VOLKSBIBLIOTHEEK N°. 19. Jjïbo ONZE STAATSREGELING. DOOR PAUL GOULMY. KAPELAAN TE DRUTEN. DERDE DEEL. .Door Mij regeeren de koningen, en „verordenen de wetgevers hetgeen „recht is." Boek der spr., VIII, 15. UfTGAVE VAN DE UITQEVERSVENNOOTSCHAP „FUTURA" TE LEIDEN. — 1909. I ELECTR. DRUKKERIJ „'T KASTEEL AVN AEMSTEL", AMSTERDAM INLEIDING. Bij het aanbieden van het derde en laatste deel van „Onze Staatsregeling" rest mij niets, dan de innige hoop uit te spreken, dat het nu voltooide werkje onder Gods zegen althans eenigszins aan de ontwikkeling van ons volk op staatkundig gebied bevorderlijk moge zijn. PAUL GOULMY. Druten, feestdag van den H. Willibrordus, 1908. EENIGE WENKEN. In overeenstemming 'met onze Grondwet wordt overal van den kor.ing gesproken. Natuurlijk is alles wat van den koning gezegd wordt, ook op eene koningin van toepassing (wet van 22 Juni 1891, S. 125, betreffende de wettelijk vastgestelde formulieren enz. in verband met het overgaan der kroon op eene koningin). Worden er in den loop van het werk artikelen zonder vermelding van bron aangehaald, dan zijn die artikelen aan onze Grondwet ontleend. T. a. p. d. i. ter aangewezen plaats duidt immer op het werk, hetwelk — buiten de Grondwet — het laatst aangehaald is. ONZE STAATSREGELING. HOOFDSTUK IV. Het provinciaal bestuur. Art. 3 der Grondwet zegt: „de wet kan provinciën en gemeenten vereenigen en splitsen en nieuwe voimen. De grenzen van het Rijk, van de provinciën en van de gemeenten kunnen door de wet worden veranderd". Van de bevoegdheden, in dit artikel den wetgever geschonken, heeft hij een ruim gebruik gemaakt, want elf provinciën en 772/gemeenten worden in het Rijk in Europa gevonden. Die elf provinciën zijn : Provinciën: Hoofdstad: 1. Noord-Brabant: 's Hertogenbosch 2. Limburg: Maastricht. 3. Gelderland: Arnhem. 4. Overijsel: Zwolle. 5. Drenthe: Assen. 6. Groningen: Groningen. 7. Friesland: Leeuwarden. 8. Noord-Holland: Haarlem. ^ 9. Utrecht: Utrecht. 10. Zuid-Holland : 's Gravenhage 11. Zeeland: Middelburg. Wat het bestuur der provinciën betreft, kan de wetgever centralisatie of decentralisatie huldigen d.w.z. hij kan aan het provinciale bewind weinig of niets (centralisatie) of zeerveel (decentralisatie) uit te voeren en te verordenen overlaten. In tegenstelling met andere landen is ons provinciaal bestuur naar de regels der decentralisatie ingericht. Immers onze wetgever heeft aan de provinciale besturen geschonken: le. Autonomie (van „avzovo/ALct", zelfwetgeving, van „avcog" zelf, en „vonoj", wet) n.1. de provinciale besturen hebben de macht, om door het maken van verordeningen hunne huishoudelijke aangelegenheden te regelen. 2o. Zelfbestuur n.1. om de wetten, bestuursmaatregelen, enz. van het Rijk in hun gebied uit te voeren. Een en ander wordt bewezen door de artikelen 134 („Zij" n.1. de Provinciale Sta>en „maken de verordeningen, die zij voor het provinciaal belang noodig oordeelen") en 135 der Grondwet („Wanneer de wetten of de algemeene maatregelen van bestuur het vorderen, verleenen de Staten hunne medewerking tot uitvoering daarvan"; zie ook Provinciale wet, artt. 140, 127). Autonomie en zelfbestuur zouden tusschen Rijks- en provinciaal bestuur botsingen kunnen doen ontstaan. Die botsingen dienen vermeden te worden. Daarom regelen de Provinciale Staten niets'. Ie. Buiten hunne provincie, 2e. Wat reeds door het Rijksbestuur geregeld of daaraan opgedragen is (Provinciale wet, artt. 141, 142), 3e. In strijd met hoogere voorschriften en m"t het algemeen belang (b.v. art. 136, den in-, door- en uitwon betreffende) '). Om alle gevaar van botsing te vermijden, behoeven verordeningen, besluiten, aangaande provinciale belastingen, provinciale begrootingen, de goedkeuring des konings (artt. 134, 136, 137). Aan het hoofd van de provincie staat de commissaris des konings als vertegenwoordiger des Rijks\ —de inwoners der provincie worden door de Provinciale Staten, welke uit hun midden voor het dagelijksche bestuur de Gedeputeerde Staten kiezen, vertegenwoordigd; — de secretaris der provincie en van beide evengenoemde colleges is de griffier der Staten. Dit hoofdstuk over het provinciaal bestuur zullen wij in overeenstemming met het zooeven medegedeelde in 4 paragraven verdeelen: § 1. Over den commissaris des konings. § 2. Over de Provinciale Staten. ') Feenstra, „De Gron ien der St-jatsinrichtinjJ vau Nedprland", bladz. 181. § 3. Over de Gedeputeerde Staten. § 4. Over den griffier der Staten. § 1. Over den Commissaris des Konings. De commissaris des konings, in den volksmond meestal nog „gouverneur" geheeten '), is als vertegenwoordiger des konings en van het Rijksgezag in de provincie daar boven alle burgerlijke en militaire autoriteiten verheven. Zijne jaarwedde (ƒ 7.000) 2) en de kosten zijner woning, „gouvernementshotel" genaamd, worden op de begrooting van Binnenlandsche zaken (hoofdstuk V der Staatsbegrooting) gebracht (art. 141). Hij houdt verMijf in de provinciale hoofdstad (Provinciale wet, artt. 63, 28). Op voordracht van den ministerraad (Reglement van den Ministerraad, art. 1, e.) benoemt de koning den commissaris (art. 141). De voornaamste rechten en plichten van den commissaris zijn: le. 's Konings bevelen uitte voeren en op de verrichtingen der Staten toezicht uit te oefenen (art. 141). 2e. De vergaderingen van de Provinciale Staten te presideeren en daarin eene raadgevende stem uit te brengen (art. 141, Provinciale wet, art. 29). Zoo dikwijls hij het noodig oordeelt, mengt hij zich in het debat en uit hij zijn gevoelen. Elke zitting wordt doorhem geopend en gesloten: „In naam des konings." 3e. De vergaderingen der Gedeputeerde Staten presideeren en daarin eene werkelijke stem uitoefenen. Evenwel „onthoudt hij zich van medestemmen over de zaken, die hem, zijne echtgenoote, of zijne bloed- of aanverwanten, tot den derden graad ingesloten, persoonlijk aangaan, of waarin hij als gelastigde is betrokken" (t. a. p. art. 29; — art. 141). x) Was vóór 1848 de vertegenwoordiger des konings in de provincie vooral bestuurder („gouverneur" van het Fransche „gouverner", besturen, reaeerc-n); na 1848 is dat besturen in toezicht houden op de handelingen der Staten, in koninklijke beve'en uitvoeren omgezet („commissaris des konings ' van het Latijnsche ,commit■ tere", iemand afvaardigen, aan iemand iets overlaten). 2) In Noord- en Zuid-Holland ] 8.000. 4e. „Alle de stukken, die van de Staten en Gedeputeerde Staten uitgaan", teekenen (t. a. p. art. 30). 5e. „Alle aan de Staten of Gedeputeerde Staten gerichte stukken" te ontvangen en te openen. „Hij brengt die terstond ter tafel in de vergadering, waar zij behooren, tenzij die stukken, volgens de orde der vergadeiing, dadelijk behooren te worden verzonden aan dat lid of aan die leden, aan wier meer bijzondere behandeling het onderwerp, waarop de stukken betrekking hebben, is opgedragen. Hij zorgt, zooverre het van hem afhangt, voor hetgeen de vergadering omtrent de stukken besluit. Hij is, in spoedeischende gevallen, bevoegd, het gevorderd voorloopig onderzoek der stukken, alvorens ze ter tafel te brengen, te doen plaats hebben, en geeft daarvan in de eerstkomende vergadering kennis. Ten behoeve van dit onderzoek zijn alle aan de ■Staten ondergeschikte ambtenaren en besturen verplicht, hem de gevraagde inlichtingen te verstrekken" (t. a. p. art. 31). 6e. Alle besluiten en beslissingen der Staten en Gedeputeerde Staten uitvoeren. „Het besluit, dat, naar zijn oordeel, als strijdig met de wet of het algemeen belang, door Ons" (n. 1. den koning) „kan worden geschorst of vernietigd, brengt hij niet ten uitvoer. Hij geeft van dit gevoelen, binnen vier en twintig uren na het nepen van het besluit, aan de Staten of Gedeputeerde Staten kennis. Hij is, indien dertig dagen na de dagteekening dezer kennisgeving, geene schorsing of vernietiging door Ons" (n. 1. den koning) „is bevolen, tot uitvoering van het besluit verplicht" (t. a. p. art. 32). 7e. In alle rechtsgedingen, de provincie betreffende, op te treden, namens Gedeputeerde Staten, als eischer of verweerder. Alle vonnissen en gewijsden worden dan ook voor of tegen hem uitgesproken en ten uitvoer gelegd (t. a. p. art. b3). 8e. Het oppertoezicht over de provinciale griffie — menigmaal het „gouvernement" geheeten — uit te oefenen (zie bldz. 28). „Op zijne voordracht worden, uitgenomen de griffier, de ambtenaren en bedienden bij de griffie door Gedeputeerde Staten benoemd, geschorst en ontslagen" (t. a. p. art. 34). 9e. Eéns in de vier jaren elke gemeente in de provincie te bezoeken, ten einde een onderzoek te doen naar alles, wat het beheer en de belangen der gemeente aangaat. ') 10e. Binnen vier weken na het openvallen van de betrekking van eenen gemeente-ambtenaar, wiens benoeming door den koning behoort te geschieden, b.v. burgemeester, commissaris van politie, een aanbevelingslijst van benoembaren te zenden aan den minister, tot wiens departement de benoeming behoort. 11e. Te benoemen de leden der commissies, ingesteld om het doel der Drankwet te bereiken (deel II, bladz. 38); den voorzitter, de leden en den secretaris der gezondheidscommissies (deel II, bladz. 40); de secretarissen der militieraden (deel II, blad. 72); enz. 12e. Aan te wijzen plaatsen, dagen en uren der loting voor de nationale militie en, zoo noodig, eene «aloting te bevelen (deel II. bladz. 70—71). 13e. Te bepalen dag, uur en plaats der aflevering van de miliciens (deel II, bladz. 72—73). 14e. Verschillende autoriteiten o.a. de burgemeesters te beëedigen of hun de belofte af te nemen. Het ambt van commissaris des konings is niet vereenigbaar met het lidmaatschap der Staten-Generaal (art. 9 ). Wegens misdrijven, in zijn betrekking gepleegd, kan een commissaris des konings, ook na zijne af' reding, voor den Hoogen Raad te recht staan, om hetzij van 's koningswege, hetzij van wege de Tweede Kamer vervolgd te worden (art. 164). „Ongesteld of afwezig zijnde, wordt hij, tot dat Wij „(n.1. de koning) „zullen hebben voorzien, vervangen door het oudste lid in jaren van Gedeputeerde Staten, dat aanwezig is" (t. a. p art. 35). Deze neemi den naam van „/oco-commissaris" aan. § 2. Over de Provinciale Staten. De Provinciale Staten bestaan uit: le. Den commissaris des konings als voorzitter met raad- ') Daarvoor geniet hij reis- en verblijfkosten. gevende stem (zie § 1, bladz. 7, Provinciale Wet art. 1). 2e. Een zeker aantal leden en wel in: 3e. Den griffier als secretaris (t. a. p. art. 1). Wie kiezen de leden der Provinciale Staten: „actief kiesrechtwie zijn verkiesbaar: „passief kiesrecht," „verkiesbaarheid?" Wie kiezen de leden der Provinciale Staten: „actief kiesrecht?" De leden der Provinciale Staten worden volgens art. 127 der Grondwet rechtstreeks en in het geheim gekozen door de mannelijke ingezetenen der provincielevens Nederlanders, die de door de wet te bepalen kenteekenen van geschiktheid en maatschappelijken welstandbezitten en den door die wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden drie en twintig jaren mag zijn, hebben bereikt (art. 127). Is men derhalve kiezer voor de Tweede Kamer, dan is men zulks eveneens voor de Provinciale Staten. Alleen wordt meer vereischt, dat men ingezetene der provincie zij, d. w. z. gedurende de laatste twaalf maanden binnen de provincie zijnewoonplaatshebbe (t. a. p. art. 17). Men herleze hier deel I, bladz. 32—35, waar ook over de kiezerslijst, de uitsluiting en de schorsing van het kiesrecht gesproken wordt. „De gewone tijd ter verkiezing der leden van de Staten is de eerste Dinsdag der maand Juni. Alsdan wordt voorzien in de vervulling van de plaatsen der leden, die met den volgenden eersten Dinsdag van Juli volgens den — rooster moeten aftreden" (t. a. p. art. 5). Bij deze periodieke verkiezingen bepalen de Gedeputeerde Staten de dagen, waarop, zoo noodig, de stemming en de herstemming zullen geschieden. Niet vroeger dan 10 Juni evenwel zetten zij den dag der stemming, — „niet later dan den Vrijdag, voorafgaande aan den eersten Dinsdag Zuid-Holland 82, Noord-Holland 77, Noord-Brabant 64, Gelderland 62, Friesland 50, Overijsel 47, Groningen 45, Limburg 45, Zeeland 42, Utrecht 41, Drenthe 35, (t. a. p. art. 2). in Juli" den dag der herstemming (t. a. p. art. 7). Bij de periodieke verkiezingen geschieden de stemming en de herstemming in alle provinciale tesdistricten en iri a//e sfe/wdistricten van het tósdistrict op dezelfde dagen. Hieruit volgt, dat de periodieke provinciale verkiezingen niet in alle provinciën op dezelfde dagen behoeven te zijn. Immers de verschillende colleges van Gedeputeerde Staten hebben in het bepalen dier dagen zekere vrijheid (t. a. p. art. 7). De verkiezing ter vervulling, der plaatsen, die door ontslag, overlijden of om eene andere reden openvallen, geschiedt binnen twee maanden na dat openvallen" (t. a. p. art. 6). De Gedeputeerde Staten bepalen den dag der verkiezing, zoo noodig, der stemming en der herstemming (t. a. p. art. 7) '). Zie voor de verkiezing of candidaatsstelling, de stemming en de herstemming deel I, bladz. 36-37. De verschillen, welke men maken moet, zijn: le. Dat in kiesdistricten met minder dan 2000 kiezers het voldoende is, wanneer ten minste '/50 gedeelte der kiezers de candidatenlijst onderteekent (t. a. p. art. 8). 2e. Dat het stembureau, wanneer meer dan één lid voor de Staten moet gekozen worden, eenige faciliteiten heeft (t. a. p. art. 9 bis, 9 ter). 3e. Dat de benoemde zich, in plaats van tot den Burgemeester der hoofdplaats van het kiesdistrict, tot Gedeputeerde Staten in zake al o/«/^/-aanneming der benoeming te wenden heeft (t. a. p., art- 11, 12). 4e. Dat ook de Burgemeester van het hoofdstembureau zich in plaats van tot den minister van Binnenlandsche zaken tot Gedeputeerde Staten te wenden heeft. (t. a. p. art. 14). Wie zijn tot Statenlid verkiesbaar: „passief kiesrecht „verkiesbaarheid"? „Om lid der Provinciale Staten te kunnen zijn wordt vereischt, dat men mannelijk Nederlander en „gedurende de laatste twaalf maanden" ingezetene der provincie zij, niet ') Een en ander uiterlijk binnen veertien dagen na de verkiezing en dé stemming (t. a. p. art. 8 bis, 9). bij rechterlijke uitspraak de beschikking of het beheer over zijne goederen hebbe verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet zij en den ouderdom van vijf en twintig jaren vervuld hebbe" (art. 1^7, t. a. p. art. 17). Met het lidmaatschap der Provinciale Staten is niet vereenigbaar. Ie. Het lidmaatschap der Eerste Kamer van de StatenGeneraal (art. 128, t. a. p. art. 21). 2e. Het lidmaatschap van de Staten eener andere provincie (art. 128, t. a. p. art. 21). 3e. Het ministerambt (t. a. p. art. 21). 4e. Het ambt van commissaris des konings (t. a. p. art. 21). 5e. Het ambt van griffier der Staten (t. a. p. art. 21). 6e. Eene ambtelijke betrekking in dienst der provincie, benevens het belast zijn met het ontvangen of uitgeven der gelden van de provincie (t. a. p. art. 21j. Men verliest het lidmaatschap der Staten, door o.a.: le. Eene van de zooeven opgesomde waardigheden of ambten te aanvaarden. 2e. Metterwoon de provincie te verlaten. „Zij" evenwel „die, ter waarneming der hun door Ons" n.1. den koning „of van Onzentwege" n.1. van koningswege „opgedragen commissiën, verplicht zijn, tijdelijk buiten de provincie te verblijven, houden daardoor niet op ingezetenen te zijn, zoolang hun hoofdverblijf binnen de provincie gevestigd blijft" (t. a. p. art. 18). „£?/o«iiverwantschap of zwagerschap in den eersten graad mag niet bestaan tusschen de leden der Staten. Wanneer personen, zich in dien graad bestaande, te gelijkertijd in hetzelfde kiesdistrict of in verschillende districten zijn gekozen, wordt de oudste in jaren voor benoemde gehouden. Die na zijne benoeming in den verboden graad van zwagerschap geraakt, behoeft vóór den afloop van zijn tijd van zitting niet af te treden. De zwagerschap houdt op door het overlijden der vrouw, die haar veroorzaakte" (t. a. p. art. 20) ') „Hij, die in meer dan één kiesdistrict is benoemd, ver- ') Ik cursiveer in dit en volgende artikelen meermaals. klaart aan Gedeputeerde Staten, binnen vier weken na de dagteekening van de afschriften der processenverbaal van de burgemeesters der hoofdplaatsen van de kiesdistricten, welke benoeming hij aanneemt" (t. a. p. artt. 12, 11). „De leden der Staten worden gekozen in de A/esdistricten, waarin de provincie wordt verdeeld. Eene afzonderlijke wet regelt, nadat de Staten zijn gehoord, de verdeeling der provinciën in districten, en bepaalt het getal der in elk district te kiezen leden" (t. a. p. artt. 3, 4). Die wet kwam 5 November 1P52 tot stand en werd sinds dien driemaal n.1. 28 April 1897, 31 December 1902 en 30 November 1903 gewijzigd. Volgens deze wet heeft Noord-Brabant 9, Gelderland 16, Zuid-Holland 21, Noord-Holland 22, Zeeland 7, Utrecht 6, Friesland 5, Overijsel 12, Groningen 7, Drenthe 4 en Limburg 9 kiesdistricten. Gedeputeerde Staten kunnen, waar zij het noodig achten, sfe/wdistricten aanwijzen. Zij zorgen, dat een stemdistrict in den regel niet meer dan duizend kiezers bevat en in geen geval samenvoeging van gemeenten of deelen van verschillende gemeenten plaats heeft. In de gemeente, welke hoofdplaats is van een kiesdistrict of waarin het geheele kiesdistrict is gelegen, wordt te gelijker tijd door Gedeputeerde Staten het s/é?/«district aangewezen, waarin het /zoo/tfstembureau zitting heeft. „De leden der Provinciale Staten worden voor"zes jaren gekozen De helft dier leden treedt om de drie jaren af", met den eersten Dinsdag der maand Juli volgens den rooster, in de wet van 5 November 1852, de kiesdistricten regelende, aangegeven. „Het lot bepaalt den tijd, waarop elk lid der Staten naar den rooster aftreedt". Hij „die, ter vervulling eener buiten den bij den rooster bepaalden tijd opengevallen plaats", d.w.z. bij eene tusschentijdsche en niet bij eene periodieke verkiezing tot lid der Staten verkozen is, treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is verkozen, moest aftreden" (art. 127, t. a. p., artt. 24, 25, 26). „De aftredenden zijn dadelijk weder verkiesbaar" (t. a. p. art. 24). De Provinciale Staten zijn o/zontbindbaar. „De leden der Staten kunnen ten allen tijde hun ontslag nemen. Het wordt door hen ingezonden aan Gedeputeerde Staten". „Verliest iemand de vereischten voor Statenlid, — bekleedt hij eene niet met het Statenlidmaatschap vereenigbare betrekking, zoo doet hij hetzelfde „met vermelding der reden" (t. a. p. artt. 16, 23). „De leden der Staten mogen in rechtsgedingen, waarin de provincie betrokken is ,niet als advocaat of procureur werkzaam zijn" (t. a. p. art. '22). „De leden der Staten genieten reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen der Staten en van vergaderingen van commissiën uit de Staten. Zij genieten, waar de Staten het bepalen, presentiegeld voor het bijwonen van de vergaderingen der Staten. Het bedrag van de reis- en verblijfkosten en van het presentiegeld worden bij provinciale verordening geregeld" (t. a. p. art. z7). Wanneer iemand tot Statenlid gekozen is, zendt hij bij de Staten zijne geloofsbrieven in ') en wel: le. Het proces-verbaal der candidaatsstelling, stemming of herstemming, 2e. Een uittreksel uit de geboorteregisters en bij gemis daarvan eene akte wan bekendheid, waaruit tijd en plaats zijner geboorte blijken, 3e. Eene verklaring van den voorzitter van den raad der gemeente (d. i. van den burgemeester of den locoburgemeester), waarin hij woont, getuigende, dat hij op den dag, waarop de uitslag der verkiezing is vastgesteld, ingezetene der provincie was, 4e. Eene door hem zeiven af te geven verklaring, vermeldende alle openbare betrekkingen, die hij bekleedt. Binnen vier maanden na de dagteekening van het proces-verbaal der stemming of herstemming moeten deze stukken bij de Staten ingediend worden; — gebeurt zulks niet, dan is op den eersten dag na afloop van dien termijn (d. i. van vier maanden) de plaats opnieuw opengevallen. „Alvorens tot andere werkzaamheden over te gaan, onderzoekt elke vergadering" door commissiën van drie of meer leden, welke leden de voorzitter benoemt, „de geloofsbrieven i) Zie deel I, bladz. 37 *). harer nieuw inkomende leden. Zij beslist de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelve oprijzen, dadelijk of, zoo de zaak uitstel vordert, op een daartoe te bepalen dag. In dit geval gaat zij ondertusschen met hare andere werkzaamheden voort. De nieuw inkomende leden nemen geen deel aan het onderzoek hunner eigen geloofsbrieven. Zij wonen de daarover te houden beraadslagingen niet bij" (t. a. p. artt. 10, 15, 70). Na aflegging van den zuiveringseed en den eed op de Grondwet (verklaring en beloften) in handen van den voorzitter nemen zij zitting (art. 129, t. a. p. art. 71). De Staten vergaderen in de hoofdstad der provincie (t. a. p. art. 63, zie ook bladz. 5). „In buitengewone omstandigheden kan door Ons" n.1. den koning „een andere plaats daartoe worden aangewezen" (t. a. p. art. 63). „Jaarlijks worden twee gewone zittingen gehouden. De eene wordt geopend op den eersten Dinsdag der maand Juli" (de zoogenaamde „ZomerzMimg"); „de andere op eenen door Gedeputeerde Staten vast te stellen dag, vallende op een Dinsdag tusschen den eersten October en den 31 sten December" (t. a. p. art. 64). Deze laatste zitting is de zoogenaamde „Najaars7.\l\\ng" '). „Degewone zitting, die geopend wordt op den eersten Dinsdag der maand Juli, komt zonder voorafgaande oproeping bijeen; de andere na voorafgaande oproeping door Onzen commissaris, ten minste drie weken vóór den voor de opening vastgestelden dag. De gewone zitting duurt, tenzij de Siaten tot het tegendeel besluiten, ten minste veertien dagen" (t. a. p. art. 65, verder Grondwet, art. 130). „Buitengewone zittingen worden, zoo dikwijls het, tot het doen van keuzen, door de wet wordt gevorderd, of Wij" n.1. de koning „het noodig oordeelen, na voorafgaande oproeping door Onzen commissaris, daartoe telkens door Ons" n.1. den koning „te machtigen, gehouden" (t. a. p. art. 66). Zulks geschiedt b.v. voor het tusschentijdsch verkiezen van EersteKamerleden, voor het benoemen van leden van Gedeputeerde ') Ook ,Winterz\\.{mg" genaamd. Staten, van eenen griffier, voor het behandelen van spoedeischende aangelegenheden, enz. In die buitengewone zittingen wordt, behoudens het onderzoek van ingekomen geloofsbrieven, de bespreking van de schorsing van een lid van Gedeputeerde Staten (zie bladz. 24), niets behandeld dan de zaken, waarvoor zij zijn bijeengeroepen (t. a. p. art. 66). Eene vergadering, gewoon of buitengewoon bijeengeroepen, mag uiterlijk voor veertien dagen verdaagd worden (t. a. p. art. 67). Elke zitting wordt in naam des Konings door den voorzitter, gewoonlijk met eene rede, geopend en in naam des konings gesloten (t. a. p. art. 68). De openingszitting wordt door het bureau der Staten gewoonlijk in gala gehouden. Na de opening leest in sommige Staten b.v. in die van Noord Holland, Utrecht de griffier een gebed voor. Over de al- of niet- openbaarheid der vergadering van de Staten zie deel I, bladz. 57, art. 130, t. a. p. art. 69. Over de stemmingen zie deel I, bladz. 51, art. 132, t. a. p. artt. 75—83, waar ook over onvoltalligheid der vergaderingen gesproken wordt. „De leden der Staten stemmen zonder last van of ruggespraak met hen, die benoemen" (t. a. p. art. 72), maar „zij onthouden zich van medestemmen over de zaken, die hen, hunne echtgenooten, of hunne bloed- en aanverwanten, tot den derden graad ingesloten, persoonlijk aangaan, of waarin zij als gelastigden zijn betrokken. Eene benoeming wordt geacht iemand persoonlijk aan te gaan, wanneer hij behoort tot die personen, tot welke de keuze door eene voordracht of bij eene herstemming is beperkt" (t. a. p., art. 73). Over hunne vrijheid van spreken en stemmen zie deel I, bladz. 43, t. a. p. art. 74. „Het reglement van orde, dat de Staten voor hunne vergadering vaststellen, wordt aan Onze" d.i. 's konings „goedkeuring onderworpen" (t. a. p. art. 84). Die verschillende reglementen hier te bespreken is onnoodig en ondoenlijktevtïfts- Zoowel in hunne Zomer-, als Winter-najaarszittingen verdeelen zich de Staten der verschillende provinciën in eenige afdeelingen, welke afdeelingen door loting samengesteld worden. Te voren echter verdeelt het lot de leden der Gedeputeerde Staten over de verschillende afdeelingen, opdat in elke afdeeling een lid van het dagelijksch bestuur der provincie aanwezig zoude zijn. Elke afdeeling kiest, alvorens de onderwerpen in de secties te behandelen, eenen voorzitter, ') ondervoorzitter en een of meer rapporteurs, welke rapporteurs der verschillende afdeelingen voor de verschillende onderwerpen algemeene rapporteurs aanwijzen. Deze algemeene rapporteurs brengen in de openbare vergaderingen der Staten rapporten of verslagen uit. Naar aanleiding van deze rapporten of verslagen ontspinnen zich dan de debalten. In de openbare 2) vergaderingen oefenen de Staten uit: le. Het recht van amandement, d. w. z. om wijzigingen in voorstellen te brengen. 2e. Het recht van initiatief d. w. z. om voorstellen te doen. 3e. Het recht van interpellatie, d. w. z. om inlichtingen te vragen. De macht der Provinciale Staten bestaat in: le. Het voorstaan van de belangen der provincie en van hare ingezetenen bij den koning en de Staten-Generaal, b.v. door middel van verzoekschriften (art. 138, t. a. p. art. 93.) 2e. Het inwinnen van de ter uitoefening hunner bevoegdheid noodige inlichtingen, hetzij door eene bijzondere commissie uit hun midden, hetzij schriftelijk en wel van alle aan hen ondergeschikte ambtenaren en besturen. Ten einde den arbeid van deze commissies te vergemakkelijken, mogen zij met machtiging des konings hare werkzaamheden ook na de sluiting der Statenzitting voortzetten (t. a. p. art. 95). 3e. Het regelen en besturen van de huishouding der provincie (art. 1J4, t. a. p. artt. 94, 130) en zulks vooral door: a. Het regelen der geldmiddelen, het beheeren der provinciale eigendommen, het bepalen der traclementen van alle provinciale ambtenaren, alles behoudens goedkeuring des konings (t. a. p. artt. 131, 132, 133). ') Voorzitter is doorgaans een lid van Gedeputeerde Stalen, 2) In tegenstelling met de afdeelingsvtr^adcringen. 2 b. Het bevelen, behoudens wettelijke bepalingen, van het aanleggen of verbeteren van provinciale wegen, gebouwen, werken en inrichtingen, (t. a. p. art. 134). c. Het beoordeelen en beslissen, of de provincie rechtsgedingen voeren zal (t. a. p. art. 135). d. Het toezicht houden op alle waterstaatswerken, waterschappen, veenschappen en veenpolders, voor zoover de wet het toezichl over bepaalde werken niet aan anderen opgedragen heeft (art. 190, t. a. p. artt. 13J, 138, zie deel II, bladz. 79, waar ook over de reglementen van waterschappen, enz. gesproken wordt). e. Het maken van provinciale reglementen en verordeningen, welke zij voor het provinciaal belang noodig oordeelen. De provinciale reglementen en verordeningen kunnen geene bepalingen omtrent onderwerpen van algemeen rijksbelang inhouden. Zoodra bovendien omtrent het in een provinciaal reglement, enz. geregelde onderwerp door eene wet of een algemeenen maatregel van bestuur voorschriften gegeven worden, houden van rechtswege de provinciale bepalingen op te gelden. Alle provinciale reglementen en verordeningen behoeven 'skonings goedkeuring. Binnen twee maanden na den dag der vaststelling door de Staten beslist de koning, of hij aan het reglement, de verordening in haar. geheel, al- of niet zijne goedkeuring hechten kan. Hij kan binnen den zooeven aangegeven tijd zijne beslissing door een met redenen omkleed besluit verdagen. Is de beslissing vóór de eerstvolgende zitting der Staten na afloop der bewuste twee maanden nog niet gevallen, dan ontvangen de Staten in die zitting van 's koningswege eene bekendmaking der redenen, welke tot uitstel gèleid hebben. Onthoudt de koning zijne goedkeuring aan een reglement of verordening, dan doet hij zulks bij een met redenen omkleed besluit, den Raad van State gehoord. Door den koning goedgekeurde reglementen en verordeningen worden in het „Provinciaal blad" geplaatst, algemeen verkrijgbaar gesteld en treden — mits geen ander tijdstip aangegeven is — in werking op den achtsten dag na de dagteekening van het „Provinciaal blad", waarin zij geplaatst waren. Binnen veertien dagen na 's konings goed- keuring moet de afkondiging geschieden '). Het formulier van afkondiging luidt: „De Gedeputeerde Staten van doen te weten, dat door de Staten dier provincie (door hen 2), in hunne vergadering van „(datum)" is vastgesteld hetgeen volgt: „(de inhoud van het vastgestelde, — zoo .het 's konings goedkeuring behoeft, de dagteekening van het besluit, waarbij die goedkeuring verleend is), „Gegeven" enz. (art. 134, t. a. p. artt. 140—142, 90—102, zie deel I bladz, 29). 3) ƒ. Het opmaken der provinciale begrooting van inkomsten en uitgaven en het vaststellen der provinciale rekening. De Gedeputeerde Staten maken jaarlijks de begrooting op, welke begrooting óf in de Zomerzitting öf in de Najaarsof WinterntWng behandeld wordt, zóó nochtans, dat zij ten minste twee maanden vóór den aanvang' van het jaar, waarvoor zij dienen moet, aan den koning ter goedkeuring aangeboden wordt. Ten minste veertien dagen vóór het openen der zitting, waarin zij aan de orde komt, wordt zij aan de Statenleden opgezonden en is dan algemeen verkrijgbaar. Het Rijk betaalt: de jaarwedde van den commissaris des konings, — de vergoeding voor reis- en verblijfkosten van den commissaris,—het onderhoud of de huur van het gouvernementshotel (zie bladz. 7),—het onderhoud en de meubileering, zoo noodig, de huur van de vergaderlokalen der Staten en der Gedeputeerde Staten en der gebouwen voor den dienst der provinciale griffiën, voor welk laatste bedrag de Gedeputeerde Staten gehoord worden. Bovendien ontvangen de provinciën .ter bestrijding van verschillende uitgaven eene uitkeering van het rijk. Alle deze gelden worden op hoofdstuk V der Staatsbegrooting, departement van Binnenlandsche ') Behoeft een of ander stuk 's konings goedkeuring niet, dan geschiedt de afkondiging binnen acht dagen na de vaststelling van het stuk. 2) Wanneer Gedeputeerde Staten de ontwerpers zijn. 3) Over schorsing of vernietiging van goedgekeurde verordeningen en reglementen zie bladz. 22. zaken, uitgetrokken. De provinciale begrooting is verdeeld in: inkomsten en uitgaven. De koning moet de begrooting goedkeuren; zie voorden tijd, waarop 's konings beslissing vallen moet, bladz. 19. Verleent de koning vóór den aanvang van het jaar, waarvoor de begrooting dienen moet, daaraan zijne goedkeuring niet, dan kunnen de Gedeputeerde Staten door den koning gemachtigd worden, om tot op de helft der aangevraagde sommen uitgaven te doen uit die posten der begrooting, waartegen bij den koning geene bedenking bestaat. Weigeren de Staten wettelijke uitgaven op de begrooting te brengen, dan geschiedt zulks door den koning. Zijn in dit geval de inkomsten ontoereikend en weigeren de Staten nieuwe middelen tot dekking aan den koning voor te dragen, dan worden de niet-wettelijke uitgaven der provincie bij koninklijk besluit in die mate veiminderd, dat tusschen inkomsten en uitgaven evenwicht is. De renten der provinciale geldleeningen zijn in dat geval evenwel voor vermindering niet vatbaar. „Van de provinciale inkomsten en uitgaven wordt door Gedeputeerde Staten over elk dienstjaar aan de Staten Verantwoordingge-Aam, onder overlegging van eene rekening, welker cijfers door de Algemeene Rekenkamer deugdelijk zijn verklaard. Gedeputeerde Staten zenden deze rekening .... aan elk lid der Staten, veertien dagen voor het openen der tweede gewone Zomer zitting, die volgt na het jaar, waartoe de rekening betrekking heeft. De rekening wordt, zoodra zij is opgezonden, algemeen verkrijgbaar gesteld". De rekening wordt door de Staten onderzocht en vastgesteld. De Gedeputeerde Staten mogen over de rekening wel beraadslagen, maar niet stemmen. Na vaststelling behoeft de rekening 's konings goedkeuring (zie art. 137, t. a. p. artt. 131, 103 126, — over de plaatsing in het „Provinciaal blad", enz. bladz. 18, t. a. p. artt. 100—102, deel II, bladz. 37). g. Het heffen van provinciale belastingen: „elk besluit der Staten" evenwel „tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van eene provinciale belasting, behoeft de goedkeuring des konings ') . . . . Deze belastingen mogen den doorvoer, den uitvoer naar en den /«voer uit andere provinciën niet belemmeren." De kosten van het provinciale huishouden worden bestreden door de opbrengst der provinciale eigendommen, de uitkeering van het Rijk, vooral door de opbrengst der provinciale belastingen, welke belastingen volgens algemeene regels, door de wet gesteld, geheven worden. De Staten kunnen heffen: a. Opcenten op de hoofdsom der grondbelasting tot ten maximum van 50 en wel „voor de ongebouwde eigendommen tot geen lager getal dan voor de gebouwde". ,j. Opcenten op de hoofdsom der personeele belasting „tot geen hooger getal geheven dan dat der opcenten op de hoofdsom der grondbelasting voor de ongebouwde eigendommen." 7. Opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting, en der bedrijfsbelasting, „tot een gelijk getal geheven, en eerst dan, wanneer het getal opcenten op de hoofdsom der personee'le belasting twintig bedraagt. Zij mogen tot geen hooger getal dan de helft van de opcenten op de hoofdsom der personeele belasting geheven worden en in geen geval meer dan twintig bedragen." <5. ollen, weg-, brug-, dijk-, sluis-, schut-, kanaal-, kadehaven-, steiger-, en veergelden, enz, onder zekere voorwaarden, in art. 126 sexies t. a. p. vervat. e. Zoo noodig, nog andere belastingen, welke evenwel wettelijke goedkeuring behoeven, wat betreft bedrag, grondslagen en duur (zie art. 136, t. a. p.. artt. 12ö bis — 126 undecies\ — voor de verschillende belastingen: deel II, bladz. 57). 4e. Het verleenen van medewerking tot uitvoering van wetten en algemeene maatregelen van bestuur, waar zulks noodig is. Mochten de Staten weigerachtig zijn, zoo doen y De koning kan ook den termijn, waarvoor de heffing toegestaan wordt, bepalen. Was in liet Statenbesluit geen of een langere termijn genoi md, dan wordt omtrent dien door den koning aangegeven termijn de Raad van State gehoord. het de Gedeputeerde Staten; — doen ook deze hun plicht niet, zoo vermag de koning zijnen commissaris bij een met redenen omkleed en in het Staatsblad geplaatst besluit hiermede te belasten (art. 135, t. a. p. artt. 127—129). 5e. Het uitoefenen van toezicht op de gemeentebesturen (t. a. p. artt. 143—148). 6e. Het in overleg treden met de Staten van andere provinciën over gemeenschappelijke aangelegenheden en het met 'skonings machtiging en goedkeuring regelen dier aangelegenheden (t. a. p. artt. 96, 97). Het behoeft nauwelijks gezegd, dat de macht, hier aan de Staten toegekend, veelal door Gedeputeerde Staten uitgeoefend wordt, meer bijzonder geldt zulks voor 4e. en 5e. De koning kan reglementen, verordeningen, begrootingen en rekeningen al of niet goedkeuren, (zie daarvoor bladz. 18); — alleen besluiten der Staten vermag hij te schorsen, te vernietigen of goed te keuren i). Eene schorsing geschiedt, evenals eene vernietiging van een besluit, door een met redenen omkleed 2) en in het Staatsblad geplaatst besluit des konings, welk besluit tevens den duur der schorsing aangeeft. Langer dan één jaar kan de schorsing niet duren. Door schorsing wordt onmiddellijk de werking van een besluit gestuit. Eenzelfde besluit tweemaal schorsen is niet mogelijk. Wordt binnen den voor de schorsing bepaalden tijd de vernietiging van het besluit door den koning niet uitgesproken, zoo is het geldig (art. 140, t. a. p. artt. 166,169, 172). Wat de vernietiging van een besluit betreft, het volgende: geschiedt de vernietiging wegens strijd met de wet, zoo zijn alle gevolgen van het besluit nietig, — geschiedt zij wegens strijd met het algemeen belang, zoo blijven de gevolgen, welke niet met het algemeen belang strijden, in stand (t. a. p. art. 173). Goedgekeurde provinciale verordeningen en reglementen 3) 1) Zie deel I, bladz. 29 (*). 2) Die redenen zijn: strijd met de wet of met het algemeen belang. s) Van begrootinsen en rekeningen wordt niet gesproken. welke met de wetten of het algemeen belang strijden, kunnen alleen door eene wet, welke tevens de gevolgen regelt, geschorst en vernietigd worden (t. a. p. art. 167). De Provinciale Staten kiezen: le. De leden der Eerste Kamer van de Staten-Generaal en ziedaar, waarom 5Yate/z-verkiezingen politieke verkiezingen zijn, — waarom ook in de Staten rechter- en linkerz\]Az onderscheiden worden; enz. (zie deel I bladz. 42). 2e. leden der Gedeputeerde Staten (zie bladz. 23). 3e. Den griffier der Staten uit eene voordracht van drie personen, door de Gedeputeerde Staten op te maken (zie bladz. 27). § 3. Over de Gedeputeerde Staten. „De Staten benoemen uit hun midden een college van Gedeputeerde Staten, waaraan .... de dagelijksche leiding en uitvoering van zaken worden opgedragen, en zulks hetzij de Staten zijn vergaderd of niet" (art. 139). Dit college bestaat uit: le. Den commissaris des konings als voorzitter met werkelijke stem (art. 141, t. a. p. art. 29). 2e. Zes, — in Drenthe vier leden (t. a. p. art. 43). 3e Den griffier der Staten als secretaris. De leden der Gedeputeerde Staten worden door de leden der Provinciale Staten gekozen. De periodieke verkiezing heeft plaats op den eersten Woensdag, welke op de openingszWting der maand Juli volgt; -- eene tusschentijdsche verkiezing binnen twee maanden na het ontstaan eener vacature (t. a. p. artt. 46, 47). De leden der Gedeputeerde Staten, wier waardigheid ophoudt, zoodra zij het lidmaatschap der Staten verloren hebben, „mogen, met de •hunne, niet te gelijk bekleeden eenige bezoldigde lands- of provinciale bediening, noch de betrekking van lid of beambte van een gemeentebestuur; van dijkgraaf, lid of beambte van het bestuur van een in de provincie gelegen waterschap, veenschap of veenpold;r; van hoogleeraar, lector of onderwijzer; van notaris" (t. a. p. artt. 53. 52). „Bloedverwantschap of zwagerschap tot den derden graad ingesloten, mag niet bestaan tusschen „'s konings" commissaris en de leden der Gedeputeerde Staten, noch tusschen de leden onderling. Die na zijne benoeming in den verboden graad van zwagerschap geraakt, behoeft vóór den afloop van zijnen tijd van zitting niet af te treden. De zwagerschap houdt op door het overlijden der vrouw, die haar veroorzaakte" (t. a. p., art. 51). De benoemde, die in de vergadering tegenwoordig is, verklaart binnen twee, hij die niet tegenwoordig is, binnen nrht dagen na ontvangst van het bericht -zijner benoeming, hij die aanneemt". Bij «/^-aanvaarding der waardigheid •>chiedt, zoo spoedig mogelijk, eene nieuwe keuze. Ten m tijde kunnen de leden der Gedeputeerde Staten ontslag nemen; — soms moeten zij het wegens de aanvaarding van eene niet-vereenigbare waardigheid. Zij zenden hun vrijwillig of gedwongen ontslag bij de Staten in (t. a. p. artt. 48, 49, 50,55). De leden der Gedeputeerde Staten worden voor 6 jaren gekozen. Om de drie jaren treedt de helft der leden, door het lot aangewezen, af. De periodieke tijd van aftreden is de eerste Dinsdag van de maand Juli. De aftredenden zijn dadelijk /^kiesbaar. Hij, die tusschentijds tot lid van Gedeputeerde Staten gekozen is, „treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is verkozen, moest aftreden" (t. a. p. artt. 59—61). De leden der Gedeputeerde Staten zijn verplicht alle de vergaderingen van hun college, tenzij eene geldige reden, ter beoordeeling der vergadering, het hun beiefte, bij te wonen. Het lid, hetwelk zonder geldige reden gedurende ééne maand de vergadering niet bijwoont, wordt in zijne betrekking door Gedeputeerde Staten geschorst tot de eerstkomende gewone of buitengewone zitting der Staten, welke het geval beoordeelen en hem, zoo zij hem schuldig verklaren, zijne waardigheid ontnemen (t. a. p. artt. 56, 58).') De vergaderingen der ') Hetzelfde ceremonieel wordt gevolgd, wanneer een lid van Gedeputeerde Staten beschuldigd wordt, middtllijk of onmiddellijk aandeel te hebben in pachten, leveringen of aannemingen ten behoeve der provincie of in zaken, aan de uitspraak van Gedeputeerde Staten onderworpen, als gemachtigde werkzaam te zijn (artt. 57, 58, t. a..p.) Gedeputeerde Staten zijn in Gelderland, Zuid-Holland, NoordHolland, (zoo noodig en dan zelfs meer dan twee maal) en Limburg twee maal, — in de andere 7 provinciën e'e«maal in de week. Zij ontvangen eene jaarwedde, waarvan zij de helft als vast inkomen genieten. De overblijvende helften worden in elke provincie bijeengevotgA en om de drie maanden tusschen de leden verdeeld, naar gelang van het getal der vergaderingen, door ieder in dien tijd bijgewoond. Hij, die wegens commissiën, hem als lid van Gedeputeerde Staten opgedragen, afwezig geweest is, behoudt op het presentie-geld aanspraak. De jaarwedde wordt door de Staten onder goedkeuring des konings vastgesteld '). Gedurende eene schorsing mist de geschorste het genot zijner jaarwedde en bij eventueele schuldigverklaring door de Staten wordt het ingehouden geld hem niet meer uitbetaald (t. a. p. artt. 62, 58). Wat op bladz. 15, 16 over de plaats der en de stemmingen in de vergaderingen der Provinciale Staten gezegd is, geldt eveneens van de vergaderingen der Gedeputeerde Staten (t. a. p. art 85). De presentieYijsten der vergaderingen van de Gedeputeerde Staten worden in elke gewone zitting der Staten ter kennisneming overgelegd (t. a. p. art. 86). Om besluiten te kunnen nemen, moet meer dan de helft der leden, de voorzitter daaronder begrepen, aanwezig zijn. Alle besluiten worden bij volstrekte meerderheid van stemmen genomen. Staken de stemmen, dan stemt men in de volgende vergadering opnieuw, —■ herhaalt zich alsdan de staking, zoo acht men geen besluit genomen. Is evenwel het nemen van een besluit een gebiedende eisch, zoo wordt een lid der Provinciale Staten, daartoe telken jare in de Zomerzitting door de Staten benoemd en als buitengewoon lid der Gedeputeerde Staten betiteld, in de vergadering ontboden, ten einde aan deze beslissing deel te nemen en alzoo de moeielijkheid, door het staken der stemmen ontstaan, uit den weg te ruimen. ') Die jaarwedde is b.v. in Gelderland en Noord-Brabant: ƒ2500. Mochten over de benoemingen of voordrachten van personen de stemmen staken, zoo beslist het lot (t. a. p. artt. 87—9 J). Het reglement van Orde hunner vergaderingen onderwerpen de Gedeputeerde Staten aan de goedkeuring der Provinciale Staten (t. a. p. art. 91). De macht der Gedeputeerde Staten bestaat in: le. Het benoemen, schorsen en ontslaan van alle provinciale ambtenaren en bedienden, uitgenomen, wat het benoemen en ontslaan betreft, den gHffier (zie bladz. 27). De griffieambtenaren en bedienden evenwel benoemen, schorsen en ontslaan zij op voordracht van den commissaris des konings (t. a. p. artt. 156, 34, zie ook bladz. 8). 2e. Het voeren van het dagelijksch bestuur der provincie, hetzij de Staten vergaderd zijn, hetzij niet. Dit dagelijksch bestuur bestaat o. a. in het maken van verordeningen, ten einde wetten en algemeene bestuursmaatregelen uit te voeren, nochtans behoudens goedkeuring des konings; — in het uitvoeren der provinciale reglementen, verordeningen, besluiten en beslissingen der Staten; — in het beslissen der geschillen, welke bij uitvoering der evengenoemde verordeningen, enz. ontstaan, „tenzij de wetten of verordeningen dit aan anderen hebben opgedragen"; — in het beheeren der provinciale inkomsten en eigendommen; — enz. (t. a. p. artt. 151 en volgende). 3e. Het voorbereiden „van al hetgeen in de vergadering der Staten, ter overweging en bes'issing, moet worden gebracht'' (t. a. p. art. 157). 4e. Het toezicht uitoefenen op bepaalde handelingen der aan hen onderhoorige gemeente besturen en het adviseeren van den koning in sommige gemeentelijke aangelegenheden (artt. 146, 147, t. a. p. artt. 143—148. 5e. Het dienen van raad en bericht over alle zaken, de provincie betreffende, aan het departement van Binnenlandsche zaken en de andere departementen van algemeen bestuur (t. a. p. art. 165). 6e. Het verleenen van vergunning voor den verkoop van sterken drank in een logement alleen aan Zomergasten of in de Iocaliteit van eene societeit (zie deel II, bladz. 37.) ]) 7e. Het benoemen van een lid en een plaatsvervangend lid in den raad van beroep voor de personeele, vermogensen bedrijfsbelasting (zie deel II, bladz. 59) '). 8e. Het beslissen over de al- of /z/eZ-wettigheid van de wijze, waarop de loting plaats gehad heeft, zie deel II, bladz. 71 en over de al of niet vrijstelling van den militairen dienst in hooger beroep (/zerkeuring), zie deel II, bladz. 72 '). 9e. Het benoemen en ontslaan van leden der plaatselijke commissiën voor de ongevallenverzekering, wanneer die commissiën voor meer dan ééne gemeente werken en van leden-werkg-éwrs en ledenwerkfó><&?« der raden van beroep der ongevallenverzekering (zie deel II, blad/.. 91, 92) '). 10e. Het samenstellen van de lijsten der hoogstaangeslagenen in de Rijks directe belastingen met het oog op de verkiezingen voor de Eerste Kamer, zie deel I, bladz. 60. Voor de vernietiging en schorsing van de besluiten der Gedeputeerde Staten, zie bladz. 22. § 4. Over den griffier der Staten. De griffier wordt uit eene voordracht van drie personen, door Gedeputeerde Staten te doen, door de Provinciale Staten benoemd. De vereischten voor de benoembaarheid zijn: dat de te benoemen persoon mannelijk Nederlander is, — niet bij rechterlijke uitspraak de beschikking of het beheer over zijne goederen verloren heeft, — noch van de verkiesbaarheid ontzet is — en den ouderdom van 25 jaren vervuld heeft. Bovendien mag de griffier den commissaris en de leden der Gedeputeerde Staten niet in den eersten of tweeden graad van 6/oeofverwantschap of zwagerschap bestaan. De zwagerschap houdt op door het overlijden der vrouw, die haar veroorzaakte. „Hij mag" voorts „met zijn ambt, geenerlei lands- of provinciale bediening noch eenige ') Valt eigenlijk onder 2e: uitvoering van wetten en algemeene bestuursmaatregelen, doen nadere bijzonderheden mede te deelen, bleek mij gewenscht. betrekking bij een in de provincie gelegen waterschap, veenschap of veenpolder, noch die van hoogleeraar, lector of onderwijzer, notaris of procureur, te gelijk bekleeden, noch de praktijk als advocaat uitoefenen. Het is hem verboden, middellijk of onmiddellijk aandeel te hebben in pachten leveringen of aannemingen ten behoeve der provincie „Alvorens zijne betrekking te aanvaarden, wordt door hem, in de vergadering van de Gedeputeerde Staten, in handen van den voorzitter", de zuiveringseed en een ambtseed (verklaring en belofte) afgelegd. Hij woont in de provinciale hoofdstad; geniet eene jaarwedde, door de Staten behoudens koninklijke goedkeuring vastgesteld (b. v. in Gelderland: ƒ 4000) — erl wordt „voor de toepassing der bepalingen omtrent pensioen als burgerlijk ambtenaar aangemerkt." Dejaak van den griffier is: le. Den commissaris en de Gedeputeerde Staten in het provinciaal bestuur behulpzaam zijn. 2e. Alle stukken, welke van de Provinciale en Gedeputeerde Staten uitgaan, onderteekenen. 3e. Optreden als secretaris van de Provinciale en Gedeputeerde Staten (t. a. p. artt. 36—44 ter). Elke provinciale griffie, waarvan de griffier de eerste ambtenaar is, is verdeeld in meer of minder afdeelingen, aan het hoofd waarvan chefs staan. De griffie-ambtenaren hebben de rangen van hoofdcommies, enz. Over den provincialen waterstaat zie deel II, bladz. 80. Evenals de provincie geniet ook de gemeente van de centralisatie en heeft derhalve autonomie en zelfbestuur (zie voor het goed begrip dezer termen bladz. 5). Een en ander wordt bewezen door art. 144 der Grondwet. Eventueele botsingen, welke tusschen het Rijks- of provinciaal bestuur van den eenen kant en het gemeentebestuur van den anderen kant zouden kunnen ontstaan, worden voorkomen door het HOOFDSTUK V. Het gemeentelijk bestuur. onderhouden van dezelfde regels, welke het provinciaal bestuur op te volgen heeft en te vinden zijn op bladz. 6. Bovendien is niet zelden de goedkeuring des konings of van de Gedeputeerde Staten op beschikkingen, verordeningen, besluiten, enz. van gemeentebesturen noodzakelijk (artt. 145, 146, 147). Het gemeentel stuur bestaat uit: le. Den burgemeester als voorzitter van den gemeenteraad, als voorzitter van het college van burgemeester en wethouders {verkort: B. en W.) als hoofd der gemeentepolitie, zie § 1. 2e. Twee tot zes wethouders als leden van den raad, met het dagelijksch bestuur der gemeente in vereeniging met den burgemeester belast, zie § 2. 3e. Zeven tot vijf en veertig gemeenteraadsleden aan het hoofd van het bestuur der gemeente staande, zie § 3. 4e. Eenen secretaris, die als secretaris van den gemeenteraad, van de commissiën uit dien raad, van het college van B. en W. optreedt, zie § 4. 5e. Eenen ontvanger, die de gemeente-gelden int en uitgeeft, zie § 5. § 1. van den Burgemeester. De burgemeester wordt door den koning voor den tijd van zes jaren benoemd, — kan door hem ten allen tijde ontslagen worden, — kan door hem om verschillende redenen b.v. wegens wangedrag, merkelijke achteloosheid, enz. ten hoogste voor drie maanden, door Gedeputeerde Staten, „zoo de zaak geen uitstelling lijdt", voor ééne maand geschorst worden. De Gedeputeerde Staten geven van deze schorsing onmiddellijk aan den koning verslag (Gemeentewet, artt. 59, 60). Om in eene vacature te voorzien, biedt de commissaris des konings van de respectievelijke provincie binnen vier weken den minister van Binnenlandsche zaken eene aanbevelings\\]s\. van twee of meer personen aan '). Deze minister doet alsdan den koning eene voordracht. Geldt de benoeming ') Zie bladz. 9. eene provinciale hoofdstad of eene stad met eene bevolking van meet dan 50.000 inwoners, zoo doet de Ministerraad den koning de voordracht (Reglement voor den Raad der ministers, art. 1, e). „Niemand is benoembaar, dan die mannelijk Nederlander is, niet bij rechterlijke uitspraak de beschikking of het beheer van zijne goederen heeft verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet is, den ouderdom van vijf en twintig jaren heeft vervuld en „hiervan kan in het belang der gemeente afgeweken worden" ingezetene is der gemeente'" (t. a. p. art. 61j. „De betrekking van burgemeester is .... owveieenigbaar met de betrekkingen" van: minister, commissaris des konings in eene provincie, lid der Gedeputeerde Staten, griffier der Staten, commissaris van politie, gemeente-ambtenaar '), secretaris in zekere gevallen uitgenomen (zie bladz. 31), ontvanger der gemeente, geestelijke of bedienaar van den godsdienst, onderwijzer voor het lager of middelbaar onderwijs, krijgsman in werkelijken dienst, lid der rechterlijke macht, rechter-plaats-vervanger uitgenomen, ambtenaar van het openbaar ministerie of van de griffie bij eenig rechterlijk college, ambtenaar bij het bestuur van 's Rijks directe belastingen, directeur van een postkantoor, ambtenaar bij de provinciale griffie, hoogleeraar of lector bij instellingen van hooger onderwijs, deurwaarder, voorts van ambtenaar van den waterstaat in werkelijken dienst, ambtenaar bij het bestuur van 's Rijks indirecte belastingen, praktiseerend geneesheer, heel- of vroedmeester, notaris, zaakwaarnemer of procureur. Evenwel kan de koning, Gedeputeerde Staten gehoord, in het belang der gemeente dispenseeren, voor zoover de betrekkingen na die van deurwaarder genoemd, betreft (t. a. p. artt. 62, 23, 2,63). „Dezelfde persoon kan zijn burgemeester .... van meer dan ééne gemeente, mits de bevolking van geene dier gemeenten volgens de laatste openbare volkstelling" 5000 zielen te boven ga, de gemeenten aan elkaar grenzen en haar gezamenlijk zielental 10,000 niet overtreffe (t. a. p. art. 3). De *) Hier wordt niet bedoeld : ambtenaar van den burgelijken stand, armmeester, regent van een godshuis, enz. koning kan hem het gelijktijdig waarnemen van het secre' taris-ambt veroorloven (t. a. p. art. 2). Alvorens zijn ambt te aanvaarden, legt de burgemeester in handen van den commissaris des konings in de provincie de voorgeschreven eeden (verklaringen en beloften) af (t. a. p. artt. 65, 39). De burgemeester, „geniet eene jaarwedde, die door Gedeputeerde Staten, nadat de Raad is gehoord, onder onze" d. w. z. 's konings „goedkeuring wordt vastgesteld. Behalve die jaarwedde, geniet hij, onder welke benaming ook, geenerlei inkomen uit de gemeentekas, dan de wedde van secretaris, zoo hij daartoe is benoemd en eene bezoldiging als ambtenaar van den burgerlijken stand, zoo hij daartoe benoemd en hem als zoodanig eene bezoldiging toegekend is (t. a. p. art. 73) ')" Hij heeft zijne vaste woonplaats binnen de gemeente, of, is hij burgemeester van meerdere gemeenten, binnen een dier gemeenten. Hiervan kan, is het in het belang der gemeente noodig, door ons „n.1. den koningde Gedeputeerde Staten, die het gevoelen van den raad inwinnen, gehoord, ontheffing worden verleend. Hij is in de gemeente, waar hij niet met der woon is gevestigd, op vaste, door Gedeputeerde Staten te bepalen, openbaar bekend te maken dagen, ten minste eenmaal in de week, voor de ingezetenen te spreken (t. a. p. art. 74). Om langer dan acht dagen buiten de gemeente of zijne woonplaats (in geval van meerdere gemeenten, ontheffing) te vertoeven, behoeft hij verlof van den commissaris des konings, — om zulks langer dan ééne maand te doen, van den minister van Binnenlandsche zaken (t. a. p. art. 75). „Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van den burgemeester, wordt hij vervangen door den wethouder, die van de aanwezigen de oudste in jaren is, of, deze ongesteld zijnde, door den daarop in jaren volgenden wethouder" als /oco-burgermeester. Zijn alle wethouders ongesteld of afwezig, zoo treedt het oudste lid in jaren van den raad. dat aanwezig is, op. Evenwel kan de commissaris des konings een ander raadslid aanwijzen. ') Derhalve ook geen presentiegeld als raadslid, zoo hij daartoe verkozen is. Buiten het geval van ongesteldheid van den burgemeester heeft de /oco-burgemeester, zoo hij meer dan ééne maand onafgebroken het burgemeesterambt waarneemt, voor dien tijd op de jaarwedde van den burgemeester aanspraak (t. a. p. art. 78). De Burgemeester is: le. Voorzitter van den Gemeenteraad met raadgevende stem en, zoo hij lid van den raad is, met werkelijke stem (t. a. p. art. 66). 2e. Voorzitter van het college van B. en W. met werkelijke stem (t. a. p. artt. 91—92). 3e. Belast met het ontvangen en openen van alle aan den raad of aan B. en W. gerichte stukken; met het teekenen van alle stukken, welke van den Raad of van B. en W. uitgaan; — met het uitvoeren van de besluiten van den raad en van het college van B. en W. „Het besluit dat, naar zijn oordeel, als strijdig met de wet of het algemeen belang, door Ons" n.1. den koning„ kan worden geschorst of vernietigd, brengt hij niet ten uitvoer. Hij geeft van dit gevoelen binnen vier en twintig uren na het nemen van het besluit, kennis aan het college, dat het nam en aan de Gedeputeerde Staten, die daarvan terstond aan Ons" n.1. den koning „verslag doen. Hij is, indien dertig dagen na de dagteekening zijner kennisgeving aan Gedeputeerde Staten geen schorsing of vernietiging door Ons n. 1. den koning „is bevolen, tot uitvoering verplichtBelast met namens de gemeente in alle rechtsgedingen als eischer of verweerder op te treden, enz. (t. a. p. artt. 67—72). 4e. Het hoofd der gemeente-politie en belast met de handhaving der openbare orde m. a. w. met het voorkomen van samenscholingen, oproeren, — met het handhaven der openbare zedelijkheid, — met het toezicht op schouwburgen, herbergen, openbare vermakelijkheden, openlijke huizen van ontucht, enz., met het opperbevel bij brand. De commissarissen van politie, door den koning benoemd (zie deel II, bladz. 33), — de dienaren of agenten van politie, zoo er een commissaris is, op voordracht van dien commissaris door den burgemeester aangesteld, — de veldwachters, in overleg met den burgemeester door den commissaris des konings benoemd, staan onder de bevelen van den burgemeester, doch zijn „ tevens aan de algemeene of /?jrfopolitie, onder het daarmede belast gezag dienstbaar" ( t. a. p. artt. 184—193). 5e. Tegenwoordig, zoo mogelijk, bij de loting voor de militie, — trekt in zekere omstandigheden het nummer voor den milicien, — zorgt voor de aflevering van den milicien, zie deel II, bladz. 71, 72. 6e. Teekent jaarlijks de hengelaklt af, zie deel II, bladz. 87. § 2. Van de wethouders. „De wethouders worden door den raad uit zijn midden benoemd. In gemeenten van 20.000 zielen en daarbeneden zijn twee, in die van meer dan 20.000, doch niet meer dan 100.000 zielen, naar goedkeuring van den raad, drie of vier, in die van meer dan 100.000 zielen, naar goedvinden van den raad, vier, vijf of zes wethouders." Men spreekt in groote gemeenten van wethouders van Financiën, der Gemeentebedrijven, van Onderwijs, van Publieke of Openbare Werken, enz. (t. a. p. art. 79). De wethouders „worden gekozen voor zes jaren. De helft treedt om de drie jaren af, met den eersten Dinsdag van September. De aftredenden zijn dadelijk weder verkiesbaar. Het lot bepaalt den tijd, waarop elk der wethouders aftreedt." Hij, „die ophoudt, lid' van den raad te zijn, houdt tevens op wethouder te wezen. De wethouders kunnen ten allen tijde hun ontslag nemen. Het wordt door hen ingezonden aan den raad. Zij blijven niettemin hunne bediening waarnemen, tot dat hunne opvolgers die hebben aanvaard" (t. a. p. artt. 80, 81, 87, 88). Hij, „die, ter vervulling eener buiten den gewonen tijd opengevallen plaats gekozen is, treedt af op het tijdstip, waarop degeen, in wiens plaats hij is verkozen, moest aftreden" (t. a. p. art. 82). De periodieke wethouders-verkiezingen hebben plaats op den eersten Dinsdag van September; — de tusschentijdsche 3 verkiezingen wegens ontslag, overlijden of .eene andere reden binnen veertien dagen na het ontstaan der vacature, zoo tevens geen raadszetel vacant werd, — binnen veertien dagen na de toelating van het nieuwe lid, zoo tevens een raadszetel openviel. De verkozene, die tegenwoordig is, verklaart binnen 24 uren, — die niet tegenwoordige, binnen 3 dagen, of hij de benoeming aanneemt. Wanneer een benoemde zijne benoeming niet aanneemt, geschiedt binnen acht dagen eene nieuwe keuze (t. a. p. artt. 83—86). Het wethouderschap is owvereenigbaar met de betrekkingen in § 1 tot en met deurwaarder genoemd, alleen hoogleeraar of lector uitgenomen (t. a. p. art. 89). „De wethouder, die ongesteld, of afwezig, of met de tijdelijke waarneming van het burgemeesterschap belast is, wordt, zoodra noodig, vervangen door een ander lid van den raad, door dezen „n. 1. den raad" te benoemen". Buiten het geval van ongesteldheid van den wethouder geniet evengenoemd raadslid, wanneer^ hij meer dan ééne maand onafgebroken het wethouderschap waarneemt, de jaarwedde en het presentie-geld, voor dien tijd aan deze waardigheid verbonden. Men noemt dat raadslid wethouderplaatsvervanger (t. a. p. art. 90). De wethouders genieten eene jaarwedde, door Gedeputeerde Staten, nadat de raad is gehoord, onder 's konings goedkeuring vastgesteld. Met die jaarwedde wordt op dezelfde wijze gehandeld als met die van de Gedeputeerde Staten (t. a. p. art. 94). Het College van B. en W. bestaat uit: le. Den burgemeester als voorzitter met werkelijke stem (in den raad heeft de burgemeester, zoo hij geen raadslid is, slechts eene raadgevende stem). 2e. Twee of meer wethouders als leden. 3e. Den secretaris (t. a. p. artt. 91, 101). B. en W. houden gewoonlijk éénmaal in de week, in de grootere gemeenten meerdere malen vergadering. Het college van B. en W. mag niet beraadslagen of besluiten, zoo niet meer dan de helft zijner leden, of is dit 'getal oneven, de grootste helft daarvan tegenwoordig is. Het zes achtereen- volgende malen zondei geldige reden niet bijwonen der vergadering kan voor den wethouder vervallenverklaring van zijne waardigheid door den raad tengevolge hebben (t. a. p. art. 89). Alle besluiten worden bij volstrekte meerderheid van stemmen opgemaakt. Bij staken van stemmen beslist, zoo het benoemingen of voordrachten van personen geldt, het lot, in alle andere zaken de stem van den voorzitter" (t. a. p. art. 92). Het reglement van orde der vergaderingen van B. en W. wordt aan de goedkeuring van den raad onderworpen (t. a. p. art. 93). „In de gemeenten, waar de burgemeester met de taak van secretaris is belast, worden „de stukken, welke vanB. enW. uitgaan", door een der wethouders mede onderteekend ft. a p art. 102). De taak van B. en W. is o. a.: le. Het uitvoeren der verordeningen van den raad. 2e. Het dienen van bericht en raad, tenzij dit bepaaldelijk van den raad verlangd worde, aan de departementen van algemeen bestuur, den commissaris des konings in de provincie, de Provinciale en Gedeputeerde Staten 'en het uitvoeren van wetten, algemeene bestuursmaatregelen, provinciale verordeningen, zoo daartoe niet bepaaldelijk de medewerking van den raad vereischt wordt (t. a. p. art- 126). 3e. Het beheeren der inkomsten en uitgaven van de gemeente, zoover dit niet aan anderen opgedragen is; - het opnemen der boeken en kas van den ontvanger en'wel tenminste ééns in de drie maanden. Het proces-verbaal dezer opneming wordt aan den raad en de Gedeputeerde Staten medegedeeld (t. a. p. artt. 179, {., 181). 4e. Het toezien op het beheer en onderhoud van alle plaatselijke werken en eigendommen; het zorgen voor de instandhouding, bruikbaarheid, vrijheid en veiligheid der openbare wegen, bruggen, veren, wateren, vaarten, straten, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen, tot gemeenen dienst van allen bestemd, voor zoover zulks van hen af hangt; — het vaststellen der plans en voorwaarden van aanbesteding der werken en leverantiën, ten behoeve der gemeente te doen, wier vaststelling de raad 'niet aan zich voorbehield. 5e. De handhaving van de /raarA^politie, en van die over de plaatselijke vervoermiddelen ; der politie over het begraven en de begraafplaatsen. 6e. Het toezicht houden op den publieken gezondheidsdienst; op de brandbluschmiddelen; — op het beheer der banken van leening (lommerds, pandjeshuizen) en der godshuizen en andere instellingen van liefdadigheid, waarover door de wet op het Armbestuur, den stichtingsbrief of andere verordening aan het gemeentebestuur toezicht is opgedragen; — eindelijk op al, wat de gemeente aangaat. 7e. Het benoemen en ontslaan der wijk- en brandmeesters; — der ambtenaren en bedienden bij de plaatselijke secretarie, het schorsen van alle uit de gemeentekas bezoldigde ambtenaren, welker schorsing niet aan anderen is opgedragen. 8e. Het behoorlijk voorbereiden, zoover het niet aan anderen is opgedragen, van al hetgeen in den raad ter overweging en beslissing moet worden gebracht (t. a. p. art. 179). 9e. Het jaarlijks in de maand April aan den raad aanbieden van een uitvoerig en beredeneerd verslag van den toestand der gemeente, welk verslag aan Gedeputeerde Staten aangeboden wordt en tegen betaling der kosten algemeen verkrijgbaar is (t. a. p. art. 182). 10e. Zich wegens het dagelijksch bestuur aan den raad verantwoorden en te dien aanzien alle de door den raad verlangde inlichtingen geven. Weigering, om deze inlichtingen te geven, kan vervallenverklaring door den raad ten gevolge hebben (t. a. p. artt. 183, 89). 11e. Het samenstellen der kiezerslijsten, zie deel I, bladz. 34. 12e. Het verleenen van vergunning voor den verkoop van sterken drank in het klein en van verlof voor den verkoop van alcoholhoudenden drank, anderen dan sterken drank, zie deel II, bladz. 37. 13e. Het uitoefenen van toezicht op de plaatselijke lagere scholen, zie deel II, bladz. 51. 1 le. Het aanmanen tot inschrijving voor de militie in de maand December en wel ten minste twee malen zie deel II, bi dz. 70. § 3. Van den gemeentenraad. „Aan het hoofd der gemeente staat een raad" (art. 143), welke „onverschillig of de burgemeester er al, dan niet lid van zij, bestaat uit: 7 leden in gemeenten beneden de 3.000 zielen. 11 „ „ „ van 3.000— 6.000 „ 13 „ „ „ „ 6.001— 10.000 „ 15 „ „ „ „ 10.001 - 15.000 „ 17 „ „ „ „ 15.001— 20.000 „ 19 „ „ „ „ 20.001— 25.000 „ 21 „ „ „ „ 25.001— 30.000 „ 23 „ „ „ „ 30.001— 35.000 „ 25 „ „ , „ 35.001— 40.000 „ 27 „ „ „ „ 40.001— 45.000 „ 29 „ „ „ „ 45.001— 50.000 „ 31 „ „ „ „ 50.001— 60.000 „ 33 „ „ „ „ 60.001— 70.000 „ 35 „ „ „ „ 70.001— 80.000 „ 37 „ „ „ „ 80.001—100.000 „ 39 „ „ „ „ 100.001—200.000 „ 45 „ „ „ boven de 200.000 Wie kiezen de gemeenteraadsleden: „actief kiesrecht' Wie zijn „verkiesbaar, passief kiesrecht„verkiesbaarheid" ? Wie kiezen de gemeenteraadsleden: „actief kiesrecht' ?Zij, die de vereischten, aan het actief kiesrecht voor de Tweede Kamer gesteld, bezitten en bovendien: le. Gedurende de laatste 12 maanden voorafgaande aan 1 Februari hunne woonplaats binnen de gemeente gehad hebben, m. a. w. ingezetenen zijn; 2e. Zoo zij niet tot de belastingkiezels behooren, aangeslagen zijn over het laatstverloopen dienstjaar in eene plaatselijke directe belasting tot ten minste het bedrag, voor de gemeente of een deel der gemeente, waar zij wonen, vermeld in een bij de Kieswet gevoegde tabel (maximum: ƒ2.50,— minimum: ƒ 0.80) en die aanslag vóór 1 Maart ten volle betaald hebben. Dit geldt derhalve voor woning-, loon- pensioen-, spaar- en examenVxzzexs (deel I, bladz. 33). Zie voor de uitsluitingen, schorsing van het kiesrecht, de kiezerslijsten deel I, bladz. 34—35. „De gewone tijd ter verkiezing der leden van den raad is de laatste Dinsdag der maand Juni. Alsdan wordt voorzien in de vervulling van de plaatsen der leden, die met den volgenden eersten Dinsdag van September, volgens den.... rooster, moeten aftreden" (t. a. p. art. 7). Bij deze periodieke verkiezingen geschieden de stemming en de herstemming in alle kiesdistricten der gemeenten op dezelfde dagen (t. a. p. art. 9). „De verkiezing ter vervulling der plaatsen, die door ontslag, overlijden of om eene andere reden openvallen, geschiedt binnen zes maanden na dat openvallen. Burgemeester en Wethouders bepalen ter vervulling eener tusschentijds in den raad openvallende plaats den dag der verkiezing. Zij bepalen vóór elke verkiezing voor leden van den raad de dagen, waarop, zoo noodig, de stemming en de herstemming zullen geschieden.') De stemming en de herstemming geschieden in alle sfe/ndistricten van het kiesdistrict op dezelfde dagen" (t. a. p. artt. 8, 9). Vermeerdering van het aantal raadsleden volgens de op bladz. 37 gegeven tabel geschiedt niet dan nadat de uitkomsten van de tienjaarlijksche openbare volkstelling bekend zijn en de datum der periodieke verkiezing aangebroken is. Vermindering, zoo die door de uitkomsten van evengenoemde volkstelling geëischt wordt, verkrijgt men door 'me/aanvullen der zetels, welke door overlijden of bedanken openvallen (t. a. p. art. 20 bis). Zie voor de verkiezing of candidaatsstelling, de stemming en de herstemming deel I, blad£. 36—37. De verschillen, welke men maken moet, zijn : le. Dat in kiesdistricten met minder dan 2000 kiezers het voldoende is, wanneer tenminste V50 gedeelte der kiezers de candidatenlijst onderteekent — en in kiesdistricten met minder dan 150 kiezers voldoende, wanneer 3 kiezers evengenoemde lijst onderteekenen (t. a. p. art. 10). i) Een en ander uiterlijk binnen veertien dagen na de verkiezing en de stemming (t. a. p. art. 10 bis, 11). 2e. Dat het stembureau, wanneer meer dan één lid voor den gemeenteraad moet gekozen worden, eenige faciliteiten heeft (t. a. p. arft. 11 bis, 11 ter). 3e. Dat de benoemde zich in zake al of niet-aanneming der benoeming tot B. en W. wendt (t. a. p. artt. 13, 13 bis). Wie zijn tot gemeenteraadslid verkiesbaar „passief kiesrecht", „verkiesbaarheid" ? „Leden van den raad kunnen alleen zijn de mannelijke ingezetenen der gemeente, die Nederlander zijn, niet bij rechterlijke uitspraak de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet zijn en den ouderdom van drie en twintig jaren vervuld hebben (t. a. p. art. 19, — Grondwet, art. 143). Ingezetenen zijn zij, die de laatste twaalf maanden hunne woonplaats binnen de gemeente hebben (t. a. p. art. 19). Het lidmaatschap van den raad is niet vereenigbaar met de betrekkingen, in § 1 tot en met krijgsman in werkelijken dienst genoemd ') (t. a. p. art. 23). Men verliest het lidmaatschap van den raad door: le. Eene van de aldaar opgesomde waardigheden of ambten te aanvaarden (t. a. p. art. 25). 2e. Metterwoon de gemeente te verlaten. Zij evenwel, „die, ter waarneming der hun door Ons," n.1. den koning „of van Onzentwege", n.1. van 's koningswege „opgedragene Commissiën verplicht zijn, tijdelijk buiten de gemeente te verblijven, houden daardoor niet op ingezetenen te zijn, zoolanghun hoofdverblijf binnen de gemeente gevestigd blijft (t. a. p. art. 20). „Bloedverwantschap of zwagerschap in den eersten of tweeden graad mag niet bestaan tusschen den burgemeester en de leden van den raad noch tusschen de leden onderling". „Wanneer personen, elkander in den verboden graad ')• Onder gemeente-ambtenaar wordt hier wel verstaan : secretaris maar niet: ambtenaar van den burgerlijken stand, lid van een armbestuur, lid van het bestuur van godshuizen en andere instellingen van liefdadigheid, geneesheer, met de armen-praktijk belast (t. a. p. art. 23). van è/oeafverwantschap of zwagerschap bestaande, te gelijker tijd zijn gekozen, wordt de oudste in jaren voor benoemde gehouden. In geval van gelijken ouderdom beslist het lot" (t. a. p. art. 22). „Hij, die in meer dan één kiesdistrict is benoemd, verklaart aan B. en W., binnen „vier weken na de dagteekening van het bewijs van ontvangst der afschriften of afschrift zijner benoeming, „welke benoeming hij aanneemt. Hij wordt, laat hij dien tijd zonder verklaring voorbijgaan, geacht geene der op hem uitgebrachte benoemingen aan te nemen" (t. a. p. art. 13 bis). „De leden van den raad worden gekozen in fe/esdistricten". In Amsterdam, Rotterdam, Den Haag komen die kiesdistricten met de Kameniistricten overeen {respectievelijk: 9,5, 3);— de 2 Kameniistricten van de stad Utrecht worden 4 districten voor den gemeenteraad; — gemeenten van boven de 15,000 zielen hebben 3 kiesdistricten; — gemeenten van 15,000 zielen of minder vormen één kiesdistrict. In Amsterdam, Rotterdam en Den Haag worden in elk district een gelijk aantal leden gekozen; — in de andere gemeenten regelen zulks de Gedeputeerde Staten (t. a. p. art. 5). De /kiesdistricten kunnen bij eene plaatselijke verordening, aan Gedeputeerde Staten mede te deelen, in stowdistricten verdeeld worden (t. a. p. art 6). Daarbij wordt tevens het sfe/ndistrict aangewezen, waarin het /zoo/rfstembureau zitting heeft. „De leden van den raad hebben zitting gedurende zes jaren. Een derde van hen treedt om de twee jaren af . . . . volgens een daarvan te maken rooster" (zie bladz. 38). „De aftredenden zijn dadelijk weder verkiesbaar" (t. a. p. art. 27). „Eene plaatselijke verordening, aan Gedeputeerde Staten mede te deelen, stelt den rooster van aftreding vast" (t. a. p. art. 28). „Het lot bepaalt den tijd, waarop elk lid van den raad, naar den rooster, aftreedt" (t. a. p., art. 29). „Indien eene gemeente in tósdistricten wordt verdeeld, bepaalt de gemeenteraad bij het lot, met in achtneming van den tijd hunner aftreding, voor welk fe/esdistrict elk der zitting hebbende leden geacht wordt gekozen te zijn" (t. a. p. art. 29 bis). Voor de aftreding van tusschentijds gekozenen, zie bladz. 38 (t. a. p. art. 30). „De leden van den raad kunnen ten allen tijde hun ontslag nemen. Het wordt door hen ingezonden aan den raad. Zij, die hun ontslag hebben ingezonden, blijven leden van den raad, totdat de geloofsbrieven hunner opvolgers zijn goedgekeurd" (t. a. p. art. 18). Een lid, hetwelk de vereischten voor raadslid verliest, of eene met dat lidmaatschap o/zvereenigbare betrekking aanvaardt, geeft met vermelding der reden hiervan kennis aan den raad (t. a. p. art. 25). „De leden van den iaad mogen: in rechtsgedingen, waarin de gemeente betrokken is, niet als advocaat of procureur werkzaam zijn; bij het opnemen en goedkeuren der rekening eener aan het gemeentebestuur ondergeschikte inrichting, tot welker bestuur zij behooren, niet tegenwoordig zijn; noch middellijk, noch onmiddellijk deel nemen aan onderhandsche pacht van £CTK«?/ztegoederen of inkomsten, aan leveringen of aannemingen, ten behoeve der gemeente, aan het koopen van betwiste vorderingen ten haren laste' (t. a. p. art. 24). Die hiermede in strijd handelt, schorst de raad, welke onmiddellijk het geval aan Gedeputeerde Staten onderwerpt. Dit college onderzoekt het geval en, zoo het hem schuldig bevindt, verklaart het hem van het lidmaatschap vervallen. Gedurende 14 dagen, te rekenen van den dag, waarop hem de uitspraak medegedeeld is, kan de veroordeelde bij den koning in beroep komen. Gedurende 2 jaren, te rekenen van den dag der «'«^uitspraak, is de schuldige tot raadslid niet verkiesbaar (t. a. p. art. 26). „De leden van den raad genieten, waar de raad het bepaalt, voor het bijwonen zijner zittingen een presentiegeld, welks bedrag door Gedeputeerde Staten, nadat de raad is gehoord, wordt vastgesteld" (t. a. p. art. 58). Voor de geloofsbrieven, vergelijke men wat vermeld staat omtrent de leden der provinciale Staten. „De raad ') onderzoekt de geloofsbrieven der nieuw inkomende leden „door commissiën uit zijn midden", beslist ') „De nieuw inkomenden nemen aan het onderzoek en de beoordeeling hunner eigene geloofsbrieven geen deel en wonen de daarover te houden beraadslaging niet bif' (t. a. p. art. 32). de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelve oprijzen, en geeft van elke door hem genomen beslissing terstond kennis aan Gedeputeerde Staten, welke hetzij ambtshalve, hetzij door den n/eMoegelatene, een raadslid, den burgemeester, geen raadslid zijnde, daartoe uitgenoodigd, in hooger beroep daarover uitspraak doen, en aan den benoemde". Van de uitspraak der Gedeputeerde Staten staat zoowel voor den «z'eMoegelatene, als voor den raad bij den koning andermaal beroep open. (t. a. p. artt. 31—-38). Bij het aanvaarden hunner betrekking leggen de leden van den raad in handen van den voorzitter de voorgeschreven eeden (verklaring en beloften) af (t. a. p. art. 39). „De raad vergadert jaarlijks ten minste zes malen, en voorts zoo dikwijls de burgemeester of burgemeester en wethouders het noodig oordeelen, of het in de gemeenten beneden de 20.000 door drie, in de overige gemeenten door een vijfde der leden schriftelijk, met opgave van redenen, wordt gevraagd" (t. a. p. art. 40). De burgemeester belegt de vergadering, — roept — spoedeischende gevallen uitgezonderd — ten minste twee maal vier en twintig uren vóór de te houden vergadering schriftelijk de leden op, — geeft op het oproepingsbriefje, zooveel mogelijk, de agenda aan en brengt het houden der vergadering ter openbare kennis (t. a. p. artt, 41, 42). De vergaderingen zijn openbaar of geheim. „De deuren worden gesloten, wanneer het, in gemeenten beneden de 20,000 zielen door drie, in de overige gemeenten door een vijfde der aanwezige leden wordt gevorderd, of de voorzitter het noodig keurt. De vergadering beslist, of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd. De raad kan omtrent het in besloten vergadering behandelde aan allen, die daarbij tegenwoordig waren, de geheimhouding opleggen. Deze wordt in acht genomen, tot dat de raad haar opheft". Sommige aangelegenheden, b. v. toelating van nieuwe leden, begrootingen, rekeningen, enz, kunnen in eene besloten vergadering niet behandeld en daarover geen besluit genomen worden (t. a. p. artt. 43, 44). Om te beraadslagen en te besluiten, moet de grootste helft der leden aanwezig zijn. Is zulks het geval niet, dan wordt eene nieuwe vergadering belegd; — is alsdan de vergadering andermaal onvoltallig, dan wordt eene derde vergadering belegd, waarin de tegenwoordige leden, al of niet de grootste helft uitmakende, beraadslagen en besluiten (t. a. p. artt. 48, 49). Over de stemmingen zie deel I, bladz. 51, 43, t. a. p. artt. 50, 51, 52, 45, 46, 47. „Het reglement van orde, dat de raad voor zijne vergadering vaststelt, wordt aan Gedeputeerde Staten medegedeeld" (t. a. p. art. 53). „De raad kan vaste commissiën zijner leden belasten met de voorbereiding van hetgeen, waarover hij heeft te besluiten. Hij benoemt er jaarlijks de voorzitters en leden van en doet hunne namen bekend maken '). Hij kan insgelijks, doch alleen op voordracht van burgemeester en wethouders, aan vaste commissiën zijner leden opdragen, burgemeester en wethouders in het beheer van bepaalde takken van de huishouding der gemeente bij te staan 2). De leden dezer laatste commissiën, waarvan altijd de burgemeester of een der wethouders voorzitter is, worden jaarlijks benoemd door den raad, die hunne namen doet bekend maken". Deze commissiën dragen de namen van bedrijfs-commissie, bouwcommissie, commissie voor het marktwezen, enz. (t. a. p. artt. 54, 55, 56, 57.) Voor het onderzoeken der gemeente-begrooting3) verdeelt zich de raad der grootere gemeenten in afdeelingen en wel door trekking van gesloten briefjes, waarop de namen der leden staan. Elke afdeeling heeft eenen voorzitter, doorgaans den burgemeester of een der wethouders, en eenen rapporteur. De rapporteurs kiezen eenen algemeenen rapporteur. De macht van den raad bestaat in: le. Het voorstaan van de belangen der gemeente en van hare ingezetenen bij den koning, de Staten-Generaal en de ') Commissiën van voorbereiding. • 2) Commissiën van bijstand. 3) Soms geschiedt zulks ook om andere onderwerpen te onderzoeken. Staten der provincie, waartoe zij behooren (art. 148, t. a. p. art. 120). 2e. Het inwinnen van de ter uitoefening hunner bevoegdheid noodige inlichtingen, hetzij door eene bijzondere commissie uit hun midden, hetzij schriftelijk en wel van alle aan hen ondergeschikte ambtenaren en besturen (t. a. p. art. 123). 3e. Het regelen en besturen van de huishouding der gemeente (art. 144, t. a. p. art. 134) ') en" zulks vooral door: a. Het regelen der bezoldigingen van alle plaatselijke ambtenaren en bedienden, zoover de regeling niet aan Gedeputeerde Staten opgedragen is, — der borgtochten, door die gemeente-ambtenaren te stellen, — der geldleeningen, tegelijk met het aanwijzen der middelen, waaruit derenten en aflossing der leening zullen gevonden worden. Een en ander evenwel behoudens goedkeuring der Gedeputeerde Staten (t. a. p. artt. 136, 194). b. Het besluiten tot het koopen, ruilen of vervreemden, het bezwaren of verpanden van gemeente-eigendommen, het treffen van dadingen daaromtrent, en het aanvaarden der aan de gemeente gemaakte legaten of gedane schenkingen; omtrent het verhuren, verpachten of op eenige andere wijze in gebruik geven der gemeente-eigendommen, alles 2) behoudens goedkeuring der Gedeputeerde Staten (t. a. p. artt. 137, 138, 194). c. Het bevelen van den aanleg of de verbetering van gemeentewegen, waterleiding, straten, pleinen, grachten, gebouwen, enz. (t. a. p. art. 141). d. Het vaststellen der plannen en voorwaarden van openbare (regel) en onderhandsche (om bijzondere redenen) aanbestedingen der werken en leverantiën, ten behoeve der gemeente te doen, zoo het onderhands geschiedt, behoudens ') Natuurlijk, voor zoover deze taak niet aan den burgemeester of aan B. en W. opgedragen is. 2) Voor zoover het verhuren, enz. van gemeente-eigendommen betreft, alleen dan, wanneer het onderhands plaats heeft. goedkeuring der Gedeputeerde Staten (t. a. p. artt. 142,194). e. Het besluiten tot het instellen, afschaffen of veranderen van jaarmarkten of gewone marktdagen, behoudens goedkeuring der Gedeputeerde Staten of des konings (t. a. p. artt. 144, 195). >)• ƒ. Het benoemen van: a. Twee tot zes wethouders, zie bladz. 33. /?. Den secretaris, zie bladz. 51. y. Den ontvanger, zie bladz. 53. ö. Twee of meer ambtenaren van den burgerlijken stand en wel uit eene aanbevelingslijst van, zoo mogelijk, twee personen, door B. en W. in te dienen. Hunne taak is te zorgen voor het inschrijven van geboorten, het doen der huwelijksafkondigingen, het tegenwoordig zijn bij de huwelijksvoltrekking, het verwittigen van den bedienaar van den godsdienst aangaande de voltrekking van het burgerlijk huwelijk, het inschrijven van sterfgevallen, het verlof geven tot begraven van een lijk, enz. De verschillende inschrijvingen geschieden in de registers van den burgerlijken stand, waaruit de ambtenaren akten opmaken b.v. geboorte-akten, enz. Personeel staat, zoo noodig, de ambtenaren bij (t. a. p. art. 149). e. Andere gemeente-ambtenaren, wier benoeming niet aan anderen opgedragen is (t. a. p. art. 145, zie ook bladz. 36, 32, 33). g. Het maken van plaatselijke verordeningen, „die in het belang der openbare orde, zedelijkheid, en gezondheid In de gevallen, onder 3o, a, b, d, en e. vermeld, beslissen de Gedeputeerde Staten „binnen dertig dagen na dien, waarop „het besluit hun aangeboden is". Zij worden geacht het besluit goed te keuren, waaromtrent zij, binnen den „zooeven genoemden" termijn, geene beslissing of geen bericht, de beslissing verdagende, aan het bestuur, dat het besluit nam, hebben ingezonden" (t. a. p. artt. 196, 197). „Ingeval Gedeputeerde Staten het besluit van een gemeentebestuur weigeren goed te keuren, kan dit bestuur binnen dertig dagen, te rekenen van de dagteekening der beslissing van Gedeputeerde Staten, bij Ons" n.1. den koning „voorziening vragen" (t. a. p. art. 200). Binnen twee maanden na het verzoek om voorziening volgt de koninklijke beslissing, (t. a. p. art. 201). worden vereischt en van andere, betreffende de huishouding der gemeente" (art. 144, t. a. p. art. 135). Die verordeningen „treden niet in hetgeen van algemeen Rijks- of provinciaal belang is" (t. a. p. art. 150). „De bepalingen van plaatselijke verordeningen, in wier onderwerp door eene wet, een algemeene maatregel van inwendig bestuur of eene provinciale verordening wordt voorzien, houden van rechtswege op te gelden" (t. a. p. art. 151). Deze verordeningen worden op aanvrage terstond aan de Gedeputeerde Staten medegedeeld en kunnen, „zoover zij met de wetten of het algemeen belang strijden" door den koning geschorst of vernietigd worden (t. a. p. artt. 152, 153. — Grondwet, art. 145) ')• „De raad kan op overtreding zijner verordeningen, voor zooveel daartegen niet bij eene wet, eenen algemeenen maatregel van inwendig bestuur of eene provinciale verordening is voorzien, hechtenis van ten hoogste zes dagen, geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden stellen, alsmede verbeurdverklaring van de voorwerpen door middel van de overtreding verkregen of waarmede de overtreding is gepleegd, voor zoover zij den veroordeelde toebehooren' (t. a. p. artt. 161, 162). „De verordeningen, tegen wier overtreding straf is bedreigd, worden, zooveel mogelijk, ontworpen door eene vaste commissie uit den raad 2), waarvan de burgemeester voorzitter is" (t. a. p. art. 166). Deze verordeningen moeten aan de Gedeputeerde Staten medegedeeld worden, terwijl afkondiging noodzakelijk is. „Het formulier van afkondiging luidt: „De Burgemeester en Wethouders van . . . (naam der gemeente) „doen te weten, dat door den raad dier gemeente in zijne vergadering van . . . (datum der vergadering) „is vastgesteld de volgende verordening: (titel der verordening, — inhoud der verordening) Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde Staten van . . . (naam der provincie) „volgens hun bericht 1) Zie deel 1, bladz. 29. 2) Commissie voor de strafverordeningen. van den ')'••• (datum van het bericht) „in afschrift medegedeeld. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den" (datum) enz. „De verordeningen treden, indien zij geen ander tijdstip daartoe aanwijzen, in werking op den derden dag na dien, waarop zij zijn afgekondigd. Sommige grootere gemeenten exploiteeren voor afkondigingen, enz. een „Gemeenteblad" (t. a. p. artt. 167, 168, 173, 174). h. Het opmaken der gemeentelijke begrooting van inkomsten en uitgaven en het vaststellen der gemeente-Tekening. Vier maanden vóór den aanvang van het jaat, waarvoor z:i dienen moet, derhalve in het begin van September, wordt door B. en W. aan den raad de begrooting aangeboden en onmiddellijk algemeen verkrijgbaar gesteld. De begrooting behoeft de goedkeuring der Gedeputeerde Staten (art. 146, t. a. p. art. 207), vandaar, dat zij tenminste twee maanden vóór den aanvang van het jaar, waarvoor zij dienen moet, derhalve vóór 1 November, door den raad moet worden vastgesteld en aan de Gedeputeerde Staten aangeboden. Vóór den aanvang van het jaar, waarvoor zij dienen moet, beslissen deze over de begrooting, tenzi] zij „bij een, vóór dien tijd te nemen, met redenen te omkleeden besluit, de beslissing niet verdagen. V0eigeren Gedeputeerde Staten aan de begrooting „in haar geheel" goedkeuring te geven, zoo kan de raad bij den koning voorziening vragen. Zie voor hetgeen te doen is, wanneer Gedeputeerde Staten aan de begrooting de goedkeuring onthouden, het hoofdstuk over de Gedeputeerde Staten (men denke — het volgt wel van zelf — hier en daar een woord weg en vuile nu en dan iets aan: men leze b.v. voor koning Gedeputeerde Staten, —\oor deze laatsten raad). Buiten de begrooting kan geene uitgaaf geschieden, dan met afzonderlijke, voorafgaande machtiging der Gedeputeerde Staten (suppletoire of aanvullende begrootingen). Sommige gemeenten zijn in eenige afdeelingen gescheiden, welke afdeelingen een afzonderlijk vermogen, afzonderlijke inkomsten of lasten hebben. Door wetten tot vereeniging van ') N. 1. de Gedeputeerde Staten geven binnen 14 dagen, nadat hun de i'^ra/-verordening geworden (s, bericht van ontvangst (t a. p. art. 167). gemeenten, — door een raadsbesluit onder goedkeuring des konings, Gedeputeerde Staten gehoord, kunnen zulke toestanden geschapen worden (t. a. p. artt. 203—217). B. en W. leggen binnen zeven maanden na afloop van het jaar, waartoe zij betrekking heeft, aan den raad de rekening van den ontvanger over en doen den raad de noodige verantwoording, terwijl zij evengenoemde rekening algemeen verkrijgbaar stellen. Zonder uitstel onderzoekt de raad de rekening en neemt dienaangaande een besluit, waarover de wethouders niet medestemmen. Met de rekening wordt het besluit van den raad aan de goedkeuring der Gedeputeerde Staten onderworpen (art. 146), tegen welker beslissing de raad, B. en W., de ontvanger bij den koning voorziening kunnen vragen (t. a. p. artt. 218—228). i. Het heffen van gemeentelijke belastingen: „het besluit van een gemeentebestuur tot het invoeren, wijzigen of afschaffen eener plaatselijke belasting, wordt voorgedragen aan de Gedeputeerde Staten 1), die daarvan verslag doen aan den koning 2), zonder wiens goedkeuring daaraan geen gevolg mag worden gegeven 3).... Deze belastingen mogen den doorvoer, den uitvoer naar en den invoer uit andere gemeenten niet belemmeren" (art. 147). De kosten van de gemeentelijke huishouding worden bestreden door de opbrengst der gemeentelijke eigendommen, de uitkeeringen van het Rijk 4), vooral door de opbrengst ') Binnen acht dagen na het nemen van het besluit (t. a. p. art. 233). 2) Binnen zes weken na de dagteekening van het besluit (t. a. p. art. 233). 3). Binnen twee maanden, nadat Gedeputeerde Staten aan den koning verslag gedaan hebben, volgt de koninklijke beslissing, zoo zij niet binnen dien tijd door een met redenen te omkleeden besluit verdaagd is (t. a. p. art. 234). 4) Zoo o. a. draagt het Rijk bij aan de jaarwedden van burgemeester en secretaris, aan het onderwijs, terwijl bovendien nog een vast bedrag per inwoner uitgekeerd wordt, welk laatste bedrag evenwel ook met den welstand der gemeente, zich door de opbrengst der belastingen openbarende, rekening houdt (Uitkeeringswet). der plaatselijke belastingen. De raad kan heffen (t. a. p. art. 240): a. Opcenten op de hoofdsom der grondbelasting voor de gebouwde eigendommen tot een maximum van 40, — voor de ongebouwde van 10 (t. a. p. art. 242). Opcenten op de hoofdsom der personeele belasting, „op alle aanslagen in de gemeente tot een gelijk getal geheven" (t. a. p. art. 247). y. Eenen hoofdelijken omslag of andere directe belasting naar het inkomen, hetzij geschat, hetzij uit den uiterlijken staat afgeleid, alles volgens in de belastingverordening vermelde grondslagen (t. a. p. artt. 243, 245). ó. Eene belasting op de honden, welke evenwel op honden, uitsluitend gehouden ten dienste van den landbouw of eenig bedrijf van nijverheid, of ter bewaking van gebouwen of erven, niet of lager dan op andere honden gelegd wordt. (t. a. p. art. 253). e. Eene belasting op tooneelvertooningen, en andere openbare vermakelijkheden. C. Weg-, straat-, brug-, kaai-, haven-, s/a/sgelden, enz., wik-, weeg-, meet- en keut\ooi\en, gelden voor banken of staanplaatsen in hallen, op markten en dergelijke openbare plaatsen, begrafenistzchitn en andere gelden voor het gebruik of genot van openbare gemeentewerken, bezittingen of inrichtingen, en van door of van wege het gemeentebestuur verstrekte diensten (t. a. p. artt. 238, 254). V- Belastingen, waarvan de heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt. ïï. Bijzondere belastingen wegens gebouwde eigendommen, die zelve of wier aanhoorigheden aan de openbare straten of wegen der gemeenten belenden. i. Bijzondere belastingen wegens gebouwde eigendommen en hunne aanhoorigheden, die gelegen zijn in bepaalde gedeelten der gemeente. „Belastingen op voorwerpen van verbruik worden niet geheven (t. a. p. art. 241). Vreemde gezanten of consuls, of personen, tot hunne gezantschappen of consulaten behoorende, zijn van plaatselijke personeele belastingen vrij (t. a. p. art. 256, zie deel II, bladz. 13). Voor de invordering der plaatselijke belastingen zie t. a. p. artt. 257—282. 4e. Het toezien op alle in de gemeente aanwezige godshuizen, gestichten van weldadigheid, genootschappen en andere instellingen van openbaar nut, die niet Rijks of Provinciale instellingen, of aan het algemeen of provinciaal bestuur onmiddellijk ondergeschikt zijn (t. a. p. artt. 146, 147, 148). 5e. Den koning voor te stellen, eene commissie, met het toezicht op de naleving der Drankwet belast, in het leven te roepen, zie deel II, bladz. 38. 6e. Het benoemen der curatoren en leeraren van de openbare gymnasia, zie deel II, bladz. 43. 7e. Het benoemen van den directeur en de leeraren der gemeentelijke burgerscholen, hoogere burgerscholen, landbouwscholen — en der leden van de plaatselijke commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs, zie deel II, bladz. 49, 50. 8e. Het benoemen van de leden der commissie tot wering van schoolverzuim, zie deel II, bladz. 50. 9e. Het benoemen der onderwijzers aan de openbare lagere scholen en het — zoo hij zulks verlangt — instellen van eene schoolcommissie, met het plaatselijke toezicht op de lagere scholen belast, zie deel II, bladz. 51. 10e. Het den koning te kennen geven, dat in eene gemeente of complex van gemeenten tent kamer van koophandel en fabrieken nuttig werken kan, zie deel II, bladz. 89. 11e. Het benoemen der leden van de plaatselijke commissie voor de Ongevallenverzekering,- zoo die commissie voor ééne gemeente werkzaam is, zie deel H, bladz. 91. Vereeniging en splitsing van 'gemeenten geschiedt door de wet (art. 3). Eveneens heeft het vormen van nieuwe gemeenten en het wijzigen der grenzen van eene gemeente door de wet plaats (art. 3). „De wijze en voorwaarden der vereeniging of splitsing worden, nadat B. en W. der betrokkene gemeenten zijn gehoord, ontworpen door Gedeputeerde Staten, of, zoo de gemeenten in meer dan ééne provincie liggen, door eene commissie uit de Gedeputeerde Staten dier provinciën.' (t. a. p. art. 129). Wat hierbij te onderhouden is, zie t. a. p. art. 130. „Het ontwerp wordt in elk der betrokkene gemeenten voorgelegd aan het oordeel van den raad en van eene door de kiezers voor den raad te kiezen commissie uit de ingezetenen, waarin de burgemeester voorzit." De leden dier commissie worden op de bij de Kieswet bepaalde wijze buiten den raad gekozen in de kiesdistricten voor de verkiezing van leden van den raad en ten getale van; 7 leden in gemeenten beneden 6.001 zielen, 13 „ „ van 6.001—20.000 „ 19 „ „ „ „ 20.001—35.000 „ 25 „ „ „ boven 35.000 B. en W. bepalen den dag der verkiezing en den dag, waarop, zoo noodig, de stemming zal geschieden. De leden der commissie worden benoemd met de meeste stemmen. Bij gelijk getal stemmen zijn de oudsten in jaren benoemd. In geval van gelijken ouderdom beslist het lot (t. a. p. art. 131j. „Het gevoelen van den raad en dat van de commissie wordt schriftelijk aan Gedeputeerde Staten uitgebracht en door hen vervolgens met hun advies aan" den minister van Binnenlandsche zaken ingezonden, waarna de koning bij de StatenGeneraal al of niet een wetsontwerp aanhangig maakt.( t. a. p. art. 132). § 4. Van den Gemeente-Secretaris. „De secretaris wordt door den raad, die eene aanbeveling van twee personen, door B. en W. in te dienen, ontvangt, benoemd, geschorst of ontslagen. Ontslag, anders dan overeenkomstig eigen verzoek, is steeds met redenen omkleed en behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten De burgemeester, tot Secretaris benoemd wordt als zoodanig niet dan met Onze" d. i. 'jr konings „goedkeuring geschorst of ontslagen" (t. a. p. art. 95). Voor het ambt van secretaris worden, behalve het ingezetene zijn, dezelfde eischen gesteld 4 als voor het lidmaatschap van den raad, zie bladz. 39, terwijl voor het vestigen zijner vaste woonplaats geldt, hetgeen gezegd is omtrent den burgemeester (t. a. p. artt. 96, 99). „De Secretaris mag den burgemeester niet in den eersten of tweeden graad van bloedverwantschap of zwagerschap bestaan. De zwageischap houdt op door het overlijden der vrouw, die haar veroorzaakte" (t. a. p. art. 97). Als men uitzondert debetrekking van gemeenteambtenaar, gemeenteontvanger, dan kan men voor de met het secretarisschap o/zvereenigbare ambten zien § 1. Opgemerkt evenwel zij: le. Dat slechts in gemeenten van 5000 zielen en daar beneden, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, de bedieningen van secretaris en gemeente-ontvanger vereenigbaar zijn en dan nog alleen, zoo de secretaris geen burgemeester is. 2e. Dat ook met het Secretarisschap onvereenigbaar is de post van ambtenaar der directe belastingen (t. a. p. artt. 98, 99). Hetgeen op bladz. 41 over rechtsgedingen en onderhandsche verpachtingen, enz. gezegd is, geldt ook den secretaris (t. a. p. art. 99). Alvorens zijne bediening te aanvaarden, legt de secretaris in eene vergadering van den raad in handen van den voorzitter de in art. 100 voorgeschreven eeden (verklaring en beloften) af. De secretaris „genieteen jaarwedde, die door Gedeputeerde Staten, nadat de raad is gehoord, onder Onze" d.i. 's konings „goedkeuring wordt bepaald" (t. a. p. art. 104, — zie ook bladz. 48 4). Bij ongesteldheid, afwezigheid, ontstentenis van den secretaris, wordt hij vervangen op de wijze, bij het reglement van orde voor de vergadering van den raad te bepalen". Zie voor de jaarwedde in zulk geval bladz. 34 (t. a. p. art. 105). De taak van den secretaris omvat: le. Optreden als secretaris van den gemeenteraad. 2e. Optreden als secretaris van het college van B. en W. 3e. In alles den burgemeester en de raadscommissiën behulpzaam zijn (t. a. p. art. 101). 4e. Het mede-onderteekenen van alle stukken, welke van den raad en van B. en W. uitgaan. Is de burgemeester tevens secretaris, dan geschiedt de merfe-onderteekening door een der wethouders (t. a. p. art. 102). 5e. Het zorg dragen, onder toezicht van B. en W. evenwel, voor het gemeentelijk archief (t. a. p. art. 103). In voorname gemeenten echter vindt men beambten, welke speciaal daarmede belast zijn: „gemeente-archivarissen" '). § 5. Van den oemeente-ontvanoer. Voor de benoeming, schorsing en het ontslag van den gemeente-ontvanger zie bladz. 51 (t. a. p. art. 106). Voor hetgeen vereischt wordt, om ontvanger te kunnen zijn, zie bladz. 51; — voor bloedverwantschap en zwagerschap met den burgemeester, zie bladz. 52; — voor de met het ambt van ontvanger o/zvereenigbare betrekkingen, zie bladz. 52, nochtans mag hij ambtenaar bij 's Rijks belastingen zijn; — over zijne jaarwedde, zie bladz. 52; — over rechtsgedingen en onderhandsche verpachtingen, enz., zie bladz 52; — over zijne beëedigingen, enz., zie bladz. 52 (t a. p. artt. 107, 108). De gemeente-ontvanger stelt een borgtocht, waarvan vóór de benoeming de aard en het bedrag door den raad bepaald wordt en welke vóór de aanvaarding van zijn ambt door hem gesteld wordt (t. a. p. artt. 109 — 112). De taak van den gemeente-ontvanger is: le. Te innen alle gemeentelijke inkomsten en ontvangsten (t. a. p. art. 113). ') Hoewel de examens, door de .Nederlandsche Vereeniging voor Gemeentebelangen" uitgeschreven, en de diploma's, bij een met goed gevolg afgelegd examen verleend, geen officieel karakter dragen, kan men toekomstige secretarissen niet genoeg aansporen, zich aan die examens te onderwerpen en de diploma's te verwerven, want in onze dagen is het secretariaat verre van eene sinecuur 2e. Te doen alle betalingen^uit de gemeentekas, doorgaans op bevelschriften (t. a. p. art. 114). 3e. Jaarlijks aan B. en W. van de door hem voor de gemeente gedane ontvangsten en uitgaven eene rekening aan te bieden ft. a. p. art. 115, zie ook bladz. 48). 4e. Zoo dikwijls zij het vorderen aan B. en W. inzage in de boeken en kas te geven, eveneens aan hen, die van*wege de Gedeputeerde Staten gezonden zijn (t. a. p. art. 116). HOOFDSTUK VI. Het koloniaal bestuur. Het opperbestuur der Nederlandsche koloniën Oost-Indië, Suriname en Curagao is — volgens art 61 der Grondwet — in 's konings handen. Jaarlijks dan ook doet de koning aan de Staten-Generaal een omstandig verslag van het beheer en van den staat dier koloniën geven (art. 62). De dienaar der kroon, die den koning in het voeren van dat opperbestuur ter zijde staat, is de minister van Koloniën, wiens departement met de centrale leiding der koloniale aangelegenheden belast is. Wat de koloniën aangaat, bepaalt onze Grondwet verder: le. Dat de reglementen op het beleid der regeering in de koloniën door de wet vastgesteld worden (art. 61). 2e. Dat het muntstelsel door de wet geregeld wordt (art. 61). 3e. Dat andere onderwerpen, de koloniën betreffende, door de wet geregeld worden, zoodra de behoefte daaraan blijkt te bestaan, (art 61). 4e. Dat de wijze van beheer en verantwoording der koloniale geldmiddelen door de wet geregeld wordt (art. 62). Zie voor de toepasselijkheid der bepalingen onzer Grondwet op onze koloniën deel I, bladz. 8—9. In de koloniën Suriname en Curapao huldigt Nederland de decentralisatie, terwijl in Nederlandsch Oost-Indië met de decentralisatie een begin gemaakt is, zie dit hoofdstuk § 3. Achtereenvolgens zullen wij thans behandelen de verschillende Nederlandsche koloniën en wel: § 1. Curagao. § 2. Suriname. § 3. Oost-Indië. Opgemerkt zij, dat Suriname en Curagao niet zelden met den naam West-Indië bestempeld worden. § 1. CüRA^AO. Het grondgebied der kolonie Curagao omvat: le. De Bovenwindsche eilanden St. Eustatius, Saba en het Nederlandsche gedeelte van St. Martin. 2e. De £te««fe/zwindsche eilanden: Bonaire, Aruba en Curagao. Alle deze eilanden noemt men ook de Nederlandsche Antillen, (Reglement op het beleid der regeering in de kolonie Curagao art. 1). „Allen, die zich in de kolonie bevinden, zijn eerbied en gehoorzaamheid verschuldigd aan de Regeering en onderworpen aan de wettelijke regelingen" als de verdragen met vreemde mogendheden door den Staat aangegaan, voor zoover zij in de kolonie van toepassing zijn, — de algemeene verordeningen b.v. koloniale wetten, koloniale bestuursmaatregelen des konings, koloniale verordeningen, — de besluiten van den gouverneur, — de plaatselijke keuren en reglementen (t. a. p. artt. 2, 3). Tot openbare bedieningen, door den koning op te dragen, zijn benoembaar Nederlanders volgens de wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (zie deel I, bladz. 9—11) en zij, die in eene der West-Indische koloniën van den Staat uit ouders, aldaar gevestigd, geboren zijn. De benoembaarheid tot andere openbare bedieningen wordt bij koloniale verordening geregeld (t. a. p. art. 7). Slavernij bestaat sedert 1862 niet meer (t. a. p. art. 4). Onder zekere voorwaarden bestaan in Curagao: uitlevering van vreemdelingen, — vrijheid van drukpers, — het recht van petitie, — het recht van vereeniging en vergadering — vrijheid van godsdienst (t. a. p. artt. 5, 8, 9, 10, 162—166, zie ook deel 1, bladz. 11—13). De uitvoerende macht in deze kolonie is in handen van den gouverneur, die door een adviseerend college, den Raad van bestuur, hierin ter zijde gestaan wordt (t. a. p. artt. 29, 62). De macht, om verordeningen te maken, deelt de gouverneur met den Kolonialen Raad (t. a. p. artt. 87—94). De gouverneur is in Curagao de vertegenwoordiger des konings en de eerste ambtenaar aldaar. Hij resideert in de de hoofdstad Willemstad in het gouvernementshotel, — voert het praedicaat „Excellentie" — en heeft eenen adjudant ter zijner beschikking, die hem, zoo noodig, vertegenwoordigt. De koning benoemt en ontslaat den gouverneur, die den leeftijd van 30 jaren moet vervuld hebben en eerst na eedsaflegging (verklaring en belofte) in handen des konings of van den persoon, door den koning daartoe aangewezen, in eene plechtige zitting van den Kolonialen Raad, waarin hij een afschrift van de akte van benoeming en van het proces-verbaal der eedsaflegging overlegt, het bewind aanvaardt. Door eene proclamatie doet hij hiervan kond aan de bfewoners (t. a. p. artt. 11, 12, 13, 15). „Hij is verplicht, zijne waardigheid te blijven bekleeden, totdat hij het bestuur aan zijnen opvolger hebbe overgegeven, tenzij hem van 's konings wege gelast of vergund worde, zijne waardigheid vroeger neder te leggen" (t. a. p. art. 16). Bij ontstentenis, ziekte, enz. van den gouverneur is, wanneer de koning niemand daartoe aangewezen heeft of de aangewezene nog niet ter plaatse is, de ondervoorzitter van den Raad van Bestuur waarnemend gouverneur, die hiervan, evenals de gouverneur, bij proclamatie aan de ingezetenen kennis geeft en, zoo spoedig mogelijk, in eene vergadering van den Kolonialen Raad in handen van den voorzitter den eed (belofte) aflegt (t. a. p. artt. 26, 19 bis, 28). Zonder verlof des konings verlaat de gouverneur de kolonie niet (t. a. p. art. 17), „fi/oedverwantschap of zwagerschap, tot den derden graad ingesloten, mag niet bestaan tusschen den gouverneur eenerzijds en den ondervoorzitter of de leden van den Raad van Bestuur, den gouvernementssecretaris, den procureur- generaal of een der hoofdambtenaren met het beleid eener bijzondere afdeeling van algemeen bestuur door den koning belast, anderzijds. „Hij, die na zijne benoeming in den verboden graad van zwagerschap geraakt, behoudt zijne bediening niet dan met vergunning des konings. De zwagerschap houdt op door den dood der vrouw, die haar veroorzaakte'' (t. a. p. art 19). „De wedde en de verblijfkosten" (traktement: ƒ 18,000)" „van den gouverneur" komen ten laste van 's Rijks schatkist (t. a. p. art. 99, a). De gouverneur oefent zijne waardigheid uit met stipte inachtneming van 's konings bevelen, en is aan den koning wegens zijn doen en laten verantwoordelijk". „Wegens ambtsmisdrijven ook na zijne aftreding, „staat hij terecht voor den Hoogen Raad ter vervolging hetzij van 's konings wege, hetzij vanwege de Tweede Kamer" (t. a. p. art. 21, Grondwet, art. 164). De gouverneur is: le. Opperbevelhebber van de in de kolonie aanwezige zee- en landmacht van het Rijk (t. a. p. art. 30). 2e. Voorzitter van den Raad- van Bestuur (t. a. p. art. 58). 3e. Gemachtigd, om de vergaderingen van den Kolonialen Raad hetzij in persoon, hetzij door eenen vertegenwoordiger bij te wonen en daar eene raadgevende stem uit te brengen (t. a. p. art. 85 bis) '). 4e. Belast met het benoemen, schorsen en ontslaan der bevelhebbers, officieren en onderofficieren der koloniale gewapende macht, — alsmede der ambtenaren in de kolonie, wier benoeming, schorsing of ontslag niet door den koning aan zich voorbehouden of bij algemeene verordening aan anderen opgedragen is (t. a. p. artt. 31, 35). 5e. Bevoegd, om de kolonie geheel of ten deele in staat van oorlog of beleg te verklaren (t. a. p. art. 32). 6e. Belast met het algemeen bestuur der koloniale geldmiddelen en domeinen (t. a. p. art. 37). 7e. Gemachtigd, om, „na ingewonnen bericht van den ') Ook het openen, schorsen, sluiten, buitengewoon bijeenroepen van den Raad, behoort aan den gouverneur, zie bladz. 61, rechter, door wien het vonnis gewezen is, aan alle burgerlijke en militaire veroordeelden gratie van straffen, bij rechterlijk vonnis in de kolonie opgelegd, teverleenen. Voor het verleenen van amnestie, abolitie of generaal pardon behoeft hij de uitdrukkelijke machtiging des konings (t. a. p. art. 39, zie ook deel II, bladz. 27—28). 8e. Bevoegd, om de koloniale verordeningen, na verkregen goedkeuring van den Kolonialen Raad, vast te stellen of in beraad te houden (t. a. p. art. 46). 9e. Belast met het afkondigen der hem van 's konings wege toegezonden wetten, algemeene bestuursmaatregelen en der koloniale verordeningen in het „Publicatieblad" (t. a. p. artt. 42, 43, 44, 46). 10e. Bevoegd tot het uitvaardigen van besluiten, den Raad van Bestuur gehoord, en ze in het „Publicatieblad" af te kondigen (t. a. p. artt. 54, 55, zie ook bladz. 59) '). ') Formulieren van afkondiging: le. Voor hem van 's koningswege toegezonden wetten en algemeene bestuursmaatregelen (zie 9e): „In naam des konings! De gouverneur van Curafao, Van 's koningswege den last ontvangen hebbende tot afkondiging van onderstaande wet (onderstaand koninklijk besluit); (Mededeeling der wet of van het koninklijk besluit). Heeft de opneming daarvan in het Publicatieblad bevolen. Gedaan te den " (Onderteekening van den gouverneur en van den gouvernements secretaris). 2e. Voor koloniale verordeningen (zie 9e): „In naam des konings! De gouverneur van Curacjao, In overweging genomen hebbende : (De beweegredenen der verordening.) Heeft, na verkregen goedkeuring van den Kolonialen Raad, vastgesteld onderstaande verordening. (De verordening.) Gegeven te den (Onderteekening als onder le.1 Een gouvernements-secretaris (traktement: ƒ 4,000) staat hem als kabinetschef bij. Hij is het hoofd der koloniale secretarie. De Raad van Bestuur bestaat uit: le. Den voorzitter n.1. den gouverneur (zie bladz. 57). 2e. Den onder-voorzitter, dikwijls den procureur-generaal bij het Hof van Justitie. 3e. 3 ledeni 4e. Den secretaris n.1. den gouvernements-secretaris (zie bladz. 59), die tevens lid van den Raad zijn kan. De koning benoemt, schorst en ontslaat den ondervoorzitter en de leden. Alvorens zitting te nemen, leggen de onder-voorzitter en de leden in handen van den gouverneur den eed (verklaring en belofte) af. „De gouverneur kan officieren der zee- en landmacht en ambtenaren, geene leden van den raad zijnde, gelasten de vergadering bij te wonen tot het geven van inlichtingen". „De Raad van Bestuur wordt door den gouverneur gehoord nopens: le. „Alle besluiten tot uitvoering van algemeene verordeningen, die de gouverneur wil nemen" (zie bladz. 58, 10e); 2e. „Alle plaatselijke keuren, die door de gezaghebbers der verschillende eilanden aan de bekrachtiging van den gouverneur worden onderworpen" (zie bladz. 64); 3e. „Alle aangelegenheden, waaromtrent dit is voorgeschreven bij deze wet of andere algemeene verordening, of den gouverneur van 's koningswege bevolen; 4e. Alle andere zaken, waaromtrent de gouverneur in het 3e. Voor besluiten (zie 10e): „In naam des konings! De gouverneur van Curafao. Overwegende, dat ter uitvoering van (vermelding van de wet, het koninklijk besluit of de koloniale verordening, tot welker uitvoering het besluit strekt), het noodig is, het navolgende vast te stellen; Heeft, den Raad van Bestuur gehoord, besloten: (Volgt het besluit.) Gegeven te den " (Onderteekening als onder le). Zie t. a. p., artt. 44, 52, 55. belang zijner verantwoordelijkheid het gevoelen van den raad wenscht te kennen." „De Raad mag niet weigeren, des gevraagd, zijn gevoelen schriftelijk aan den gouverneur mede te deelen". Tevens kan de Raad van Bestuur, „volgens regels bij koloniale verordening te stellen, rechtsmacht et langen in geschillen van bestuur'' (administratieve rechtspraak, t. a. p. artt. 58—66)^ De Koloniale Raad bestaat uit 13 leden, die — evenals de voorzitter en de onder-voorzitter voor elke vergadering — door den koning benoemd worden en wel na eene aanbeveling van twee personen, door den Raad op te maken, ontvangen te hebben '). Vereischten, om lid te worden, zijn . le. Ingezetenschap d. w. z. een Nederlander moet gedurende 6 maanden, welke de benoeming voorafgaan, in de kolonie verblijven; een vreemdeling gedurende 3 jaren. 2e. 25 jaar oud. 3e. In het volle genot der burgerlijke rechten zich bevinden. 4e. Noch onbekwaam, noch uitgesloten zijn. „Onbekwaam zijn zij, wien dat recht ontzegd is bij rechterlijk vonnis of die gerechtelijken afstand van hunne goederen aan hunne schuldeischers gedaan en dezen niet ten volle voldaan hebben". „Uitgesloten zijn de gouverneur, de onder-voorzitter en de leden van den Raad van Bestuur, de gouvernementssecretaris en de krijgslieden van den Staat in werkelijken dienst" „B/oedverwantschap of zwagerschap tot en met den tweeden graad mag niet bestaan tusschen de leden van den Kolonialen Raad. Hij, die na zijne benoeming in den verboden graad van zwagerschap met een der andere leden geraakt, is niet verplicht af te treden vóór den afloop van zijnen tijd van zitting. De zwagerschap houdt op door den dood der vrouw, die haar veroorzaakte". De leden hebben 4 jaar zitting en zijn aanstonds /^/-benoembaar. Het aftreden geschiedt om het jaar en wel in dezer voege : 4, 3, 3,3. Hij, die tusschentijds gekozen is, treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij benoemd is, moest aftreden. „De leden i) Griffier is de gouvernementssecretaris (zie bladz. 59). genieten geene schadeloosstelling. Vergoeding van reis- en verblijfkosten kanh\m bij koloniale verordening worden toegekend". Alvorens hunne betrekking te aanvaarden, leggen de leden in handen van den gouverneur den voorgeschreven eed (verklaring of belofte) af. „De leden zijn bevoegd ten allen tijde hun ontslag te nemen. Zij zenden dit schriftelijk in aan den gouverneur. Het lidmaatschap vervalt'. Ie. Door het opgeven der vestiging in de kolonie-, 2e. Door het verlies van het volle genot der burgerlijke rechten; 3e. Door opkomende onbekwaamheid, zie bladz. 60; 4e. Door het aannemen eener met het lidmaatschap onvereenigbare betrekking". „De vergadering van den Kolonialen Raad wordt jaarlijks op den tweeden Dinsdag der maand Mei te Willemstad op het eiland Curagao door of namens den gouverneur geopend". De vergaderingen kunnen in het openbaar of met gesloten deuren gehouden worden. „De deuren worden gesloten, als de voorzitter het noodig keurt of vier leden het vorderen. De vergadering beslist of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd. Over de punten, in besloten vergadering behandeld, kan daarin ook een besluit genomen worden. De Koloniale Raad mag niet beraadslagen noch besluiten, zoo niet meer dan de helft der leden tegenwoordig is. Alle besluiten worden door volstrekte meerderheid der stemmende leden opgemaakt. Bij staking van stemmen wordt het nemen van een besluit tot eene volgende vergadering uitgesteld. In deze, en evenzoo in eene voltallige vergadering beslist, bij staking van stemmen, de stem van den voorzitter. Zie voor de stemmingen over personen en zaken, deel I, bladz. 51. De gouverneur of zijn gemachtigde kan de vergadering bijwonen en heeft daar eene raadgevende stem. Aan den gouverneur behoort ook het recht, de vergadering van den Raad te schorsen, te sluiten, buitengewoon bijeen te roepen. De macht van den Kolonialen Raad bestaat in het al of niet aannemen van koloniale verordeningen, in het wijzigen van hem door den gouverneur aangeboden verordeningen (recht van amendement), — in het in eigen boezem ontwerpen van verordeningen (recht van initiatief), — in het voorstaan van de koloniale belangen bij den koning, de Staten-Generaal en den gouverneur, — in het onderzoeken der hem aangeboden verzoekschriften, — enz. Hiertegenover evenwel fetaat, dat de gouverneur de door den raad goedgekeurde verordeningen kan weigeren vast te stellen en de koning de macht bezit, om, den Raad van State gehoord, goedgekeurde verordeningen te vernietigen en wel wegens strijd met de wet, een algemeenen bestuursmaatregel, het algemeen belang van het Rijk of van de kolonie (t. a. p. art. 49). Koloniale verordeningen mogen niet treden in hetgeen bij de wet of bij een algemeenen bestuursmaatregel reeds geregeld is, tenzij de wet of die bestuursmaatregel daartoe vrijheid geve (t. a. p. art. 47). „De koloniale huishoudelijke begrooting wordt jaarlijks door den gouverneur, na den raad van Bestuur te hebben gehoord, ontworpen en aan den Kolonialen Raad uiterlijk op den eersten Dinsdag der maand Maart aangeboden. Zij wordt, zoodanig als zij door den Kolonialen Raad goedgekeurd is, door den gouverneur voorloopig vastgesteld en afgekondigd. Zij wordt door hem met de noodige toelichting toegezonden aan den koning. Zij wordt definitief vastgesteld door de wet. Ie. Indien tot aanvulling der koloniale middelen gevorderd wordt eene bijdrage uit 's Rijks schatkist,' gelijk thans doorgaans het geval is. Natuurlijk, vallen onder die bijdrage niet de gewone gelden, welke het Rijk aan de kolonie verstrekt'). 2e. „Indien de koning de begrooting, zoodanig als zij door den Kolonialen Raad aangenomen is, niet goedkeurt. 3e. Indien de Koloniale Raad de begrooting niet heeft vastgesteld vóór den tweeden Dinsdag^ der maand Mei van het jaar, waarin zij hem wordt aangeboden. ') Voor 1909 is de Rijksbijdrage ] op ƒ 295,577 geraamd. Het eindcijfer der begrooting was: ƒ 936,152. Indien geen dezer gevallen aanwezig is, geldt de voorloopige vaststelling als definitive." De vaststelling van de koloniale ontvangsten en uitgaven voor elk dienstjaar m. a. w. de vaststelling der rekening geschiedt door de wet, zoo de begrooting bij de wet vastgesteld, — door den Kolonialen Raad zoo zulks niet het geval is, en wel bij koloniale verordening (t. a. p. artt. 67—106). Het bestuur der eilanden, Curagao uitgenomen, is in handen van gezaghebbers, door landraden bijgestaan. De gezaghebber wordt door den koning benoemd, geschorst en ontslagen, terwijl zijne wedde en instructie door den koning eveneens vastgesteld wordt. In handen van den gouverneur legt de gezaghebber vóór de aanvaarding zijner bediening den eed (verklaring en belofte) af. Zoo noodig, wordt de gezaghebber door den oudsten landraad d. w. z. door dengene, die het eerst aan de beurt van aftreding is, vervangen. Zonder verlof van den gouverneur nochthans mag de gezaghebber het eiland niet langer dan vijf dagen verlaten. De gezaghebber staat boven alle ambtenaren, — voert het bevel over de aanwezige gewapende macht, politie en schutterij, — is verantwoordelijk voor de bewaring der inwendige rust, orde en veiligheid — en waakt tegen aanranding van buiten. Hij is ook voorzitter van den Raad van Politie. Met de twee landraden voert de gezaghebber het dagelijksch bestuur van het eiland. De landraden worden door At stemgerechtigde ingezetenen van het eiland voor vier jaren'gekozen. Om de twee jaren treedt een der landraden af. De aftredende is aanstonds herkiesbaar. Een tusschentijds verkozene landraad treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij verkozen is, moest aftreden. Voorts is alles, de benoembaarheid, het kiesrecht en de wijze van kiezen betreffende, door eene bijzondere koloniale verordening geregeld '). Vóór de aanvaarding hunner bediening leggen de landraden ') Zie die verordening aan het einde der „Schuurmans-editie" No 5, bladz. 321—324. :n handen van den gezaghebber den eed (verklaring en beloften) af. De Raad. van Politie bestaat uit den gezaghebber als voorzitter en de twee landraden als leden. De Raad van Politie is: le. „Bevoegd de belangen van het eiland bij den koning, de Staten-Generaal, den gouverneur en den Kolonialen Raad voor te staan." 2e. Belast met het drijven van „schouw over alle wegen straten, wateren, bruggen, dijken, waterleidingen en andere openbare werken des eilands." 3e. Belast met het opperiotz\c\\i over het armwezen. 4e. Belast met het toezicht op het onderwijs (openbaar en bijzonder). 5e. Bevoegd tot het maken van plaatselijke keuren, welke evenwel de gouverneur, den Raad van Bestuur gehoord, al of niet bekrachtigen kan. De afkondiging van bekrachtigde keuren is aan den gezaghebber '). De eilanden zijn onderverdeeld in districten, gemeenten of wijken, welker besturen eveneens voor hun gebied keuren kunnen uitvaardigen {niet altijd beschikken zij over die macht), welke keuren de gouverneur, den Raad van Bestuur gehoord, al of niet bekrachtigen kan (t. a. p. artt. 107—136). Thans zullen wij nog eenige bijzondere onderwerpen behandelen en wel: le. De rechtspleging. Daar de rechten der ingezetenen en de rechtspraak vrijwel aan de rechten der bewoners van het moederland en de rechtspraak aldaar gelijk zijn, verwijs ik daarvoor naar deel II, hoofdstuk III, punt 2, § 2, bladz, 16. Opgemerkt evenwel zij, dat in Curagao, evenals in de andere Nederlandsche koloniën, de doodstraf nog bestaat. !) Op het eiland Curafao maakt de Koloniale Raad de plaatselijke keuren, waarop dan de regels van de koloniale verordeningen van toepassing zijn. Een der leden van den Raad van Politie tieedt ook ais ambtenaar van den burgerlijken stand op. Alvorens evenwel een doodvonnis ten uitvoer te brengen, is noodig: a. Een daartoe strekkende last, althans de voorkennis vatt den procureur-generaal bij het Hof van Justitie. b. De machtiging van den gouverneur, die deze niet verleent dan na den hoogsten militairen of burgerlijken rechter in de kolonie te hebben gehoord. Er wordt in Curagao recht gesproken: a. Door kantongerechten op Curagao, Aruba, Bonaire, St. Martin, St. Eustatius en Saba. b. Door raden van justitie op St. Martin, en St. Eustatius. c. Door het Hof van Justitie te Willemstad, bestaande uit eenen president en twee leden, allen rechtsgeleerden, door den koning voor het leven ') benoemd, — eenen procureurgeneraal, eveneens rechtsgeleerde, door den koning benoemd en ontslagen, — eenen griffier, ook rechtsgeleerde, door den koning tot wederopzeggens toe aangesteld. Ook zijn aan het Hof plaatsvervangende leden, niet rechtsgeleerden, verbonden. Dit Hof is het opperste gerechtshof voor de gansche kolonie Curagao. d. Door den Hoogen Raad te 's Hage, welks rechtsmacht in koloniale zaken de koning regelt (t. a. p. artt. 137—161). 2e. De financiën. „Het beleid der koloniale geldmiddelen en het beheer der domeinen is, onder oppertoezicht van den gouverneur, opgedragen aan eenen hoofdambtenaar 2), die door den koning wordt benoemd en ontslagen en wiens instructie en jaarwedde door den koning worden vastgesteld." In de kolonie worden belastingen geheven krachtens eene wet of koloniale verordening. „Geene koloniale belastingen mogen strekken om den vrijen handel met Nederland en Nederlandsche koloniën te belemmeren of om ') Tegen hun wil evenwel kunnen de voorzitter en de leden door den koning uit hun ambt worden ontslagen (b. v. wegens ongeschiktheid, curateele, wangedrag, onzedelijkheid) of door den Hoogen Raad ontzet (wegens gevangenisstraf, staat van kennelijk onvermogen, gijzeling). 2) N. I. den administrateur van Financiën. 5 den handel, de nijverheid of den landbouw der kolonie te bevoorrechten boven den handel, de nijverheid of den landbouw van Nederland of de Nederlandsche koloniën . . . „Geldleeningen ten laste der koloniën kunnen niet worden aangegaan dan uit kracht van de wet of van koloniale verordeningen, goedgekeurd bij de wet." Het Rijk betaalt voor de kolonie: a. „De wedde en de verblijfkosten van den gouverneur; b. De kosten van de Rijks zee- en landmacht, tot bescherming defr kolonie gevorderd." Bovendien vult het Rijk het ontbrekende aan, -— maakt de begrooting sluitend. Over de begrooting en rekening, zie bladz. 62. 3e De gewapende macht. „Alle weerbare ingezetenen der kolonie zijn gehouden, ingeval de kolonie door eenen buitenof &//z«É7zlandschen vijand bedreigd wordt, tot hare verdediging en, in tijd van vrede, tot bewaring der inwendige rust mede te werken. Zij kunnen te dien einde op de verschillende eilanden vereenigd worden in schutterijen. De sterkte en inrichting dier schutterijen worden alsdan bij koloniale verOrdening geregeld." '). Er is ook een infanterie-garmzoen, hetwelk 31 December 1908 telde: 5 officieren, 2 officieren van gezondheid, 177 onderofficieren en mindeien (Pyttersen 1908, bladz. 886). Het Hoog Militair Gerechtshof te Utrecht heeft in Curagao jurisdictie (t. a. p. art. 128). „Krachtens koloniale verordening kan worden opgericht eene gewapende politie." In geval van dringenden nood, wanneer de gouverneur met de Rijks zee- en landmacht, ter zijner beschikking staande, ondersteund door de koloniale gewapende macht, niet voorzien kan in de behoorlijke verdediging, is hij bevoegd, voorzoover de hem ten dienste staande hulpmiddelen het gedoogen, ') De rustende stedelijke en landelijkeschutterij telde op 31 December 1906: 1 majoor-commandant, 7 kapiteins, 10 le luitenants, 2 2de luitenants, 1 officier van gezondheid, 360 onderoificieien en minderen (Pytteisen, 1908, bladz. 886). vrijwilligers en zelfs vreemde hulptroepen tijdelijk in soldij te-nemen." (t. a. p. artt. 175—177). 4e Het onderwijs. „Het geven van onderwijs staat vrij aan een iegelijk, die voldoende bewijzen van bekwaamheid en zedelijkheid levert. Zooveel de middelen gedoogen, zorgt de overheid, dat het lager onderwijs de verkrijging der allereerste kundigheden onder het bereik brenge ook der onvermogenden. Zij doet dit door ondersteuning van bijzondere of oprichting van openbare scholen. De regeling van het onderwijs op deze grondslagen geschiedt bij koloniale verordening en plaatselijke keuren." (t. a. p. art. 178—181). Het koloniaal verslag over 1907 geeft: 10 openbare en 39 bijzondere scholen. Van deze 39 bijzondere scholen waren er24gesubsidieerd. Er waren op die39scholen 31 Roomsch-Katholieke. Bovendien hebben de katholieken nog het college St. Thomas van Aquine met pensionaat te Willemstad. § 2. Suriname. De kolonie Suriname omvat het grondgebied bekend onder de benaming van Nederlandsch Guyana'' (reglement op het beleid der Regeering in de kolonie Suriname, art. 1) >). Zie voor den eerbied en de gehoorzaamheid aan de wettelijke regelingen bladz. 55 (t. a. p. artt. 2, 3); — voor de benoembaarheid tot openbare bedieningen bladz. 55 (t.a. p. art. 7), — over de slavernij, uitlevering van vreemdelingen, vrijheid van drukpers, het recht van petitie, het recht van vereeniging en vergadering, vrijheid van godsdienst, bladz. 55 (t.a. p. artt. 5, 8, 9, 10, 141-145, — zie ook deel I bladz. 11—13). De uitvoerende macht in deze kolonie is in handen van den gouverneur, die door een adviseerend college, den Raad van Bestuur, hierin ter zijde gestaan wordt (t. a. p. artt. 29, 54). ') Er zijn drie Guyana's: een Nederlandsen, Britsch en Fransch Guyana. De macht, om verordeningen te maken, deelt de gouverneur met de Koloniale Staten (t. a. p. artt. 92—106). De gouverneur is in Suriname de vertegenwoordiger des konings en de eerste ambtenaar aldaar. Hij resideert in de hoofdstad Paramaribo in het gouvernementshotel, — voert het praedicaat „Excellentie" - en heeft twee adjudanten ter zijner beschikking, die hem, zoo noodig, ook vertegenwoordigen. Zie over den gouverneur bladz. 56 (t. a. p. artt. 11, 57, 58, 89) ')• Zorg er evenwel voor: le. Kolonialen Raad in Koloniale Staten en 2e. „Publicatieblad" in „Gouvernementsb\nd" te veranderen. Zie voor den gouvernemenlssecretaris (traktement: /9000) bladz. 59. Zie over den Raad van Bestuur bladz. 59 (t. a. p. artt. 58—67). Eenig kleine verschillen zijn er evenwel, b. v. le. Kan de koning „buitengewone leden benoemen, hen schorsen en ontslaan. Zij zijn naar ouderdom van benoeming als plaatsvervangers werkzaam". Ook zij nemen eerst na eedsaflegging (verklaring of belofte) zitting (t. a. p. artt. 59. 60). 2e. De Raad van Bestuur wordt door den gouverneur gehoord nopens: a. Alle koloniale verordeningen, die de gouverneur aan de goedkeuring der Koloniale Staten wil onderwerpen, of die de Koloniale Staten aan den gouverneur ter vaststelling hebben aangeboden." b. Zie bladz. 59 le. c. Zie bladz. 59 3e. d. Zie bladz. 59 4e. (t. a. p. art. 63). De koloniale Staten tellen nimmer minder dan 13 of meer dan 25 leden. Thans zijn er: 13 (1908). Zij worden door de kiezers rechtstreeks gekozen in verhouding van één op tweehonderd kiezers (t. a. p. .art. 68). Om kiezer te zijn wordt vereischt: le. Ingezetenschap; Als ingezetenen worden aangemerkt: •) Traktement van den gouverneur: ƒ 20.000, toelage: ƒ 6.000. a. Nederlanders , wanneer zij sinds 1 Januari van het jaar, waarin de kiezerslijst wordt vastgesteld, in de kolonie gevestigd geweest zijn; b. Vreemdelingen, wanneer zij gedurende de laatste vijf jaren, voorafgegaan aan 1 Januari van het jaar, waarin de kiezerslijst wordt vastgesteld, in de kolonie zijn gevestigd geweest; 2e. De volle ouderdom van vijf en twintig jaren; 3e. Het volle genot der burgerlijke rechten; 4e. Of het betalen van belasting over een jaarlijksch inkomen van f 1400 of meer\ of het betalen in de gezamenlijke directe belastingen eener som, waarvan het juiste bedrag, mits niet beneden dat van f 20, noch boven dat van ƒ 100, bij het kiesreglement wordt bepaald" (t. a. p. art. 69). „Verkiesbaar zijn allen, die de vereischten bezitten", zooeven opgenoemd onder le, 2e en 3e, „en niet onbekwaam, noch uitgesloten zijn" (t. a. p. art. 71). Zie voor de onbekwaamheid om te kiezen en verkozen te worden bladz. 60; voor hen, die van de verkiesbaarheid uitgesloten zijn, bladz. 60 (t. a. p. artt. 70, 72). Zie voor bloedverwantschap of zwagerschap bladz. 60. Opgemerkt dient te worden, dat van leden, die, elkander in den verboden graad bestaande, tegelijkertijd gekozen worden, hij toegelaten wordt, die de meeste stemmen bekwam, en, bij gelijk getal stemmen, de oudste in jaren (t. a. p. art. 73). De leden hebben zitting gedurende zes jaren. Om de twee jaren treedt een derde hunner af." Thans met 13 leden aldus: 5, 4, 4. „De uitvallenden zijn dadelijk /ze/-kiesbaar". Over iemand, die tusschentijds gekozen is, zie bladz. 60 (t. a. p. art. 74). „Het kiesreglement wordt vastgesteld bij koloniale verordening" (t. a. p. art. 75). Jaarlijks vóór den lOden Januari wordt door den gouverneur de kiezerslijst voorloopig vastgesteld (Kiesreglement, lid 6. 1). Binnen 22 dagen na 10 Januari kan men bij het Hof van Justitie zijne bezwaren indienen. Het Hof doet uitspraak. De lijst wordt door den gouverneur na den lsten Maart gesloten en daarna op zijn last uiterlijk den 5din Maart afgekondigd (t. a. p. lid 10, 16, 17). Op den dag der verkiezing of candidaatsstelling kan men van des i;oonniddags acht uur tot des «amiddags één uur opgaven van candidaten doen bij den gouvernementssecretaris, die onmiddellijk, nadat de tijd verstreken is, de candidatenlijst vaststelt (t. a. p. lid 61). „Zijn er meer candidaten op die lijst gebracht dan het aantal te vervullen plaatsen, dan geschiedt over hen, uiterlijk binnen veertig dagen, een stemming (t.'a. p. lid 62). Voor de stemming is Suriname bij besluit van den gouverneur in stemdistricten met een stembureau verdeeld. Het /zoo/üstembureau is te Paramaribo gevestigd (t. a. p. lid 26). Over de eedsaflegging, —■ de schadeloosstelling, enz. ') — het ontslag, het vervallen van het lidmaatschap, zie bladz. 61 (t. a. p. artt. 76—78). Over de opening van de vergadering der Staten, zie bladz. 61 (t. a. p. art. 79). De gouverneur benoemt uit hun midden voor elke vergadering een voorzitter en een ondervoorzitter (t. a. p. art. 80). Buiten hun midden benoemen de Staten een griffier (t. a. p. art, 81)'2) „De Staten onderzoeken de geloofsbrieven der nieuw ingekomen leden en beslissen de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelve oprijzen" (t. a. p. art. 82). Zie voor de openbare en geheime vergaderingen,— voor het vereischte aantal leden, om te beraadslagen,— voor staking van stemmen en de stemmingen zelve,— voor de aanwezigheid van den gouverneur en zijne bevoegdheden ten opzichte van de Staten, bladz: 61 (t. a. p. artt. 84—90). Opgemerkt evenwel zij, dat de gouverneur de Staten ook mag ontbinden. „Het besluit tot ontbinding, waarop de Raad van Bestuur gehoord wordt, behelst de uitschrijving van de de verkiezing voor nieuwe Staten binnen zestig dagen en de bijeenroeping der nieuw gekozen Staten binnen drie maanden. Bij ontbinding sluit de gouverneur tevens de vergadering der Staten" (t. a. p. art. 91). ') De Koloniale Slaten veroorzaken aan de kolonie eene uitgave van 14,623 gulden (raming 1909). 2) Traktement van den^griffier ƒ 5,300. Zie voor de macht der Staten bladz. 6! (t. a. p. artt. 92—106). Uit de samenstelling der Koloniale Staten, enz., blijkt duidelijk, dat de autonomie van Suriname die van Curagao verre overtreft. Zie voor de koloniale huishoudelijke begrooting'), alsmede voor de rekening bladz. 62 t. a. p. artt. 107—114). Suriname is verdeeld in één >SYarf.s-District n.1. Paramaribo en 12 Districten n.1. Nickerie, Coronie, Beneden-Swamacca, BovenSaramacca, Beneden-Suriname, Beneden-Para, Boven-Para, Boi/e«-Suriname, Beneden-Commem]ne, Boven-Commewijne, Cottica, Marowijne. In grensgeschillen doet de gouverneur uitspraak (Koloniale Verordening, regelende de districten, artt. 1, 15). Aan het hoofd van een of meer Districten staat een Districts-Commissaris 2), — in Paramaribo is daarmede de commissaris van politie belast (Koloniale Verordening, het districts-bestuur betreffende, artt. 1, 9.) Thans zullen wij nog eenige bijzondere onderwerpen behandelen en wel: le. De rechtspleging. Zie bladz. 64. Er wordt in Suriname recht gesproken: a. Door kantongerechten te Paramaribo, Nickerie, Coronie. b. Door ommegaande rechters in de verschillende districten. c. Door het Hof van Justitie te Paramaribo, zie bladz. 65. d. Door den Hoogen Raad te 's Hage. zie bladz. 63, (t.a.p. artt. 116—140). •2e. De financiën. Zie bladz. 65 (t.a.p. artt. 146—153). 3e. De gewapende macht. Zie bladz. 66. De schutterij te Paramaribo telde volgens Pyttersen 1908, 23 officieren en 436 onderofficieren en minderen; — de gewapende burgerwacht in de districten: 52 officieren en 1730 onderofficieren en minderen. Het infanterie-gamizoen telde, 18 officieren en 310 onderofficieren en minderen. Het Hoog Militair Gerechtshof te Utrecht heeft in Suriname jurisdictie (t. a. p. art. 128, artt. 154—156). ') De raming voor 1909 bedroeg: ƒ4.767.652, — de /?/y&sbijdrsge: ƒ 809.302. 2) Traktement: ƒ 4.000 a ƒ 5.0C0. 4e. Het onderwijs. Zie bladz. 67 (t. a. p. artt. 157—160). 31 December 1906 waren er — de scholen bij de Boschnegers en voor de kinderen van Britsch-Indische immigranten niet medegerekend — 58 scholen voor gewoon lager en uitgebreid lager onderwijs en wel 21 openbare scholen en 37 bijzondere scholen, waaronder 11 gesubsidieerde Roomsch-Katholieke scholen. 5e. De immigratie. Hetzij onder contract verbonden, hetzij niet onder contract verbonden, immigreeren met medewerking van het koloniaal bestuur bewoners van BritschIndië, Nederlandsch-Indië, enz. naar Suriname {Jmmigratiefonds"). 6e. Koloniale spoorwegen. Op 1 Januari 1907 waren 79,5 K.M. in exploitatie, — het spoor lag tot eene lengte van 103 K.M, — de aarden baan tot eene lengte van 109 K.M- 7e. Melaatschheid. Voor de verpleging van melaatschen bestaan: het leprozen-etablissement op Groot-Chatillon, eene Rijksinstelling, — de „Gerardus-Majella-Stichting , eene Roomsch-Katholieke instelling te Paramaribo — en de inrichting „Bethesdaeene Protestantsche stichting. § 3. O O S T - I N D I E. Onder de benaming Oost-Indië verstaan wij alle Nederlandsche koloniale bezittingen in Azië en Australië (zie deel I, bladz. 8). Ons koloniaal bezit aldaar staat óf onder Europeeschd.w.z. Nederlandsch bestuur, — óf Inlandsch bewind, — óf vorstelijk beheer, terwijl doorgaans die verschillende soorten van bewind elkaar ontmoeten. In Oost-Indië is de vorm van het bestuur nog immer de autocratie: van autonomie is aldaar nog weinig te bemerken, daar met de centralisatie slechts even een begin gemaakt is. Alleen de personen, van Rijkswege uitgezonden, kunnen Indië vrij binnengaan, — 4tlle andere behoeven, om zich aldaar van elders te vestigen, eene schriftelijke vergunning van den gouverneur-generaal voor Java en Madoera, van den hoogsten gewestelijken gezaghebber n.1. van de gouverneurs van Sumatra's Westkust, Atjeh en Celebes voor andere deelen der kolonie (art. 105 van het Reglement op het beleid der regeering van Nederlanpsch-Indië). De go § erneur-generaal kan in overeenstemming met den Raad van Nederlandsch Indië — na evenwel de betrokken personen behoorlijk opgeroepen en gehoord te hebben — personen, niet in Indië geboren, in het belang van de openbare rust en orde het.verblijf aldaar ontzeggen, — het verblijf in bepaalde gedeelten van Indië ontzeggen, — voorts personen in Indië geboren, eene bepaalde verblijfplaats aanwijzen, het verblijf in bepaalde gedeelten ontzeggen. De gouverneurgeneraal geeft van deze maatregelen, zoo zij niet inlanders gelden, kennis aan den minister van Koloniën, terwijl de koning, wanneer Nederlanders door deze maatregelen getroffen werden, er de Staten-Generaal van verwittigt (t. a. p. artt. 45, 46, 47, 48). Ingezetenen zijn allen, die in Indië geboren zijn of zich aldaar met behoorlijke vergunning gevestigd hebben (t. a. p. art. 106.) Nederlanders zijn zij, die zulks volgens de wetten des Rijks (zie deel I, bladz. 9) zijn (t. a. p. art. 107). Europeanen zijn alle christenen '), alle Japanners, alle personen, die geen inlanders zijn. Inlanders zijn zij, die in Indië uit Indische ouders geboren zijn, ook die, welke het christendom omhelsd hebben (inlandsche christenen), voorts alle Arabieren, Mooren, Chineezen, alle Mohamedanen en heidenen, de Japanners uitgenomen (t. a- p. art. 109). Aan de bepalingen voor Europeanen zijn onderworpen: alle Nederlanders, alle andere personen, uit Europa afkomstig, alle Japanners, alle personen, niet uit Europa of Japan afkomstig, die in hun land onderworpen zouden zijn aan een familierecht, in hoofdzaak berustende op dezelfde beginselen als het Nederlandsche, alle in Indië geboren wettige of wettelijk erkende kinderen en verdere afstammelingen van de evengenoemde personen. Alle andere personen, zoo aanstonds niet genoemd, hebben te gehoorzamen aan de bepalingen, voor inlanders of vreemde Oosterlingen ontworpen. Voor de christenen uit hun midden ') De inlandsche uitgezonderd. evenwel kan bij algemeene verordening een bijzondere rechtstoestand geschapen worden (wet van 31 December 1906, houdende wijziging van art. 109 van het Indische Reglement, art. 1). „Allen, die zich op het grondgebied van NederlandschIndië bevinden, hebben aanspraak op bescherming van persoon en goederen. De regelen, bij uitlevering van vreemdelingen in acht te nemen, worden vastgesteld bij algemeene verordening" (t. a. p. art. 108). Vrijheid van drukpers onder zekere beperking bestaat (t. a. p. art. 110). Vrijheid van ververeeniging en vergadering wordt op eene meer beperkte wijze gehuldigd b.v. staatkundige bijeenkomsten worden niet geduld, tenzij het doel zij, personen voor het lidmaatschap der raden aan te bevelen (t. a. p. art. 111). Het recht van petitie bestaat (t. a. p. art. 112) ('). „De ingezetenen zijn verplicht om .... deel te nemen aan schutterijen of andere gewapende vereenigingen, welke door den gouverneur-generaal noodig worden geoordeeld tot bewaring van rust en orde" (t. a. p. art. 113.) „In NederlandschIndië worden ge ene Europeesche titels van adeldom erkend, dan die door den koning zijn verleend. Vreemdeordenteekenen, titels, rangen of waardigheden mogen door de ingezetenen van Nederlandsch-Indië niet worden aangenomen zonder het bijzonder verlof des konings" (t. a. p. art. 114). Sedert 1 Januari 1860 is de slavernij afgeschaft (t. a. p. art. 115). Slavenhandel is verboden (t. a. p. art. 116). Pandelingschap d. i. het in dienst nemen van personen tot aan de afbetaling eener schuld is op Java en Madoera verboden en wordt elders, zoo mogelijk, verboden of zeker tot het allernoodzakelijkste beperkt (t. a. p. art. 118). Vrijheid van godsdienst is toegestaan, maar de besturen der godsdienstige genootschappen hebben zich aan vele beperkende bepalingen te onderwerpen (t. a. p. artt. 119—121 — zie ook bladz. 97). In naam des konings bestuurt een gouverneur-generaal Indië. Dez.e waardigheidsbekleeder vertegenwoordigt aldaar den koning en is er de eerste ambtenaar des rijks. Hij heeft recht op het praedicaat „Excellentie". ') Zie voor een en ander deel 1, bladz. 11. Hem staan drie adjudanten ter beschikking, die hem, zoo noodig, vertegenwoordigen en van wie er een intendant der gouvernementshotels is. Ook een inlandsche ceremoniemeester staat hem bij de ontvangst van inlandsche vorsten en grooten ter zijde (traktement: ƒ 2.400). De gouvernementshotels zijn te Buitenzorg, Weltevreden en Tjipanas (buitenverblijf). Hun onderhoud kost jaarlijks ƒ 14.000. De jaarwedde van den gouverneur-generaal bedraagt: ƒ 13^.000. De gouverneur-generaal moet zijn: Nederlander, 30 jaar oud, geen deelhebber in Indische ondernemingen van handel en scheepvaart, geen houder van Indische fondsen, geen eigenaar o/huurder van Indische landerijen. De koning benoemt en ontslaat hem. Zonder's konings machtiging legt hij zijne waardigheid niet neder, - verlaat hij Indië niet. Na eedsaflegging (verklaring en belofte) in handen des konings of met 's konings machtiging in eene vergadering van den Raad van Indië met de commandanten der zee- en landmacht, de presidenten van het Hooggerechtshof en de Algemeene Rekenkamer, den procureur-generaal bij evengenoemd Hof en de directeuren der 7 departementen aanvaardt hij het bewind (t. a. p. artt. 2, 3, 5, 15). Bij ontstentenis, afwezigheid van den gouverneur-generaal vóór de aanvaarding van zijn ambt, treedt de vice-president van den Raad van Indië als waarnemend gouverneur-generaal op en bij ontstentenis ook van dezen dignitaris het lid van dien Raad, daartoe in eene vergadering, als boven samengesteld, aangewezen. Bij ziekte of afwezigheid wordt hij, zoo noodig vervangen door den luitenant-gouverneur-generaal, den vicepresident of het oudste lid in benoeming van den Raad van Indië (t. a. p. artt. 14, 15, 13). „Bloedverwantschap of zwagerschap, tot den vierden graad ingesloten, mag niet bestaan tusschen den gouverneurgeneraal en de secretarissen van het gouvernement" (n. 1. den algemeenen gouvernementssecretaris en de gouvernementssecretarissen) „noch tusschen die secretarissen onderling. Die na zijne benoeming in den verboden graad van zwagerschap geraakt, kan zijne bediening niet behouden zonder vergunning van den koning. De zwagerschap houdt op door het overlijden der vrouw, die haar veroorzaakte" (t. a. p. artt. 18, 8). Hetzelfde geldt van bloedverwantschap en zwagerschap, tot den vierden graad ingesloten, tusschen den gouverneur-generaal, den luitenant-gouverneur-generaal, den vice-president of de leden van den Raad van Indië, —eveneens tusschen den vice-president en de leden van den Raad onderling (t. a. p. art. 8). De gouverneur-generaal is, met opzicht tot de uitoefening van zijne waardigheid, verantwoordelijk aan den koning, onverminderd het recht tot vervolging in de Grondwet aan de Tweede Kamer toegekend (t. a. p. art. 37, Grondwet, art. 164, deel II, bladz. 27). De gouverneur-generaal is: le. President van den Raad van Nederlandsch-Indië met raadgevende stem, doch zijn presidium is gelijk geworden aan het presidium des koning in den Staatsraad (zie deel I, bladz. 27, t. a. p. art. 7). 2e. Opperbevelhebber van de zee- en landmacht in OostIndië. Hij benoemt, bevordert, ontslaat in Indië de officieren der landmacht (t. a. p. artt. 41, 42). 3e. Bevoegd, om algemeene verordeningen vast te stellen omtrent alle onderwerpen, waarvan de regeling niet door de wet is geschied of moet geschieden, waarin niet door een koninklijk besluit is voorzien, of waarvan aan den koning de regeling niet is voorbehouden. Voor de vaststelling, wijziging, uitlegging, schorsing en intrekking van alle algemeene verordeningen door den gouverneur-generaal is de overeenstemming tusschen hem en den Raad een vereischte. Wordt de vereischte overeenstemming niet verkregen, dan roept de gouverneur-generaal de uitspraak des konings in. De algemeene verordeningen, door den gouverneurgeneraal vastgesteld, heeten „ordonnantiën" (t. a. p. artt. 20, 29, 39, 31). Hij zorgt ook voor de uitvoering (t. a. p. art. iT). 4e. Belast met de afkondiging van wetten, koninklijke besluiten en ordonnantiën in het „Staatsblad van Nederlandsch-Indië". Zoodra het afgekondigde kan bekend zijn, is het van kracht. Men rekent, dat zulks het geval is: op Java en Madoera op den '60sten, — elders op den lOOsten dag na de dagteekening van het Indische Staatsblad (t. a. p. art. 31). '). 5e. Bevoegd, om ingeval van oorlog of opstand Indië geheel of gedeeltelijk in staat van oorlog of beleg te verklaren en alle noodige maatreg.elen te nemen (t. a. p. art. 43). 6e. Gemachtigd, om oorlog te verklaren en vrede te maken en andere verdragen met Indische vorsten en volken te sluiten, „alles met inachtneming van de bevelen des konings". Van deze verdragen geeft de koning kennis aan de StatenGeneraal, wanneer naar zijn oordeel de zekerheid van het Rijk en Indië zulks toelaat (t. a. p. art. 44). 7e. Belast — zoo in het reglement niet anders bepaald is — met het benoemen, ontslaan en pensioneeren van alle ambtenaren (t. a. p. art. 49). 8e. Bevoegd tot het verleenen van gratie van straffen, door rechterlijke vonnissen in Indië opgelegd, zoolang de veroordeelden zich aldaar ophouden. De doodstraf mag ') .Het formulier van afkondiging der ordonnantiën is als volgt: „In naam des konings! De gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië. Den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord. Allen, die dezen zullen zien of hooren lezen, salut! doet te weten." (Hier volgen de beweegredenen en de inhoud der ordonnantie en daarna de woorden:) „En opJat niemand hiervan onwetendheid voorwende zal deze in het Staatsblad van Nederlandsch-Indië geplaatst, en, voor zooveel noodig, in de lnlandsche en Chineesche talen aangeplakt woiden. Gelast en beveelt voorts, dat alle hooge en lage kollegiën en ambtenaren, officieren en juslicieren, ieder voor zooveel hem aangaat, aan de stipte naleving dezer de hand zullen houden zonder ooQluiking of aanzien des persoons. Gedaan te den " (Handteekening van den gouverneur-generaal en van den algemeenen gouvernementssecretaris of van een der gouvernementssecretarissen). Zie t. a. p. art 33. Onder af te kondigen wetten en koninklijke besluiten plaatst de gouverneur-generaal hetzelfde onderschrift als zooeven medegedeeld is: .En opdat" enz. (t. a. p. art. 32). nimmer ten uitvoer gelegd worden, dan nadat de gouverneurgeneraal in de gelegenheid geweest is, gratie te verleenen. „Voor zooveel inlandsche vorsten en hoofden betreft, heeft hij ook, in overeenstemming met den Raad van NederlandschIndië het recht van amnestie en abolitie" (t. a. p. art. 52, — zie ook deel I, bladz 27—28). 9e. Gemachtigd tot het dispenseeren „in de gevallen bij de algemeene verordeningen omschreven; voor zooveel rechtszaken betreft, na gehoord advies van het Hooggerechtshof"; — tot het dispenseeren in de onderhouding van andere punten van eene bepaalde ordonnantie, evenwel niet dan in overeenstemming met den Raad van Indië en na gehoord advies van het Hooggerechtshof (t. a. p. art. 53). 10e. Belast met het beschermen der inlandsche bevolking tegen willekeur (t. a. p. art. 55). 11e. Belast met al hetgeen de gouvernements-kultures betreft (t. a. p. art. 56). 12e. Belast met de regeling van de persoonlijke diensten, door de inlanders te verleenen, — om de 5 jaren worden de verordeningen, die diensten betreffende, herzien, bij welke herzieningen eene vermindering dier diensten op den voorgrond staat (t. a. p. art. 57). 13e. Gemachtigd, om verlof te verleenen tot nieuwe gouvernementsvestigingen op de eilanden van den Oost-Indischen Archipel (t. a. p. art. 63). De koning kan aan den gouverneur-generaal eenen luitenantgouverneur-generaal toevoegen, bestemd om hem voorloopig op te volgen, en om inmiddels zoodanig werkzaam te zijn, als door den koning of door den gouverneur-generaal zal worden voorgeschreven. In handen van den koning of den gouverneur-generaal legt hij den eed (verklaring en belofte) af. De gouverneur-generaal kan hem het presidium van den Raad van Indië met raadgevende stem opdragen. Sedert 1854 is deze functie nog nimmer vervuld (t. a. p. artt. 4, 6, 7). De algemeene secretarie, waarvan de algemeene gouvernementssecretaris de chef is en de gouvernementssecretarissen, 5 in getal (1908), deel uitmaken, is zooveel als het kabinet van den gouverneur-generaal.») Zij is te Buitenzorg gevestigd. De Raad van Nederlandsch-Indië bestaat uit (t. a. p. art. 7): le. Een president n.1. den gouverneur-generaal of luitenantgouverneur-generaal (zie bladz. 7o, 78). 2e. Een vice-president, feitelijk de president (traktementƒ36,000), zie bladz. 76, 78. 3e. 4 leden (traktement: ƒ 28,800). 4e. Een secretaris (traktement: ƒ 9,600). De Raad zetelt te Bataviien kost aan de kolonie: ƒ 176 660 (begr. voor 1909). „De gouverneur-generaal kan, in bijzondere gevallen, andere ■ambtenaren, alsmede officieren der zee- of landmacht, gelasten de vergaderingen van den Raad bij te wonen, tot het geven van mondelinge inlichtingen" (t. a. p. art. 7). Zulks geschiedt b.v. thans bij het opmaken der begrooting, als wanneer de 7 directeuren en de 2 chefs der departementen in den Raad verschijnen. De vice-president en de leden van den Raad moeten Nederlander zijn, — 30 jaar oud, — geen staatsambt bekleeden, — geen deelhebber in Indische ondernemingen «n handel en scheepvaart, enz. zie bladz. 75 zijn. Over bloedverwante hap en zwagerschap zie bladz. 75. De koning benoemt en ontslaat hen. Bij vacaturen biedt de gouverneur-generaal, binnen 30 dagen, eene met redenen omkleede aanbeveling van 2 personen den minister van Koloniën aan. Moet evenwel in het belang van 's landsdienst, of wegens de daling van het aantal dienstdoende leden, den' vice-president inbegrepen, tot minder dan 3, de vacature spoedig aangevuld worden, zoo kan alsdan de gouverneurgeneraal tijdelijk aan een der 2 aanbevolenen het lidmaatschap opdragen. Bij ontstentenis van den vice-president treedt het oudste lid in benoeming van den Raad als waarnemend vicepresident op. 1) De algemcene secretarie kost volgens de begrooting voor 1909 aan de kolonie: ƒ 291.140 (al^emeene secretaris: ƒ24.000,— eerste secretaris: / 12 000,— gouvernementssecretarissen: ƒ 9.600,—enz.). Alvorens hun ambt te aanvaarden leggen de vice-president en de leden, eveneens de waarnemende vice-president en de waarnemende leden in handen van den koning of den gouverneur-generaal den eed (verklaring en belofte) af (t. a. p. artt. 8, 9, 3, 10, 11, 12). Het reglement van orde voor 's Raads vergaderingen wordt door den koning vastgesteld. Het behelst de verplichting tot geheimhouding, in zoover het algemeen belang dit vordert (t. a. p. art. 7). „De gouverneur-generaal vraagt het advies van den Raad van Nederlandsch-Indië over alle zaken van algemeen of bijzonder belang, waar hij dit noodig oordeelt. Tot die raadpleging is hij verplicht ten aanzien van: a. Alle instruktiën en reglementen, het algemeen of gewestelijk bestuur betreffende, op zijnen last ontworpen; b. De toepassing van art. 44 van dit reglement n.1. handelende over oorlog, vrede, verdragen (ziebladz. 77, 6e) „en in het algemeen van elke regeling der staatkundige betrekkingen met Indische vorsten en volken; c. De algemeene begrooting van ontvangsten en uitgaven; d. De algemeene strekking der maatregelen door het burgerlijk gezag genomen of te nemen in geval van oorlog of opstand', c. Buitengewone maatregelen van gewichtigen aard, en ƒ. Benoemingen tot gewichtige ambten, ter aanwijzing van den koning. De gouverneur-generaal alleen beslist en geeft van zijn besluit kennis aan den Raad. Wanneer de Raad van Nederlandsch-Indië door den gouverneur-generaal is gehoord, wordt daarvan melding gemaakt in den aanhef der besluiten (t. a. p. art. 28). Voor de overeenstemming tusschen den gouverneur-generaal en den Raad, inzake ordonnantiën noodzakelijk, zie bladz. 76, 3e (t. a. p. art. 29). „Alle kollegiën en landsdienaren, geene uitgezonderd, zijn verplicht aan den Raad . .... op zijne aanvrage, inlichtingen te geven omtrent de feiten, wier kennis vereischt wordt voor de adviezen, door den gouverneur-generaal van den Raad gevraagd (t. a. p. art. 34). „De Raad van Nederlandsch-Indië heeft het recht aan den gouverneur-generaal voorstellen te doen. Wanneer de gouverneur-generaal, na onderzoek, vermeent een voorstel van den Raad buiten gevolg te moeten laten, geeft hij daarvan, met opgave zijner bezwaren, kennis aan den minister van Koloniën. Hij brengt tevens zijn besluit ter kennis van den Raad" (t. a. p. art. 35). „De gouverneur-generaal kan aan de leden van den Raad van Nederlandsch-Indië bijzondere commissiën opdragen en hen met zendingen in Nederlandsch-Indië belasten, mits, behalve de vice-president, twee leden ter hoofdplaats aanwezig blijven" (t. a. p. art. 36); „De verschillende takken van het algemeen burgerlijk bestuur worden, onder de bevelen en het oppertoezicht van den gouverneur-generaal, beheerd door directeuren, wier getal, werkkring en bevoegdheid worden bepaald door den koning" of liever door de Kamers, daar deze bij de begrooting over het toestaan der gelden voor een nieuw departetement te beslissen hebben. De hoofden van de twee militaire departementen dragen den naam van „chef". „De hoofden der aldus ingestelde departementen van algemeen bestuur vereenigen zich tot een Raad van Directeuren, telkens wanneer de gouverneur-generaal hunne samenwerking beveelt" (t. a. p. artt. 64, 65;. Het traktement van eenen directeur of chef bedraagt: ƒ 24.000. Alleen de chef van het Marinedepartement trekt: ƒ 15,600, daar hij in een gouvernementshuis resideert. Er zijn 9 departementen van algemeen bestuur: Justitie, — Financiën, — Binnenlandsch Bestuur, — Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, — Landbouw, — Burgerlijke Openbare Werken. — Gcmvernementsbedrijven, — Oorlog — en Marine: I. Justitie. Waar de inlandsche bevolking niet is gelaten in het genot van hare eigen rechtspleging, geschiedt de rechtspraak overal: „in naam des konings" (t. a. p. art. 74). Europeanen worden berecht volgens algemeene verordeningen, het burgerlijk, handels- en strafrecht, alsmede de burgerlijke rechtsvordering en strafvordering regelende. Zooveel mogelijk komen die verordeningen met onze Nederlandsche wetten overeen. Wie Europeanen zijn, zie bladz. 73. De inlanders en vreemde oosterlingen evenwel worden, zooveel noodig, als Europeanen berecht; — voor het overige worden, „de onder hen geldendé, met hunne godsdiensten en gewoonten samenhangende", rechtsregelen", hun „adat", gevolgd. Nochtans kunnen de inlanders en vreemde oosterlingen zich vrijwillig in het algemeen of voor één bepaalde rechtshandeling aan de regels der Europeanen onderwerpen. Wie inlanders, wie vreemde oosterlingen zijn, zie bladz. 73 (t. a. p. art. 75 nieuw). Wat de rechten der ingezetenen betreft, deze komen vrijwel met de rechten van de bewoners van het moederland overeen (t. a. p. artt. 77—91, — zie deel II, hoofdstuk III, punt 2, § 2, bladz. 16). Jurisdictie-geschillen m. a. w. geschillen over de bevoegdheid tusschen Europeesche en inlandsche rechtspraak, de justitiëele en administratieve macht worden door den gouverneur-generaal, in het laatste geval in overeenstemming met den Raad van Indië, beslecht (t. a. p. artt. 8J, 83). Er wordt in Indië rechtgesproken voor Europeanen: le. Door de landraden, onze kantongerechten, 82 in getal. 2e. Door de raden van Justitie te Batavia, Semarang, Soerabaja, Padang, Makassar, Medan, onze arrondissementsrechtbanken. 3e. Door het Hooggerechtshof te Batavia, hetwelk is voor Indië hof van cassatie, — voor de raden van justitie hof van appèl, - voor hooge ambtenaren rechtbank van eersten aanleg. Het is aan onze hoven gelijk. In 2e en 3e hebben alleen rechtsgeleerde Nederlanders zitting (t. a. p. artt. 74—104). Er wordt in Indië rechtgesproken voor de inlanders: le. Door districts-gerecht en, bestaande uit een „wedönó" als rechter en eenige lage inlandsche hoofden, door den resident aangewezen, als raadslieden. 2e. Door regentschaps-gerechten, bestaande uit den regent als rechter en eenige lage inlandsche hoofden, door den resident aangewezen, benevens den „panghoeloe" (priester). 3e. Door landraden, bestaande uit een rechtsgeleerde als voorzitter en ten minste twee inlandsche hoofden, door den gouverneur-generaal benoemd, als leden, benevens den „hoofdpanghoeloe (opperpriester) als adviseur. Evenals bij de Europeesche rechtspraak is ook hier een climax aanwezig. Er bestaat eene school voor de vorming van inlandsche rechtskundigen. Er wordt in Indië recht gesproken voor de met inlanders gelijkgestelden: le. Door de residenten. 2e. Door de landraden, zie boven 3e '). II. Financiën. De gouverneur-generaal heeft het algemeen bestuur van 's lands geldmiddelen en eigendommen in Indië (Comptabiliteitswet, art. 32). De Indische begrooting van inkomsten en uitgaven wordt jaarlijks op het tijdstip, voor de indiening der Staatsbegrooting in de Grondwet bepaald d. w. z. dadelijk na de opening der gewone zitting in September, aan de Staten-Generaal aangeboden. Gewoonlijk geschiedt zulks thans reeds begin September. Zie voor de Indische begrooting deel I, bladz. 741), t. a. p. artt. 8, 2, 3, 7). Over elk dienstjaar geschiedt de verantwoording van de koloniale ontvangsten en uitgaven voor Indië aan de StatenGeneraal onder overlegging van rekeningen, welker slot door de wet vastgesteld wordt (t. a. p. art. 74). De inkomsten vloeien voort uit: lo. Verpachte middelen b. v. de opiumpacht. 2o. Belastingen b. v. de grondbelasting, de belastingen op het bedrijj (vooral op de uitoefening van ambachten en neringen), op het personeel, de patent, de zegel: en de .SMCCéssMielasting, accijnzen, in-, door- en uitvoerrechten (zie ook deel II, bladz. 57). ]) Feenstra, bladz. 230—231. ') Het hoofdstuk: Uitgaven in Indie omvat 11 afdeelingen n.1. Regeering en Hooge Colleges, de 9 departementen in hiërarchische orde (zie bladz. 81), Gewestelijk en plaatselijk zelfbestuur (t. a. p. art. 3). 6* 3e. Cultures. 4e. Geldleeningen, welke slechts uit kracht van de wet aangegaan worden (t. a. p. art. 14). Belastingen worden in Indië geheven krachtens algemeene verordeningen (t. a. p. art. 58). „De gouverneur-generaal zorgt, dat aan nuttige bedrijven geene noodelooze belemmeringen in den weg gelegd worden of b\i]ver\. Behoudens verkregen rechten worden op de markten (passars) geene belastingen geheven (t. a. p. art. 60). Tarieven van in-, dooren uitvoer worden door de wet vastgesteld (t. a. p. art. 129). De uitgaven in Nederland worden door de Algemeene Rekenkamer te 'sHage (zie deel II, blad-/.. 67), — de uitgaven in Indië door de Algemeene Rekenkamer te Batavia gecontroleerd (Indisch Regeeringsreglement, art. 66). De Indische Rekenkamer bestaat uit een voorzitter en 6 leden, die Nederlanders en 30 jaar oud zijn,—geen staatsambt bekleeden, — noch rechtstreeks, noch zijdelings deelhebber zijn in of borg zijn voor eenige onderneming, ten grondslag hebbende eene met de Indische regeering om winst of voordeel aangegane overeenkomst, enz. (Comptabiliteitswet, artt. 50, 52). Zij worden door den koning benoemd en onlslagen. Ontstaan er vacaturen, dan zendt de gouverneur-generaal door tusschenkomst van den minister van Koloniën voor elke vacature aan den koning eene aanbevelingslijst van 3 personen, door den Raad van Indië, gehoord den voorzitter der Rekenkamer, opgemaakt, (t. a. p. art. 51). De voorzitter en de leden kunnen om verschillende redenen uit hun ambt ontzet worden b. v. wegens staat van kennelijk onvermogen, wegens gijzeling, wangedrag, onzedelijkheid, enz. (t. a. p. art. 53). Wegens misdrijven en overtredingen, gedurende hun ambtstijd gepleegd, staan zij voor het Hooggerechtshof te recht (t. a. p. art. 58) De jaarwedde van den voorzitter bedraagt: ƒ 18.000, der leden f 14.400, van den secretaris ƒ 9.600. In het geheel kost de Indische Rekenkamer: / 455.380 (raming: 1909). III. Binnenlandsch Bestuur. Het beginsel van dit bestuur is vervat in art. 7 van het Reglement: „Zooveel de omstandigheden het toelaten, wordt de inlandsche bevolking gelaten onder de onmiddellijke leiding van hare eigene, van regeeringswege aangestelde of erkende hoofden" (inlandsche bestuursinrichting t. a. p. art. 67). Boven het inlandsche bestuur staat het Europeesche bestuur. Ie. Europeesch bestuur: „de indeeling van het grondgebied van Nederlandsch-Indië in gewesten geschiedt door den koning" (t. a. p. art. 68); de onderverdeeling der gewesten verricht de gouverneur-generaal (t. a. p. artt. 69, 70). Indië omvat thans (1908): a. Het gouvernement Java en Madoera, waarover de gouverneur-generaal zelf gebiedt. Het is verdeeld in 17 residentiën of gewesten, waarover een resident (jaarwedde ƒ15.000) het bewind voert. Een secretaris met den titel van assistent-resident (jaarwedde: ƒ6.000, /7.800) en mindere ambtenaren staan hem ter zijde. Het gewest, de residentie is onderverdeeld in afdeelingen onder assistent-residenten, (jaarwedde: ƒ7.800). Onder deze ambtenaren staan de controleurs en aspirant-controleurs, die, als 't ware, tusschen Europeesch en inlandsch bestuur de schakel vormen. Alle deze ambtenaren zijn Nederlanders. b. Het gouvernement Sumatru's Westkust onder een^oMverneur (jaarwedde ƒ18.000) met residentie te Padang. Dit gouvernement, hetwelk 7 residentiën telt, is ingericht als onder a. c. Het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden onder een civiel en militair gouverneur (jaarwedde ƒ18.000) met residentie te Kotta Radja. Het telt 5 residentiën. Zie verder onder a. d. Het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden onder een civiel en militair gouverneur (jaarwedde ƒ18.000) met residentie te Makassar. Het telt 5 residentiën. Zie verder onder a. Tot vorming van goede gewestelijke en plaatselijke bestuurders is in 1907 te 's Hage opgericht eene NederlandschIndische Bestuurs-Academie met toeejarigen cursus onder opperiotzxchi van den minister van Koloniën, — onder toezicht van een college van curatoren, uit een voorzitter, eenige leden (met den voorzitter minstens 3, hoogstens 5) en een secretaris bestaande, (de koning benoemt de leden van het curatorium, — de minister van Koloniën den secretaris), — onder beheer van een directeur, door den koning benoemd voor 5 jaren, doch aanstonds herbenoembaar. Leeraren geven les. De minister van Koloniën benoemt hen eveneens voor 5 jaren, doch aanstonds kan die termijn vernieuwd worden. 2e. Inlandsch bestuur. De meeste residentiën zijn ten behoeve" van het inlandsche bestuur verdeeld in regentschappen onder eenen door den gouverneur-generaal, gewoonlijk uit de inlandsche grooten, benoemden ') en door het Rijk bezoldigden (traktement van ƒ 360 tot ƒ 22.400) regent („adipati", - „toemenggoeng"). De regentschappen zijn onderverdeeld in districten onder districtshoofden („wedónó 's", ,,demangs", enz.) eveneens door den gouverneur-generaal benoemd en bezoldigd. De districten zijn op hunne beurt onderverdeeld in dessa 's of gemeenten onder desahoofden („loerahs", „bekels"), die behoudens goedkeuring van het gewestelijke bestuur, door de dessa zelf gekozen en door eenen raad van minstens 4 leden ter zijde gestaan worden. Alle deze inlandsche waardigheidsbekleders brengen op last van hunne Nederlandsche collega 's (zie onder le) de bestuursmaatregelen'ten uitvoer; — houden hen van den toestand der inlandsche bevolking op de hoogte; — vormen tusschen die bevolking en de Nederlandsche bestuurders de schakel. De schakel, welke hen op hunne beurt met de Nederlandsche bewindslieden verbindt, zijn de controleurs en de aspirant-controleurs, wier streven is: het Europeesch en inlandsch bestuur te doen samenwerken. Opgemerkt dient te worden, dat in Indië verschillende inlandsche grooten voor zich en hun volk eenige zelfstandigheid hebben weten te bewaren: het zijn de vazallen van den Nederlandschen monarch. Zij dragen de titels van sultan, soesoehoenan, enz.; — hebben hoven, lijfwachten, enz. Tot opleiding van inlandsche ambtenaren zijn l) Op Java houdt de gouverneur-genera il zooveel doenlijk, met de erfopvolging rekening (t. a. p. art. 69). scholen te Bandoeng, Probolinggo, Magelang, Medan, voorts in Depok, Langkat en Assahan. Voor zonen van inlandsche hoofden en voor aanzienlijke inlanders zijn eveneens eenige scholen o. a. te Menado opgericht. Wat de vreemde Oosterlingen betreft, die in Indië gevestigd zijn en met de inlanders op eene lijn gesteld worden, zij worden, zooveel doenlijk, in afzonderlijke wijken vereenigd, onder de leiding van hunne eigene hoofden. „De ambtenaren, met het hoogste gewestelijk gezag bekleed, zijn bevoegd tot het maken van reglementen en keuren van politie. Zij kunnen tegen de overtreding daarvan straffen bedreigen". Hier is derhalve spraak van de gouverneurs en residenten. Sedert 1903 wordt het beginsel der decentralisatie in Indië gehuldigd. Daardoor kunnen gewesten" of gedeelten van gewesten autonomie, zelf bestuur erlangen. Over de gewesten worden gewestelijke raden; — over de gedeelten van gewesten plaatselijke raden gesteld. Die raden zijn samengesteld uit Europeanen, inlanders en „waar dezen ... in eenigszins belangrijk getal op duurzame wijze gevestigd zijn" uit vreemde Oosterlingen in oneven getal. Eene ordonnantie geeft het aantal leden van den raad en het aantal van elke klasse aan. Het hoofd van het gewestelijk bestuur is voorzitter van den gewestelijken, — het hoofd van het plaatselijk bestuur van den plaatselijken raad, althans zoo het gebied van den raad met zijn ambtsressort overeenkomt. Anders toch wijst eene ordonnantie den voorzitter van den plaatselijken raad aan. Een secretaris staat den raad bij. De gouverneur-generaal benoemt in den beginne de raadsleden, alsmede den secretaris, wanneer hij landsdienaar is. Te beginnen met de eerste periodieke aftreding echter worden de Europeesche leden der plaatselijke raden door de Europeanen gekozen, terwijl langzamerhand hetzelfde beginsel ook voor de Europeesche leden der gewestelijke raden en de «/^/-Europeesche leden der plaatselijke raden doorgevoerd wordt. Aan de gewestelijke en plaatselijke raden komt de macht toe, om de eigen geldmiddelen te beheeren; — om de belangen van hun ressort bij den gouverneur-generaal Voor te staan; — aan hen ook kan de bevoegdheid gegeven worden, om verordeningen, de belastingen en andere onderwerpen betreffende, vast te stellen. Het aantal gewestelijke en plaatselijke raden, sedert 1905 ingesteld, bedraagt thans 32 (vergelijk voor III, Reglement, artt. 67—73, koninklijk besluit van 20 December 1904, de decentralisatie betreffende). IV. Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Ie. Ondetwijs. „Het openbaar onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg van den gouverneur-generaal. De inrichting daarvan wordt met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen, bij algemeene verordening geregeld (t. a. p. art. 125). „Het geven van onderwijs aan Europeanen .... is vrij, behoudens het toezicht der overheid en het onderzoek naar de bekwaamheid en zedelijkheid der onderwijzers", (t. a. p. art. 126). Voldoend openbaar lager onderwijs wordt, overal waar de behoefte der Europeesche bevolking dit vordert en de omstandigheden het toelaten, gegeven (t. a. p. art. 127). „De gouverneur-generaal zorgt voor het oprichten van scholen ten dienste der inlandsche bevolking" (t. a. p. art. 128). Aan bijzondere Europeesche en inlandsche scholen kan eene subsidie toegekend worden. Europeesch middelbaar onderwijs wordt gegeven aan het „Gymnasium Willem III" (hoogere burgerschool, school voor taal-, land- en volkenkunde) te Batavia, de „Koningin Wilhelminaschool" te Batavia (hoogere burgerschool, handelscursus, cursus ter opleiding van machinisten, bouwkundigen en mijnbouwkundigen), de hoogere burgerscholen te Semarang en Soerabaja, de ambachtsscholen te Batavia, Semarang en Soerabaja, de burgeravondschool te Soerabaja. Voorts zijn er vele Europeesche lagere scholen, staande onder inspecteurs te Batavia, Semarang en Soerabaja. Normaalscholen zijn te Batavia en Soerabaja gevestigd. Aan vele scholen geeft men inlandsch lager onderwijs, hetwelk door 5 inspecteurs gecontroleerd wordt. Kweekscholen voor inlandsche onderwijzers zijn te Bandoeng, Probolinggo, Djokjakarta, Fort de Koek, Amboina. Te Weltevreden is eene school tot opleiding van inlandsche artsen (dokters-djawa). 2e. Eeredienst. Zie bladz. 97.. 3e. Nijverheid. Kamers van koophandel en nijverheid zijn gevestigd te Batavia, Semarang, Soerabaja, Padang en Makassar. V. Landbouw. Onder dit departement ressorteeren alle landbouw-aangelegenheden, de veeartsenijkundige dienst, het boschwezen, de gouvernementsondernemingen van landbouw nl. koffie, kina, guttapercha, caoutchouc. VI. Burgerlijke Openbare Werken. Hieronder ressorteeren: waterstaat, burgerlijke openbare werken, spoor- en tramwegen, stoomwezen, enz. VII. Gouvernementsbedrijven. Hieronder vallen de opiumregie, de landsdrukkerij, het mijnwezen, de tin, de exploitatie van het Ombilinkolenveld, het zout, de posterijen, de telegraphie, de telephonie (communaal en intercommunaal, zie deel II, bladz. 83), de postspaarbank. §£ VIII. Oorlog. Het Nederlandsch-Indische leger bestaat uitsluitend uit vrijwilligers, èn uit Nederland, èn uit andere landen, èn uit inlanders afkomstig. Zoowel voor werving en africhting, aL voor herstel van krachten bestaat te Nijmegen, Zutphen en Harderwijk de koloniale reserve, — v^or afmonstering van uit de koloniën terugkeerende militairen zijn te Amsterdam en te Rotterdam commissariaten gevestigd; — voor verminkte, oude en gepensionneerde. soldaten uit de koloniën in Oost en West is er een Koninklijk Koloniaal Militair Invalidenhuis op het landgoed „Bronbeek" bij Arnhem. De officieren van het Nederlandsch-Indische leger worden aan de daartoe bestemde instellingen in Nederland (zie deel II, bladz. 68) gevormd. Het Nederlandsch-Indische leger onder het opperbevel van den gouverneur-generaal, — het commando van den chef van het departement van Oorlog, — de leiding van den generalen staf te Batavia bestaat uit infanterie, cavalerie, artillerie '), genie, enz. (zie ook deel II, bladz. 73). Het leger is in 17 militaire afdeelingen of commandementen verdeeld. Niet-rechtstreeks tot het Nederlandsch-Indische leger behooren: ') En wel veld-, berg- en ws^'n^-artillerie. le. De lijfwacht-dragonders van Z. H. den sultan van Djokjakarta. 2e. De lijfwacht-dragonders van Z. H. den soesoehoenan van Soerakarta. 3e. Het korps'barisans op Madoera. 4e. Het Mangkoe Negorosche legioen te Soerakarta. De militairen zijn onderworpen aan de rechtsmacht der krijgsraden te Batavia, Magelang, Padang, Kotta Radja, Makassar en Amboina, van welker vonnis hooger beroep mogelijk is bij het Hoog Militair Gerechtshof te Batavia, uit leden van het Hooggerechtshof en 3 hoofd- of opperofficieren samengesteld (zie deel II, bladz. 29). IX. Marine. De Nederlandsch-Indische zeemacht onder het opperbevel Van den gouverneur-generaal, — het commando van den chef van het departement van Marine, — de leiding van den staf te Batavia bestaat uit: le. Het auxiliair eskader, uit pantser- en pantserdekschepen bestaande, welke het Rijk van zijne zeemacht tijdelijk in Indië stationeert. 2e. De Indische militaire marine uit schepen, ten laste der koloniale geldmiddelen gebouwd, bestaande, welke schepen bestemd zijn, om in Indie te blijven. 3e. De gouvernements-marine. Het marine-etablissement is te Soerabaja. Onder dit departement ressorteeren de bebakening en verlichting der kusten, het loodswezen, enz. HOOFDSTUK VII. De godsdienst in Nederland en de koloniën. I. In Nederland: Van den godsdienst zegt de Grondwet: „Ieder belijdt zijne godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid, behoudens de bescherming der maatschappij en harer leden tegen de overtreding der strafwet" (art. 167). „Aan alle kerkgenootschappen in het Rijk wordt gelijke bescherming verleend" (art. 168). Een Staatsgodsdienst bestaat in Nederland niet, scheiding van Kerk en Staat wordt hier gehuldigd. Die algeheele vrijheid van godsdienst is door de wet op de kerkgenootschappen in zooverte beperkt, dat: le. „Nieuw te maken bepalingen", de inrichtingen en het bestuur der kerkgenootschappen betreffende, . . . vóór of bij het in werking brengen daarvan, op gelijke wijze ter Onzer d. i. ter 's konings kennis gebracht" worden (t. a p. art. 1). 2e. „Vreemdelingen .... geene kerkelijke bediening, dan na daartoe Onze" d. i. 's konings „toestemming te hebben verkregen kunnen aanvaarden." „Alleen in het belang der openbare orde en rust kan die toestemming geweigerd worden" (t. a. p. art. 2). 3e. „Synodale . vergaderingen en hoofden, die kerkgenootschappen vertegenwoordigen of besturen,.... Onze" d. i. 's konings „goedkeuring op de plaats van vestiging behoeven (t. a. p. art. 5). ,,Alleen^ in het belang der openbare orde en rust en bij een met redenen omkleed en openbaar gemaakt besluit kan eene aangewezen vestigingsplaats als zoodanig door ons", n. 1. den koning „ongeschikt worden verklaard" (t. a. p. art. 5). 4e. „De bedienaren van' den openbaren godsdienst".... het gewaad voor kerkelijke plechtigheden of bij de uitoefening van den openbaren godsdienst in hun kerkgenootschap gebruikelijk, niet dan binnen gebouwen en besloten plaatsen, of dddr waar de openbare godsdienstoefening thans naar de wetten en reglementen, toegelaten is, dragen" (art. 170, t. a. p. art. 6). Openbare katholieke godsdienstplechtigheden zijn vooral toegelaten in de provincie Limburg, in eenige plaatsen van de provincie Noord-Brabant, benevens op eene enkele plaats in andere provinciën. 5e. „Elke oprichting of inrichting van een gebouw tot uitoefening van den openbaren godsdienst, binnen den afstand van twee honderd ellen van eene bestaande kerk, .... in het belang der openbare orde een onderzoek omtrent de plaats van vestiging" vereischt (t. a. p. art. 7). De eerste beslissing is aan het gemeentebestuur, van welke beslissing men bij Gedeputeerde Staten in beroep komen kan. De eindbeslissing is aan den koning, den Raad van State gehoord, en wordt, met redenen omkleed, openbaar gemaakt. „Wanneer de oprichting of inrichting zonder verlof heeft plaats gehad wordt het gebouw gesloten" (t. a. p. art. 7). 6e. „Het klokkengelui tot viering van kerkelijke plechtigheden of om de ingezetenen tot de godsdienstoefening op te roepen in gemeenten, waar kerken van meer dan één kerkgenootschap zijn, in het belang der openbare orde en rust door onzen commissaris in de provincie" kan verboden worden. „Klokkengslui tot andere einden heeft geene plaats dan met vergunning der plaatselijke politie" (t. a. p. art. 8). Hiertegenover staat, dat: le. „De belijders der onderscheidene godsdiensten .... allen dezelfde burgerlijke en burgerschapsrechten" genieten • en „gelijke aanspraak op het bekleeden van waardigheden, ambten en bedieningen" hebben (art. 169); niet evenwel op het lidmaatschap van den gemeenteraad (Gemeentewet, art. 23), — op het ambt van burgemeester (Gemeentewet, art. 62), — op het ambt van gemeentesecretaris (t. a. p. art, 98), — op het ambt van gemeenteontvanger (t. a. p. art. 107), enz. de bedienaren van den godsdienst. 2e. „De traktementen, pensioenen en andere inkomsten van welken aard ook, thans doör de onderscheidene godsdienstige gezindheden of derzelver leeraars genoten wordende aan dezelve gezindheden verzekerd blijven. „Aan de leeraars, welke tot nog toe uit 's Lands kas geen of een niei toereikend traktement genieten, kan een traktement toegelegd o/het bestaande vermeerderd worden" (art. 171). Volgens de begrootingscijfers voor het jaar 1909 ') wordt uitgekeerd aan: a. Het Nederlandsch-Hcrvormd-kerkgenooischap ■ ƒ 1.307.730.295. b. Het Evangelisch-Luthersch-kerkgenootschap: f 50.1000. c. Het Hersteld-Evangelisch-Luthersch-keikgenooischap: ƒ 6.525. d. Het Remonstrantsch-kerkgenootschap: ƒ24.600.- i). De cijfers, welke volgen, ontslaan uit eene combinatie van hoofdstuk VII b Financiën met hoofdstuk V, Binnenlandsche zaken. e. Het Doo/xyg-ez/W-kerkgenootschap: ƒ 16.850. ƒ. Het /?ooffzsc/z-AW/zo/j'e£-kerkgenootschap: ƒ 582.320.29. g. De Oud-Bisschoppelijke Cleresie: ƒ11.900. h. Het Nederlandsch-hraëlietisch-kerkgenootschap: ƒ 31.750. i. Het Portugeesch-Israëlietisch-kerkgenootschap: ƒ 1.950. 3e. „De tusschenkomst der regeering" .... noch „bij de briefwisseling met de hoofden der onderscheidene kerkgenootschappen '),noch, behoudens verantwoordelijkheid volgens de wet, bij de afkondiging van kerkelijke voorschriften" vereischt wordt. (art. 173). 4e. Aan geestelijken, bedienaren van den godsdienst, zendelingleeraren, broeders-diakenen van eene godsdienstige vereeniging, studenten in de godgeleerdheid, zendelingkweekelingen, die aan eene inrichting van onderwijs tot geestelijke, tot bedienaar van den godsdienst of tot zendelingleeraar worden opgeleid, aan de proefbroeders, die tot broederdiakoon van eene godsdienstige vereeniging opgeleid worden, aan de Roomsch-Katholieke ordebroeders, die tot eene binnen het Rijk gevestigde kloosterinrichting behooren, op hunne aanvrage ontheffing van den werkelijken krygsóisast verleend wordt (Militiewet 1901, art. llo). 5e. De Staat voor de godsdienstige behoeften zijner militairen en gevangenen zorg draagt en ook in dit opzicht de verschillende eerediensten geldelijk ondersteunt. 6e. De Staat het bijzonder onderwijs, hetwelk van verschillende kerkgenootschappen uitgaat, subsidieert. 7e. De Staat aan sommige hoofden van kerkgenootschappen bij hunne correspondentie met hunne onderhoorige geestelijkheid vrijdom van port verleent en omgekeerd die geestelijken portvrij met hunne hiërarchische hoofden correspondeeren kunnen. Die correspondentie moet evenwel over üf/ews/zaken loopen. 8e. De Staat geestelijken wegens hun ouderdom, wegens zie'.s- en lichaamsgebreken pensionneert. 9e. De Staat door eene wet — niet al te best. uitgevoerd — '). Derhalve .geen placet de viering van de Zondagen en de algemeene erkende christelijke feestdagen (2 Kerstdagen, Nieuwjaarsdag, 2 Paaschdagen, O. L. Heer Hemelvaart, 2 Pinksterdagen) bevorderen wil. De Katholieke Kerk van Nederland vormt de kerkprovincie-Utrecht, bestaande uit den metropolitanen zetel van Utrecht en de 4 suffragane of onderhoorige ■ zetels van Haarlem, 's Hertogenbosch, Breda en Roermond. De aartsbisschop en de bisschoppen worden door den Paus benoemd. Sedert 3 November 1908 is de Utrechtsche kerkprovincie aan de rechtsmacht van de „Propaganda Fide" onttrokken, — heeft zij opgehouden, missieland te zijn en zijn de algemeene kerkregels op haar van toepassing. Voor het kerkelijk bestuur te bekostigen geeft het Rijk aan het aartsbisdom van Utrecht ƒ 4500, aan het bisdom van Haarlem ƒ 4100, van 's Hertogenbosch ƒ 4300, van Breda ƒ 4200, van Roermond ƒ 3930. De aartsbisschop en de bisschoppen hebben gewoonlijk elk een vicaris-generaal, die hen in het bisschoppelijk bestuur ter zijde staat en vervangt. Hij wordt door den aartsbisschop en de bisschoppen benoemd en treedt bij hunne verplaatsing, hun aftreden, afsterven, enz. af, hoewel eene herbenoeming van wege den nieuwen titularis doorgaans volgt. Een of meer secretarissen zijn aan de bisschoppelijke kanselarij verbonden. Aan de metropolitaan-kerk van Utrecht en de kathedrale kerken van Haarlem, 's Hertogenbosch, Breda en Roermond is verbonden een kapittel als raad van den bisschop, uit een proost en 8 kanunniken bestaande. Een der kanunniken draagt den titel van theologaal, — een andere, die doorgaans bij de metropool of kathedraal resideert, dien van poenitencier. De Paus benoemt den proost. Ontstaat in de zoogenaamde pauselijke .maanden n. 1. in Januari, Februari, April, Mei, Juli, Augustus, October, November eene kanonikale vacature, dan vult de Paus die aan; — geschiedt evenwel zulks in Maart, Juni, September, December, dan vult beurtelings öf de bisschop alleen, óf de bisschop, na van het kapittel eene aanbevelingslijst van 3 candidaten ontvangen te hebben, den opengevallen zetel aan. Het kapittel wijst na den dood van den bisschop een vicarius capitularis aan, die tijdens de vacature van den bisschopszetel het diocees bestuurt; — tevens beveelt het kapittel voor de vervulling der bisschoppelijke vacature derr Paus in alphabetische orde drie candidaten aan, zonder daardoor nochtans Z. H. te binden. Elk diocees is in dekenaten, — elk dekenaat in parochiën verdeeld. Aan het hoofd van een dekenaat staat een deken, — van eene parochie een pastoor, die voor de geestelijke aangelegenheden een of meer kapelaans, — voor de tijdelijke aangelegenheden een kerkbestuur naast zich heeft. Aan onveranderlijke competentiën betaalt het Rijk aan 66 pastoors, 20 kapelaans, 6 kerkelijke bedienden: ƒ21,565,51,5; — aan traktementen, 1714 in getal, ƒ 525, 174, 77, 5; — aan jaarlijksche toelagen: f. 250. Elk bisdom heeft tot vorming van geestelijken een klein en een groot serrCinarie. Aan het onderwijzend personeel der groote seminariën en voor beurzen keert het Rijk: ƒ 13,580 uit. Eene apostolische internuntiatuur is bij het koninklijk hof der Nederlanden te 's Hage geaccrediteerd (eigen gezantschapswoning Bezuidenhout 93); - niet evenwel eene Nederlandsche legatie bij het Vaticaan. II. Op Curacao: „Ieder belijdt zijne godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid, behoudens de bescherming der maatschappij en van hare leden tegen de overtreding der strafwet" (Reglement, art. 162). „In de kolonie wordt gelijke bescherming verleend aan alle erkende kerkgenootschappen" (t. a. p. art. 163). „De belijders der onderscheidene godsdienstige meeningen genieten alle dezelfde burgerlijke en burgerrechten en hebben gelijke aanspraak op het bekleeden van waardigheden, ambten en bedieningen" (t. a. p. art. 165). „De openbare eeredienst en godsdienstoefening is aan geene andere beperkingen onderworpen dan die, welke in het belang der openbare orde, rust en zedelijkheid bij koloniale verordeningen en plaatselijke keuren worden bevolen" (t. a. p. art. 166). Het koloniaal bestuur keert uit aan: le. Het Hervormd kerkgenootschap: ƒ12.200. 2e. Het Roomsch-Katholiek kerkgenootschap: ƒ25.750. 3e. Het Anglikaansch kerkgenootschap: ƒ1.200. 4e. Het Methodistisch kerkgenootschap: ƒ2.400. 5e. Her Nederlandsch-Portugeesch-Israëlitisch kerkgenootschap: ƒ3.400. 6e. Het Nederlandsch-Israëlitisch kerkgenootschap: ƒ3.000. Bovendien subsidieert de kolonie scholen, welke van kerkgenootschappen uitgaan. De katholieke kerk op Curagao vormt het apostolische vicariaat van Curagao, waarvan de vicaris, met de titulairbisschoppelijke waardigheid bekleed, te Willemstad resideert en welk vicariaat sedert 1868 aan de Nederlandsche provincie van de orde der Dominicanen toevertrouwd is. Het vicariaat telt 17 parochiën met 2 bijkerken. Het koloniaal bestuur bezoldigt: le. Den vicaris als geestelijke van den eersten rang, met ƒ 2.500, als kerkvoogd met f 1.500, met ƒ 150 voor dienstreizen. 2e. 18 geestelijken van den tweeden rang met ƒ 1.200 en wel 10 op Curagao, 3 op Aruba, 2 op Bonaire, 1 op St. Martin, 1 op St. Eustatius, 1 op Saba. III. In Suriname: Zie bladz. 95 (Reglement, artt. 141—145). Het koloniaal bestuur bezoldigt: le Het Hervormd kerkgenootschap met ƒ17.000. 2e. Het Lulhersch kerkgenootschap met ƒ6.000. 3e. Het Roomsch-Katholiek kerkgenootschap metƒ 13.800. 4e. De Evangelische Broedergemeente met ƒ 16.000. 5e. De Nederlandsch-Portugeesch- en de NederlandschIsraëlitische kerkgenootschappen met ƒ7.500. Bovendien subsidieert de kolonie scholen, door kerkgenootschappen gesticht. De katholieke kerk in Suriname vormt het apostolische vicariaat van Suriname, waarvan de vicaris, met de titulairbisschoppelijke waardigheid bekleed, te Paramaribo resideert en welk vicariaat sedert 1866 aan de Nederlandsche provincie van de congregatie der Redemptoristen toevertrouwd is. Het vicariaat telt 8 kerken en 2 bijkerken. De kolonie bezoldigt: le. Den vicaris als geestelijke van den lsten rang en kerkvoogd met ƒ5.300. 2e. 5 geestelijken van den 2den rang met ƒ1.500. Voor huishuur der geestelijken geeft de kolonie ƒ 1.000. IV. Oost-Indië. Ieder belijdt zijne godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid, behoudens de bescherming der maatschappij en harer leden tegen de overtreding der algemeene verordeningen op het strafrecht." (Reglement, art. 119). Alle openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en besloten plaatsen wordt toegelaten, voor zoover die geene stoornis aan de openbare orde toebrengt. Tot openbare godsdienstoefening buiten gebouwen en besloten plaatsen wordt het verlof des bestuurs vereischt (t. a. p. art. 120). „In de bestaande inrichting en het bestuur der christelijke kerkgenootschappen wordt geene verandering gebracht dan met wederzijdsch goedvinden van den koning en het bestuur van het betrokken kerkgenootschap" (t. a. p. art. 122). „De christen-leeraars, priesters en zendelingen moeten voorzien zijn van eene door of namens den gouverneur-generaal te verleenen bijzondere toelating, om hun dienstwerk in eenig bepaald gedeelte van Nederlandsch-Indië te mogen verrichten. Wanneer die toelating schadelijk wordt bevonden of de voorwaarden daarvan niet worden nageleefd, kan zij door den gouverneur-generaal worden ingetrokken" (t. a. p. art. 123). „De priesters der inlanders, die het christendom niet belijden, zijn geplaatst onder het oppertoezicht der vorsten, regenten en hoofden, voor zooveel betreft de godsdienst, die elk hunner belijdt. Deze zorgen, dat door de priesters niets worde ondernomen strijdig met dit reglement en met de door of uit naam van den gouverneur-generaal uitgevaardigde verordeningen" (t. a. p. art. 134). Uit deze artikelen blijkt meer dan voldoende dat de go&sAlznsivrijheid in Nederland, Suriname en Curacao heel wat meer dan die in Oost-Indië t» beteekenen heeft. Het koloniaal bestuur keert uit aan de verschillende kerkgenootschappen — de begrootingscijfers zijn niet genoeg gedetailleerd om voor elk kerkgenootschap afzonderlijke opgaven te doen — f 783.98Ö. De katholieke kerk in Oost-lndië vormt: le. Het apostolische vicariaat van Nederlandsch-Oost-Indië welks titularis, met de töutoV-bisschoppelijke waardigheid bekleed, te Batavia resideert en welk vicariaat sedert 1859 aan de Nederlandsche provincie van de orde der Jezuïeten toevertrouwd is. Het telt 23 standplaatsen. Het koloniaal bestuur bezoldigt: a. Den vicaris als geestelijke van den lsten rang met ƒ 6000. b. 22 geestelijken van den 2den rang met ƒ 4.200. c. 10 geestelijken van den 3den rang met ƒ 1.800. d. 11 inlandsche hulpleeraren met ƒ 300. 2e. De apostolische prefektuur van Nederlandsch NieuwGuinea, welker prefekt te Langoer resideert en welke prefektuur sedert 1902 aan de Nederlandsch-Belgische provincie van de congregatie der missionarissen van het H. Hart van Jezus van Issoudun toevertrouwd is. 3e. De apostolische prefektuur van Nederlandsch Borneo, welker prefekt te Singkawang resideert en welke prefektuur sedert 19 5 aan de Nederlandsche provincie van de orde der Minderbroeders-Kapucijnen toevertrouwd is. De vicaris en prefekten in de koloniën worden door den Paus benoemd. Scholen, welke door kerkgenootschappen in het leven geroepen worden, subsidieert het bestuur. EVULGETUR. P. ZWART, Libr. Censor, Hag. Com. die 4 Mar 1909. INHOUD. T . ... Bladz. Inleiding ^ Eenige wenken ^ Hoofdstuk IV. Het provinciaal bestuur 5 § 1. over den commissaris des konings 7 § 2. over de Provinciale Staten ......... 9 § 3. over de Gedeputeerde Staten .* . 23 § 4. over den griffier der Staten ........ 27 Hoofdstuk V. Het gemeentelijk bestuur 28 § 1. Van den burgemeester 29 § 2. Van de wethouders 33 § 3. Van den Gemeenteraad 37 § 4. Van den gemeentesecretaris 5j § 5. Van den gemeente-ontvanger 53 Hoofdstuk VI. Het koloniaal bestuur...... 54 § 1. Cura^ao . 55 § 2. Suriname ^ § 3. Oost-Indië 72 Hoofdsduk VII. De godsdienst in Nederland en Koloniën 90 Het meest geschikte orgaan om. Katholieke uitgaven bekend te maken bij het publiek is DE VOORHOEDE. Dit blad verschijnt in een oplaag van 25000 exemplaren en wordt gelezen in alle steden, dorpen en gehuchten van ons land %