ADRES AAN HET HOOFDBESTUUR VAN HET kederlandschè bijbelgenootschap. DOOB A< KUÏGERS, Hoogleeraar te Leiden. Bibliotheek Vrye Universiteit Amsterdam fiutgers archief 8 js^jj.. EEMINÉ *rf 200%. | Bibliotheek i 8 7 0.- Vrye Universiteit I j Amsterdam Rutgers archief I Vrye Universiteit '"' Amsterdam . Rutgers archief Eén zware slag heeft de Christelijke gemeente in Neder' land getroffen. Op het voorstel van het Bestuur der Amsterdamsche Afdeeling, hebben de Afgevaardigden van het Nederlandsch Bijbelgenootschap in de algemeene vergadering Van den W™Augustus 1870 bepaald, dat eene nieuwe niet kerkelijk goed' gekeurde vertaling des Nieuwen Testaments zoude worden verspreid door en op kosten van dat Bijbelgenootschap. Zij hebben zich daardoor vereenigd met de verklaring van de Heer en die thans Bestuurders ztjn'xan de Amsterdamsche Af deeling, waarbij de Statfn-vertaling verouderd genoemd wordt. Nevens die verouderde zal dan nu ook de nieuwe vertaling in de gemeente worden verkocht en uitgedeeld. Niettegenstaande de krachtige tegenspraak van den Voorzitter, van eenige leden des Hoofdbestuurs en van eenige Afgevaardigden, is daartoe besloten met eene groote meerderheid. Eerst weinige dagen voor de algemeene vergadering kreeg ik een exemplaar in handen van den Beschrijvingsbrief, waar' in het voorstel van het Bestuur der Amsterdamsche Afdeeling gevonden wordt. Het hierachter volgend Adres aan het Hoofdbestuur was daarvan het gevolg. Het is op den S**1 Augustus ingezonden en berigt van den ontvangst is mij d.d. 6den Augustus gegeven door den Secretaris van het Hoofdbestuur. Bc achtte wttjr'; verplicht mijne waarschuwende stem daartegen te doen hoor en en richtte mij daarom met bescheidenheid nut tot de gemeente, niet eens tot alle Besturen der Af deelingen, maar alleen tot het Hoofdestuur met een geschreven adres. Dit adres is echter, of om de kortheid des tijds of om de afwezigheid van den hooggeachten Voorzitter, aan de Leden van het Hoofdbestuur niet medegedeeld, en ook niet ter tafel gebracht in de vergadering des Hoofdbestuurs voorafgaande aan de algemeene vergadering. Terwijl ik er over nadacht of niet de gemeente, waarin die vertaling nu nevens de getrouwe Staten-overzetting vet-> spreid, zal worden, recht had op de mededeeling van den loop der zalen y--werd ik tot de uitgave van mijn adres genoodzaakt door dé Kerkelijke Courant van 20 Aug. II. n°. 34 die . mij door een mijner vrienden werd. ter. hand gesteld. Nu de Kerkelijke Couranti. in zijn verslag van de algemeene vergadering mïj uitdrukkelijk genoemd heeft en de aandacht gevestigd heeft op mijn^yadres, welks inhoud zelfs aan de Afgevaardigden onbekend was gebleven, is het natuuvlijk dat men, om welke reden dan. ook, dien inhoud wenscht te kennen. Aan dien billijken wensèh wordt bij dezen voldaan. Zonder eenige verandering wordt het nu door mij in het licht gegeven. Moge het nog eenige uitwerking hebben!. He voorstanders der nieuwe vertaling noemen haar gaarne de Synodale vertaling. Zij is dat niet. Wel is door de Synode de vertaling in het aanzijn geroepen, maar toen zij gereed was heeft de Synode van 1866, die het voorbericht' daarvoor schreef, verklaard daarvoor niet aansprakelijk te willen zijn. Zij heeft die ook niet kerkelijk ingevoerd. Daartoe had die Synode ook geene, bevoegdheid. Men wil echter met dit woord eene kerkelijke kleur geven aan de nieuwe vertaling. Dit behoort niet te geschieden. Het Bijbelgenootschap zal metterdaad eene niet kerkelijk erkende, niet kerkelijk ingevoerde en gebruikte vertaling verspreiden. AAN BfiET HOOFDBESTUUR VAN HET NEDERLANDSCHE BIJBELGENOOTSCHAP. De ondergeteekende, sedert meer dan 40 jaren Hd van het Nederl. Bijbel-Genootschap en steeds een oprecht en hartelijk voorstander van de goede zaak, die door dit Genootschap bevorderd wordt, heeft dezer dagen vernomen, dat in den Beschrijvingsbrief van het Hoofdbestuur gericht aan de, Bestuurders der Afdeelingen, als derde punt van behandeling, een voorstel'is gedaan tot het verspreiden der nieuwe vertaliag des Bijbels (N° 7) door het Nederlandsche Bijbel-Genootschap. Om het gewicht der zaak veroorlooft hij zich als lid en Oud-Bëstuurder dè bedenkingen, die daartegen bij hem zijn opgerezen, onder Uwe aandacht te brengen. Het derde punt van behandeling wordt aMus opgegeven. . IE. De Amsterdamsche Afdeeling van het Nederl. Bijbelgenootschap m aanmerking nemende: _ Dat de Algemeene Synode der Nederl. Hervormde kerk bij Besluit van 9 Juhj 1866 voor huiseüjk en kerkelyk gebruik heeft aanbevolen de door hare daartoe benoemde Commissie naar'de tegenwoordige behoeften der gemeenten ingerichte vertaling van het Nieuwe Testament; Dat deze vertaling door spelling en stijl voor den tegenwooraigeö tnd beter geschikt is ter bevordering van het recht verstand oer meuw-testamentische schriften, dan de meer dan twee eeuwen' heugende voor haren tyd voortreffehjke, maar thans verouderde Stater-vertaling; « wy Dat gelijk het Bijbelgenootschap om dezelfde reden, naast de oorspronkelijke vertaling van Lüther, de door de Luthersche Synode verbeterde verkrijgbaar ge,steld heeft en uitgereikt , het ook behoort te zorgen; dat de leden der Hervormde gemeente in de gelegenheid gesteld worden, om de nieuwe vertaling van het Nieuwe Testament te kunnen verkrijgen; Dat de kosten tot aankoop der voornoemde vertaling van het Nieuwe Testament niet in vergelijking kunnen komen bij die er besteed worden aan eene nieuwe bijbelvertaling in het Maleisch, Bataksch of andere talen; Stelt voor: Dat het Hoofdbestuur gemachtigd worde, om te zorgen, dat er benevens de Staten-vertaling 'van het Nieuwe Testament, voortaan in het Bijbel-depót voor de Afdeelingen verkrijgbaar zullen zijn, exemplaren van de in 1867.van wege de Synode der Hervormde Kerk uitgegeven vertaling van het Nieuwe Testament zonder aanteekening of uitlegging; dat het zich die op de minst kostbare wijze, naar art. 2 van het reglement D verschaffen, volgens de bepalingen in art. 5 van voornoemd reglement aan de dit begeerende Afdeelingen uitreiken, en ze op de jaarlijksche prijslijst vermelden zal." Terstond reeds de aanhef van dit voorstel mag wel ernstige overweging opwekken. Hij is zeker niet overeenkomstig met de waarheid. De leden der Amsterdamsche Afdeeling kunnen zich niet op die wijze hebben uitgelaten. Zij hebben zeker de voortreffelijke Staten-vertaling niet willen smaden. Waarom waren en bleven zij dan leden van het Nederl. Bijbel-Genootschap? Inwoners van Amsterdam, eene stad, van ouds af, om hare goede trouw geroemd en geacht, zullen in het maatschappelijke met prijzen, een Boekhouder, die de zaak van zijn patroon ondermijnt en diens handelsboeken gedeeltelijk onecht verklaart, gedeeltelijk als vervalscht brandmerkt. Op godsdienstig gebied zullen zij niet anders oordeelen. Zij moeten zoodanige handelwijze ongeoorloofd achten. Neen! het is zeker niet de Amsterdamsche Afdeeling, maar alleen het Bestuur dier Afdeeling, dat dit voorstel op deze wijze gedaan heeft. En moge nu ook in gewone tijden en zaken het Bestuur eener Afdeeling optreden namens de leden, zoo geldt dit toch thans niet in eene zoo gewichtige zaak. Daartoe is dat Bestuur niet gekwalifiV céerd. De leden hebben dat Bestuur niet gemachtigd, om de voortreffelijke Staten-vertaling op schampere wijze verouderd te noemen. De spelling moge even als het ge-1 bruik van eenige woorden en uitdrukkingen veranderd' zijn, maar de vertaling zelve is om hare' getrouwheid en deugd ten hoogste geacht en steeds bemind bij tienduizenden, die haar met dankbaarheid gebruiken. Het Amsterd. Bestuur is niet gemachtigd haar te verachten als eene verouderde. Dat is niet alleen smadelijk voor dié Vertaling, maar ook voor het Bijbel-Genootschap zelve, dat die vertaling blijft uitreiken. Was zij verouderd, dat onwaar is, dan moest mén haar afschaffen. Vier beweegredenen pf gronden worden er opgegeven, waarop het voorstel van de overneming der nieuwe Vertaling door het Bijbel-Genootschap steunt. De eerste grond, die aangevoerd wordt, is in strijd met de waarheid. De algemeene Synode der Ned. Hervormde kerk heeft bij Besluit van 9 Juli 1866 de nieuwe vertaling niet aanbevolen voor huiselijk en kerkelijk gebruik. Nadat toch het Moderamen der Bijbelvertalers iü 1866 herinnerd had, dat thans door dé Synode een voorbericht behoorde gesteld te worden, waarin de ware verhouding der Synode tot deze vertaling duidelijk kenbaar gemaakt worde, werd door de Synode het voorbericht gearresteerd, dat voor elk exemplaar moet worden gedrukt en dat aldus luidt: De algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, uitvoering gevende aan de besluiten van hare voorgangsters ter zake van de door hare zorg ondernomen nieuwe Bijbelvertaling, om, wegens de meerdere moeijelijkheden, aan de vertaling des Ouden Testaments verbonden, met de uitgave van die des Nieu- wen niet te wachten totdat het gansche werk voltooid zal z\jn legt hierbij de hernieuwde verklaring af, dat zij zich van alle' beoordeeling van dezen arbeid onthouden heeft en daarvoor derhalve niet aansprakelijk gestéld kan worden. In hare bemoeijingen met opzigt töt de nieuwe Bijbelvertaling alleen gedreven door het besef van haren pligt, om, zooveel van hare bevoegdheid-is in de tegenwoordige godsdienstige behoeften der gemeenten te voorzien, en afkeerig van allen dwang.of aanmatiging van gezag, koestert de Synode de verwachting, dat deze Bijbelvertaling zich door hare eigene deugdehjkheid boven elke andere zal aanbevelen voor huiselijk en kerkelijk gebruik. De algemeene Sijnode enz. 's Gravenhage, den 9*en3Juhj'1866. i|*t * Dit voorbericht moet dus de ware verhouding der Synode tot deze vertaling duidelijk ken-* baar maken én dat doet het ook. Aan het slot wordt, wel is waar, gezegd, dat de Synode de verwachting koestert, dat deze Bijbelvertaling zich boven elke andërè door hare' ëigeh'è'deugdelijkheid zal aanbevelen voor huiselijk en kerkelijk gebruik, — maar die verwachting is niet vervuld^ — Dit blijkt ook duidelijk uit de poging van het Bestuur der Amsterdamsche * Afdeeling, rnn haar door middel van het BijbelGenootschap te f verspreiden. Als de gemeente haar met penige ingenomenheid ontvangen had, dan was dit voorStel overtollig. Ieder kon en kan zich voor geringen prijs die vertaling aanschaffen; maar omdat,de gemeente daarvan niet gediend was, wil men die nu door het krediet en op kosten van het Bijbel-Genootschap verspreiden. De verwachting, die de Synode koesterde, is niet vervuld. De ware verhouding der Synode tot deze Bijbelvertaling is duidelijk kenbaar gemaakt door de woorden van het voorbericht, dat de Synode „zich van alle beoordeeling van dezen arbeid onïjnouden heeft en daarvoor tlè$r, hjllyfi, niet aansprakelijk kari' gestéld worden." \! Zulk een getuigenis geeft de Synode, die de nieuws vertaling had uitgelokt en in het aanzijn geroepen Zij tnekt er hare handen van af. Het is als. of zij zegt: ziet* daar eene nieuwe Bijbelvertaling! Als zij oitrouw is, reken het mij niet toe; als het krediet der gemoente voor den Bijbel daardoor geschokt en ondermijnd wordt, ik wij er niet op worden aangezien; als de Vertaling slecht is, ik neem de verantwoording niet op mij. Ik kan voor die'niéuwe vertaling niet aansprakelijk worden gesteld. Dat klinkt voorwaar geheel anders - dan aanbeveling voor huiselijk en kerkelijk gebruik, zoo als het Bestuur der Amst. Afdeeling lieeft opgegeven. De tweede grond voor liet gedane voorstel is onaannemelijk wegens de geheel valsche redeneering. 'In den aanhef daarvan wbrdt slechts gesproken van spelling en stijl, — in de"cotiolusie van de verour derd'e Vertaling. ; :. "' Al»--useft in zijne redeneering van spelling en stijl uitgaat/-;dun mag men vandaar geen sprong maken tot het uitspreken van eene veroordeeling over de Vertaling. Men kan immers de eerste inrichten naar deti tegenwoordigen 'trant en de laatste blijven waardeeren. • Toen voor ruim 25 jaren de noodzakelijkheid gevoeld werd van correctie der taal en spelling van de Statenoverzetting, is het aan drie hooggeachte Bestuurders opgedragen, om eene uitgave des Bijbels te bezorgen, ingericht naar dé thans meest gebruikelijke, taal en spelling. Die Commissie heeft slechts mterpresider Staten-Overzetting, fliétider Heilige Schrift zelve, willen zijn. ■ Maar he.t is immers onwedersprékelijk, dat de nieuwe Bijbelvertalers niet hebben willen zijn interpretés der Statenoverzetting, maar interpretés der Heilige Schrift zelve. Als nu het Bestuuri der Amst. Afdeeling de Staten^vertaHqg.vafe: verouderd wilde tën toon stellen, dan ha'd niet ölfeen moeten worden gesproken van spelling enjitijl, maar dan had moeten worden aangetoond, dat do Statenvertaling in getrouwheid, waarheid, duidelijkheid enz. zoo ver overtroffen werd door de nieuwe vertaling, dat men haar als verouderd moest op zijde zetten. Dat is niet geschied! Dat overigens de nieuwe vertaling, wat taal en stijl betreft, aanbeveling verdient boven de Statenvertaling, •'zoo als zij thans wordt uitgegeven naar de thans meest gebruikelijke taal en spelling, — dit is nog niet gebleken. De keus van den Taai-corrector was niet zèer gelukkig! Toen voor 25 jaren de drie alleszins kundige mannen hunne taak hadden verrigt, is het Nieuwe Testament, door hen ter uitgave voorbereid, ter verdere bezorging aan een taai-corrector overgegeven, die echter de noódige kennis van het Grieksch niet bezat' en geen Theologant was, die j dan ook, door zijne eigendunkelijke en onbehoorlijke veranderingen, aan het Hoofdbestuur later veel moeite en verdriet heeft veroorzaakt. Hoe is het nu mogelijk dat men weder op dezelfde klip verzeild is? Dat 'men denzelfden man weder als taai-corrector heeft aangesteld bij de nieuwe vertaling eens Bijbels? De derde grond voor het voorstel is den ondergeteekende niet duidelijk en hem ontbreekt de tijd om dit te onderzoeken. Hij vraagt alleen: heeft de Luthersche Synode de vertaling van Lnther verklaard verouderd te zijn? Het geldt hier niet de spelling en eenige woorden en uitdrukkingen die nu zoo niet meer in gebruik zijn. Maar heeft zij waarlijk eene nieuwe vertaling van den Griekschen tekst gegeven? Verspreidt zij nu twee vertalingen van Het NieUwe Testament, de eene naar Luther, de andere daarvan afwijkende ? Het schijnt ongeloofelijk te zijn. Maar zeker is het dat de groote hervormer, die geene eigene eer zocht, maar van eerbied en liefde voor Gods woord vervuld was — dat hij met hart en ziel verfoeid zoude hebben eene bijbelvertaling, waarin sommige boeken ver- tolkt waren door openlijke Bijbel-bestrijders of ook door mannen die onderscheidene boeken des N. T. voor onecht of vervalscht hielden. Hij was' geen man die met zijne rechterhand eene andere vertaling van het N. T. aan de gemeente zou hebben kunnen aanbieden als met zijne linkerhand. Als de Luthersche Synode de voortreflijke vertaling van haren voortreflijken 'voorganger zoo ismadelijk bejegende, als hier schijnt opgegeven te.worden, dan behoorde daarom zoodanig voorbeeld niet te worden' nagevolgd. De vierde of laatste grond tot aanprijzing van het voorstel is al zeèr ongelukkig. Het Bijbelgenootschap heeft groote kosten gemaakt om den Bijbel te geven aan volken die geen'Bijbel hadden. Het mag dan ook wel groote kosten' maken, zegt men, om een Bijbel te geven aan 'de gemeenten die niets hebben dan die verouderde Staten-vertaling. Is dit'dan in hun oog nagenoeg hetzelfde als geen Bijbel te bezitten/ Foei! dat zulk een argument kan worden gebruikt döör' het* Bestuur eener Afdeeling van het Ned. Bijbelgenootschap. Indien wij; gelijk de waarheid is, in de Statenvertaling eene overzetting bezitten, die in getrouwheid, waarheid, duidelijkheid' en kracht onder de uitstekendste vertalingen eene eéreplaats inneemt, moet men dan voor eene nieuwe vertaling, wier getrouwheid, waarheid, duidelijkheid eh kracht door niemand gewaarborgd is, aanzienlijke sommen besteden om de eerste, zoo mogelijk, te verdringen ? Mogen de Nederlanders die met de Statenvertaling bevoorrecht zijn door het Nederlandsche Bijbelgenootschap eenigzins gelijk worden gesteld met volken die in 't geheel geen Bijbel bezaten of bezitten ? Andere gronden tot aanprijzing van het voorstel worden niet bijgebracht en daar men veilig mag aannemen dat het Besiuur der Amsterdamsche Afdeeling alles heeft wil- len aanvoeren wat daarvoor te zeggen was, is hierdoor reeds het" voorstel zelf geoordeeld.' Beschouwen wij het voorstel zelf, dan liggen gewichtige en groote hïzwaren voor ons. . Da 'Synode wil niet aansprakelijk" zijn voor de nieuwe vertaling. Zal dan het Nederl. Bijbelgenootschap die vei*antwoording op "zich nemen? Zal het door de verspreiding daarvan verklaren dat de nieu ve vertaling getrouw, waar en duidelijk is, meer dan de Staten-vertaling? Naar het oordeel van den ondergeteeken le. is zij dat niet. En zal dit nu door het Bijbelgenootschap afhankelijk worden gamaukt van eene hoofdelijke stemming der nu juist aanwezige afgevaardigden? Zal liet werk der Bijbelverspreiding en de bloei des Genootschaps daardoor bevorderd • worden? Het is niet alleen het Bijbelgenootschap dat hierdoor lijden zoiide maar ook het recht gebruik des Bijbels en de Christelijke gemeente. Als dit voorstel wordt aangenomen , 't geen God verhoede! dan zullen er weldra gavonden worden die aan de Staten vertaling zich op bygeloovige \v:jze zullen vastklemmen; maar zeer veel meer die zulk een Bijbel ter zijde zullen leggen. ' Wat zouden zij er ook aan hebben? De nieuwe vertalers van het Oude en Nieuwe Testament zijn wel niet allen bekend en zij staan ook niet allen op denzelfden grond; — maar er zijn or toch onder van" wie het bekend is dat zij den Bijdel niet als de heilige Schnft,achten maar beschouwen als Israëlitische .en Oud-Christelijke literatuur. Daar zijn er onder die de echtheid van onderscheidene boeken, ook des Nieuwen Testaments, ja zelfs van het boek dat zij vertaalden, ontkennen. ' Daar zijn er onder die geheele pericopen of verzen, in vrij grooten getale als onecht verwerpen. Wie heeft lust om zulk een dubieusen JBijbel te lezen? En als iemand, den Bijbel lezende door een of ander woord getroffen of geschokt wordt, is dan de gedachte niet voor de hand: zou die plaats wel echt zijn? Zal hierdoor de gemeente worden opgebouwd? De ondergeteekende acht zich verplicht, de ernstige en dringende bede tot het Hoofd-Bestuur te richten, om toch niet te treden in het gedane voorstel De belangstelling in den bloei des Genootschaps, de eerbied voor den Bijbel en de liefde voor de gemeente des Heeren dringt hem tot die bede. Die deze vertaling verkiest te bezitten, kan haar immers voor weinige stuivers bekomen. Waartoe zou nu het Bijbelgenootschap een nieuwen twistappel werpen te midden van de reeds zoozeer geschokte gemeente. Mag men de pogingen in de hand werken van hen die de twijfelzucht en het ongeloof bevorderen, van hen die dit heerlijk Godsgeschenk van zijne kracht berooven? Nog heeft het Hoofd-Bestuur het recht en de macht Om dit voorstel buiten werking te stellen. De liefde Voor den Heer, die door Zijn Woord en Geest de gemeëntê vestigt en opbouwt, bewege het Hoofd-Bestuur om het gedane voorstel te wijzen van de hand. LEn>Bsr' A. RUTGKBRS. den 5 Augustus 1870. Doet. der godgeleerdheid en der letteren. Lid van het Hed. Bijbelgenootschap. NASCHBIFT. In het Adres aan het Hoof-Bestuur heb ik mij, zoo als billijk en noodzakelijk was, streng gehouden aan de beschouwing van het voorstel. Geheel èn al heb ik mij daarin onthouden van iedere critiek der nieuwe vertaling. Dat mogt daar niet geschieden. Evenmin in eene vergadering des Hoofd-Bestuurs, als in de algemeene vergadering der Afgevaardigden zoude eene discussie over de vertaling in haar geheel of over de vertolking van deze of die teksten gepast zijn geweest. Daar mij ook de toegang niet openstond tot die vergaderingen, zoude ik mijne aanmerkingen niet kunnen toelichten of verdedigen. Vroeger was door mij de nieuwe Vertaling niet opzettehjkIntoetst, daar ztij gelijk stond met andere particuliere Vertalingen b. v. door van Vloten, Hamels veld, van der Palm, Vissering en andere gegeven, en de beoórdëeling daarvan niet op mijn weg lag. Nadat ik echter het voorstel in den Beschrijvingsbrief gelezen had, ben ik terstond met dat onderzoek in ernst begonnen. Die het gewicht en den aard van zoodanig onderzoek kent, weet dat dit niet een werk van weinige dagen is. Toch heb ik spoedig genoeg van deze vertaling gezien om ongunstig te oordeelen over de getrouwheid en juistheid, om te weten, dat de duidelijkheid en schoonheid van de Neder- landsche taal hier dikwijls gemist wordt, dat de krachtige taal Tan het oorspronkelijke vaak door zwakke uitdrukkingen is vervangen, dat men de heerlijkheid dès Heeren heeft aangerand, zijn verlossingswerk is te na gekomen enz. Bij onpartijdig onderzoek moet het oordeel ongunstig zijn. Het is de. vertaling eener partij. De Synode van 1866 heeft, op haar standpunt, wijs gehandeld, toen zij in haar voorbericht verklaarde daarvoor niet aansprakelijk te willen zijn. WÊk$&< ;%rJv fls vertrouw dat velen onzer Bijbelvrienden dit weldra overvloedig zullen aantoonen. Mogti;ihtusschen het HoofdBestuur?'verlangen te weten, op welke gronden mijne overtuiging aangaande de verwerpelijkheid dezer nieuwe vertaling steunt , dan gelieve het mij dezen wensch mede te deelen. De zal dan, zonder omhaal, spoedig in het openbaar die gronden bloot leggen, zoo klaar en duidelijk als het mij mogelijk zal zijn.