 8 en 9 van deze bepalingen van toepassing. ARTIKEL. 11. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op vervoer langs de Staatsspoorwegen van 's Lands gelden en van eigen goederen van dien dienst. Ten derde: enz. Afschrift enz. Omtrent geldzendingen, zie bij: KASBEHEER. Herinnering aan het voorschrift om zooveel mogelijk gebruik te maken van den Staatsspoorweg. Bijbl. No. 6327. CIRCULAIRE. Aan de Hoofden van gewestelijk bestuur de Chefs der waterstaats- en irrigatieafdeelitigen, de Chefs der exploitatie van Staatsspoorwegen op Sumatra-Staatsspoorweg en de Ombilinmijnen. No. 12200/F. Batavia, den 16 Augustus 1905. Ingevolge de bepalingen op het vervoer vati's Lands producten, materialen en andere goederen en gelden (vergelijk Bijbl. Nos. 4291, 4697, 5175 en 5935) moet, wanneer dat vervoer geheel of gedeeltelijk per Staatsspoor mogelijk is, van dit vervoermiddel gebruik worden gemaakt, tenzij zekerheid bestaat, dat eene andere vervoerwijze voor den Lande minder kostbaar is. Bij de beoordeeling van dit laatste moet worden in het oog gehouden, dat.bij Gouvernements transporten langs de Staatsspoorwegen in werkelijkheid niet meer wordt uitgegeven dan de kosten van exploitatie. Naar mij is gebleken, wordt aan dat voorschrift niet altijd de hand gehouden. Het komt voor, dat de executant van een waterstaatswerk in zijn op zich zelf prijzenswaardig streven om met de voor dat werk toegestane fondsen toe te komen en daarvan een zoo groot mogelijk gedeelte over te houden, de voorkeur geeft aan den aanvoer der benoodigde materialen per grobak of per prauw boven dien per Staatsspoorweg, zoodra de eerstbedoelde wijze van aanvoer iets goedkooper is. Daarbij wordt dan over het hoofd gezien, dat van de te betalen vervoerkosten per Staatsspoor alleen de zelfkosten als eene werkelijke uitgaaf zijn te beschouwen en liet overige in 's Lands kas terug vloeit. Aldus te werk gaande plaats de executant van het werk zich niet op het juiste standpunt. De hoofdzaak is niet de schijnbare kosten van eenig werk zoo laag mogelijk te doen zijn, evenmin als er naar gestreefd moet worden de opbrengst der Staatspoorwegen als het ware kunstmatig te verhoogen, maar de belangen van de Schatkist in hun geheel moeten op den voorgrond worden gesteld. Daarom behoort steeds, wanneer daartoe aanleiding bestaat, reeds bij het opmaken der begrooting eene vergelijking te worden gemaakt tusschen de transporten der benoodigde materialen bij gebruik van particuliere middelen van vervoer en de zelfkosten van het vervoer per Staatsspoorweg. De zelfkosten zijn blijkens Bijbl. No. 6930 tot het einde van 1911 vastgesteld voor Java en Sumatra op 1.25 cent per tonkilometer. (Zie blz. 87). Omtrent de wijzigingen, welke deze bedragen wellicht zullen ondergaan, kunnen zoo noodig inlichtingen ingewonnen worden bij de betrokken spoorwegambtenaren, die verplicht zijn die inlichtingen te geven. Wanneer vervoer per Staatsspoorweg gekozen wordt, dan moeten uit den aard der zaak in de begrooting en dus ook in de beschikbaar te stellen som, de vervoerkosten tot het volle bedrag in rekening worden gebracht, doch in de nota van toelichting kan worden vermeld, welke som als winste bij het bedoelde vervoer in 's Lands kas terugvloeit, opdat gemakkelijk over de werkelijke kosten van het voorgestelde werk kan worden geoordeeld. In belangrijke gevallen zal in die nota de gedane keus moeten worden verdedigd. Wanneer het tot de uitvoering komt, behoort de bedoelde vergelijkende berekening opnieuw te worden ingesteld, want zij kan tengevolge van gewijzigde omstandigheden tot een ander resultaat voeren dan vroeger. Worden dan de voor het werk toegestane fondsen overschreden tengevolge van het overgaan tot een oogenschijnlijk duurder, doch wel beschouwd voor den Lande voordeeliger vervoer der materialen, dan zal in die overschrijding steeds worden berust. De Directeur der Burgerlijke Openbare Werken. UITSLUITENDE GEBRUIKMAKING, BEHOUDENS ENKELE UITZONDERINGEN, VAN DE STOOMGELEGENHEDEN DER KON.-PAKKETVAART MAATSCHAPPIJ VOOR VERVOER VAN PASSAGIERS, GOEDEREN EN GELDEN. Bijbl. No. 5925. ARTIKEL 1. enz. ARTIKEL 6. 1) De wederzijdsche betalingen, uit deze overeenkomst voortvloeiende, geschieden bij 's lands kas te Batavia, in de voor N.-I. wettige betaalmiddelen. 2) De Maatschappij onderwerpt zich met opzicht tot de indiening, liquidatie en betaling van hare rekeningen aan de thans bestaande of nader vast te stellen bepalingen, betreffende het beheer van 's Lands geldmiddelen. 3) De Maatschappij heeft geen aanspraak op interessen ter zake van mogelijke vertraging in de voldoening van hare rekeningen. 4) Bij de indiening der rekeningen moeten in originali worden overgelegd: a. enz. b. wat betreft het vervoer van goederen en gelden : het voor de behoorlijke uitlevering afgeteekende cognogementsfactuur. ARTIKEL 7. enz. ALGEMEENE BEPALINGEN ten aanzien van het vervoer van personen, goederen en gelden. Passagiers. § A. enz. Goederen en gelden. § 1. Het gewicht of de maat in kojangs wordt berekend overeenkomstig het tarief No. 7 van St. 1882 No. 161, en de later daarin nog te brengen wijzingen, en ten aanzien van de hierna niet genoemde goederen, voor welker vervoer volgens eventueel tarief afzonderlijke contracten moeten wo-den gesloten, op den voet van § 5 der in dat tarief opgenomen Algemeene Bepalingen. § K. Voor de na te noemen goederen worden de vrachtprijzen berekend op de daarbij aangewezen wijze. a. Zilveren en gouden muntspecie, goud en zilver in staven, stofgoud, edelgesteenten, geldswaardig papier en zilver- en goudwerken, voor zooverre een en ander niet in pakketten van de brievenpost wordt verzonden, 1 per mille van de waarde, voor het vervoer langs elke lijn; als minimum vracht zal echter steeds een bedrag van f 5— betaald worden voor het geheele trasport. b. Ontplofbare stoffen, buskruit in vaten en alles wat daaronder ingevolge het tarief No. i in St. 1882 No. 161, en de nader daarin te brengen wijzigingen moet worden verstaan, naar reden van ƒ 25.— per kubieken Meter voor vervoer langs elk der lijnen; met dien verstande, dat, als het vervoer over grooteren afstand dan 390 geografische mijlen geschiedt, het gewone vrachttarief, waarbij de kojang op 2.50 M3 geschat is, zal worden toegepast. c. Goederen, wier verlading benedendeks gevaar kan opleveren voor schip of lading, zooals zwavelzuur en andere dergelijke zuren, amonia liquida, petroleum enz. mogen aan dek worden geladen. Voor zoodanige goederen wordt de tariefvracht met 50°/u verhoogd. Op de colli waarin dergelijke goederen verpakt zijn, moet uitwendig met duidelijke letters, bij voorkeur in olieverf, de inhoud vermeld staan, terwijl de aanvraag om scheepsruimte den inhoud der colli moet vermelden. d. Geschut, artilleriematerieel, machinerieën of andere deelen daarvan, het ijzerwerken ijzeren scheepsankers, ieder per stuk niet zwaarder wegende dan 4000 kilogram, volgens het algemeen goederentarief. e. De vrachtprijzen voor het vervoer van sloepen of andere lichte vaartuigen worden berekend volgens het algemeen goederentarief per kojang van 2'/2 kub. Meter. Indien sjorringen of stopblokken bij dat vervoer noodig zijn, zullen die artikelen van wege de Regeering worden verstrekt of voor Hare kosten worden aangemaakt. De gegrondheid van eventueel door de Maatschappij in te brengen bezwaren tegen het vervoer van sloepen, enz., wordt beslist door nader door den G.-G. aan te wijzen anbtenaren of autoriteiten. ƒ. De vrachtprijzen van fijne instrumenten en uurwerken, welke volgens bekendstelling door den afzender op het factuur, gedurende den overtocht bijzonder zorgvuldige behandeling vereischen, worden volgens het algemeen goederentarief berekend per kojang van 2'/2 kub. Meter. De Maatschappij kan echter bij aflevering in goeden staat het tienvoud van dat tarief in rekening brengen. g. Volgens het algemeen goederentarief wordt betaald: voor een paard, lastdier of karbouw, over twee kojangs; voor een koebeest, over anderhalve kojang; voor een geit of schaap, over een halve kojang. De maatschappij is verplicht paarden, lastdieren en vee te voederen van drinkwater te voorzien en te stallen volgens de voorschriften vastgesteld bij het Gouv. Besluit van 30 Mei 1890 No. 34 par. b. (Bijlage P der bestaande overeenkomst). Voor de verstrekking van voeder, drinkwater en losse stallen (boxes) wordt geen afzonderlijke vergoeding uitgekeerd. Officieren mogen voor hunne paarden een bediende vrij van betaling van passage- en kostgelden medenemen. h. Voor koperen munt wordt vracht betaald als voor koper. i. Voor het vervoer van steenkolen in zakken, volgens het algemeen goederentarief, de kojang berekend op 1400 kilogram. § L. De Maatschappij heeft geenerlei aanspraak op het vervoer van : a. De onder letter d van § K hiervoren genoemde goederen, welke per stuk zwaarder wegen dan 4000 kilogram ; b. rondhouten, balken of andere dergelijke houtwerken, welke per stuk meer inhoud hebben dan 3 kub. Meter, dan wel wegens hunne afmetingen, ter beoordeeling van nader door den G.-G. aan te wijzen ambtenaren of autoriteiten, niet kunnen worden geborgen; c. meer dan 20 kub. Meters rondhouten, balken, gezaagde ribben, sirappen, bewerkte deuren en ramen of dergelijke houtwerken, welke in de ruimen geborgen kunnen worden, tegelijkertijd; ci zout; e. steenkolen in grooter hoeveelheden dan 10000 kilogram tegelijk, of steenkolen niet in zakken geladen. § M. Wanneer daartegen, al naar den aard der goederen, ter beoordeeling van de hoogste civiele, maritieme of militaire autoriteit ter plaatse van afscheping, geen bezwaren bestaan, zal bij voorkeur van stoomscheppen van de Maatschappij worden gebruik gemaakt voor het vervoer van: o. de per stuk meer dan 4000 kilogram wegende goederen bedoeld bij letter d van § K hiervoren, mits daarvoor niet meer in tekening worde gebracht dan de dubbele tariefsvracht; b. de bij letter b van § L hiervoren bedoelde houtwerken, mits daarvoor niet meer in rekening worde gebracht dan anderhalfmaal de gewone tariefsvracht; c. steenkolen bij grootere hoeveelheden dan 10000 kilogram tegelijk, mits daarvoor niet meer in rekening worde gebracht dan de bij letter /. van § K hiervoren bedoelde vracht. § N. Bij beschadigde uitlevering of minderheden, enz., onderwerpt de Maatschappij zich aan de bestaande of nader vast te stellen bepalingen op het stuk van spillage en omtrent het vervoer van 's Lands gelden. VERVOER VAN GOUVERNEMENTSPRODUCTEN UIT NEDERLANDSCH=INDIË NAAR NEDERLAND. Bijbl. No. 7410. BESLUIT VAN 1 JULI 1911 No. 27. Ter vervanging van de vroegere overeenkomst (Bijbl. No. 5505) is met de Stoomvaartmaatschappijen „Nederland" en „Rotterdamsche Lloyd" eene nieuwe overeenkomst aangegaan, luidende deze als volgt: OVEREENKOMST tusschen den Minister van Koloniën en de Stoomvaart Maatschappijen „Nederland" te Amsterdam en „Rotterdamsche Lloyd" te Rotterdam wegens het vervoer van Gouvernementsproducten uit Nederlandsch-Indië herwaarts. (') Tusschen den Minister van Koloniën ten deze handelende voor en namens de Regeering van Nederlandsch-lndië, ter eene zijde, de Stoomvaart Maatschappij Nederland, ten deze vertegenwoordigd door de Heeren Jhr. Laurens Pieter Dignus op ten Noort en Jan Benjamin Anne Jonckheer Directeuren der Maatschappij, en de „Rotterdamsche Lloyd" vertegenwoordigd door de firma Wm. Ruys & Zonen, Directie der Maatschappij, ter andere zijde, is overeengekomen als volgt: ARTIKEL 1. De Regeering verbindt zich om met de stoomschepen der Stoomvaart Mijen „Nederland" en „Rotterdamsche Lloyd" naar Nederland te doen overbrengen met elk de helft van de tot verkoop in Nederland bestemde Gouvernements producten, zooals koffie, kina, tin, caoutchouc, coca, enz. voor zoover de Regeering die producten niet per zeilschip wenscht te verzenden, zullende wat het tin betreft de verbintenis der Regeering zich niet verder uitstrekken dan tot 2080 Lasten. ARTIKEL 2. De inlading op Java geschiedt volgens usantie in een of meer der volgende afscheepplaatsen: Batavia, Semarang, Soerabaja, Cheribon, Tegal, Pekalongan, Pasoeroean, Probolinggo Besoeki, Panaroekan, Tjilatjap, en verder eventueel, te Padang, Sabang en/of Makasser, en wordt door of van wege de Factorij der Nederlandsche (') Bijbl. No. 7603. Deze overeenkomst moet geacht worden te zijn aangevuld met de bepaling dat genoemde maatschappijen zich verbinden de Gouvernements-rubber en coca steeds zooveel mogelijk per eerstvertrekkende mailboot te verschepen, doch zich het recht voorbehouden om, bij gebrek aan ruimte, daarna de verscheping per eerstvolgende vrachtboot te doen geschieden. Handel Maatij te Batavia in dier voege geregeld, dat rekening wordt gehouden met de noodzakelijkheid om de mailstoomschepen op den maildag te doen vertrekken, en de Vrachtbooten op den vastgestelden vertrekdag. ARTIKEL 3. Voor inlading der koffi te Tjilatjap zal de Factorijder Ned. Handel Maatij. te Batavia jaarlijks hoogstens 8 stoomschepen kunnen aanwijzen met minstens 4 weken tusschenruimte, mits voor zoodanige belading worden beschikbaar gesteld minstens 200 Lasten. Inladingen te Patjitan en Panggoel instede van Tjilatjap van een deel der bovengenoemde 200 Lasten koffie kunnen alleen door de Factorij worden gevorderd, indien de laadmiddelen op die plaatsen zoodanig vermeerderd zijn, dat op een dag 150 Lasten koffie kunnen afgescheept worden. ARTIKEL 4. De vracht wordt bepaald voor bovenbedoelde artikelen op het laagste cijfer, dat voor particuliere afschepers wordt vastgesteld voor gelijk goed van dezelfde afscheepplaats naar dezelfde bestemming met dien verstande echter, dat een eventueel rabat op de vracht, dat aan particulieren eerst na een zeker tijdsverloop en slechts onder bepaalde, beperkende voorwaarden mocht worden vergoed onvoorwaardelijk en onmiddellijk bij de vrachtverrekening voor iedere partij Gouvernements producten aan de Regeering in mindering gebracht wordt. In geen geval zal de vracht voor de bovengenoemde Gouvernementsproducten, na aftrek van een eventueel uit te keeren rabat meer mogen bedragen dan: netto ƒ 52.50 per N. H. Mij Last voor koffie, » » 30. „ „ „ „ tin, netto ƒ 17.— per M3 Last voor kinabast, „ „ 27.- „ „ „ caoutchouc, „ „ 13.50 „ „ „ coca, en met in acht name van de bepalingen omtrent de vrachtberekening voorkomende in het verder gedeelte van dit artikel. Koffie in hoornschil wordt aangenomen op 1200 Kg. per Last. Mochten te eeniger tijd nog andere Gouvernements producten ter verscheping komen dan zal de maximum vracht op boven omschreven basis bepaald worden. Voor lossingskosten te Amsterdam/Rotterdam wordt voldaan het laagste cijfer, dat door particulieren wordt betaald voor gelijk goed, doch in geen geval meer •dan voor koffie ƒ 1.— voor tin ƒ 0.50 per Last voor kinabast, caoutchouc en coca ƒ 0.35 per MJ. Voor andere artikelen zullen de te betalen lossingskosten op dezelfde basis vastgesteld worden bij de eerste verscheping van zoodanig artikel. Wanneer op aanvraag der Stoomvaart Maatschappijen in een stoomschip meer dan 200 Lasten Gouvernements producten (tin uitgezonderd) worden geladen, wordt de vracht volgens alinea's 1 en 2 van dit artikel slechts toegepast op 200 Lasten en wordt die vracht verminderd met 5°/0 voor het aantal Lasten van 201 tot en met 400 en met 10°/0 voor het aantal boven 400. De uitlevering der goederen geschiedt te Amsterdam en/of te Rotterdam in keuze van de Nederlandsche Handel Maatschappij. De betaling der vracht heeft plaats in Nederland na de aflevering der goederen. De te gebruiken formulieren van cognossementen zijn die, welke de Maatschappijen met goedvinden van de Nederl. Handel Maatschappij en de te Amsterdam gevestigde Vereeniging van Assuradeuren heeft vastgesteld. ARTIKEL 5. De Stoomvaart Maatschappij „Nederland" en „Rot- terdamsche Lloyd" verplichten zich om, als de Factorij der Nederl. Handel Maatschappij dit verlangt, in iedere MAILBOOT ruimte beschikbaar te stellen voor hoogstens 100 Lasten tin en in iedere Vracht boot voor hoogstens 200 Lasten tin, met dien verstande, dat die hoeveelheden zoo noodig verhoogd mogen worden, opdat in elk kwartaal door elk der Stoomvaart Maatschappijen ten minste ruimte voor 1000 Lasten worde beschikbaar gesteld. ARTIKEL 6. De Maatschappijen verstrekken aan de Nederl. Handel Maatschappij de inlichtingen, die laatstgenoemde voor de toepassing van artikel 4 noodig acht. ARTIKEL 7. De Maatschappijen verbinden zich voor het vervoer van de volgens deze voorwaarden afgeladen producten te bezigen le klasse stoomschepen, vallende onder de volgende classificatien : Veritas 13/3 1.1., LloydslOOA. ARTIKEL 8. Deze overeenkomst is aangegaan voor den tijd van een jaar, aanvangende 16 Mei 1911, en wordt geacht stilzwijgend van jaar tot jaar te zijn voortgezet, indien niet drie maanden voor haar einde opgezegd. ARTIKEL 9. De kosten van zegel op deze overeenkomst en op de daaruit voortvloeiende betalingen worden door de Stoomvaart Maatschappij „Nederland" en „Rotterdamsche Lloyd" gedragen. HET SPILLAGE-REGLEMENT. Bijbl. No. 1678 aangevuld bij de bijbl. No. 4663 en 4664. Het Reglement op het berekenen, valideeren en afschrijven van spillagiën (') en op het vergoeden van onderwichten en minderheden, voor en door de bewaarders en vervoerders (2) van 's Landsgoederen in Nederlandsch-lndië, le. Spillagiën worden alleen toegestaan om bewaarders (3) en overbrengers van 's Landsgoederen, hoe ook genaamd, te dekken tegen tekortkomingen, welke werkelijk en zonder hunne schuld of toedoen zijn ontstaan. 2e. (De wijziging bij St. 1874 No. 245 van dit ten 2e is buiten werking gesteld bij St. 1910 No. 197, waarbij nieuwe voorschriften zijn gegeven. Zie hier-achter.) 3e. Alle bederf of verlies, hoe ook genaamd, aan of van de bewaarde of overgevoerde goederen ontstaan, zal ten laste van de pakhuismeesters en scheepsoverheden (4) worden gebracht en zij alleen aanspraak tot vergoeding van zoodanige schaden kunnen maken, wanneer zij zullen aantoonen en bewijzen, dat het bederf of het verlies niet door verzuim of verkeerde behandeling van hen zeiven of van hunne onderhoorigen, maar door buitengewone en onvoorziene omstandigheden, waartegen zij zich door geene middelen van hunne zijde, hetzij geheel of ten deele hebben kunnen verzetten, is veroorzaakt. 4e. De aangebracht wordende ladingen zullen volgens de facturen en ten volle door de bewaarders bij hunne boeken moeten worden ingenomen, maar ingeval (') Het spillage-reglement is niet van toepassing op particuliere transportaannemers, die er zich niet uitdrukkelijk aan onderworpen hebben. Bijbl No. 2785. (2) Omtrent de verantwoordelijkheid van ondernemers van een spoorwegdienst, zie art 223 voorlaatste alinea van Stb. 1885 No. 184. (3) Ofschoon het spillage-Reglement niet uitdrukkelijk spreekt van koffie-inkooppakhuismeesters, wordt het toch beschouwd als ook op hen van toepassing te zijn. (4) De commandeerende officieren van oorlogsvaartuigen zijn, bij overvoer van Gouvernements goederen of gelden alleen verantwoordelijk voor de goede en ongeschonden uitlevering der kisten of fusten, waarin de goederen of gelden geborgen zullen zijn. (Bijbl. No. 167ö). op de ladingen minderheden worden bevonden, hetzij beneden, dan wel boven de toegestane spillage, zal de bewaarder, die op het rapport van uitlevering der lading, waarin de minderheden moeten zijn opgegeven, en welk rapport door den afleveraar en den ontvanger beiden moet zijn geteekend, mogen afschrijven, mits van de minderheden, boven de toegestane spillage bevonden, onmiddellijk kennisgevende aan den betrokken Departementschef en welke minderheden door den afleveraar zullen moeten worden gedragen; meerderheden zullen dadelijk bij de bevinding moeten ingenomen worden. De producten van ieder jaar, welke in's Lands pakhuizen geleverd worden, moeten afzonderlijk worden geboekt, opdat uit de verschillende pakhuisboeken kunne worden nagegaan, hoeveel de oogst van ieder jaar heeft bedragen, hoeveel daarvan is afgeleverd en hoeveel producten van ieder jaar zich nog onder de restanten bevinden. De facturen der verzendingen van producten moeten nauwkeurig het oogstjaar (') aanwijzen. Bijbl. No. 1402. 5e. Wanneer bij de pakhuismeesters goederen ontvangen worden in kasten, balen, soekels, balies en diergelijken, welker inhoud aan stukken, maat, el of gewicht niet zuiver kan worden ingenomen, zullen zij kunnen volstaan, met dezelve kasten, balen, soekels, balies en diergelijken, bij het bruto gewicht, bij hunne boeken te verhandelen, en te verantwoorden, mits dat bruto gewicht met een onderscheidend nummer of merk, op elk derzelve worde bekend gesteld, en overigens de kasten, balen, soekels en balies, zich bevinden in een wel geconditionneerden en ongehavenden toestand: 6e. Ingeval een of meer kasten, balen, soekels, balies en diergelijken bij de ontvangst niet wel geconditionneerd zijn, of dat er verschil is in het bekend gestelde bruto gewicht, zullen de pakhuismeesters tot het netto (') Ten aanzien van koffie is bepaald, dat tot den oogst van een jaar moet worden gerekend het product ingekocht van 1 Januari tot en met ultimo December. Bijbl No. 3551. Deel 111 8 wegen, tellen of meten overgaan, doch niet anders dan in tegenwoordigheid van gecommitteerden, de benoeming van welke door de pakhuismeesters, dadelijk na de bevinding, in geschrifte zal worden verzocht van de autoriteit, onder welke zij onmiddellijk staan; zullende zoodanige commissie nimmer komen ten laste van 's Lands kas, maar dezelve ten koste van ongelijk worden gedragen. 7e. Van elke opening, naweging, natelling of nameting in tegenwoordigheid van gecommitteerden zal worden opgemaakt behoorlijk proces-verbaal om te dienen waar het behoort. 8e. De pakhuismeesters, zoowel als de scheepsoverheden, zijn verantwoordelijk voor alle fusten, kasten, kisten, balen, soekels, zakken en voor alles wat tot inpakking, berging of emballage gediend heeft en nevens de goederen is ontvangen. 9e. Specerijen, vogelnestjes en amfioen in kisten, vaten, balen, soekels, zakken en diergelijken ontvangen zullen niet mogen worden geopend of afgeleverd en afgescheept dan in tegenwoordigheid van eene commissie buiten bezwaar van den Lande te benoemen. 10. Opdat vorenstaande bepalingen nauwkeurig kunnen gevolgd worden, moet bij den afscheep van Gouvernementgoederen op elke kist, kast, vat, pak, baal, kanassar en diergelijken, terwijl het gewogene nog op de schaal ligt, het bruto gewicht gemerkt en de hoeveelheid of het gewicht op het factuur en cognossement van lading duidelijk en nauwkeurig bekend gesteld worden. In dezer voege wordt bekend gesteld het getal der kisten, zakken, pakken, vaten en diergelijken, waarin de goederen zijn bevat, alsook het merk of nummer, waarvan dezelve zijn voorzien, terwijl voorts de scheepsoverheden, voor rekening van het Gouvernement op vracht varende, verplicht zijn bij het cognossement der lading, behalve voor het getal, ook nog te teekenen voor de hoeveelheid, mitsgaders voor de soort of kwaliteit der bij hen ter vervoer ontvangen wordende goederen, met vrijheid echter om daarbij te voegen zoodanige aanmerkingen, als zij ter verzekering iiunner eigene belangen zulien vermeenen te behooren. 11e. (') Bij den afscheep wordt nauwkeurig aangeteekend en bij het cognossement speciaal genoteerd of de scheepsoverheden het goed bruto of netto, bij het gewicht of bij de maat ontvangen hebben, dan wel of hetzelve hun is voorgeteld, het getal der schuitjes, de groote van de kleine stukken onderscheidende en bij het overbrengen van suiker, enz. het tarra der kanassers, zakken en diergelijken, alsmede hoeveel aan gewicht tegelijk op de schaal is geweest, ten einde daarop bij de uitlevering te kunnen acht slaan en het goed op dezelfde wijze te kunnen doen afleveren, waarop hetzelve ontvangen is. 12e. Een weegsel zal nimmer meer dan vijf of zes honderd ponden mogen bedragen en om de tien weegsels zal het goed en de gewichten van schaal moeten verwisselen. 13e. De scheepsoverheden zullen verplicht zijn alle goederen door hen ter vervoer ontvangen, getrouwelijk in 's Gouvernements-pakhuizen over te brengen en beginnen moeten te verantwoorden de stukken, kisten, zakken, pakken, vaten en dergelijken gemerkt zooals bij het cognossement van lading is bekend gesteld, waarna eerst tot het verifiëeren van het getal, gewicht of de maat zal worden overgegaan. 14e. Wanneer echter eenige kisten, kasten, balen en dergelijken met stuk-of pandgoederen aan de scheepsoverheden behoorlijk gesloten, goed geconditioneerd en verzegeld afgeleverd zijn, zullen zij kunnen volstaan met zoodanige kisten, kasten, balen of andere pakken, 1') De weging van alle Gouvernementsgoederen, zoowel voor de aflevering aan de betrokken vervoerders als voor de ontvangst bij 's Lands pakhuizen, geschiedt niet een geringen doorslag, bestaande uit onderdeelen van ponden, zoodanig, dat het gewicht op de betrekkelijke weeglijsten, facturen, enz. steeds in volle ponden wordt uitgedrukt, terwijl voorts bij de betrekkelijke cognossementen-factuur aanteekening wordt gehouden van de hoegrootheid der verschillende weegsels. Stb. 1855-33. ongeopend, gaaf, ongeschonden en goed geconditioneerd en verzegeld wederom te verantwoorden zonder in dat geval voor den inhoud aansprakelijk te zijn, mits in atlen geval het bruto gewicht overeenkomt. 15e. Bij het overbrengen van suiker en tin, zullen de scheepsoverheden kunnen volstaan in het eerste oeval met de uitlevering van het bruto gewicht en in het laatste met dat van het aantal schuitjes door hen ontvangen, mits dezelve gaaf en ongeschonden zijn. 16e. Ten aanzien van de suiker en het tin wordt nog bepaald, dat, nadat de kanassers suiker en de schuitjes tin richtig en ongeschonden uitgeleverd zijn en de schuitjes tin overeenkomen met het ingeladen getal, dezelve in presentie van de scheepsoverheden nauwkeurig zullen nagewogen en de kanassers getard worden, ten einde aldus het juist gewicht te constateeren. 17e. Geene afschepingen uit of ontvangsten in 's Gouvernementspakhuizen, hoegenaamd, zullen in den vervolge mogen gedaan worden, anders dan ten overstaan van beide partijen, namelijk den afleveraar en den ontvanger, dan wel iemand hunnentwege welke echter daartoe schriftelijk door hen zal moeten geautoriseerd en gemachtigd zijn. In het bijzonder zullen de scheepsoverheden gehouden zijn, bij de ontvangst en de weging door hunne persoonlijke tegenwoordigheid en door pertinente aanteekeningen van het gewicht, voor hunne belangen te waken, en zij zullen zich nimmer kunnen beroepen op ontvangsten en afleveringen ter goeder trouw en buiten hunne tegenwoordigheid gedaan. De wijze waarop oorlogschepen van bevriende mogendheden bij de maritieme instellingen in N.-I. tot herstelling van bekomen schade worden toegelaten en waarop aan die bodems scheepsbehoeften, enz. uit 'sLands voorraad worden verstrekt, is afzonderlijk geregeld en vermeld in Bijbl. No. 1521. 18e. De Pakhuismeesters, zoowelalsdescheepso\erheden, die zullen bevonden worden schuldig te zijn aan het ter kwader trouw achterhouden of verduisteren van goederen, hun ter bewaring of tot den vervoer toevertrouwd, zullen deswege crimineelijk actionabel, en behalve de vergoeding der schade, onderworpen zijn aan zoodanige straffen, als bij de wetten daartegen zijn bepaald. 19e. Alle minderheden boven de bij het onder genoemd tarrief toegestane spillagiën bovenden wordende, zullen moeten worden vergoed door den bewaarder of door den vervoerder, ieder voor zooveel hem aangaat; ingeval echter die minderheden boven de toegestane spillagiën bevonden, waren veroorzaakt door buitengewone en niet te verhoeden toevallen, als zeeschade, brand en diergelijken en de belanghebbende zich tegen de voldoening der vergoeding mocht willen bezwaren, zal hij, met overlegging van de daartoe strekkende bewijsstukken, zich deswege kunnen wenden tot de eerste plaatselijke civiele autoriteit, die daarop de zaak zal onderzoeken en van zijne bevinding verslag doen aan den betrokken Departementschef ('). 20e. Minderheden, in de pakhuizen bevonden wordende en de toegestane spillage niet te boven gaande, zullen dadelijk kunnen worden afgeschreven. 20e. De spillage zal worden berekend naar het volgende: (') De Regeering heeft beslist, dat zeker koffie-telcort, voor zooveel dat tekort de bij het reglement toegestane spillage niet overschrijdt, bij ontstentenis van het bewijs.dat Het is ontstaan door schuld of toedoen van den betrokken pakhuismeester, niet op hem kan worden verhaald G. B. 9 October 1880 No. 22. De hoofden van gewestelijk bestuur zijn bevoegd om, naar gelang der omstandigheden, bij bevinding van minderheden of schaden aan Gouvernements goederen, de afschrijving daarvan te autoriseeren of de vergoeding daarvan aan den ambtenaar, die met met de bewaring daarvan belast is, op te leggen. Stb. 1824 No. 46 Zoolang het wettig bewijs niet is geleverd, dat een koffieinkooppakhuismeester de in zijne administratie te kort bevonden hoeveelheid koffie heeft ontvreemd, dan wel, dat hij die hoeveelheid in werkelijkheid niet heeft ingeboekt, maar slechts als zoodanig heeft gekocht, bestaat er geen reden om bij het opleggen van vergoeding het te kort niet met de toegestane spillage te verminderen TARIEF VAN SPILLAGE. Voor de be- c u V heerders T3 - M der bewaar- -o » Benaming der Goederen c plaatsen. J* «3 ® ; ü o 0 Jjï ïu 3 > . uJS C4J -4; « o. £ Aanmerkingen. en r — . ~ ~o u r O. -O «12 > « > C £ ït cï = -f;i S £ , Ü S S M Artikelen. ^ .£ co— :~*J> v~o s 5 .a& S s & -3 g g o 0 > Aarde, gele Banka pet. 5 5 3 (a) Deze beide „ Grisseesche artikelen ook be blaawe 5 5 3 kend onder de be- „ roode • .'— 5 5 3 namingen van aard- Triepel 5 5 3 pik, aard-of berg- Alcohol in flesschen. - 2 2 2 harst, steenharst, Alconet bruineersel — 2 2 2 enz. Aluin ... 2-1 Amaril j — 1 — V2 Amfioen in het klein . — 3 — Ammoniak . 3 3 3 Arak • — 3 — 3 Arrowroot 1 2 '/ 2 Asphalt, vloeiende 5 7 5 gewone (a) — 3 — 1 '/z j Azijn (zie natte waren) — — — Beschuit — 2 — 1 Betune. mineraal (a) 3 — IV2 Bindrottings(zie rottings) - — — Borax . • ,'/»!- T Boter. . . . - 5 5 2' 2 Brood (hard) ■ • — 2 — 1 Chloor magnesium 2 1 — 1 Cliloorwaterstof-zuur 2 2 2 Dammer (los) . 5 5 5 (ingepakt) 3 3 2 Dakpannen, Inlandsche 5 1 5 10 „ Europeesche 2 2 5 Dingding .... 5 53 Dranken • — — j — — „ in flesschen . — 2 2 2 „ in fusten ...— 31—3' Erwten 3 1V2 Foelie • • — 1 — ; V2 Gebakken tegels, inlandsche ... — 4 48 Ghie — 5,5 2'/2 Glasruiten . • — 2 2 j 10 Gom élastiek-vernis . — 2 2 2 Gommen — 2 2 1 Gort — 1 2 1 '2 Voor de be- c k. v ^ neerders c ce der bewaar- ~o « Benaming der Goederen c plaatsen. v . — « £ lil. li en Ja—'.5-o-a «Jj ft £ Aanmerkingen. '5, J C ^ • 4)> C« £ £ r £ c -C U co e r, C-Cu ok. Artikelen. > .« :§ a g w '-S «J ÖC ï C ;s ar ■ i-i" T ■ ^ « Jj ft > O 0 0 0 > 1 I Hardsteenen tegels, zer- tb) Tot het doen ken, plinten enz % 2 2 4 van kleine verstrek- Harpuis in vaten ingepakt — — kingen. ld los (ö) . — 3 3 1'/21 (c) Als dammer Harst (Europeesch pro- 3 3 2 (ingepakt). duet) (c) - -- - (d) Hieraan zijn Hoepels (zie oud ijzer) — — — - gelijkgesteld Java- Hout (sandel) — 1 '/2 sche erwten, boo- Id (sapan) 1 — 2'/2 nen en andere soortId (pok) ... — _ — gelijke peulvruch Indigo 1 '/2 ten. Ijzer . .... i/2 — 1 te) Met ingang id oud — 4 3 van 1 April 1890 id plaat . ... — 3 1 wordt de spillage IJzerdraad — 1 — '/2 voor de koffie in Kaaijerdraad . — 2 — 1 de strandpakhui- Kaarsen (smeer) bij het zen verminderd tot gewicht . — 2 — 2 V2 °/o- zoowel voor Kalk, gebluschte — 6 9 2 binnen het jaar we- Kalksteen — 2 3 1 der afgeleverde Kamfer 1 — 1 partijeji als voor Kapas - 4 6 2 de overjarige. Kapok ... - 4 6:2! (Bijbl. No. 4579). Katjang (rf) — 2 — 2 Katoen . . . — 1 — j 1 Katoenen garens ... - 1 — | >/2 Koffie (e) 1 l'/j '/2 Koke 4 4 4 Koper — 1/5 1/5 1/5 id (Japansch) . — 1/5 1/5 id id per 100 J Kt - - '/2 Krijt, No. 1, rood % 2 2 1 id „ 2, wit gemalen — 4 6 4 id „ 2, „ onge- malen .... — 2 2 1 Kwik . - 2 2 - Lijm (visch , vleesch-, marine-) . . . - 1 2 2 Lood - >/< '/< 1/8 Meel 2 — 1 Mercuriaal zalf. — 1 11 Voor de be- c ^ heerders c m der bewaar- -o » C 4) Benaming der Goederen H plaats £ "H m «J £ « q O « ÖC S M Ji c ° > , Ï3JS T>o aS3 Aanmerkingen. Mri mI-k • J > g « c * £ ei S H £ Artikelen. * V & W & N Jjj ÖC « ® M % ' al | O o Metselsteenen, inlandsche °/o 5 5 10 id europeesche — 2 2 5 Murias ferri liquidum. 2 2 2 Nagelen ■ • , " ' ~ '2 Natte waren op flesschen - i . id id op fusten ■ — 4 — 4 Notenmuscaat 1 h Olie, in flesschen . . - 2 2 i Olie op fusten —5 4 Padie, • ■ • — 5 - 5 Peper, geharpte • • - /2 /.4 „ ongeharpte. • 1 ~ /a Pik • • -3 - 1 n Poetjoek ... 2 1 Puimsteen . • • — £ ^ ' Pijpaarde _ 5 5 Potasch in flesschen . . — 4 4 Radix china ... - 2 — 1 Reactief — 2 - ^ Rijst, nieuwe ••••"", L % „ overjarige • ■ — J •* Roet (zie smeer) — Rotting (bij den bos) — - Sago N \ j \ I* \ Saltartarie (in flesschen) — 4 4^ Salamoniac .... — 2 Salpeter - 2 1 Salpeterzuur . • ^ ^ Sapanhout (zie hout) • — ~ , Smeer of talk ... 2 2 Soda .... — 2V2 2 1 . Specerijen (ƒ) • • • ' '/». (/) ««erojider ook Spek (gezouten) ... — 5 5 2 /2 kaneel. Spijkers (zie ijzerwrek) _ >'/, Z ^ Qp steenko,en Steenkolen (e) • • - 5 5 5 uit Nederland aanStijfsel (drooge) • 1 2 >/2 gebracht wordt de Sublimaat corross.ef . . - 2 2^ 2^ ^Ua^^berek ^ coeder ... — 2 — 2 charterpartij. G. B. Suiohas ferri ... 2 3Vz 1 5 Maart l?<63No 37, Tabak ... 2 1 op^onje» in Bij- Tamarinde .... - 3 - 2 | bl. No. 167«. Voor de be- c heerders c te der bewaar- -o « Benaming; der Goederen c plaatsen. u . v * 1 s § . Jl c S > en 15 Jj 0. £ Aanmerkingen, a lo^"2 > c« ^ SJ c S £ « (0 C > -C t) U »- Artikelen > .ü. S :=• oo ^ | KSm-«s * (jj Q. i_ >- £ *S a S g § °° > Teer . % 5 - 5 Tegels, Europeesch fabrikaat — 2 2 4 Terpentijn ... 2 22 Thee — 1 '/2 (A) De spillage op Tin (/i) . ... '/g 78 '/8 t'n wordt toege- Touwwerk (bij den tros) — — staan voor het ver- „ (bij het gewicht) — — lies aan gewicht „ Europeesch . 5 5 2'/2 door oxydatie of „ inlandsch ... — 2 — 1 schuring der Traan ... — 5 — 4 schuitjes ontstaan, Uien (tfedroogde) . . — 6 6 3 waaruit volgt dat id. (ingelegde) ... - 3 3 2 eene minderheid in Varkensvet . - 5 —4 het getal schuitjes Verfhouten . — 1 '/2 door den betrokken Verfwaren (drooge) . — 1 '/2 — 1 pakhuismeester of id. (natte) ... — 5 — 4 overvoerder in al- Vermiljoen . . . — V2 V2 V2 len geval moet Vet (zie varkensvet) . — — - — worden vergoed. Vogelnestjes . . — 12 — 2 (Bijbl. No. 1678) Visch (gedroogde) ■ . - 5 5 3 (/) Bijbl. No. 4343. Vleesch (dingding) . 5 5 3 id. gezouten) . — 5 5 21/2 Was . . — 2 2 1 Zand, metsel . . 4 5 4 id. vorm- sidajoe . 4 5 4 id vuurvast . — 4 5 4 Zeep No 1, Kroene . 3 3 2 id. harde — 2 2 1 Zeil-en lykraren, bij het gewicbt — 2 2 1 Zink . . — 7 Zinkvitriool of klamer — 2 — 1 Zout - — 7 id. (depot) 6 6 — id (verkoop en doorvoer- — pakhuizen (i) 4 5 id. „ bij het gewicht verkocht — IV2 2 Zoutzuur in flesschen — 2 2 2 Zwartsel — 3 5 1 Zwavel — 3 5 l'/2 NB. Op de artikelen, welke over het jaar hebben gelegen, waarvoor in de kolom van „overjarige spillage" thans niets is bekend gesteld, nog toegestaan de heft bovn het reeds bepaalde inde kolom van „binnen het jaar afgeleverde" goederen, namelijk voor elk ingetreden halfjaar, dat dezelve langer dan een jaar zullen hebben gelegen. 22e. Alle vergoedingen zullen worden berekend naar den uitkoops- of marktprijs, voor de bewaarders ter plaatse, alwaar de goederen zijn li öoende en voor de vervoerders ter plaatse van de aflevering; ingeval geen marktprijs mocht bekend zijn, zal worden vergoed naar den factuurprijs, verhoogd met 25 % en zullen de vergoedingen dadelijk worden opgelegd en verhaald door de plaatselijk civiele autoriteit. 23e. (Gouv. Besluit 14 Maart 1892 No. 1.) Voor artikelen, welke ongeëmballeerd worden verzonden en waarvan de uitlevering per stuk geschiedt, wordt de toegestane spillage als gebroken of beschadigde eenheden uitgeleverd. Bij overvoeren of verwerking van vogelnestjes worden voor dat artikel de volgende spiilagiën toegestaan : a. bij overvoer 9 procent. b. bij sorteering, drooging en wederinpakking 12 procent, een en ander berekend over het netto gewicht. (Stb. 1865 No. 5.) Op smeltkroesen wordt de volgende spillage gevalideerd : 10 % voor de pakhuismeesters. 15 „ „ „ scheeps-gezagvoerders. De bevonden tekortkomsten op remises kopergeld worden voor rekening van den Lande genomen, wanneer het te kort niet overschrijdt het een per mille op het volle montant der remise en het overigens voldoende blijkt, dat alle voorschriften hij zoodanige verzendingen behoorlijk zijn betracht. (Bijbl. No. 341.) Bijbl. No. 3872 aangevuld en gewijzigd bij No. 4652 en No. 6267. Met wijziging in zoover van art. 22 van het reglement (bijbl. No. 1678) te bepalen, dat bij het opleggen van vergoeding van onderwichten of minderheden op tin aan pakhuismeesters, en bij verstrekkingen van tin, de prijs zal worden gevolgd, in den aanvang van elk jaar door den Dir. van Gouv. Bedrijven, vast te stellen; zullende, wanneer dit den G.-G. wenschelijk voorkomt, de voor een bepaald jaar vastgestelde prijs tusschentijds kunnen worden gewijzigd. Onder aanteekening, dat die prijs geene vermindering ondergaat door het aftrekken van transportkosten als anderszins, ook niet wanneer vergoeding wordt opgelegd aan de pakhuismeesters op het eiland Banka. Bijbl. No. 3689 aangevuld bij No. 4578. Met wijziging in zoover van Bijbl. No. 3066, te bepalen, dat de vergoeding van onderwichten of minderheden op koffie, onder het beheer der pakhuismeesters van de binnenlandsche pakhuizen op Java, Sumatra en in de res. Menado, door dezen zal geschieden volgens de bedragen, welke, als vergoedingsprijzen voor Java-, Sumatra-en Menadokoffie, jaarlijks door den G.-Q. zullen wor den vastgesteld, met dien verstande, dat voor koffie Ie soort de volle vergoedingsprijs en voor koffie der 2e soort slechts de helft daarvan wordt in rekening gebracht; onder aanteekening, dat bedoelde prijzen geen vermindering ondergaan door het aftrekken van transportkosten als anderszins, zullende, wanneeer dit den G. G. wenschelijkk voorkomt, de voor een bepaald jaar vastgestelde vergoedingsprijzen tusschentijds voor zooveel noodii.' kunnen worden gewijzigd. Bijbl No. 4442. De spillage op zout wordt vaks- of pakhuisgewijze berekend St. 1850 No. 30, par. f en Bijbl. No. 84. De oudste in een zoutvak opgeschuurde partij zout, wordt steeds het eerst verstrekt; de spillage-berekening wordt daarnaar geregeld. De volgens bovenstaand tarief aan zout-verkooppakhuismeesters toegekende spillage van 4% en 5% is toepasselijk verklaard op de zout-doorvoorpakhuismeesters. (bijbl. No. 4343i. De hoeveelheid zout, die in een vak of in een niet in vakken verdeeld pakhuis is opgeschuurd, kan niet worden beschouwd als eene partij in den zin van het spillage-reglement, zoodat als die hoeveelheid deels binnen het jaar is afgeleverd, deels overjarig gelegen heeft, de spillage van 5% alleen in rekening kan worden geleden voor het laatste gedeelte. Als tijdstip voor de berekening van den termijn van een jaar wordt tot uitgangspunt genomen de dagteekening van het proces-verbaal van opschuring. (Circulaire Directeur O. E. N. dd. 27 April 1888 No. 4064.) Overbevindingen boven de toegestane spillagiën in het eene zoutvak, strekken niet in mindering van het te veel gespilleerde in een ander vak. (Bijbl. No. 84.) Voor het te Patjitan aangevoerd wordende zout, mag tweemaal spillage in rekening worden gevalideerd n.1. eens bij de ontscheping ter losplaats Tampoeran en eens bij den vervoer naar de binnenlandsche pakhuizen, alwaar het bij aanbreng andermaal moet worden geconstateerd, (Miss. Algemeene Rekenkamer9 September 1845 No. 283/34, opgenomen in Bijbl. No. 1678.) De afschrijving wegens spillage op zout geschiedt niet meer bij het einde van het trimester, maar eerst wanneer de minderheden door het ledigvallen of door eene opname der pakhuizen zullen zijn bewezen inderdaad te bestaan. De hoofden van gewestelijk bestuur moeten zorg dragen, dat telkens bij het ledigvallen van een vak of van een zoutpakhuis, het te kort gecontateerd en verevend worde. (Stb. 1829 No. 76 en 1849 No. 6) Bijbl. No. 5497. Circulaire Gouvernements Secretaris7 Mei 1900 No. l_2b. Het is den G.-G gebleken, dat de spillage, welke den Zouverkooppakhuismeesters is toegestaan, vaak beschouwd wordt als een wettige toeslag op hun inkomsten, en dat zelfs de meening ingang heeft gevonden, dat de Regeering deze opvatting zou deelen. Dat is volstrekt onjuist. Blijkens art. 51 van het R. R worden spillagiën nimmer aangemerkt als voordeelen aan de ambten verbonden, maar slechts als middelen om verliezen buiten de schuld der ambtenaren ontstaan, te vergoeden. Elk gebruik van spillages, dat niet overeenkomt met deze bepaling, moet derhalve als een misbruik bestempeld worden en het spreekt van zelf dat de Regeering geen misbruiken dulden kan. Zij blijft dan ook niet in gebreke repressief daartegen op te treden, wanneer de gelegenheid er toe zich voordoet en dat zij ook op preventie bedacht is, blijkt ten opzichte der Zoutverkooppakhuismeesters, uit de dezerzijdsche circulaire van 7 Mei 1894 No. 1251, waarbij de Hoofden van Gew. Best. zijn uitgenoodigd om zooveel mogelijk gepensionneerde landsdienaren met een goed verleden met den zoutverkoop te belasten, - eene aanschrijving die berust op de overweging, dat voor niet door den G. G- benoemde Zoutverkooppakhuismeesters. die uit hun ambt in den regel niet of weinig meer dan het vastgesteld minimum van f 75.— 's maands genieten en ingevolge art. 2 van St 1851 No. 2 daaruit nog uitgaven voor ondergeschikt personeel en dagelijksche benoodigheden moeten bestrijden, de verleiding licht te groot kan worden, wanneer zij over gaen andere wettige inkomsten beschikken. Het is het ernstig verlangen vandenG.-G., dat de verkeerde opvatting omtrent de bedoeling der spillages, waarvan in den aanvang dezes gewag gemaakt is, zóóveel mogelijk worde bestreden, ende Landvoogd heeft mij daarom opgedragen Uwe bijzondere aandacht op het bovenstaande te vestigen en U te verzoeken de onder U dienende ambtenaren en andere personen, die daarvoor uit den aard van de hun opgedragen landsbetrekking in aanmerking komen, de juiste beteekenis der spillages duidelijk te maken. VOORSCHRIFTEN VOOR DE VERREKENING VAN MEERDER- EN MINDERHEDEN IN 'S LANDS MAGAZIJNEN EN PAKHUIZEN. St. 1910 No. 197. 1. Bij de opnemingof overgave van materieel beheer, strekken de bevonden meerderheden niet ter verrekening met de gelijktijdig ten laste van dezelfden beheerder geconstateerde minderheden, dan alleen voor zoover betreft: le. artikelen van dezelfde soort en grondstof; 2e. artikelen tusschen welker benaming, vorm en grondstof, zoo weining verschil bestaat, dat verwarring in de afschrijving of verstrekking licht mogelijk is; in beide gevallen bovendien onder voorwaarde: A. dat de eenheidsprijs der overbevonden artikelen gelijk is aan, of hooger dan die der te min bevondene, dan wel, B. dat, wanneer de eenheidsprijs der te min bevonden artikelen hooger is dan die der overbevondene, het verschil tusschen de eenheidsprijzen niet grooter zij: a. dan tien of twintig percent van den eerstbedoelden prijs, al naar gelang deze minder dan ƒ 50 , of ƒ 100.— en meer bedraagt, b. dan ƒ 10. - in de overige, niet sub a te rangschikken gevallen. 11. In alle andere gevallen verblijven de bevonden meerderheden aan het Land, terwijl de rekenplich tige voor de minderheden aansprakelijk blijft. III. De beslissing omtrent de al dan niet toelating der verrekening, berust bij den Chef van het Dep. van Alg. Bestuur; voor zoover het Dep. van Oorlog betreft, bij de Wapen- of Dienstchefs, Hoofden der betrokken afdeelingen van het Departement. ZOUTBEHEER. HET ZOUTMONOPOLIE. St. 1882 No. 73. ARTIKEL 1. De aanmaak van zout, tenzij met vergunning en ten behoeve van het Gouvernement van N.-I., is, behoudens de uitzonderingen in het volgend artikel vermeld, verboden : ci. op Java en Madoera : b. in het Gouvernement Sumatra's Westkust; c. in de residentien Benkoelen, Lampongsche districten, Palembang, Oostkust van Sumatra, Banka en Onderh., Westerafdeeling van Borneo en Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo ; d. in de assistent-residentie Billiton. ARTIKEL 2. Het verbod, bedoeld bij art. 1, is niet van toepassing; a. in de residentien Djokjakarta en Soekarata, waar de zoutaanmaak wordt beheerscht door de daaromtrent door de lnlandsche vorsten vastgestelde of vast te stellen bepalingen ; b. op de zoutwater- en modderweilen in afdeeling Grobogan (Semarang) waaromtrent bijzondere regelen gelden. Zie St. 1910 No. 657. (St. 1910 No. 658); c. op de tot het Gouvernement Sumatra's Westkust behoorende eilanden. (St. 1902 No. 242). ARTIKEL 3. Al het krachtens vergunning en ten behoeve van het Gouvernement aangemaakte zout moet tegen den daarvoor vastgestelden of vast te stellen prijs in de daartoe bestemde pakhuizen geleverd worden. Jaarlijks zal aan de zoutmakers op Madoera eene door het Hoofd van Gew. Bestuur te bepalen hoeveelheid verpakt zout tot persoonlijk gebruik van hen en hun gezin worden verstrekt. (St. 1910 No. 627). ARTIKEL 4. De invoer van zout, anders dan ten behoeve van het Gouv. van N. I., tenzij afkomstig uit een Gouvernement verkooppakhuis, is behoudens de uitzonderingen vermeld in de art. 5 en 6, verboden op de eilanden en in de gewesten, vermeld in art. 1. De invoer van zout uit de residentien Djokjokarta en Soerakarta is eveneens verboden in de overige gewesten van Java en de verder in art. 1 genoemde gewesten, tenzij het bewijs geleverd wordt, dat zulk zout uit een Gouvernements verkooppakhuis afkomstig is. De invoer van zout uit het eene gewest in het andere is verboden wanneer het artikel bij de Gouvernements pakhuizen in het eerstbedoelde voor lageren prijs verkrijgbaar is dan in het andere. ARTIKEL 5. (St. 1902 No. 242). Van het verbod, bij de eerste en tweede alinea van het vorig art. bedoeld, zijn uitgezonderd: a. behoudens naleving van de bepalingen van St. 1882 No. 240 omtrent de havens en plaatsen waar geladen en gelost mag worden: de havens van Siboga, Baros en Sinkel, de havens en kustplaatsen van de tot het gouvernement S. Westkust behoorende eilanden, de haven van Djambi, de havens in de res. Oostk. v^an Sumatra, waar door het Gouv. van N.-l. invoerrechten worden geheven, en de haven van Tandjong Pandan (Billiton), in al welke plaatsen de invoer van zout, niet uit Gouv. pakhuizen afkomstig, tegen betaling van het verschuldigde invoerrecht wordt toegelaten. b. Het eiland Bengkalis, enz. enz. (zie het St.) voor welke gedeelten der res. Oostkust van Sumatra van kracht blijven St. 1885 No. 167 en 1893 No. 41 en het reglement Litt. F. aan eerstbedoeld staatsblad gehecht. (') c- (St. 1905 No. 306). de door den G.-G. aan te wijzen havens, in welke de invoer van zout, niet uit Gouv. Pakh. afkomstig, tegen betaling van het invoerrecht word toegelaten, echter alleen ten behoeve van industrieele ondern. en onder voorbehoud dat het zout vooraf op kosten van den importeur en ten genoegen van den ambtenaar der 1 en U en Acc. door vermenging met vreemde bestanddeelen voor de consumptie onbruikbaar wordt gemaakt. ARTIKEL 6. Geraffineerd, fijn tafelzout in flesschen of pakjes (zoutbroodjes, table-salt) mag worden ingevoerd tegen betaling der verschuldigde invoerrechten. (') St. 1908 No. 209. Invoering van een zoutpacht in het landschap PANE1 (res. Oostkust van S). Het recht van invoer en verkoop van zout, bestemd voor het verduurzamen van visch en andere zeevoortbrengselen, en het heffen van belasting op trassi en gedroogde garnalen. Deel 111 9 Desgelijks is de invoer toegelaten van zoogenaamd klip- of steenzout en van zout voor geneeskundig gebruik, omtrent welke laatste soort van zout van kracht blijft St. 1879 No. 14. (St. 1909 No. 96). Ruw zout, gebezigd om goederen, aan bederf onderhevig, daartegen te vrijwaren, mag, met die goederen verpakt, worden ingevoerd, doch in geen grootere hoeveelheid dan voor het beoogde doel noodzakelijk is, ter beoordeeling van den eerstaanwezenden ambtenaar der 1. U. en A. (St. 1884 No. 104). ARTIKEL 7. Overtreding van een der verbodsbepalingen, vervat in de art. 1, 3 en 4, zoomede het vervoer of het bezit van zout, waarvan de wettige herkomst niet kan bewezen worden, wordt, behalve met verbeurdverklaring van het in beslag genomen zout, gestraft: a. enz. enz. ARTIKEL 8. Aangehaald zout wordt na verbeurdverklaring, of indien de eigenaren daarvan niet bekend zijn of uit anderen hoofde geen strafvordering wegens overtreding kan worden ingesteld, dadelijk na de aanhaling, bij het naastbijzijnde Gouvernementspakhuis ingenomen, wanneer het daartoe door het hoofd van pl. best. geschikt wordt geacht. Is dit laatste niet het geval, dan wordt het aangehaald zout, indien het voor de consumptie geschikt is, in het openbaar verkocht, mits zulks in het voordeel van het Land is, en anders vernietigd. iSt. 1906 No. 256). Aan de personen, die zout hebben aangehaald en die tot het doen der aanhaling hebben meegewerkt, ter beoordeeling van het Hoofd van pl. Bestuur, wordt, nadat de verbeurdverklaring in kracht van gewijsde is gegaan, eene belooning, berekend naar den maatstaf van ƒ 2. per pikol, uitgekeerd voor zooveel zij niet I bij algemeene bepalingen zijn uitgesloten van het genot van een aandeel in boeten en verbeurdverklaringen (St. 1900 No. 205 en 1903 No. 309). Ingeval er meer dan een rechthebbende is, verdeelt het Hoofd van pl. bestuur het bedrag onder de rechthebbenden. Zijn de eigenaren van het aangehaalde zout niet bekend of kan uit anderen hoofde geen strafvervolging wegens overtreding worden ingesteld, dan geschiedt de uitkeering op de wijze, als in de voorgaande twee alinea's is aangegeven, nadat het zout in een pakhuis ingenomen, dan wel in het openbaar verkocht of vernietigd is. (St. 1900 No. 205, 1903 No. 309 en 1906 No. 256). Bijbl. No. 7368. Nadere uitleg van art. 8. CIRCULAIRE. Aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur der gewesten waar het zoutbrikettenstelsel is ingevoerd. No. 3022. Batavia, 3 April 1911. Zooals UHoogEdGestr. bekend is, wordt, ingevolge het bepaalde bij artikel 8 der ordonantie van 25 Februari 1882 (Staatsblad No. 73), zooals dat artikel luidt ingevolge de ordonnanties van 21 Juli 1900 (Staatsblad No. 205), 30 Augustus 1903 (Staatsblad No. 309) en 21 Mei 1906 (Staatsblad No 256), aangehaald zout bij het naastbijzijnde Gouvernements pakhuis ingenomen, wanneer het daartoe door het Hoofd van plaatselijk bestuur geschikt wordt geacht. Nu is het voorgekomen dat uit dien hoofde een hoeveelheid los zout werd ingenomen bij een pakhuis, waar briketzout werd verkocht en daaruit weder werd gedebiteerd voor den prijs van dat laatste zout, n 1. 8 cent per katti. Deze wijze van handelen strookt echter niet met de bedoelingen, die hebben voorgezeten bij de vaststelling van laatstgenoemde ordonnantie, zooals uit de daarop betrekking hebbende stukken duidelijk blijkt. Op den voorgrond stellende, dat tegen het innemen van los zout in pakhuizen, waar briketzout wordt gedebiteerd, om verschil- lende redenen ernstig bezwaar bestaat, heeft men aangenomen, dat dit ook wel zonder uitdrukkelijke vermelding in 'de ordonnantie zou worden voorkomen door de eenvoudige verklaring van liet betrokken Bestuurshoofd, dat hij het aangehaalde losse zout niet geschikt acht voor opname in die pakhuizen. Het aangehaalde zout zal dus in dit geval in het openbaar verkocht moeten worden, wanneer dit zonder nadeel voor de schatkist kan geschieden en anders vernietigd. Wellicht ten overvloede moge er de aandacht op worden gevestigd, dat buiten het criterium, of de hoeveelheid voldoende is 0111 de onkosten van een openbaren verkoop te wettigen, niet beneden een zekere limiet verkocht mag worden, welke limiet gevormd wordt door het verschil tusschen verkoopwaarde en zelfkosten ter plaatse en dus voor elke plaats verschillend is. Mochten zich bij het bepalen van zoodanige limiet moeilijkheden voordoen, dan zal bij voorkomende gelegenheid dezerzijds op aanvraag gaarne inlichting worden verstrekt. Ik heb de eer U te verzoeken deze uitleg van de betrokken bepaling, waarmede de Regeering heeft ingestemd, onder de aandacht van de onder U dienende Hoofden van plaatselijk bestuur te brengen. De Directeur van Gouvernementsbedrijven. VERSTREKKING EN INVOER VAN ZOUT TEN BEHOEVE VAN INDUSTRIEELE ONDERNEMINGEN. St. 1910 No. 361. Met intrekking van de St. 1873 No. 48o en 1894 No. 181, den Dir. van Gouvernementsbedrijven te machtigen, om ten behoeve van industrieele ondernemingen in N.-I. uit de Gouvernementspakhuizen aldaar zout te verstrekken tegen betaling, bij ontvangst uit de strandpakhuizen van ƒ 105.— de kojang verpakt zout en ƒ 60.— de kojang los zout, en bij ontvangst uit de overige pakhuizen tegen betaling van door dien Departementschef voor elk dier pakhuizen afzonderlijk te bepalen prijzen; onder voorbehoud, dat het zout vooraf op kosten van den aanvrager—voor zoover betreft het briketzout na ta zijn fijngestampt met vreemde bestanddeelen vermengd en voor de consumptie onbruikbaar wordt gemaakt. Bijbl. No. 5166 Bij circulaire van 8 April 1886 No. 3524 werd bepaald dat de betrokken pakhuismeesters, met betrekking tot de hoeveelheden zout, welke op den voet van St. 1873 No. 48a ten behoeve van industrieele ondernemingen in N.-I. worden verstrekt, bij hunne verantwoordingen behoorden over te leggen, de door de aanvragers voor ontvangst geteekende bewijzen, alsmede de bewijzen dat het verstrekte zout overeenkomstig de bepalingen voor de afgifte op kosten van den aanvrager met vreemde bestanddeelen is vermengd; terwijl bij circulaire van 31 Dec. 1896 No. 13810 nader werd bepaald, dat de onbruikbaarmaking van dat zout door vermenging met vreemde bestanddeelen steeds moest plaats hebben ten overstaan van twee van bestuurswege aan te wijzen actief dienende ambtenaren of beambten, die van hunne verrichting proces verbaal zullen moeten opmaken, met opdracht tevens aan de betrokken zoutverkooppakhuismeesters om deze processen-verbaal als bewijsstukken bij hunne verantwoording over te leggen. St. 1905 No. 307. In verband met St. 1905 No. 306(') te bepalen, dat de invoer van (zout als bij dat St. bedoeld) wordt toegelaten in de havens: Batavia, Cheribon, Tegal, Pekalongan, Semarang, Soerabaja, Tjilatjap, Padang en Palembang. St. 1907 No. 544. De invoer van zout niet uit de Gouvernementspakhuizen afkomstig, in streken buiten het gebied waar het zoutmonopolie werkt, is voor industrieele doeleinden tegen betaling van het verschuldigd invoerrecht alleen toegelaten in de door den G.-G. voor dien invoer aangewezen havens, onder voorbehoud, dat het zout (') Zie boven bij Zoutmonopolie art. 5 C. vooraf op kosten van den invoerder en ten genoegen van den eerstaanwezenden ambtenaar der in- en uitvoerrechten en accijnsen door vermenging met vreemde bestanddeelen voor de comsumptie onbruikbaar wordt gemaakt. St. 1907 No. 545. In verband met St. 1907 No. 544 te bepalen dat bedoelde invoer is toegelaten in de havens: Belawan-Deli, en Pangkalan Brandan (Oostk. van Sumatra). St. 1908 No. 95. In verband met St. 1907 No. 544 en ten vervolge van St. 1907 No. 545, te bepalen, dat de invoer enz. mede is toegelaten in de havens: Siboga (residentie Tapanoelie). Menado en Gorontalo (residentie Menado) St. 1909 No. 235. Mede in de haven Balik-Papan (Zuider- en Oosteraf- deeling van Borneo). VOORSCHRIFTEN OMTRENT DE ONBRUIK» BAARMAKING VAN HET ZOL'I, VERSTREK I TEN BEHOEVE VAN 1NDUSTR1EELE ONDERNEMINGEN. Bijbl. No. 6893. CIRCULAIRE. Aan de Residenten van Batavia, Semarang, der Preanger-Regentschappen, Banjoemas Madoera, Benkoelen, der Lampongsche districten, Palembang, Banka, der Zuideren Oosterafdeeling van Borneo. No. 3344. Batavia, den 21sten Augustus 1908, Met intrekking van het rondschrijven van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 30 Maart 1895 No. 2529 (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië No. 5051) wordt omtrent de onbruikbaarmaking van het zout verstrekt ten behoeve van industrieele ondernemingen op den voet van het bepaalde bij het Gouvernementsbesluit van 7 Maart 1873 No. 33 (Staatsblad No. 48a) zooals het is gewijzigd bij dat van 24 Augustus 1894 No. 8 (Staatsblad No. 181) (') het volgende bepaald. Van zout bestemd voor zeepfabricatie kan de onbruikbaarmaking op doeltreffende wijze geschieden door het zout goed te vermengen met 5 °/0 djarakolie en daarna toe te voegen 3 °/0 bijtende sotlaloog van 40° Beaumé, (dus per kojang zout 5 petroleumblikken djarakolie en daarna 3 van die zelfde blikken bijtende sodaloog) waarna de massa weder flink wordt omgewerkt. Hierdoor wordt het zout innig vermengd met minstens 8 °/0 eener zeer goede zeep, die door den zeepzieder op hoogen prijs zal worden gesteld, daar zijn zeepproductie er door vermeerderd en verbeterd wordt, terwijl het zout als voedsel ten eenenmale ongeschikt is geworden. Wordt zout aangewend voor de fabricatie van ijs of chemicaliën, dan kan het zonder nadeel voor die industrieën worden vermengd metfijn gestampte roode steen naar den maatstaf van zeven petroleumblikken fijn gestampte steen per kojang. Hierdoor krijgt het zout een zanderigen smaak, die het voor de consumptie ongeschikt doet zijn, terwijl ook de roode kleur het onverkoopbaar zal maken. Een ander goed middel om zout voor ijsfabricatie te denatureeren bestaat in vermenging van het zout met 1 °/o ijzervitriool (vóór de vermenging oplossen in water). De schadelijke inwerking van het ijzervitriool op de vriesbakken, welke wel eens als bezwaar tegen dit denaturatiemiddel is aangevoerd, kan worden voorkomen door besprenkeling van het met ijzervitrool (') Zie nu St. 1910 No, 361. vermengde zout met één zesde percent ongebluschte kalk, met water tot kalkmelk aangemengd. Nog een ander zeer goed denaturatiemiddel van zout bestemd voor de fabricatie van ijs is fuchsine en wel naar den maatstaf van 20 gram (vooraf opgelost in 1 Liter water) per 100 Kilogram zout. Bij de berekening van de hoeveelheid fuchsine, benoodigd voor zeker aantal pikolmaten los zout, moet het gewicht van één pikolmaat zout worden gesteld op 56 Kilogram. Bij verstrekking van zout ten behoeve van huidenzouterijen kan als denaturatiemiddel worden toegepast vermenging van het zout met ruw karbolzuur en wel naar den maatstaf van ongeveer acht kilogram per kojang. Gewoonlijk komt het ruwe carbolzuur in den detailhandel voor in vierkante flesschen van + 1 liter inhoud en een weinig meer dan 1 kilo ruw carbolzuur bevattend. Zeven a acht van die flesschen per kojang zout zullen dus -voldoende zijn. Zout bestemd voor petroleumrajfinage eindelijk kan gedenatureerd worden door vermenging met 5°/0 van zijn gewicht aan petroleum, welk denaturatiemiddel zonder bezwaar ook kan worden toegepast op zout benoodigd voor huidenzouterijen. De Dir. van Gouv. Bedrijven. BEHEER VAN HET GOUVERNEMENTS LOS ZOUT. De voorraad zout, in de depötpakhuizen opgeslagen, moet gelijk staan aan de behoefte voor den tijd van vier jaren (Bijbl. No. 3158; depotpakhuizen worden alleen nog op Madoera aangetroffen, het eenige gewest waar op dit oogenblik zout aangemaakt wordt), behalve die voor den loopenden dienst. De vaststelling van den gemiddelden jaarlijkschen aanmaak van zout voor de verschillende etablissementen in genoemd gewest geschiedt door den Directeur van Gouvernementsbedrijven. (Bijbl. No. 7010). De aanvulling der zoutverkooppakhuizen geschiedt door middel van aanvoeren uit de depot-pakhuizen op Madoera, hetzij rechtstreeks, hetzij door tusschenkomst der doorvoerpakhuizen, dan wel door toezending uit de aan de kust gelegen zoutverkooppakhuizen. Het beheer over de depot-pakhuizen wordt gevoerd door Europeesche pakhuismeesters, bijgestaan door opzieners, dat over de doorvoerpakhuizen mede door Europeesche pakhuismeesters, terwijl de verkooppakhuizen, naar gelang van de hoeveelheid zout, die er verhandeld wordt, door Europeesche of inlandsche pakhuismeesters worden beheerd. Bij art. 5 van St. 1851 No. 2 is als regel gesteld dat het beheer van zoutverkooppakhuizen op Java, van welke het debiet blijft beneden de 200 kojans 's jaars, of 500 pikois 's maands, bij voorkeur aan Inlanders zal worden opgedragen. Bijbl. No. 5275. Te bepalen, dat in de Res. Bantam zoolang niet anders wordt beslist, onafhankelijk van den regel bedoeld in art. 5 van St. 1851 No. 2 het beheer over de zoutpakhuizen te Tanara, Rangkasbetoeng, Tjilegon en Laboean wordt opgedragen aan EUROPEESCHE zoutverkooppakhuismeesters. Die te Tanara is tevens belast niet de werkzaamheden van ondercollecteur tegen eene toelage van ƒ25's maands. St. 1851 No. 2. De pakhuizen, welke minder dan 48 kojans 's jaars slijten, worden ingetrokken. Bijbl. No. 4374 en St. 1852 No. 65. De aanstelling en het ontslag van de Europeesche zoutverkooppakhuismeesters geschiedt door de Hoofden van gewestelijk bestuur, zoolang de inkomsten 120 gl. 's maands of minder bedragen ; daarboven gaande geschiedt de aanstelling door den Gouverneur-Generaai. Omtrent de aanstelling van Inlandsche zoutverkooppakhuismeesters zie men Bijbl. No. 4566. Bijbl. No. 5258. Te bepalen dat aan de bij Kon. Besluit van 3 September 1894 No. 41 (Bijbl. No. 5109) verleende machti- ging uitvoering zal worden gegeven ten aanzien van de zouthoofddepotpakhuismeesters bij den zoutaanmaak in de Res. Madoera. (voorkoming van overplaatsingen) Bijbl. No. 6607. Bij de circulaire van den Gouvernements Secretaris van 7 Mei 1894 No. 1251 zijn de Hoofden van gewestelijk bestuur in N.-I. uitgenoodigd om bij voorkomende vacatures zooveel mogelijk gepensioneerde ambtenaren en officieren met een goed verleden te belasten met den zoutverkoop, voor zoover die door Europeesche pakhuismeesters plaats vindt. Blijkens een door de Regeering sedert genomen beslissing heeft gemelde aanschrijving ook betrekking op gegageerde onderofficieren. De inkomsten der zoutverkooppakhuismeesters op Java zijn geregeld bij St. 1851 No. 2 juncto St. 1867 No. 125, St. 1874 No. 72 en 1857 No. 45 Bijbl. No. 4056, en Gouv. Besl. 17 October 1911 No. 65. Voor de buitenbezittingen zijn dienaangaande bepalingen opgenomen in St. 1868 No. 86 (gewijzigd bij St. 1895 No. 80), 1871 No. 205 (art. 2 § 2), 1873 Nos. 52 en 108, 1877 No. 32 (art. 5b), 1892 No. 141 en 1897 No. 28; Bijbl. Nos. 566 en 3663 en Gouv. besln. 13 Juli 1865 No. 6, 28 Aug. 1879 No. 31, 8 Jan. 1881 No. 5, 31 Dec. 1882 No. 15, 10 Aug. 1884 No. 19 (gewijzigd bij Gouv. besl. 21 Dec. 1895 No. 15), 29 Sept. 1889 No. 2, 18 Juni 1892 No. 15 en 17 0ct 1895 No. 12. Zie voorts Bijbl. Nos. 235, 839, 1507, 4056, 4566 en 4567. (De laatste twee nummers van het Bijblad bevatten formulieren voor besluiten van benoeming van Europ. en Inl. zoutverkooppakhuismeesters en geven tevens de beschikkingen aan, waarbij hunne inkomsten zijn vastgesteld). Volgens die bepalingen genieten de pakhuismeesters, aan wier betrekking geen vaste bezoldiging verbonden is, voor eiken verkochten pikol zout 10 cent en voor eiken pikol, die uit het verkooppakhuis naar een ander wordt verzonden, 5 cent, behoudens een minimum van ƒ 75. 's maands voor Europeanen en voor Inlanders in sommige gewesten ƒ50.— en in andere ƒ 40.— 's maands, behalve voor de zoutverkooppakhuismeesters te Pameungpeuk, Singadjaja en Boengboelang, waarvoor geen minimum is vastgesteld. Zie Gouv. besluit van 17 Mei 1877 No. 40, jo. Gouv. besluit van 29 December 1883 No. 47 en van 5 April 1889 No. 24. In de kosten van personeel en van dagelijksche benoodigdheden moeten de pakhuismeesters, die op deze wijze bezoldigd worden, uit eigen middelen voorzien. Zie voor de pensioensberekening van Inlandsche zoutverkooppakhuismeesters Stbl. 1901 No. 405 (Java) en Stbl. 18Ê2 No. 140 (Buitenbezittingen); voor de berekening van het wachtgeld Stbl. 1907 No. 344 juncto Stbl. 1908 No. 108. Aan de pakhuismeesters is tot dekking van tekortkomsten, buiten hunne schuld ontstaan, eene zekere spillage toegestaan. Zie St. 1829 No. 76 en het reglement op de spiliagiën in Bijbi. No. 1678. Bijbl. No. 5503. GOUV. BESL. 16 JUNI 1900 No. 35. Met intrekking van de besl. van 15 Juli 1887 No. 5c en 9 Januari 1899 No. 24 (Bijbl. No. 4721 en 5379) te bepalen als volgt: 11 In gevallen, waarin een zoutdoorvoer-of verkooppakhuimeester tijdelijk in de uitoefening zijner functiën verhinderd wordt wegens ziekte, binnenlandsch verlof, tengevolge eener schorsing of om andere redenen, wordt door het Hoofd van Gew. of Plaats. Bestuur tijdelijk een persoon met de waarneming van het pakhuisbeheer belast. 2) Bij ontstentenis van een pakhuismeester- door overlijden, ontslag, als anderszins—kan in afwachting van het optreden van een vervanger mede op de in de vorige alinea aangegeven wijze tijdelijk in het pakhuisbeheer worden voorzien. 3) Van de genomen beschikkingen wordt onverwijld kennis gegeven : door het Hoofd van Gew. Bestuur aan den Dir. van Gouvernements bedrijven, en door het Hoofd van PI. Bestuur aan het over hem gesteld hoofd van Gew. Best. ter verdere mededeeling aan voornoemden departementschef. 4) De waarnemende pakhuismeester ontvangt eene belooning: a. voor het beheer over zoutdoorvoerpakhuizen van ƒ 10.— per dag. b. voor het beheer over zoutverkooppakhuizen, van ƒ 0.08 voor eiken pikol zout die verkocht, en van ƒ 0.04 voor eiken pikol zout, die doorgevoerd wordt, met dien verstande dat deze belooning, indien zij minder bedraagt dan ƒ 2.— daags voor Europeanen en ƒ 1.25 daags voor Inlanders, tot het bedrag dier sommen zal worden aangevuld. 5) Gedurende den tijd der waarneming komen de uitgaven van het pakhuisbeheer voor zoover die krachtens de bestaande voorschriften uit de inkomsten (pikolgelden) der pakhuismeesters moeten worden bekostigd: a. in gevallen van tijdelijke verhindering (schorsing uitgezonderd) voor rekening van den eigenlijken titularis. b. bij ontstentenis of schorsing van een pakhuismeester, ten laste van den Lande. INSTRUCTIE VOOR DE PAKHUISMEESTERS DER HOOFDDEPOTS- EN VERKOOPPAKHUIZEN VAN HET ZOUT OP DE EILANDEN JAVA EN MADOERA. (') St. 1822 No. 47. ARTIKEL 1. De plaatselijke directie over al hetgeen den aanmaak, (') Voor zoover bekend bestaat geene instructie voor de doorvoerpakhuismeesters. Dewijl doorvoer en verkoop van het zout vroeger in één hand waren en er eerst later afzonderlijke doorvoerpakhuizen werden opgericht, is de instructie ook m m. voor de pakhuismeesters der laatstbedoelde pakhuizen van toepassing. vervoer en verkoop van het zout betreft, is aan de residenten in de onderscheidene residentiën opgedragen. De pakhuismeesters der hoofd- en verkooppakhuizen zijn mitsdien wegens de beheering van 's Lands zout verantwoordelijk aan den resident, wiens bevelen zij moeten opvolgen en rekenplichtig aan de Alg. Rekenkamer. (') ARTIKEL 2. De pakhuismeesters bij de hoofddepots en die bij de verkooppakhuizen zullen zich, omtrent de verantwoording der gedane uitgaven voor het aangemaakte zout en de door hen ontvangen gelden, wegens het gedebiteerde of voor 's Lands rekening afgescheepte zout, gedragen overeenkomstig de algemeene bepalingen omtrent de verantwoordelijkheid der ambtenaren, met de administratie van 's lands gelden en goederen belast. ARTIKEL 3. Zij zullen een goed en oplettend toezicht houden over de pakhuizen aan hunne beheering toevertrouwd en met nauwkeurigheid nagaan, of door de hun toegevoegde geëmploieerden doen nagaan, of aan dezelve eenige gebreken worden bespeurd, veroorzaakt door verkeerde opschuring van het zout, dieverijen, of door eenig ander toeval. ARTIKEL 4. De pakhuismeesters bij de hoofddepots zullen geene afleveringen hoegenaamd mogen doen, dan op schrif- i') Bijbl. No. 3727. Zoutverkooppakhuismeesters moeten de bewijzen van storting overleggen bij de opgaven, die zij maandelijks voor den slaat lett. L. aan het Hoofd van Qew. Bestuur verstrekken. De zoutverantwoordingen (staat lett. K.) moeten jaarlijks geschieden en de indiening daarvan aan de Alg. Rekenkamer is bepaald op uiterlijk het einde van het eerste kwartaal van het jaar, volgende op dat. waarover de rekening loopt. (Zie Blz. 147). telijke ordonnantie van den resident en ten overstaan van eene door den resident te benoemen commissie, des verkiezende, ten bewijze van de gezagvoerders deischepen en vaartuigen, of van de pakhuismeesters der verkooppakhuizen, te wier beschikking het zout afgeleverd wordt. ARTIKEL 5. De pakhuismeesters zullen van hunne administratie houden de volgende boeken, naar zoodanige modellen, als door de hoofddirectie van finantiën nader zullen worden voorgeschreven. Voor de hoofddepóts. a. een register der zoutpannen, met bekendstelling der districten en dessa's, in en bij welke zij gelegen zijn. b een boek voor ontvangen zout, van den aanvang tot den afloop van den aanmaak, met aantooning door wien en in welke hoeveelheden het zout geleverd is, mitsgaders van de daarvoor betaalde gelden; e. een boek over geleverd zout voor de verkoop-pakhuizen en afscheep voor Gouvernementsrekening, met aantooning van data en nummers der ordonnantiën, waarop die afleveringen zijn geschied; d. een restant-boek, kwartaalsgewijze afgesloten zoo van het zout, als van het materiëel, tot den aanmaak in de pakhuizen behoorende. Voor de verkooppakhuizen. a. een boek van ontvangen en gedebiteerd zout. b. een kasboek. c. een restantboek van het zout en het materieel, afgesloten onder ultimo van ieder trimester. Al deze boeken moeten door de residenten worden gefolieerd en geparafeerd (Zie thans St. 1911 No. 397) zullende zij zich zorgvuldig wachten, dat daarin niets worde uitgeschrapt of veranderd, dan met duidelijke aantooning der redenen, die daartoe aanleiding hebben gegeven. ARTIKEL 6. De pakhuismeesters en opzieners bij de hoofddepöts zullen het aangemaakte zout met de van's Lands wege geijkte maten innemen en zorgen dat de meting door de pakhuisbedienden getrouw en eerlijk geschied, dat het zout niet in de maat gedrukt, geschud, of met eene piramidale ophooging onafgestreken wordt gemeten, maar dat hetzelve daarin gestort, de maat gelijk gestreken, het zout daarna ingenomen en ook zoodanig afgeleverd worde. ARTIKEL 7. Zij zullen niet toelaten, dat de meting geschiede op de massa van reeds ingenomen zout, maar op eenen afstand, ten einde het afgestreken of bij het vullen gestorte zout niet met die massa, maar als een eigendom der aanmakers weder in de maat gedaan, gemeten , en ingenomen kunne worden. ARTIKEL 8. Zij zullen bij den aanmaak en levering van zout in 's Lands pakhuizen betalingslijsten opmaken, houdende den naam van de aanmakers, de hoeveelheid zout door hen geleverd en het montant daarvoor betaald. Deze lijsten, in duplo opgemaakt, zullen door de hoofden der dessa's in de kolom voor ontvangen geteekend en het duplicaat, van iedere betalingslijst onverwijld aan den resident ingezonden worden; blijvende het origineel onder den pakhuismeester te zijner decharge berusten. ARTIKEL 9. Op aanvrage van de pakhuismeesters zullen de residenten hun de noodige gelden ter goede rekening en nadere verantwoording afgeven, ten einde het aangemaakte en in 's lands pakhuizen geleverde zout aan de aanmakers dadelijk uit te betalen, of ook in billijkheid eenig voorschot te geven, welk voorschot echter niet te boven mag gaan 1/3 van de gecalculeerde inzameling en vermag de uitbetaling', om welke redenen ook, niet worden uitgesteld. (') ARTIKEL 10. Na den afloop van den aanmaak en de inzameling van zout, zal de finale afrekening met de zoutmakers geschieden, ten overstaan van eene door den resident daartoe te benoemen commissie, aan welke zullen worden ter hand gesteld de nominatieve lijsten bij art. 8 bedoeld, ten einde daarvan, bij het onderzoek naar de hoeveelheden geleverd en reeds betaald zout, het noodige gebruik te maken. ARTIKEL 11. De pakhuismeesters en opzieners bij de hoofddepots zullen verplicht zijn, nauwkeurig waar te nemen de geschiktheid en plaatselijke gesteldheid der zoutpannen, aan hunne zorg toevertrouwd, en in persoon onderzoeken, of de gronden geschikt zijn ter bewerking der pannen, of de uitdieping der spruiten voor het inkomende zeewater geschied zijn; zij zullen het hersteilen der pakhuizen, opslaan derintermedairebergloodsen, en alle voorbereidende werkzaamheden in tijds doen voorafgaan, ten einde daarmede de gunstige tijd voor den aanmaak van zout niet verspild, of de aanmakers met ontijdigen en noodeloozen arbeid gekweld worden. (i) Volgens het besluit van 19 Juni 1850 No. 32 mogen aan de zoutmakers geene voorschotten verleend worden dan hij volstrekte noodzakelijkheid en dan nog slechts tot een gering bedrag. ARTIKEL 12. De pakhuismeesters zijn verplicht te zorgen voor de richtige uitbetaling der hun toegevoegde geëmployeerden en der zoutaanmakers, en te waken, dat deze door hunne hoofden aan geene kwellingen of kortingen, onder wat naam ook, worden blootgesteld. ARTIKEL 13. De pakhuismeesters mogen geen handel drijven, noch eenig aandeel of belang hebben in het houden van vaartuigen, bestedingen, leverantiën, verpachting van goederen, rechten of middelen, of in eenige zaken, waarover om winst of voordeel eenige handeling wordt aangegaan. (Zie thans St. 1904 No. 199). ARTIKEL 14. De pakhuismeesters zullen verplicht zijn, zoowel bij den aanmaak als na de inzameling van zout, door alle gepaste middelen te waken, en door hunne matta-mattas te doen waken, tegen allen clandestienen aanmaak, vervoer en verkoop van zout, en zijn bevoegd, om zich bij het doen van nasporingen, achterhalingen van zout, enz. door de politiedienaren te doen assisteeren, mits daartoe aan den resident of de plaatselijke autoriteit aanvraag doende. ARTIKEL 15. De pakhuismeesters zullen bij de aanvaarding hunner bediening in handen van den resident afleggen den volgenden eed: lk verklaar en zweer, dat ik, om den post van pakhuismeester te bekomen, aan niemand, wie hij zij, in of buiten het bestuur, iets, onder wat voorwendsel het zijn moge, beloofd of gegeven te hebben, of beloven of geven zal. Deel III 10 Dat ik in mijne administratie alles zal aanwenden ten voordeele van den lande, wat men van een getrouw en eerlijk administrateur kan of mag verwachten, zonder mij direct of indirect op eenigerhande wijze, ten koste van den lande, of ten nadeele van de zoutmakers of koopers, door maat of gewicht te bevoordeelen of te verrijken, ter vermeerdering van de inkomsten, die mij wettiglijk zijn toegelegd of nog toegelegd zullen worden. Dat ik ook stiptelijk zal in acht nemen het verbod tegen allen particulieren in- of verkoop in mijne administratie gesteld en ook geen handel hoegenaamd, hetzij door mij, door iemand voor mij, of wel door anderen, zal drijven in het zout onder mijne administratie behoorende. Dat ik getrouwelijk en zonder eenige de minste achterhouding, aan den lande zal verantwoorden de overwichten, die op het zout, in de aan mij toevertrouwde pakhuizen geborgen, zijn gevallen of nog zullen komen te vallen, hetzij die overwichten spruiten uit hetgeen op de aan mij toegestane spillage wordt overgehouden, of uit eenige andere oorzaken. Dat ik niemand in het zijne zal verkorten, maar integendeel tegen alle kwade praktijken zorgvuldig zal waken en met nauwkeurigheid het gedrag der geëmployeerden in mijne administratie, ter wering van alle fraudes, zal gadeslaan, en met mijn weten niet gedoogen, dat het Gouvernement of particulieren bij de ontvangst en aflevering van zout in maat of gewicht, of op eenige andere onrechtmatige wijze worden verkort. Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig. Bijbl. No. 4025. Het staat aan zoutverkooppakhuismeester niet vrij om een tijdstip op te geven voor het in ontvangst nemen van door transport-aannemers aangebracht zout, maar zijn zij daartoe steeds verplicht, wanneer de pakhuizen geopend zijn. MATERIEELE VERANTWOORDING DER PAKHUISMEESTERS. Model A. Depot-pakhuis. Model B. Doorvoer-pakhuis. De doorvoer-pakhuismeesters houden alleen een magazijnsboek aan, dat, wat de inrichting betreft, overeenkomt met de door hen in te dienen verantwoording. Deze verantwoording behoort jaarlijks te worden opgemaakt, terwijl bij besluit der Alg. Rekenk. van 11 September 1890 No. 6297 is bepaald, dat de indiening aan dat college zal geschieden voor 1 Februari van het jaar volgende op dat, waarover de verantwoording loopt. Bij overgave van het beheer wordt de verantwoording afgesloten en aan de A.R. ingezonden zoo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen een gelijk tijdvak als bepaald voor de indiening der jaarlijksche verantwoording, gerekend van af den laatsten dag der overgave (besluit der Kamer van 28 Juli 1882 No. 8270). Model C. Verkoop-pakhuis. De inzending moet geschieden voor 1 Februari van het jaar volgende op dat, waarover de verantwoording loopt. Onder de ontvangsten worden opgenomen: a. Het restant onder ultimo van het vorige jaar. b. Het ontvangen zout gedurende het jaar waarover de verantwoording wordt afae- ö ö legd, met vermelding van de plaats van waar het werd aangebracht en de data en nummers der facturen. c. De overbevindingen bij aanbrengst of bij het ledigvallen van vakken. Als afgegaan wordt opgenomen : a. Het verkochte voor consumptie. b. Het verzondene naar andere pakhuizen, met vermelding van de plaats van bestemming en de data en nummers der facturen. c. Tekorten bovenden bij den aanbrengst, met vermelding van de data en nummers der bevindings-staten. d. Tekorten bevonden bij het ledigvallen van vakken, met vermelding van de data en nummers der processen-verbaal. Voor elke afschrijving (behalve wegens verkoop) en ontvangst, moet het bewijs bij de verantwoording worden overgelegd. De afschrijvingen wegens verkoop moeten verband houden met de overstortingen van het geldswaardig bedrag bij 's Lands kas. Wordt b.v. om de 10 dagen overgestort, dan schrijve men ook af het verkochte over 10 dagen. De bij de verantwoording over te leggen bewijzen, moeten voorzien zijn van een doorloopend nummer RESIDENTIE DEPOT AFDEELING Model A. ONTVANGSTEN. I A J-_L E V E R I N G. Restant Restant volgens de Sedert Hoeveel- onder rw.m vorige ver- ontvan- Totaal. p. . Totaal, ultimo De- Datum ^ ^ antwoor- c?en Datum heid. cember Omschrijving. ding a ' Omschrijving. it9 189 5 — 5 I — 5 I — c — c c #CÖ O O O 05 O o f3 O o o , "o "o* *cT ^ 'o * ^ O. ^ 1 Ou ^ 0- ^ O- ^ 0- ^ £ - - I I ' I Totaal. . Totaal RECAPITULATIE TOTAAL den De zoutdepót-pakhuismeester, 189 ONTVANGEN. - - 1 - - - ~ "" t • £ vakOno.i Vakno. 2. Vak no. 3. j Vak no. 4. Vakno. 5. OMSCRIJVING. c DATUM 5J S —j ~r T II- I I (■rê r- 1 ^ *q l o o o 189 (datum en nummer van het factuur, g> j ^ 3 ^ ö t 5 3E proces-verbaal, enz.) 3.0 ° ^ -5-, s o ^ ® ° ~ 8 z £ £ * a j' it o. ):> * !a - ONTVANGSTEN. | I _ Januari ... 1 Restant in het pakhuis 270 - 172 27 - ,660 9 — 733 ^ Februari. 11 Ontvangen van Soemenap, factuur | 97 _ _ I No. 16 . 9 50 April. 30 Ontvangen van Soemenap, factuur ______ No. 42 18 600 - - - Juni 291 Ontvangen van Sampang, factuur 1 _ _ _ ; No. 35 29 - - - j - — - _____ en zoo voort _ _ — — I; II _ll — - Totaal ontvangen — Model B. (i) of pakhuis. AFGEGAAN. OMSCHRIIVINC -S Vakno. 1. Vakno. 2 Vakno. 3 Vakno. 4. Vak no. 5. DATUM w g e :P . I O "3 o O "o i qq (datum en nummer van het factuur, : f ! = — -* = c —■ proces-verbaal, enz.; |£ M | ^ f j J * $ | f | j z £ ■£ j ^ J ê E ^ 5 E | ^ 5 E ' AFLEVERINGEN. Januari... 7 Verzonden n. Kalipoetjang, factuur No. 1 1 20 j - — — — — „ 7 „ „ Poerbolingo „ „ 2 2 j 70 — - ! — ; — „ 8 „ „ Poerworedjo „ „ 3 3 50i - - - j — — — — - — ! — „ 9 „ „ Ambal „ „ 4 4 25 - - ■ — ij „ 9 „ „ Wonosobo „ „ 5 5 45 __ I ■ _ _ _ „ 10 „ „ Koetoardjo „ ..6 6 35 — - - — 5 — — — — „ 11 Temin bovenden bij het ledigvallen van vak no. 1 P v. 11/1 189.. 7 25 — — — - jj — — - J — „ 12 Verzonden naar Tjilatjap, factuur no. 7 8 — - — 80 20 - — Februari 11 Temin uitgeleverd op 320 kojan, Be vindingsstaat 11/2—189 9 — - J 2 I 24 j - J —■ jj — — — jj — — j en zoo voort . — — — — — — — Totaal aflevering ... - j j - j — — j — Totaal ontvangen ... —j - — — j — ~ — j — ~ ~ i ~ ~ Restant in het pakhuis .. ij — | - I - | - - j — — I— — — [j I ! I II 1 ! Model B. ONTVANGEN. S OMSCHRIJVING -ë • VakNo. 1.(*) Vak No. 2. (*) Vak No. 3 i*) Geldswaardig bedrag j_ O ; 7 . (datum en nummer van het | ^ o o o van het < factuur, proces-verbaai, Efg-gtS-stS-gt verkochte zout. Q enz.) ^ "o £ S o £ 8 o .-2 8 ^ ^ Oh I - j —-— Ontvangen. 5S§" 6 EJ3 <- •s "S'S ^ c C 0> n! v E 03 .5 *e -*—* i xj = o JS Joolt, « S M.£ V* _ W« 0) 2 « v. r-r o es oj — i — —— INbt) Totaal ontvangen .. J C Model C AFGEGAAN. S OMSCHRIJVING « Vak No. 1. (•) VakNo.2.(*) VakNo.3.(*, Geldswaardigbedrag ^ (datum en nummer van het | & ~ ^ I .3 yan hgt ^ factuur, proces-verbaal, c=. c ~ — c ~ pn7 \ 3-° -2, o & .2, o & .2, 8 verkochte zout. Q enz.; z ^ cl * o, > ü o. ^ j j ' Afgegaan. Totaal afgegaan Totaal ontvangen j ___i Restant in het pakhuis den 189 Totaal te verantwoorden geleidelijk bedrag ƒ De pakhuismeester, Model C. VOORSCHRIFTEN TER VERZEKERING VAN MET TOEZICHT OVER DE ADMINISTRATIE BIJ DE ZOUTVERKOOPPAKHUIZEN IN N.-I. St. 1850 No. 30. Eerstelijk: a. elk zoutverkooppakhuis, in hetwelk meer zout kan geborgen worden dan noodig of wenschelijk wordt geacht om voor den verkoop aan den zoutverkooppakhuismeester over te laten, zal worden verdeeld in vakken, van welke het aantal zich zal regelen naar de hoegrootheid van het pakhuis, in verband tot de aan den pakhuismeester voor den verkoop over te laten hoeveelheid zout. Op zoodanige plaatsen waar slechts één zoutpakhuis aanwezig is, zal dit pakhuis steed moeten zijn verdeeld in minstens drie vakken, als één voor den verkoop, één voor de opschuring van voorraad, één voor de inname van nieuwen aanbreng. De voorschrevene vakken zullen zoodanig van elkander afgescheiden en afgesloten moeten zijn, dat van het eene vak tot het andere geen toegang mogelijk is. b. van de hoeveelheid zout in elk pakhuis en in elk vak opgeschuurd, zal door den pakhuismeester bij zijne boeken aanteekening moeten worden gehouden en de verantwoording deswege geschieden pakhuis- en vaksgewijze, overeenkomstig de bestaande voorschriften. c. (eerste alinea zooals gewijzigd bij St. 1886 No. 198). Bij de ontvangst van zout wordt door den pakhuismeester daarvan kennis gegeven aan de pl. civiele autoriteit, die twee personen in commissie stelt, ten einde toezicht te houden op de inneming en meting van het zout, daarop na afloop der inneming merken te stellen en vervolgens het vak, waarin het opgeschuurd is, te verzegelen. Voor zoover de inneming niet in één dag kan O ö afloopen, wordt liet vak, waarin het zout opgeschuurd wordt, dagelijks door de commissie, na beëindiging harer verrichtingen, verzegeld. De residenten zullen bepalen, welke merken en zegels van de zijde van het bestuur moeten worden gebruikt en dezelve onder zich in bewaring houden of bij den eerstaanwezenden ambtenaar van de plaats tot welke het pakhuis behoort, doen houden. De zegels van den kant van de pakhuismeesters op de pakhuizen of vakken te stellen, zullen bij henzelven blijven berusten. d. [de eerste alinea zooals die luidt ingevolge St. 1907 No. 320). Telkens wanneer door den pakhuismeester kan worden nagegaan, dat in het onder zijn beheer staand pakhuis in het vak, waaruit verkocht of verstrekt wordt over enkele dagen een door het hoofd van pl. best. voor elk pakhuis in zijn afdeeling vast te stellen minimum hoeveelheid zout zal overblijven, zal de pakhuismeester het hoofd van pl. best. bericht geven van den datum waarop het restant in dat vak vermoedelijk dat minimum zal bedragen, ten einde laatstgenoemde in de gelegenheid te stellen door eene door hem aangewezen commissie te doen nameten (nawegen) hoeveel zout in het bijna ledig gevallen vak aanwezig is, en te doen nagaan hoeveel volgens de de boeken daarin aanwezig is geweest, hoeveel daaruit is verkocht of verstrekt en hoeveel is gespilleerd. En zal die commissie daarna het aan de beurt liggende vak ontzegelen, en zich op het oog af overtuigen van den inhoud en of de merken ongeschonden zijn. e. (zooals gewijzigd bij St. 1901 No. 159). de hoofden van gew. of plaats, bestuur (de laatsten voor zoover zij niet zelf de functiën van zoutverkooppakhuismeester vervullen), dan wel de controleerende ambtenaren bij het B. B. zullen in persoon, ten overstaan van den pakhuismeester, van tijd tot tijd en onverwachts de zoutpakhuizen bezoeken, zich overtuigen van den staat der zegels op de vakken en voorts den inhoud der verzegelde en aangebroken vakken op het oog af opnemen en met de boeken vergelijken. Bestaat twijfel omtrent den juisten inhoud van een verzegeld vak, dan wordt last gegeven om dat vak, na het ledigvallen van dat waaruit verkocht wordt, het eerst te doen aanbreken en uitverkoopen. Geeft de opneming van een verzegeld dan wel van een aangebroken vak gegronde aanleiding tot het vermoeden van eene belangrijke minderheid, dan wordt de inhoud van het betrokken vak onder toezicht van eene commissie uitverkocht, dan wel ten overstaan van eene commissie nagemeten (nagewogen) al naar gelang het een of ander het meest voordeelig voor het Land wordt geacht. Het Hoofd van gew. of plaats. Bestuur, zelf de opneming verrichtende, beslist in het bij de vorige alinea bedoelde geval of uitverkoop dan wel nameting (naweging) zal plaats hebben en wijst tevens de commissie voor het toezicht aan. Geschiedt de opneming door een controleerend ambtenaar bij het B. B., dan wordt op diens voorstel door het betrokken Hoofd van plaats, bestuur de commissie aangewezen en tevens beslist of uitverkoop dan wel nameting (naweging) moet geschieden. Bij de beoordeeling van dit laatste wordt rekening gehouden eensdeels met het verlies aan dubbele spillage van nameting (naweging) en anderdeels met het bedrag aan commissieloonen bij verkoop ten overstaan van een commissie over al den tijd, welke naar schatting voor het uitverkoopen van een vak gevorderd wordt. Handende de aanwijzing van eene commissie voor toezicht op den uitverkoop of nameting (naweging), wordt in een aangebroken vak het zoutdebiet ongestoord voortgezet; een onaangebroken vak wordt zoolang gesloten en verzegeld door den ambtenaar, die de opneming verricht. De voorgeschreven opneming van zoutpakhuizen zal minstens vier malen in het jaar moeten plaats hebben. ƒ, de spillage zal moeten worden berekend, vaks-of, waar geen vakken bestaan, pakhuisgewijze zonder dat hetgeen bij het eene vak of pakhuis, minder dan bij het tarief toegestane maximum gespilleerd is, in compensatie mag worden gebracht van het bij een ander vak of pakhuis gespilleerde, boven het tarief. g. van elke opname, verzegeling en ontzegeling, zal steeds moeten worden opgemaakt proces-verbaal; bestaan tegen den inhoud van hetzelve bij den pakhuismeester geene bezwaren, zoo zal hij ten blijke daarvan, het proces-verbaal mede teekenen, in het tegenovergestelde geval, stelt hij zijne bedenkingen aan den voet van hetzelve, bij wijze van aanmerking, bekend, en onderteekend zulks. Het proces-verbaal bedoeld onder d. moet worden ingericht volgens het aan dit besluit gehecht model. Ten Tweede: Aan de eerste civiele plaatselijke autoriteit op en buiten Java te kennen te geven: a. dat de bepaling van de hoegrootheid van de vakken, bij a. van art. 1, in verband tot de aanvoeren en het verbruik van zout aan hen wordt overgelaten, doch dat het wenschelijk wordt geacht en zoo daartegen geen gegronde bedenkingen bestaan, door hen zal moeten worden in acht genomen, dat een vak niet meer bevatte dan voor den verkoop en de verstrekking gedurende drie maanden noodig is, hetwelk ook tot maatstaf kan strekken van beoordeeling of, meer dan een pakhuis op de plaats zijnde, dezelve evenwel in vakken zullen moeten worden verdeeld. b. dat in verband tot het bepaalde bij art. 5 van St. 1818 No. 50, voor de stipte naleving van de bij art. 1 gegeven voorschriften, door hem op hunne verantwoordelijkheid, zal moeten worden gewaakt, en verder alles in het werk gesteld, waardoor mogelijke verkeerde practijken in de zoutadministratie zullen kunnen worden voorkomen. St. 1818 No. 50, art. 5. Dat de verkoop van het zout onmiddellijk is gesteld onder het toezicht van de residenten, en mitsdien de verkooppakhuizen zijn geplaatst onder derzelver beheer, mede ieder voor zoover zijn district aangaat. Model. PROCES-VERBAAL. Op heden den hebben wij ondergeteekenden en op daartoe bekomen last van den ons in commissie gesteld en begeven naar 's Lands zoutpakhuis te in dat pakhuis ten einde op te nemen het restant aanwezig r in vak No. en hebben wij bij nameting in hetzelve bevonden eene hoeveelheid van Uit dit is blijkens de boeken van den vak tot den verkocht en verstrekt Te zarnen Volgens de boeken en het proces-verbaal van inname van het zout en verzegeling van het pakhuis , —opgemaakt door en dd pakhuis moet in gemeld aanwezig zijn. ° vak Te min De toegestane spillage op Voormelde hoeveel- lieid van bedraagt beneden Al zoo —bo~~— de toegestane spillage Wijders zijn wij overgegaan tot het openen van —:— vak No waarin volgens proces-verbaal dd aanwezig moet zijn eene hoeveelheid van , van pakhuis welk yak de verzegeling heeft plaats gehad op den door en zijnde dat zegel benevens de op het zout gestelde afdrukken door ons ongeschonden bevonden en het pakhuis vak in eenen behoorlijken staat aan den pakhuismeester overgegeven ten verkoop van de daarin aanwezige hoeveelheid zout. Aldus onder presentatie van eede naar waarheid opgemaakt den Ten mijnen overstaan: De pakhuismeester, De Commissie. Bijbl. No. 4443. Elk zoutpakhuis moet, waar er meer dan een is, voorzien zijn van een plaatselijk doorloopend nummer of letter in olieverf en op in het oog vallend duidelijke wijze daarop gesteld, terwijl elk afzonderlijk vak mede een op gelijke wijze aangebracht nummer of letter moet dragen. De aanwijzing van personen voor de commissiën, bedoeld bij de §§ c (gewijzigd bij St. 1886No. 198) den e van art. 1 in St. 1850 No. 30, moet steeds bij besluit door het Hoofd van Gew. of Plaats. Bestuur geschieden. Daarbij behoort als regel te gelden : dat niet telkens dezelfde personen worden gekozen; dat zij, die niet lezen of schrijven kunnen, onder geen beding in aanmerking komen; dat, waar mogelijk, steeds de keuze valt op personen, die de Nederlandsche taal lezen, schrijven en verstaan ; dat het Hoofd van Plaats. Bestuur er zich telken- male van overtuige dat de commissieleden, voor zooveel noodig, bekend zijn met bovengenoemde voorschriften. Waar de commissie Inlanders onder hare leden telt, geheel uit Inlanders bestaat of indien de pakhuismeester een Inlander is, behoort het proces-verbaal in de Maleische taal te worden opgemaakt. Niet in activiteit zijnde ambtenaren of particulieren mogen slechts dan tot commissieleden benoemd worden, wanneer op geene andere wijze de commissiën zijn samen te stellen; alsdan moet op de declaratiën der leden door het bestuurshoofd, nevens het visum, eene verklaring worden gesteld, waarbij het volgend model tot richtsnoer kan strekken: „Gezien : „onder aanteekening, dat geene in dienst zijnde Euro„peesche ambtenaren beschikbaar waren, aan wie de „hierbedoelde commissie (zonder nadeel voor de be„langen van den dienst) had kunnen worden opgedragen." De voorwerpen, waarmede de merken en zegels van wege het Plaatselijk Bestuur op het zout en op de sluiting der pakhuizen worden gesteld, behoort het hoofd van dat bestuur op zoodanige wijze te bewaren, dat zonder zijne voorkennis daarvan door niemand kan worden gebruik gemaakt; De opnemingen, bedoeld bij § e in art. 1 van St. 1850 No. 30, zullen, ingevolge de laatste alinea dier paragraaf, minstens eens per jaar moeten geschieden. Doet zich daarbij het geval, bedoeld aan het slot der eerste alinea van § e, voor, dan zal het altijd ter verzekering van 's Lands belang aanbeveling verdienen zoodanig vak (pakhuis) bij het ledigvallen van een ander, dadelijk aan te breken; waarbij in het oog is te houden dat indien de grootte van de vermoedelijke minderheid het wenschelijk doet voorkomen speciale voorzieningen te treffen, in de meeste gevallen aan verkoop of verzending ten overstaan eener commissie de voorkeur moet worden gegeven boven nameting. Volgens het laatste lid eindelijk van § d in St. 1850 No. 30, zal na afloop der opneming van een lediggevallen vak (pakhuis) worden overgegaan tot het ontzegelen en openstellen ten verkoop of ter verzending van het aan de beurt liggende vak (pakhuis), waarin het langst gelegen zout werd opgeschuurd. De ondervinding heeft geleerd dat wel eens verzuimd is zulks in het oog te houden, met het gevolg dat sommige partijen zout noodloos over het jaar blijven liggen, zoodat daarop het maximum der toegestane spillage moet worden toegekend. Bestaan er gegronde redenen om bij de keuze van het open te stellen vak (of pakhuis) van den bovenstaanden regel af te wijken, zoo behoort van die redenen mededeeling te worden gedaan, hetzij in het procesverbaal der ontzegeling en openstelling, hetzij nevens het door de Hoofden van Plaats Bestuur onder de processen-verbaal te stellen visum. In elk ander geval behoort tegen afwijkingen van de aangegeven volgorde der vakken en pakhuizen streng te worden gewaakt, opdat niet het meer dan 4°/0 gespilleerde, krachtens St. 1880 No. 198, (thans St. 1904 St. 241), kome ten laste van den ambtenaar, die schade door veronachtzaming der voorschriften aan den Lande veroorzaakte. St. 1889 No. 131. Indien een onaangebroken vak of pakhuis, hetzij voor verkoop of verstrekking dan wel op last van het bestuur geopend wordt en het daarin opgeschuurde zout blijken draagt door lekkages als anderszins te zijn beschadigd, dan wordt de grootte van het zoutverlies zoo nauwkeurig mogelijk bepaald door de commissie, te wier overstaan de ontzegeling van bedoeld vak of pakhuis plaats heeft en daarvan mededeeling gedaan in het proces-verbaal van opneming. Blijkt het zout tengevolge der in de vorige alinea Deel III 11 genoemde oorzaken in die mate te zijn beschadigd, dat geen raming van het zoutverlies mogelijk is en bestaat er tevens het vermoeden, dat meer dan de toegestane spillage te verwachten is, dan wordt het vak of pakhuis dadelijk weder door de commissie gesloten en verzegeld en van de gerezen vermoedens mededeeling gedaan aan het hoofd van Plaatselijk Bestuur, dat na persoonlijk onderzoek beslist of die vermoedens al dan niet gegrond zijn. Indien de gerezen vermoedens niet gegrond bevonden zijn, is de beheerder verplicht het bedoelde vak of pakhuis alsnog volgens de boeken en zonder nameting te aanvaarden; in het tegenovergesteld geval wordt het vak of pakhuis, indien het niet reeds voor openingaan de beurt is, zoodra mogelijk voor verkoop of verstrekking opengesteld. Het daarin opgeschuurde zout wordt vervolgens door den beheerder verkocht of verstrekt, ten overstaan eener door het Hoofd van Plaatselijk Bestuur aan te wijzen commissie van twee personen, terwijl uit het bij het ledigvallen verkregen resultaat bepaald wordt, welk zoutverlies op rekening der hooger genoemde oorzaken is te stellen. Op plaatsen, waar de Hoofden van Plaatselijk Bestuur ook de functiën van zoutverkoop-pakhuismeester vervullen, regelt het Hoofd van Gewestelijk Bestuur hoe de beslissingen genomen worden in de voorgaande alinea's aan het Hoofd van Plaatselijk Bestuur voorbehouden : St. 1886 No. 198. Ten tweede: Bovenstaande voorschriften, voor zooveel betreft de ontvangst, inneming bij de boeken, opschuring van het zout en het ledigvallen van de zoutpakhuizen zijn van toepassing op de zoutdoorvoer- en zoutdepöt- pakhuizen, met dien verstande echter, dat voor zooveel betreft de zoutdepöt- pakhuizen, het bepaalde omtrent de verzegeling en ontzegeling der pakhuizen niet bebehoeft te worden nageleefd. Bijbl. No. 5769. Aan de Hoofden van Gewestelijke Bestuur No. 7546. Batavia, 23 Juli 1889. Bij eerstelijk g der voorschriften ter verzekering van het toezicht over de administratie bij de zoutverkooppakhuizen in N.-I. (St. 1850 No. 30) welke bij St. 1886 No. 198 van toepassing zijn verklaard op de zoutdoorvoerpakhuizen, is voorgeschreven dat van elke verzegeling van eenig onderdeel van een zoutpakhuis moet worden opgemaakt een proces-verbaal. Door de Alg. Rekenk. is mijne aandacht gevestigd •op de omstandigheid, dat bij een groot aantal verantwoordingen van zoutpakhuizen geen processen-verbaal van verzegeling worden aangetroffen; het is zelfs twijfelachtig of bij sommige pakhuizen zoodanige stukken wel worden opgemaakt. Naar aanleiding daarvan heb ik onder aanbieding van een model-proces-verbaal de eer UHEdG. te verzoeken te willen zorgdragen, dat de hooger genoemde voorschriften, voor zooveel de pakhuizen binnen Uw gewest betreft, steeds worden opgevolgd. Ik acht het ten slotte niet overbodig Uwe aandacht te vestigen op Bijbl. No. 4443 waarbij eenige wenken zijn gegeven, die bij de toepassing der voorschriften behooren te worden in acht genomen. Model. PROCES-VERBAAL. Ingevolge besluit van den ddo.... No hebben wij ondergeteekenden en van beroep en v/m den t/m den ons in commissie gesteld en begeven naar het zoutverkoop (doorvoer) pakhuis te ten einde toezicht te houden op de inneming en meting van een partij zout van het doorvoer (depot) pakhuis te aangebracht per volgens cognossement-factuur gedagteekend den... bedragen kojans. En hebben wij nagemeten: KOJAN P1KOL Op den n » TOTAAL Van deze hoeveelheid werd door ons opgeschuurd: in het vak(pakhuis) No... . kojan.... pikol.... 1/23 pikot „ » j, » » • • • • » • • • • >»•••• » Tezamen als boven „ .... „ Na de inneming en opschuring in elk vak (pakhuis), waarbij door ons in acht is genomen het bepaalde bij de 2e alinea van art. 1 van St. 1886 No. 198, hebben wij den zouthoop, van de vereischte merken voorzien en de bergplaats gesloten en verzegeld met het cachet van Aldus onder aanbod van eede naar waarheid opgemaakt te den Afgegeven voor De Commissie. Ten mijnen overstaan De Zoutverkoop(doorvoer)pakhuismeester Gezien De (Resident of Assistent-resident). ,. moetende 1/32 PIKOL VOORSCHRIFTEN OMTRENT VERZEGELING VAN ZOUTPAKHUIZEN. Bijbl. No. 6911. CIRCULAIRE Aan de Hoofden van Gew. Bestuur. No. 2928 Batavia, 28 Juli 1908 Aangezien gebleken is dat de voorschriften omtrent de verzegeling der vakken van loszoutpakhuizen met behulp van plombeerlood, bedoeld in het dezerz. schrij- ven 20 Januari j. I. No. 215 (Bijbi. No. 6855) niet afdoende zijn om elke verbreking van het zegel reeds dadelijk van buiten te kunnen doen constateeren, verzoek ik UHEdG. die verzegeling in het vervolg aldus te doen plaats hebben : „Men neemt twee stukken van een sterk doch lenig bindtouw, die aan de eene zijde aan elkaar bevestigd worden met een vijftal goed aansluitende knoopen. Over deze vijf knoopen wordt een plomberloodje geschoven dat gekneld wordt in den daarvoor bestemden plombeertang todat de afdrukken van beide stempels duidelijk zichtbaar worden. Een der einden van het touw wordt nu door de beide in de deuren van het te verzegelen vak gemaakte openingen gestoken en met het andere einde door middel van een lossen knoop waarvoer nog vier andere goed sluitende knopen worden gelegd, stevig aan gehaald. Over deze vijf knoopen wordt weer een plombeerloodje geschoven en op de boven aangegeven wijze in de plombeertang gekneld. Een en ander moet zóó geschieden dat vóór elk der beide in de deuren gemaakte openingen en zoo dicht mogelijk daar tegen aan een plombeerloodje komt te te liggen, zoodat het voor de verzegeling gebezigde touw niet meer verschoven kan worden. De overgeschoten einden touw moeten vlak tegen de plombeerloodjes aan worden afgesnelden''. Voorts verzoek ik UHEdG. de commissies van nameting van ledigvallende vakken en opening van de voor den verkoop aan de beurt zijnde vakken zoomede de ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur bij eene opneming op den voet van Staatsblad 1901 No. 159 er opmerkzaam op te doen maken dat zich bij opening van een vak, in het voor de verzegeling gebezigde bindtouw, geen knoopen mogen bevinden. Voor den Directeur van Gouvernementsbedrijven: De Secretaris. INVORDERING VAN VERGOEDING TER ZAKE TEKORTEN. Bijbl. No. 5095. Wanneer bij het ledigvallen van een vak in een zoutpakhuis een tekortkomst wordt geconstateerd, behoorte het, overeenkomstig Bijblad No. 2589, tot de taak van het Hoofd van Gew. Best. dadelijk het bedrag der vergoeding te bepalen en dat van den comptabele in te vorderen. Ten einde vertraging in de afdoening te voorkomen wordt bepaald: Bij ontvangst van het proces-verbaal van opname wordt dadelijk de vergoeding bij besluit aan den comptabele opgelegd; ln een afzonderlijk artikel van dat besluit wordt de invordering van het bedrag der vergoeding aan den betrokken Alg. Ontvanger opgedragen, met uitnoodiging, binnen een maand, te berichten of het bedrag der vergoeding al dan niet in 's Landskas gestort isr Wanneer na afloop eener maand de storting nog niet heeft plaats gehad wordt begonnen met inhouding op de inkomsten van den schuldenaar; hierbij wordt te allen overvloede aangeteekend dat van gerechtelijke invordering geen sprake mag wezen, aangezien het opleggen der vergoeding door een Hoofd van Gew. Best. slechts een administratieven maatregel is, terwijl ook niet tot eene gerechtelijke vervolging kan worden overgegaan, aangezien in deze alleen door de Alg. Rekenkamer recht gesproken wordt; Indien geacht wordt dat er termen tot afschrij\ing bestaan en het daartoe strekkende rekest van den schuldenaar binnen den tijd van eene maand is ingediend, kan voorloopig met de inhouding op zijne inkomsten worden verwijld, waarvan dan bij doorzending van het rekest kennis behoort te worden gegeven; Van het besluit, waarbij de vergoeding opgelegd en de invordering bevolen is, wordt, behalve aan de Alg- Rekenkamer, ook aan den Dir. van Gouv. Bedr. een afschrift gezonden, terwijl aan dezen laatsten ook mededeeling wordt gedaan van de inkasstorting der opgelegde vergoeding. Bijbl. No. 5369. Te bepalen: le. dat voor zoutverkooppakhuismeestershuizen op Java en Madoera, welker afstand tot de Landskassen bezwaar oplevert tegen geregelde overstorting ten minste tweemaal 's maands van de wegens verkoop van zout ontvangen gelden, het betrokken Hoofd van Gew. Bestuur die overstorting kan doen geschieden bij de door hem aan te wijzen, meer in de nabijheid gevestigde ondercollecteurs ; 2e. dat op deze overstortingen bij ondercollecteurs toepasselijk zijn de voor overstorting bij algemeene ontvangers vastgestelde bepalingen in art. 1 van het besluit van 1 October 1893 No. 4 (Bijbl. No. 4873). Bij Bijbl. No. 4967 is het wenschelijke betoogd, om ter voorkoming van diefstallen, op plaatsen waar Lands kassen zijn, door de pakhuismeesters minstens driemalen, en waar dit niet mogelijk is, toch minstens tweemalen per maand de zoutgelden te doen overstorten. REGELEN VOOR DE OVERGAVE EN OVERNEMING VAN HET BEHEER VAN ZOUTPAKHUIZEN. (ZOUTVERKOOP-, ZOUTDOORVOER- EN ZOUTDEPOTPAKHUIZEN). Bijbl. No. 4311. ARTIKEL 1. Van zoutpakhuizen geeft de aftredende en neemt de optredende beheerder het beheer over ten overstaan van eene commissie van twee, door het Hoofd van Gewestelijk of Plaatselijk Bestuur, aangewezen personen. De commissie maakt ter zake een proces-verbaal op overeenkomstig het bij deze Regelen behoorend model. ARTIKEL 2. Indien de aftredende beheerder door ziekte of afwezigheid verhinderd is in persoon zijn beheer over te geven, wordt hij door de autoriteit die de in artikel 1 bedoelde commissie benoemt, schrifteijk uitgenoodigd een persoon aan te wijzen, die hem daarbij kan vertegenwoordigen en zijne belangen behartigen. Bij het openvallen van een beheer tengevolge van overlijden of voortvluchtigheid van den beheerder, dan wel door een andere omstandigheid, waarin hij niet bij machte is zijn beheer in persoon over te geven, wordt de aanvaarder of beheerder van zijn boedel of diens gemachtigde door diezelfde autoriteit uitgenoodigd de overgave bij te wonen dan wel daartoe een persoon aan te wijzen, ten einde de belangen van den overleden of voortvluchtigen dan wel afwezigen beheerder te behartigen. Aan bedoelde uitnoodiging geen gevolg gegeven wordende, zal daarvan in het proces-verbaal aanteekening worden gehouden. ARTIKEL 3. Bij den aanvang der overgave en overneming worden de boeken afgesloten ter vaststelling van het saldo in kas en van de restanten, welke aanwezig moeten zijn. Het beheer van den aftredenden beheerder is met die afsluiting geeindigd en dat van den nieuwen titularis neemt een aanvang. De aftredende beheerder blijft echter voor alles verantwoordelijk, totdat het beheer door den optredenden titularis is overgenomen, onverminderd het bepaalde bij de laatste alinea van de artikelen 5 en 6. ARTIKEL 4. De overgave en overneming geschiedt in onderstaande volgorde: a. het saldo in kas; b. de zoutmaten en verdere goederen van den inventaris; c. het vak of pakhuis, waaruit zout verkocht of verstrekt en waarin zout ingenomen wordt; d. de onaangebroken vakken of pakhuizen ; e. het archief. Van deze volgorde kan wegens bijzondere omstandigheden, in het prosces-verbaal te vermelden, worden afgeweken. ARTIKEL 5. Het restant zout in een vak of pakhuis, waaruit verkocht of verstrekt is, wordt geconstateerd door meting, indien het vak of pakhuis daartoe ruimte aanbiedt, of een ander vak of pakhuis ter opschuring van het gemetene beschikbaar is. Onder de aldus bepaalde hoeveelheid wordt begrepen al het zout, waarvan verkoop of verstrekking plaats heeft gedurende de opneming van het vak of pakhuis. Die verkoop of verstrekking geschiedt ten overstaan van de commissie. Is voor de nameting geen voldoende ruimte beschikbaar, of maken andere omstandigheden die nameting minder wenschelijk, een en ander ter beoordeeling van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur, dan wordt het in een aangebroken vak of pakhuis aanwezige zout door den nieuwen beheerder ten overstaan van de commissie verkocht of verstrekt en uit het bij het ledigvailen verkregen resultaat bepaald, hoeveel bij de overneming van zulk een vak of pakhuis daarin aanwezig was. Nameting of verkoop ten overstaan van eene commissie heeft niet plaats, indien de aftredende en optredende beheerders het eens zijn omtrent de in aangebroken vakken of pakhuizen aanwezige hoeveelheid zout zooals de boeken die aangeven. De in de voorgaande alinea's van dit artikel gegeven voorschriften gelden alléén voor zoutverkoop- en zout- doorvoer-pakhuizen. Op de zoutdepot-pakhuizen zijn zij slechts in zoover van toepassing, dat bepaling van de in aangebroken depot-pakhuizen aanwezige hoeveelheid zout, bij overgave en overneming dier pakhuizen, steeds plaats heeft op de wijze aangegeven in alinea 3 van dit artikel. ARTIKEL 6. (De eerste drie alinea's zooals gewijzigd bij Bijbl. No. 6253) Bij de overneming van onaangebroken vakken of pakhuizen wordt in de eerste plaats de staat der zegels op de deuren onderzocht; na opening der deuren worden de stempeling en de toestand van het zout nagegaan, en indien voldoende blijkt, dat het onderzochte in orde is en er ook bij het Hoofd van Plaatselijk Bestuur geen andere gegronde redenen bestaan om een tekort boven de toegestane spillage in den voorraad te vermoeden, wordt het in zulk een vak of pakhuis aanwezige zout volgens de boeken en zonder nameting door den nieuwen beheerder overgenomen, het zout, voor zooveel noodig, op nieuw gestempeld, het vak of pakhuis weder gesloten en door de commissie verzegeld, zullende, voor het geval bij de commissie vermoeden als vorenbedoeld aanwezig zijn, daarvan melding moeten worden gemaakt in het betrekkelijk proces-verbaal. Indien bij de commissie vermoedens bestaan als in de vorige alinea bedoeld, wordt het vak of pakhuis dadelijk weder door haar verzegeld en van de gerezen vermoedens mededeeling gedaan aan het Hoofd van Plaatselijk Bestuur, dat na persoonlijk onderzoek beslist of die vermoedens al dan niet gegrond zijn. Indien de bij de commissie gerezen vermoedens niet gegrond bevonden zijn, is de optredende beheerder verplicht het bedoelde vak of pakhuis alsnog volgens de boeken en zonder nameting over te nemen; in het tegenovergestelde geval en in geval bij het Hoofd van Plaatselijk Bestuur gegronde aanleiding bestaat tot het vermoeden van een tekort boven de toegestane spillage, wordt het zout op nieuw gestempeld, het vak weder verzegeld en het zout t. z. t. ten overstaan eener nader aan te wijzen commissie (') door den optredenden beheerder verkocht of verstrekt en zal uit het bij het ledig vallen verkregen resultaat bepaald worden, hoeveel zout bij de overneming van het vak of pakhuis daarin aanwezig was". Zout in vakken of pakhuizen die men bezig is te vullen, wordt eveneens volgens de boeken overgenomen. Het bepaalde bij de 2e en 3e alinea's van dit artikel is daarbij van toepassing. De voorgaande alinea's van dit artikel zijn slechts in zoover op de depótpakhuizen van toepassing, dat het daarbij bepaalde omtrent de verzegeling en ontzegeling niet in acht genomen behoeft te worden. ATRIKEL 7. Zout dat gedurende eene overgave en overneming wordt aangebracht, behoort tot de nieuwe administratie. Dergelijk zout wordt buiten bemoeienis der commisie in ontvangst genomen en niet met den aanwezigen voorraad vermengd, maar afzonderlijk opgeschuurd. Evenzoo geschiedt de verkoop of verstrekking van zout dat reeds is overgenomen, buiten bemoeienis van de commissie. ARTIKEL 8. De aftredende beheerder is, en, ingeval hij overleden of voortvluchtig is, zijn zijne rechtverkrijgenden of boe- (') Voor het verrichten dezer commissiën wordt te goed gedaan : a. aan niet in actieven dienst zijnde Europeesche ambtenaren of gepensioneerde ambtenaren en particuliere personen, een daggeld van ƒ 6 ; b. aan gepensioneerde inlandsclie ambtenaren en ambtelooze inlandsche personen, een daggeld van ƒ 1; Bijbl. No. 4311. delbeheerders bevoegd den verkoop of de verstrekking overeenkomstig de derde alinea van artikel 5 en 6, bij te wonen, dan wel zich daarbij te doen vertegenwoordigen. ARTIKEL 9. Het proces-verbaal vermeldt dag voor dag wat is overgegeven en overgenomen en alle op de zaak betrekking hebbende omstandingheden, die zich daarbij hebben voorgedaan. Het wordt dagelijks afgesloten en onderteekend door de commissie, den optredenden beheerder en den aftredenden titularis dan wel den persoon die hem vertegenwoordigt. ARTIKEL 10. In het proces-verbaal wordt ook vermeld of de pakhuizen en onderdeelen daarvan al dan niet in goeden staat verkeeren en in hoeverre de opschüring van het zout behoorlijk en overeenkomstig de daarvoor gegeven voorschriften heeft plaats gehad. ARTIKEL 11. Het proces-verbaal wordt in vijfvoud opgemaakt en voor gezien geteekend door het Hoofd van Plaatselijk Bestnur, die zonder geleide-missive het origineel zendt aan de Algemeene Rekenkamer en de overige exemplaren verdeelt als volgt: één voor den Directeur van Onderwijs en Eeredienst; één voor het hoofd van Gewestelijk Bestuur; één voor den aftredenden beheerder of diens vertegenwoordiger, en één voor het archief van het pakhuis. ARTIKEL 12. Voor zooveel de dienst zulks toelaat, ter beoordeeling van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur, kan, als dit door den aftredenden beheerder dan wel zijne rechtverkrijgenden of boedelbeheerders, wordt verlangd of in hun belang wenschelijk geacht wordt, verzegeling plaats hebben in afwachting der overneming of kunnen andere maatregelen genomen worden omtrent toezicht en bewaring der sleutels. ARTIKEL 13. Op plaatsen waar de Hoofden van Plaatselijk Bestuur ook de functien van zoutverkoop-pakhuismeester vervullen, regelt het Hoofd van Gewestelijk Bestuur hoe de beslissingen genomen worden, in de voorgaande artikelen aan het hoofd van plaatselijk bestuur voorbehouden. ARTIKEL 14 (Bijbl. No. 6253). Waar in de onderwerpelijke regelen sprake is van meting, nameting en het gemetene, moet daarvoor worden gelezen: weging, nawegingen het gewogene, voor zoover in het betrokken pakhuis het zout bij het gewicht en niet bij de maat verhandeld wordt". Model van het bij art. 1 hiervoren bedoeld. PROCES-VERBAAL. Van overgave en overneming van het beheer van het zoutverkoop- (zoutdoorvoer-, zoutdepöt-) pakhuis te door aftredend pakhuismeester, aan optredend pakhuis- meestert') benoemd bij het (Gouv.) besluit van den (') Als het beheer is opengevallen en de nieuwe titularis nog door de Regeering of door den Directeur der Qouv. Bedrijven moet benoemd worden, dan luidt de verdere omschrijving der qualiteit van den tijdelijken beheerder als volgt: Als zijnde bij het besluit van den Resident (Gouverneur) van van den 19 ... No tijdelijk met de waarneming van het beheer belast. Dir. der Gouv. Bedrijven (Resident van van 19 No in tegenwoordigheid van en daartoe in commissie gesteld bij het besluit van den Resident (Ass. Res., Controleur) van van 19.... No Overgave op den 19.... De werkzaamheden beginnen met de afsluiting der boeken van den aftredenden (afgetreden) titularis en de vaststelling van hetgeen volgens die boeken aan geld en zout aanwezig moet zijn. Het kasboek van den zoutverkoop wijst een saldo aan van ƒ ( 1 welk bedrag in kas bevorden en in 's Landskas gestort wordt. (') In het pakhuis wordt aangetroffen eene som van / < H zijnde, blijkens de aanteekeningen van den vorigen pakhuismeester, het restant van een hem verleend voorschot voor het betalen van koelies en het doen van andere kleine uitgaven, welk restant door de commissie in ontvangst genomen wordt en blijkens het aan dit proces-verbaal gehecht bewijs in s Lands kas gestort is (2). DiTkomt natuurlijk alleen bij zoutverkooppakhuizen voor' (2) Dit kan zich alleen voordoen bij pakhuizen, waar de beheerder geene pikol- en doorvoergelden, maar een vast traktement geniet en dus de kosten voor koelies, enz., niet zelf behoeft te betalen, is zulk een pakhuimeester door verplaatsing of ontslag afgetreden, dan wordt het restant van het hem voor evenvermeld doel verleend voorschot door hem zeifin 's Lands kas gestort en het bewijs daarvan bij zijne verantwoording overgelegd. Is echter het beheer b. v. door overlijden open gevallen, dan kan het restant van zulk een voorschot in tiet pakhuis gevonden worden. Het bewijs van storting door de commissie wordt gehecht aan het exemplaar van het proces-verbaal dat voor den Directeur van Onderwijs en Eeredienst bestemd is. De volgende inventarisgoederen worden overgege- geven : 1 ijzeren geldkist voor ƒ zilver, » » » n 1 houten „ „ „ koper, — zoutmaten van 1 pikol, — '/2 ff ff I ff 1/ ff ff 14 ff 1 / ff ff 18 ff 1/ tf f* I 16 ff 1/ ff ft 132 »» — zoutmandjes, — patjols, — schoppen, — hangsloten, — stoelen, — tafel, — schrijftafel ('). Het gevondene komt overeen met den in het pakhuis aanwezigen inventarisstaat en verkeert in goeden toestand, behalve 1 zoutmaat van 1 pikol en 1 van '/4 pikol, waarvan de ijzeren banden doorgeroest en die niet meer bruikbaar zijn. Aldus onder aanbod van eede naar waarheid opgemaakt op bovenvermelden datum. Voor de overgave: De aftredende Pakhuismeester. De Commissie. Voor de overneming: De optredende Pakhuismeester. Overneming op den 19... In het aangebroken vak No. 2 van het pakhuis (') Bij administratiën, waar de pakhuismeester pikol- en doorvoergelden geniet, worden hem van Gouvernementswege alleen geldkisten, zoutmaten, strijkers en hangsloten verstrekt, terwijl hij de overige inventarisgoederen zelf bekostigt; in zulke gevallen wordt onder de inventarisgoederen alleen van de genoemde melding gemaakt. No. 3 wordt nagemeten eene hoeveelheid van kojans en ten overstaan der commissie door den optredenden pakhuismeester verkocht (verstrekt) eene hoeveelheid van kojans pikols. Des namiddags te 3 uur wordt het vak weder gesloten en verzegeld. Aldus onder aanbod van eede naar waarheid opgemaakt op bovenomschreven datum. Voor de overgave: De aftredende Pakhuismeester. De Commissie. Voor de overneming: De optredende Pakhuismeester. Overneming op den..., 19... Het aangebroken vak No. 2 van pakhuis No. 3 wordt weder geopend en daarin verder nagemeten kojans pikols 1/32 pikol en verkocht (verstrekt) kojans pikols, waarmede de nameting is afgeloopen. Het resultaat is als volgt: koj. pik. l/32 pik. Door den aftredenden pakhuismeester verkocht en verstrekt Bij de nameting, inclusieve verkoop en verstrekking bevonden Te zamen Volgens de boeken en het proces-verbaal van inneming van het zout en verzegeling van het vak, gedagteekend 19.... moet in het vak aanwezig zijn. . Te min De toegestane spillage over de hoeveelheid volgens de boeken bedraagt Alzoo beneden (boven) de toegestane spillage Achtereenvolgens worden daarop overgenomen de volgende onaangebroken vakken, met den bij elk vak bekend gestelden inhoud volgens de boeken en de hieronder vermelde processen-verbaal van inneming van het zout en verzegeling der vakken : Pakhuis No. 1, vak No. 1 inhoud koj pik. (proces-verbaal van 19.. ..) Pakhuis No. 1, vak No. 2 inhoud koj pik. (proces-verbaal van 19....) Bij al deze vakken zijn de zegels op de deuren ongeschonden bevonden; de stempels op het zout zijn voldoende duidelijk gebleven en het zilt verkeert in goeden staat. Alleen zijn in pakhuis No. 1 vak No. 2 sporen van lekkage, maar zoo onbeduidend, dat daardoor geene overschrijding van de toegestane spillage kan worden verwacht. Na afloop van liet onderzoek, is het zout zooveel noodig op nieuw gestempeld, zijn de deuren weder door de commissie verzegeld en de vakken met hun inhoud door den optredenden pakhuismeester overgenomen. Bij de opneming van pakhuis No. 2 vak No. 1, worden de zegels op de deuren ongeschonden gevonden ; de stempels op het zout zijn op verschillende plaatsen verdwenen, op grond waarvan de optredende pakhuismeester bezwaar tegen de overneming maakt. De commissie is van oordeel dat het gedeeltelijk verdwijnen der stempels alleen veroorzaakt is door het samenpakken der bovenlaag, terwijl uit de overgebleven stempels en de gelijkheid van het oppervlak met voldoende zekerheid blijkt, dat het zout na de opschuring onaangeroerd is gebleven. De zaak wordt onderworpen aan de uitspraak van het hoofd van plaatselijk bestuur, die beslist overeenkomstig de zienswijze der commissie, waarop het vak, volgens de boeken en het procesverbaal van inneming van het zout en verzegeling van het vak van 189 inhoudende kojans pikols, na herstempeling van het Deel 111 zout en verzegeling der deuren door de commissie, door den nieuwen pakhuismeester wordt overgenomen. Bij de opneming van pakhuis No. 2 vak No. 2 worden de zegels op de deuren ongeschonden bevonden ; het zout daarentegen blijkt: door lekkage zwaar te hebben geleden, zoodat eene belangrijke, niet te ramen hoeveelheid daardoor moet verloren geraakt zijn ; op verschillende plaatsen geene stempels meer te vertoonen en een onregelmatiger! hoop te vormen, zoodat er vermoeden bestaat dat de volgens de boeken aanwezige voorraad niet voorhanden is. De zaak wordt onderworpen aan de uitspraak van het hoofd van plaatselijk bestuur, die beslist dat het vak te zijner tijd onder de verantwoordelijkheid van den afgetreden beheerder ten overstaan eener commissie zal worden verkocht of verstrekt. Daarna wordt het zout opnieuw gestempeld en de deuren van het vak door de commissie verzegeld. Bij de opneming is gebleken, dat de pakhuizen in goeden staat verkeeren, met uitzondering van pakhuis No vak No waar het dak wegens lekkage voorziening vereischt. Het zout in de verschillende vakken is naar behooren opgeschuurd gevonden ; alleen is in pakhuis No.... vak No dat bergruimte aanbiedt voor kojans, een hoeveelheid van kojans meer op- geschuurd, zonder dat echter blijkt van eenige schade aan het pakhuis door overlading. Aldus onder aanbod van eede naar waarheid opgemaakt op bovenvermelden datum. De aftredende Pakhuismeester, De Commissie, zijn gemachtigde of die zijner rechtverkrijgenden dan wel boedelbeheerders. De optredende Pakhuismeester. Gezien De Resident (ass. res., controleur) van.... TRANSPORT VAN HET ZOUT. Het transport van liet zout geschiedt deels over zee . Demak. (Banjoemas) (Bijbl. No. 7009). Ingevolge deze bepalingen wordt het briketzout in de genoemde gewesten met uitzondering van het Gouvernement Sumatra's Westkust en Natal (Tapanoeli) verkrijgbaar gesteld bij de navolgende hoeveelheden tegen de daarachter vermelde prijzen als: een kati (0. 6176 kilogram) acht cent, een half kati, vier cent, een kwart kati, twee cent, een pakket van twintig kati in verpakking, één gulden zestig cent, terwijl deze prijzen voor het gouvernement Sumatra's Westkust en te Natal bedragen respectievelijk 10 cent, 5 cent, 2'/2 cent en twee gulden. Het briketzout wordt (in de residentiën Madoera, Besoeki, Pasoeroean, Soerabaja Kediri, Madioen en Rembang) van Gouvernementswege verkocht r a. op de hoofdplaatsen van districten en onderdistricten, waar de verkoop naar het oordeel van den Directeur van Gouv. Bedrijven gewenscht is in het belang van het Land of van de bevolking: b. bij de bestaande, vroeger voor het debiet van los zout bestemde zoutverkooppakhuizen en bij de pakhuizen voor verpakt zout in de afdeeling Soemenep der residentie Madoera, welke zijn opgericht krachtens het besluit van 28 September 1898 No. 23, ook al zijn beide soorten van pakhuizen niet gevestigd op de sub a. bedoelde plaatsen, wanneer zulks in het belang van het Land of van de bevolking door den Directeur van Gouv. Bedrijven noodig wordt geacht, zullende echter niet worden overgegaan tot staking van den zoutverkoop bij een bestaand pakhuis, zoolang de beheerder van dat pakhuis niet in een andere betrekking kan worden geplaatst of ontslagen wordt; c. op andere dan de sub a bedoelde plaatsen, ook al is er geen zoutverkooppakhuis gevestigd, indien zulks naar het oordeel van den Directeur van Gouv. Bedrijven noodig is in het belang van het Land of van de bevolking. De sub b genoemde zoutverkooppakhuizen dienen mede, voor zooveel noodig, voor den doorvoer van zout ter geregelde voorziening van debietplaatsen als bedoeld sub a. en c. Voor de gewesten Pekalongan, Cheribon en Sumatra's Westkust, en voor de afdeelingen Pati, Koedoes en Japara der residentie Semarang (Gouv. besl. 27 Juni 1906 No. 23) is de verkoop van het briketzout voorloopig beperkt tot de bestaande, vroeger voor het debiet van los zout bestemde zout- verkooppakhuizen. Het beheer, de verkoop en de doorvoer bij de bestaande zoutpakhuizen blijft opgedragen aan de nog in dienst zijnde pakhuismeesters en mantri s (in de afdeeling Soeinenep) en zulks onder genot van de volgende inkomsten: Voor de pakhuismeesters, die vroeger los zout verkochten, de pikolgelden bedoeld bij St. 1851 No. 2 en St. 1857 No. 45, behoudens het minimum vastgesteld bij St. 1867 No. 125, artikel 4 letter aa en de verhooging dier bezoldiging, bedoeld bij artikel 4 van het besluit van 1 Maart 1874 No. 23 (St. No. 72), met dien verstande dat bij de berekening van pikolgelden onder „pikol" wordt verstaan de hoeveelheid van een pikol verpakt zout: voor de zoutpakhuismeesters in het Gouvernement Sumatra's Westkust de belooning bedoeld bij Bijbl. 6165, art. 10 van St. 1905 No. 419 Bijbl. No. 7068), Stbl. 1873 No. 52 en Stbl. 1897 No. 28; voor den zoutpakhuismeester te Natal (Iapanoeli) de belooning bedoeld bij Bijbl. 6165 en Stbl. 1873 No. 52. Voor de mantri's in de afdeeling Soemenep, de inkomsten bedoeld bij artikel 6, alinea's 2 en 3 van het besluit van 28 September 1898 No. 22. Het beheer en de verkoop bij de sub a bedoelde debietplaatsen, zoomede bij de in verband met b in stand te houden en op districts- of onderdistrictshoofdplaatsen gelegen zoutverkooppakhuizen, waaraan geen afzonderlijk in dienst gestelde pakhuismeester of mantri (in de afdeeling Soemenep) meer verbonden is, worden opgedragen aan den ter plaatse bescheiden districtsof onderdistrictsschrijver. Alleen wanneer zulks naar het oordeel van het Hoofd van gewestelijk bestuur te groot nadeel zou doen aan de eigenlijke werkzaamheden van den schrijver, kunnen het beheer en de verkoop opgedragen worden aan andere personen. De hierbedoelde schrijvers genieten voor de administratie van het verpakt zout eene belooning per pikol maandelijks verkocht zout tot de volgende bedragen: ƒ 0.20 (twintig cent) per pikol voor hoeveelheden van 1 t/m 60 pikol. „ 0.15 (vijftien cent) „ „ voor hoeveelheden boven 60 t/m 120 pikol, „ 0.10 (tien cent) „ „ voor hoeveelheden boven 120 t/m 180 pikol, „ 0.05 (vijf cent) „ „ voor hoeveelheden boven 180 pikol, behoudens dat geen hoogere belooning dan van ƒ30.— 's maands wordt toegekend. Van Landswege wordt hun echter een minimum belooning verzekerd van ƒ 10.— 's maands. Bo-vendien wordt hun een bedrag van ten hoogste ƒ5. 's maands toegekend voor bezoldiging van een helper, wanneer deze volgens verklaring van het Hoofd van Gew. Bestuur niet gemist kan worden. De schrijvers zijn verplicht op eigen kosten zoo noodig zorg te dragen voor zoodanige meerdere hulp bij den verkoop der briketten, dat die verkoop .op de daarvoor vastgestelde tijden ononderbroken plaats vindt. Wanneer het beheer en de verkoop van verpakt zout niet opgedragen worden aan schrijvers bij de districtsen onderdistrictshoofden, worden andere in actieven dienst zijnde Inlandsche landsdienaren en andere Inlanders, bij voorkeur gepensioneerde of op wachtgeld zijnde personen daarmede belast. De hierbedoelde beheerders van verpakt zout genieten dezelfde belooning als voor de schrijvers bij districts- en onderdistrictshoofden is vastgesteld, behoudens dat het minimun en het maximum voor hen, die binnen de grenzen van de hoofdplaats Soerabaja met het zoutbeheer belast worden, gesteld zijn op respectievelijk ƒ 25.— en ƒ 35.— 's maands. Ook aan deze debitanten wordt een bedrag van ten Deel 111 13 hoogste ƒ 5.— 's maands toegekend voor bezoldiging van een helper, wanneer deze volgens verklaring van het Hoofd van gewestelijk bestuur niet gemist kan worden (Bijbl. No. 6093). Het beheer en de verkoop door de Inlandsche debitanten geschieden zooveel mogelijk onder direct toezicht van de districts- en onderdistrictshoofden, die zich, zoo dikwijls als mogelijk is, overtuigen van den goeden ?ang van zaken en van elke opneming der administratie aanteekening houden in de boeken van de bebitanten. De door de schrijvers bij de districts- en onderdistrictshoofden voor verkocht zout ontvangen gelden worden onder beheer en verantwoordelijkheid van de debitanten, vóór de storting in 's Lands kas, bewaard ten huize van het districts- of onderdistrictshoofd, wanneer naar het oordeel van het Hoofd van plaatselijk bestuur daartegen geen bezwaar bestaat en anders inde zoutbergplaatsen zelf. De bedoelde Inlandsche hoofden dragen geenerlei verantwoordelijkheid voor de gelden, maar oefenen op het beheer en de bewaring daarvan toezicht uit. De .berg en verkoopplaatsen worden, voor zoover zij op de hoofdplaatsen der districten en onderdistricten gevestigd worden en indien daartegen geen bezwaar bestaat, opgericht op de erven der woningen van de districts- en onderdistrictshoofden en anders in de onmiddellijke nabijheid ervan, tenzij in het belang van den verkoop en van de bevolking de vestiging op een ander punt, blijv. op een pasar, noodig wordt geacht. Het beheer en de verkoop van briketzout te Aïalang (residentie Pasoeroean) worden, zoolang zulks door den Resident van Pasoeroean noodig wordt geacht, door een Europeaan gevoerd, zooals is aangegeven in het Gouw. besl. 9 Feb. 1904 No. 2 en zulks onder genot van de "bovenbedoelde inkomsten. Bij St. 1901 No. 336 is bepaald dat de aanstelling van commissiën van toezicht op de inneming en meting van zout, als bedoeld bij de eerste alinea van § c van artikel 1 van St. 1850 No. 30, zooals die alinea is gewijzigd bij artikel 1 van St. 1886 No. 198, bij ontvangst van verpakt zout niet plaats zal vinden. REGELING NOPENS DE WAARNEMING VAN DEN VERKOOP EN DEN DOORVOER VAN VERPAKT ZOUT, BIJ TIJDELIJKE VERHINDERING VAN DE PERSONEN, DIE MET HET BEHEER DAARVAN BELAST ZIJN. Bij bl. No. 6136. BESLUIT. No. 37. Buitenzorg, den 24en November 1904. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan : Met intrekking van het besluit van 7 April 1901 No. 15 te bepalen als volgt: (1) In gevallen, waarin de op Java en Madoera met den verkoop en c. q. tevens met den doorvoer van verpakt zout belaste personen tijdelijk in de uitoefening hunner functiën verhinderd worden — wegens ziekte, binnenlandsch verlof, tengevolge eener schorsing of om andere redenen — wordt door het Hoofd van gewestelijk bestuur tijdelijk een persoon met de waarneming van het beheer belast. (2i Bij ontstentenis van de sub 1 bedoelde personen — door overlijden, ontslag als anderszins — kan in afwachting van het optreden van een vervanger mede op de in de vorige alinea aangegeven wijze tijdelijk in het beheer worden voorzien. (3i Van de genomen beschikkingen wordt door hef Hoofd van gewestelijk bestuur onverwijld een afschrift gezonden aan den Directeur van Gouvernements Bedrijven. (4) De waarnemende beheerder ontvangt eene belooning : a. per pikol maandelijks verkocht zout tot de volgende bedragen: ƒ 0.20 (twintig cent) per pikol voor hoeveelheden van 1 t/m 60 pikol, ƒ 0.15 (vijftien cent) per pikol voor hoeveelheden boven 60 t/m 120 pikol, ƒ 0.10 (tien cent) per pikol voor hoeveelheden boven 120 t/m 180 pikol, ƒ 0.05 (vijf cent) per pikol voor hoeveelheden boven 180 pikol, met dien verstande dat, voor zoover de waarnemer niet binnen de grenzen van de hoofdplaats Soerabaja met het zoutbeheer belast is, deze belooning, indien zij minder bedraagt dan ƒ 0.35 (vijf en dertig) daags, tot het bedrag dier som zal worden aangevuld, en dat deze belooning niet meer zal bedragen dan ƒ1.- (één gulden) daags, terwijl voor hen die binnen de grenzen van de hoofdplaats Soerabaraja met het zoutbeheer belast zijn, de minimum- en maximumbelooning worden gesteld op respectievelijk ƒ 0,85 (vijf en tachtig cent) en ƒ 1.175 (één gulden zeventien en een halven cent) daags; b per pikol doorgevoerd zout van ƒ 0.03 (drie cent), met een minimum van ƒ 0 35 (vijf en dertig cent) daags. (Bijbl. No. 7114). (5) Gedurende den tijd der waarneming komen de uitgaven van het beheer voor rekening van den eigenlijken titularis; met uitzondering evenwel van het geval van ontstentenis of schorsing van den titularis, waarin de uitgaven komen ten laste van den waarnemenden beheerder, die daarvoor van het Land de noodige fondsen ontvangt, met dien verstande dat over tijdvakken waarover aan den titularis reeds beheerkosten zijn tegoed gedaan, geen uitbetalingen terzake van beheerkosten meer mogen plaats vinden. In verband hiermede wordt, indien den titularis een bedrag van ten hoogste ƒ 5 's maands is toegekend voor bezoldiging van een helper, bij vervanging van den titularis, anders dan in het geval van schorsing of ontstentenis, dit bedrag ook voor den duur der waarneming aan den titularis uitbetaald, die verplicht is den helper ook gedurende het tijdvak der waarneming te bezoldigen. In het geval van ontstentenis of schorsing van den titularis wordt de belooning van den eventueeien heiper uitbetaald aan den tijdelijken vervanger. (6) De hiervoren sub (1) bedoelde met den verkoop en c. q. tevens met den doorvoer van verpakt zout belaste personen, die tijdelijk in de uitoefening hunner functiën verhinderd worden, genieten tijdens hunne verhindering geen belooning voor het door hunnen vervanger verkochte dan wel doorgevoerde zout. Extract enz. Bijbl. 6286. CIRCULAIRE. Aan de Residenten van Madoera, Soerabaja, Besoeki, Kediri, Madioen en Rembang. No. 8396. Batavia, den 19den Mei 1905. Door enkele Hoofden van gewesten, waar het zoutbrikettenstelsel is ingevoerd, wordt de bepaling in §4 van het U bekende Gouvernements besluit dd. 24 November a°. p°. No. 37 betreffende de waarneming van het beheer van verpakt zout bij afwezigheid of ontstentenis van den titularis niet juist opgevat. Men bleek nl. vaak in de meening te verkeeren, dat het de bedoeling is de aan waarnemende zoutdebitanten toekomende beiooning te berekenen door het debiet van eiken dag op zich zelf te beschouwen en dit zoo noodig tot het minimum van ƒ 0.35 op te voeren of tot het maximum van ƒ 1.— terug te brengen. Naar aanleiding hiervan heb ik de eer UHEdGestr. mede te deelen, dat die belooning behoort te worden berekend over de gedurende een maand of het gedeelte daarvan dat de waarneming heeft geduurd, in totaal verkochte hoeveelheid zout, met inachtneming van de aangegeven (gemiddelde) minima-en maxima belooningen per dag. De Directeur van Gouv. Bedrijven. REGELING NOPENS DE WAARNEMING VAN DEN VERKOOP EN DEN DOORVOER VAN VERPAKT ZOUT, BIJ TIJDELIJKE VERHINDERING VAN DE PERSONEN, DIE IN HET GOUVERNEMENT SUMATRA'S WESTKUST MET HET BEHEER DAARVAN BELAST ZIJN. Bijbl. No. 6308. BESLUIT. No. 16. Buitenzorg, den 4den Augustus 1905. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen als volgt: (1) ln gevallen waarin de in het Gouvernement van Sumatra's Westkust met den verkoop en c. q. tevens met den doorvoer van verpakt zout belaste personen tijdelijk in de uitoefening hunner functiën verhinderd worden — wegens ziekte, binnenlandsch verlof, tengevolge eener schorsing of om andere redenen - wordt door het Hoofd van plaatselijk bestuur tijdelijk een persoon met de waarneming van het beheer belast. (2) Bij ontstentenis van de sub 1 bedoelde personen — door overlijden, ontslag als anderszins — kan in afwachting van het optreden van een vervanger mede op de in de vorige alinea aangegeven wijze tijdelijk in het beheer worden voorzien. (3) Van de genomen beschikkingen wordt door het Hoofd van plaatselijk bestuur onverwijld kennis gege- ven aan liet Hoofd van gewestelijk bestuur ter verdere mededeeling aan den Directeur van Gouvernements Bedrijven. (4) De waarnemende beheerder ontvangt naar verhouding van het aantal dagen dat de waarneming heeft geduurd dezelfde belooning als de eigenlijke titularis en wel: te Padang ƒ 100.— (honderd gulden) 's maands te Priaman ƒ 100.— (honderd gulden) 's maands (') te Natal ƒ 30.— (dertig gulden) 's maands te Ajerbangis / 30. — (dertig gulden) 's maands en te Indrapoera ƒ 30. — (dertig gulden) 's maands, terwijl de uitgaven van het beheer ook bij de waarneming daarvan voor rekening komen van den Lande. Extract enz. Bijbl. No. 7114. Ten tweede: Ten vervolge van het besluit van 4 Augustus 1905 No. 16 (Bijblad op het Staatsblad No. 6308) te bepalen, dat de persoon die bij het zoutpakhuis te Padang tijdelijk wordt belast met het beheer, ingeval de pakhuismeester tijdelijk in de uitoefening zijner functiën — wegens ziekte, binnenlandsch verlof, tengevolge eener schorsing of om andere redenen — verhinderd wordt, voor den zoutdoorvoer ontvangt een belooning van ƒ 0.03 (drie cent) per pikol doorgevoerd zout met een minimum van ƒ0.35 (vijf en dertig cent) daags. Extract enz. INSTRUCTIE VOOR DEN DIRECTEUR DER ZOUTVERPAKKING. Bijbl. No. 5901. Besluit van 16 September 1903 No. 6. A1et intrekking van de aan het besluit van 24 Januari (') Met ingang van den dag. waarop de daarin aanwezige zoutvoorraad zal zijn uitverkocht, wordt liet zoutpakhuis te Priaman opgeheven G.B van 27 April 1911 No. 14 (Bijbl. No 7359). 1899 No. 22 gehechte Instructie vast te stellen het volgende: ARTIKEL 1. De Directeur der zoutverpakking is onder de bevelen van den Dir. van Gouvernementsbedrijven belast met den bouw en de installatie, de exploitatie en het beheer der fabrieken voor de briketteering en verpakking van Gouvernements zout en daarbij behoorende gebouwen en werken. Tot de in de vorige alinea bedoelde werkzaamheden behooren in het bijzonder de brikketteering en verpakking, het vervoer van het zout naar de fabrieken en op de fabrieksemplacementen, het beheer der ter verwerking beschikbaar gestelde voorraden los zout en van het verpakte zout in de fabrieken en de daarbij behoorende of daartoe aangewezen magazijnen, het beheer en het onderhoud van de machineriën, het verpakkingsmateriaal, het materieel van de fabrieken en de daaraan verbonden spoorwegen voor het zoutvervoer, de zorg voor het onderhoud van de fabrieksgebouwen, de daarbij behoorende woningen, gebouwen en andere werken, zoomede de zorg voor het vervoer van Soerabaja van aldaar aangebrachte, voor den dienst der zoutverpakking op Madoera bestemde goederen. De Dir. doet in verband met de hem opgedragen werkzaamheden de noodige voorstellen aan den Dir. van de Gouv. Bedrijven en geeft dezen alle gevraagde inlichtingen en adviezen. ARTIKEL 2. Den Dir. kan, naast de in het vorige art. bedoelde algemeene leiding der fabrieken, door den Dir. van Gouv. Bedrijven het directe beheer en de exploitatie van een der fabrieken in het bijzonder worden opgedragen. ARTIKEL 3. Los zout ter verwerking in de zoutverpakkingsfabrieken wordt op de door den Dir. van Gouv. Bedrijven bepaalde of nog te bepalen wijze ter beschikking gesteld van den Dir. der zoutverpakking. (Zie Bijbl. No. 7311 hier achter). ARTIKEL 4. Ter bestrijding van uitgaven voor de in art. 1 bedoelde onderwerpen, binnen het bedrag der daarvoor toegestane fondsen, worden aan den Dir. sommen ter goeder rekening verstrekt op den voet van art. 49 der comptabiliteitswet en met in achtneming van het bepaalde bij de art. 8 en 9 der voorschriften vervat in het besluit van 10 December 1873 No. 6 (Bijbl. No. 2718). ARTIKEL 5. In verband met de hem bij art. 1 opgedragen werkzaamheden, is de Dir. bevoegd dienstreizen te doen naar de verschillende zoutbrikettenfabrieken, zoutaanmaakplaatsen en etablissementen op Madoera en zich bij verhindering daarbij te doen vervangen door een der ambtenaren bij den dienst der zoutverpakking. ARTIKEL 6. Het technisch en administratief personeel der fabrieken is rechtstreeks ondergeschikt aan den Dir. Deze is bevoegd om binnen de daarvoor toegestane fondsen personeel, geen hoogere bezoldiging genietende dan ƒ 120.— 's maands, in dienst te nemen en te ontslaan, zullende door hem van elke mutatie worden kennis gegeven aan den Dir. van Gouv. Bedrijven. ARTIKEL 7. Ten aanzien van het overige, door de Regeering of den' Dir. van Gouv. Bedrijven in dienst gestelde personeel, is hij bevoegd te verplaatsen en tot schorsing, indien zulks in 's Lands belang wordt vereischt, mits daarvan onmiddellijk wordt kennis gegeven aan den Dir. van Gouv. Bedrijven. Voorts is hij bevoegd aan het personeel der fabrieken binnenlandsch verlof te verleenen voor den tijd van hoogstens eene maand, met in achtneming van de Reglementen op de binnenl. verloven (St. 1912 No. 198.) ARTIKEL 8. De Dir. der zoutverpakking kan voor zaken, dien dienst betreffende, rechtstreeks correspondeeren met de hoofden van gew. bestuur of andere ter zake betrokken autoriteiten en ambtenaren, zullende hij zich echter niet wenden tot den Chef van eenig departement dan door tusschenkomst van den Dir. van Gouv. Bedrijven. MODELLEN der JAARVERANTWOORDING en van het KASBOEK van de mantri's voor den opiumverkoop en van de assistent-collecteurs der opiumregie voor het beheer van de hun afgedragen gelden wegens den verkoop van zoutbriketten. Bijbl. No. 6287. Besluit van den Dir. van Gouv. Bedrijven van 19 Mei 1905 No. 8413. Vast te stellen de aan dit besluit gehechte modellen der jaarverantwoording en van het kasboek van de mantri's voor den opiumverkoop en van de assistentcollecteurs der opiumregie voor het beheer van de hun afgedragen gelden wegens den verkoop van zoutbriketten ; met bepaling dat deze jaarverantwoording vergezeld van een extract van het kasboek door tusschenkomst van het Dep. van Gouv. Bedrijven aan de Alg. Rekenkamer zal worden gezonden uiterlijk op ultimo Januari van het jaar volgende op dat, waarover zij loopt. RESIDENTIE Lo. VERANTWOORDING WEGENS Zoutgtlden m den «É ien Opium/N Assistent-Collecteur oer Opiumregie TE over het jaar 19 . Bijlagen. JAAR mantri voor den opiumverkoop van Assistent-Collecteur der Opiumregie wegens (ontvangen ingevolge opdracht van den Resident van No krachtens het Gouvernements Jaar ONTVANGSTEN. BEDRAG. de debietplaats i den mantri voor den opiumverkoop 1 Ij/ ! n n Totaal.... i / REKENING. te zoutgelden. van besluit van No ) OVERSTORTINGEN. MAAND. BEDRAG. Januari ƒ Februari.... Maart April Mei Juni Juli Augustus... September.. October.... November.. December... Totaal 1/ , den Afgegeven voor mantri opiumverkooper, Assistent-Collecteur der Opiumregie, RESIDENTIE La. JAAR KASBOEK van den voor —■ Opiumverkoop Assistent-Colecteur der Opiumregie TE ALS BEHEERDER VAN BIJ HEM GESTORIE ZOUTGELOEN. TRIMA. — . Nommer- D . . . vlA nja prate- Banjaknja g?| -S D A R 1 M A N A. J 1- 5 storting. oewa"g- _ KALOEWAR. rê c Nommer- . . bfi rt r> A D 1 \A \ M A "ia Prate_ BanJakllJa c -g £ DARI MANA. J H j storting, j oewang- Deel III 14 NADERE BEPALINGEN NOPENS DE OVERSTORTINQ VAN DOOR ZOUTPAKHUISMEESTERS ONTVANGEN GELDEN. Bijbl. No. 6181. BESLUIT. No. 40. Buitenzorg, den 26sten Februari 1905. Gelezen enz. ; Is goedgevonden en verstaan : Ten vervolge van het besluit van 7 December 1898 No. 17 (Bijblad No. 5369) te bepalen dat, voor zoover zulks door de betrokken Hoofden van gewestelijk bestuur wenschelijk wordt geacht, overal waarde verkoop van zoutbriketten niet is of wordt opgedragen aan de mantri's voor den opiumverkoop de wegens den verkoop van zoutbriketten ontvangen gelden kunnen worden gestort bij de beheerders van de meest nabij gelegen opiumverkoopplaatsen, onder voorwaarde dat: le. de overstortingen plaats hebben op uren, vallende buiten den rusttijd van de mantri's voor den opiumverkoop en vóór zonsondergang; 2e. de mantri's voor den opiumverkoop de door hen beheerde zoutgelden afdragen aan de assistentcollecteurs der opiumregie en deze die gelden op hun gewone stortingsdagen bij 's Lands kas overbrengen. Extract enz. Bijbl. No. 6288. MISSIVE. Aan de Residenten van Madoera, Besoeki, Pasoeroean, Kediri, Soerabaja, Madioen en Rembang. No. 8414. Batavia, den 19den Mei 1905. Referte het Gouvernements besluit van 26 Februari jl. No. 40 (Bijbl. No. 6181). Voor het beheer van de daarbij bedoelde zoutgelden zijn bij mijn besluit van heden No. 8413 (Bijbl. No. 6287), waarvan 15 exemplaren hiernevens gaan, vastgesteld de modellen van de jaarverantwoording en van het kasboek, welke verantwoording door tusschenkomst van dit Departement aan de Algemeene Rekenkamer uiterlijk op ultimo Januari van het jaar volgende op dat, waarover zij loopt, moet worden ingezonden. Bij staking van gemeld beheer in den loop van het jaar, behoort de rekening op den dag dier staking afgesloten en uiterlijk één maand na dat tijdstip ingediend te worden. Verder behooren de bewijzen van overstorting van de zoutgelden bij de Assistent-collecteurs der Opiumregie en bij de Ondercollecteurs Algemeene Ontvangers (volgens hierbijgaand model) maandelijks aan dit Departement te worden ingezonden, terwijl uit die bewijzen zal moeten blijken, op welk dienstjaar de ontvangen gelden betrekking hebben. Ik verzoek UHEdQ. de in Uw gewest bescheiden mantri's voor den opiumverkoop en Assistent-Collecteurs der opiumregie, belast met het ontvangen van zoutgelden, elk een afschrift van mijn bovenaangehaald besluit met bijlagen en een model stortingsbewijs te willen uitreiken en hen tevens in bovenstaanden zin te willen instrueeren. Voorts verdient het aanbeveling, om van elke toepassing van de regeling in gemeld Gouvernements besluit te doen blijken uit een besluit, waarvan afschriften aan de Algemeene Rekenkamer en dit Departement behooren te worden toegezonden. De Directeur van Gouv. Bedrijven. Pratelan storting No. La. DEPARTEMENT VAN GOUVERNEMENTS BEDRIJVEN. Residentie Tahoen 190 Boelan DEBIET VAN VERPAKT ZOUT. Mantri pendjoewalan tjandoe ^ Assistent-collecteur dari Opiumregie Minta masokken oewang banjaknja/ ( ) dari hal pendjoewalan garem. Terboewat Mantri pendjoewalan tjandoe Assistent-collecteur dari Opiumregie Tanggal pratelan storting jang soedali Mantri pendjoewalan tjandoe Assistent-collecteur dari Öpiumregie Oewang jang terseboet di atas, banjaknja ƒ ... ( ) soedah di trima dengan be- toel pada ini hari tanggal ^ Assistent-collecteur dari Opiumregie [jo. -—— Ondercollecteur-Algemeen Ontvanger AANWIJZING VAN PERSONEN BELAST MET DEN DOORVOER VAN ZOUT EN VASTSTELLING VAN DE HUN DAARVOOR TOEKOMENDE BELOONING. Bijbl. No. 6043. BESLUIT. No. 33. Tjipanas, den 18den Juli 1904. Gelet op artikel 1 §§ 3 en 7 van het besluit van 5 Januari 1904 No. 10 en op artikel 1 §§ 3 en 5 van het besluit van 30 Maart 1904 No. 35 (Bijblad No. 6008); Gelezen enz.; ls goedgevonden en verstaan: Met intrekking van het besluit van 27 December 1901 No. 15 te bepalen dat, wanneer een bij de invoering van den verkoop van verpakt zout reeds in dienst zijnde beheerder van een zoutverkooppakhuis op Java en Madoera, hetwelk op dat tijdstip tevens is aangewezen voor den doorvoer van zout ter geregelde voorziening van debietplaatsen, als zoodanig aftreedt of overlijdt, met den doorvoer bij die, van den aanvang reeds daarvoor aangewezen pakhuizen, indien bestendiging daarvan nog noodig blijkt, worden belast de personen, aan wie voor het vervolg het debiet van verpakt zout bij de bovenbedoelde pakhuizen opgedragen wordt en zulks onder genot van eene belooning van ƒ 0.05 (vijf cent) voor eiken pikol verpakt zout die doorgevoerd wordt, met een minimum van ƒ 5 (vijf gulden) en een maximum van ƒ10. (tien gulden) 's maands, komende de uitgaven van het beheer te hunnen laste. Extract enz. REGELINGEN TEN AANZIEN VAN DEN DOORVOER VAN VERPAKT ZOUT TE PASOEROEAN EN TE PROBOLINGGO. Bijbl. No. 6482. BESLUIT. No. 23. Buitenzorg, den 3den Mei 1906. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen, dat de tijdelijke opdracht van den doorvoer van verpakt zout te a. Pasoeroean, b. Probolinggo, a. en b. aan een daartoe door het Hoofd van gewestelijk bestuur aan te wijzen gepensionneerden Europeeschen landsdienaar, op den voet van: a. het besluit van 4 Juni 1901 No. 35 ('), b. artikel 1 van het besluit van 24 Juli 1901 No. 16 a. en b. wordt bestendigd. Extract enz. REGELING VAN DE WIJZE, WAAROP LOS ZOUT TER VERWERKING IN DE BRIKETTENFABRIEKEN TER BESCHIKKING WORDT GESTELD VAN DEN DIRECTEUR DER ZOUTVERPAKKING. Bijbl. No. 7311. DE DIRECTEUR VAN GOUVERNEMENTS BEDRIJVEN. No. 3568. Batavia, 12 Mei 1910. Gelet op art. 3 der Instructie voor den Directeur der Zoutverpakking (Bijbl. No. 5901), juncto het Gouv. Besluit van 7 November 1904 No. 12; Heeft besloten: Met intrekking van de regeling, vastgesteld bij besluit (') Bij deze beschikkingen is bepaald dat de doorvoer van verpakt zout te Pasoeroean en te Probolinggo wordt opgedragen aan een daartoe door het Hoofd van gewestelijk bestuur aan te wijzen gepensionneerden Europeeschen landsdienaar, onder genot van een toelage van respectievelijk ƒ 60.— en.ƒ 50 — 'smaands en dat voor dien doorvoer kan worden beschikt over koeliegelden tot een maximum van respectievelijk ƒ 50.— en ƒ 20.— 's maands. van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 26 November 1904 No. 20010 (Bijblad. No. 6150), vast te stellen de volgende: REGELING van de wijze, waarop los zout ter verwerking in de brikettenfabrieken ter beschikking wordt gesteld van den Directeur der Zoutverpakking. ARTIKEL 1. De afleveringen van los zout door de depötpakhuismeesters op Madoera aan den dienst der zoutverpakking aldaar, geschieden zonder nameting door overstorting van het in de pakhuizen aanwezige zout in de spoorwagens van genoemden dienst, welke daartoe door de zorg van den directeur der zoutverpakking in de onmiddellijke nabijheid der pakhuizen in voldoende hoeveelheid worden opgesteld. De inhoud van een depotpakhuis, dat eenmaal ten behoeve van den dienst der zoutverpakking is aangebroken, blijft voor dien dienst bestemd en wordt derhalve niet voor andere doeleinden gebezigd. ARTIKEL 2. De aanvragen van den dienst der zoutverpakking tot verstrekking van los zout geschieden schriftelijk door of namens den directeur der zoutverpakking. ARTIKEL 3. De commissiën, welke ingevolge artikel 4 van Staatsblad 1822 No. 47 bij de afleveringen van los zout aan de brikettenfabrieken tegenwoordig moeten zijn, worden samengesteld uit een ambtenaar of beambte behoorende tot het personeel van de zoutaanmaakplaatsen, en een ambtenaar of beambte, behoorende tot het personeel van de brikettenfabrieken, en staan onder toezicht van den depötpakhuismeester. Wanneer bij uitzondering de in de vorige alinea bedoelde ambtenaren of beambten niet kunnen worden aangewezen, wordt gehandeld overeenkomstig § b van het Gouvernementsbesluit van 22 Februari 1899 No. 28 (Bijblad No. 5394). Bijbl. No. 5394. Te bepalen : a. dat voorraden zout, welke in de depötpakhuizen op het eiland Madoera worden afgestaan aan eene verpakkingsfabriek, vooraf worden nagemeten en gewogen ten overstaan van eene telkens bij besluit van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur aan te wijzen commissie van twee personen, zoo mogelijk te kiezen uit in actieven dienst zijnde Europeesche of intandsche ambtenaren; b. dat ingeval voor evenbedoelde commissie gepensioneerde of niet in actieven dienst zijnde Landsdienaren dan wel particuliere personen moeten worden aangewezen, zal worden tegoed gedaan : aan Europeanen en met deze gelijkgestelden f 0.06, en aan Inlanders en met deze gelijkgestelden f 0.04 per persoon voor eiken nagementen en gewogen kojang zout. ARTIKEL 4. De bemoeienis met en de verantwoordelijkheid voor het zout van de pakhuismeesters eindigen (behoudens later blijkende tekorten) eerst na het storten van het zout in de wagens, welke daartoe in het depötpakhuis worden gebracht, en nadat door weging op de daarvoor bestemde weegbrug de hoeveelheid behoorlijk is vastgesteld. De verantwoordelijkheid gaat daarna over op den dienst der zoutverpakking. ARTIKEL 5. Het leggen van de noodige sporen en wissels en het opstellen van eene weegbrug in de onmiddellijke nabijheid van het etablissement, geschiedt door de zorjr van den zoutverpakkingsdienst. De weegbrug wordt na de opstelling op aanwijzig van den directeur der zoutverpakking onderzocht door de in artikel 3 bedoelde commissiën, welke daarna de voor het vervoer aangewezen ledige wagens op het weegtoestel doen wegen. ARTIKEL 6. Na vulling van de wagens, worden deze in het depot- pakhuis ten overstaan van de in artikel 3 bedoelde commissiën'afgesloten, en op de weegbrug het netto-gewicht van den inhoud vastgesteld. ARTIKEL 7. De in artikel 3 bedoelde conimissiën maken van de te hunnen overstaan plaats gehad hebbende wegingen proces-verbaal in tweevoud op overeenkomstig het bij dit besluit gevoegd model. Het proces-verbaal wordt dagelijks na afloop der werkzaamheden afgesloten en geteekend door de beide leden der commissie, waarna het eene exemplaar aan den betrokken depötpakhuismeester en het andere aan den aanvrager van het zout wordt afgegeven. ARTIKEL 8. In de processen-verbaal van ledigvallen van depotpakhuizen, welke op grond van artikel 2 van Staatsblad 1886 No. 198 worden opgemaakt (met de noodige wijzigingen) volgens het model in Staatsblad 1850 No. 30, worden de totale hoeveelheden zout, welke aan de briketten-fabrieken zijn afgeleverd, vermeldt in gewicht en maat. De maat wordt door berekening verkregen uit de afgeleverde gewichtshoe veelheden. Daartoe wordt, vóórdat de aflevering van zout uit een zeker pakhuis begint en verder telkens als de betrokken pakhuismeester zulks noodig acht, van een hoeveelheid van 10 kojang gemeten zout, nauwkeurig het gewicht bepaald Het aldus verkregen cijfer strekt tot grondslag van de berekening van de maat der afgeleverde gewichtshoeveelheden, totdat op last van den pakhuismeester een nieuw onderzoek naar het gewicht van 10 kojang plaats heeft Van de hierbedoelde proefwegingen wordt telkens «anteekening gehouden in de kolom „aanmerkingen" van het in het vorige artikel bedoelde proces-verbaal. Extract enz. ZOUTLAND ZOUTETABLISSEMENT PAKHUIS No DATUM PROCES-VERBA AL VAN DE hoeveelheden los zout, welke van den dienst der zoutaanmaak zijn overgegeven aan den dienst der zoutverpakking, ten overstaan van . . en daartoe aangewezen bij besluit van den . van Behoort bij besluit van den Directeur van Gouvernementsbedrijven van 12 Mei 1910 No. 3568. C - _L • I 4> ^ U re . 3 O 3 -s • P O c ^ k > "U O & g a)g aj aj OJ ^ -ïï Cu 2 O 13 O Q Totaal in pikolmaten Totaal in K.G den De gecommitteerden, Voor den dienst der zoutaanmaak, Voor den dienst der zoutverpakking, OPNEMING EN OVERGAVE EN OVERNAME VAN VERPAKT ZOUT. Bijbl. No. 5651. No. 24. Buitenzorg, 20 December 1901. Te bepalen dat de pakhuizen en debietplaatsen voor VERPAKT zout op het einde van elk dienstjaar en voorts, bij aanleiding tot twijfel omtrent goed beheer, ook tusschentijds worden opgenomen door eene daartoe door het betrokken Hoofd van PI. Best. aan te wijzen Commissie van twee personen, zooveel mogelijk ambtenaren. 2e. Vast te stellen de aan dit besluit gehechte Regelen in acht te nemen bij de opneming en bij de overgave en overneming van het beheer van pakhuizen en debietplaatsen van verpakt zout. REGELEN in acht te nemen bij de OPNEMING van pakhuizen en debietplaatsen voor verpakt zout. ARTIKEL 1. Bij de voorgeschreven opnemingen van pakhuizen en debietplaatsen voor verpakt zout, heeft de opneming der restanten steeds plaats door eene daartoe door het betrokken Hoofd van PI. Best. aan te wijzen commissie van twee personen, zooveel mogelijk ambtenaren. Van de verrichtingen wordt door de commissie een door haar te onderteekenen proces-verbaal opgemaakt overeenkomstig het bij deze regelen behoorend model, welk stuk door of van wege den beheerder wordt medeonderteekend. De medeonderteekening geldt als een bewijs van instemming met den inhoud van het proces-verbaal, tenzij daarbij uitdrukkelijk door of van wege den beheerder wordt aangeteekend, welke bedenkingen zijnerzijds daartegen bestaan. ARTIKEL 2. Bij den aanvang eener opneming worden de boeken afgesloten, ter vaststelling van het saldo in kas en van de restanten, welke aanwezig moeten zijn. A R T I R EL 3. De opneming geschiedt in onderstaande volgorde : a. het saldo in kas; b. de inventaris: c. het restant zout; d. het archief. Van deze volgorde kan wegens bijzondere omstandigheden, in het proces-verbaal te vermelden, worden afgeweken. ARTIKEL 4. De constateering der restanten geschiedt bij telling. ARTIKEL 5. Gedurende de opneming heeft geen verkoop, verzending of ontvangst van zout plaats. ARTIKEL 6. Ingeval de pakketten of de afzonderlijke briketten zout beschadigd zijn, wordt daarvan in het procesverbaal aanteekening gehouden, met vermelding van den aard der beschadiging. Eveneens wordt in het proces-verbaal vermeld of de pakhuizen en bergplaatsen en onderdeelen daarvan, zoomede de inventaris, al dan niet in goeden staat verkeeren en of de opschuring van de pakketten met regel en orde en voorziening tegen beschadiging en bederf heeft plaats gehad. ARTIKEL 7. Na eene opneming verhandeldt de beheerder, onder overlegging van een afschrift van het proces-verbaal, de bevonden meerder- of minderheden bij zijne boeken in ontvangst en uitgaaf, zonder daartoe nog nadere machtiging te behoeven. ARTIKEL 8. Het proces-verbaal wordt in viervoud opgemaakt en voor „gezien" geteekend door het Hoofd van PI. Best., dat zonder geleide-missive het origineel zendt aan de alg. Rekenk. en de overige exemplaren verdeelt als volgt: een voor den Dir. van Gouv. Bedrijven. een voor het hoofd van Gew. Best. een voor het archief van het pakhuis of de debietplaats. PROCES-VERBAAL van OPNEMING van het depötpakhuis(de debietplaats), voor verpakt zout te (afdeeling res. ) onder beheer van op (datum) ; door daartoe aangewezen door het Hoofd van PI. Best. van De werkzaamheden beginnen met de afsluiting der boeken van den beheerder en de vaststelling van hetgeen volgens die boeken aan geld en zout aanwezig moet zijn. Het kasboek van den zoutverkoop wijst een saldo aan van ƒ (in letters) , welk bedrag in kas bevonden wordt. (') In het pakhuis wordt aangetroffen een som van. ƒ (in letters , zijnde, blijkens de aan- teekeningen van den beheerder, het restant van een hem verleend voorschot voor het betalen van koelie s en het doen van andere kleine uitgaven. (2) De volgende inventarisgoederen worden aangetroffen : 1 ijzeren geldkist voor ƒ zilver, 1 houten „ „ „ koper, enz. (3) Het aanwezig bevondene komt overeen met den inventarisstaat en verkeert in goeden staat, behalve (') Dit komt natuurlijk alleen voor waar zout verkocht wordt. (2) Dit kan zich alleen voordoen, waar den beheerders fondsen worden toegekend voor dagelijksche uitgaven enz. Daaronder behooren dus niet de overeenkomstig de bepalingen in St. 1851 No. 2 aangestelde zoutverkooppakhuismeesters. (3) Inventarisgoederen, welke door de Beheerders zelf worden bekostigd (n.1. beheerders aangesteld overeenkomstig bepalingen in St. 1851 No. 2), worden niet vermeld. Bij natelling van het aantal pakketten en briketten is het volgende gebleken : (Zie bijgevoegde staat) Bij opneming van den toestand van het pakhuis (de debietplaats) is bovenden dat dit (deze) in goeden staat verkeert en doelmatig is en dat de opschuring met regel en orde en met voorziening tegen beschadiging en bederf heeft plaats gehad. Aldus opgemaakt onder aanbod van eede te den De Commissie. De Beheerder Gezien: De (hoofd van pl. best.» REGELEN in acht te nemen bij de OVERGAVE en OVERNEMING van het beheer van pakhuizen en debietplaatsen voor verpakt zout. ARTIKEL 1. De aftredende beheerder van een pakhuis en (of) een debietplaats voor verpakt zout geeft het beheer over aan den optredenden beheerder, die het beheer overneemt, ten overstaan van eene commissie van twee door het betrokken Hoofd van Pl. Best. aan te wijzen personen, zooveel mogelijk ambtenaren. De aftredende en optredende beheerders maken ter zake een door hen te onderteekenen proces-verbaal op, overeenkomstig het bij deze regelen behoorend model, welk stuk door de commissie medeonderteekend wordt. In geval van ziekte, afwezigheid, overlijden of voortvluchtigheid dan wel verhindering van den beheerder, geschiedt de opmaking en onderteekening van het proces-verbaal, behalve door de commissieleden en den overnemer, door den in art. 2 bedoelden persoon, en bij diens ontstentenis alleen door eerstbedoelde personen. ARTIKEL 2. Bij het openvallen van een beheer tengevolge van ziekte of afwezigheid van den beheerder, waardoor hij verhinderd is in persoon zijn beheer over te geven, wordt door hem een persoon aangewezen, die hem daarbij kan vertegenwoordigen en zijne belangen behartigen. Bij nalatigheid in dit opzicht wordt de beheerder, indien mogelijk, door het betrokken Hoofd van PI. Best. schriftelijk uitgenoodigd de bedoelde aanwijzing te doen. Bij het openvallen van een beheer tengevolge van overlijden of voortvluchtigheid van den beheerder, dan wel door eene andere omstandigheid, waarin hij niet bij machte is zijn beheer in persoon over te geven, wordt de aanvaarder of beheerder van zijn boedel of diens gemachtigde door die zelfde autoriteit uitgenoodigd de overgave bij te wonen dan wel daartoe een persoon aan te wijzen, ten einde de belangen van den overleden of voortvluchtigen dan wel afwezigen beheerder te behartigen. Indien aan bedoelde uitnoodiging geen gevolg gegeven wordt, zal hiervan in het proces-verbaal aanteekening worden gehouden. ARTIKEL 3. Bij den aanvang der overgave en overneming worden de boeken afgesloten ter vaststelling van het saldo in kas en van de restanten, welke aanwezig moeten zijn. Het beheer van een aftredenden beheerder is rriet die afsluiting geëindigd en dat van den nieuwen titularis neemt een aanvang. De aftredende beheerder blijft echter voor alles verantwoordelijk, totdat het beheer door den optredenden titularis is overgenomen. ARTIKEL 4. De overgave en overneming geschiedt in onderstaande volgorde: a. het saldo in kas; b. de inventaris; c. het restant zout; d. het archief. Van deze volggorde kan wegens bijzondere omstandigheden, in het procesverbaal te vermelden, worden afgeweken. ARTIKEL 5. De constateering der restanten geschiedt bij telling. ARTIKEL 6. Gedurende de overgave en overneming heeft geen verkoop, verzending of ontvangst van zout plaats. ARTIKEL 7. Ingeval de pakketten of de afzonderlijke briketten zout beschadigd zijn, wordt daarvan in het procesverbaal aanteekening gehouden, met vermelding van den aard der beschadiging. Eveneens wordt in het proces-verbaal vermeld of de pakhuizen en bergplaatsen en onderdeelen daarvan, zoomede de inventaris, al dan niet in goeden staat verkeeren en of de opschuring van de pakketten met regel en orde en voorziening tegen beschadiging en bederf heeft plaats gehad. ARTIKEL 8. Het proces-verbaal wordt in vijfvoud opgemaakt en voor „gezien" geteekend door het Hoofd van PI. Best., dat zonder geleide-missive het origineel zendt aan de Alg. Rekenk. en de overige exemplaren verdeelt als volgt: een voor den Dir. van Gouv. Bedrijven ; een voor het Hoofd van Gew. Bestuur; een voor het archief van het pakhuis of debietplaats, en een voor den aftredenden beheerder of diens vertetegenwoordifzer. Deel III 15 PROCES-VERBAAL van OVERGAVE en OVERNEMING van iiet beheer van het depotpakhuis (de debietplaats) voor verpakt zout te (afdeeling residentie ) door aftredende beheerder ('), daartoe benoemd bij besluit van den van No in tegenwoordigheid van daartoe aangewezen door het Hoofd van PI. Best. van De werkzaamheden beginnen met de afsluiting der boeken van den aftredenden (afgetreden) beheerder en de vaststelling van hetgeen volgens die boeken aan geld en zout aanwezig moet zijn. Het kasboek van den zoutverkoop wijst een saldo aan van ƒ.... ( ), welk bedrag in kas bevonden en door den optredenden beheerder overgenomen wordt (2). In het pakhuis wordt aangetroffen een som van ƒ ( ), zijnde, blijkens de aanteekening van den aftredenden (afgetreden) beheerder, het restant van een hem verleend voorschot voor het betalen van koelie's en het doen van andere kleine uitgaven, welk restant door den optredenden beheerder overgenomen wordt (3). (1) Ingeval een tijdelijk beheerder is aangesteld, luidt de verdere omschrijving: als zijnde bij het besluit van den van No. tijdelijk met de waarneming belast. Waar het beheer wordt gevoerd als bijbetrekking (bijv. door schrijvers bij disticts- en onderdistrictshoofden) dienen de besluiten van benoeming tot het hoofdambt te worden vermeld. (2) Dit komt natuurlijk alleen voor waar zout verkocht wordt. (3) Dit kan zich alleen voordoen, waar den beheerders fondsen worden toegekend voor dagelijksche uitgaven, enz Daaronder behooren dus niet de overeenkomstig de bepalingen in St. 1851 No. 2 aangestelde zoutverkooppakhuismeesters. Is de beheerder door overplaatsing of ontslag afgetreden, dan wordt het restant van het hem voor evenbedoeld doel verleende voorschot door hem zelf in 's Lands kas gestort en het bewijs daarvan bij zijne verantwoording overgelegd. Is echter het bebeer b.v. door overlijden opengevallen, dan kan het restant van zulk een voorschot in het pakhuis gevonden worden. De volgende inventarisgoederen worden overgenomen: 1 ijzeren geldkist voor ƒ zilver, 1 houten „ „ „ koper, enz. schrijftafel ('). Het aanwezig bevondene komt overeen met den inventarisstaat en verkeert in goeden toestand, behalve' Bij de natelling van het aantal pakketten en briketten is het volgende gebleken : Bij opneming van den toestand van het pakhuis ——-—^ ! 1—i I II! 11 I | j | De aanwezig bevonden hoeveelheden worden door den optredenden beheerder overgenomen. (in geval van opneming) ^ Commjssie lin geval van overgave en overneming) De aftredende beheerder. De optredende beheerder. KOFFIEBEHEER VERPLICHTE LEVERING. Alle belastingschuldige koffie moet aan het Gouvernement worden geleverd. De levering van koffie aan het Gouvernement geschiedt overeenkomstig de voorschriften, vervat in St. 1832 No. 35 en 1833 No. 7. Zie ook St. 1858 No. 19 en 1903 No. 248. St. 1901 No. 210, gewijzigd bij : St. 1902 No. 155 en 1903 No. 144. Met intrekking van St. 1872 No. 146, 1879 No. 286, 189a No. 116, 1891 No. 41, 1892 No. 223 en 1895 No. 10, zoomede met wijziging van 1893 No. 146 en 1894 No. 102, doch met handhaving van de, bij de reeds genoemde St. 1879 No 286 verordende intrekking van de art. 13 t/m 19 van het Reglement, vastgesteld bij St. 1833 No. 7, te bepalen : enz. enz. Wijzigingen van het Regl. (St. 1833 No. 7). en nieuwe bepalingen tot tegengang op Java van de onttrekking aan de verplichte levering. Voorschriften tot uitvoering dezer ordonnantie zijn gegeven bij St. 1901 No. 248; zie ook St. 1892 No. 160, Bijbl. No. 3449 en 4315, en Gouv. besl. 10 Juli 1881 No. 19 en St. 1910 No. 163. Met intrekking der voorschriften gegeven bij de bij- bladen No. 2738, 3084, 3182, 3233 en 4132 zijn bij BESLUIT van 28 Juli 1887 No. 36 (Bijbl. No. 4737> nieuwe bepalingen betreffende de Gouvernements koffiecultuur gegeven. Deze bepalingen zijn gewijzigd bij Bijblad No. 6033. Zie verder Bijbl. No. 5158 (taak der Hoofden van gewestelijk bestuur in zake deze cultuur). Bijbl. No. 3134. De koffie, afkomstig van de bestaande, alsook van de later aan te leggen koffieaanplantingen behoorende aan perdikan-dessa's, moet op de gebruikelijke wijze en tegen de vast te stellen betaling, aan den Lande worden geleverd, tenzij, volgens bestaande bepalingen, op andere wijze over het product wordt beschikt. Bijbl. No. 3189. Afgeschreven koffietuinen, aangelegd op woesten grond, welke volgens de beginselen der agrarische wet bij den aanleg dier tuinen domein was, moeten worden gereserveerd, en dus niet aan de bevolking teruggegeven, indien die grond voor herhaalde beplanting met koffie noodig en geschikt is en de bevolking voor hare eigene cultures in de nabijheid genoeg andere gronden ter beschikking heeft. St. 1909 No. 304. Bij het Dep. van L. definitief in dienst te stellen: a. twee afdeelingschefs, van wie een met den titel van Inspecteur der Gouvernementskoffiecultuur. b. een adjunct-inspecteur der Gouvernementskoffiecultuur ; met bepalingen, enz. St. 1909 No. 393. Te bepalen dat St. 1909 No. 304 in werking treedt op 1 Januari 1909. CULTUURPROCENTEN. St. 1907 No. 270. Met intrekking van alle daarmede strijdige voorschriften, te bepalen als vogt: I. De koffiecultuurprocenten, toegekend aan de Regenten op Java, worden ingetrokken, zullende deze maatregel eerst in werking treden bij het defungeeren der tegenwoordige titularissen. II. Wanneer, in verband met het bepaalde sub I hiervoren, in een regentschap geen koffiecultuurprocenten meer aan den Regent worden uitgekeerd, wordt: a. voor de berekening van het totaal-bedrag der in het betrokken gewest aan de districts- en onderdistricts-hoofden benevens de lagere Inlandsche ambtenaren voor het toezicht op koffiecultuur toekomende koffiecultuurprocenten, voor de uit bedoeld regentschap afkomstige koffie in rekening gebracht 11 cent per pikol ingeleverde koffie (le soort); b. het bedrag der koffiecultuurprocenten, toekomende aan de desahoofden binnen het regentschap, vastgesteld op 26 cent per pikol ingeleverde koffie (le soort), afkomstig uit de aanplantingen hunner desa. Bijbl. No. 6686. CIRCULAIRE. Aan de Residenten der Preanger-Regentschappen, van Pekalongan, Semarang, Soerabaja, Besoeki, Banjoemas, Kedoe, Madioen en Kediri. No. 4419/K. Buitenzorg, den 4den Juni 1907. Daartoe door de Regeering uitgenoodigd, heb ik de eer UHEdG. mede te deelen, dat de blijkens de circulaire van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur ddo. 25 October 1886 No. 6424 (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië No. 4317) aan de Hoofden van gewestelijk bestuur verleende bevoegdheid om te beoordeelen, hoe de verdeeling van de aan de districtshoofden enz. toekomende koffiecultuurprocenten met het oog op de locale toestanden en bewezen diensten op de meest doeltreffende wijze kan plaats hebben, geacht moet worden in dien zin te zijn uitgebreid, dat gemelde verdeeling niet enkel beperkt blijft tot het totaal bedrag der procenten voor elk district, doch dat het totaal voor het geheele gewest naar gelang van bewezen diensten, kan worden omgeslagen over de rechthebbenden, waaronder te verstaan de districts- en onderdistrictshoofden, benevens de lagere lnlandsche ambtenaren, bepaaldelijk voor het toezicht op de koffiecultuur Het doel dier uitbreiding is wegneming van de thans in sommige gevallen zich voordoende onbillijkheid, dat het bedrag der procenten, uit te keeren in de goed en in de slecht produceerende koffiedistricten, ondanks gelijke zorg en toewijding zeer verschillend is. De Directeur van Landbouw. PAKHUISBEHEER. Bij verschillende Besluiten werden voor onderscheidene gewesten, of deelen van gewesten, opgeheven: a. de Gouvernements koffiecultuur, b. de verplichte levering aan het Gouvernement van door de Inl. bevolking geteelde koffie. In de afdeelingen, waar de verplichte levering nog bestaat, bevinden zich de binnenlandsche koffiepakhuizen (in den regel beheerd door inlanders), waar de koffie van de bevolking wordt ingekocht en van waaruit het product naar de strand-pakhuizen wordt verzonden ter afscheep naar Nederland, dan wel publieken verkoop in Indië ; Bijbl. No. 2946. Elk koffie-inkooppakhuis, waarbij worden ingeleverd 1000 pikols of meer, is een permanent pakhuis. Elk pakhuis, waarbij wordt ingeleverd eene hoeveelheid van minder dan 1000 pikols, is een hulpkoffieinkooppakhuis. Bijbl. No. 6468. CIRCULAIRE. Aan de Hoofden der koffieproduceerende gewesten, den Gouverneur van Sumatra's Westkust, de Residenten van: de Preanger-Regentschappen, Pekalongan, Semarang, Soerabaja, Pasoeroean, Besoeki, Banjoemas, Kedoe, Madioen en Kediri. No. 417/K. Buitenzorg, den 22sten Januari 1906. Daar het herhaaldelijk is voorgekomen dat bij het doen van voorstellen tot intrekking, tijdelijke sluiting, of wijziging van het beheer van koffieinkooppakhuizen weinig of geen rekening wordt gehouden met de ter zake bestaande voorschriften, wordt het niet ondienstig geacht om het navolgende te Uwer kennisse te brengen ten einde overbodige correspondentie te voorkomen. Vooreerst dienen de onderwerpelijke voorstellen te worden getoetst aan het voorkomende in de circulaires van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur van 28 October 1897 en 27 Augustus 1900 Nos. 5050 en 4060. zoomede aan het Gouvernements besluit van 1 Juli 1896 No. 24 (Bijblad No. 5316) en dat van 18 Februari 1903 No. 33. Verder behoort bij die voorstellen steeds te worden overgelegd eene aantooning overeenkomstig het hierbij gevoegd model, (') terwijl in het geval van intrekking of tijdelijke sluiting, met het gevolg dat het tot dusver in het in te trekken of tijdelijk te sluiten pakhuis ingeleverd koffieproduct in eenig ander nabijgelegen pakhuis moet worden ingebracht, er veel prijs op wordt gesteld daarbij nog te ontvangen eene opgave van de afstanden, in palen, van de inleverende desa's tot het in te trekken of tijdelijk te sluiten pakhuis en tot het pakhuis of de pakhuizen, waar de koffie na de (') Zie voor het model: het Bijblad. intrekking of tijdelijke sluiting zal moeten worden ingeleverd. Ten deze veroorloof ik mij, zij het wellicht ten overvloede, nog onder Uwe aandacht te brengen dat, ook al zou de in eenig pakhuis ingeleverde koffie zonder bezwaar voor de bevolking bij een ander pakhuis kunnen worden ingebracht, het betrachten van behoedzaamheid bij de intrekking of tijdelijke sluiting van pakhuizen niettemin raadzaam is te achten, en zulks om de redenen vermeld in de voren aangehaalde circulaire van den Directeur van Binnenlansch Bestuur van 28 October 1897 No. 5050 (ad lum). Bovendien kunnen de kosten van het beheer in vele gevallen immers tot een minimum worden gereduceerd door ingevolge artikel 4 § a van het Gouvernements besluit van 1 Juli 1896 No. 24 (Bijblad No. 5316) den inkoop van koffie als bijbetrekking op te dragen aan een daarvoor geschikten persoon onder toekenning eener belooning van ƒ0. 80 voor eiken door hem ingekochten pikol koffie. Aan het vorenstaande zij nog toegevoegd de mededeeling, dat volgens de zienswijze der Regeering de Hoofden van gewestelijk bestuur „met alle hun ten dienste staande middelen den verderen achteruitgang van de nog bestaande koffiecultuur (moeten) trachten tegen te houden en dus niet maar zoo gereedelijk overgaan tot het doen van voorstellen tot intrekking van koffie-inkooppakhuizen, omdat door zoodanige intrekking aan de bevolking ongetwijfeld de indruk wordt gegeven, dat het bestuur medewerkt tot het loslaten der cultuur in de streek, waar het pakhuis een andere bestemming heeft gekregen". Ik heb de eer UHEdG. beleefd te verzoeken bij voorkomende gevalllen met het bovenstaande rekening te willen houden en te doen houden, waartoe U exemplaren van deze circulaire, ter verdeeling onder de ambtenaren van Uw gewest, hierbij gelieve aan te treffen. De Directeur van Landbouw. De koffie-inkoop-pakhuismeesters (') leggen rekening af terzake van hun geldelijk en materieel beheer. De gevallen van overlijden, aftreding en onder curateele stelling uitgezonderd, dienen zij eenmaal 's jaars eene rekening in duplo in van de aan hen verleende voorschotten voor den inkoop van koffie en van de voor hen ingekochte en naar de strand-pakhuizen verzonden hoeveelheden koffie; Bijbl. No. 3262. Bij de duplicaat=rekening, welke bestemd is voor het Departement van Binnenlandsch-Bestuur, moeten worden overgelegd liet bewijs- of de bewijzen van teruggave betreffende het onder ultimo van het jaar in 's Lands kas overgestort saldo. Bij de origineele rekening, welke rechtstreeks aan de Algemeene Rekenkamer behoort te worden ingezonden, worden overgelegd de duplicaatfacturen van de hoeveelheden koffie door den inkooppakhuismeester naar de strand-pakhuizen verzonden. De materieele verantwoordingen (ingekochte en verzonden koffie) behooren door de koffie-inkooppakhuismeesters rechtstreeks aan de Alg. Rekenkamer te worden ingezonden, terwijl zij geen jaarrekening (Comp. No. 20) hebben in te dienen. Bijbl. No. 3551. Wat betreft de boeking van koffie is bepaald, dat tot den oogst van een gegeven jaar moet gerekend worden het product, ingekocht van 1 Januari tot en met ultimo December. Het toezicht op de koffie-administratie wordt uitgeoefend door de assistent-residenten en controleurs ; Bijbl. 338 (2). Voorschriften omtrent de administratie bij het doen van betalingen voor ontvangen koffie en te goed ge- (') De bezoldiging van de koffie-inkoop-pakhuismeesters is geregeld bij Stb. 1880-20, 1881 134, 1882-147 en 1889-174. i2j Bepalingen voor het beheer der koffie-inkoop-pakhuizen in Menado zijn te vinden in Bijbl. No. 363-5. Voor Sumntra's Westkust in Q. B. 3 December 1891 No. 6 maakte toelagen, alsmede berekening van het bedrag voor onderdeelen van een cent, zijn opgenomen in B B. 2605. Bijbl. No 3586. De inkooppakhuismeesters kunnen voor de uitkeering der toelagen bedoeld bij St. 1880 No. 20, beschikken over de hun ter nadere verantwoording verstrekte gelden tot inkoop van koffie, zullende daarvan melding behooren te worden gemaakt in de verantwoordingen dier gelden. St. 1906 No. 386. Met wijziging in zoover van art. 1 van St. 1880 No. 20, aan de daarbij bedoelde koffie-inkooppakhuismeesters, boven hunne bezoldiging van ƒ 30.- 's maands, toe te kennen eene toelage van ƒ 0.25 per pikol koffie Tubes van50mata. „ . 25 „ „ „ I2V2» n n 5 „ v . 2 „ , 1 . v r /2 t (') of: die krachtens in onze tegenwoordigheid mondeling gegeven machtiging daartoe is aangewezen door enz. (2) hier te vermelden de reden van afwezigheid, b. v. aldus: tengevolge van ziekte verhinderden (3) naam van den beheerder. Is er geen gemachtigde aangewezen, b.v. wegens voortvluchtigheid of overlijden van den beheerder en een der naaste bloed of aanverwanten is, daartoe uitgenoodigd, bij de opname tegenwoordig, dan luidt de laatste zinsnede: in tegenwoordigheid van- , (verwantschap) van den beheerder, daartoe door ons uitgenoodigd. Is de depothouder bij de opname tegenwoordig, b.v. bij opname op het einde van het dienstjaar en dergelijke, dan luidt de laatste zinsnede: in tegenwoordigheid van den depothouder B. DJITJING. Restant volgens de boeken Aanwezig bevonden Alzoo meer minder Kati. Thail. Mata. En hebben wij de aanwezige restanten opium en djitjing afgegeven aan die bij besluit van den Resident van ) dd No (tijdelijk) met het beheer van het depot is belast. (') Wordende wijders aangeteekend dat het opiumdepöt in goeden staat en doelmatig is en dat opschuring met regel en orde en met voorziening tegen beschadiging en bederf der goederen heeft plaats gehad. Gezien : De gemachtigde (2) van den aftredenden depöthouder, De Commissie. Voor de overname : De optredende dpöthouder. (') Of: En hebben wij — Commissieleden — omdat er door of van wege den Resident nog niet in de vervanging van hetbe heer van het depot is voorzien, daartoe aangewezen .. . . (beroep) en aan dezen de aanwezige restanten opium en djitjing afgegeven (2) of: broeder, zoon enz. of indien de beheerder tegenwoordig is: In mijne tegenwoordigheid. Model II. PROCES-VERBAAL van overgave en overname der opiumverkoopplaats le afdeeling ,door aftredend mantri voor den opiumverkoop ('), aan bij besluit van den Resident van dd No benoemd tot (2) mantri voor den opiumverkoop te in tegenwoordigheid van en daartoe aangewezen bij besluit van genoemden Resident dd No De werkzaamheden zijn aangevangen met een onderzoek der in gebruik zijnde djitjingweegschaal en de bevinding is dat (3) Is overgenomen op den A. Opium. Aantal tubes enz. £ — SU3 Verpakkings- Restant Overgege- _Alzoo_ | hoeveelheden. overgeno- meer. J Tubes van 50 mata. ,, „ 25 „ » „ 12'/«„ j» n ^ n 2 ti n ^ tt tt ii t ij » li ' ^2 >> i (■) a of: door (beroep), die blijkens de hierbij overgelegde verklaring dd. . , daartoe is gemachtigd door den aftredenden beheerder .. . (naam). b of: door (beroep), die krachtens in onze tegenwoordigheid mondeling gegeven machtiging daartoe is aangewezen door den aftredenden beheerder ■ • (naam). (2) of: belast met de waarneming der betrekking van i3) of: In deze verkoopplaats is geen djitjingweegschaal in gebruik. B. DJITJING. Restant volgens de boeken Overgegeven en overgenomen meer Alzoo- minder Kati. Thail. Mata. C. GELD. Restant volgens de boeken.. Overgegeven en overgenomen meer Alzoo- minder Guldens. Centen. Wordende wijders aangeteekend, dat de opiumverkoopplaats in goeden staat en doelmatig is, en dat de opschuring met regel en orde en met voorziening tegen beschadiging en bederf heeft plaats gehad. De aftredende mantri voor De Commissie, den opiumverkoop. (de gemachtigde van idem), Voor de overname : De optredende mantri voor den opiumverkoop. Model Ho. PROCES-VERBAAL van opname der opiumverkoopplaats te afdeeling . , door en , daartoe aangewezen bij besluit van den Resident van , dd. No , in tegenwoordigheid van ... . , die blijkens de hierbij overgelegde verklaring dd (') daartoe is gemachtigd door den tengevolge van . (2) mantri voor den opiumverkoop bij genoemde verkoopplaats, • (3). De werkzaamheden zijn aangevangen met een onderzoek der in gebruik zijnde djitiingweegschaal en is de bevinding dat.... (4). Op den is opgenomen: A. Opium. Aantal tubes ens. 5 50 Verpakkingshoe- _ , , ! Alzoo. •■= Restant Aanwezig % veelheden volgens de bevonder] | ^ , I Tubes van 50 mata. » v 25 „ „ * 12V2» r? r> 5 n 2 1 U ^ D - „ Va» (') of: die krachtens in onze tegenwoordigheid gegeven machtiging daartoe is aangewezen door enz (2) hier te vermelden de reden van de afwezigheid, b.v. aldus: tengevolae van ziekte verhinderden (3) naam van den beheerder. Is er geen gemachtigde aangewezen, b.v. wegens voortvluchtigheid of overlijden van den beheerder en een der naaste bloedof aanverwanten is, daartoe uitgenoodigd, bij de opname tegenwoordig, dan luidt de laatste zinsnede: in tegenwoordigheid van , .... (verwantschap) van den beheerder, daartoe door ons uitgenoodigd. Is de beheerder bij de opname tegenwoordig, b.v. bij opnamen op het einde van het dienstjaar en dergelijke, dan luidt de laatste zinsnede: in tegenwoordigheid van den niantri voor den opiumverkoop (4) of: In deze verkoopplaats is geen djitjingweegschaal in gebruik. B. DJITJING. Restant volgens de boeken. Aanwezig bevonden. meer Alzoo- minder Kati. Thail. Mata. C. GELD. Restant volgens de boeken. Aanwezig bevonden. Alzoo meer minder Guldens. Centen. vy 1 LOIÜII It 11 UpiUIU C1I UJllJlUg zoomede het kassaldo afgegeven aan. , die bij besluit van den Resident van .. dd (tijdelijk» met het beheer der verkoopplaats is belast. ('). Wordende wijders aangeteekend, dat de opiumverkoopplaats in goeden staat en doelmatig is en dat de opschuring met regel en orde en met voorziening tegen beschadiging en bederf heeft plaats gehad De Commissie. Gezien: De gemachtigde (2) van den afgetreden beheerder. Voor de overname: De optredende beheerder. (') of: En hebben wij Commissieleden omdat er door of van wege den Resident nog niet in de vervanging van het beheer der verkoopplaats is voorzien, daartoe aangewezen iberoep» en aan dezen de aanwezige restanten opium en djitjing zoomede het kassaldo afgegeven. (2) of: broeder, zoon, enz. of: indien de aftredende beheerder tegenwoordig is: In mijne tegenwoordigheid. Deel 111 18 Model III. PROCES-VERBAAL. van overgave en overname der kas en administratie van den assistent-collecteur te afdeeling. . door . . aftredend assistent-collecteur ('), aan bij besluit van den Resident van dd No benoemd tot (2) assistent-collecteur te in tegenwoordigheid van en daartoe aangewezen bij besluit van genoemden Resident dd No En hebben wij op bevonden als volgt; Het saldo in kas op het einde van het vorig jaar bedroeg De ontvangsten bedragen sedert 1 Januari Totaal De overstortingert bedragen sedert 1 Januari Het saldo in kas moet dus bedragen En hebben wij in kas bevonden.-.. meer Alzoo- minder / » J77~77.T7.T77T. fTTTTT. :T.T.T ff f77777\77.T.TT ff I En heb ik aftredend assistent-collecteur het bovenbedoelde kassaldo met de administratie overgegeven en verklaar ik, optredend assistent collecteur, de kas met de boeken en bewijzen te hebben overgenomen. Voor de overgave: Ten onzen overstaan De aftredende assistent-collecteur. De commissie. (De gemachtigde van idem). Voor de overname: De optredende assistent-collecteur. (') a of: door (beroep), die blijkens de hierbij overgelegde verklaring dd.. daartoe is gemachtigd door den aftredenden assistent-collecteur (naam). b of: door (beroep), die krachtens in onze tegenwoordigheid mondeling gegeven machtiging daartoe is aangewezen door den aftredenden assistent collecteur (naam). (2) of: belast met de waarneming der betrekking van Model IHa. PROCES-VERBAAL. van opname der kas en administratie van den assistent-collecteur te , afdeeling , door «n , daartoe aangewezen bij besluit van den Resident van dd No. , in tegenwoordigheid van , die blijkens de hierbij overgelegde verklaring dd (') daartoe is gemachtigd door den tengevolge van (2) assistent-collecteur. (3). En hebben wij op bevonden als volgt: Het saldo in kas op het einde van het vorig jaar bedroeg De ontvangsten bedragen sedert 1 Januari Totaal De overstortingen bedragen sedert 1 Januari Het saldo in kas moet dus bedragen En hebben wij in kas bevonden .. Alzoo "leer minder / • / / v | / | »• • - i ") of: die krachtens in onze tegenwoordigheid mondeling gegeven machtiging daartoe is aangewezen door enz. (2) hier te vermelden de reden van afwezigheid, b.v. aldus: tengevolge van ziekte verhinderden. (3) naam van den assistent-collecteur. Is er geen gemachtigde aangewezen, b.v. wegens voortvluchtigheid of overlijden van den beheerder, en een der naaste bloed- of aanverwanten is, daartoe uitgenoodigd, bij de opname tegenwoordig, dan luidt de laatste zinsnede: in tegenwoordigheid van (verwantschap) van den beheerder, daartoe door ons uitgenoodigd. Is de assistent-collecteur bij de opname tegenwoordig, b.v. bij opnamen op het einde van het dienstjaar en dergelijke, dan luidt de laatste zinsnede: in tegenwoordigheid van den assistent-collecteur En hebben wij het bovenbedoeld kassaldo met de administratie afgegeven aan die bij besluit van den Resident van : dd. No (tijdelijk) met de (waarneming der) betrekking van assistent-collecteur te.... is belast. (') De Commissie. Gezien: De gemachtigde (2) van den afgetrenden assistent-collecteur. Voor de overname: De optredende (tijd. wd.) assistent-collecteur. (') of: En hebben wij —Commissieleden—, omdat er door of van wege den Resident nog niet in de vervanging van de betrekking van assistent-collecteur is voorzien, daartoe aange- (beroep) en aan dezen het kas- salde met de administratie afgegeven. (2) of: broeder, zoon, enz. of: indien de aftredende beheerder tegenwoordig is: In. mijne tegenwoordigheid. REGELING IN GEVAL DAT COMPTABELEN BIJ DE OPIUMREGIE HET BEHEER NIET KUNNEN BLIJVEN VERVULLEN. St. 1907 No. 399. Met afwijking in zoover van St. 1870 No. 45, te bepalen als volgt : ARTIKEL 1. 1) Voor zooveel betreft de beheerders van verkoopplaatsen, de assistent-collecteurs en de depothouders •der opiumregie, geschieden de bij Paragraaf 1 dier verordening bedoelde opnemingen en de gelijktijdig te bewerkstelligen opnemingen van hun voorraad opium en djitjing door twee leden van door het Hoofd van Gew. bestuur te benoemen permanente commissiën. 2) Om van die commissiën deel uit te maken, worden zooveel personen aangewezen, dat eene dadelijke optreding, waar noodig, van twee hunner steeds zooveel mogelijk verzekerd zij. ARTIKEL 2. 1) Zoodra een van de leden eener krachtens art. 1 benoemde commissie verneemt dat een beheerder, als in het eerste lid van dat art. bedoeld, in haar ressort, zijn beheer niet kan blijven waarnemen, of dat beheer heeft gestaakt, zorgt dat lid, dat twee leden der betrokken commissie (hij zelf er al of niet onder begrepen) zich zoo spoedig mogelijk naar de plaats van het beheer begeven, ten einde aldaar het noodige te verrichten. 2) Indien de beheerder, hoewel nog in leven, verhinderd is de opneming van zijn voorraden enz. bij te wonen, kan hij zich doen vertegenwoordigen door een schriftelijk of — in tegenwoordigheid van de optredende commissieleden — mondeling daartoe door hem aangewezen persoon. 3) Is geen vertegenwoordiger aangewezen, of is de aangewezen vertegenwoordiger bij de opneming niet aanwezig, dan noodigen de optredende commissieleden een naar hun oordeel daarvoor in aanmerking komenden, ter plaatse aanwezigen nabestaande van den beheerder mondeling of schriftelijk uit om bij de opneming tegenwoordig te zijn. Evenzoo wordt gehandeld ingeval de beheerder overleden is. 4) De vertegenwoordiger van den beheerder, bedoeld in alinea, 2 of diens nabestaade, bedoeld in alinea 3, is bevoegd, op het door de opgetreden commissieleden op te maken proces-verbaal der opneming, dat door hem voor „gezien" wordt geteekend, opmerkingen te stellen. 5) Is noch de beheerder, noch een vertegenwoordiger (alinea 2) noch een nabestaande (alinea 3), bij de opneming tegenwoordig geweest, of wordt de onderteekening van het proces-verbaal geweigerd, dan wordt daarvan,, onder opgave van redenen, in het proces-verbaal melding gemaakt. 6) Mocht bij den aanvang van de opneming nog niet door of van wege het Hoofd van gew. best. in de vervanging van den beheerder zijn voorzien, dan wijzen de opgetreden commissieleden vooraf een vertrouwd, ter plaatse aanwezig persoon, bij voorkeur een Landsdienaar, aan om voorloopig als tijdelijk beheerder te fungeeren. Deze moet bij de opneming tegenwoordig zijn. 7) Van al hun verrichtingen en bevindingen geven die commissieleden onmiddelijk na afloop van de opneming kennis aan het Hoofd van Plaatselijk bestuur. 8) Indien dit bestuurshoofd zich met de voorloopige aanwijzing van een tijdelijken beheerder niet kan vereenigen, doet hij dezen zoo spoedig mogelijk door een ander vervangen. AAMWIJZING VAN GECOMMITTEERDEN VOOR OPNAME KAS, ENZ. TE BATAVIA. St. 1904 No. 151. Met nadere wijziging van St. 1860 No. 6 te bepalen dat de Res. van Batavia bevoegd en gehouden is om de kassen, voorraden en administratiën van de comptabelen bij de Opiuinregie in zijn gewest, in alle gevallen waarin opneming van de onder het beheer dier comptabelen gestelde gelden en voorraden of van hunne administratiën behoort plaats te vinden, en telkens wanneer hij die opneming noodig oordeelt, op te nemen of door eene commissie te doen opnemen; wordende St. 1907. No 400. Met buitenwerkingstelling van het tweede lid van St. 1904 No. 151, te bepalen dat wanneer krachtens het eerste lid van dat besluit, het besluit van 18 Januari 1860 No. 2 (St. No. 6) of art. 22, paragraaf (i en c van St. 1866 No. 151 de kas en de administratie, en c. q. de voorraden van den beheerder eener verkoopplaats, van een assistent-collecteur, of van een depothouder der Opiumregie door eene commissie worde opgenomen, zoomede wanneer overneming van het beheer van een dier bedoelde comptabelen ten overstaan van eene commissie moet geschieden in andere gevallen dan bij St. 1907 No. 397 voorzien, als gecommitteerden optreden twee leden der op den voet van art. 1 van dat Staatsblad benoemde commissie, tot welker ressort de betrokken comptabele behoort. Deze leden worden aangewezen door het Hoofd van gew. bestuur, wien evenwel vrijheid wordt gelaten de aanwijzing over te dragen op de hem ondergeschikte Hoofden van Plaatselijk bestuur. PANDHUISDIENST Oorspronkelijk ingevoerd bij wijze van proef, werd bij St. 1903 No. 402 bepaald dat op Java en Madoera in de gewesten of gedeelten van gewesten, ten aanzien waarvan dit door den Gouverneur-Generaal zal worden bepaald, met ingang van de daartoe door Hem aangegeven tijdstippen, de exploitatie der pandhuizen door het Gouvernement in eigen beheer wordt genomen, waarmede telkens intrekking van de pacht van het recht tot het houden van pandhuizen gepaard gaat. Waar de Gouvernements-exploitatie der pandhuizen is ingevoerd, is het aan niemand geoorloofd tegen inpandgeving dan wel in den vorm van koop en verkoop met recht van wederinkoop gelden of goederen uit te leenen, waarvan het bedrag of de waarde één honderd gulden niet te boven gaat, voor elke leening, op poene, voor zooveel het Europeanenen en met dezen gelijkgestelden betreft, van gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie maanden en geldboete van vijftig tot duizend gulden, en voor zooveel het Inlanders en met dezen gelijkgestelden betreft, van tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van vijftien dagen tot drie maanden. Van dit verbod zijn uitgesloten de door den Gouverneur-Generaal. aan te wijzen op philantropischen grondslag werkende credietinstellingen. Het aantal en de ligging der gouvernementspandhuizen wordt bepaald door den Gouverneur-Generaal. Voor het beheer en de exploitatie daarvan is een reglement vastgesteld bij St. 1905 No. 490. Vergelijk ook St. 1907 No. 225. St. 1908 No. 477 en 576. De pandhuizen zijn op Zon-en feestdagen gesloten, tenzij de sluiting op den Zondag met den dienst en het openbaar belang niet vereenigbaar is, in welk geval het Hoofd van den dienst een anderen vasten dag als rustdag aanwijst. Bij beschikking van den Dir. van Fin. van 23 Nov. 1910 No. 18541 (Bijbl. No. 7370) werden nieuwe voorschriften vastgesteld betreffende de administratie bij de Gouv. Pandhuizen en de veilingen van verstane panden. INSTRUCTIE VOOR HET HOOFD VAN DEN PANDHUISDIENST. Bijbl. No. 6338, gew. bij No. 6445 en 7659. ARTIKEL 1. (1) Het hoofd van den Pandhuisdienst is belast met het algemeen beheer van den pandhuisdienst, de voorbereiding van de verdere invoering van de exploitatie der pandhuizen in eigen beheer en met de leiding dier invoering zelve. (2) Hij dient, desverlangd der Regeering en den Directeur van Financiën van advies in alle zaken, den pandhuisdienst betreffende, en verricht de daarvoor noodig geachte onderzoekingen. (3) Over alle zaken den pandhuisdienst betreffende doet hij, waar noodig, mededeelingen en voorstellen aan den Dir. van Fin. of door tusschenkomst van dien Departementschef aan de Regeering. ARTIKEL II. (1) Over alle zaken, zijnen dienst betreffende, correspondeert het hoofd van den Pandhuisdienst recht- streeks met de betrokken civiele en militaire autoriteiten, tenzij de Regeering daarin dadelijk gemoeid moet worden, in welk geval hij zijne brieven richt tot den G.-G. en aanbiedt door tusschenkomst van den Dir. van Fin. (2) Jaarlijks voor ultimo April dient hij, door tusschenkomst van den Dir. van Fin., aan de Regeering een algemeen verslag in van den pandhuisdienst over het afgeloopen jaar. ARTIKEL III. (1) De standplaats van het Hoofd van den pandhuisdienst is Batavia. (2) Hij kan zijne standplaats verlaten tot het doen van dienstreizen zoo dikwijls en zoo lang hij dit noodig acht. (3) Gedurende zijne afwezigheid is met de behandeling van de dagelijksche zaken belast de Sous-Chef van den dienst, die hem ook bij verhindering of ontstentenis vervangt. Bij afwezigheid, verhindering of ontstentenis ook van den sous-chef is met de behandeling van de dagelijksche zaken belast de oudste in rang der op het hoofdbureau tewerkgestelde bij alinea 5 van dit artikel bedoelde adjunct-inspecteurs. (4) De standplaatsen, ressorten en werkkring van de tot den ambulanten dienst hehoorende inspecteerende ambtenaren, zoomede van alle andere aan hem toegevoegde, niet organiek op zijn bureau te werk te stellen personen worden door den dientschef aangewezen. (5) De aanwijzing van de twee krachtens de slotalinea van art. I, sub 1 letter d van St. 1912 No. 162 bij het hoofdbureau te werk te stellen adjunct-inspecteurs geschiedt mede door den dienstchef. ARTIKEL IV. (1) Het Hoofd van den pandhuisdienst is, met inachtneming van de bevelen, welke hem daaromtrent van Regeeringswege worden gegeven, bevoegd tot benoeming en ontslag uit hunne betrekking van het tot dien dienst behoorende personeel, met uitzondering van Europeanen, die eene bezoldiging genieten van ƒ 150 's maands of hooger. (2) Hij wijst de standplaatsen aan van de door den Gouverneur-Generaal benoemde administrateurs en van het overige personeel. (3) Hij is bevoegd om beambten van een pandhuis tijdelijk naar een ander pandhuis te detacheeren, in welk geval deze worden beschouwd in commissie te zijn gesteld. (4) Hij is bevoegd aan de Europeesche en Inlandsche ambtenaren en beambten van den pandhuisdienst, de inspecteerende ambtenaren daaronder begrepen, op den voet der bestaande bepalingen, binnenlandsche verloven te verleenen wegens ziekte en om andere gewichtige redenen (5) Maandelijks biedt hij den Directeur van Financiën een staat aan van alle inutatiën onder het personeel, van de verleende verloven en de tijdstippen waarop aanvaarding, staking, hervatting of nederlegging van den dienst heeft plaats gevonden. ARTIKEL V. (2) Het Hoofd van den pandhuisdienst is bevoegd aan de inspecteerende ambtenaren en andere hem toegevoegde personen reizen op te dragen in het belang van den dienst ook buiten het hun aangewezen ressort en over hen te beschikken voor werkzaamheden op het hoofdbureau of op zijne dienstreizen. (2) De hem op zijn last vergezellende ambtenaren hebben op reizen langs spoorwegen recht op vervoer in rijtuigen der le klasse. (3) Hij is bevoegd de administrateurs der pandhuizen in het belang van den dienst op te roepen naar zijne standplaats of tijdelijke verblijfplaats dan wel met bijzondere werkzaamheden te belasten buiten het ressort der door hen beheerde pandhuizen ; ARTIKEL VI. Met afwijking van de ter zake bestaande bepalingen kunnen het Hoofd van den pandhuisdienst en de onder hem dienende inspecteerende en controleerende ambtenaren bij hunne dienstreizen den zeeweg instede van den landweg bezigen en gebruik maken van klein transport, indien, ter beoordeeling van genoemd Hoofd, het dienstbelang dit eischt, kunnende in laatstbedoeld geval door dat Hoofd het reizen met klein transport mede worden vergund aan administrateurs van Gouvernements pandhuizen, aan wie werkzaamheden worden opgedragen als bedoeld aan het slot der 3e alinea van het voorgaand artikel. ARTIKEL VII. (vervallen). ARTIKEL VIII. (1) Op den voet van artikel 49 der Indische Comptabiliteitswet (Staatsblad 1895 No. 225), kunnen gelden ter goede rekening worden verstrekt aan het Hoofd van den pandhuisdienst, als ook aan den ambtenaar die hem bij ontstentenis, verhindering of afwezigheid vervangt. (2) De verantwoording van deze gelden geschiedt volgens de bij art. 1 van Bijbl. No. 6281 vastgestelde Regelen met betrekking tot de ingevolge art. 49 der I. C. W. verstrekte sommen ter goede rekening. (Zie aldaar). (3) De voor bureau- en andere behoeften der pandhuizen toegestane sommen worden naar behoefte door het Hoofd van den pandhuisdienst verdeeld. ARTIKEL VlIIfl. De Chef van den Pandhuisdienst stelt voor ieder afzonderlijk een maximum-bedrag vast, over hetwelk de administrateurs maandelijks mogen beschikken voor bureaubehoeften en andere kleine uitgaven. ARTIKEL IX. (1) Het Hoofd van den pandhuisdienst zorgt dat van ieder pandhuis minstens eenmaal in elk halfjaar zonder voorafgaande waarschuwing eene volledige opneming plaats heeft, ongerekend door hem noodig geachte inspectiën tusschentijds. (2) De ambtenaar, die deze opneming verricht, heeft zich daarbij in de eerste plaats te overtuigen of de oningeloste panden nog aanwezig en niet beschadigd zijn en of geene verwisseling heeft plaats gehad. (3) Van deze opneming wordt proces-verbaal opgemaakt, hetwelk wordt bewaard in het archief van het Hoofd van den pandhuisdienst. ADMINISTRATIE BIJ DE GOUV. PANDHUIZEN. Bijbl. No. 7370. CIRCULAIRE. Aan de Algemeene Ontvangers op Java en Madoera. No. 922/19928. Batavia, den l7den December 1910. Bij mijne beschikking van 23 November jl. No. 18541, waaruit het voor Uw archief bestemd extract met de daarbij behoorende modellen hiernevens gaat, zijn nieuwe voorschriften vastgesteld betreffende de administratie bij de Gouvernementspandhuizen en de veilingen van verstane panden. Deze nieuwe voorschriften wijken in zoover af van de bestaande, dat groote vereenvoudiging is gebracht in de geldelijke administratie bij de pandhuizen, waardoor niet alleen voor de administrateurs der pandhuizen maar ook voor hen, die op eenigerlei andere wijze bemoeienis hebben met die administratie, het werk belangrijk zal verminderen. De strekking van de nieuwe regeling laat zich in het kort als volgt omschrijven. 1. Elk pandhuis zal van en met 1911 slechts één kas hebben. 2. De pandhuiskas zal op 2 Januari 1911 worden voorzien van een beginkapitaal, waarvan het bedrag door het Hoofd van den pandhuisdienst wordt vastgesteld. 3. Die voorziening zal geschieden door middel van een door mij te bevelen geldremise uit een algemeene landskas, door den betrokken pandhuisadministrateur bij de betrokken landskas af te halen op 2 Januari 1911. Teneinde storing in den dienst te voorkomen «n geen noodelooze heen- en weerzending van geld te doen plaats hebben, zal deze remise zooveel mogelijk zijn te verrekenen met de storting van de in het laatste tiental dagen van December 1910 ontvangen gelden en met de op ultimo December 1910 onverbruikt gebleven in dat jaar ter goede rekening verstrekte gelden, welke sommen nog op de oude wijze zullen zijn te verantwoorden. Is de bevolen remise hooger dan het te storten bedrag, dan zal de algemeene ontvanger van 's Lands kas alleen dat verschil afdragen aan den pandhuisadministrateur en is het omgekeerde het geval, dan zal de administrateur alleen het verschil bij de Algemeene kas overbrengen. Het spreekt vanzelf, dat deze verrekening geen uitdrukking moet vinden in de boeken. 4. In 1911 zullen verder alle stortingen bij's Lands kas van wege den pandhuisdienst vervallen. De ontvangsten blijven in de pandhuiskas en dienen met het verstrekte beginkapitaal voor het doen van alle bedrijfsuitgaven, het pandhuis betreffende, uitgenomen traktementen. Alleen traktementen zullen dus bij ordonnantiën of mandaten betaalbaar gesteld worden, overigens is de administrateur bevoegd tot het doen van alle bedrijfsuit^aven zijn pandhuis betreffende, voor zoover het hoofd van den Pandhuisdienst zich de machtiging daartoe niet voorbehouden heeft. 5. De saldi van de pandhuiskassen zullen moeten blijven binnen zekere grenzen ter beoordeeling van het Hoofd van den Pandhuisdienst, die daartoe dagelijks van elk pandhuis opgave van het saldo zal ontvangen. 6. Komt een pandhuis bedrijfsfondsen te kort, dan zal daarin worden voorzien middels overmaking van gelden door een ander pandhuis waar ruimte van geld is, te bevelen door het hoofd van den Pandhuisdienst, dan wel door middel van eene geldremise uit een algemeene landskas, waartoe op voorstel van genoemd Hoofd van wege mijn departement de opdracht zal worden gegeven. Omgekeerd zal, wanneer bij een pandhuiskas ruimte van geld is, door het Hoofd van den Pandhuisdienst aan den administrateur worden opgedragen een zeker bedrag over te maken naar een andere pandhuiskas dan wel naar de daarvoor aangewezen Landskas. 7. Op de geldremises zal van toepassing zijn het reglement op de geldverzendingen (Bijblad No. 6947). Echter zullen de administrateurs van pandhuizen de geldremises welke zij van de landskassen hebben te ontvangen, persoonlijk bij die kassen moeten halen, terwijl de remises naar de landskassen persoonlijk worden overgebracht of per post worden verzonden, in verband waarmede de volgende bepalingen zullen gelden: A. Zoodra de algemeene ontvanger van het departement van financiën de opdracht ontvangt om eene remise naar een pandhuis te doen plaats hebben, wordt door hem opgemaakt een staat in triplo volgens het hierbij overgelegd model. Bij het afhalen van de gelden door den pandhuisbeheerder wordt alleen op het origineel van den staat door d^-zen voor ontvangst geteekend. Dit exemplaar wordt door den algemeenen ontvanger gehecht aan den staat comptabiliteit No. 7. Het duplicaat blijft in diens archief berusten, terwijl het triplicaat aan den pandhuisbeheerder wordt ter hand gesteld. B. Wanneer een pandhuisbeheerder persoonlijk gelden naar 's Lands kas moet overbrengen, wordt door hem een staat in duplo overgelegd volgens het door het Hoofd van den pandhuisdienst vastgesteld model. Alleen het origineel van den staat wordt door den Alg. Ontvanger na door hem voor ontvangst te zijn geteekend teruggegeven, terwijl het duplicaat in zijn archief blijft berusten. C. De remises per post van een pandhuis naar een landskas moeten steeds in bankpapier geschieden en gaan vergezeld van eeu factuur in simplo. Door den alg. ontvanger, die de remise per post ontvangt, wordt gehandeld zooals is voorgeschreven in de tiende alinea van art. 12 van het Reglement op de geldverzendingen (Bijbl. No. 6947), met dien verstande echter dat het proces-verbaal van bevinding wordt opgemaakt in tweevoud, indien het pakket in onbeschadigden toestand wordt aangebracht, en in drievoud, indien het pakket ten postkantore beschadigd wordt afgeleverd. Een exemplaar van het procesverbaal wordt onmiddellijk gezonden aan den afzender van de remise, terwijl het tweede exemplaar blijft berusten in het archief van den algemeenen ontvanger. Ingeval het pakket in beschadigden toestand wordt aangebracht, wordt het derde exemplaar uitgereikt aan den Chef van het postkantoor ter plaatse van aanbrengst van de remise. Model als bedoeld bij A en B. De Administrateur van het Gouvernementspandhuis te (De Algemeene Ontvanger van 's Lands kas te.... ) gelieve te ontvangen van den ondergeteekende Algemeene Ontvanger van 's Lands kas alhier (Administrateur van het Qouvernementspandhuis te.. ) eene remise ten bedrage van / (zegge ) den Afgegeven voor De Algemeene Ontvanger, (De Administrateur van het Gouvernementspandhuis te ) De bovenstaande som is door mij in ontvangst genomen. De Administrateur van het Gouvernementspandhuis(De Algemeene Ontvanger). te den Deel III 19 VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE GOUVERNEMENTSPANDHUIZEN. Bijbl. No. 7370. No. 18541. Batavia, den 23 November 1910. Bijlagen: 18. DE DIRECTEUR VAN FINANCIËN. Herlezen enz. Gelezen enz. Gelet op artikel 3 van het reglement voor den Pandhuisdienst, vastgesteld bij de ordonnantie van 26 September 1905 (Staatsblad No. 490), en op artikel 17 der Administratieve Voorschriften voor de Departementen van Algemeen Bestuur betreffende de Controle op de landsontvangsten en uitgaven, vastgesteld bij artikel 4 van het Gouvernementsbesluit van 19 Januari 1875 No. 9 (Bijblad op het Staatsblad van NederlandschIndië No. 2814); Heeft besloten : Eerstelijk: Met intrekking van de dezerzijdsche beschikkingen van 16 October 1905 No. 19824, 15 en 28 Juni 1907 Nos. 11793 en 13005, 9 Mei 1908 No. 7989 en 11 Februari 1910 No. 2247 vast te stellen de volgende: VOORSCHRIFTEN betreffende de GouvernementsPandhuizen. HOOFDSTUK I. Administratie. ARTIKEL 1. Bij ieder pandhuis worden de volgende hoofdboeken aangehouden : een pand- tevens verkoopboek volgens het hieraangehecht model A; een lossingsboek volgens het hieraangehecht model B; een kasboek volgens het hieraangehecht model C; een register van uitgaaf volgens het hieraangehecht model D ; een register van ontvang volgens het hieraangehecht model E; een register van door het Gouvernement aangekochte pandgoederen volgens het hieraangehecht model L. ARTIKEL 2. De in artikel 1 vermelde registers worden voor ieder kalenderjaar afzonderlijk aangehouden, met uitzondering van die volgens modellen A. en B, welke voor iedere kalendermaand afzonderlijk worden aangehouden. ARTIKEL 3. (1) Het pand-tevens verkoopboek wordt aangehouden bij het bureau van inbreng, het lossingsboek bij het bureau van lossing. Deze hoofdboeken worden dagelijks, dadelijk na het sluitingsuur afgesloten, nadat zij door den administrateur zooveel mogelijk zijn nagezien. (2) Het kasboek wordt dagelijks bijgehouden en afgesloten, dadelijk nadat met de kassiers van het bureau van inbreng en van dat van lossing is afgerekend. (3) De registers van ontvang en van uitgaaf worden, met behulp van het kasboek, dagelijks bijgewerkt en maandelijks afgesloten. ARTIKEL 4. De Administrateur zendt dagelijks, zoodra het kasboek is afgesloten, een door hem onderteekende dienstbriefkaart, volgens het hieraangehecht model F, aan het Hoofd van den Pandhuisdienst, houdende opgave van het saldo in kas op den avond van dien dag. ARTIKEL 5. (1) De Administrateur is bevoegd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, betalingen te doen ten behoeve va"; den pandhuisdienst voor zoover die uitgaven vallen in de omschrijving van één van de rubrieken van het register van uitgaaf model D en het Hoofd van den Pandhuisdienst zich de autorisatie tot die uigaven niet heeft voorbehouden. Deze bewijzen behoeven niet van een plakzegel te zijn voorzien. Op de bewijzen van kwijting voor uitgekeerde schadevergoeding, waaraan de betrekkelijke pandbriefjes moeten zijn vastgehecht, moet worden vermeld de reden waarom schadevergoeding moest worden toegekend en de berekening van het bedrag der uitgekeerde vergoeding. (2) Binnen drie dagen na afloop van elke maand, voor het eerst na afloop van de maand Januari 1911, zendt de Administrateur aan het Hoofd van den Pandhuisdienst een maandstaat in duplo volgens het hieraangehecht model G (formulier comptabiliteit. No. 6"). (3) De bewijzen van gedane uitgaven worden daarbij overgelegd onder bijvoeging van een staat in duplo volgens het hieraangehecht model H (formulier comptabiliteit No. 7'). (4) De uitgaven betrekking hebbende op dezelfde rubriek van het register van uitgaaf worden op den staat model H achter elkander vermeld, Voor elk dienstjaar wordt een afzonderlijke staat model H opgemaakt (5) De van het Hoofd van den Pandhuisdienst terugontvangen staat model G wordt in het archief van het pandhuis bewaard. (6) In den in de voorgaande alinea bedoelden staat mogen geene doorhalingen voorkomen, welke niet door of namens het Hoofd van den Pandhuisdienst zijn geparafeerd. ARTIKEL 6. (1) De als geldig beschouwde bewijzen van uitgaaf door comptabelen overgelegd, worden, na examinatie door het Hoofd van den Pandhuisdienst met een staat model H in simplo en een borderel volgens het hier- aangehecht model O (formulier Comptabiliteit No. 16) door tusschenkomst van het Departement van Financiën aan de Alg. Rekenkamer gezonden. Die, welke niet als geldig kunnen worden beschouwd, worden teruggezonden. (2) Wanneer de comptabele desniettemin meent, dat zij als geldig moeten worden aangenomen, kan hij verzoeken, dat de bewijsstukken, aan de Alg. Rekenkamer worden gezonden. In dat geval wordt op het borderel model O aangeteekend dat de inzending geschiedt op verzoek van den comptabele en worden de bedenkingen tegen de geldigheid medegedeeld. AKT1KEL 7. Wanneer de Alg. Rekenkamer het bedrag van eenig bewijsstuk niet in de rekening toelaat, wordt het teruggezonden, ten einde den comptabele in de gelegenheid te stellen daarvan gebruik te maken bij het inbrengen van bezwaren tegen de beslissing van de Alg. Rekenkamer omtrent zijne rekening. ARTIKEL 8. (1) Wanneer tengevolge van het niet als geldig aannemen van een bewijsstuk, dat, naar het oordeel van het Hoofd van den Pandhuisdienst, niet vatbaar is voor verbetering of vervanging, een te kort in kas wordt aanwezig geacht, en dit niet dadelijk door inkasstorting van het bedrag is gedekt, wordt van de zaak door tusschenkomst van den Dir. van Fin. kennis gegeven aan den G.-G. met een voorstel omtrent den te nemen maatregel. (2) Hetzelfde geschiedt wanneer naar het oordeel van het Hoofd van den Pandhuisdienst te lang wordt gedraald met verbetering of vervanging van een bewijsstuk, of wanneer kwade trouw wordt vermoed. ARTIKEL 9. Eene verklaring, behelzende het bedrag der als geldig aangenomen bewijsstukken, wordt gesteld op een terug te zenden exemplaar van den maandstaat model O. ARTIKEL 10. (1) Door den Administrateur wordt binnen dertig dagen na afloop van elk jaar, voor het eerst uiterlijk 30 Januari 1912, door tusschenkomst van het Hoofd van den Pandhuisdienst en het Departement van Financiën, aan de Algemeene Rekenkamer ingediend: a. eene jaarrekening in duplo volgens het hieraangehecht model l1 (formulier comptabiliteit No. 19'); b. eene toelichting op de jaarrekening in duplo volgens het hieraangehecht model l2 (formulier comptabiliteit No. 21'); c. eene opgave in simplo, volgens het hieraangehecht model l3, van data, nummers en bedragen der venduacceptatiën, waarop de noten b, d, e en h in het hieraangehecht uitgewerkt model l2 betrekking hebben ; d. een voor de opmaking door den comptabele onderteekend extract uit het register model L in simplo. Een exemplaar van de jaarrekening en een exemplaar van de toelichting op de jaarrekening wordt in het archief van het Hoofdbureau van den Pandhuisdienst aangehouden. (2) Door het Hoofd van den Pandhuisdienst wordt binnen zes maanden na afloop van elk jaar, voor het eerst uiterlijk ultimo Juni 1912, aan het Departement van Financiën ingediend een recapitulatiestaat en balans van de in het afgeloopen jaar bij de pandhuizen gedane ontvangsten in duplo volgens het hieraangehecht model P. (3) Een exemplaar van den in de vorige alinea bedoelden staat wordt door het Departement van Financiën, na examinatie, met de vereischte voorstellen tot boeking (formulier comptabiliteit No. 15) aan de Algemeene Rekenkamer aangeboden, onder mededeeling van hetgeen is verricht voor de overbrenging in's Lands kas te Batavia van het ontvangen armengeld. ARTIKEL 11. (1) De Administrateur zorgt dat voortdurend voldoende betaalmiddelen in het pandhuis aanwezig zijn, behoudens een door het Hoofd van den Pandhuisdienst vast te stellen maximum bedrag. (2) Indien de administrateur suppletie van die betaalmiddelen noodig acht, vraagt hij deze aan op de ingevolge art. 4 dagelijks in te zenden dienstbriefkaart (model F), tenzij oogenblikkelijke aanvulling van de fondsen hem noodzakelijk voorkomt, in welk geval hij tot telegrafische aanvrage bevoegd is. ARTIKEL 12 Op de inontvangstneming van gelden van-, en op de verzending van gelden naar's Lands algemeene kassen, alsmede op de verzending van gelden van het eene pandhuis naar het andere zijn van toepassing de bepalingen van het reglement op het verzenden van gelden van en naar 's Lands algemeene kassen in N-I., vastgesteld bij het Gouv. besluit van 2 Februari 1909 No. 18 (Bijblad No. 6947) alsmede de circulaire van den Dir. van Fin. van 24 Februari 1910 No. 896/3056. ARTIKEL 13. (1) Bij elke wisseling en bij elk openvallen van het beheer van het pandhuis heeft de overgave en overname der gelden, goederen en panden door den aftredenden beheerder of diens vertegenwoordiger aan den optredenden titularis plaats ten overstaan van een commissie van twee niet tot het personeel van dat pandhuis behoorende personen, door het Hoofd van plaatselijk bestuur aan te wijzen. (2) Van de verrichtingen van deze commissie wordt een proces-verbaal in triplo opgemaakt volgens het hieraangehecht model J. (3) Het voor origineel afgegeven exemplaar van het in de vorige alinea bedoelde proces-verbaal wordt uiterlijk binnen veertien dagen, gerekend van den dag van overgave of van den dag, waarop het beheer van den aftredenden administrateur ophield, ingediend aan het Hoofd van den Pandhuisdienst, die voor de spoedige doorzending aan de Alg. Rekenkamer—door tusschenkomst van den Dir. van Fin. — zorg draagt, terwijl een exemplaar aan den aftredenden beheerder of diens vertegenwoordiger wordt uitgereikt en een exemplaar in het archief van het pandhuis in bewaring blijft. (4) Door den aftredenden beheerder of diens vertegenwoordiger wordt, uiterlijk binnen eene maand na de overgave van het beheer, aan het Hoofd van den Pandhuisdienst ingediend, ter doorzending aan de Alg. Rekenkamer — door tusschenkomst van den Dir. van Fin.—een behoorlijk gewaarmerkt extract uit het register model L, afgesloten op den dag waarop het beheer van den aftredenden titularis heeft opgehouden. ARTIKEL 14. (1) De Administrateur houdt een register aan van de in het pandhuis in gebruik zijnde inventarisgoederen als: meubilair, geldkisten, brandkasten, weegen toetsgereedschappen, standaardmodellen, afbeeldingen en dergelijke, van welke goederen, in verband met de circulaire van den Directeur van Financiën van 27 Maart 1880 No. 5342, in de maand Januari van elk jaar over het afgeloopen jaar eene verantwoording in simplo aan het Hoofd van den Pandhuisdienst wordt ingediend. (2) Bij overgave en overname van de inventarisgoederen wordt door den aftredenden administrateur of diens vertegenwoordiger en den optredenden administrateur binnen een maand na dato een procesverbaal in triplo opgemaakt volgens het hieraangehecht model K, waarvan twee exemplaren bestemd zijn voor den aftredenden en optredenden functionaris, terwijl het derde exemplaar aan het Hoofd van den Pandhuisdienst wordt ingediend. ARTIKEL 15. (1) Indien de aftredende beheerder door ziekte of om andere redenen verhinderd is zijn beheer persoonlijk over te dragen, worden de in artikel 13 alinea 2 en artikel 14 alinea 2 bedoelde processen-verbaal van overgave en overname, modellen J en K, alsmede het in alinea 4 van artikel 13 bedoeld extract uit het register model L onderteekend door een persoon, die voorzien is van eene schriftelijke verklaring behelzende de hem door den betrokken beheerder verleende machtiging o a om voor en namens dezen de overgave te bewerkstelligen en bedoelde bescheiden te teekenen. (2) De in de vorige alinea bedoelde verklaring moet ook inhouden de mededeeling dat de lastgever zich aansprakelijk stelt voor de gevolgen van mogelijke bedenkingen tegen de door den gemachtigde geteekende bescheiden. HOOFDSTUK II. Veilingen van verstane panden. a. Voor zoovel betreft de pandhuizen, die veilingen houden door tusschenkomst van een vendukantoor. ARTIKEL 16. (1) Bij de aanvraag van de veilingen door den Administrateur wordt, met vermijding van eiken zon- of feestdag, zooveel mogelijk een dag gekozen waarop de meeste toevloed van koopers kan worden verwacht. (2) Op den dag van de veiling worden, van af een door het Hoofd van den Pandhuisdienst vast te stellen uur de te veilen panden in het veilingslokaal tentoongesteld. (3) Tijdens deze tentoonstelling en de veiling stelt het Hoofd van Plaatselijk Bestuur zooveel politiebeambten beschikbaar als door hem worden noodig geacht om de veiligheid van de tentoongestelde pandgoederen te verzekeren. (4) De Administrateur is verantwoordelijk voor de veiligheid van de tentoongestelde pandgoederen en heeft daartoe de beschikking over alle aanwezige politiebeambten beneden den rang van onderdistrictshoofd. ARTIKEL 17. Het aanvangsuur van de veiling wordt met goedvinden van den superintendent van het vendukantoor zoodanig bepaald als blijkens de ervaring het meest geschikt is om een behoorlijke opbrengst te verzekeren. ARTIKEL 18. (1) Wanneer eene beleening bestaat uit verscheidene voorwerpen of stellen van bij elkander behoorende voorwerpen, worden deze te zamen opgeveild; wordt daarbij geen hooger bod verkregen dan de beleeningssom plus rente, dan kan worden beproeft een hoogere opbrengst te verkrijgen door elk dier voorwerpen of stellen nog eens afzonderlijk op te veilen. Gelukt dit niet, dan wordt, wanneer ten aanzien van panden als hierbedoeld in de veilingsvoorwaarden de mogelijkheid van verkoopen eerst in kavelingen en daarna stuksgewijs of omgekeerd is vermeld, het eerste bod toegewezen. (2) Wordt door niemand een bod gedaan tot het totaal van de beleeningssom plus rente of hooger, dan kan, op verzoek van den Administrateur, tot veiling bij afslag worden overgegegaan. ARTIKEL 19. (1) De door den Administrateur voor rekening van het Gouvernement aangekochte pandgoederen worden onder zijne verantwoordelijkheid in een afzonderlijke bergplaats in het pandhuis opgeschuurd, totdat omtrent de daaraan te geven bestemming door het Hoofd van den Pandhuisdienst zal zijn beslist. (2) De gekwiteerde vendurekening (welke niet van een plakzegel behoeft te zijn voorzien) wordt door den Administrateur voldaan en bij zijne maandverantwoording overgelegd. (3) Het materieel beheer der in de eerste alinea van dit artikel bedoelde goederen heeft plaats op den voet van het voorkomende in artikel 22 van Staatsblad 1866 No. 151 en in Bijblad No. 3554 op door het Hoofd van den Pandhuisdienst aan te geven wijze. ARTIKEL 20. (1) Binnen tien dagen na elke veiling dient de Administrateur aan het Hoofd van den pandhuisdienst het betrekkelijk pand-tevens verkoopboek model Ain, ter goedkeuring van de in de kolommen 14 tot en met 22 uitgevoerde berekeningen. (2) Voor het geval pandgoederen voor het Gouvernement zijn aangekocht, wordt den dag na de veiling aan het Hoofd van den Pandhuisdienst ingediend een proces-verbaal van hertaxatie dier aangekochte goederen volgens een door genoemd Hoofd vast te stellen model. (3) Na het verstrijken van den bij alinea 5 van artikel 21 van hetReglementvoorden Pandhuisdienst (Staatsblad 1905 No. 490) bedoelden termijn, worden de dan nog onuitbetaald gebleven surplussen bij het kasboek model C inuitgaafgesteld en weder inontvangstgeboekt onder de rubriek „Alle andere ontvangsten". Van deze boeking wordt een opgave opgemaakt, volgens het hieraangehecht model N, welke als bewijs van uitgaaf door den Administrateur bij zijne maandverantwoording wordt overgelegd. b. Voor zooveel betreft de pandhuizen, welke veilingen houden buiten bemoeienis van een vendukantoor. ARTIKEL 21. (1) Met inachtneming van het bepaalde onder a van artikel 47 van het reglement in Staatsblad 1908 No. 189, voor zooveel aangaat het pandhuis te Bekasi, wordt bij het vaststellen van de veilingen door het Hoofd van den Pandhuisdienst zooveel mogelijk een dag gekozen, waarop de meeste toevloed van koopers kan worden verwacht. (2) Op den dag van de veiling worden, van af een door het Hoofd van den Pandhuisdienst vast te stellen uur, de te veilen panden in het veillingslokaal tentoongesteld. (3) Tijdens deze tentoonstelling en de veiling stelt het Hoofd van plaatselijk bestuur zooveel politiebeambten beschikbaar als door hem worden noodig geacht om de veiligheid der tentoongestelde pandgoederen te verzekeren. (4) De Administrateur is verantwoordelijk voor de veiligheid van de tentoongestelde pandgoederen en heeft daartoe de beschikking over alle aanwezige politiebeambten beneden den rang van onderdistrictshoofd. ARTIKEL 22. Het aanvangsuur van de veilingen wordt door het Hoofd van den Pandhuisdienst zoodanig bepaald als blijkens de ervaring het meest geschikt is om een behoorlijke opbrengst te verzekeren. ARTIKEL 23. (1) Wanneer eene beleening bestaat uit verscheidene voorwerpen of stellen van bij elkander behoorende voorwerpen, worden deze te zamen opgeveild; wordt daarbij geen hooger bod verkregen dan de beleeningssom plus rente, dan kan worden beproefd een hoogere opbrengst te verkrijgen door elk dier voorwerpen of stellen nog eens afzonderlijk op te veilen. Gelukt dit niet dan wordt het eerste bod toegewezen. (2) Wordt door niemand een bod gedaan tot het totaal van de beleeningssom plus rente of hooger, dan kan tot veiling bij afslag worden overgegaan. ARTIKEL 24. (1) De door den Administrateur voor rekening van het Gouvernement aangekochte pandgoederen worden onder zijne verantwoordelijkheid in eene afzonderlijke bergplaats in het pakhuis opgeschuurd, totdat omtrent de daaraan te geven bestemming door het Hoofd van den Pandhuisdienst zal zijn beslist. (2) De koopprijs dier aangekochte panden alsmede de daarop gevallen kosten worden door den Administrateur bekendgesteld op eene opgave volgens het hieraan gehecht model M, waarvan het voor origineel afgegeven exemplaar als bewijs van uitgaaf bij zijne maandverantwoording wordt overgelegd en het duplicaat in het archief van het pandhuis wordt bewaard. De op deze opgaaf vermelde bedragen voor koopsom, 6 % vendusalaris en 1 per mille armengeld worden in het kasboek in uitgaaf gesteld. (3) Het materieel beheer der in de vorige alinea bedoelde goederen heeft plaats op den voet van het voorkomende in artikel 22 van Staatsblad 1866 No. 151 en in Bijblad No. 3554 op door het Hoofd van den Pandhuisdienst aan te geven wijze. ARTIKEL 25. (1) Binnen tien dagen na elke veiling dient de Administrateur aan het Hoofd van den pandhuisdienst het betrekkelijk pand- tevens verkoopboek model A in, ter goedkeuring van de in de kolommen 14 tot en met 22 uitgevoerde berekeningen. (2) Voor het geval pandgoederen voor het Gouvernement zijn aangekocht, wordt den dag na de veiling aan het Hoofd van den pandhuisdienst ingediend een proces-verbaal van hertaxatie dier aangekochte goederen volgens een door genoemd Hoofd vast te stellen model. (3) Na het verstrijken van den bij alinea 5 van artikel 21 van het Reglement voor den Pandhuisdienst (Staatsblad 1905 No. 490) bedoelden termijn, worden de dan nog onuitbetaald gebleven surplussen bij het kasboek model C. inuitgaafgesteld en weder inontvangst geboekt onder de rubriek „Alle andere ontvangst". Van deze boeking wordt een opgave opgemaakt, volgens het hieraangehecht model N, welke als bewijs van uitgaaf door den Administrateur bij zijne maandverantwoording wordt overgelegd. Ten tweede: Te bepalen: De bij artikel 1 van dit besluit vastgestelde voorschriften worden voor het eerst toegepast op den dienst van 1911. Extract enz. Model J. Gouvernements-Pandhuisdienst. PROCES-VERBAAL. Op heden den 19... hebben wij onder- geteekenden aftredend administrateur van het Gouvernements-Pandhuis te en optredend administrateur van dat pandhuis, in tegenwoordigheid van en daartoe aangewezen bij beschikking van den Assistent- Resident van ddo de tot het beheer van den administrateur betrekking hebbende administratie opgenomen en een en ander vergeleken met de boeksaldi en de aanwezige schrifturen, en en is onze bevinding geweest als volgt: i ™ Bedrag. Saldo in kas op ultimo December 1910... ƒ Ontvangen van 1 Januari 1911 tot en met... Tezamen ƒ Uitgaven van 1 Januari 1911 toten met.... Het saldo in kas moet dus bedragen ƒ En hebben wij in kas bevonden Alzoo meer ƒ Alzoo minder (*) . Voorts hebben wij de panden, welke volgens de boeken van het pandhuis aanwezig moeten zijn alle in het pandhuis aangetroffen, met uitzondering van (*) Toelichting: Ingeval van verschil, de reden daarvan zooveel mogelijk toelichten. panden, bedoeld onder de volgnummers van het pand- tevens verkoopboek model A om reden En heb ik, ondergeteekende de boven bedoelde gelden en panden met de administratie overgegeven en verklaar ik medeondergeteekende de kas, de panden en de administratie bovengenoemd te hebben ontvangen. En hebben wij van deze verrichtingen en bevinding opgemaakt dit proces-verbaal in duplo om te dienen daar en waar zulks zal behooren. Afgegeven voor Voor de overgave, Voor de overname, In tegenwoordigheid van ons: Model K. Gouvernements-Pandhuisdienst. PROCES-VERBAAL. Van overgave en overname van inventarisgoederen door den aftredenden Administrateur van het Gouvernements-pandhuis te aan in tegenwoordigheid van en , daartoe aangewezen bij besluit van den Assistent-Resident van ddo. . Is overgegeven en overgenomen op den Benaming Aanwezig Gedurende 19 RPStant ^an- der °P Biise- j merkin- goederen 19. komen. Afgegaan, op heden. ggn_ Van deze onze verrichtingen en bevinding hebben wij dit proces-verbaal in triplo opgemaakt om te dienen daar, waar zulks zal behooren. Voor de overgave: Afgegeven voor De aftredende Administrateur, De Commissie, Voor de overname: De optredende Administrateur, Deel III 20 BEPALINGEN BETREFFENDE HET PERSONEEL. St. 1906 No. 38, gew. en aang. bij St 1910 No. 379 en 1911 No. 326. Ten Eerste: I. De Europeesche en de Inlandsche Administrateurs worden verdeeld in respectievelijk 3 en 2 klassen van bezoldiging en die der Adjunct-Administrateurs is als volgt: per°maandf | Ve,hooEi„8e„. Betrekkingen. „ i Mini- Maxi- Aantal. . e" j'"..6 mum. mum. drag. j jaren. Administrateur der le kl. 1/300 ƒ 400 1 2 ƒ 50 3 Idem. „ 2e „ j . 225 „ 275 2 , 25 3 Idem. „ 3e „ ! 160 „ 200 2 „20 3 AdjunctA-dministrateur ! .. 100 „ 145 3 „ 15 3 Inlanders. Administrateur der le kl. „ 90 „ 120 3 „ 10 3 Idem. „ 2e „ „ 60 „ 80 2 „ 10 3 II De formatie van het personeel wordt in verband tot de behoefte jaarlijks bij de begrooting geregeld. III. Ter vervanging van ambtenaren en beambten van hoogeren rang kan zoo noodig een gelijk aantal van lageren rang in dienst worden genomen. IV. De benoeming tot eene betrekking, waaraan periodieke verhoogingen verbonden zijn, geschiedt op de minimumbezoldiging, tenzij de autoriteit, die de benoeming doet, meent billijkheidshalve dadelijk een of meer vehoogingen te moeten toekennen. Heeft de benoemde in eene vorige betrekking bij den pandhuisdienst inkomsten genoten, gelijkstaande met of meer bedragende dan het minimum, dan wordt de tijd, gedurende welken die inkomsten genoten zijn, voor het toekennen van de verhoogingen in rekening gebracht. Bij buitengewone geschiktheid, uitmuntende plichtsbetrachting en in bijzondere omstandighe- den kunnen de aan eene betrekking verbonden verhoogingen worden toegekend voor het verstrijken van den daarvoor gestelden termijn. V. Op het bureau van den Inspecteur van den dienst wordt in dienst gesteld: een commies op minstens / 150 en hoogstens ƒ 300 's maands. 7"en tweede. Het Inlandsch personeel heeft bij dienstreizen recht op vergoeding voor reis,- verblijf- en transportkosten op den voet van St. 1882 No. 187, met dien verstande, dat bij detacheering een daggeld wordt toegekend van ƒ 0.50 en dat zij, die ƒ 50 of meer 's maands bezoldiging genieten, te dezen opzichte worden gelijkgesteld met de Dokters-djawa, enz. en die met eene bezoldiging van minder dan ƒ 50 's maands met Kweekelingen der school tot opleiding van inlandsche geneeskundigen, enz. RENTEBEREKENING. Beleenin^ van: Rente. Termijn van aflossing 50 cent of minder 1 cent voor elk boven 50 cent tot en ingegaan met 25 gulden I 2 cent per tijdvak j 90 dagen. gulden of van tien onderdeel dagen boven f 25.— tot en met f 50.— • . . 5% 's maands 6 maanden boven f 50.— tot en met f 75.- 4 % * 9 boven f 75 — tot en met f 100.- 3% * 12 boven f 100.— ... | 2 % „ 12 „ Het vorderen of aannemen van meer rente dan verschuldigd is, of van iets anders dan de geleende som met de verschuldigde rente en het lastgeven tot of het toelaten van eene of meer dier handelingen wordt gestraft met de bij de art. 115 van het Wetboek van Strafrecht voor Europeanen bedreigde straf, of met die bedreigt bij art. 122 van het W. v. S. voor Inlanders. Andere overtredingen van het Regl. voor den Pandhuisdienst en de overige voorschriften, wordt gestraft met inhouding van hoogstens van het maandelijksch inkomen. BOSCHWEZEN. BOSCHREGLEMNT. St, 1897 No. 61 (gewijzigd en aangevuld zooals bij de artikelen en alinea's is aangegeven.) (') Eerstelijk: Met intrekking van het bij de ordonnantie van 14 April 1874 (St. No. 110) vastgesteld eu bij de ordonnantiën van 18 Mei 1875 (St. No. 119), 26 Mei 1882 (St. No. 149) en 21 November 1894 (St. No. 245) gewijzigd reglement voor het beheer en de exploitatie der bosschen van den Lande op Java en Madoera, vast te stellen het aan deze ordonnantie gehecht REGLEMENT voor het beheer der bosschen van den Lande op Java en Madoera. HOOFDSTUK 1. Algemeene bepalingen. ARTIKEL 1. (1) De bosschen van den Lande op Java en Madoera worden onderscheiden in djati- en wildhoutbosschen. (') St. 1910 No. 207. Kon. Machtiging van den G.-G om in het Regl. voor het beheer der bosschen van den Lande op J. en M. (St. 1897 No. 61) naar behoefte wijzigingen van ondergeschikt belang aan te brengen, waardoor de beginselen van het Regl. niet worden aangetast. (2) De djatibosschen zijn die, welke geheel of voor een aanmerkelijk gedeelte bestaan uit djatiboomen. (3) Alle overige bosschen zijn wildhoutbosschen. (4) Bij twijfel beslist de Hoofdinspecteur. Chef van den dienst van het Boschwezen (St. 1907 No. 232). ARTIKEL 2. Tot de bosschen van den Lande worden gerekend te behooren: a. de daarbinnen gelegen, tot het vrije Staatsdomein behoorende kale, dat zijn niet met opgaand houtgewas begroeide dan wel geheel onbegroeide terreinen, voor zoover daaraan door de Regeering geene buiten het boschbeheer liggende bestemming is of wordt gegeven; b. alle terreinen, welke door de Regeering zijn of worden gereserveerd in het belang van de instandhouding of uitbreiding der bosschen, zoomede die, welke bij de regeling van de grenzen bij de bosschen zijn of worden ingelijfd ; c. de van Landswege aangelegde of nog aan te leggen plantsoenen, voor zoover het beheer daarover niet afzonderlijk is geregeld. Bijbl. No. 5381. Aan de Hoofden van Gew. Bestuur. Ter wegneming van mogelijken twijfel, wordt voor zooveel noodig medegedeeld, dat in verband met art. 2 sub c, van het Bosch regl. (St. 1897 No. 61) bij verstrekking van hout, verkregen van boomen, staande langs de wegen, ten behoeve van de uitvoering van Landswerken, niet ressorteerende onder het Dep. van B.B., het geldswaardig bedrag voortaan behoort te worden geregulariseerd. ARTIKEL 3. (1) De wildhoutbosschen worden onderscheiden in in stand te houden en niet in stand te houden bosschen. (2) Wildhoutbosschen worden in stand gehouden om klimatologische en hydrologische redenen of ter exploitatie ten behoeve van de plaatselijke industrie of van het Gouvernement. (St. 1901 No. 208). (3) De in stand te houden wildhoutbosschen worden aangewezen door den G.-G.; zoolang die aanwijzing nog niet heeft plaats gehad, worden zij, behoudens het bepaalde bij de volgende alinea, beschouwd als niet in stand te houden bosschen (1905 No. 40). (4) De in art. 2 sub c bedoelde plantsoenen, met uitzondering van die welker behoud, ter beoordeeling van den G.-G., om geen der in het 2e lid van dit art. genoemde redenen vereischt is, worden gerekend tot den in stand te houden wildhoutbosschen te behooren, voor zoover zij niet krachtens het 2e lid van art. 1 geacht moeten worden deel uit te maken van djatibosschen (St. 1903 No. 219). (5) Voor zoover zulks is overeen te brengen met het doel der instandhouding van de wildhoutbosschen, kunnen terreinen tot deze bosschen behoorende, met inachtneming van door den Dir. van Landbouw uit te vaardigen voorschriften, tijdelijk worden gebezigd voor Staatsondernemingen van Landbouw. (1907 No. 232. ARTIKEL 4. Het beheer van de bosschen van den Lande omvat; a. de boschinrichting, b. het boschbeheer in engeren zin (de zorg voor de instandhouding en de exploitatie der bosschen), c. de bewaking der bosschen. HOOFDSTUK II. Van de boschinrichting en de administratieve indeeling der bosschen. ARTIKEL 5. (1) De boschinrichting heeft ten doel om orde en vastheid te brengen in het beheer en dit zoodanig te regelen dat zooveel doenlijk, met inachtneming van de plaatselijke belangen der bevolking uit de bosschen bij voortduring de meest mogelijke directe en indirecte voordeelen worden verkregen. (St. 1907 No. 232). (2) Daartoe worden bedrijfsplannen samengesteld. (3) Voor inrichting komen in aanmerking alle djatibosschen, zoomede, bij gebleken behoefte, de door den Dir. van Landbouw aan te wijzen wildhoutbosschen. (4) In afwachting van de voltooiïng der definitieve inrichting van de djatibosschen wordt, met behulp van de voorhanden gegevens, eene voorloopige inrichting van die bosschen tot stand gebracht ten behoeve van de samenstelling van voorloopige bedrijfsplannen. (5) De bij het tweede en vierde lid bedoelde bedrijfsplannen worden onderworpen aan de goedkeuring van den Directeur van Lanbouw, die bevoegd is de voor hunne uitvoering vereischte op de begrooting uitgetrokken bedragen beschikbaar te stellen ; de Hoofdinspecteur, chef van den dienst van het Boschwezen, verricht het noodige voor de uitvoering der goedgekeurde bedrijfsplannen. (St. 1907 No. 232). ARTIKEL 6. (1) Voor het beheer van de djatibosschen en van de in stand te houden wildhoutbosschen vormen de boschdistricten de administratieve eenheid, waarvan omvang en grenzen door den G.-G. worden vastgesteld. (St. 1907 No. 232). (2) Eik boschdistrict wordt afzonderlijk beheerd door een ambtenaar van het boschwezen. ARTIKEL 7. (St. 1907 No. 232). De definitief ingerichte bosschen worden, wanneer de Gouverneur-Generaal het tijdstip daarvoor gekomen acht, van de boschdistricten afgescheiden en samengevoegd tot houtvesterijen, eik omvattende minstens twee duizend vijf honderd en hoogstens tien duizend hectaren bosch en afzonderlijk beheerd door een ambtenaar van het boschwezen. HOOFDSTUK III. Van het boschbeheer in engeren zin. A. Van de voorloopig ingerichte djatibosschen. ARTIKEL 8. (') (1) Voor zoover de voorloopig ingerichte djatibosschen nog niet zijn afgebakend, dienen de bestaande kaarten van die bosschen ter constateering van het boschareaal. (2Ï Wijziging van het areaal geschiedt alleen krachtens eene grensregeling: in het belang van het boschbeheer; ten algemeenen nutte ; in het dringend belang der Inlandsche bevolking; dan wel ter verkrijging van bouwterrein voor nijverheidsondernemingen, indien daarin niet op andere wijze kan worden voorzien, of in het algemeen ter voorkoming van grove benadeeling van bijzondere belangen. (St. 1901 No. 208 en 1907 No. 232). (5) De Gouverneur-Generaal regelt de wijze, waarop grensregelingen worden tot stand gebracht. ARTIKEL 9. (1) De exploitatie in de voorloopig ingerichte djatibosschen wordt onderscheiden in geregelde exploitatie, overeenkomstig de voorschriften der voorloopige bedrijfsplannen, en ongeregelde exploitatie, zijnde elke (') Behoudens het voorgeschrevene in alinea 2 van art. 8, wordt bij het ontwerpen der grenzen steeds in het oog gehouden : a. dat alle overbodige wijzigingen van het boschareaal moeten worden vermeden; b. dat het verloop der grenzen zoo eenvoudig en overzichtelijk mogelijk zij; c. dat natuurlijke terreinscheidingen en voor den aanleg van wegen geschikte trace's worden gekozen, wanneer daartoe gelegenheid bestaat en dit wenschelijk wordt geacht. (Art. 2 van Bijbl. No. 5543). exploitatie welke niet bij die bedrijfsplannen is voorgeschreven. (2) Vervallen bij St. 1909 No. 232). ARTIKEL 10. (1) De geregelde exploitatie geschiedt, behoudens het bepaalde bij het vijfde en het zesde lid van dit artikel, door tusschenkomst van aannemers, met wie ter zake wordt overeengekomen na openbare aanbesteding (2) Die aanbestedingen worden gehouden op machtiging van den Directeur van Landbouw N. en H., tenzij de exploitatie zal geschieden op den voet van het bepaalde bij § b van het volgend lid, waartoe telkens vooraf de machtiging van den GouverneurGeneraal vereischt wordt. (3) De met de aannemers te sluiten overeenkomsten strekken : a. tot afstand aan dezen van het door hen te kappen hout, tegen betaling hunnerzijds van een bepaald bedrag per massa-eenheid of van eene zekere som voor de geheele houtmassa, dan wel: b. tot betaling aan de aannemers van een bepaald bedrag per massa-eenheid voor het ten behoeve van den Lande kappen en vervoeren van het hout. (') (4) De voorwaarden voor de bij het eerste en tweede lid bedoelde aanbestedingen, alsmede de ontwerpen der bij het derde lid bedoelde overeenkomsten, worden vastgesteld door den Gouverneur-Generaal. (3) De Gouverneur-Generaal is bevoegd, machtiging te verleenen tot geregelde exploitatie in eigen beheer, indien de gehouden aanbestedingen herhaaldelijk zijn mislukt. (') Exploitatie tegen betaling aan de aannemers van een bepaald bedrag per massa-eenheid van het ten behoeve van den Lande te kappen en te vervoeren hout vindt tegenwoordig niet plaats. (6) Het uitdunnen der plantsoenen geschiedt in eigen beheer; de Dir. van Landbouw is bevoegd machtiging te verleenen om de bosschen in eigen beheer te zuiveren van doodstaand en omverliggend hout, wanneer de daarvan aanwezige voorraad niet groot genoeg is om met voordeel van de tusschenkomst van een ondernemer gebruik te maken of om andere redenen 's Lands belang noopt van die tusschenkomst af te zien. (St. 1905 No. 40). Bijbl No. 5652. Gelet op art. 19 der bepalingen in St. 1875 No. 23 (1901 No. 325) en op art 10, alinea 6, van het Boschreglement (St. 1897 No. 61, zooals dat gewijzigd is bij St. 1901 No. 208). Te bepalen, dat het door uitdunning der plantsoenen verkregen hout, zoomede hetwelk na aflevering door de betrokken ondernemers is achtergebleven in de op den voet van het bepaalde bij art. 10, alinea 3, van het Boschreglement (St. '897 No 611 geëxploiteerde bosschen, door de beheerders van boschdistricten en houtvesterijen, telkens na verkregen toestemming van den Hoofdinspecteur, Chef van den dienst van het Boschwezen, en onder door dezen vast te stellen voorwaarden, ondershands in het klein a contant kan worden verkocht, wanneer dit in 's Lands belang wenschelijk wordt geacht; met opdracht aan genoemden Hoofdinspecteur om halfjaarlijks van de door hem verleende toestemmingen aan de Alg. Rekenk. mededeeling te doen, onder opgave van de opbrengst van het verkochte hout. ARTIKEL 11. (1) Ongeregelde exploitatie geschiedt voorzoover de gesteldheid der bosschen zulks gedoogt, op last van het betrokken Hoofd van Gew. Bestuur: a. ter voorziening in de behoefte aan hout voor den dienst van het boschwezen ; b voor werken ten behoeve van den openbaren dienst, indien eene andere wijze van voorziening buitengewoon kostbaar zou zijn, hetzij wegens de geïsoleerde ligging dier werken, dan wel wegens den bijzonderen vorm der benoodigde houtwerken: c. voor werken, door de Inlandsche bevolking in gemeentedienst uit te voeren. (2) De Hoofden van gewestelijk bestuur zijn voorts bevoegd: a. bij gebleken noodzakelijkheid en onder zoodanige voorwaarden en beperkingen als in elk bijzonder geval worden noodig geacht, voorloopig ingerichte djatibosschen of gedeelten daarvan aan te wijzen, waarin de Inlandsche bevolking van bepaalde dessa's kosteloos brandhout en hout voor landbouwgereedschappen en voor het maken van omheiningen mag kappen: b. aan om bijzondere redenen daarvoor in aanmerking komende personen, tot de Inlandsche bevolking behoorende, te vergunnen tegen betaling aan den Lande van eene matige retributie, volgens een door den Gouverneur-Generaal vast te stellen tarief, hout te kappen en uit te sleepen, mits de hoeveelheid een door den Gouverneur-Generaal te bepalen maximum niet te boven ga. ARTIKEL 12. (St. 1904 No. 256 en 1907 No. 232). 1) De leeggekapte gedeelten der voorloopig ingerichte bosschen worden onverwijld —, de daartoe behoorende kale of met gedevasteerd bosch begroeide terreinen voor zoover dit uitvoerbaar is, — beplant. 2) Onder beplanting worden mede begrepen alle maatregelen ter bevordering van natuurlijke herbossching. 3) De Dir. van Landbouw bepaald op welke wijze over het op de te beplanten terreinen aanwezig gedevasteerd bosch zal worden beschikt. B. Van de definitief ingerichte djatibosschen. ARTIKEL 13. (1) Ter constateering van het areaal der definitief ingerichte djatibosschen dienen de tot de bedrijfsplannen behoorende kaarten en verdere grensgegevens. (2) Areaalwijzigingen kunnen alleen plaats hebben bij gelegenheid van eene herziening der bedrijfsplannen, zoomede tusschentijds, krachtens machtiging van den Gouverneur-Generaal, indien zulks om bepaalde redenen wenschelijk, in het algemeen belang noodig of ter voorkoming van grove benadeeling van bijzondere belangen onvermijdelijk is. ARTIKEL 14. (St. 1907 No. 232). (1) De exploitatie der definitief ingerichte djatibosschen geschiedt overeenkomstig de voorschriften der door den Dir. van Landbouw goedgekeurde bedrijfsplannen. (2) Ongeregelde exploitatie vindt in die bosschen niet plaats. (3) Het hout wordt in eigen beheer gekapt, dan wel op stam verkocht, om volgens de aanwijzingen van de ambtenaren van het boschwezen te worden geveld. (4) De Directeur van Landbouw of op zijne machtiging de Hoofdinspecteur, Chef van den dienst van het Boschwezen, bepaalt voor eiken aankap welke der bij het vorig lid bedoelde wijzen van exploitatie zal worden toegepast. (5) Exploitatie op den voet van artikel 10 kan in bijzondere gevallen, ter beoordeeling van den Gouverneur-Generaal, worden toegelaten. ARTIKEL 15. Door de beheerders van definitief ingerichte djatibosschen kan aan de Inlandsche bevolking worden toegestaan in die bosschen of in bepaalde gedeelten daarvan hout te sprokkelen en om te beschikken over het afvalhout in boschgedeelten, waar de aankap isafgeloopen. ARTIKEL 16. Het bepaalde bij artikel 12 geldt mede voor de definitief ingerichte djatibosschen. C. Van de in stand te houden wildhoutbosschen. ARTIKEL 17. (1) Ter constateering van het areaal der ingerichte wildhoutbosschen dienen de tot de bedrijfsplannen behoorende kaarten en verdere grensgegevens. (2) Voor zoover de niet-ingerichte wildhoutbosschen nog niet zijn afgebakend, wordt ter constateering van hun areaal gebruik gemaakt van de bestaande topographische en kadastrale kaarten, zoo noodig aangevuld door nieuwe opnemingen. (St. 1905 No. 40). (3) Het bepaalde bij het tweede en derde lid vart art. 8 is toepasselijk op de in stand te houden wildhoutbosschen met dien verstande, dat wijziging van het areaal mede kan geschieden in het belang van de Staatsondernemingen van landbouw (St. 1905 No. 40 en 1907 No. 232). ARTIKEL 18. (1) Exploitatie heeft slechts plaatst indien zulks is overeen te brengen met het doel, dat met de instandhouding der bosschen wordt beoogd, en voor zoover daarmede directe voordeelen voor de schatkist kunnen worden verkregen. (2) Zij geschiedt, naar gelang van de boschgesteldheid, op den voet van artikel 10 of van artikel 14. ARTIKEL 19. (1) In de in stand te houden wildhoutbosschen kanr voor zoover de boschgesteldheid in verband met het doel der instandhouding zulks gedoogt, aankap en uitsleep plaats hebben. a. krachtens machtiging van het betrokken Hoofd van Gew. Bestuur, voor werken ten behoeve van den openbaren dienst en door de bevolking in gemeentedienst uit te voeren werken; (St. 1901 No. 208)- b. krachtens vergunning van den Directeur van Landbouw ten behoeve van ieder ingezetene, die daartoe aanvraag doet, mits het verlangde hout voor eigen gebruik benoodigd en niet langs anderen weg te°gen billijken prijs te verkrijgen is. Voor het krachtens zoodanige vergunning uit 's Lands bosschen verkregen hout is een retributie aan den Lande verschuldigd volgens een door den Gouverneur-Generaal vast te stellen tarief. (2) De Inlandsche bevolking mag in de bij het vorig lid bedoelde bosschen: a. zonder vergunning en zonder daarvoor eenige vergoeding verschuldigd te zijn, dood omverliggend hout verzamelen, ter bekoming van brandhout en hout voor landbouwgereedschappen en voor het maken van omheiningen ; b. na verkregen vergunning van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur, tegen betaling van eene geringe retributie volgens een door den Gouverneur-Generaal vast te stellen tarief, voor eigen gebruik hout kappen of uitsleepen, mits de hoeveelheid een door den Gouverneur-Generaal te bepalen maximum niet te boven ga. ARTIKEL 20. (St. 1907 No. 232). (1) In de in stand te houden wildhoutbosschen kunnen aanplantingen plaats hebben, indien zulks tot instandhouding dier bosschen noodzakelijk of in 's Lands finantieel belang wenschelijk is. (2) Het bij lid 2 en 3 van art. 12 bepaalde geldt ook ten aanzien van de in stand te houden wildhoutbosschen. D. Van de niet in stand te houden wildhoutbosschen. ARTIKEL 21. (1) Het beheer der niet in stand te houden wildhoutbosschen wordt onder toezicht van den Directeur van Landbouw gevoerd door de Hoofden van gewestelijk bestuur, daarin bijgestaan door de ambtenaren van het boschwezen. (2) Voor zoover die bosschen in aanmerking komen voor exploitatie, geschiedt deze op den voet van artikel 10 of van art. 14. (St. 1901 No. 208). (3) Het bepaalde bij artikel 19 is mede toepasselijk op de niet in stand te houden wildhoutbosschen, evenwel met dit onderscheid dat: le. de vergunning bedoelt bij § b van het eerste lid van dat artikel wordt verleend door het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur en 2e. die, bedoeld bij § b van het tweede lid van dat artikel, wordt verleend door het betrokken districtshoofd. ARTIKEL 22. (St. 1907 No. 232). 1) Aanplantingen hebben in de niet in stand te houden wildhoutbosschen slechts bij uitzondering plaats, krachtens machtiging van den Dir. van Landbouw. 2) Het bij 2 en 3 van art. 12 bepaalde geldt ook ten aanzien van de niet in stand te houden wildhoutbosschen. A R T I K E L 23 (St. 1903 No. 219 en 1907 No. 232). 1) De niet in stand te houden wildhoutbosschen kunnen op den voet der ter zake bestaande bepalingen in eigendom, recht van opstal of erfpacht, alsook aan Inlanders ter ontginning worden afgestaan, aan welken afstand als voorwaarde kan worden verbonden betaling aan den Lande van eene retributie voor den sfstand van het op den grond voorkomend houtgewas. 2) Het bedrag en de wijze van betaling der in de vorige alinea bedoelde retributie worden bij afstand in eigendom, recht van opstal of erfpacht telkens door den G.-G. of den Dir. van Landbouw, ingeval van afstand ter ontginnig aan Inlanders telkens door het betrokken Hoofd van PI. Bestuur bepaald. 3) Alleen ingeval betaling in eens te bezwarend wordt geacht en het mogelijk is zoodanige voorwaarden te stellen, dat 's Lands belang voldoende verzekerd wordt geoordeeld, kan worden toegestaan de verschuldigde retributie in termijnen te voldoen. 4) Bij betaling in eens moet het geheele verschuldigde bedrag, bij betaling in termijnen de eerste termijn worden voldaan voor de inschrijving van het zakelijk recht in de daarvoor bestemde openbare registers of de uitreiking der vergunning tot ontginning. E. Van de vergunning tot aankap of uitsleep. ARTIKEL 24. (1) De vergunningen tot aankap of uitsleep van houtwerken, op den voet van het bepaalde bij § b van het tweede lid van artikel 11, bij § b van het tweede lid van artikel 19 en bij het derde lid van artikel 21 van dit Reglement, worden schriftelijk verleend door de uitreiking van vergunningsbewijzen, waarvan de modellen worden vastgesteld door den GouverneurGeneraal. (2) Die vergunningsbewijzen zijn vrij van zegel. HOOFDSTUK IV. Vun het vervoer van hout, houtskool en basten. ARTIKEL 25. (1) Behoudens het bepaalde bij artikel 29 mag in de gewesten, waarin djatibosschen gelegen zijn, geen onbewerkt djatihout worden vervoerd zonder pas of certificaat. (2) Onder onbewerkt djatihout worden verstaan, balken, dolken, planken, zwalpen, watonans en dwarsliggers, voorts houtwerken voor huis- en scheepsbouw en voor wagen, karren- en meubelmakerijen, zoomede brandhout, en afbraak van gebouwen. (St. 1901 No. 208). (3) Certificaten, als bedoeld bij het eerste iid van dit artikel, strekken ten geleide van het hout, verkregen door exploitatie van voorloopig ingerichte djatibosschen, op den voet van het bepaalde bij §avan het derde lid van artikel 10, voor zoover de ter zake met den aannemer gesloten overeenkomst strekt tot afstand aan dezen van het gekapte hout tegen betalingvan een bepaald bedrag voor de geheele houtmassa, en uitsluitend bij vervoer van de verzamelplaatsen in of nabij die bosschen naar de door het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur erkende, binnen zijn gewest gelegen stapelplaatsen van den aannemer. Zij worden afgegeven door den aannemer of diens gemachtigde en zijn geldig voor een voor elke exploitatie door den betrokken boschbeheerder, na overleg met den aannemer, te bepalen termijn. (St. 1901 No. 208) (4) Passen als bedoeld bij het eerste lid van dit artikel, worden kosteloos verleend: a. door de boschbeheerders of de door dezen aan te wijzen beambten van het boschwezen of andere personen, bij vervoer van onbewerkt djatihout binnen de grenzen der bosschen en der bij art. 28 bedoelde kringen of uit de bosschen en die kringen naar daarbuiten gelegen plaatsen, tenzij voor dat vervoer kan worden volstaan met de afgifte van een certificaat; h. in alle andere gevallen door de Hoofden van plaatselijk bestuur of de door hen aan te wijzen bestuursambtenaren of andere personen. (St. 1901 No. 208). (5) Een pas of certificaat wordt ook vereischt bij uitvoer van alle strandplaatsen op Java en Madoera. ARTIKEL 26. (1) De pas wordt gesteld ten name van den aanvrager, die aansprakelijk is voor de naleving der bepalingen in het tweede en derde lid van dit artikel. Deel 111 21 (2) De pas of het certificaat moet het hout gedurende het vervoer steeds vergezellen en, desverlangd, worden vertoond aan de ambtenaren en beambten van het boschwezen en de politie, binnen wier ressort het vervoer plaats heeft. (3) Binnen vier en twintig uren na aankomst van het hout ter plaatse van bestemming moet de pas of het certificaat worden ingeleverd bij de hoogste plaatselijke autoriteit, die het stuk afteekent en opzendt aan den boschbeheerder, door wien of binnen wiens ressort het is afgegeven. ARTIKEL 27. (1) De modellen voor de passen en certificaten worden vastgesteld door den Gouverneur-generaal. (2) De passen en certificaten zijn vrij van zegel. ARTIKEL 28. De Hoofden van gewestelijk bestuur zijn bevoegd, om in de nabijheid der djatibosschen kringen aan te wijzen, binnen welke onbewerkt djatihout, waarvan de wettige herkomst niet kan worden bewezen, wordt beschouwd als te zijn in staat van vervoer. Bijbl. No. 5954. Naar aanleiding van gebleken verschil van gevoelen bij enkele autoriteiten omtrent de beteekenis van art 28 van het Boschreglement (St. 1897 No. 61) heeft de Regeering mij als Hare meening doen mededeelen dat gemeld art. de strekking heeft om bezit van onbewerkt djatihout, dat, zonder dat de wettige herkomst kan worden bewezen, wordt aangetroffen binnen een krachtens dat art. door het Hoofd van Gew. Best. aangewezen kring, op dezelfde wijze strafbaar te stellen als het vervoer van onbewerkt djatihout, zoodat de bezitter alleen dan voor straf gevrijwaard is, indien aan de voorschriften omtrent het vervoer van onbewerkt djatihout is voldaan. ARTIKEL 29. Het verbod, om onbewerkt djatihout te vervoeren buiten geleide van een pas of certificaat, is niet van toepassing: ö. op het vervoer van brandhout, door de Inlandsche bevolking in de te haren behoeve opengestelde bosschen verzameld, tenzij dit vervoer geschiedt per as, met lastdieren of door middel van vlotten ; b. op het vervoer van hout op de particuliere landerijen, voor zoover dit den eigenaar of den opgezetenen van het land toebehoort; c. op het vervoer van hout binnen de hoofdplaatsen van gewesten en afdeelingen en nader door den G.-G. aan te wijzen plaatsen. d. op het vervoer van hout binnen de grenzen der terreinen van spoor- en tramwegdiensten, voor zoover dat hout strekt ten eigen gebruike van die diensten. (St. 1901 No. 208). ARTIKEL 30. (1) Voor het vervoer van wildhout worden geen passen of certificaten vereischt, tenzij de GouverneurGeneraal voor bijzondere gevallen het tegendeel bepaalt. (2) De Hoofden van Gew. Bestuur zijn bevoegd, om op het vervoer van houtskool en basten zoodanige gewestelijke voorschriften uit te vaardigen als in het belang van de boschbewaking noodzakelijk zijn. (St. 1901 No. 208). HOOFDSTUK V. Van de bewaking der bosschen. ARTIKEL 31. De bewaking der bosschen omvat zoowel de uitoefening der politie en het opsporen van overtredingen en misdrijven, een en ander voor zoover gevorderd ter bescherming der rechten van den Staat op de bosschen van den Lande, als het voorkomen en beperken van beschadiging der bosschen door natuurlijke oorzaken. ARTIKEL 32. (1) Met de bewaking der bosschen binnen het eigenlijke boschgebied is belast het Europeesch en Inlandsch personeel van het boschwezen, onder leiding^ toezicht en verantwoordelijkheid van de betrokken boschbeheerders. (2) Bij ontstentenis van zoodanig personeel wordt de bewaking der bosschen binnen het eigenlijk boschgebied opgedragen aan de districts- en dessapolitie. (3) De ambtenaren en beambten van het boschwezen kunnen, desgevorderd, bij de volvoering der him bij dit artikel opgedragen taak, met toestemming van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur, de medewerking inroepen van de dessapolitie. (4) Alle ambtenaren en beambten zijn voorts gehouden zooveel mogelijk te waken tegen overtreding van. de bepalingen op het vervoer van hout, houtskool en basten. (St. 1901 No. 208). HOOFDSTUK VI. Slotbepalingen. ARTIKEL 33. De Gouverneur-Generaal is bevoegd vergunning te verleenen: a. aan de Inlandsche bevolking van bepaalde dessa's. tot kosteloozen aankap en uitsleep in 's Lands bosschen, van timmerhout ter voorziening in eene door rampen van hooger hand plaatselijk ontstane behoefte aan bouwmateriaal; b. aan minvermogende Inlanders tot aankap en uitsleep voor eigen gebruik, tegen betaling van eene zeer geringe, in elk bijzonder geval te bepalen retributie aan den Lande, van hout van de benoodigde afmetingen voor den scheepsbouw of andere takken van nijverheid. ARTIKEL 34. (1) Voor zoover de gesteldheid der bosschen en de belangen van het beheer zulks toelaten, wordt aan de Jnlandsche bevolking der dessa's, tot welker gebied •de bosschen behooren, onder zoodanige voorwaarden en beperkingen als in elk bijzonder geval worden noodig geacht, vergund om haar vee in de bosschen te weiden, om daarin houtskool te branden en om daarin basten, vruchten en andere boschbijproducten te verzamelen. (St 1901 No. 208). (2) Gelijke vergunning kan in bijzondere gevallen schriftelijk worden verleend aan niet tot de Inlandsche bevolking behoorende personen. (3) De vergunning wordt verleend door den betrokken boschbeheerder, voor zooveel betreft de definitief ingerichte djatibosschen en de ingerichte wildhoutbosschen, en door het Hoofd van gewestelijk bestuur, voor zooveel betreft de voorloopig ingerichte djatibosschen en de niet ingerichte wildhoutbosschen. ARTIKEL 35. (1) Onverminderd de bevoegdheid van den betrokken boschbeheerder om, indien de belangen van den dienst zulks vorderen, onder nadere goedkeuring van het H. van Gew. Bestuur de in de bosschen aangelegde wegen, paden en sleuven tijdelijk af te sluiten, staan deze open voor het publiek verkeer, uitgezonderd voor het vervoer van goederen met lastwagens of door middel van sleepen. (St. 1907 No. 232.) (2) Het in de bosschen gekapte hout mag echter over die wegen worden vervoerd, de eigenaren van dat hout zijn gehouden alle eventueel aan de wegen en de daarin gelegen bruggen en duikers toegebrachte schade onmiddellijk te herstellen of de kosten van die herstelling te vergoeden. (St. 1901 No. 208). (3) Onder dezelfde voorwaarden kan door de boschbeheerders ook aan andere personen worden vergund per as zware lasten over de boschwegen te vervoeren. ARTIKEL 36. Voor het uitoefenen van de jacht of het voeren van een schietgeweer ïn de definitief ingerichte djatibosschen en de ingerichte wildhoutbosschen wordt eene schriftelijke vergunning van het Hoofd van gewestelijk bestuur vereischt. ARTIKEL 37. De Gouverneur-Generaal neemt de noodige maatregelen ter verzekering van de goede werking der bepalingen van dit Reglement. ARTIKEL 38. (1) De bepalingen van dit Reglement zijn van toepassing op de bosschen in de Vorstenlanden, voor zoover de Regeering het recht van beschikking heeft over het in die bosschen aanwezige hout. (2) Met opzicht tot de voorloopig ingerichte djatibosschen aldaar kunnen echter areaalwijzigingen, behalve in de bij de tweede alinea van art. 8 bedoelde gevallen, mede plaats hebben om bijzondere redenen, ter beoordeeling van den G.-G. (St. 1901 No. 208). ARTIKEL 39. Onder Inlandsche bevolking wordt in dit Reglement niet mede verstaan de met deze gelijkgestelde bevolking. DIVERSE BEPALINGEN. Eene instructie voor de beheerders der boschdistricten, houdende voorschriften aangaanda de controle op de kap-, sleep-, opname- en afvoerboeken, welke door de contractanten voor de exploitatie van boschperceelen moeten worden aangehouden, is opgenomen in Bijbl. No. 5342. Deze voorschriften zijn bij circulaire van den Hoofdinspecteur, Chef van den Dienst van het Boschwezen, van 17 Mei 1904 No. 516/H. 1. aangevuid, speciaal met betrekking tot de boeken in de boschexploitaties op den voet van de Qouv. besln. in Bijbl. Nos. 5797, 5798 en 5799. Zie over reserveering van bosch rondom bronnen en langs rivieren en beken art. 2 van de ordonnantie in St. 1890 No. 115 jo. St. 1905 No. 41 en Bijbl. Nos. 4581 en 4754. Over aanpiantingen van wildhout op gronden, die later voor de verplichte koffiecultuur in aanmerking zuilen komen, handelt Bijbl. No. 4070. Voor het inzamelen van steenen in 's Lands bosschen op Java en Madoera zijn bij St. 1902 Nos. 362 en 448 bepalingen vastgesteld. Bij St. 1909 No. 416 zijn bepalingen vastgesteld op het gebruik van slaghamers en slagstempels of kloppers, dienende tot boschmerken, als bedoeld in de artikelen 87 en 88 van het Wetboek van Strafrecht voor de Europeanen en de artikelen 94 en 95 van dat voor de Inlanders. De zorg voor en het toezicht op het beplanten der heerendienstwegen met schaduwboomen op Java en Madoera is opgedragen aan de ambtenaren bij het binnenlandsch bestuur onder technische voorlichting der gewestelijke houtvesters. Zie Bijbl. No. 5019, waarin ook voorschriften zijn opgenomen betreffende de wegenbeplanting. Bij St. 1905 No 42 jo 1906 No. 155 en 552, 1907 No. 249, 1908 No. 376, 1909 No. 239, 1911 No. 552, 561 en 562 en 1912 Nos. 322, 391, 466 en 484, zijn de in stand te houden wildhoutbosschen en de daartoe gerekend wordende, voor het wederaanleggen van bosschen in aanmerking komende terreinen, met hunne voorloopige grenzen aangewezen; terwijl Voorschriften betreffende de wijze, waarop de definitieve grensregelingen van de nietingerichte wilhoutbosschen en van de daarbij behoorende of daaraan toe te voegen terreinen op Java en Madoera worden tot stand gebracht, gegeven zijn bij Bijbl. No. 6160. Over de grensregeling en afbakening der djatibosschen op Java en Madoera handelen Bijbl. No. 5543 en 6265. Bijbl. No. 6783. BESLUIT. No. 37. Buitenzorg, den !5den Maart 1908. Gelezen enz; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord ; Is goedgevonden en verstaan : Eerstelijk: Te bepalen, dat de 2e alinea van artikel 6 bij het besluit van 24 December 1900 No 41 (Bijbl. No. 5543) vastgestelde „Voorschriften betreffende de wijze, waarop grensregelingen der voorloopig ingerichte djatibosschen en van de daarbij behoorende of daaraan toe te voegen terreinen op Java en Madoera worden tot stand gebracht, wordt gelezen als volgt: „(2) De voor het over te nemen houtgewas verschuldigde retributie wordt door den betrokken Houtvester „berekend volgens onderstaanden maatstaf, wanneer het „natuurbosch betreft: „A. voor rechthoekig beslagen houtwerken van djatihout ter lengte van : . a 5 Meters of meer f 25. (vijf en twintig gulden) per M3; „b. 3 Meters tot minder dan 5 Meters f 20 (twintig gul„den) per M:'; ,c minder dan drie meters ƒ 15 (vijftien gulden per M3; .B. voor onbeslagen houtwerken van djatihout ƒ 12.50 „(twaalf gulden vijftig cent) per M3 ; „C. voor houtwerken van wildhout de helft van de „ad A en B aangegeven retributie; „D. voor brandhout steeds ƒ 0.50 (vijftig cent) per „stapelmeter." Ten tweede: Met wijziging in zoover van het besluit van 28 Augustus 1901 No. 40 (Bijblad No. 5526) te bepalen, dat de retributie, verschuldigd voor het djatihoutgewas voorkomende op gronden, welke in erfpacht worden afgestaan, wordt berekend volgens den maatstaf aangegeven in de 2e alinea sub A en B, en in de 3e alinea van artikel 6 van het besluit van 24 December 1900 No. 41 (Bijblad No. 5543) zooals dat besluit is of zal worden gewijzigd. Afschrift enz ; Bijblad No. 6812. CIRCULAIRE. Aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera. No. 67/B Buitenzorg, den 25sten Januari 1908. Bij de Gouvernements besluiten van 24 December 1900 No. 41 jo. 4 Juli 1905 No. 11 en 11 Januari 1905 No. 26 (Bijblad No. 5543 jo. Nos 6265 en 6160) is bepaald op welke wijze de grensregelingen in de djatibosschen en de in stand te houden wildhoutbosschen plaats vinden. Bij het tot stand komen dier grensregelingen is het vaak niet mogelijk al dadelijk de daarbij noodige grondruilen uit te voeren; in de processen-verbaal van grensregeling wordt dan geconstateerd dat voor de aanhechting bij het boschareaal van de niet tot het vrije staatsdomein behoorende gronden op de in het proces-verbaal genoemde voorwaarden de toestemming van de belanghebbenden is verkregen. Zoodra dan de grondruil mogelijk is geworden, wordt die voltrokken. Tot nog toe is echter niet voorgeschreven, dat ook van die handeling proces-verbaal behoort te worden opgemaakt, waardoor het mogelijk is dat de lieden later ontkennen, dat de hun toegezegde schadeloosstelling is verleend. Om de daaruit voortspruitende moeilijkheden te voorkomen, heb ik de eer UHEdG. te verzoeken, de onder U bescheiden houtvesters op te dragen om in het vervolg telkens wanneer krachtens een bepaald grensregelinfisproces-verbaal grondruilen hebben plaats gehad of andere in zulk een proces-verbaal voorgeschreven schadeloosstellingen zijn verleend, van deze handeling proces-verbaal in triplo op te maken, waarvan het origineel bij den betrokken houtvester blijft berusten, het duplicaat door Uwe tusschenkomst aan mij wordt ingediend en het triplicaat bestemd is voor den Inlandschen bestuursambtenaar, die het proces-verbaal mede opmaakt. De houtvester zal dit proces-verbaal met betrekkelijke grensregelings- en het afbakenings-proces-verbaal in één omslag ingenaaid moeten bewaren in den voor laatstgenoemde processen-verbaal bestemden trommel. Gelijk uit de hierboven gebezigde bewoordingen blijkt, is het niet noodig met het opmaken van het proces-ver baal te wachten tot ALLE grondruilen, voorgeschreven in een bepaald grensregelings-proces-verbaal, zijn beëindigd of ALLE schadeloosstellingen zijn verleend. Het kan ook voor bepaalde gedeelten van de grensregeling worden opgemaakt, indien b.v. voor de andere gedeelten de ruil nog in lang niet kan worden voltrokken; in dit geval zal zulks zelfs noodzakelijk zijn. Een model voor het grondruil proces-verbaal, dat na overleg met mijnen ambtgenoot van B.B. is opgemaakt, wordt U hiernevens aangeboden. Het proces-verbaal zal, mede volgens het oordeel van dien Departementschef, behooren te worden opgemaakt door een commissie, bestaande uit den houtvester of een daartoe door hem aan te wijzen Europeeschen beambte van het Boschwezen, en het betrokken districtshoofd. De Dir. van Landbouw. PROCES-VERBAAL VAN SOERAT KATERANGAN CRONDRU1L EN VER- ATAS PASERAHAN DERE SCHADELOOS- TANAH DAN ATAS QANTI STELLING. KAROEG1ANNJA. djati 1 I djati bosch ■ hoetan j wildhout J ! rimba district district afdeeling afdeeling residentie karesidenan (betrekking hebben op de inlij- (akan menerangken pengakoe- vingen No in het an tanah jang berangka proces-verbaal van grensrege serta jang terseboet di dalam ling Van ) Soerat pendapetan atasperatoe- ran wates ) Op den hebben wij Pada tanggal ondergeteekenden maka kami jang bertanda ta- . ... ngan di bawah ini, serta jang ons in commissie vereenigd ten bernama einde na te gaan of de bezitters Soedahlah kami berpekat akan van de gronden, waarvan de memriksai, bahwa masing-ma- inlijving bij het boschareaal sing jang mempoenjai tanah dan werd vastgesteld bij de door den jang tanahnja di akoei olih Directeur van Landbouw bij Kandjeng Goebernemen, seperti dispositie van den di njataken di dalam Soerat goedgekeurde peratoeran wates tertanggal.. grensregeling van den serta jang op den daarbij aangegeven voet voor den afstand dier gronden zijn schadeloos gesteld. en hebben wij bevonden: dat de hieronder genoemde bezitters van de in het procesverbaal van bovengenoemde grensregeling als volgt genummer de inlijvingen: dikaboelken olih KandjengToewan Directeur van Landbouw dengan Soerat Perintahnja tertanggal maka soedahlah atawa beloemlah orang itoe di beriken ganti-karoegian sadjalan titah jang ►oedah tertetapken. Karena itoe, maka pendapetan kami demikianlah: Maka masing-masing iangtanahnja soedah di akoei serta berangka seperti terseboet di bawah ini djoega, ja-itoe angkanja di dalam Soerat Pendapatan atas peratoeran wates, maka nama orang itoe demikianlah boenjinja: aj &» ■° g O | Naam van den bezitter Desa. district. District. "I-Jra Nama orang jang Nama Nania Nama = "5^— mempoenjai tanah onder- distrik- £-5"° itoe dessanja. distrik- nja. = c nja. z < verklaard hebben op de in dat proces-verbaal omschreven wijze voor het gemis van hunne daarbij bedoelde gronden te zijn schadeloos gesteld en van de daarop uitgeoefende rechten ten behoeve van het Gouvernement afstand te hebben gedaan. En hebben wij van ons onderzoek dit proces-verbaal in triplo opgemaakt om te dienen waar het behoort. De Commissie, Maka orang terseboet itoe mengakoe, jang dia soedah di beriken ganti-karoegian seperti ternjataken di dalam Soerat Pendapetan itoe dari sebab tanahnja di akoei, lagi marika itoe mengakoe soedah melepasken haknja atas tanah itoe aken di persembahken kapada j Kandjeng Goebernemen. Kamoedian maka atas pendapetan kami, kami perboewatken Soerat Katerangan ini, berlapis tiga adanja. Kami, jang doedoek di dalam Koemisi (pekat) itoe, BOSCHEXPLOITATIE OP DE BUITENBEZITTINGEN. Bijbl. No. 6075. BESLUIT. No. 35. Buitenzorg, 27 Augustus 1904. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: De betrokken Hoofden van Gew. Bestuur te machtigen: I. tot de uitgifte van concessiën tot boschexploitatie in het rechtstreeks bestuurd gebied en in die zelfbesturende landschappen, waar het recht tot het verleenen van zoodanige concessiën bij het Gouvernement berust; II. tot de goedkeuring van concessiën als sub 1 bedoeld O ^5 door Inlandsche zelfbesturen verleend voor binnen hun landschappen gelegen terreinen. Verder zijn bij dit Bijbl. vastgesteld: de modellen voor de beschik king en de akte, alsmede eene instructie, welke door de Hoofden van Gew. Best. bij de uitoefening van de hun bij eerstelijk gegeven bevoedheid moet worden in acht genomen. HET DIENSTREGLEMENT In verband met liet boschreglement (St. 1897 No. 61) is bij Bijblad No. 5164 het reglement voor den dienst van het boschwezen op Java en Madoera vastgesteld. Dit zoogenaamd dienstreglement is nader gewijzigd als volgt: bij Bijbl. No. 5094: art. 3, alinea 1; bij Bijbl. No. 6429: art. 2, alinea 2; art. 4, alinea 1; art 7, alinea 2, 3 en 4; art. 8 en 9, terwijl van art. 10, alinea 3 vervalt; bij Bijbl. No. 6915 en 7483. art. 44; bij Bijbl. No. 6986 : art. 1 ; art. 2, alinea 1 ; art. 4, alinea 1 ; art. 9, alinea 1: art. 11, alinea 1, en art. 12, alinea 1. bij Bijbl. No. 7216; aan art. 44 (zie Bijbl. No. 6915) worden toegevoegd drie nieuwe alinea's (4, 5 en 6). bij Bijbl. No. 7604 : eene afwijking van art. 45, alinea 3. Bijbl. No. 5155. De bij Bijbl. No. 5089 vastgestelderegeling met betrekking tot de tijdstippen van indiening der verantwoordingen van ter goeder rekening verleende voorschotten is niet van toepassing op de geldelijke verantwoordingen, door de ambtenaren van het Boschwezen in te dienen. De aan die ambtenaren ter nadere verantwoording verstrekte fondsen zullen dus worden verantwoord en de verantwoordingen worden ingediend op dezelfde wijze, als zulks gebruikelijk was. Bijbl. No. 5951. Bekendheid van de H. van Gew. Best. met de correspondentie tusschen de Houtvesters en den Hoofdinspecteur en de Inspecteurs van het Boschwezen. De eerste zenden daartoe maandelijks een extract uit hunne agenda. Verder zenden zij ook een resume (ook maandelijks) omtrent den politietoestand in hun boschdistrict, (met het oog op de bewaking) VERKOOP VAN HOUT, ENZ. De exploitatie der bosschen in de houtvesterijen geschiedt in eigen beheer. Het hout wordt hetzij op stam, dan wel na gekapt en uitgesleept te zijn, publiek verkocht. Op grond van artikel 46 van het Reglement op de openbare verkoopingen in N.-I. is het thans mogelijk om bij openbare verkoopingen van Gouvernements hout zoodanige voorwaarden te stellen, dat de betrokken vendumeester niet aansprakelijk is voor de richtige betaling der kooppenningen. (Bijbl. No. 627, io. 6385. (Zie bij Openbare verkoopingen). Bij het Gouv. besl. van 14 Jan. 1909 No. 11 (Bijbl. No. 6952) is de Directeur van Landbouw gemachtigd om het hout, liggende oi gedurende een door hem te bepalen tijdvak aangevoerd wordende op de stapelplaatsen van door hem aan te wijzen houtvesterijen en exploitaties in eigen beheer in de boschdistricten, in het openbaar bij inschrijving te verkoopen op den voet van de aan dat besluit gehechte voorwaarden. (1) Zie verder St. 1912 No. 128, hierachter. De door aankap volgens de betrekkelijke bedrijfsplannen uit de houtvesterijen verkregen boomen, kromhouten en kniestukken, welke geschikt zijn voor vaartuigen en vaartuigenhout, kunnen door de betrokken beheerders, telkens na verkregen toestemming van den Hoofdinspecteur, Chef van den Dienst van het Boschwezen ondershands worden verkocht, wanneer dit in 'sLands belang wenschelijk wordt geacht (Bijbl. Nos. 5930 en 6680). Eene dergelijke regeling werd getroffen ten aanzien van den onderhandschen verkoop in het klein van op voormelde wijze verkregen hout dat geschikt is om door de Inlandsche bevolking te worden gebruikt (Bijbl. No. 6023). Bij Bijbl. Nos. 6862 en 7104 is bepaald, dat de kleine timmerhoutwerken van beneden 20 c.M. breedte of 30 c,M. dikte, dan wel korter dan 2 M., het brandhout en de houtskolen, verkregen door aankap volgens de betrekkelijke bedrijfsplannen uit de houtvesterijen en definitief ingerichte djatibosschen, voor zoover in 's lands belang van openbaren verkoop moet worden afgezien, ondershands kunnen worden verkocht. Voorts is het thans mogelijk (Bijbl. No. 6074) om het uit de in eigen beheer geëxploiteerde boschperceelen te verkrijgen hout en houtskool, voor zoover zij ongeschikt zijn om in het openbaar te worden verkocht, op machtiging van den Hoofdinspecteur, Chef van den Dienst van het Boschwezen, en onder door dezen vast te stellen voorwaarden, ondershands in het klein a contant te verkoopen. Bij het Gouv. besl. van 25 Nov. 1907 No. 7 is de Hoofdinspecteur van het Boschwezen gemachtigd om tegen door hem vast te stellen limite-prijzen niet beneden die, welke op de na te noemen veilingen gegolden hebben, ondershands a contant te doen verkoo • pen, het op de openbare veilingen onverkocht gebleven hout, verkregen door aankoop volgens de betrekkelijke bedrijfsplannen uit de houtvesterijen en definitief ingerichte djatibosschen en door exploitatie in eigen beheer, krachtens het bepaalde bij alinea 5 van artikel 10 van het Boschreglement (St. 1897 No. 61). De Directeur van Landbouw is bevoegd om, voorzoover daardoor geen inbreuk wordt gemaakt op de rechten van particuliere boschexploitanten, in de bosschen van den Lande op Java en Madoera de verzameling van pilang- en andere looibasten in eigen beheer te doen geschieden; deze basten kunnen onder bepaalde voorwaarden ondershands worden verkocht (Bijbl. No 6735). Over onderhandschen verkoop van door het boschwezen gekweekte zaailingen en markotten van caout- choucleverende gewassen handelt Bijbl. No. 6210, bij Gouv. besl. 3 Nov. 1909 No. 15 (Bijbl. No. 7105) mede toepasselijk verklaard op verschillende andere boschbijproducten, en over dien van producten verkregen uit de door eigen beheer geëxploiteerde wildhoutbosschen, Bijbl. No. 6784. De Directeur van Landbouw is bevoegd machtiging te verleenen om de bosschen in eigen beheer te zuiveren van doodstaand en omverliggend hout, wanneer de daarvan aanwezige hoeveelheid niet groot genoeg is om met voordeel van de tusschenkomst van een ondernemer gebruik te maken of om andere redenen 's Lands belang noopt van die tusschenkomst af te zien. Het hout en de houtskolen, verkregen van deze zuivering kan ingevolge Bijbl. No. 6189 onder bepaalde voorwaarden ondershands worden verkocht. Ditzelfde is ook mogelijk voor de producten uit de exploitatie in eigen beheer krachtens art. 12 al. 3 van hoogergenoemd boschreglement jo. St. 1904 No. 256, zoomede uit de in eigen beheer geëxploiteerde afgeschreven bosschen en zulks blijkens Bijbl. Nos. 6268 en 6345. Bijbl. No. 6784. BESLUIT. No. 4. Buitenzorg, den 9den Maart 1908. Gelezen enz.; Gelet op artikel 17 der Indische Comptabiliteitswet (Staatsblad 1895 No. 225); Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen, dat de uit de in eigen beheer geëxploiteerde wildhoutbosschen verkregen en te verkrijgen producten, voor zoover in 's Lands belang van openbaren verkoop moet worden afgezien, door den betrokken boschbeheerder, telkens na verkregen toestemming van den Hoofdinspecteur, Chef van den Dienst van het Boschwezen, en onder door dezen vast te stellen voorwaarden, ondershands in het klein a contant kunnen worden verkocht; met opdracht aan genoemden Hoofdinspecteur om halfjaarlijks van de door hem verleende toestemmingen aan de Algemeene Rekenkamer mededeeling te doen, onder opgave van de opbrengst van het verkochte. Bijbl. No. 5812. Met intrekking van alle daarmede strijdige voorschriften, vast te stellen de : BEPALINGEN en TARIEVEN voor de verstrekking van hout door het Dep. van L. aan de andere Dep. van Alg. Best. ten behoeve van de uitvoering van Landswerken. Bijbl. No. 6950. BESLUIT. No. 32. Buitenzorg, den 28den December 1908. Gelezen enz.; Gelet op artikel 32 der Indische Comptabiliteitswet; Is goedgevonden en verstaan : Met buitenwerkingstelling van de besluiten van 14 November 1904 No. 56 en 20 October 1908 No. 26 (Bijblad op het Staatsblad Nos. 6130 en 6924), de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera te machtigen om het door de politie aangehaald, uit s Lands bosschen afkomstig hout, voor zoover dit niet in aanmerking kan komen voor openbaren verkoop en niet geschikt is voor Landswerken, voor zooveel noodig ' o na overleg met den betrokken boschbeheerder, kosteloos af te staan voor desawerken of, indien het ook daarvoor niet te benutten is, te doen vernietigen. Extract enz. Bijbl. No. 6991. BESLUIT. No. 17. Buitenzorg, den 6den April 1909. Met uitbreiding van het besluit van 28 December 1908 No.' 32 (Bijblad op het Staatsblad No. 6950), de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera Deel III 22 te machtigen om het door de politie aangehaald uit 's Lands bosschen afkomstig hout, voor zoover dit niet in aanmerking kan komen voor openbaren verkoop, ook ondershands te doen verkoopen. Extract enz. St. 1912 No. 128. Ten eerste: De openbare verkoopingen van door den Dir. van L., N. en H. aan te wijzen houtwerken en boschproducten afkomstig uit 's Lands bosschen. kunnen buiten bemoeienis der vendukantoren tegen contante betaling worden gehouden ten overstaan van den betiokken boschbeheerder of diens wettigen vervanger. Ten tweede: De betalingen, waartoe de koopers op de bij art. 1 bedoelde verkoopingen verplicht zijn, geschieden staande de verkooping aan den betrokken boschbeheerder of diens wettigen vervanger. Ten derde: Wegens de bij art. 1 bedoelde verkoopingen is door de koopers een vendusalaris verschuldigd van 2 °/0 van het bedrag, waarvoor is toegewezen, zoomede één per mille voor de armen ovei datbediag. Bijbl. No. 7604. De vaststelling der limite prijs, bij de verkoopingen bedoeld bij St. 1912 No. 128, geschiedt door den betrokken boschbeheerder. VERSTREKKING VAN HOUT VOOR LIEFDA= DIGE DOELEINDEN ENZ. Bijbl. No. 7504. BESLUIT. No. 23. Batavia, den 12den October 1911. Gelezen enz.; Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen, dat voor de oprichting van gebouwen enz. voor liefdadige doeleinden, voor bouw van kerken, dan wel voor instellingen van algemeen nut, na verkregen machtiging van den Hoofdinspecteur, Chef van den dienst van het Boschwezen, hout uit de Gou- vernements-stapelplaatsen kan worden verstrekt tegen voorafgaande betaling aan den Lande van de voor de venduties van hout op die stapelplaatsen vastgestelde of nog vast te stellen limite-prijzen; met opdracht aan voornoemden Dienstchef om: a. alvorens machtiging tot verstrekking te verleenen, nopens de noodzakelijkheid der verstrekking van de gewenschte afmetingen en soort der noodig geachte houtwerken, zich te doen inlichten door een door het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur aan te wijzen ambtenaar van den dienst der Burgerlijke Openbare Werken; b. halfjaarlijks van de door hem verleende machtigingen aan de Algemeene Rekenkamer mededeeling te doen, onder opgave van de opbrengst van het verkochte. Extract enz. VASTSTELLING VAN NIEUWE MODELVOORWAARDEN VAN AANBESTEDING EN GUNNING DER EXPLOITATIE VAN: de voorloopig ingerichte djatiboschen (leegkap-perceelen); van de zuivering van 's Lands djatibosschen; (') der exploitatie van afbakeningsperceelen, OP JAVA EN MADOERA. Bijblad No. 6127, 6128 en 6129. Besluiten van 6 November 1904 No. 39, 40 en 41. Gelet, enz Nog gelet op art. 10, alinea's 3 en 4, van het Boschreglement (St. 1897 No. 61) en op art. 24 van het Dienstreglement (Bijbl. No. 5164). De Raad van N.-I. gehoord; Is goedgevonden en verstaan: (') Voor wat moet worden verstaan onder het „zuiveren van het doodstaand en omverliggend hout" in de modelcontracten voor de zuivering van diatiboschperceelen, zie Bijbl. No. 5751. Eerstelijk: Met intrekking van de besluiten van 6 October 1902 No. 22, 23 en 24 (Bijbl. No. 5797,5798 en 5799) vast te stellen de aan deze besluiten gehechte modellen, behelzende de voorwaarden, waaronder — behoudens door plaatselijke of bijzondere omstandigheden noodige wijzigingen — de exploitatie van de voorloopig ingerichte djatibosschen (leegkapperceelen) op Java en Madoera wordt aanbesteed en gegund, indien de exploitatie wordt afgestaan, tegen betaling van een bepaald bedrag per massa-eenheid, dan wel, in het geval, bedoeld bij art. 8, alinea 4 dier aanbestedingsvoorwaarden, tegen betaling van een pachtschat voor de geheele houtmassa, berekend naar de taxatie van die massa door het Boschwezen en den ingeschreven prijs; (6127) de zuivering van 's Lands djatibosschen op Java en Madoera wordt aanbesteed en gegund; (6128) met inachtneming der bij art. 1 van besluit van 24 December 1900 No. 41 (Bijbl. No. 5543) vastgestelde voorschriften, de exploitatie van afbakeningsperceelen op Java en Madoera wordt aanbesteed en gegund. (6129) Ten tweede, enz. N. B. Zie voor de verschillende modellen (ontwerpcontracten) de Bijbladen. VOORWAARDEN der op dag, den....... 19..., door den Resident van te zijnen kantore te houden openbare aanbesteding voor de exploitatie van het djatiboschperceel 6127) voor het zuiveren van doodstaand en omverliggend hout van het djatiboschperceel (6128). voor de exploitatie van het afbakeningsperceel (6129) gelegen in het disrict afdeeling residentie ARTIKEL 1. Het onderwerp dezer aanbesteding is de exploitatie van het djatiboschperceel (6127) het zuiveren van doodstaand en omverliggend hout van het djatiboschperceel <6128) De exploitatie van het afbakeningsperceel (6129) gelegen in het district afdeeling residentie op den voet van het aan deze voorwaarden gehecht ontwerp-contract D, behoudens het geval bedoeld in de laatste alinea van artikel 8. ARTIKEL 2. (1) De aanbesteding wordt gehouden bij inschrijving. (2) De inschrijving heeft plaats bij gesloten en verzegelde biljetten, welke uiterlijk op dag, den.. 19.., des voormiddags ten...uur moeten bezorgd zijn ten kantore van den Resident van (3) Aldaar worden zij verzameld in een gesloten bus. ARTIKEL 3.(') (1) Geene inschrijving wordt ter mededinging toegelaten, wanneer daarbij niet blijkt, dat de inschrijver voldoende waarborgen geeft en dat twee als gegoed erkende personen zich voor hem, indien hem de exploitatie (zuivering) definitief wordt toegewezen, hoofdelijk als borgen verbinden, onder afstanddoening van uitwinning en schuldsplitsing, bij de wet aan borgen toegekend. (') Bij St. 1904 No. 175 is bepaald, dat de schuldvorderingen van den Lande, voortspruitende uit na de inwerkingtreding van dat Staatsblad met aannemers gesloten overeenkomsten betreffende de exploitatie of de zuivering van 's Lands bosschen, zijn bevoorrechte inschulden op het gekapte hout, zoomede op de verdere roerende en onroerende goederen van den aannemer. De vorderingen zijn bevoorrecht boven alle anderen, die uit pand en hypotheek voortvloeiende inbegrepen, en met uitzondering alleen van de bevoorrechte vorderingen, opgenoemd in de art. 1139 No. 1 en 1149 No. 1 van het Burgerlijk Wetboek. Het voorrecht vervalt bij het einde van het derde jaar, volgende op dat, waarin de vordering is opeischbaar geworden. (2) Het aanwezen van voldoende waarborgen ten aanzien van den inschrijver en de gegoedheid der personen, die zich als borgen willen verbinden, worden gestaafd door overlegging bij het inschrijvingsbiljet van eene verklaring van het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur ter plaatse, waar zij gevestigd zijn, opgemaakt overeenkomstig het aan deze voorwaarden gehecht model A. (3) Buiten op den verzegelden omslag moet worden gesteld : „Inschrijvingsbiljet tot mededinging naar de exploitatie van het djatiboschperceel (6127) de zuivering van doodstaand hout en omverliggend hout van het djatiboschperceel (6128) de exploitatie van het afbakeningsperceel (6129) gelegen in het district afdeeling residentie "■ (4) Meer van den inhoud van het inschrijvingsbiljet mag op de buitenzijde van den omslag niet voorkomen en deze mag van dien inhoud niets doen doorschijnen. (5) Bij verzending per post wordt het aldus ingesloten inschrijvingsbiljet voorzien van een tweeden verzegelden omslag, geadresseerd aan den Resident van ARTIKEL 5. Afzonderlijk moet worden ingeschreven per kubieken meter vierkant beslagen djatitimmerhout ter lengte van vijf meters en daarboven en per stapelmeter brandhout; voor dit laatste bedraagt de minimum-inschrijvingsprijs ƒ 0.20 (twintig cent) per stapelmeter. De bedragen, waarvoor wordt ingeschreven, moeten worden uitgedrukt in cijfers en in letters. ARTIKEL 6. (1) Niet geldig zijn de inschrijvingsbiljetten: le. welker inrichting en omslag niet voldoen aan het voorgeschrevene in artikel 4, of die niet alles bevatten wat volgens het model inschrijvingsbiliet gevorderd wordt; 2e die niet vergezeld gaan van de verklaring of verklaringen, bedoeld bij art. 3 ; 3e die na den in art. 2 bepaalden tijd bezorgd worden; 4e waarbij niet is voldaan aan het bepaalde bij art 5; 5e van personen, die door het Gouvernement van mededinging bij aanbestedingen ten behoeve van den Lande uitgesloten zijn. (2) Geringe afwijkingen van den bij het model voorgeschreven vorm, waardoor h'et wezen der aan te gane verbintenis niet wordt aangerand of onzeker gemaakt, hebben geene ongeldigverklaring van het inschrijvingsbiljet tengevolge. ARTIKEL 7. (1) Op het in art. 2 omschreven tijdstip wordt door den Resident verklaart, dat de tijd voor het indienen van inschrijvingsbiljetten verstreken is, en daarop tot het openen van de bus en de biljetten overgegaan. (2) Een en ander heeft in het openbaar plaats, in tegenwoordigheid van twee beambten, die den Resident bijstaan. (3) De ingediende biljetten worden overluid voorgelezen en gevoegd bij het in art. 9 bedoeld procesverbaal der aanbesteding. (4) De gegadigden, die tegenwoordig zijn, kunnen van de biljetten inzage nemen. ARTIKEL 8. (1) De zuivering (exploitatie) wordt voorloopig toegewezen aan hem, die den hoogsten prijs biedt voor een kubieken meter vierkant beslagen djatitimmerhout ter lengte van vijf meters en daarboven en wiens inschrijvingsbiljet geldig is verklaard. (2) Tusschen inschrijvers voor denzelfden hoogsten prijs beslist het lot, aan wien de zuivering (exploitatie) voorloopig zal worden toegewezen. (3) In het geval evenwel dat de inschrijvers voor denzeliden hoogsten prijs, met het oog op hune godsdienstige begrippen of gebruiken daartegen bedenkingen hebben, wordt door den Resident beslist of en aan wien de zuivering (exploitatie) voorloopig wordt toegewezen. ARTIKEL 9. (1) Door den Resident wordt staande de aanbesteding een proces-verbaal opgemaakt, volgens het aan deze voorwaarde gehecht model C. (2) Dit proces-verbaal wordt, na voorlezing, onderteekend door den Resident en de beambten, die hem bijstaan, zoomede, indien zij tegenwoordig zijn, door den inschrijver aan wien de zuivering (exploitatie) voorloopig is toegewezen en zijne borgen. ARTIKEL 10. (1) De definitieve toewijzing geschiedt door den Gouverneur-Generaal. (2) Indien de zuivering (exploitatie) niet definitief wordt toegewezen aan den inschrijver, wien zij voorloopig was toegewezen, verkrijgt deze daardoor geen recht op eenige schadevergoeding. ARTIKEL 11. (1) Hij, wien de zuivering (exploitatie) definitief is toegewezen, en zijne borgen, moeten binnen den bij de toewijzing bepaalden termijn medewerken tot het aangaan van eene notarieele overeenkomst, volgens het bij art. 1 bedoeld ontwerp. (2) Voldoen zij aan die verplichting niet, dan is de toewijzing van rechtswege vervallen. ARTIKEL 12. (1) Indien de zuivering (exploitatie) definitief wordt toegewezen aan een Inlander, dan zal deze zich ter zake van het te sluiten contract moeten onderwerpen aan de Europeesche bepalingen betreffende het burgerlijk- en het handelsrecht. (2) Voldoet hij aan deze verplichting niet, dan is de toewijzing van rechtswege vervallen. Model A. Te schrijven op een zegel van ƒ 1.50. VERKLARING. De ondergeteekende (') verklaart, dat de persoon van (2) van beroep , wonende te , wordt geacht voldoende waarborgen te geven om bij de aanbesteding voor de exploitatie van het boschperceel (voor het zuiveren van doodstaand en omverliggend hout van het boschperceel) (voor de exploitatie van het afbakeningsperceel) district , afdeeling residentie , aangekondigd in de Javasche Courant van , als mededinger te worden aangenomen, en dat de persoon van (3) van beroep , wonende te , en de persoon van (3) van beroep , wonende te bekend staan als gegoed en mitsdien als borgen kunnen worden aangenomen voor de richtige nakoming, ieder voor het geheel, van de te sluiten overeenkomst (4) voor de exploitatie van het boschperceel (') Naam en titel van den ambtenaar, die de verklaring geeft. (2) Naam en voornamen van den inschrijver. (3) Idem van de borgen. (4) Ingeval inschrijver en borgen op dezelfde plaats of binnen dezelfde afdeeling woonachtig zijn en hunne gegoedheid mitsdien bij hetzelfde certificaat wordt geconstateerd, behoeft de omschrijving van het onderwerp der overeenkomst niet herhaald te worden. (voor het zuiveren van doodtaand en omverliggend hout vanhet boschperceel) (voor de exploitatie van het afbakeningsperceel) , district » afdeeling , residentie aangekondigd in de Javasche Courant van > bezitten Voor zoover bekend—r—_t de hiervoren genoemde personen^ bekwaamheid omeene verbintenis aan tegaan persoon , den 19 . De (') In de bij de Bijbladen No. 6127, 6128 en 6129 vastgestelde modellen (ontwerp-contracten) behelzende de voorwaarden — behoudens door plaatselijke of bijzondere omstandigheden noodige wijzigingen respectievelijk worden aanbesteed en gegund: A. de exploitatie van de voorloopig ingerichte djatibosschen (leegkapperceelen) op Java en Madoera, indien de exploitatie wordt afgestaan: 1. tegen betaling van een bepaald bedrag per massaeenheid ; 2. (in het geval, bedoeld bij artikel 8, alinea 4, dier aanbestedingsvoorwaarden) tegen betaling van een pachtschat, voor de geheele houtmassa, berekend naar de taxatie van die massa door het Boschwezen en den ingeschreven prijs; B. de zuivering van 's Lands djatibosschen op Java en Madoera; C. de exploitatie van afbakeningsperceelen op Java en Madoera, met inachtneming der bij artikel 1 van het besluit van 24 December 1900 No. 41 (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië No. 5543) vastgestelde voorschriften; D. de exploitatie van de voorloopig ingerichte djati- (') Handteekening van den ambtenaar, die de verklaring afgeeft, welke handteekening bij een in Nederland afgelegde verklaring behoorlijk gelegaliseerd moet zijn. bosschen (leegkapperceelen) op Java en Madoera, ingeval de exploitatie wordt afgestaan tegen betaling van een pachtschat voor de geheele houtmassa; zijn wijzigingen gebracht als: bij Bijbl. No. 6644, in de ontwerp-contracten A 1, B en C, art. 8, alinea 2, sub c, terwijl een nieuwe alinea (5) wordt opgenomen; bij Bijbl. No. 6734, in de ontwerp-contracten A 1, B en C, art. 22, alinea 1 en 3; in het ontwerp-contract A II, art. 18, alinea 1 en 3; in het ontwerp-contract D, art. 18, alinea 1 en 3; bij Bijbl. No. 6880, in de ontwerp-contracten A I, B en C, art. 8, de aanhef van het artikel; art, 10, aangevuld met drie nieuwe alinea's (7, 8 en 9) art. 11, alinea 1; art. 21, alinea 1, punt c; bij Bijbl. No. 6926, in de ontwerp-contracten A I, B en C, art. 15, alinea 5; in de ontwerp-contracten A II, en D, art. 11, alinea 5; bij Bijbl. No. 7121, in de ontwerp-contracten A I, B en C, art. 8, alinea 5 ; bij Bijbl. No. 7358, in de ontwerp-contracten A I en B, art. 4, alinea 4; art. 9, alinea 6 ; in het ontwerp-contract C, art. 4, alinea 5; art. 9, alinea 6; in het ontwerp-contract A I, art. 4, alinea 16; in het ontwerp-contract B, art. 4, alinea 13; in het ontwerp-contract C, art. 4, alinea 15; bij Bijbl. No. 7501. in de ontwerp-contracten A I, B en C, een nieuw artikel 22a wordt ingelascht; in de ontwerp-contracten A II en D, een nieuw artikel 18a wordt ingelascht. BOETEN EN VERGOEDINGEN. Bijbl. No. 5088. De houtcontractanten moeten hunne rekesten betreffende boschtechnische als andere aangelegenheden, waaromtrent de houtvester van praeadvies zal moeten dienen, ter bespoediging der afdoening, rechtstreeks ter behandeling aan den betrokken houtvester zenden. Bijbl. No. 5256. Door de Regeering is beslist, dat de bij de modelboschcontracten bedoelde boeten en vergoedingen niet bij besluit, maar bepaaldelijk bij proces-verbaal van den betrokken Resident zelf behooren te worden opgelegd, doch dat, wanneer de boschpolitie van overtredingen rapporten of processen-verbaal aan het Hoofd van Gew. Bestuur indient, laatstgenoemde Hoofdambtenaar volstaan kan met op die stukken, waarbij de overtredingen zijn geconstateerd, een proces-verbaal op te maken, bij hetwelk de contractant in overtreding van het contract wordt gesteld. Boeten in geval van vertraging in de uitvoering der verbintenis. Bijbl. No. 6009. Aan de Hoofden der Departementen van Alg. Bestuur. No. 1290. Buitenzorg, 26 Maart 1904. Als nadere toelichting van het voorkomende in Bijbl. * No. 4273, wordt het volgende bepaald: Wanneer in contracten boete is gesteld op de eenvoudige vertraging van de uitvoering der verbintenis en de schuldenaar in gebreke is door het enkel verloop van tijd, is de boete verbeurd op het oogenblik dat de fatale termijn verstreken is, zoodat zij door eene latere verlenging van dien termijn niet kan worden ontgaan. Is toch die termijn niet verlengd vóór hij verstreken is, dan is de schuldenaar op dat oogenblik in gebreke en is de voorwaarde, waaraan het recht tot het heffen van de boete verbonden is, vervuld. Alleen eene verlenging van den tijd, binnen welken de schuldenaar aan zijne verplichtingen kan voldoen, voor den fatalen datum kan het in gebreke zijn en daarmede het verschuldigd zijn van de boete, voorkomen. Het komt dus aan op het tijdstip, waarop de beschikking wordt genomen tot verlenging van den termijn en het feit dat de contractant voor het verstrijken van den termijn zijn verzoekschrift om verlenging heeft ingediend, kan hierin geen verandering brengen, aangezien het loopen van den termijn niet wordt opgeschort totdat op zijn verzoek eene beschikking is genomen. Het vorenstaande is niet van toepassing wanneer bij het betrekkelijk contract is gestipuleerd dat de boete, op de termijnsoverschrijding gesteld, verbeurd zal zijn op grond van een door den bevoegden autoriteit opgemaakt proces-verbaal. In dat geval wordt toch aan zoodanig proces-verbaal dezelfde kracht toegekend als aan de gebruikelijke gerechtelijke ingebrekestelling (vergelijk art. 1238 van het Burg. Wetb.) waaruit dus volgt dat de contractant niet door het enkel verloop van den termijn in gebreke is, maar eerst door het proces-verbaal in gebreke gesteld wordt en eerst dan de boete wordt verbeurd, welke op het in mora zijn gesteld is. Wordt derhalve in het laatstbedoelde geval de fatale termijn verlengd voordat de termijnsoverschrijding op de contractueel voorgeschreven wijze bij proces-verbaal is geconstateerd, dan is de boete niet verschuldigd. BOETEN WEGENS HET NIET AANBRENGEN OP DE STAPELPLAATSEN VAN GEKAPTE TIMMERHOUTWERKEN. Bijbl. No. 7102. I. CIRCULAIRE. Aan de Residenten op Java en Madoera. No. 749/B. Buitenzorg, 29 Augustus 1908. Door een der contractanten van een retributie-perceel is aan de Regeering het verzoek gedaan om ontheffing van de betaling eener geldboete, hem opgelegd bij proces-verbaal van den betrokken Resident, wegens het niet aanbrengen op de verzamelplaatsen van gekapte timmerhoutwerken, ter lengte van 1.80 Meter en meer Meters. Het proces-verbaal van beboeting werd door den Resident opgemaakt conform het bij mijn besluit van 8 Maart 1907 No. 1971/B vastgesteld model. Uit de door de Regeering ten aanzien van dat verzoek genomen beslissing is mij gebleken, dat z:j van meening is, dat de betrekkelijke overtreding niet moet worden beschouwd als eene zoovele malen begaan, als er houtwerken niet naar de verzamelplaatsen zijn aangebracht, zoodat ten rechte slechts éénmaal van de bij artikel 21 letter l.g. van het contract bedreigde boete kan worden opgelegd, en dat zij voorts ten aanzien van de schade, den Lande toegebracht door de verzuimde aanbrengst van de gekapte houtwerken, zich alle rechten voorbehoudt. In verband met die beslissing heb ik bij mijn besluit van heden No. 748/B (') nieuwe modelen processenverbaal voor de bedoelde overtreding vastgesteld, en verzoek ik UHEdG deze in voorkomende gevallen te volgen en voorts langs minnelijken weg of anders na (') Zie II. verkregen machtiging van mij, langs dien van rechten het noodige te verrichten voor de invordering van vergoeding van de den Lande toegebrachte schade wegens de verzuimde aanbrengst van de gekapte houtwerken, en wel tot het bedrag der voor die houtwerken verschuldigde retributie. De Houtvesters zijn met de bovenbedoelde beslissing der Regeering reeds in kennis gesteld door toezending van een afdruk dezer circulaire en van een extract uit mijn laatst aangehaald besluit met de daarbij behoorende 4 modellen processen-vrbaal. De Directeur van Landbouw, 11. No. 748/B. Buitenzorg, 29 Augustus 1909. DE DIRECTEUR VAN LANDBOUW. Gelezen enz.; Heeft besloten : Met buitenwerkingstelling van het dezerzijdscli besluit van 8 Maart 1907 No. 1971/B, te arresteren de aan dit besluit gehechte modellen processenverbaal van ingebrekestelling, bij niet nakoming door aannemers der uit de op den voet van de ontwerpcontracten voor retributie-perceelen, opgenomen in het Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië No. 5797, 5798, 5799, (') 6127 6128 en 6129 met hen gesloten overeenkomsten voortvloeiende verplichting om het gekapte timmerhout, ter lengte van 1.80 Meter of meer Meters naar de verzamelplaatsen te brengen. Afschrift enz. PROCES-VERBAAL op te maken bij overtreding: van artikel 4, alinea 15 juncto alinea 2, der ontwerp- (') De Bijbladen No. 5797, 5798 en 5799 zijn ingetrokken bij Bijbl. No. 6127, 6128 en 6129. contracten model D voor de exploitatie van leegkapperceelen (Bijblad No. 6127); van artikel 4, alinea 12 juncto alinea 2, der ontwerpcontracten voor de zuivering van boschperceelen (Bijblad No. 6128) en van artikel 4; alinea 14 juncto alinea 3, der ontwerpcontracten voor de exploitatie van afbakeningsperceelen (Bijblad No. 6129). (Niet aanbrengen op de verzamelplaatsen van gekapte timmerlioutwerken, ter lengte van 1.80 Meter of meer Meters). Op heden, den 19 heb ik onderge- teekende Houtvester, belast met het beheer over het boschdistrict mij begeven naar | leegkap- heJ zuiverings- perceel gelegen in het district | afbakenings- | afdeeling residentie ten einde na te gaan in hoeverre door den contractant voor I exploitatie I de zuivering i van genoemd boschperceel is voldaan aan Iexploitatie | II5de alinea! 2de alinea het bepaalde bij de 12de alinea juncto de 2de alinea 114de alinea] 3de alinea | van artikel 4 van het met hem krachtens het Gouver- nements besluit- van No op den gesloten contract, speciaal wat betreft het jaarperceel van genoemd boschperceel, en heb ik bevonden, dat uit de bij artikel 7, alinea 4. van genoemd contract voorgeschreven kap- en opnemings- boeken blijkt, dat (zegge ) stuks timmerhoutwerken ter lengte van 1.80 Meter of meer Meters, nader gespecificeerd in den bij dit procesverbaal behoorenden staat, zijn gekapt en niet naar | 13de alinea I de in de | 10de alinea , van artikel 4 bedoelde verzamel| 12de alinea I plaatsen zijn gebracht, zoodat dus door of van wege den contractant voornoemd verzuim is gepleegd in de | alinea 15 | nakoming van het in alinea 12 Van artikel 4 van het I alinea 14 j contract voorgeschrevene en mitsdien bij toepassing van artikel 21 lid 1 g van het contract, de contractant voornoemd zou zijn vervallen in een door den Resident van vast te stellen boete van ten minste ƒ 10.- en ten hoogste ƒ 50.—. Hebbende ik van mijne bevinding opgemaakt dit proces-verbaal in triplo om te dienen daar waar zulks behoort. Afgegeven voor De Houtvester voornoemd, PROCES-VERBAAL op te maken door den Resident bij constateering van een overtreding als bedoeld in model II. Op heden, den 19...., heb ik onder- geteekende Resident van geconstateerd op grond van het hieraan gehecht procesverbaal van den Houtvester, belast met het beheer over het boschdistriet , dd 19.. , (exploitatiel üat door of van wege den contractant voor de zuivering I exploitatie J van het in even bedoeld proces-verbaal vermeld | boschperceel i iaSnngsperceel ) ' Strijd m6t het beP3alde bij artikel 4> j alinea 15 i , alinea 2 i i ah'npa ,1 I ]Uncto I a!-inea l ' van het met hem krach<■ aunea 4 ) i alinea 3 > tens het Gouvernements Besluit van 19... No gesloten contract, (zegge ) stuks der uit het jaarperceel verkregen timmerhoutwer- ken, ter lengte van 1.80 Meter of meer Meters, niet Deel III 23 f alinea 13 1 , , op de bij artikel 4, { alinea 10 | van het contract bedoelde verzamelplaatsen zijn aangebracht en door den contractant voornoemd mitsdien op grond van alinea lg- van artikel 21 van het contract is verbeurd en verschuldigd eene boete van ƒ (zegge gulden) (')• , , . Hebbende ik dit proces-verbaal opgemaakt in opvolging van de laatste alinea van artikel 21 van bovenbedoeld contract. Afgegeven voor De Resident voornoemd, Bijbl. No. 7103. Toelichting op Bijbl. No. 7102. Bij mijne circulaire van 29 Augustus 1908 No. 749/ B (Biibl. No. 7102) werd U uitgenoodigd om, wanneer in een retributieperceel gekapte timmerhoutwerken met naar de stapelplaatsen zijn gebracht, voor die overtreding eene boete conform het bij mijn besluit van gelijke dagteekening No. 748 (Bijbl. No. 7102) vastgestelde model proces-verbaal op te leggen van ƒ 50 en voorts langs minnelijken weg of anders, na verkregen machtiging van mij, langs dien van rechten het noodige te verrichten voor de invordering van vergoeding voor de den Lande toegebrachte schade wegens de verzuimde aanbrengst van de gekapte houtwerken en wel tot het bedrag der voor die houtwerken verschuldigde retributie. Van bevoegde zijde is mijne aandacht gevestigd op op art. 1307 B. W., hetwelk zegt, dat de bepaling van straf in de plaats komt van vergoeding van kosten, schaden en interessen, welke de schuldeischer lijdt uit hoofde van het niet nakomen der hoofdverbintenis, De boete bedraaSl ten minste / 10 - en ten hoogste ƒ 50. — en dat hij niet tegelijk hoofdschuld en straf kan eischen, ten ware de laatste op de eenvoudige vertraging mocht gesteld zijn. Bij de onderwerpelijke overtreding wordt de boete opgelegd, omdat de houtwerken niet op de verzamelplaatsen zijn aangebracht en hiervoor dus geen retributie wordt betaald. Door die overtreding heeft de Staat echter schade geleden tot het bedrag der retributie en zou dus vergoeding van kosten, schaden en interessen kunnen vorderen, maar Hij heeft een strafbeding toegepast en daardoor zich van het recht beroofd om de hoofdschuld {de vergoeding van kosten, schaden en interessen) op te vorderen. De straf zou dan niet enkel op de overtreding zijn gesteld. Naar aanleiding daarvan en in overeenstemming met eene ter zake door de Regeering genomen beslissing, heb ik de eer UHEdG. te verzoeken, om bij overtredingen als de onderwerpelijke enkel eene boete ad/50.— op te leggen. De Directeur van Landbouw, St. 1904 No. 175. De schuldvorderingen van den Lande, voortspruitende uit na de inwerkingtreding van deze ordonnantie met aannemers gesloten overeenkomsten betreffende de exploitatie of de zuivering van 's Lands bosschen, zijn bevoorrechte inschulden op het gekapte hout, zoomede op de verdere roerende en onroerende goederen van den aannemer. De vorderingen zijn bevoorrecht boven alle anderen, die uit pand en hypotheek voortvloeiende inbegrepen, en met uitzondering alleen van de bevoorrechte vorujringen, opgenoemd in de art. 1139 No. 1 en 1149 No. 1 van het Burg. Wetboek. Het voorrecht vervalt bij het einde van het derde jaar, volgende op dat, waarin de vordering is opeischbaar geworden. ADMINISTRATIEVE VOORSCHRIFTEN. De administratieve voorschriften betreffende het Boschwezen op Java en Madoera, zijn gegeven bij circulaire van 3 Juli 1886 No. 4174 (' ijbl. No. 4276) en nader toegelicht bij circulaire van 28 Juli 1887 No. 222/B (Bijbl. No. 4583). Bij Bijbl. No 4276 werd bovendien aangeteekend, dat het de aandacht had getrokken, dat de aan de houtvesters verleende voorschotten voor het ten uitvoerleggen van de vastgestelde cultuurplannen, in de meeste gevallen te ruim zijn berekend, zoodat in den. regel meer is terug gestort dan verwerkt. In het belang van een zuinig beheer en een goede controle is het wenschelijk de toegestane gelden iiv den vervolge niet meer in hun geheel maar successievelijk, naar gelang van de werkelijke behoefte, beschikbaar te stellen Bijbl. No. 4582 bevat de voorschriften betreffende het opmaken van cultuurplannen en cultuuroverzichten. De cultuurplannen, die steeds voor ultimo April moeten ingediend worden, zullen voortaan drie rubrieken moeten bevatten : A. Nieuwe cultuur; B. Onderhoud der cultuur van het vorige jaar ; C. Onderhoud van cultuur van vroegere jaren. In het betrekkelijk overzicht, dat bij het einde van het cultuurjaar moet ingediend worden, moet omtrent de verkregen resultaten melding worden gemaakt, n.1. uitgaven, verkregen houtmassa (sortimentsgewijze), op^ welke wijze dat hout is van de hand gezet en tegen welke prijzen. Bijbl. No. 4584 handelt over de verhouding tusschen de houtvesters en het beschpolitie-personeel. Er is afzonderlijk inlandsch boschpersoneel aangesteld, hetwelk moet boschouwd worden te zijn toegevoegd aan de districtshoofden, op wie nog de volle verantwoordelijkheid voor de boschpolitie binnen hun •district rust. Dit punt werd reeds bij St. 1882 No. 149 geregeld. De zorg voor en de controle over de boschpolitie maakt even goed een deel der taak van de houtvesters uit, als het zoogenaamd boschtechnische werk. Evenals de houtvesters de boschpolitie in het algemeen moeten controleeren, zijn zij ook bevoegd en verplicht controle uit te oefenen op dat gedeelte van ■den werkkring van de districtshoofden, dat betrekking heeft op de boschpolitie De houtvesters behooren dus van alles wat op de boschpolitie in hun ressort betrekking heeft op de Jioogte te worden gehouden, en persoonsveranderingen bij het boschpolitie-personeel mogen geen plaats hebben zonder dat zij worden gehoord. Zelfs behoort bij benoemingen en bevorderingen bij dien tak van dienst de voorkeur te worden gegeven aan door de houtvesters voorgedragen personen. Bijbl. No. 4585 geeft eene Instructie voor het bijhouden der archieven van de boschdistricten op Java en Madoera. Terwijl Bijbl. No. 4586 bepaalt.dat houtvesters, belast met het beheer over boschdistricten, na overname van den dienst van hun voorganger, binnen een maand na de overname, door tusschenkomst van de betrokken Hoofden van Gew. Bestuur, een nauwkeurig uitgewerkt rapport moeten indienen behelzende den toestand waarin het boschdistrict door hen van hun voorganger is overgenomen. Daarin moet o. a. vermeld staan : le. De toestand der bosschen en verschillende plantsoenen op het tijdstip der overname. 2e. Idem der aanwezige instrumenten en kaarten. 3e. Idem der boeken van het geldelijk en materieel beheer. 4e. Omschrijving van de plaats gehad hebbende afba- kening en inrichting der bosschen en daarmee in verband staande opmeting en kaarteering. 5e. De stand van de in uitvoering zijnde werken betreffende afbakening, inrichting, opmeting en kaarteering der bosschen, evenals culuurplannen, enz. . - 6e. De stand der boschperceelen, die in werking of nog in behandeling zijn, enz. De hierna te noemen ambtenaren en beambten bij het Boschwezen op Java en Madoera, die gehuisvest zijn of worden in woningen, welke direct of indirect den Lande toebehooren en welke, ter beoordeeling van den Hoofdinspecteur, Chef van dien tak van dienst, niet bepaaldelijk als werkketen kunnen worden aangemerkt, hebben voor het gebruik dier woningen de on- dervoleende vergoedingen te betalen : , i. i o ƒ40— '/osmaands de houtvesters J 12 de adjunct-houtvesters le klasse „ 25.— » de idem idem 2e „ „ 17.50 de adspirant idem » 17 50 de opnemers en opzinners ,, 10-— de leerling-opzieners en leeriing- opnemers » " Zie Bijbl. Nos. 5255,5407 en 5500. INSTRUCTIE voor de maandelijksche kasverantwoording van het ondergeschikt personeel in de boschdistricten. Bijbl. No. 7037. I. WERK LIJ STEN. A. Algemeene bepalingen. 1. Voor de opmaking der werklijsten wordt steeds- het voorgeschreven model gebezigd. 2. Elke werklijst wordt in tweevoud opgemaakt en door den opmaker onderteekend. De datum waaronder de werklijst wordt onderteekend is steeds de laatste dag der maand, waarover de verantwoording loopt. 3. Kwitanties, vrachtbrieven en andere bewijsstukken beliooren steeds aan de werklijsten gehecht te worden, zooveel mogelijk in duplo. Zijn de bewijsstukken slechts in enkel voorhanden, dan worden ze steeds aan de origineele werklijst gehecht. Op kwitanties van ingekochte materialen behoort steeds een specificatie van het gekochte testaan vermeld. B. Hoofd der werklijsten. 4. Enz. I!. KASSTATEN. A. Algemeene bepalingen. 30. Voor de opmaking der kasstaten wordt steeds het voorgeschreven model gebezigd. 31. Elke kasstaat wordt maandelijks in tweevoud opgemaakt en door den opmaker onderteekend. De datum waaronder de kasstaat wordt onderteekend is steeds de laatste dag der maand waarover de verantwoording loopt. B. Inhoud der kasstaten. 32. Enz. Zie verder het Bijblad. BURGERLIJKE OPENBARE WERKEN. REGLEMENT OP DEN DIENST VAN 'S LANDS WATERSTAAT. St. 1910 No. 177. De dienst van 's Lands waterstaat is verdeeld in: A. den algemeenen dienst; B. den dienst der irrigatie-afdeelingen ; C. den gewestelijken dienst. De algemeene dienst omvat de technische leiding vanen het algemeen toezicht over de beide andere diensten. Zij omvat voorts: a. waar waterstaatsafdeelingen zijn ingesteld : het beheer van alle werken welke niet tot den dienst der irrigatie-afdeelingen worden gerekend , b. waar nog geen waterstaatsafdeelingen zijn ingesteld: het beheer der werken, welke door den Dir. der B. O. W. hiervoor worden aangewezen. De dienst der irrigatie-afdeelingen is in de voornaamste plaats een exploitatie-dienst en omvat het beheer der rivieren en andere openbare wateren, der bevloeiïngen en a wateringen en van alle werken, welke aan- en afvoer of keering van water, dan wel de binnenscheepvaart dienen, — een en ander voor zoover dat beheer niet door den Dir. der B. O. W wordt overgelaten aan locale besturen, aan de inlandsche bevolking, of, krachtens rechten of vergunningen, aan bijzondere lichamen of per- sonen, — in welke laatste gevallen deze dienst zich bepaalt tot het aan 's Lands waterstaat opgedragen toezicht op de wijze, waarop het beheer wordt gevoerd. De gewestelijke dienst omvat het beheer der werken van s Lands waterstaat in de gewesten die niet tot een waterstaatsafdeeling behooren, voor zoover dit beheer niet aan een der beide te voren genoemde diensten is opgedragen. De bemoeienis van den dienst van 's Lands Waterstaat met locale werken wordt afzonderlijk geregeld. De algemeene dienst op Java en Madoera is verdeeld in vier waterstaatsafdeelingen. Deze afdeelingen zijn begrensd, voor zoover betreft de aanraking van den algemeen dienst met de gewestelijke en locale besturen, volgens grenzen van ge westen, maar, voor zoover aangaat de bemoeienis met dien der irrigatieafdeelingen en met de boven bedoelde aan den algemeenen dienst opgedragen werken, volgens waterscheidingen. Hun dienovereenkomstig tweeledige samenstelling wordt weergeven door het volgende staatie P Deze zijn samengesteld uit: