CB 1 1 334 CB 11334 EEJNIGE BEZWAREN TEGEN Dl! jf JVÏËIJWE BIJBELVERTALIfVG EN HARE INVOERING ; IX UK Nederlandscftc* Hervormde Kerk: UOHUltEUHT, Jf. K. ra» Eli»-. ^ü27*128- : Oplaag 20.000 e«mpl. BIJBEL, BAT 18 DE GANSCI1E HEILIGE SCHRIFT, BEVATTENDE AL DE CANONIEKE BOEKEN DES OUDEN EN NIEUWEN TESTAMENTS, DOOR LAST VAN DE HOOG-MOG. HEEREN EENIGE BEZWAREN TEGEN DB HIEÜW1 BIJBELVERTALING EN HARE INVOERING . IN DE Nederlandscfie Hervormde Kerk; DOOK DORDRECHT, H. lt. rwit Eik. 1 8 5 4. INLEIDING Nimmer werd door de Hoog Eerw. Sijijode der Nederlandsche Hervormde Kerk een stouter besluit genomen, dan dat, bij hetwelk zij de uitvoering bepaalde van het plan, reeds vroeger te berde gebragt, om voor de gemeenten der bovengenoemde Kerk eene nieuwe Bijbelvertaling te doen vervaardigen, en haar gezag, — dat dikwijls veel gelijkt naar Bisschoppelijk gezag, door de gemeente zoo gevreesd en in het vorig jaar zoo hevig bestreden met woord en daad, — te gebruiken om die vertaling ingang te verschaffen. Dat besluit getuigt van hare driestheid en hare magt, die zij waant over het ligchaam, "waarvan Chrisius het hoofd is, te bezitten. Het is dan ook niet te ontkennen, dat in de gemoederen der meeste Christenen afkeuring harer handelwijze ontstond en hier en daar zelfs de vrees levendig werd, voor de gevolgen, die de uitvoering van dit besluit voor de Kerk zoude kunnen hebben; voor de Kerk die, door den moed en de volharding onzer voorvaderen, met Gods hulp en 's Geestes bijstand, onder lijden en vervolging gesticht, ook nu nog aan den waren belijder dier leer, waarvoor zij schavotstraf en martelvuur verduurden, bij al den afval, dierbaar blijft. En hoe kan het ook anders? Wanneer een reiziger op zijnen togt naar het vaderland aan eenen tweesprong 1* genaderd is, waarvan de een hem effen en vrolijk toelacht, terwijl de andere hobbelig en distelig voor hem ligt, voorwaar, alvorens eenen stap verder te doen, zal die reiziger eenen gids raadplegen, welke hem den weg wijst, die naar het zalige vaderland voert. En als zoo iemand door de uitkomst dan leert, dat, ofschoon die gids hem juist het pad deed kiezen, dat daar hobbelig en distelig voor hem lag, maar juist dat het regte was, die hij op zijne reize moest bewandelen, zal dan zoo iemand niet dien raads- en leidsman op hoogen prijs stellen, hem beminnen, en waar het noodig en hem zulks mogelijk is, dien gids beschermen en helpen? Gewis ja! Anders maakt hij zich schuldig aan grove ondankbaarheid, en zou hem zulks op eenen anderen tijd de hulp van dien wegwyzer doen missen. Zoo is het ook met den Christen gelegen. Zijn leven hier op aarde is eene reize door het land der vreemdelingschap, en zoo vaak ontmoet hij op zijnen pelgrimstogt paden, die hem aanlokkelijk toelagchen, ja die hem zelfs door de rozen die aan hunne zijden groeijen, uitnoodigen haar te bewandelen, maar die onder het schoonschijnende, dat hare oppervlakte aanbiedt, afgronden verbergen die hem zouden doen vervallen en verzinken. Gelukkig voor hem, dat hij op dien oogenblik eenen raads- en leidsman bezit, die bij de eerste raadpleging dadelijk als met den vinger hem heenwijst op het pad, dat naar het einde voert. Die raads- en leidsman is de Bijbel; die roept hem toe: Breed is de weg die ten verderve leidt; smal de weg die tot het leven voert. Op die aanwijzing wendt hij dadelijk het hoofd af van den verleidenden, en onheil en ellende barenden weg, en betreedt, met het oog op- den oversten Leidsman en Vol- einder des geloofs gerigt, het pad, dat wel moeijelijk is om te gaan, maar dat tot de kroone des levens hem zal heenvoeren. Dan leert hij ook door de uitkomst, dat die Bijbel zijn ware gids, zijn eenig kompas behoort te zijn, en waar het de nood vordert, tracht hij eiken aanval af te keeren, die hem dreigt. ' En zoude dan nu de Christen zwijgen, nu de Synode voortgaat met de uitvoering der Bijbelvertaling ? Zou hjjf nu niet spreken, nu zij reeds het werk heeft aangevangen, niettegenstaande de bezwaren, reeds in 1849 door eene Synodale Commissie daartegen ingebragt, welke bezwaren later nog herhaald en met meer kracht zijn openbaar gemaakt door het advies der Theologische fa^ culteit van Utrecht? Neen? luide moet hij spreken, nu zij dezelve zoo met kracht wil doorzetten, om, ware het mogelijk, die nog te verhoeden. Zwijgen moest hij, zoolang de zaak nog onzeker, en de trfd der uitvoering nog verre verwijderd was. Maar meer en meer wordt nu zijn geest opgewekt om te strijden en te waken, en zelfe met open vizier den vijand te gemoet te treden, di* hem het dierbaarste wil ontrooven, wat door zijne vaderen als een kostbaar geschenk hem is achtergelaten, en daarvoor een ander, door menschelijke spitsvondigheid bedacht, wil in de plaats geven. De tijd is nu daar, om zich met al den nadruk, die- het hooge gewigt der zaak vordert, te verklaren, hoe men gezind is* en welke de gedachten dfjö die men hééft over het plan der Synode en deszelfs tóttoerhig. Of men het besluit goedkeurt en wil bevorderen, dan of men het voor de Kerk verderfelijk acht en daarom wil bestrijden. De tijd* is daar om het openlijk uit te spreken, wat voortaan het streven zijn zal van ons gemoed. Gewigtig zijn de dagen, waarin wij ons bevinden. Terwijl Europa met angstige blikken heen ziet naar het Oosten, welke de uitslag zal zijn van eenen strijd door de grootste zyner magten gevoerd en Nederland dus ook niet onverschillig daaromtrent mag gestemd zijn, wordt echter- ons land, gedrenkt door het dierbaar bloed van zoovele helden des geloofs, beroerd door inwendige- twist in het kerkelijke. Pas eenigzins gerustgesteld omtrent eene magt die slechts hem eerbiedigt, wien zij STEDEHOUDER VAN CHRISTUS OP AARDE noemt, en voor wien men altijd nog eenige vrees koestert, wordt de belijder der Hervormde Godsdienst op nieuw verontrust, door een besluit van het hoogste Kerkelijk ligchaam, voor welks gevolgen zij beducht is. Want, wij aarzelen niet het te zeggen, de nieuwe Bijbelvertaling zal de gewigtigste gevolgen na zich slepen; gevolgen, nu nog niet in derzelver geheelen omvang te overzien of te bepalen; gevolgen, niet alleen voor ons, maar ook voor ons kroost en onze nakomelingschap. Elk regtzinnig belijder der Dordsche Synode van 1618 en 1619 zal dan ook met ons zijne stem verheffen en terwijl wij het oog biddende ten Hemël slaan, van waar alle kracht moet komen, willen wij strijden en werken, zoolang het dag is, eer de nacht komt. Als getrouwe dienstknechten willen wij woekeren met de talenten ons toevertrouwd, arbeiden in den wijngaard des Heeren„ opdat wanneer de Heer des huizes wederkomt, Hij ons niet slapende moge vinden, maar wij, getrouw op onzen post, ons dat woord mogen hooren toevoegen: Wel gij goede en getrouwe dienstknecht! over weinig cip gij getrouw geweest, over veel zal ik u zetten; ga in in de vreugde mos Heer en ! En die getuigenis; die wij daar hebben afgelegd, is geen getuigenis der lippen, maar des harten. Belijdenis af te leggen is iets groots; maar met geheel zijn int wendig leven, met zijn hartebloed voor de waarheid in te staan: dat is iets meer verhevens. Geboren en opgevoed onder de tegenwoordige i Staten-overzetting, en de moeder lief hebbende, die hem heeft gevoed met hare melk, moet de Christen alles veil hebben vóór een boek, dat maar al te veel in de huisgezinnen als een versleten meubelstuk- wordt geacht, en verdrongen door de geschriften dezer eeuw. Wel te regt geldt thans dat woord van den Apostel des geloofe: Ziet toe, dat nis* mand « als een roof vervoere door de Filosophie en ijdele verleiding, naar de overlevering der menschen, naar de eerste beginselen der wereld en niet naar Christus. (1) Daarom, gedachtig zijnde aan de vermaning van Johannes: "Gelooft niet eenen iegelijken Geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn (2), willen wij in de volgende bladen een enkel woord ter neder schrijven over de nieuwe Bijbelvertaling, ten einde anderen, die nu nog sluimeren, de oogen mogen opengaan! De zaak zelve, zoowel als de wijze waarop, en de tijd waarin zij wordt ondernomen, vorderen het dringend van ons. Wij zullen haar beschouwen als eene vernieuwde poging van het ongeloof om de waarheid te verdelgen. Reeds van den beginne af aan heeft dit het geloof den strijd aangedaan, en zich gekenmerkt in zijne onedele beginselen, moedwillige verharding en angstige bezorgdheid. Nu openbaart het zich op eene nieuwe wijze. (1) Col. H : 9. (2) 1 Joh. IV : 1. Zouden wij het dan niet bestrijden ? Gewia^n,! maar niet om de vane des oproers in de Kerk te doen wapperen; heen! Christus gemeente is reeds, genoeg verdeeld, dan dat wij dezelve nog heviger zouden verontrusten. Slechts in liefde zal het woord gesproken en geschreven worden, en God, die de waarheid zelve is en zich in Christus als zoodanig heeft geopenbaard, zal luisterrijk de eer Zijns woords handhaven. Nog eens dan, indien de nieuwe Bijbelvertaling de gemeente van Christus wordt in handen gegeven en opgedrongen, zal daardoor geensziaftode ■yerwarripg, die thans (wij erkennen het luide) in de Hervormde Kerk heerscht, worden Veranderd in orde, maar zal ze des te grooter, en den afval des te meerder maken. . Onderzoek maar het al- of niet-tcentchelijlte eener nieuwe Bijbelvertaling. Voorzeker! nimmer werd door menschenhanden een werk tot stand gebragt, dat volmaakt mag heeten. De volmaaktheid komt alleen aan God toe; wat van boven komt kan alleen genoemd worden, vrij van alle gebreken te zijn. Zoo is het ook met onze tegenwoordige Staten-overzetüng van den Bijbel gelegen. Even als ieder ander menschelijk werk is ook zij voor verbetering niet onvatbaar, ja zelfs heeft de tijd en de wetenschap het reeds bewezen, dat een nieuw onderzoek naar den waren zin des Bijbels, ook nieuwe diepten daarin doet ontdekken tot bevordering van het beter verstand van zijnen inhoud. Maar toch zijn immers over het gebrekkige der tegenwoordig gebruikt wordende Staten-overzetting noggeene klagten ingekomen. In de gemeente heeft zich nog geene behoefte doen gevoelen aan eene nieuwe vertaling des Bijbels, noch heeft men afkeuring doen blijken over de gebreken, die in de tegenwoordige worden gevonden, of aanvrage gedaan tot het weder ter hand nemen van dit vroeger besprokene, maar steeds verschovene gewigtige werk. Neen! wel verre dat dit geschieden zoude of daarnaar zoude worden verlangd, wordt er te veel eerbied en achting aan de oude overzetting toegedragen. Sedert het Nederlandsche Bijbelgenootschap of particuliere Bijbeluitgevers in hunne nieuwere drukken den zin van sommige verzen of gedeelten van dit boek der boeken hebben omgezet of veranderd; of slechts som- mige woorden anders hebben genoemd of gespeld, is bij het grootste gedeelte der gemeente de eerbied voor het oude verlevendigd en opgewekt. (1) Met welk eene eer wordt in onze huisgezinnen de Bijbel met koperen sloten behandeld; met welk een' afkeur wordt er door de vaders van de nieuwe uitgave gesproken, als ware zij geheel vervalscht en onbruikbaar gemaakt; als miste zij alles wat noodig is voor onze zaligheid, zoowel in dit als in het volgende leven. Sla de geschiedenis slechts gade. Sinds op last van de Synode Nationaal van 1618 en 1619 de Bijbel werd vertaald en in de gemeenten ingevoerd, heeft zij ten allen tijde aan de behoeften van duizenden voldaan. De Christenen hebben er den weg ter zaligheid uit leeren kennen. Als het dierbaarste wat zij bezaten, hebben zij dit kleinood aan hunne kinderen achtergelaten. En de kinderen, o! zij hebben het beschouwd als een gedenkstuk van der Vaderen vroomheid, als een pronkjuweel van der vaderen naauwgezetheid, als een sprekend bewijs van der vaderen geleerdheid. En hoe kan het ook anders ? Overbekend is de voortreffelijkheid onzer Statenvertaling, al is het dan ook dat zij voor geleerden niet geheel en al van gebreken ontbloot is. Vergeleken met dë overzettingen elders in gebruik, heeft zij altijd de zege behouden, heeft zij altijd den roem weggedragen, niet achter te staan bij de in andere Protestantsche kerkgenootschappen gebruikt (1) Toen bij den nieuwen druk van den Lutherschen Bijbel vele zinnen werden omgezet en, zoo men meende, verduidelijkt, wat al luide klagten gingen op, niet alleen van Hersteld Evangelisch-Lutherschen, maar bok van hen, die de tegenwoordige rigting van Lnther's kerkgenootschap huldigen, terwijl .de verkoop klein of althans zeer gering is. wordende. En al heeft men in later tijd dikwijls beproefd eene nieuwe overzetting te bewerken en in te voeren, nimmer heeft zij eene plaats naast de Statenoverzetting kunnen verkrijgen, nimmer heeft men er aan gedacht die in de kerken tot gebruik in te voeren, nimmer, om ze in plaats van deze der gemeente op te dringen. Toen de Hoogleeraar van der Palm zijne Bijbelvertaling in het licht gaf, heeft men weinig daartegen vernomen, alleen om de eenvoudige reden, dat zij werd aangemerkt als de uitgave van een voortreffelijk werk. Wel mogt hier en daar een minkundig lidmaat der gemeente tot zijnen broeder zeggen: Is de Bijbel dan veranderd? Maar daar bleef het dan ook bij, en slechts geleerden gebruikten denzelve, terwijl de kern der gemeente de oude vertaling behield. Met het oog op onze Staten-overzetting, betuigden onze vaderen, en het moet ook onze belijdenis zijn, vervat in de XXXVII Artikelen des geloofs van Guido de Bres: God heeft zich zeiven klaar en volkomen doen kennen, door Zijn heilig en Goddelijk woord, (1) en onmiddelijk daarop hebben zij beleden, dat dit woord van God niet is gezonden noch voortgebragt door menschelijken wil, maar dat de heilige mannen Gods het hebben gesproken, gedreven zijnde door den Heiligen Geest (2). Zoo ontvingen zij Gods woord als Heilig om hun geloof daarnaar te regelen, daarop te gronden en daarmede te bevestigen. Zonder eenigen twyfel geloofden zij al wat in hetzelve begrepen is (3). * Zie! dat was het eenige oordeel dat zij over de Hei- (1) Art. I. (2) Art II. (3) Art. V. lige Schrift velden, en in eenvoudigheid en opregtheid nam ieder haar aan, niet zoo zeer omdat zij door de Kerk aangenomen en voor zoodanig gehouden werd, maar alleen, omdat de Heilige Geest getuigenis gaf in hunne harten, dat zij van God wat. \\) Maar langzamerhand is de eenvoud der Ohristenen geweken. Niet meer in geloof en hoop en liefde alleen zocht men de zaligheid, maar ook in het verstand en de wetenschap. Meer en meer begon het Evangelie, het woord Gods, voor hen te zijn niet wat het was: een boek door den Heiligen Geest geschreven, maar een boek door feilbare mannen opgesteld. Over allerlei meeningen werd er getwist, en in de Heilige Schrift werden allerlei uitleggingen en beteekenissen gezocht. Tegen de onfeilbare waarheid van dit boek der boeken in wilde men de ondoorgrondelijke geheimen der Godheid en het werk van Jezus Christus den Verlosser der wereld onderzoeken en eindigde dat onderzoek met verloochening van het eerste en miskenning van het tweede. Plaatsen in Gods woord, welke die Godheid luide verkondigen, werden verdraaid en ontzenuwd en men wenschte daarvoor anderen in de plaats te stellen. (2) Was door onze vaderen in de bovengenoemde beli}* denis beleden: dat zij geloofden in den lénigen God als één wezen, in hetwelk drie personen zijn, inderdaad en in waarheid, en van eeuwigheid onderscheiden, naar hunne onmededeelbare eigenschappen, namelijk: Vader, Zoon en Heiligen Geest, (3) ook dit werd langzamerhand be- (1) Art. V. (2) Wat al moeite heeft niet Griesbach aangewend om nit de plaatgen: Hand. XX: 28, en 1 Tim. III : 16, het woord God te verwijderen. (1) Art. VIII. schouwd als onverstaanbaar voor het menschelijk vernuft, ongerijmd voor het menschelijk verstand en dus als onmogelijk. Men veroorloofde zich de schandelijkste uitdrukkingen. De plaats in Gods woord: (1) Drie zijn er, die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de Geest, en deze drie zijn één, werd beschouwd als niet echt te zijn, niet door den Apostel Johannes tér neder gesteld, terwijl zij reeds lang voor de kerkvergadering van Nicea, in het jaar 325 onzer tijdrekening gehouden, bestond, daar zij aan Cyprianus en zelfs aan Tertullianus bekend was. Twist op twist ontstond daardoor inde Kerk. De verleiding waarde in haren boezem rond' en langzamerhand werden de dienaren van den Geest des Tijds stouter en stouter, zoodat men zelfs van leerstoelen en kansels eene taal hoorde verkondigen, schijnbaar in overeenstemming met het Lam Gods, maar in den grond verwoestend voor den Bijbel, en in wezenlijke bondgenootschap met den Vader der leugenen, die de zinnen verblindt. En het kon ook niet anders: de letter doodt, maar de Geest maakt levend, en de Geest ontbrak, want ook deze werd ontkend. Als de Bijbel met de duidelijkste bewoordingen zijn bestaan predikte, werd daaraan een'' anderen zin gegeven. Openlijk kwam men er voor uit, dat de Heilige Geest niets anders was dan eene heilige aandrift,, eene heilige gemoedsstemming des menschen. (2) (1) 1 Joh. V: 7. (2) De Hoogleeraar F. Hofstede de Groot verklaart ons zulks. Als wij lezen dat de Geest tot Fhilippus zeide, op den weg naar Gaza, toen de kamerling kwam aanrijden: Ga toe, en voeg u bij den wagen, dan zegt Z. Eerw. moet men hier lezen en verstaan: er was een heilige aan- Zoo werden langzaam, maar zeker, de gewigtigste waarheden des Bijbels, zoo als zij zijn beschreven in onze Staten-overzetting, verloochend. Minder heldere plaatsen, die zich uitstekend in eenen zin, ter begunstiging der verderfelijke leerstellingen, laten verklaren, werden met kracht aangegrepen en vastgehouden, terwijl zoo vele andere schitterende werden verworpen. Geen wonder dan* dat men haakte naar eene gelegenheid om die daaruit te doen verwijderen of te ontzenuwen. „ Maar hoe moest dit geschieden ? Eene nieuwe overzetting des Bijbels uit de grondtalen zal daartoe het beste kunnen .strekken." Zoo redeneerde men voort, en vroeg reeds met angstige bezorgdheid: „ Indien er dan eene nieuwe vertaling wordt bewerkt, hoe zal zij dan nog ingang verkrijgen bij de gemeente?" .En waarlijk dit was geene geringe bedenking: Hoe vele huisgezinnen zijn er toch, waar de Staten-overzetting als een heiligdom der familie, als een eerbiedwaardig erfstuk van het voorgeslacht tot nu is overgegaan. Maar nu heeft ook deze bedenking alle kracht verloren. De nieuwe Bijbelvertaling wordt voorbereid door de Hoog Eerw.s Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, en zij zal, door haar gezac, die nieuwere overzetting wel ingang doen verkrijgen bij de gemeente! Daarbij zal dan ook de eenheid meer bevorderd worden, want allen zullen zich moeten scharen onder ééne leer, in de nieuwere overzetting geleerd. Niet meer zal men zich dan behoeven te beroepen op geloofsbelijdenis of formulier. De eenige grondslag zal zijn : Gods woord. drift in Phiüppns, die hem tot dien wagen dreef. Zoo ook in Hand. XX : 28, enz. Gods woord I Ja, maar mogelijk verminkt en verdraaid, en geschoeid op de leest van den tegenwoordigen Tijdgeest, die lijnregt overstaat tegen de dierbaarste waarheden, door onze vaderen • beleden en met hun bloed bezegeld. En daarnaar durft men de hand uitstrekken. Hoe kan men daarvan iéts goeds ver wachten ? Wie zal de nieuwere overzetting' gebruiken ? Wie zal ze zijnen kinderen voorleggen? Zelfheeft men de Statenoverzetting gebruikt en gelezen van! kindsbeen af aan, vele teksten daaruit van buiten geleerd, door7 zijne ouders daaruit onderwezen, en nu zal men zich iets anders zien geven. Geheele omzettingen zullen daarin plaats hebben, en de gemeente van Christus, die vroeger het een of ander leerstuk, volgens de tegenwoordige vertaling heeft geleerd, zal dan nu weder anders moeten hooren en lezen. Hoe kan door dit alles de eerbied voor den Bijbel worden opgewekt en verlevendigd ? Hoe zal zedelijkheid, hoe de ingetogenheid en Godsdienstigheid, dat toch de eenige steunsels van het gebouw des volks zijn, hoe zullen zij bevorderd worden ? Is de achting en verschuldigde ingenomenheid met het boek der boeken bij velen nog gering, hoe zal zij dan vermeerderd kunnen worden ? Worden de geschriften dezépi' ligtzinnige wereld naast, ja soms boven Gods woord geacht, en is daardoor de welvaart van ons land zoo veel achteruit gegaan, hoe zal dit kunnen verbeterd worden ? Hoe zal de volkswelvaart van Nederland weder kunnen toenemen, als men datgene verwerpt, wat zoo duidelijk onder Gods goedkeuring en onmisbaren zegen is tot stand gebragt ? Ziedaar eenige vragen die ik mijnen lezers ter beant- woording voorleg. En dat het in ons land zoo is, als ik in die vragen schetste, wie zal het tegenspreken ? Zedelijkheid, ingetogenheid en Godsdienstigheid is$jn toch de eenige steunsels van den staat. Salomo leerde reeds: Geregügheid verhoogt een volk. Maar al té veel worden de geschriften dezer eeuw, die minder inspanning des verstands eischen, gebruikt boven den Bijbel. En boven dit alles, de vervaardiging der tegenwoordige overzetting getuigt luide dat die met 'sHoogsten goedkeuring en bijstand is geschied. Toen de waardige mannen, aan wie het werk der vertaling was opgedragen, daarmede bezig waren, brak in Leiden, de plaats waar zij waren vergaderd, de pest uit Duizenden bij duizenden werden ten grave gesleept en in korten tijd (door den koning der verschrikking geveld. Natwujslgk rees de vraag in hun gemoed, of het, in den stand der zaken, voor de elders dienende leeraren niet wenschelijk ware, het werk op te schorten tot de pest zoude geweken zijn. Na eenige discussiën bepaalde men eerst een gebed te doen, en daarna een besluit te nemen. Men stortte het vol gemoed voor God uit, en na het eindt» gen des gebeds was men zoo bemoedigd en gesterkt^ dat men eenparig de keuze nam om te vervolgen wat begonnen was. Met moed en ijver zette men dus den gewigtigen arbeid voort en God betoonde, niet te vergeefs te. zijn aangeroepen. De Heer van leven en dood deed Zija woord gestand : Aan uwe zijde zullen er duizend vallen en tien duizend aan uwe regterluind; tot u zal het niet genaken. Alleenlijk zult gij het met uwe oogen aanschouwen! (1) Niet één werd hnn door den (1) Ps. XCI: 7, 8. dood ontrukt. En nu zal dan , dat pronkstuk van Gods genade moeten worden ter zijde gelegd en verschoven door eene andere overzetting. Neen! dat kan nergens anders toe leiden, dan tot meerdere verdeeldheid en tot meerdere minachting van Gods dierbaar" woord. Indien men het volk eene nieuwe vertaling op kerkelijk gezag aanbiedt, zal daardoor de gedachte van den minkundige'n maar al te veel versterkt worden, dat Gods openbaringen» aan de menschen in Zijn woord gedaan, onzeker en voor verschuilende uitleggingen vatbaar zijn. Daardoor zal de eerbied, het vertrouwen en het voortdurend gebruik des Bijbels geschonden worden, en Gods woord, waar het nog eene plaats in de huisgeainnen bekleedt, daaruit verwijderd worden. ^éied Acht men de tegenwoordige Staten-overzetting met gebreken behebt, welnu I men late eene nieuwe overzetting aan bijzondere personen over, en indien de nieuwe overzetting, beter en voortreffelijker is dan de tegenwoordige, zal zij zich zelve aanbevelen en algemeenen ingang verschaffen. Maar nu meö, zulks door het gezag 'Van het hoogste Kerldeljjke ligchaam doen wil, spruiten daaruit vele nadeelige gevolgen voort. Altijd is het vrije onderzoek des Bijbels geëerbiedigd geworden; ook erkent Christus gemeente geen Hoofd boven zich, voor zoo ver dit het geweten betreft, dan Christus, haac éénig Hoofd en haren éénigen Koning; en als nu van de Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk het gebod komt: De nieuwe Bijbelvertaling zal worden ingevoerd in Kerk. en huisgezin! dan zal zulks worden aangemerkt als verheffing over haafc; Men zal dafe juk van de schouderen afwerpen en zich niet meer aan de besluiten van dat 2 Kerkelijk ligchaam, ook met wat de uitwendige belangen der gtemeente betreft, onderwerpen. Dan zal men elders voldoening zoeken; bij het kerkgenootschap der 'Christelijk Afgescheidenen of der Gereformeerden onder 'heV kruis, die tttch altijd de oude vertaling zullen blijven gebruiken, en alzoo zal men den af cal, de tweespalt, des te gróptér maken, en vervloeking brengen over de broederschap, die zich in ware liefde moest' Tereenigen onder de banier van den Vorst des levens, van den Goddelljken Verlosser der wereld, onzen Heere Jezus Christus. En wat zal wei'ïiet oordeel zijn van onze vijanden? Van Rome, die zorgvuldig het lezen en onderzoeken des Bijbels verbiedt? Toen Paus Julius III aan drie zijner Bisschoppen om raad vroeg wat te doen, opdat de bloei van het pausdom itfèt inogt vUttainderen, was hun antwoord: „dat men zorgvuldig moest 'waken dat er slechts een klein gedeelte van dit boek gelezen werd, en daarom dat boek op den Index moest geplaatst houden." £ Altijd heeft Rome dan ook gezorgd, dat er meerdere waarde werd gehecht aan de overleveringen der Kerk dan aan de woorden des Bijbels, en dat het volk door allerlei geschriften met de bepalingen der Kerk en allerlei verhalen van heiligen bekend werd. De tegenwoordige Paus Pius IX schrijft 'Ul^zijnen brief van 8 December 1849, gerigt aan de Aartsbisschoppen en Bisschoppen van Italië, het volgende: „ Gebruik makende van de hulp der Bijbelgenootschappen, die reeds sinds lang door den Heiligen Stoel wjnrveroordeeld geworden, schamell?Mj (de vijanden der Kerk) zich niet om Heilige Bijbels, vertaald zonder dat men gezorgd heeft tich naar de regelèni der Kerk te gedragen, in de landtaal te verspreiden, geheel verneukt of trijs hun verbftrid gerukt, en met ongehoorde vermetejheldsihiglechten geest wedergegeven, om ööde# een valsch Godsdienstig voorwendsel, deszelfe tezthg het ongeloovige VGHfc aan te bevölêMi^ tOt haar werk behoort, om te heerschen over de gewetens en de vrijheid varï'onderzoek van elk dWfléden van Christus gemeente? -i Tot de kerkelijke wetgeving kan de uitvoering van haar besluit niet gebragt worden. Voor ons ligt het » Algemeen Reglement voor de Hervormde KèrJc in het Koningrijk' der Nederlanitêtfl opengeslagen. Wij hebben het ten overvloede op niéüW'doerbladerd, maar in niet één artikel konden wij iets «vinden, dat die hooge vergadering eenigzins vrijheid zoude geven, dentdtvoering'iron haar besluit omtrent de nieuwe Bijbel vertaling;'té doen plaats hebben. Zij toch zal zulks niet'willen gronden tftt'YArt. 55 van voornoemd reglement, luidende: » Dè^algémeette' belangen;|deiv getneenWn.'.behoorendé » tot de Nederlandsche Hervormde Kerk, zijn toever» trouwd aan de Algemeene Synode, die de Kerk ver» tegenwoordjgt^eg ^RPf ||ar in regten optreedt." Of op Art. 61 dafyjpsn dezen inhoud is: ,,•»«• » Bij de Synode berust de hoogste wetgevende, regt? » sprekende en besturende magt, onder de verschillende » waarborgen, ^ dit reglement en in bijzondere regle» menten vastgesteld." Of op Art. 64, waarvan het eerste gedeelte dus luidt: » De besturende magt der Synode gaat over de alge» meene belangenódei" Nederlandsche Hervormde Kerk» » en in h»ta^j2»nder over alles, wat de openbare gods» dienst en de kerkelijke instellingen betreft." Geenszins toch kan of mag de zin van deze drie artikelen, die ovflebdftl kerkelijke wetgeving, regtspraak en bestuur der Synode spreken, in het belang der Synode eö) ter regtvaardiging omtrent de niai*we?oBijbelvertalmg worden* MÜtgelegd' Jbn .verklaard. Vooreerst bebooftohet niet tot harén werkkring; want de bezorging eener nieuwe Bijbelvertaling, zoowel als hare invoering in de gemeente^ kan niet gerekend worden tot het handhaven jan de belangen der kerk. Dit werk te verrigterf is toch geheel iets «pders dan een reglement te maken of de kerk te besturen. Ten tweede: Zal het niet strekken tot bewaring der hifiT] want veeleer zal de leer der.jGejiefbjNneerde Kerk, vervat in onze formulieren en belijdenisschriften,! daardoor niet tegenover elk bedrog of eiken aanval ■ gehandhaafd kunnen worden. Buitendien (wij hebben het boven reeds met een enkel woord gezegd) kan het wel het allerminst in verband gebragt ffirprden meelde bovengenoemde.'jartikelen, daar er uit de gemeente nog geen aanzoek daartoe is gedaan, ja zelfs in de gemeente nog geene behoefte daaraan is gevoeld geworden. Men heeft hare uitspraak nog niet over het een of ander gebrek, in de tegenwoordige overzetting ingeroepen. En, al ware het, dat sommige leden van de Nederlandsche Hervormde Kerk ach tot hare vergadering hadden gewend, met het verzoek om eene nieuwe Bijr belvertaling te bewerkstelligen en in te voeren, dan nog zal zij niet de bevoegdheid bezitten om aan het verlangen van enkelen te voldoen, met achterstelling van de overgroote meerderheid. En dat zulks het geval is, zal niemand kunnen loochenen. Niét alleen de meesten dér leeken, maar ook vele leeraren en opzieners der Kerk hebben bij verschillende gelegenheden hunnen afkeer bewezen of uitgesproken van een werk, dat geen orde, maar tweespalt en twist, afval en verwijdering van elkander in de Kerk zal te weeg brengen. In plaats dus van te zorgen voor orde, en vrede en eensgezindheid in de Kerk te bewaren en te bevorderen, zal zij verwarring en onrust te weeg brengen. Wat moet er worden van eene Kerk, welker hoogste ligchaam in plaats van liefde, vrede en eensgezindheid aan te kweeken, liefdeloos-heid, onrust en twist zal brengen. Zij zal daardoor het eerste en grootste gebod des Zaligmakers, den eenigen, algeheelen inhoud des Evangelie's logenstraffen. In het aangezigt des doods sprak de Heer tot Zijne discipelen: Een nieuw gebod geef ik u, dat gij liefde hebt onder malkanderen, (1) en onmiddellijk liet Hij er op volgen: (1) Joh. XTV : 34. Hieraan zullen zij alben bekennen, dat gij Mijne discipelen zijt, zoo gij liefde hebt: Onder malkanderen (1). Zal dat dan nu de opvolging zijn van Christus gebod, wiens dienaren zij zijn, van wiens leer zij verkondigers zijn? Hoe zullen zij het gebod van den: grijzen Apostel der liefde volbrengen, wiens opvolgers zij zijn, die in lioogen ouderdom zich nog in de gemeente liet brengen en daar/->zijn woord van''hartelijke vermaning sprak: Kinderkens! hebt elkander lief!? Neen voorwaar! op zulk eene wijze zal zij' zich nooit van haren pligt kunnen kwijten. Zij verlaat daardoor haar standpunt in de Kerk van wetgevend en besturend ligchaam en plaatst ■Mhüdaardoor op een geheel ander, dat van (wij huire» ren, terwijl wij het ter nederschrijven) twiststokers en beroerder» der Christelijke Kerk. Maar er is nog meer dat de onbevoegdheid der Synode bewijst, en onrust en argwaan in de gemeente zal te weeg brengen. De Synodale Commissie, jUudieeai collegie onmiddelijk uitgaande van en in betrekking staande tot de Synode (2), heeft in haar adVries over de nieuwe Bijbelvertaling de onbevoegdheid der Synode tot dit wenk verklaard. Moet het bij de leden der gemeente niet de gedachte opwekken, dat men iets anders bedoelt met .de nieuwe overzetting dan het bevredigen iKan eene door haar zelve opgeworpene behoéftéj die nog door niemand of althans weinigen is geopenbaard geworden. Neen! eene Bijbelvertaling, op de wijze als thans de nieuwe voorbereid en daargesteld, kan niet door de gemeente als goed, zonder vrees worden ontvangen;, er zal met verachting worden uitgezien naar den tijd waarop (1) Joh. XIV: 35. (2) Algemeen reglement voor de Hervormde Kerk enz.'Art. 66. zij zal worden inigevoerd. Volgerttrart XXIX' van do Nederlandsche Geloofsbelijdenis houdt de Hervoriftde Kerk Jezus Christus voor haar éénig Hooftl, en acht zij hen, die zich zeiven meer magt en gezag toeëÈ&irijven dan het woord van God, als béhoorende tot de valsche Kerk. Indien nu door de Synode haar eene nieuwe overzetting wordt toebereid "*B dieoSynode haar gezag zal gebrtrikèn, ten einde die in te voeren, zal men het niet beschouwen als eene daaid van willekeur, ja zelfs hare daden beschouwen als wil'rij zich meer gezag verwerven dan haar betaamt. In het vorige jaar heeft men geteekend op adressen en petitiën, ten einde aan geen gewetehsdwanoonderworpen te worden of van zijne vrijheid van onderzoek beroofd te zijn; maar nu zoude men welhaast moeten gaan vreezen, niet meer voor Bisschoppen, met gezag over honderd parochiën ' Bekleed, mei staf en mijter in de hand, met den luisBer ! van paleis en statiekoets omstraald, hty< wapperende vlaggen ter hooge funtie intrede doende, maar voor de leden van ons hoogste Kerkelijls'HgJchaam, die de Bijbelvertaling aan de gemeente zal opdringen en het geweten van de leden onder dwattg wil-'lfeggen. Was men voorleden jaar beducht, dat, wanneer de Roomsche Kerkvorsten hier in al hunnen luister waren ingekomen, de Roorhsch-Katholijken welhaast met verwerping van alle gezag zouden eindigen met den uitroep: ll^)' hebben igtenen Koning, dan den Paus! nu zoude men welhaast'gaan vreezen dat onze Synode hare aanhangers om zieh zal verzamelen en dan de gemeente zal opdringen iaalf -'te volgen met den uitroep: Wtiffyfü hennen geen hoofd over ons dan de Synode alleen! Dan wordt Christus betrekking tot de gemeente ook Verbroken, even als men nu reeds Zijne Godheid ver- loochend en Zijn werk als Middelaar en Verlosser miskend heeft, "Weldra is dan ook de Hervormde Kerk op de grondslagen der Roomsch-Keiholijke Kerk gebouwd en de leer der Hervormde Gemeente kromt zich onder het juk der dienstbaarheid, haar opgelegd door de Synode. Daarom verklaren wij het nog eens: de Synode is onbevoegd tot het leveren en invoeren eener nieuwe Bijbelvertaling. Met onze voorvaderen» belijden wij te verwerpen: alle menschelijke vonden, en alle wetten, die men zou willen invoeren, om Gode te dienen, en door dezelve de gewetens te binden, en te dwingen, op welke wijze het zou mogen zijn. En ook wij zeggen even als zijVK»iets aan te nemen, Jan hetgeen dienstig is om eendragt en eenigheid te voeden en te bewaren, en alles ie onderhouden in de gehoorzaamheid van God. (1) Indien daartoe de verwerping, der Staten-overzetting en het leveren en invoeren eener nieuwe vertaling van. den Bijbel zou kunnen leiden, wij zouden onze stem niet hebben doen hooren, maar daartoe kan zij niet dienstig zijn. Neen! de toekomst is donker voor de Njsderlandsche Hervormde Kerk. Afval en verdeeldheid zien wij geboren worden, en dat alles door het nemen en uitvoeren van een besluit door haar hoogste Kerkelijk ligchaam genomen! Men zegge toch niet, dat wij te zwarte schilderij ophangen van den toestand en de toekomst der Kerk. Wat toch heeft men te wachten van de wetgevende, regtsprekende en besturende magt der- Kerk, die haar standpunt verlaat en zich plaatst op dat van gewe- (1) Art. XXXII der Nederlandsche Geloofsbelijdenis. tensdwang en beperking der vrijheid van onderzoek. Wij kunnen ons met met hen vereenigen; wij mogen niet met hen instemmen; wij sjtaan tegen over hen. Gods woord is onze volmagt, het kruis ons ordeteeken, de Heilige Geest de zegelring onzer erfenis. De erfenis is de vrijheid der heerlijkheid. Geen prangend juk wenschen wij meer op onze schouderen; Christus heeft ons vrijgepaakt en heeft ons gegeven geregtfgheid, vrede en vreugde in den Heiligen Geest. Niet meer willen wij zuchten onder den last van geestelooze werken en van geestdoodenden gewetensdwang; de dienst in den Geest alleen, welke niet anders is dan het genot der genade. Met tijdstip tot het invoeren eener niewtee Bijbelvertaling, Staat in de vrijhem, met wéikè Christus ons vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met een juk van dienstbaarheid bevangen: ziedaar een gebod door den Apostel Paulus aan de Galaten (1) gegeven,en dat voor alle tijden geldende is. Het menschdom lag onder den vloek der wet en was gevangen door déywët; maar Christus Jezus kwam uit den hemel en werd ons tot wijsheid, regtvaardiging, heiligmaking en verlossing. Hij maakte Zijne volgelingen vrij van de banden der wet en schonk hun vrijheid des gewetens. Niet lang echter mogten zij zich in die vrijheid verblijden. Alras zuchtten zij onder de slagen hunner vervolgers en moesten zij in strijdperken en kerkers de vrijheid betalen, die zij voor korten tijd genoten hadden. En toch zien wij bij de eerste belijders, onder de bitterste-tnftrtelingen die zij van Joden en heidenen te verduren hadden, hunnen standvastigen moed boven alles uitblinken. In de grootste verdrukkingen 'zien wij dien schitteren en zich van volk tot volk verbreiden. Plotseling echter zegepraalt hun moed, onder Gods leiding, door eene aaneenschakeling van groote en wondervolle gebeurtenissen. De vorsten op hunne troonen belijden de leer des Gekruisigden. De verborgene hutten en holen, vroeger de bedeplaatsen der Christenen, werden verwisseld met rtette doch eenvou- (1) Hoofdst. VI: I. dige Godshuizen. Wederom was Christus gemeente vrijgemaakt. Langzamerhand echter werd die eenvoudigheid uit de kerken verbannen ; al de glans der vroegere Joodsche Godsdienst te Jeruzalem, al de praal des heidendoms werd in de kerken des Christendoms overgebragt. In plaats van eensöudige opzieners en leeraars der gemeente werden de priesters, roet meerdere magt begiftigd, verhoogd tot kerkvoisten; Christus geboden werden verdrongen door menschelijke overleveringen en het Christendom bestond eindelijk nog slechts in liet uitoefenen der ; kerkelijke gebruiken, in offeranden, gebeden en dweepzuchtige kastijdingen. Alles geleek wederom op het heidendom. In de algemeene onwetendheid werden door het bijgeloof de kloosters rijk, de bisschoppen groot, de pausen alvermogend. Christus gemeente zuchtte weder onder het juk der dienstbaarheid. — Maar ook toen, te midden van die duisternis, waakte Christus over Zijne gemeente. "Vol van moed en den Heilige** Geest stonden Luther;,' Calvijn, Zwinglius en anderen op. De verlorene wetenschappen werden' wedergevonden en verbreid, de misbruiken afgeschaft, de heerschittcht der pausen gefnuikt, een ijver tot herstelling van het ware Christendom geboren, zooals het in de eerste eeuw geweest was, en duizend nieuwe zegeningen werden der Kerk aangebragt. Wederom was Christus gemeente vrijgemaakt, en de trouwe vao\haren God en Zaligmaker luide verkondigd. Maar Rome zag met leede ooge» aa% hoe vele liSt" deren zij, door den invloed der gezegende Kerkhervorming, verloren had, en de strijd begon op-nieuw te vuor en te zwaard. Ook Netland, het dierbare land onzer inwoning, leed onder jldien strijd. Schavot en brandstapel, ziedaar het loon voor de afwerping van Rome's dwangjuk. Tachtig bange jaren istójds en veertig jaren martelaarschap moesten worden doorworsteld, alvorens Christus gemeente zich weder in hare vrijheid mogt verheugen. Maar met Gods hulp vloden die jaren voorbij en wederom was z^k-vrijgemaakt. Nu was zij verheven boven eiken aanval harer vijanden! Het licht des Evangelies was van onder de korenmaat op den kandelaar geplaatst, en de Protestantsche Godsdienst tot de heerschende des lands verheven. Zoo gerust gestéld, sluimerde men rallengskens in, als kon men rusten op de lauweren in vroegeren 'i strijd behaald. Wel werden in 1795 alle gezindheden gelijke regten ié» gelijke bescherming der wet gegeven, maar ieder maakte een matig gebruik van die vrijheid, en verheugde zich in liefde en eênsgesifliheid, met vrijlating van Godsverering aan den Kooinschen broeder, zoowel als aan de andere secten. Niets kwaads beducht, klonk op eens het pauselijk bevel van over de bergen-ons in het oor: Rome zal in IftHerland zijftm'middeleeuwschen luister hernemen ! Vijf bUdommen zullen daar gevestigd worden, want alle beletselen zijn .in Nederland weggeruimd! Bekommerd riep me» toen uit: Wat heeft men nu te wachten? zullen wij ons weder moeten krommen onder het dwangjuk van Romef Maar neen! Voorgegaan door de gemeente van Utrecht; werden weldra adressen en petitiën in menigte opgesteld, door duizenden geteekend en aan den Koning opgezonden, ten einde, zoo mogelijk, nog te verhoeden wat verhoed kon worden. God hielp weder. Christus waakte voor Zijne gemeenéby en wel nog «et vrees, maar toch meer gerustgésteld dan vroeger, verkeert de Protestant weder in ons land en erkent even als vroeger: geen hoofd over ons dan Christus alleen; Hij is de eenige Hoogepriés^èr*; daar is maar één Koning over ons geweten, en dat is Chrisit«(r5''de algenoegzame Verlosser en Zaligmaker der Wereld. Nu echter treedt een nieuw bezwaar voor het Christelijk gemoed op. Vroeger reeds was door de Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk besloten, den Bijbel op nieuw uit de grondtalen te doen overzetten en die overzetting in de gemeente in te voeren, maar de Synodale Commissie, belast met het verslag uit te brengen over die zaak, had zulke bezwaren geopperd, dat de gemeente dacht, dat er aan dat besluit geen gevolg zoude worden gegeven; doch neen! toch gaat de Synode door, ofschoon later de Theologische faculteit van Utrecht in de bezwaren, om die vertaling voor te bereiden en uit te voeren, deelde, en ze nog met meer drang herhaalde. Wij hebben reeds het schadelijke en schandelijke van dit werk gezien, maar al ware het, dat het nuttig, goed en zelfs noodzakelijk was, dan is oók'voor de nieuwe Bijbelvertaling niet het geschikste oogenblik gekozen. Niet te ontkennen valt het, dat er bij velen in de Kerk, vooral in de laatste -maanden, meerdere verleven.^ diging van den geest, meerdere opgewésroèid, is geboren geworden. Gods oordeel over volk en Kerk hebben velen de oogen doen opengaan, en met berouw en vreeze zich voor Hem doen verootmoedigen. De aanmatigende eischen der Boomsche kerk hebben vele sluimerenden wakker geschud, en hen doen beseffen, welke plaats zij tegenover dat kerkgenootschap, hetwelk zich den titel aanmatigt van aüeen zaligmakend, moest innemen en vervullen. Daardoor opgewekt, heeft men ook met meerdere belangstelling den Bijbel, als Gods woord, gelezen, de belijdenisschriften en formulieren onderzocht, en dat onderzoek heeft geleid tot de uitkomst, dat de leden der gemeente, die zich onder ééne banier, het kruis van Christus, moesten vereenigen en allen dezelfde grondstellingen en kerkleer moesten belijden, zich in verschillende rigtingen onderscheidt, en in de meest belangrijke gedeelten dier kerkleer van elkander afwijken* zich niet meer aan die kerkleer houden en ze ten laatste verwerpen en vijandig zijn. Zoo staan verschillende partijen in dezelfde kerk tegenover elkander. Hier eene vrijzinnigheid, die zich bij den eersten oogopslag geheel onzijdig houdt, maar in bondgenootschap met den duivel, die bevreesd is voor Gods woord, dat woord ondermijnt, de grondslagen wil omver rukken, en, niet gedachtig aan het zinnebeeld der voorvaderen, (1) dat woord wil verminken, verdraaijen en besnoeijen naar de hoogte menschelijke wetenschap. Daar weder anderen die zich begraven onder den invloed der zinnen, der wereld en der verstrooijing, en zich omtrent de zaken van het hoogste gewigt onverschillig betopnen, terwijl r zij, wanneer hen van de waarheid in Christus gesproken wordt, antwoorden met de vraag van den Heidensehen stadhouder: „ Wat is waarheid?" Ehlers —. maar, waartoe meer — het hart van den waren Chris- (1) Een aanbeeld, waarop drie mannen hunne hamerslagen doen ncdëWafien, en op den rand deze woorden:' Hoe meer men mij zal willen splijten, ' jlïfj-fv Te meerder hamers. zal men slijten. ten bloedt, bij het aanschouwen van zoo veel twist, verdeeldheid en vijaodsohap, als waarmede Christus .kerk op aarde wordt beroerd, terwijl zij zich in ware éénheid rondom haren Heer moest vereenigen. Is er nu een werk, waartoe meerdere éénheid en daaruit ontspruitende kracht toe noodig is, dan de levering en invoering eener nieuwe Bijbelvertaling? Hoe zal de Synode, al gebruikt zij ook al haar gezag, haar besluit naar hehooren kunnen volbrengen, in eenen tijd van strijd en ontbinding, waarin de steunsels, waarop het gebouw der Kerk rust, worden aangevallen en beproefd ? Kan het anders, dan dat het zal beschouwd worden als eene daad, uitgevoerd door eene bijzondere rigting in de Kerk, om hare gevoelens te doen zegevieren? Gewis, neen! Daarom ook zal zij niet de eenheid bevorderen, maar het twistvuur te heviger doen branden en Vernieuwde oorzaak 2ijn van verdeeldheid. Daaruit ontstaat dan van zelf weder verwijdering uit de Kerk en afscheiding, van de Kerk. De geschiedenis der laatste jaren heeft het ten duidelijkste bewezen. Daar de leeraars en herders der gemeente zich in hun verkondiging niet meer hielden aan de leerstellingen der Dordsché Synode van 1618 en 1619, op welker canones zij toch is gebouwd, en die vervat zijn in Gods woord, hebben velen der leden, naar den drang van hun geweten, eene Kerk verlaten, waar, volgens hun getuio-enis, de Antichrist in al deszelfs sluwheid en verschrikkelijkheid was verschenen, van de kansels en leerstoelen den afval brulde en Gods woord tot logen maakte. Zij hebben rust gezocht door afscheiding en stichting van eigen Kerkgenootschappen, en van daar het ontstaan I van niéuwe aftleelingen der Protestantsche Kerk. De Chris» 3 telijke Afgescheidenen, zoowel als de Gereformeerden onder het kruis, zullen dus in bloei en welvaart toenemen en alzoo zal de nieuwe Bijbelvertaling nergens haren invloed als weldadig doen gevoelen, als juist buiten de Kerk, waarvoor zij was bestemd. Hoe zal zij anders dan ergernis kunnen brengen, wanneer zij bij de godsdienstige zameakomsten in de bedehuizen wordt gebezigd? Zij die aan de Staten-overzetting met hart en ziel gehecht zijn, zullen, indien zij de Kerk niet verlaten, die met onverschilligheidbijwonen en zal de vrucht der predikatiën meda verloren gaan. Gaan hunne kinderen op scholen waar de Bijbel en alzoo de tegenwoordige Staten-overzetting gebruikt wordt, hoe! zullen zij niet spoedig die kinderen van die school doen verwijderen, wanneer ook daar de nieuwe Bijbelvertaling wordt ingevoerd? En niet enkel tusschen gemeenteleden alleen, maar ook tusschen leeraars en gemeenteleden .zal het zoo noodige vertrouwen worden verbroken. De Leeraars zullen gedwongen worden de nieuwe Bijbelvertaling te gebruiken, willen zij niet gecensureerd of van hunne posten ontzet worden. De leden der gemeente, die de Staten-overzetting in hunne huisgezinnen zullen blijven gebruiken, geraken dus gedurig in twist met hunne herders, daar deze de eene plaats, dus-en de andere weder anders noemt. Neen! zoo ooit een oogenblik ongelukkig gekozen is tot het uitvoeren van een gewigtig werk, dan is het hetftegenwoordige tot de verwezenlijking van het plan der Synode omtrent de nieuwe Bijbelvertaling. Zij vordert te veel rust, eenheid, Vertrouwen en regtziniu^knjd ont haar ingang te verschaffen. Ware het in ons vaderland zoo als in het naburige Duitschland, o danaoa men geen geschikter oogenblik kunnen kiezen. Daar bestaat ware1 eenheid; maar ook eenheid, gëgrond op de onfeilbare uitspraken der Heilige Schrift. Nog kort geleden- vereenigden zich in Pruissens hoofdstad meer dan duizend predikanten, met bijna even zoo vele hoogleeraren en gemeenteleden, tot het afleggen é'éner geloofsbelijdenis ter- vereeniging van allen. Allen waren daar vergaderd om de Augsburgsehe geloofsbelijdenis als grond-symbool der gezamentlijke Evangelische Kerken van Duitschland te erkennen. En wat is de hoofdinhoud dier belijdenis, daar door duizenden bekrachtigd? Eendragtig wordt daarin geleerd: het geloof aan de Heilige Drieëenheïd en oneindige heerlijkheid Gods deB Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. Dan erkent zij den diepen val en de diepe ellende des menschen en laat er de ootmoedige belijdenis op volgen, der algemeene, erfelijke zonde en van haar verderf, door geene natuurlijke krachten op te heffen. Dan : de vrijmoedige belijdenis des geloofs in den Godmensch Jezus Christus, aan de vereeniging van de Goddelijke en menschelijke natuur in de eenheid van Zijn persoon en aan het algenoegzame van Zijn zoenoffer voor alle zondenschuld. Hier tegenover stelt zij weder den mensch, niet m staat zich zeiven te regtvaardigen, maar geregtvaardigd wordende uit genade om Christus wil, door het geloof in Hem. Dan volgt in het 5de artikel het ambt en de genadewerking des Heiligen Geestes door woord en sakrament, en in het 6de de nieuwe gehoorzaamheid des geloovigen menschen en goede werken, die niet de oorzaken, maar de uitwerkselen der genade zijn. (1) (1) Die Verhandlaiigen des sechsten Deutschcn Evangelisclieu Kirehentages zii Berlin, im Sept. 1853, bi. 26 vvg. Juist deze grondstellingen, waarmede de ganache veer gadaring hare instemming betuigde, worden in onze Nederlandsche Hervormde Kerk door het grootste gedeelte ontkend of ontzenuwd. En zoo lang men ahd* niet zal scharen om dezen standaard» waarop ook onze Heidelbergsche Catechismus is gebouwd, zal nimmer tiet; geschikte oogenblik tot levering en invoering eener nieuwe Bijbelveutaling daar zijn, maar zal zij leiden om meerdere scheuring te weeg te brengen en de gemeente te verdeelen. Even als in de gemeente van Achaja's hoofdstad, zal men dan ook al ras in de Nederlandsche Hervormde Kerk zeggen: Ik ben van Paulus, en ik van Apollos, en ik van Cephas, en ik van Christus! \ Be Personen aan veie de nieuwe Bijbelvertaling is opgedragen. Nog eene bedenking blijft er na al het geschrevene over, die mede geen gering bezwaar tegen de bewerking eener nieuwe Bijbelvertaling en hare invoering in de gemeente oplevert'} saj is deze: Welke personen heeft men gekozen, om het werk der Bijbelvertaling aan op te dragen en te doen verrigten ? Heeft men daartoe dezulken genomen, die ten allen tijde de leer der Gereformeerde Kerk voorgestaan, daarop prijs gesteld en die gehandhaafd hebben? Neen! juist het tegendeel heeft plaats gehad. Zelfs schijnt het wel, dat men met opzet hen heeft achtergesteld die bij de gemeente daarvoor bekend staan. Men heeft zulken geroepen die de Groninger rigting zijn toegedaan. Wat heeft men te wachten van eenen Bijbel, door zulke handen bewerkt? Niet veel goeds. Natuurlijk zal daarin niets gevonden worden, strijdig met het leerstelsel der genoemde rigting; maar wel strijdig met de waarheid,' geleerd en beleden twee honderd jaren lang, en vervat in de helijdenisschriften en formulieren der Gereformeerde Kerk. Natuurlijk zullen idie plaatsen des Bijbels, welke strijden tegen hun gevoelen, verdraaid, omgezet, verminkt of ontzenuwd worden, of, ten hunnen voordeele, versterkt, uitgebreid of in het Echt gesteld worden. Niet alleen dat nu reeds de min heldere plaatsen als ankers van hun vertrouwen door hen worden vastgegrepen en uitgelegd; maar teksten, lijnregt strijdende daarmede, verklaren zij voor onecht. Als een natuurlijk gevolg zal men dus in de nieuwe Bijbelvertaling die teksten niet meer aantreffen. Verschillende leerstukken zullen dus daardoor als met den voet vertreden worden. En die leerstukken zijn geene leerstukken van ondergeschikt belang. < O neen! zij mogen wel onder de eersten gerangschikt worden. Leer der Drieëenheid, Godheid van Christus, verzoening alleen door de verdienende oorzaak: het lijden en sterven van Jezus Christus, regtvaardiginp door het geloof, enz; ziedaar leerstukken, welke door de leden der Commissie uit de Hervormde Kerk, aan wie het werk der Bijbelvertaling is opgedragen, min of meer miskend of verloochend worden, volgens hunne, meening, gegrond op Gods woord. Op Gods woord! ja, maar verklaard en vertaald door hen zeiven, en dus natuurlijkerwijze niet ter hunner bestrijding. Onbeperkte leervrijheid, ziedaar alles wat zij verlangen; en als men zich, tegenover hen, houdt aan de leer der Kerk, vervat in hare geschriften, dan wordt zulks veroordeeld als slaafsehehformulierdwang. En als men hen spreekt over de waarheid of de tegenwoordig heerschende kwestie, dan wordt dit voorgesteld als had de Kerk slechts te kiezen tusschen Kerkleer en Evangelie, even als of men, lid der Gereformeerde Kerk zijnde, niét het Evangelie of Gods woord meer eerbiedigde, maar verachtte, als men tevens belijdenisschriften en formulieren vasthoudt. Wel te regt schreef een geacht leieraar der Nederlandsche Hervormde Kerk eenige jaren geleden: „ Wat eerst als bloote onstuimigheid eener woeste ontploffing aan het slot der vorige eeuw bij i<5en enkel volk werd waargenomen, dat wordt thans bij genoegzaam alle an- deren stelselmatig en bedaard ontwikkeld, en toegepast in eene van God vervreemde wetenschap. Haar JRegt wordt zoo afgodisch geëerbiedigd, dat men daar nog hare priesters verdedigd ziet, waar ais laatste slotsom hunner diepste navorschingen de uitkomst verkondigd wordt» dat er geen persoonlijke, zelfbewuste, vrijmagtige God bestaat, en dat de Heere Jezus niet meer is dan een, in argeloozen eenvoud, verdicht persoon." Bloedt het hart bij het vernemen van zulke woorden, vreeze en vooringenomenheid moet. dan ook nu reeds, bij het vooruitzigt der nieuwe Bijbelvertaling, de gemeente bevangen, als zulke mannen haar eene nieuwe overzetting van Gods woord zullen ih handen geven. Maar niet alleen dat men zulke mannen uit de Hervormde Kerk gekozen heeft, ook bij de Commissie zijn er die niet eens tot die Kerk behooren. Om eene nieuwe Bijbelvertaling voor de nederlandsche hervormde kerk te bewerken en bij haar in te voeren,' kiest men mannen uit de remonstrantsche broederschap, het ltjthersch kerkgenootschap, enz. Zijn er dan in de Kerk zelve, waarvoor de nieuwe .overzetting is bestemd, geene mannen meer te vinden, bekwaam en geschikt voor die taak? O! indien de Hervormde Kerk reeds zoo aan het zinken is, dat men voor een werk, waartoe wetenschap en taalkennis vereischt wordt, de hulp van buiten moet inroepen, dan zal ook weldra haar doodsuur geslagen hebben, en hare doodklok luiden; want even als men nu hulp bij anderen zoekt, zal men alras, om de vacature van een hoogleeraar of predikant te vervullen, een Lutherscb of Bemonstrantsch leeraar, of van welk kerkgenootschap ook, beroepen. Deze zal volgens de belijdenis züner kerk het woord Gods verkondigen, en langzamerhand sterft de leer der Hervormde Kerk uit, en versmelt eindelijk onder de belijdenisschriften van anderen. Hoe zal men dan een werk met genoegen kunnen ontvangen, waar reeds in deraelver zamenstelling alles wat de Kerk bezit, waarvoor het is bestemd, miskent en veracht? Neen, nimmer zal de nieuwe Bijbelvertaling gereeden ingang bij de gemeente verkrijgen ! Ons volk, naijverig op hetgeen onze voorouderen hebben gedaan, geleden en verduurd voor die Kerk, zal het niet kunnen dulden, en nimmer zal zij «ene overzetting ter zijde leggen, "die als het ware met het bloed der martelaren is bezegeld, en daar eene andere, bewerkt en ingevoerd op de wijze als thans de nieuwe, voor in de plaats nemen. SLOT. Ziedaar eenige bedenkingen tegen de bewerSing eener nieuwe Bijbelvertaling en hare invoering in de gemeente, die, volgens onze gedachten geene geringe bezwaren opleveren en volgens onze meening moesten geopperd en ontvouwd worden. Wij achtten het van onzen pligt niet te zwijgen, waar de steenen haast zouden spreken. Elke smaad, Gods dierbaar en onfeilbaar woord aangedaan, moet door eiken Christen worden afgeweerd en ontzenuwd. Elke vijand, die dat woord wil bestoken, moet door eiken Christen met open vizier te gemoet getreden en het mom van het aangezigt afgerukt worden. Eens zag de ziener op Pathmos eenen Engel, die met uitgebreide vleugelen het midden des luchtruims doorkliefde. Het heilig Evangelie droeg hij in de hand en met sterke stem deed hij de taal van het Godsbevel hooren: Vreest God, en geeft Hem heerlijkheid; want de ure Zijns oordeels is gekomen 1 (1) Zoude de Heer dan geene wrake doen over de vijanden van dat woord? Gewis ja! De teekenen des tfdlr die de Christen niet onopgemerkt mag voormjzïeri,' doen het ten duidelijkste kennen, dat de ure zijns oordeels naKende is. Wel te regt schreef over achttien eeuwen reeds de Apostel des geloofs: Er zal een tijd zijn, wanneer zij (de vijanden der Kerk) de gezonde leer niet zullen verdragen; maar ketelachtig zijnde van gehoor, (1) Opcnb. XIV : 6, 7. sullen zij zich zeiven leeraars vergaderen naar kunne eigene begeerlijkheden; en zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keeren tot fabelen (1). Die profecy treedt nu in vervulling. En de vermaning door denzelfden Apostel aan die profecy toegevoegd: Wees wakker! achten wij op eiken Christen toepasselijk en voor eiken Christen geldende. Daaraan moet hij dan ook. beantwoorden. Openlijk moet hij zijne belijdenis uitspreken, of hij Christus toebehoort of niet. Of hij de eer van Gods woord wil handhaven of niet. En als het rijk der duisternis in strijd is met het koningrijk der waarheid en des lichten moet hij zich niet onttrekken aan den strijd, maar den vijand te gemoet gaan en de zege bevechten. De Antichrist is verschenen; met eiken dag wordt zijne magt grooter, en met telkens stouter driestheid verheft hij het hoofd en predikt den afval. Gods woord wil hij tot logen maken. Zou de Christen dat dulden? Neen! hij moet getuigenis afleggen tegen logen en onregt, al moest hij daarvoor ook versmading en verdrukking lijden, al moest hij ook die belijdenis in kerker of op schavot bezegelen. Dat getuigenis moet hem sterken ! Het moet hem zijn, als een schild, bij al de verleiding die hem omgeeft, en hem beschutten bij al het gevaar dat hem dreigt. Blijven wij dan aan God en Zijn woord, aan Christus en onze belijdenisschriften getrouw. Toen de l kerk van Jezus rust genoot, werd ook hare leer niet meer gehandhaafd; maar in den boezem der kerk waarde de verleiding rond. Zweeg de brullende leeuw daar bui- (I) 2 Tim. III : S, 4. ten, binnen in haar bleef de slang niet stil. Zij wist dat de groote Hervormer Maarten Luther waarheid had gezegd: Het Evangelie, als het niet aangevochten wordt, is eene ploegschaar, die niet ploegt, — het roest' Langzamerhand werden alle leerstukken aan het onderzoek onderworpen en aan het menschelijk oordeel getoetst, en ofschoon men zeide niet aan den Bijbel te willen twijfelen, deed men toch weder het woord hooren, eenmaal in het paradijs gesproken: Is het ook dat God gezegd heeft? Zoo is het nog in onze dagen. Men is. uitgeput van het onderzoeken der belijdenisschriften en formulieren; nu moet Gods woord op nieuw vertaald en naar de tegenwoordige taalkennis in het licht worden gegeven. En die nieuwe Bijbelvertaling zal de gemeente moeten ontvangen en zal zij haar met gezag worden opgedrongen. Dat kan de echte belijder der Gereformeerde leer niet dulden en daarom schreven wij dit woord van liefde. Wij deden onderzoek naar het al- of niet-wenschelijke van dat werk, en de vraag of zij noodig, nuttig en goed is, moesten wij ontkennend beantwoorden. Wij hebben gevraagd of de Synode bevoegd is tot het doen verrigten en het invoeren in de Nederl. Herv. Kerk eener nieuwe Bijbelvertaling, en afkeuring beving ons bij den dwang die zij wil gebruiken, en bij het gezag dat zij zich wil aanmatigen. En al ware het dat dit juist anders om ware geweest, dan nog zou het tijdstip waarop en de personen aan wie het werk der vertaling werd toevertrouwd, niet gunstig zijn om haar ingang te verschaffen. De wensch aan het begin van ons schrijven uitgedrukt, herhalen wij ook bij het einde: mogt het velen, die nu nog sluimeren, de oogen doen opengaan én Christus naam, die toch de eenige naam is, onder den hemel aan zondaren gegeven ter zaligheid, meer verheerlijkt worden. Nog is het tijd! Nog houdt de Engel, met het eeuwig Evangelie in de hand, aan om iedereen, wie het ook zijn moge, te prediken: Gods genade in Christus Jezus; nog dringt hij iedereen tot het aannemen dier genade; nog roept hij iedereen tot het geloof in die genade. De strijd en verwarring die thans in de gemeeente heerscht, kan niet altijd duren. De Heer des wijngaards komt, om het onkruid uit de tarwe te vergaderen. De Landman maakt zich op, om met de wan in de hand Zijne dorschvloer te doorzuiveren. Hij geve Zijnen dienaren kracht tot spreken tegen elke rigting, strijdende met Zijne bedoelingen, opdat die niet ontrouw mogten bevonden worden in.Zijne toekomst. En doet het ongeloof thans, even als Petrus reeds heeft voorzegd, de taal hooren: Waar is de belofte Zijner toekomst? Wij zullen die beantwoorden met de woorden van onzen Heer: Waakt dan, want gij weet niet wanneer de Heer des huizes weder komen zal. En even als Zijn Apostel, doen ook wij de leuze der Christelijke krijgsbanier vrolijk in onze vane wapperen: Maranatha! de Heek komt! VOLGENS HET BESLUIT VAN DE SYNODE-NATIONAAL, GEHOUDEN TE DORDRECHT, IN DE JAREN MDCXVIII EN . MDCXIX. > 1111 DB OORSPRONKELIJKE TALEN IN ONZB NEDERLANDSCHE TAAL GETROUWELIJK OVERGEZET. Met de volledige kantteekeningen, naar de beste uitgave van Keur, in de tegenwoordige spelling. TE LEIDEN BIJ A. W. SIJTHOFF. Bij den uitgever dezes ziet mede het licht: DE KBIIjIöB DAGH31T DER BESCHOUWD in het licht van het evangelie. DOOR X> ¥ Al grtte §a* Pn;s ƒ 1.25. Gednfcü BI.DSSË * COMT.