VERSLAGEN VAN KERSÏPREEKEN door X' PROP. DR. K. SCHILDER Gehouden te Utrecht gedurende de Kerstdagen, van 1937 en 1938. - • (buiten verantwoordelijkheid van Prof. Schildert. J VERSLAGEN VAN KERSTPREEKEN door PROF. DR. K. SCHILDER Gehouden te Utrecht gedurende de Kerstdagen van 1937 en 1938 (buiten verantwoordelijkheid van Prof. Schilder). Mededeeling: Deze bundel bevat een 6-tal verslagen van Kerstpreeken. gehouden door P^f Dr. K. Schilder gedurende de'Kerstdagen val en 1938 te Utrecht. a— De verslagen zijn geheel op initiatief van den opsteller gevormd. Geen ervan is te voren door Prof. Schilder gezien, die dan ook geheel buiten alle verantwoordelijkheid voor de inhoud i^aat. Het plan tot bundeling van deze verslagen is geheel buigen hem omgegaan, Wel heeft hij geen overwegend bezwaar gemaakt tegen het bijeenbrengen van deze schetsen. Voor controle van de inhoud ontbrak-Prof. Schilder de tijd. De saamsteller hoopt, dat de uitgave van deze korte verslagen van nut kan zijn voor het preekwerk met het oog op de Kerstdagen. Vooras houde de lezer rekening met de verslagvorm. 1 October 1939. De saamsteller. Inhoud: 1. Enkele citaten uit een artikel: "Kerstpredikine:" ter inleiding. * pag> 3> 2. Preekverslag over Lucas 2 vs. 1, 4, 6. pag. 4. preekverslag over Lucas 2 vs. 7 a, Openbaring 12 vs. 5 a. pag< 8t 4. Preekverslag over Lucas 2 vs. 13, 14. pag. 13. 5. Preekverslag over Lucas 2 vs. 27 a. pag. 18. 6. Preekverslag over Lucas 2 vs. 34 a, 35 a. pag. 23. 7. Preekverslag over Mattheüs 2 vs. 1, 2, 9, 11 a. pag. 28. Ter inleiding. ''Ook de Kerstprediking heeft haar eigen moeilijkheid. Zii behoort ni?\ •on^erwerPen aan de regelen, die voor alle prediking over ^S^1SC?e ÜoffenM zij» gesteld. 'Dat wil duf^ifggen dat de siaansche element^zoeken^naar helt eigenlijke, de werkelijke, mes- . eigent en, die ook dit verhaal tot verhaal der God^nnpnbaring m Jezus Christus maken. En nu schijnt dat bij het Kerstfeest dê,pêriódê,vai1hpJrn!ÏHo,fndiï W6 ïn °PenbarinSsgeschiedenis in "esLe^rkol^edSSS^1ILerPen 318 =^-tolosische, .Bethlehem in een punt samenkwamen ®Sr^?Lesté|SenogS^glnmdergoedePUnt rijdag, voorafgegaan door een leven van den tweeden Adam in te «£ sms-SLS SSf SnbSr?SnierHIe°SftSi^elen 0Ver *» "DleOTen" _ ïen". A°hter de krifcbe is het ^ wil gezien wor- i=? SriHr 7?^ (enkele citaten uit een artikel: Kerstprediking" van K.S. in "De Reformatie", no. 13, 17e jaargang). Gehouden in de Westerkerk te Utrecht, 25 Dec. 1938, 's morgens Tekst: Lucas 2 vs.1,4,6. Gelezens Lucas 2 vs.1-12. Gezongen; Ps. 98 vs. 2. Gez. 3 vs. 1,2. Geen tusschenzang Ps, 150 vs. 1. ™-i °? ^eizersallee te Rome komen, zien we daar keizers wier glorie het was de heele wereld te beschrijven. Bij Colosseum- der^euwen WZóóln Rom?.staat afgebeeld in de loop aer eeuwen. Zoo - voor Christus, zoo - in de tijd van Christus mi w-iïS £li:breidinS> zóó - ingeschrompeld, zóó - weer opbloei nu. Hier denken we aan Lucas 2: daar is een keizer Daario aaSenmfla1-h4t me:tsr'°el< ai® de heele wereld meten wil. Maar in de wel? aï DavidSte?,,^e HSrtS?°9J ■Spa?t' seeft God het meetsnoer •Hoi i Y terug. Het geloof naait een streep doo-^ al dQ ta— onir 6n VarT4- wereld. God heeft een ander meetsnoer geleed dat verkiezine in°de ËÊf » Uer be^ijve£ gaaf nalr'de erKiezmg in de boeken Gods. Over het pad der wereldhi otn^ & gaan we vandaag zien de werken Gods.' wereldhistorie ïhema: j||. meetsnoer van keizer Augustus overwonnen door dat yart 2e' H«ï üofïSn0er Van Favid overwonnen door Augustus. tt° 5 ï meetsnoer van Augustus overwonnen door David. ' den^ levenden^od? ^ Augustus overwonnen door 1: Strijd in de wereld over het meetsnoer zien we in Lucaq p beeld (He/word? ge^et®n' J?at meetsnoerbeeld is een bijbelsch Ps 60 ïnn Seha^Jeerd en ter sprake gebracht in Ps. 16, uitroepen iaat' h°°ï de mensch' die..sich tot God laat, hanteert het meetsnoer. Als Italië nu weer S lSoaslrisehë?eS?°ere?* daï hunkert daarin dezelfde mensch. ƒ 1S ^et keizer Augustus. Toen het leven rijpte in de uit vanVAueustus' di"2n er h6*1 dosma' een vast en bindend besluit, WPT,olf,Augu;stus, dien verheven geweldenaar, dat men de eeheele £°ï beschrijven. Ziedaar de mensch, die als God gerS ren gelden niet Zr. Td kJn 5jleen maar zwerven. Zijn meetsnoemeer Rome heeft ze m handen. Rome heeft er een?'vor^ttl meetfnoeren heeft Rome uit andere handen weggesla- d?enkt2t X+ S?8V® vernederd» slagveld na slagveld is ge- ■ bloed vai? eigen onderdanen. Onder al die riiken was Rppds ia11 ^6' fen °P de kaart, van een zekeren David rllds in^de°tempel" R°T W&S Aet' Het keizerlSeeM^am xeeas in ae tempel, de antichrist op de troon: het heugde noa- ge®?!1?, van Rome's S°d in de tempel van'Is?aë?lGol Sefd Zoo was er mee^ph was gevoeld als een poging van den anti-christ. 5iikhe-if. h ? er en al die smarten waren uitgekreund in die werkeS®* meetsnoer van David in handen van Rome's keiier Ito 2&r°Lkf1Z*r? JulSt in de dase° van Luoas 2 k™t naasï hei 5uit van vs. 1 een ander besluit: hij moet genoemd worden: de ) T.o.z. van de formuleering van dit thema, nml. of deze als zoodanig oor ^rof. S. is gegeven, kan geen zekerheid worden verstrekt. Deze noot geldt niet de volgende themata. goddelijke majesteit;, Heere, God. Heiland wil hij heetten. Al de namen Vc.n Jezus in het N,T, waren reeds opgeeischt voor den keizer van Rome. Ps. 72 wordt in Rome vertaald. Als de Joden zingen van den koning van Ps.72, die de vrede geeft en die geschenken zal ontvangen, dan zegt Rome tot die allen: "Dwazer ding is niet mogelijk. Dood is Uw David en geen kansen zijn er voor den zoon gier is de werkelijkheid. Hier is de vrede door de bloedplas van Davids epigonen. Hier in Rome daagt het rijk van vrede en zaligheid. <1at Augustus betreft, zijn naam moet eeuwig eer ontvaneen men loov' hem vroeg en spa1'. ~~ ' ja-'-S nu deze man zegt daar in Rome: "beschrijf mij de wereld", dan is waar, aaü deze macht er is, die dwingt. Maar dit moeten wordt ecn onder Rome heeft vrede, Augustus laat de heele wereld .>eschrijven, Zoo zijn de meetsnoeren van David in handen van ?efn ^hische werkelijkheid is hier aan de orde. Maar: .■i-ca heeft dat gedaan. God heeft Augustus dronken gemaakt van de waan, ueds razernnen hebben hem geslagen»' Wie naar het woord van Augustus niet luistert, heeft geen dageraaa, zeg:; Augustus, Mar Gods werk voor Zijn dageraad begint In~]vs,Ct maar God is al lang bezig te komen in vs.1 ,"?LVS IvIijn God heeft Augustus waanzinnig gemaakt. God heeft JS?7 geweekend. Gods spraak is daarin. God heeft in de volheid wLt 3 latö£.groeien: .de waan van Augustus en het geloof van de ^ö sn de Simeons, die Ps„ 72 in het geloof zingen. God, de :':?n zu.llen me oen, zend dien anderen engel, die het meetsnoer zijaltaar kan gaan bedienen. Gij toch zijt onze Vader, de Heiland, 0ck4.ln dlfc dagen, waarin Gij Bethlehem legt~an Romess /oeueru Lw meetsnoeren gaan de wereld beschrijven naar Ps. 72. Dao gebed, dat stil, maar krachtig de hemel zoekt, is geen mof?U1ST:ei':L5'6J afr feiten, Liaar me"k het oog ervoor open. Als Davids meetsnoer, d.ao Augustus m handen heeft, het eenige was, dan wa- 'n ,|fe nu ae ellendigste van alle schepselen. Een koning, die één meetsnoer heeft, dat hem ontnomen wordt, is slaaf geworden. Maar" .ju somt naast deze le gedachte, de 2e gedachte. a ' i"• .f ^ bui-s xs vandaag bezig Davids andere meetsnoer, het 3 Ü ïe ë?br^ik?n- Dus zal daarin Augustus overwonnen wordoor het geioor, dat de wereld overwint + haar machthebbers. z? gaat ook op uit Galilea, uit Nazareth naar Judea, naar ie-iVan David> naar de stad va^ Davids herkomst. De ; tTïfi6 ? Jaai' Z13n* waar ze oorspronkelijk vandaan komt. Die ze ennï™ Baan? zegtj "Hier is nu de totaLle onder- ganö \an David-, Hij is geen rebel, deze Jozef, maar hij is gehoor- arder woo^6?P den k!iz^r'***& hem' Het d°gma bindt- Maar een ffpwl ï? * uele^ — zei? Jozef, ga' Gods Zoon staat Ma~ia» pLI S' ?et tev^ van den Eeiland rtiPt ^ de schoot van ° -'-ze boodschap heeft eerst zijn nachten verkort, zijn nie- d^kb-?e e^nnrt1^?^ h6tVseloof brak door en bij heeft aanvaard de bnni'fl wan m °?dankbare Jsak om een wetskoepel te bouwen boven het Maria en zoo boven Jezus Christus. Daarom gaat Jozef mee met Maria en dat kind naar Bethlehem. De keizer zegt: "Ik laat ze gaan". "Door Mrj gaan ze5 keizersharten en slavenharten". 5i°htSar meetsnoer gaat Hij leggen over de wereld, 't Is hP+-^a^f^C n^e», veel beteekenend, maar desond.anks neemt David ^ m^^ubnoer van Augustus weer in handen. Augustus heeft maar 1 meetsnoer. Maar David heeft er 2 s 1 dat ik zie, en 1, dat ik niet zie. 1 wereldlijk en 1 geestelijk, 'l, ?nnr>een wereldll3k~riJk meet, en 1, dat een geestelijk rijk meet, 1000 x meer. J ' 41c 1 meetsnoer is weg daarmee, zoodra het wegslaat. Als David het eene verliest, dan houdt het geloof een 2e over, van ttJ^ r! komt van boven met geestelijke wapenen. Dit meesnoer K^?aV1 rnU^^"S 5 eigenlijke. Reeds in Ps. 16 heeft David het beleden. In die dagen is David's meetsnoer gevallen over een rijk, 5 -r £ meetsnoer van de wereld had hem een oogenblik betooverd. Jaob meet op bevel van David. Toen was David geworden de man met het meetsnoer der wereld. Om die zonde (wereldbeschrijving naar menschenmaatstaf) is David zwaar geqrinpT, ??n G?d ^em strafte, sterkte God hem om dat andere meet- 51?11 In datzelfde uur overwint de Geest het ÏÏSf* 5?S het, wfe:F zuiver. Als dit geloof triumfeert, -nfJ tS6S in de daSen der ballingschap toe n daarna. Dat geloof in de verkiezingsresten bloeit in Jozef, die dpSo geloof gaat naar Bethlehem. Het bloeit in Maria, in herders, _i.n Simeon, m Anna. ,07/!s da£ geloof Jozef drijft, dan moge Augustus hem opdrijven, ?n J?ie? °?k ^ instrumenten in Gods hand. Ket f11 in handen van Jozef, dezen held. Dit ge- ik LnV TT aJ' ZOeSt de horizon en G°ds trouw. Heere» ? dat.Gy Davids meetsnoer niet hebt versplinterd. Uw ys j n 1 »_niet als schepping alleen, maar van herschepping. Door de Romeinendienst heen zal Uw koninkrijk gebouwd zijn". aS ?e®ts5oer Srijpen, dat men eerst niet SeA kan, mil- fli? laat®te dagen. Dan beschrijft Christus de heele wereld met alle stoelen en machthebbers, uit verkiezing. Nu zie ik Jozef gaan en hij verslaat de wereld, niet pas in vs.6, reeds in loütêrdi geloof de wereld breken gaat, wordt ze meteen ge- Hoe komt het dan? Heèrp87p?£ k?oï Au^stus, nocil van Jozef, maar van den ere r * p9d heeft de meetsnoeren in handen. De tijd is nu vervuld om het kind te baren, (vs.6.) Juist in die dagen van RomI's van^av?^1^6 febluke5' God het meetsnoer van Rome en ook seloof Dp RnSïï ?>, v -°0k Maria' evenals Jozef, gaat door het haarf ?•'Jkoeri®rs ëaan met het bevel, maar Maria stelt vXi Sf/ dienst van God. De Geest Gods plant den Zoon des het werk in Td£* De Romeinsche keizer kan niet zien eik m de schoot van Maria. Al de vrouwen, die gebonden ~iin S SS ^f,UUrli^e gans' daar saat de kkze" ^ S Se- De wil dlt^ ï® eene vrouw kan hij niet alzoo beschrijven. heele wereld f ï ^gesc^eld. Maar dan is God bezig de neeie wereld uit te schakelen, wat dat kind betreft. hPiiJ>LiS w°nder' grooter dan Genesis li Hier is iets ge- gane; vertookïnmaA?ima \kan* Menschenwil uitgeschakeld. Natuur» IS lla? S' meetsnoeren van de aarde werkeloos, ijdel. een de sJnePPing meten, als alle hand verslapt is met Augustus To7Pfe6MS11°er• Daarom danken we vandaag God, Die allen, ande? ' Maria in ®i£en handen hield. De één dacht, de levenden God? ' **** Sam6n Zijn Z® t0t dienst gebracht door den Hier is "troost:t alle meetsnoeren zijn in Gods handen, het zichtbare en onzichtbare, het wereldlijke en het geestelijke. Hij komt in den Zoon van David alles maken naar den Geest. Nu durf ik de wereld weer in de oogen kijken. Ik zie machten, in de lijn van Augustus. Ik vrees ze niet. Want God heeft in Christus de wereld gemeten. Als de Heere beschrijft, zal niemand Zijn schrift in der eeuwigheid uitdelgen kunnen. Ik durf het leven aan. Want de uitzinnigheid van de wereld, die ook eigenlijk de mijne is, wordt verzoend door den Christus. Mijn hand ontvangt door genade terug een ander meetsnoer, met Gods merk voorzien. Ik sta onder het dogma van God, Die verkiest en verwerpt, Die meet om te hebben en meet om uit te sluiten. Mijn geloof ziet Hem meten, in de kerk en in de wereld. Heere, Gij zijt groot, Gij meet, die Ps. 72 zingt naar den Geest. Ik durf de tijd weer aan. Mijn Koning is wel g;rm geworden naar het vleesch, maar heeft getriumfeerd door het kruis; gemeten zijnde 'door de ban der uitsluiting. is Hij gemeten in de band der irisluiting en ik met Hem mee, en mijn kind en de kerk. Wanneer ik dat geloof, heb ik recht. De meetsnoeren zijn niet valsch, maar de hand, die meet. (zie Ps. 16), Maar als David bekeerd is in zijn Zoon tot zijn Zoon, en als David5s Zoon verzoend heeft de vaderzonden, dan komt het meetsnoer terug in Christus. Davids Zoon mag nu de wereld meten gaan. Ook nu nog in het geloof. Hij heeft de wereld nog niet. Hoe lang nog, Heere, hoe lang nog?Vlak bij de troon klinkt de kreet, de kreet van het geloof. Alle plaatsen moeten gemeten. Elk Kerstfeest ziet de kerk beneden en de kerk boven roepende. Hoe lang nog? Weet geen mensch. We gaan door een belofte naar de toekomst. Precies op tijd kwam het kind; zoo is er ook een wet in Gods dogma. Hij weet het. Deze regelmaat brengt vol de tijd over Augustus en Maria en Jozef en over deze dag, 1 der dagen, en over de laatste dag. Ik zal Christus zien, den anti-christ verdoemende met het zwaard Zijns monds. De nieuwe hemel en aarde zal wereldlijk, maar nooit werelds onder het meetsnoer gemeten zijn. Looft den Heere,^in al Zijn meten, aan alle plaatsen Zijner heerschappij] Doch gij, mijn ziel, die Hem zoo ziet komen, loof gij Hem bovenal.' Gehouden in de Tuindorpkerk te Tekst: Lucas 2 vs. 7 a. Utrecht, 25 Dec. 1937, 's morgens. Openbaring 12 vs. 5a» Gezongen: Ps. 150 vs. 1. Gez. 3 vs. 1,4. Ps. 98 vs. 2. Ps. 98 vs. 4. We mogen wederom Kerstfeest vieren. Maar daarbij mogen we wel dadelijk bidden, om niet te worden geleid in verzoeking, met name in 1937. Want er is gr00te verzoeking tot ons gekomen, nml. om de wereld te bekijken door een paar namen rondom ons: Japan, China, Spanje enz., ellende, ontevredenheid. Het is in de wereld niet best vandaag. Het Kerstfeest heeft kwade kansen. Er zijn er, die_ zeggen: "gelukkig nog Kerstfeest". Maar die het zoo zegt, ziet ' alles verkeerd. Ge moet zeggen: "Kerstfeest is het nu en daarom al die misère". Het kind heeft vuur op de aarde geworpen en daarom is nu alles be-roerd. Door het geloof zeggen we nu: "Gij komt om te richten". "Leid ons niet in verzoeking, God van het feest". Nooit mogen we in de omstandigheden zien het feest, maar het licht moet vallen op de omstandigheden. En om dat nu te laten geschieden, zien we van 2 kanten denzelfden Zoon. In onze tekst: 2 x en zij baarde.' De geborene is dezelfde, de ééne keer van de begane grond gezien, de andere keer onder de groote boog van Gods heelal: zon, maan en sterren. De smart van de moeder is wereldsmart. Dat kind komt niet in doeken alleen, maar hoeden met een ijzeren scepter ook. Het stalletje verdwijnt in Openbaring. Wie het zoo ziet, ziet zuiver en blijft uit de verzoeking. Niet de tijd verklaart de eeuwigheid, nog niet eens de eeuwigheid de tijd, maar de God van eeuwigheid en tijd verklaart beide.' Thema: De geboorte van den Christus Gods en Zijn komst in deze wereld: — le. Zijn afkomst. 2e. Zijn opkomst. 3e. Zijn toekomst. ad. 1: Op 2 manieren wordt ons de geboorte van den Christus verhaald: le. uit de maagd Maria en 2e. uit de vrouw uit Op. 12. „ "■^n zy baarde": d.i. een onderwerp en een gezegde. Dat baren" is gelijk, want het gaat ever hetzelfde feit. Maar die moeder is een ander. Of liever, het is dezelfde moeder, maar onder ander aspect. In Lucas 2 : Maria, onderworpen aan den keizer Augustus. Die Maria: een arme en verdwaalde, die daar verdwijnt onder de menigte. Zij is "onderwerp" in Lucas 2. In Op. 12 schijnt het net andersom. Deze moeder staat boven de zee der volkeren, waar de onrust is (zie Op. 13). Maria uit Lucas 2 is een waterstofje uit die zee, in Op. 12 is de vrouw bekleed met zon, maan en sterren: hemelkoningin. De hee.le kosmos leeft met haar mee, de gansche wereld leeft mee.' Dat brengt de vraag, of Luc. 2 en Op. 12 hetzelfde wel verhalen. Is compinatie mogelijk van die armoede en dat wereldgeweld? Is het misschien these en anti-these? Is het tegenstelling? Of is het combinatie? Ja, zegt de Geest, die de schriften schrijft. Het gaat over dezelfde geboorte en moeder» Op. 12 vult aan: Maria blijft inderdaad staan, als moeder, maar gezien als lid van het groote kerkgeheel; de vrouw, die hier baart, is de kerk van elke eeuw. Elk boek heeft een eigen manier van vertellen en beschrijven. Het een heeft de manier van de plattegrond, het ander de manier van de vogelvlucht. Loop door een straatje, en dan loopt ge volgens Luc. 2» De Dom steekt er boven uit. De voorbijgangers zijn menschen van vleesch en bloed. V/ie in een steegje loopt, heeft het plein niet in de gaten. Loop op de begane grond en het is allemaal: menschenstijlc Maar de andere manier is: de vliegmachine. Ze vliegt hoog boven Utrecht. De Dom is een pijp, het kanaal: een streepje, de . menschen: speldeknoppen„ Niets is er veranderd, maar nu ziet ge Utrecht in vogelvlucht. Alles wordt nu gezien in verband met het groote. Het verband der dingen is geopend. Dit is Op. 12, In Luc. 2 is Maria er één, Jozef ook? Augustus ook. Haar smart is de smart van het kind, haar zwakheid is de Zijne. Maar zoomin een schuurtje op zichzelf kan staan, zocmia Maria en Jozef en Augustus. God neemt Johannes bij de haren en haalt hem in de hoogte, om in vogelvlucht te zien.. Keizers vallen weg, Maria wordt opgenomen in groot verband. Deze maagd levert niet de stof voor een aparte^ roman, maar is lid van de heilige., algemeens kerk van Christus, Die kerk is de vrouw van Op. 12. Deze vrouw heeft meer kroost. Deze vrouw wordt nu niet geteekeid als Eva en Maria, maar alle moeders^yan de kerk en alle bloed van de kerk zijn nu vereenigd in het ééne beeld der vrouw, om wie de heele kosmos zich beweegt. Deze kerk was er reeds in Gen, 3, is uitgebreid in de lijn van het vrouwenzaad, is volgroeid in Op. 12, In Gen. 3 is ook de slang. Als de vrouw in pijn is om te baren is daar de slang. Het is wachten bij alle geboorten van het Oude "Verbond (Darid„ enz.). Dat is alles advent. Het gaat bij al die geboorten om die Eéne. Het vrouwenzaad komt al meer te staan t.o. het slangenzaad. De vrouw; baart. De slang: vertrapt. De slang heeft een massa leven verwoest,, Mozes buiten Kanaan gehouden, Davids troon verwoest, Jozef en Maria straatarm gemaakt. Al die verwoesbingeii nu^waren niets anders dan afwachting van de verwoesting var dat ééne kind. Zoo wordt de ballingschap, Roode Zee enz. gezien^als een staan van den draak voor de vrouw, niet om te verteren iets of iemand van de kerk, maar om te verslinden die Eéne. Het Oude Verbond is altijd advent van Christus. Zoo is daar geen strijd tusschén Luc. 2 en Op. 12. Er is ook geen strijd uusschen het kijken van Uw kleinen jongen in de winkelruit en Uw kijken uit de vliegmachine. Het laatste is aanvuliing. In Op, 12 is het profeteeren door al de eeuwen heen. In Luc. 2; Maria, en de romantiek van het Kerstfeest. In Op. 12; de kerk en daarin Maria, lid van die kerk! Als Maria lijdt, dan doet de Heere de kerk lijden. Want, zooals Maria dit kind verwachten moet niet door coöperatie van den mensch, maar door het wonder van den Geest, zoo is alles wonder geweest in Op. 12. Heere God5 Gij kunt alles maken en breken. Deze gaboorte is het combinatie? Ja, zegt de Geest, die de schriften schrijft» Het gaat over dezelfde geboorte en moeder. Op. 12 vult aan: Maria blijft inderdaad staan als moeder, maar gezien als lid van het groote kerkgeheel; de vrouw, die hier baart, is de kerk van elke eeuw. Elk boek heeft een eigen manier van vertellen en beschrijven. Het een heeft de manier van de plattegrond, het ander de manier van de vogelvlucht, loop door een straatje, en dan loopt ge volgens Luc. 2, De Dom steekt er boven uit. De voorbijgangers ziin menschen van vleesch an bloed. Wie in een steegje loopt, heeft het plein niet in de gaten. Loop op de begane grond en het is allemaal : menschenstijl e Maar de andere manier is; de vliegmachine. Ze vliegt hoog boven Utrecht. De Dom is een pijp, het kanaal: een streepje, de menschen; speldeknoppen„ Niets is er veranderd, maar nu ziet ge Utrecht in vogelvlucht. Alles wordt nu gezien in verband met het groote. Het verband der dingen is geopend. Dit is Op. 12, In Luc. 2 is Maria er één, Jozef ook? Augustus ook. Haar smart is de smart van het kind, haar zwakheid is de Zijne. Maar zoomin een schuurtje op zichzelf kan staan, zoomin Maria en Jozef en Augustus, God neemt Johannes bij de haren en haalt hem in de hoogte, om in vogelvlucht te zien.. Keizers vallen weg, Maria wordt opgenomen in groot verband. Deze maagd levert niet de stof voor een aparte^roman, maar is lid van de heilige, algemeene kerk van Ciiristus, Die kerk is de vrouw van Op. 12. Deze vrouw heeft meer kroost. Deze vrouw wordt nu niet geteeke.-.d als Eva en Maria, maar alle moeders^van de kerk en alle bloed van de kerk zijn nu vereemgd in het ééne beeld der vrouw, om wie de heele kosmos zich beweegt. Deze kerk was er reeds in Gen, 3S is uitgebreid in de lijn van het vrouwenzaad, is volgroeid in Op. 12, In Gen. 3 is ook de slang. Als de vrouw in pijn is om te baren is daar de slang. Het is wachten bij alle geboorten van het Oude "Verbond (Darid,, enz.). Dat is alles advent. Het gaat bij al die geboorten om die Eéne. Het vrouwenzaad komt al meer te staan t.o. het slangenzaad. De vrouw; baart. De slang; vertrapt. De slang heeft een massa leven verwoest, Mozes buiten Kanaan gehouden, Davids troon verwoest, Jozef en Maria straatarm gemaakt. Al die verwoestingen nu waren niets anders dan afwachting van de verwoesting var dat ééne kind. Zoo wordt de ballingschap, Roode Zee enz, gezien^als een staan van den draak voor de vrouw, niet om te^verteren iets of iemand van de kerk, maar om be verslinden die Eéne. Het Oude Verbond is altijd advent van Christus. Zoo is daar geen strijd tusschen Luc. 2 en Op. 12. Er is ook geen strijd tusschen het kijken van Uw kleinen jongen in de winkelruit en Uw kijken uit de vliegmachine. Het laatste is aanvuliing. In Op. 12 is het profeteeren door al de eeuwen heen. In Luc. 2: Maria, en de romantiek van het Kerstfeest. In Op. 12s de kerk en daarin Maria, lid van die kerk! Als Maria lijdt, dan doet de Heere de kerk lijden» Want, zooals Maria dit kind verwachter., moet niet door cooperatie van den mensch, maar door het wonder van den Geest, zoo is alles wonder geweest in Op. 12. Heere God$ Gij kunt alles maken en breken. Deze geboorte is niet resultaat van een schokkende moederschoot, niet eens van een schokkende kerkschoot, maar het is Uw werk, o Vader. De gangen der eeuwen zijn de Zijne.' Dat God de begane grond, waarop ik sta, belichten wil, dat is reeds Kerstfeest. Sommigen zeggen vandaag: scheidt de plattegrond van de groote gangen Gods. Neen, zeggen wij, want het Woord Gods weerspreekt die gedachte» Het vleeschgeworden Woord en het schriftgeworden Woord zegt: neen.' Zoo ligt in de combinatie van Luc. 2 en Op. 12 mijn zaligheid. ,?Ef] zij baarde", niet door aarderesultaat, maar door Gods kracht. God blijft de Eerste, de Hoogste, de Eeuwige,- Die verkiest, Die zegt; ' Zoo zal het gaan"* Omdat Hij Gods Geest overschaduwen laat, daarom staat er 2 x: en zij baarde. Zoo zijn de hemelgangen aardeschrompelingen geworden, Op Zijn eigen hoogten blijvende, gaat God in m onze laagten: in onze stal, .in onze kleeren. Wie dat gelooft, dankt Hem^ Die cns deze wonderen schonk en weet, dat Hij daarin gedacht heeft aan Zijn genade» Dit slaan al de herders, al de mannen van de straat en heel het kerkverband met verwondering gade, nu onze God Zijn heil ons schenkt. (Ps. 98 vs. 2). ad. 2^ Zijn Opkomst. Ook dit wordt op 2 manieren geteekend: Luc. 2: haar eerstgeboren zoon. Op. 12: haar mannelijken zoon. De aanduiding is verschillend. Het le wijst erop, dat Christus' rechtspositie en dat Christus in menschelijke verhoudingen niet veel beteekenend is.- Elke le zoen heet: eerstgeboren. Die naam zegt de sociale plaats van dien vader en moeder. De zoon gaat de lijn verder trekken. ''Haar eerstgeboren zoon" beteekent, dat Jezus in sociale zin gebonden is aan vader en moeder. In Maria en 't kind vindt ge de eenheid» Het is hier: uitgehouwen tronk, verlaten troon, verkeken kans, vergane glorie. Dat is allemaal begrepen in de naam: haar eerstgeboren zoon, Nooit krijgt David meer een kans, de meerderheid. Hier ligt de tragiek van het huis van David bloot. Het profeteeren is uit, wat betreft menschelijke v oorden, Het priesterlijke is weg, eveneens het koningzijn, Al die diepten liggen in dat: haar! En nu komt God in Op", 12: een mannelijken zoon. Mannelijk, d.i. krachtig vermogen, opstormende levenswil, veroverend, aanpakkend, beheerschend, verpletterend, Het woord "mannelijk" is ook reeds in Gen. 3 verklaard. Het zou verpletteren» Gelijk de slang van de boom nu draak is, zoo is ook het zaad groot geworden in Op. x2. Die draak is alleen te vermorzelen door bovenmensche— lijke kracht} die ook sterren wegvagen kan,. De verbrijzelaar der slang is er nu; Die de chaotische machten omzetten zalr. Verheug U, o Jeruzalem, verheug U in God, Die de dooden levend maakt. Die God is hier bij het graf van David, van de afgehouwen tronk, van de verkeken kansen, Het graf baart een zoon, menschelijke kracht. Maar de Geest, Die het doet, wordt niet met mate gegeven aan den Zoon, Die maakt Zijn spankracht naar lichaam en geest zoo krachtig, da'c het kind van Luc. 2 kan worden de mannelijke Zoon* Die de draak verpletteren kan. Zoo is er Kerstboodschap in de combinatie van deze 2 teksten. Abrahams gej.ooi is niet beschaamd, als hij wachten moet op het be_oofde kind. Als Abraham graf geworden is naar het vaderschap en Sara graf naar het moederschap, dan komt God. Graven zijn Jozef en Maria, wat betreft het verkeken zijn der kansen op wereldheerschappij. Maar nu de opkomst van hun kind is zwakheid en kracht, nu er uit het zwakke wereldinvloed is, nu kan er toekomst voor oogen staan. ad, 3; Zijn Toekomst; Dubbel geteekend: le. zwakheid is continue, 2eo kracht is continue, In LuCt 2: doeken, zwakheid. Geen extra — zwakheid, maar gewoon. Geen ^ extra--schande, maar in het uur van het overkropte Bethlehem is de kribbe de eenig beschikbare plaats. Alles is gewoon naar menschengezicht. De toekomst is bepaald door deze dingen. Niemand zal ooit zijn geboorte te boven komen. Elke dag van Uw -Leven wordt ook oepaala door Uw sociale geboorte. Men kan nooit de eereplaats krijgen, tenzij iemand zegt; vriend, kom hooger op.' Maar dwars door die stal heen, komt Op, 12 ook de kracht continueeren; heidenen hoeden* Nooit krijgt deze Zoon een profetentoga, een generaalsuniform, een keizerstroon naar het vleesch, knecht onder knechten is Hij, maar juist daardoor zal dit kind a.L de heidenen hoeden, Door Hem ging Zijn moeder de wereld aan.Niet -rijgt zon, enzs omdat Zijn moeder ze heeft, maar omgekeerd< Dit kr.nd verklaart de moeder in Op. 12. In Luc, 2: de moeder het kind. Hoeden = een kudde br, elkaar hebben, die beschermen, bewaren. Zoo komt Christus de wereld in, herder van Hem, Die de kudde zoekt, de nieuwe menschheid, de kerk van de toekomst. Daarom moet Hij de gansche wereld aangaan. Hij is de herder van de gansche menschheid. zooals de kerk heet. Daar zijn er, die bij deze kudde niet willen komen. Daarvoor moet Hij hebben: een ijzeren roede. Onder de menschen is het zoo; er zijn schapen en daarom komt er een herder. Een gewone herder sluit aan bij de toestand van de schapen. Maar deze herder vindt louter wolven, drakengebroed. Hi] moet schapen maken, vloeschen harten uit steenen harten. Hij moet de oude toegangswegen afzetten, den anti-christ dooden, den batan binden, mijn ziel binden door herbarende genade. Om dat te kunnen, moet Hij geweld gebruiken. Hij moet eerst slaan, om te kunnen streelen. Pas daarna kan Hij de oogen doen schitteren van louter liefde. In deze kwaliteit van herder slaat Hij de wolven dood, vonnist Hij schapenscheerders, Hij maakt den onwillige gewillig, Hij^ doodt elke oude mensch, die Hij als nieuwe wil doen Jicrleven. Zoo is Zijn macht: wereldmacht, het evangelie dienstbaar, de wereld leggende onder God. Wie het zoo ziet, kent Zijn toekomst* Hij kan oordeelen de levenden en de dooden. Die toekomst is er in Japan en China, in de wereld en in de kerk. Zij is er, waar de thermometers naar het kookpunt stijgen, waar de zondaar bidt om genade. Wj.e het Kerstfeest zoo ziet, die is niet geleid in verzoeking, maar verlost van den booze. Alle macht is onderworpen aan Hem. Wie het geloof heeft, ziet het elke dag door het geloof. Hij neemt aan het wonder der wedergeboorte, Deze aanvaarding van de souvereine genade, die hemelkracht liet schitteren in Bethlehems stal, is er ook vandaag. In die aanvaarding gaan wij straks weer naar de begane grond, ons dagelijksch gedoetje, ons huis. We moeten er weer naar boe, totdat de Heere ons eruit haalt. Die begane grond ^ met ons aangenomen. De begane grond verklaart ons niet, maar Christus verklaart de begane grond. In dat geloof wil ik mijn afkomst, aardsch, zien en nochtans oen ik zaad der kerk, in de handpalmen van God gegraveerd. Mijn verbond, met God ligt vast. In dat geloof wil ik mijn opkomst zien. Uit een steegje kroop ik, vergane mogelijkheden, kerkhof, graf en dood, zoo was mijn toestand. En ik kon niet verder. Mijn wegen waren afgesloten. Nochtans is daar een geestband. Als ik zwak ben, is Hij machtig en daarom ik ook. Ik zal de engelen besturen, In Hem heb ik een opkomst , In dat geloof wil ik mijn toekomst ziene Ik ben gelegd in doeken, nummero zooveel op de lijst van den burgemeester, hoogstens een drop aan de emmer, die er nog afvalt, een stof op de weegschaal, dat er weer afgeblazen wordt. Maar in Hem op het Kerstfeest ben ik Zijn medearbeider door het geloof. Als zoodanig durf ik Satan tarten, mits ik gebeden heb de 6e bede, In dat geloof neem ik aan de afkomst, opkomst en toekomst van den Menschenzoon, en kunnen we dankende zeggen: "0 diepte van rijkdom, beide van de wijsheid en kennis Gods! Wie heeft de zin des Heeren gekend, of wie is Zijn raadsman geweest?" Wie combineerde Zijn combinaties? Uit Hem is Zijn combinatie, door Hem elke continuatie, tot Hem de eenheid van hemel en aarde; ¥ Gehouden in de Zuiderkerk te Tekst; Lucas 2 vs. 13 en 14. Utrecht, 2.5 Dec.1937, 's avonds. Gezongen; Gez, 3 vs. 1. Ps. 103 vs. 10,11. Ps. 89 vs, 3. Gez. 11. De engelenzang is een geliefkoosd thema van de prediking op de le Ke r stdagavond. Ook wij willen ons vanavond bij de predikers van dit thema voegen in de dienst des Woords. Het wordt dan een dienst dos Woords over een dienst des Woords. Die engelenzang is meer dan zajig, is eigenlijk dienst des Woords. Zingen vinden we erg mooi. Maar de bijbel legt op 5t zingen zoo groote nadruk niet. Ze prezen God, ze zeiden. Dat kan in proza. Dat dit lied ' een lied is, ligt in de tweedeeling. De manier duidt aan, dat het zangstof is. Maar niet zoozeer de manier heeft den bijbelschrijver hier gepakt, doch liet andere feit, dat de engelen hier dienst des Woord-s uitrichten* Maar, dat is vernedering, als zij heb de menschen komen zeggen. De engel is knecht en het is niet best, als de knecht aan den zoon moet zeggen; "Vader heeft welbehagen". Andersom is beter. Daarom jubelt Paulus ook, dat eens het wonder zich weer voltrekt, dat door de gemeente de wijsheid Gods aan de machten in de hemel bekend gemaakt wordt. (Efez. 310), De engelen, de knechten zijn begeerig in te zien in ons, niet om te vinden die mooie menschelijkheid van den humanist, maar de vruchten van Gods wederbar end werk. Elk Kerstfeest moet stranden, als men de zang mooi vindt en niet verder komt. De Kerstvrucht vinde geloof en gehoorzaamheid. Het lied der engelen bij de geboorte van Jezus Christus; le. de tijd van dit lied» 2e, de zangers van dit lied. 3e, de inhoud van dit lied, ad. 1? De tijd van dit lied wordt aangeduid in dat: "van stonde aan". Deze enkele woorden hebben ook hun beteekenis,. In elk menschenwoord is het van beteekenis de tijd te weten. Neem de datum van een brief weg en het verstaan van de brief is voor later tijd onmogelijk geworden. Dit nu geldt temeer van de woorden Gods of van de engelen, die Gods geesten zijn» Wij menschen spreken niet vaak op tijd. Onze zonde heeft ons spreken aangetast en nooit is onze klok bij. Maar als de engelen spreken, is het op tijd. Elk van hun woorden past bij het oogenblik. De Eeuwige grijpt door Zijn spreken op de tijd in en maakt die, zooals Hij wil. Zijn boden spreken op Zijn bevel. Die nemen oo.tt de tijd in acht. Gods spreken is origineel, als de engelen spreken of de Zoon, dan is het geboden. Nooit is hier een spreken voor de beurt, maar altijd op Gods tijd. Jesaja 6 schouwde ze. .rien ieder had 6 vleugelen. Vleugelen waren voor hun aangezicht, omdat ze Gods majesteit niet konden zien uit eigen kracht. Vleugelen waren op de voeten, omdat eigen initiatief tot gaan niet mogelijk was. Na het bevel pas zien de oogen en reppen zich de voeten. Zoo hadden de engelen in de nacht van Bethlehem de oogen en voeten bedekt. Toen zei de Heere: "Ga en zeg het aan de her- 1 ders''. En daar ging die ééne engel en hij sprak op tijd. Toen kwam het bevel aan de menigte en zij gingen 0£ tijd. Die eene engel heeft eerst alles precies gezegd, maar nu komt het lied niet spontaan en enthousiast daarna» Alles is prachtig op tijd. Het is punctueel^"Van stonde aan", als de le uitgesproken is, komen de anderen, 'Van stonde aan" spreken de engelen, die de dienst des Woords verrichten op aarde. Zie nu de tegenstelling tusschen dien len engel en de menigte. Die le spreekt proza, de menigte spreekt poëzie. In de hoogste hemelen: zus, op de aarde: zoo. De le engel is handwijzer, hij spreekt in bijzonderheden. De menigte Komt geen bijzonderheden geven, maar een lied voor alle tijden, dat de hemel en aarde omspant. Is het geen prachtige tegenstelling? De le engel rekent met zwakke hoorders. Hij accommodeert zich aan de zwakheid van het schepsel. Maar de menigte is niet op de noorders ingesteld. Zij wijst de groote lijnen, roept hoorders op om mee te zingen. ''Van stonde aan", een krachtige en krasse overgangl Wij schamen ons weg, als we de engelen zoo hooren. Wat een volmaakte orde en gehoorzaamheid. Keeren wij niet vaak de orde andersom? Zeggen we niet veel: proza is veel, poezie is meer? -Liier gaat het proza voorop! Wij willen bekeeren door het mooie lied en door de aesthetische aandoening zoo vaak. Maar de engel zegt: herders, rest der verkiezing, niet eens in staat tot getuigen, zus en zoo" en duidt aan in proza: bekeering. Dan komt de uitbrekende jubel* Niet eerder. Een menigte, maar niet een praat er voor z!n beurt, uit respect voor de kerk, die net kind vinden moet en voor het Woord, dat de kerk de weg wijzen "Van stonde aan": de_ combinatie van belijdenis en lofverheffing, van concrete aanduidingen en een zien uitgaan van God boven alle aardsche verbindingen en verhoudingen. Hier ligt de Kerstboodschap en haar passen op ons gebroken leven. Wat heb ik aan een lied, als ik geen proza heb, geen hier en nu, dat opgenomen is in de groote vrederaad Gods? Wat heb ik eraan, als de hemel blinkt van licht en de aarde donker blijft? Zeg me alleen proza: ik ben verloren, alleen de poezie: ik ben verloren. Zeg me beide elk op tijd: en ik ben behouden. Die verbintenis van één punt des tijds en alle tijden, . e Kerstfeest* Die het zoo ziet, die dankt den hemelschen instructeur. We mogen ons conformeeren aan het voorbeeld der knechten door Hem, Die profeet is geworden en leerde bidden: uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzoo ook op de aarde". Zoo mogen wij ook den Heere uitspreken laten in het nuchter proza van Zijn beloften en dan kome de dankverheffing in de alge§an? van de kerk van elke eeuw, Leer van de engelen dit, dat het zingen mogelijk wordt, als het maar wacht op het uitgesproken - zijn van de boodschap Gods. Wie niet uitspreken' laat, moge overstroomd worden door het gevoel, maar wat overstroomt, is niet uit God.1 ' ad. 2: Wie het zoo ziet, zal ook de zangers van dit lied verstaan en zich beter bij hen aansluiten. "een menigte van de hemelsche heirlegers". Wij maken de engelen mooi en zacht. Hier is het geweldig, strijders in uniform. Wij maken de Kerstnacht schitterend van licht. Maar het staat niet» 't Kan wel. Maar de Heere maakt het geweldig voor het gehoor. menigte = ontzagwekkend, heirleger = meer ontzagwekkend, hemelsche = het hoogtepunt. In het Oosten is een heirleger verschrikkelijk. Het overdondert, slaat neer. De schrik ligt erin. "Heere der heirscharen" met die naam spreekt God tot de menschen. Of de oogen zagen in die nacht, ik weet het niet. Maar ze hoorden: stormwind, dave— ring. Zoo botsen tegen de rotsen van Bethlehem de engelenwoor— den. Want zoo zegt God: "Ik heb eerst in proza gesproken, door een engel, die Uw hart kende". Dat is:accomodatie. Dan komt Hij met geweld: een heirleger. "Beef, aarde. Zwijg voor Hem. Het is wel vrede, maar vrede met gezag. Teer is het wel, maar het is met geweld. Wee hem, die "neen5" zegt. De bliksem slaat bij hem in . Zoo komt de Heere met legerhorde en legerorde. Het is geen dispuutkwestie, geen groene tafelconferentie. Mijn verbond komt met eenzijdig geweld. Maar dit geweld, dat geloof eischt, is geen stortende wolkbreuk, geen dijkdoorbraak, geen wervelwind, maar t groote geweld gaat samen met accomodatie. Eerst: het oor geopend, het oog geleid, de hand gebracht naar het kindje met een teeken. Daarna wordt vinger, hand en oor weggeslagen. Zoo blijft het: evangelie, maar het is: een geweldige eisch. Het is een belotte, maar eisch meteen. Hij weet, wat maaksel ik ben. Het is dipleurisch: een engel, die mij het verbond van Vader nog 's zeggen gaat. Maar het is ook monopleurisch: zonder disputeeren, zonder vragen, alles of niets, erin of er uit. ,. aan deze legerhorde niet geergerd wordt, die God verdraagt in de immanentie en transcendentie.» engel zegt: "spreek maar, menschenkind". De menigte: "zwijg, gij 9.3.1*0.6 0 Hij is vervloekt, die de le zegen afwijst; hij is meer vervloekt, aie ook de 2e afwijst. Het zijn de dreigende wolken van de laatste dagen, die nu opkomen. Als mijn hart nu opengaat, dan is dat meer dan het le woord van den engel. Het ligt niet in het zichtbare, in het uiterlijke, ik weet alleen: geweld, hemelen-trilling, nat geluid is veel. Maar een grooter geweld heeft gearbeid bij dien man, in de kerk vanavond, wiens hart is wedergeboren door en Heiligen Geest. Als mijn haten liefde wordt, mijn ongeloof geloot, dan is daartoe een kracht Gods in werk gesteld grooter dan dit leger. De Dordtsche Leerregels steUsi haar kracht gelijk met de opstandingskracht. Kerstnacht is veel, maar Paaschmorgen is meer. Daarom zie ik de engelen almeer teruggaan. Zij zijn hierin de Kerstnacht, ze zijn er nog wel op Paaschmorgen, al minder bij de Hemelvaart, ze zwijgen op Pinksteren. Daar spreekt de Geest en ook de KerK. Daarom, engelen, wij beven op 't geweld van Uw heirscharen, maar m Uw majesteit zien we de Zijne, van Uw en onzen God, en daarom zeggen wij met de engelen: "De hemel looft enz. (wat de hemel betreft), "Uw waarheid worde op aard (dat is de aarde), enz. (Ps.89 vs.3). ad 3' Tenslotte de inhoud van dit lied. Het lied ziet naar_2 kanten: naar boven en beneden. Het lied is ^-deelig. Alle poezie in de bijbel heeft tweedeelige bestaansvorm. Het is geen gebed, geen wensch, maar stellend! Gode is in de hoogste hemelen heerlijkheid". De kant naar boven.' ^Alle begin is van God. Een koning heeft heerlijkheid in zichzelf. Daarom moet hem de onderdaan heerlijkheid toebrengen. Hij prijst zijn naam. Die eere van den onderdaan is erkenning van de heerlijkheid, die de koning heeft. De eer hangt wel af van de heerlijkheid, maar de heerlijkheid niet van de eer. De onderdanen van^Nederland eeren koningin Wilhelmina. Maar haar heerlijkheid • heej.t ze niet door onze eer. Al zou de troon weggaan, dan nog bleef de heerlijkheid in de ballingschap. Een aardsch koning nu kan dit slechts beperkt zeggen. Maar God,de Heere, is Souverein uit Zichzelf, Koning uit Zichzelf. Die God kan in volstrekte zin zeggen, dat Zijn heerlijkheid niet afhangt ^van deneer van menschen. Hij is de rijke bron van Zijn eigen glorie, Hij, voor de wereldschepping: Vader, Zoon en Heilige Geest.' Die heerlijkheid is er, ongeacht de schepping, die "ja" zegt tot God. En als die schepping er is, dan is Zijn heerlijkheid niet verrijkt, maar wel beter afgespiegeld. De spiegel kan beslaan, (zondeval), maar de zon blijft stralen, die in de spiegel schijnt. Neem God alle menschen af, alle engelen, toch blijft God heerlijk in de hoogste hemelen. Die heerlijkheid is een feit, ongeacht de zonde! Maar nu komt Kerstfeest.' De spiegels gaan weer schitteren.God wi- 'r weer eer uithalen, uit de beslagen spiegels. De gebroken terreinen van uitstraling worden weer hersteld. Daarom moeten de engelen vandaag zeggen, dat op aarde vrede komt, een blik naar beneden ,r God heeft door een eenzijdige beschikking vrede gemaakt in een tweezijdig verbond, "Gode heerlijkheid",: afgedaan (hemel). "Op aarde vrede",: 2 zijdig (schuldverzoening). Kers of eest komt met een scherpe snede. Hetzij gij, menschen, ten hemel of ter helle vaart, Gode is heerlijkheid. Al de eer, die Hij jp^ijgt, is vanwege Zijn eigen heerlijkheid, die U eerende maaktl En daarom; vrede op aarde, niet van beneden, maar van boven afkomende. Boven: heerlijkheid, en als vrucht daarvan: vrede! Vrede op aarde onder de menschen des welbehagens!" Geen 3 leden, maar 2 leden heeft het lied. Er is tegenstelling: hemel o.o. aarde. Heerlijkheid voor God in de hemel, vrede voor menschen op aarde. Maar punt 1 blijft punt 1. "Welbehagen". Geen verdienste, geen eigen werk, maar souvereine verkiezing van God. Niet "menschen van goede wil", zooals Rome het zegt. Hier is weer geweld, gemeente! Uitverkiezing ligt hier herhaaldelijk uitgesproken. Die is de grond voor de vrede en het samendeel hebben aan die vrede. Vrede is saambinden hier. Verkiezing is uitzoeken door louter welbehagen. Vrede is zacht in de mond. Uitverkiezing is bitter in de buik. Vrede is veranderlijk. Welbehagen is onveranderlijk. Een zachte boodschap met geweld gezegd! Wie loochent de verkiezing tot de vrede, die mag alles hebben, maar die heeft het Woord Gods smaadheid aangedaan» Wie het Woord laat staan, die voelt achteraf vrede, die alle verstand te boven gaat, ^ Als Gods glorie hing aan onze eer, dan waren we weg op Kerstfeest, Maar nu is het andersom. Nu is er blijdschap. Hij kan volharden, die vrede heeft. Als Gods welbehagen afhing van Uw vredegevoel, dan was Kerstfeest onmogelijk. Maar nu welbehagen de vrede toewijst, nu hangen we af niet van het gevoel van die vrede, maar van de beschikking van die vrede. Die dit gelooft, kan niet meer verloren gaan, dank zij het afsnijdende woord: verkiezing.' Harde woorden! Maar wij zeggen: "Spaar ons, Heere, de harde boodschap". Er is verschil tusschen Gen. 3 en Luc. 2, 't Klonk vreedzaam; als God zijn, maar er kwam oorlog. Hier trekt God het oorlogskleed aan., maar het brengt vredeboodschap. Het is geen gebed, maar verklaring. Wie zeggen, dat er geen vrede is? Wie tornen aan de boodschap? Dat zijn zij, die ontkennen de antithese, die deze vrede meebrengt. Maar wie de vrede ziet als geschenk des Heeren, verstaat Rom. 5 VS 9 1» Vrede is er met God. Die vrede maakt een kerk tot huis van Gods vrede, bouwt gemeenschap der heiligen. Er is op aarde vrede; daarom: komt tot die vrede, smeek erom, kus den Zoon of verga van Zijn toorn. Zoo staan de zaken. Men doet naar de feiten. Als het regent, gaat mijn parapluie op. Als de storm komt, gaat de stormbal naar boven, Doet dus ernaar, die verstandig is. Gode heerlijkheid en van boven komend: vrede. Hier is geen dispuut, het is zoo, zegt het woord. En zoo niet, vergaJ Het Woord zegt: "Kom tot die vrede. Het kind ligt in de kribbe, daar en daar'*. Ik kan erbij. Er is geen woord Fransch bij. De kerk bestaat, de Paaschzon bloeit. Doe gij ernaar. Kom tot God, nieo als tot Eén, die kansen geeft, maar garanties geeft. Wj.e aan deze boodschap niet geergerd wordt, zal vanavond meer hebben, dan de engelen gezegd hebben en de engelen begeerig maken, om m_ zijn diepe leven in te zien. Dit gepredikte Woord is meer dan het zien en hoeren in de Kerstnacht. Op God wil ik rusten. Hem vertrouw ik. Tot de engelen zeggen we: "Wij gelooven nu, engelen, met meer om Uws zeggens wil, want onze oogen hebben Gods vrede bedekken de oogen, en de voeten en zeggen Simeon na: mi laat Gij, Heere, Uw dienstknechten gaan in vrede, naar Uw WoordJ" Gehouden in de Oosterkerk te Tekst: Lucas 2 vs. 27 a* Utrecht, 26 Deo. 1937. 's morgens. Gelezens Lucas 2 vs. 21-39. Gezongen: Ps. 4-9 vs. 1„ Ps. 27 vs. 3 en 7. Ps. 39 vs. 5 en 6. Gez. 4 vs, 1. Het .is een feit, dat we op Kerstfeest heel graag spreken over de schande en vernedering van vader David. Als Maria en Jozef in Bethlehem komen, zien we David in de armoede. Afgehouwen tronk, dat ie het huis van David. Nu is correctie van deze gedachte over de armoede van Davids huis niet noodig, Maar wel uitbreiding. Wanneer David arm gemaakt wordt naar het vleesch, dan is het meer den. zijn koningsheerlijkheid, wat verloren gaat. Alles van David is weg; zijn kroon, wetenschap en psalmdichtkunst. ïn de dagen van Christus krioelt het in Jeruzalem van geleerde menschen, maar met 1 wijst naar de kribbe.... De V/ijzen komen uit het Oosten, Baoylon. En ze moeten dadelijk terug. Ze hebben geen college kunnen geven over hun bevinding. Ook Davids psalmkunst is we go Kroon en troon had hij, niaar ook luit en lied. Gaven van het scheppingsleven, opbloei van wat God in de mensch lei, van huis uit. Nu komt daar de oude Simeon aanstrompelen, een psalmdichter bij de gratie Gods. Maar wat zit er nu in van de glorie van Davids luit? Opgepoetstwordt die luit niet. Die man weet: deze psalm is mijn ondergang naar het vleesch. Hij heeft maar één gedachte meer: den Zaligmaker zien en dan moet ik sterven. Den Zaligmaker zien met het vleeschelijk oog door het geestelijk oog: dan kan ik sterven gaan. Davids bundel is ineengekrompen tot 2 strophen met 1 motief: Uw zaligheid. Maar tegelijk blijkt de Zoon van David alles naar den geest. De kroon van David komt geestelijk terug in den Zoon. De wetenschap van David komt geestelijk terug in Christus' profetie. De luit van David komt geestelijk terug in de zangen van vrijheid door de profetie. De kerk zingt door Hem. Haar lied blijft tot op de dag van Zijn verschijning, al neemt men haar de luit af. David moest arm worden in alles, opdat alle rijkdom in Christus zou zijn» Het zoeken van den laatsten psalmdichter naar de vervulling van alle psalmen:" le. Het feit van dit zoeken. 2e. De oorzaak van dit zoeken. 3e. De plaats van dit zoeken. ad. 1: 'En hij kwam", d,ie het feit. Hier komt iemand op een plaats, waar iemand, van wien alle psalmen gesproken hebben, zich laat zien, Christus. De psalmen behooren tot de profetie. Want al mogen de psalmen in de le plaats spreken van dingen, in de tijd van den dichter zelf, toch is de psalmbundel op Christus gericht, (Ps. 16, 132. 110). Israels profetie zoekt altijd den Messias en ook de nietprofetie doet zulks. Ze vindt in Christus pas haar zin. Als Maria nu met haar kind de tempel intrekt, dan komt de Heer van de tempel in Zijn tempel om een volk te maken en om de tempel af "te brekenc Zoo komt Hij, die alle psalmen gaat vervullen, de tempel in. De priester verstaat het niet, dat vandaag alles naar ó.e ondergang neigt. "0 tempel, gij zijt oud en verouderd en nabij de verdwijning". Maar nu geldt het ook van de psalmbundel in de vorm van Israël speciaal. Want voortaan is het geen profetie meer. Het wordt straks verleden. De dienaar van het Nieuw Verbond kan voortaan zijn de ware voorzanger van alle psalmen. Nu brengt God dan voor het laatst een psalmdichter in engere zin in de tempel. "Psalmen", d.i. een woord met ruimere beteekenis in de bijbel. Ook de liederen buiten de psalmen 1 - 150, b.v. bij Jesaja e.a., zijn psalmen, Zoo zijn er ook in de tijden van Lucas 2 psalmen geooren, en wel 4. 2 voor, 2 na de geboorte van Jezus. Er voor de psalmen van Maria en Zacharias, er na de psalmen van de engelen en van Simeon. De engelen doen al mee met de psalmodie van het Nieuw Verbond, vandaag komt de laatste psalm van het Oud Verbond. Johannes de Dooper spreekt straks proza en heeft geen luit. Jezus Christus laat geen psalmen na, maar spreekt bergprozaj Vandaag flikkert de kaars van de psalmodie nog even op. Van deze 4 psalmen weten we precies, hoe ze ontstaan zijn. Wat de psalmen 1—150 betreft, van sommige weten we wel, wanneer ze gemaakt zijn, maar van de meeste weet de kerk niets. De persoon van den dichter schuilt in het donker, Van alle dichters geldt: Hij moet wassen, (de stof van de psalm), ik moet minder worden^(auteur van de psalm). Deze regel gaat nu door. Engelen, ze zingen nog in de Kerstnacht, maar ze komen al minder voor met Paschen en Hemelvaart. Met Pinksteren zwijgen ze» Zacharias, ach, hij is stom geweest, maar als hij spreekt, dan gaat het niet over dat stom - zijn, doch wijst hij over zichzelf heen naar het kind, en over het kind heen naar den ander,, Hij moet wassen, maar gij, Zacharias, moet minder worden. En dat kind zelf vervult de regel wederom, als hij straks sterven gaat bij een dan~ Maria draagt een psalm bij op Davids half-gebroken luit. Mi] geschiede naar Uw woord". Een zwaard gaat door haar ziel...... De oude Simeon. Hoe oud, weet ik niet. De Geest had hem gebonden om niet te mogen sterven, eer hij den Christus zou hebben gezien. Zoo zegt de Schrift. Sommigen zeggen: "dat is een prachtige decoratie". God zegt: "dat is belasting". Simeon, een man, die als laatste eerewachter geplaatst is op het pad, waar Christus langs moet. Decoratie? Extra-belasting! Stelt U voor: weten, dat bij de komst van het licht, Uw eigen fT"eren(^- licht .je uitgaat. Deze dienst is een zware dienst. Hizkia weet het ook; nog zooveel jaren, dan is zijn dag met smart vervuld en hij zweeg van louter verschrikking over zoo sterke binding". Simeon weet één ding: als God komt met het licht, dan is mijn levenslampje uitgebluscht. Welnu, vandaag komt de fakkel en nu Simeon heengaan. "Heere, Despoot, nu geeft Gij ontslag aan Uw knecht , Van nu af aan heeft die man geen speciale kerktaak meer. Decoratie? Obligatie.' Verplichting.' Hij moet wassen, ik minder worden.' i ^eze we6 beeft God alle profeten en psalmdichters behan¬ deld. Alle roem moet zijn uit God. Niet uit natuur van scheppingsgaven, met uit cultuur, maar uit Christus. Dan komt de genade weer naar de natuur en cultuur. Maar eerst, alle vleeschelijkheid weg» Daarom: de laatste psalmdichter geen dansende jongeling, maar een oude man.' Als al Davids kunstmateriaal vergaan is, dan kan God de laatste psalm uit die schorre keel halen gaanl En dan wordt zijn kaars gedoofd. "Grafgedachten, Simeon."' Het kerkhof paadje gaat hij op, maar God haalt er de laatste psalm uit yan het Oud Verhond. Van al de psalmisten, van vrouwen geboren, is geen grooter dan de oude Simeon. Maar de minste in het rijk der hemelen is meer dan hij. Abraham verlangde naar de dag van Christus en wel zag hij met verheuging, maar hij, noch David hebben dit kind in de armen ge— nad» Deze psalmist heeft het begroet. Maar de minste vandaag hier in de kerk, die waarlijk gelooven kan, die nooit een versje gemaakt heelt; die geen literatuur kent, de armste, de simpelste, is meer dan Simeon. Die zag net het vleesch de oogen van Christus. Ik zie .t-iem vandaag uit het Woord. Ik sta in het Nieuw Verbond, Het is Zondag. Hier is een preek, het ambt, 2e advent. De minste is meer dan deze collega van den Dooper. Gelooft gij dat? Dar kt gij God voor de uitkleeding van de-, laatsten psalmdichter? Ziet ge hem zoo En gelooft gij dan niet om zijns woords wil, maar om Gods wil, dat God vandaag grooter dingen doet hier in de kerk dan toen in de tempel? Toen: de aanvang der vervulling, wij:de vervuldheid. Er is gave PaaschgezondheidJ Wie het geloof heeft en de gangen des Heeren ziec van Oud naar Nieuw Verbond, van Simeon naar Johannes in een kerkerhol en naar Golgotha enz., naar deze kerkdienst, die zegt de gang der eeuwen ook in de psalmodie. Hij, die op God vertrouwt, zingt Ps. 39 vs. 5 en als hij het kind klein ziet en God ziet werken, Ps. 39 vs. 6. ad. 2: de oorzaak: "door den Geest". . s keizer is met zijn geweld in Lukas 2 de souverein en .aria is niets. Als kunstbeoefenaar is Simeon ook niets. Keizer JMero hteft op de laatste dag van zijn leven gezegd: "een groot kunstenaar gaat in mij verloren". De menschen hebben hem toegeOubeld: "een stem Gods, niet eens menschen". ^ Nero, dat brok canaille, dien men "God" noemt, krijgt diploma s. Maar Simeon staat daar zonder glorie, een gebarsten trompet, de eene hand op eigen doodsbaar. Wie is het, die nu ons de tegenstelling laat zien? De oorzaak van dit zoeken is: de Heilige Geest.' "Door den Geest". Daarom kon en wilde Simeon groeten zijn eigen doodsaanzegger. Alleen de Geest £an_verbanden leggen tusschen psalm en inhoud. Die Geest van hristus was er reeds in de psalmen 1 - 150. Daarom kon alleen aie Geest aimeon drijven naar de tempel voor de laatste psalm, bimeon Hioet de deur uit en hij moet staan, waar die arme vrouw stapte Als hij gegaan was door fantasie of eigen aandrift, dan ware deze psalm een lasterstuk geworden en dan was het christendom gebouwd op de hypothese van een dwaas. Maar neen, alles wordt geplaatst op de scherpe snede van het heilige Woord Gods. Nu heeft al-es zin, door openbaring.' Ik kan niet uitvinden, of het de geest is met een kleine g. of de Geest met de groote G., die Simeon aandrijft, 'k Heb geen bewijs, dat God bestaat, ook niet, aat Simeon door den Geest aangedreven is. Gods eigen werk is nooit te bewijzen. Als het dat wel was, zou het ophouden Gods werk te zijn, Daarom;; die groote G. is vandaag geloofsinhoud] Het is vandaag geloofsstuk, ik kan niets bewijzen,, Door het geloof versta ik, dat de Heilige Schrift de kerk leidt en haar°handel tot plaats, waar het kind is. Simeon moet 3 dingen doen; ie. inluiden het einde van alle psalmodie. 2e„ inluiden het einde van alle Oud Verbond. 3e. inluiden zijn eigen einde.' Zijn ontslagbrief ligt nu klaar. Nu I kan ui] zingen gaan. Die man is een bewijs, dat de dood doortocht is naar het eeuwige leven. Waar Christus zoo gekend wordt, daar fl J.10 ü O m^eten we oppassen, dat we de datum hier niet afkrabben. Hij kreeg een openbaring. ?t Was nog Oud* Verbond. Dat kindie had nog geen redevoering gesproken. Hier, bij de overgang komt de Geest, me„ een aparte inspraak. Maar ik heb het Woord. Daaraan s, volle Woord van God» Daarom hoeft geen mensch te wachten op aparte inspraken, Maar wel is er: openbaring. Zoo krijgen we door het geloofs feest.' Alleen door het Woord te eelocven, door het na te zeggen, ^ He^ kind moeten we zien op cnze datum. Het kind is nu man in der heerlijkheid, De Geest ii'Tén, bij Simeon en bij ons. beleeft de Geesteseenheid in de harmonie der psalmen. Wij hïï Sr nlü 5e o£elt' dat d® ervarinS der gemeente klopt op van 5° i" Sïr^s kan die dit gelooft, zingen de psalm I toegezegd?"enz°.» Heer>^ üw fal8cht? naar het Woord, hem I wnrill dwaSiap£S- :in ?e temPel"> dus niet in een particuliere woning. Want Christus komt; verschijnen onder de wet. De le zoon temPel dienst doen. Door een betaling, symbolisch dooa. een offergave, werd elke oudste zoon losgekocht. 5aria koopt haar zoon los. Feitelijk is voor dit kind niet te ïo? JfV ?as* 13 :ieer van de temPöl» Alles is voor Hem, Hij ffïLfw- PS fsven al Z13n gerechtigheid, Maar, wijl Hij zondaar ffÜH 5 werd» daarom moet Hij de tempel in. Voor Hem wordt geofth f^ mas,a;) st^s offeren naar de wet. ffij is onze tempel. nffPT^LnoïPej" Va^ Slmoon is dus voor Simeon de plaats, waar de °ÏÏ2^dlPs£.-naa? de ondergang neigt. Dit kind zal het offer uitputten m uijn eigen bloed. Daarom komt Simeon vóór het offer. ^oo wijst de laatste psalm niet naar een binnenkamer, naar een conferentie, maar naar het huis Gods met zijn wetsbepaling, r^ heden feest weren wil, ga de tempel in door den Geest. jia ft rT Simeon is ontwricht door die laatste psalm zelf. Als het kindje binnenkomt, kraken de muren.' Wij hebben onze tem- H f00!1^ als.,temPel geoordeeld wordt, (maar wel haar zonDe lauwerkrans voor Simeon is vergeten, wii mogen Het nïXS?° Van sohaduwdienst zingen uit Gods groote rijkdom. SVer e sonde, die tempelgang verstoot.' laat Gij, Heere, op Uw tijd Uw dienstknecht gaan in vrede". Eén ding weet ik: het land, waar ze vandaan lrwamen, is van Daniël geweest! In hoofdstuk 1 teekent Mattheus in de ballingschap de ondergang van David, maar diezelfde ballingschap, zoo zegt hij, maakt David naar den geest weer groot. Het geldt van. David als koning, (hoofdst.. 1), maar ook van hem als profeet (hoofdst. 2), Daniël,..die profeet, ging ook in boeien, de koningszoon, door Babels magiërs overvleugeld. Het Woord van God onder Israël werd vernietigd door het mes van Fabel. Maar juist Daniël krijgt gezichten, profetieën, wereldvisioenen over den Zoon des mensch^n. Deze Daniël aanschouwt de wereldrijken, Babel, Meden en Perzen, Rome, het rijk van Jezus Christus: de steeni Ér is geen profeet misschien, die meer het wereldlijke doet zien van Christus dan Daniël. God slaakt straks zijn boeien, hij wordt president van het magierscollege. Het Jodenbloed heeft toen getriumfeerd door Israéls Geest over het heldenbloed. Een zoon van Abraham, voorzitter van het college der Oostersche Wijzen, Er was geen licht der natuur, maar Danie'l zei.' "Menschen, daar staat geschreven". Hij sprak van het groote licht, dat komen zou. Zoo heeft Babel geen vlammetje van natuurlicht, maar het licht van boven, voor de natuur, in de natuur, niet uit de natuur, Toen de Heilige Geest opereerde in dezen Daniël, toen heeft God reeds adventsfeest gehouden in Babel. Matt. 2 is vrucht van de ballingschap. Maar, wat met het licht der natuur gebeurt, gebeurt ook met het licht van de bijbel. Toen Daniël stierfA doofde dat licht. De zonde kwam tot kracht. Het geloof van Daniël liet woorden na, maar het bijgeloof van het Oosten lei er stof overheen. De Wijzen van vandaag zijn gekomen door dat bijgeloof. Meer hadden ze niet. Hun was gebleven de traditie van den koning van het Westland, die zou rijk maken en een poosje lijden. Het blinkende daarvan droomen ze, De doodsnood weten ze niet. Het kruislicht was bezoedeld. Den koning van het Westen wachten ze. Ze zoeken der-hemel af naar een teeken. En ziehier nu de groote genade Gods. Het zand der wereld bedolf de zalen van Daniël, maar na zooveel eeuwen komt de koning. God^ trekt de lijn van het Oosten naar het Westen, De Heere laat Daniël van de hemel uit vruchten zien. God strooit door alle sterren heens een teeken, dat trekt in de taal der Wijzen, binnen het kader van de natuur. De koning is er! Zoo komt Gods Woord in de natuur! Wij, die het achteraf lezen, mogen wel bedenken, dat dit ons leert niet te fantaseeren over de Wijzen, maar te gelooven in de kracht van het Woord. God saneert het bijgeloof ten goede in het teeken, maar leidt over van bijgeloof naar geloof. Dat is geen natuurlijke overgang, maar ze is er alleen door souvereine wilsbeschikking. Daarom is er ook geen sprake van geleiden in punt 1, maar van lokken. Lokken is in de liefde het le stadium. Lokken is voor de cnmondigent Leiden brengt ons, waar we zijn moeten. Dat ligt in het Woord. Vandaar nu de 2e gedachte: geleid door het Woord Gods uit de Schrift. ad, 2s vs. 9 zegt; "den koning gehoord hebbende". Ze waren in># contact gekomen met de bijbel. Ze zeggen, die Wijzen: waar Daniël geleefd heeft, daar zal ook die koning wel zijn. Nu komen ze en vinden niets dan een slapend volk, een stad vol geleerden, die niet helpen kunnen. Totdat Herodes' argwanendheid die geleerden dwingt de bijbel maar 's open te doen. Hier komt nu de pijn voor de Wijzen. Hun bijgeloof krijgt de vuurdoop.. Het moet verteerd. Geloof moet er komen. Ze verwachten een volk in feest om een koningskind en ze vinden geen enkel feestgedruisch. Dat is een koud waterbad voor de Wijzen, Het onraad slaat de bijbel open. Micha 5 vs. 1. Dat kan, want dezelfde God heeft ook het licht laten schijnen, over Israël. De lerter bindt de geleerden, de boei van de letter triumfeert. En zoo komt er een wijs woord uit de mond van Israëls dwazen. Dan komt er leiding uit de Heilige Schrift. Nu gaan ze op weg. Dat Woord greep hen aan. Niets houdt meer tegen. En als ze zoo op weg zijn, pas dan komt de ster terug, die een tijdlang was weggebleven. Toen hun geloof bleek, kwam de ster terug, niet om de leiding te nemen, maar als teeken. Wie heeft, dien zal gegeven worden, maar die niet heeft, van dien zal genomen worden, ook wat hij heeft. Israël had niets. God neemt alles af. Maar de heiden heeft. Hem wordt meer gegeven. Toen ze het uithielden bij een slapende stad, toen ze de Heilige Schrift geloofden, toen kregen ze meer: de ster kwam terug. Dit was geen algemeen gebaar, maar het was precies.' Toen deed God nieuwe dingen. Vraag nooit naar dat sterteeken. Niemand kan de weg uitschrijven, die God bewandelt. Van boven af grijpt de Heere in. Zijn stem in de natuur is bijzonder geweest, nu niet meer te wachten. De Wijzen, geen schriftgeleerden, maar een ster kregen ze mee. Maar wat hebben ze teen het kruis in de verte reeds vermoed. Een koning, maar geen residentie. Een koning van het Westland, maar geen West-land voor den koning. Wie zal hun smart teekenen? Wat een lijden! Maar als ze blijven gaan, geleid door het Woord Gods uit de Schrift, naar Bethlehem, dan komt straks de genade Gods feller over hen. ad. Want, ze komen bij het huis, waar het kind is. In dat huis was Gods Woord in het vleesch geopenbaard. En voor dat Woord Gods knielden ze. r ■ Het Woord Gods is steeds hetzelfde. Het Woord Gods in de Schrift is reeds krachtiger dan het Woord Gods in de natuur. Toch heeft de Schrift noodig de Geest. In Christus woont Gods Woord; de Geest zonder maat bezit Hij. Voor dien Christus liggen ze geknield. Ze hebben de kribbe verdragen en zijn straks gewillig om door een boodschap van boven af een andere weg te gaan. Deze koning brengt het schisma, In een korte spanne tijds zijn daar zvare dingen voer de Wijzen, Hun ziel en hun gedachten zijn tot het uiterste gekerfd. Met Simeon en Anna en Maria hebben zij het zwaard gezien en gevoeld. Wie zóó van bijgeloof naar geloof komt, die is mis» Gelukkig de man en vrouw, die de dwaasheid der prediking wat minder snel leeren kan.. Zalig de man, die, hoe het ook zal gaan, aan den koning niet geergerd wordt. Voor den koning was geen plaats, Dezelfde wet is er nog. Wel een koning van het Westen, maar geen Westen voor den koning. Hij, de koning, moet ze stuk voor stuk aanbrengen. Deze bitterheid voor Christus., dat er geen restauratie kan zijn, wijl al Zijn gebouwen verwoest zijn, is de Wijzen kort en krachtig aangezegd, Christus moet van de grond op zelf bouwen, zonder materiaal en alleen. Van beven aan draagt Hij "alles"aani De Joden moeten nu kiezen of deelen. De heidenen kwamen eerst, Abrahams zaad daarna. Hoort het, Joden, uit Daniels resten eerder bij de kribbe dan van Herodes' hof. Herodes zal de dood zich eten aan dit kind. Wie zich aan Christus stoot, stoot zichzelf dood. Maar wie Hem eert, die zal het kruis zien in het verlengde van de kribbe. Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. De bondswraak treft ook in de bordskring hem, die de letter lezen kan, maar zijn geest ver houdt van den Geest der letter. Daar xs souvereine genaderen verkiezing. God blaast de vonken aan, het lichtje van Daniël tot een groote vlam. God, Die dat doet, durf ik mij toevertrouwen,. Nu wil ik gaan roemen in Hem, die ons trekt door het Woord der Schriften. Nog wil Hij elk restje aanwakkeren. Komt tot Hem allen, die vermoeid en belast zijt door bijgeloof en schijngeloof in de letter, en Hij zal U rust geven. Het Woord is klaar en duidelijk. Nu geen sterreteeken meer. Het Woord zelf is een kracht tot zaligheid. We kunnen nu nog beter Paulus nazeggen; wat het oog niet zag in de natuur, wat het oor niet hoorde in de geschiedenis, wat het hart niet bedacht in de wetenschap, dat heeft God bereid hun, die Hem liefhebben. Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid aan de eene kant, Hij lokt en leidt aan de andere kant tot de groote Kerstvreugde, Want de Kerstvreugde is deze: ''Geloof in Hem, Die op dit feest alles isJ"