ITNOODIGING AAÏf de GETROUW GEBLEVENE LEERAREN in de GEREFORMEERDE KERK VAN NEDERLAND, soos B. Moorrees, Gere/omterd Predikant te Wijk in het Zand van neusden. BEGELEID TAN EENEN BRIEF TOT OPWEKKING BOOR EENIGE LEDEMATEN DER GEREFORMEERDE KERK TE AMSTERDAM. Prijs 15 Cents. ib AMSTERDAM, bd J. H. den OUDEN. 1841. WÉL-EERWAARDE ZEER GELEERDE HEEREN EN VEEL GEACHTE MEDEBROEDERS! Door het gevoel van mijne roeping en pligt als Leeraar der Gereformeerde Kerk» ^eg. door mijn, geweten gedrongen, hj^jhik onder opzien tot den Heere en in afhanging,;yan Zijn ondegijrijs en leiding een Adres aan mijne Gereformeerde Geloofsgenoten in ons Vaderland in het licht gegeven, en daarin mftné. gedachten overjdttjtrwirigen s%t der hedendaags.HervormqfeKfijk opengelegd, en den weg en middelen aangewezen, welke met 's Heeren zegen zouden kunnen dienen tot herspel, onzer Gereformeerde en Vaderlandsche Kerk op de eene of andere wijze. Ilc heb ia, dat AdajSnfcafpprs en Leden opgev^R om zich met mij te vereenigen, en VBj|enigd werkzaam te zijn, ten |»nde dat doel met 's Heeren zegen te bereiken. Ik twijfel niet of dit 'Adres zal aan U Eerw. reeds bekend fifa . en men zal reeds bij ifch zeiven een gHWfig of ongunstig oordeel over hetzelve geveld hebben.^ JHet schijnt dus eenigzins overtollig te zijn nog eene nadere uitnoodiging aan U Eerw. in "1*5 licht te zenden. De reden bJggroor ligt echter voor de hand. Door mijn Adres zijn er vele GodvruSS tigen en vrienden,, onzer Gereformeerde Kerk, zoo als die voorhene%t^estond, alom in ons Vaderland opgedekt om zich met mij te vesejfcjigen in het zenden van Adressen aan de Synode der hedendaagsch Hervormde Kerk en aan Z. M. onzen geëerbiedigden Koning, en onder deze velen uit dehoofdstad onzes Koningrijks Amsterdam , als ook uit andere plaatsen, Arnhem, Bolswaard, enz. In eerstgemelde plaats heeft zich eene vereeniging van vrienden onzer oude Kerk te zamen gevoegd, om zich de zaak, in mijn Adres voorgesteld, aan te trekken; en inzonderheid de Leeraars, die met ons vasthouden aan de formulieren van eenheid, en met ons beweenen dat onze Gereformeerde Kerk in eene liberale is veranderd geworden, op te wekken, om met mij te zamen te werken tot herstel van dezelve. Daartoe dient de hier achtervolgende brief tot opwekking aan de Leeraaren gerigt, door deze vergadering geschreven. Gaarne zagen deze broeders, dat ik bij wijze van aanhangsel nog eene uitnoodiging aan mijne Medebroeders voegde, en dit is de reden, waarom ik deze schrijf. Het kan den schijn hebben, veel geachte Medebroeders ! dat ik het doel zou hebben om mij zeiven hierbij op den voorgrond te plaatsen, en iets te willeiSPiijn of te beteekenen; doch de Heere is mijn getuige, dat zelfs de gedachte en neiging daartoe als goddeloos door nuj^éroordeeld- wordt, en ik niets vijrtger begeer dan de minste onder u allen te zijn, dat ik liever uwen 4Ü$jzen en vromen raad en bestuur OÖÜJyang» dan aan U Eerw. raad of bestuur te geven, ja liever op den achtergrond dan op den voorgrond geplaats wordt. O hoe aangenaam zou het mij gegeweest zijn, indien andere, meer begaafde en bekwame mannen mij waren voorgegaan; doch te vergeefs heb ik hierop gewacht. Zwijgen kon en mogt «'niet langer; mijn&Jaren klimmen, ik heb het 60ste jaar mijns levens bereikt, wie weet hoe spoedig het ïïur", in Gods raad bepaald, daar zal zijn, waarin ik opgeroepen wordt om voor jezus onzen Heer te verschijnen, en mij re^ënschap zal worden afgevorderd. De vraag kan ik mij zeiven niet beantwoorden: hebt gij alle middelen aangewend naar uwen eed en pligt tot herstel der Kerk? het antwoord op deze vraag is voor mij beschamend, zoo lang de wegJrfef%!iÉ''' geslagen, en de middelen beproefd zijn, in ïnijn Adres voorgesteld; en daarom kan en mag ik niet langer zwijgen; ik moet ter voldoening aan mijne roepgg en pligt en aan mijn geweten dezen weg inslaan, en deze middelen beproeven. Daarbij eene diepe treurigheid overvalt mij, als ik denk aan den toestand, waarin onze Kerk zich bevindt, en wat er worden moet van, zoo vek duizende huisgezinnen in ons Vaderland, van onze kinderen, van het opkomend geslacht, ja van het Vaderland. Zou ik met rust van deze aarde scheiden, en naar de eeuwigheid gaan, indien ik nagelaten had het uiterste middel te beproeven tot herstel op de eene of andere wijze? Zou mijn zwijgen mij niet in het aangezigt vliegen in de laatste oogenblikken mijns levens ? Het zij eens zoo, dat dit niet het eenige middel is, dat er nog andere middelen ▼oorhanden zijn; doch naar mijne overtuiging moet dit middel voor alle anderen gaan, en dat vooral nu, nu wij duidelijk zien , dat in plaats van terugkeering tot de oude en beproefde waarheid, na zoo vele stemmen gehoord te hebben, de, liberalen in de Kerk hoe langer hoe onbeschaamder £un ongeloof openbaren, en de grondwaarheden niet slechts onzer GereIWjiieerde, maar der Christelijke Kerk openbaar en straffeloos aanranden en bespotten. Herstel of scheiding is thans het eenige, dat overblijft, en geschiedt een van beiden niet, waarde Medebroeders! dan is de ondergang van onze Vaderlandsche Kerk, waarbij het Vaderland zoo zeer gebloeid heeft, zeker, maar even zeker is ■ dan de ondergang van het Vaderland zelve. Ik kan, ik mag niet langer zwijgen, naar mijne overtuiging moeten deze middelen beproefd worden, en eerst dan, wanneer deze vruchteloos zijn aangewend, mogen wij met het oog op den Heere en Zijne Voorzienigheid naar andere wegen en middelen omzien, welke de Heere ons dan aanwijst. Het moge zoo zijn, dat wij meenen vooraf te kunnen berekenen, dat dezelve zonder vrucht beproefd zullen worden: zoo schijnt het ons toe als wij op de tweede oorzaken letten; maar hoe menigmaal beschaamt de Heere onze wijsheid, door juist de geringste werktuigen en schijnbaar vruchtelooze middelen te zegenen, opdat het openbaar worde, dat het geen menschenwerk, maar een werk Gods is. De Heere bediende zich, op aarde zijnde, iSSü van slijk, om de oogen eener blinde te openen; doch, hoe dit ook zijsSbag, indien wij deze middelen nog niet beproefd hebben, kunnen wij kwaJrjk^tÖver de utooiöift'-éordeelen: immers hebben wij in den raad Gods niet gezeten, en weten dus niet wat God doen zal. De weg van roeping en pligt, blind voóVf^.ÏB!tömst, te volgen is zeker veiliger, dan dien weg nietinté&aari, uit vrees voor eene ongunstige uitkomstëWEerst dan kunnen wij lijdelijk «arwachtend gerust aj^ zaak van de Kerk in 's Heeren hand over geven, indien wij vooraf die middelen aangekend hebben ^sflÖke roeping-*» pligt van ons vorderen. • (ÖflPzouden H#fJ,''-Ved geachte Medebroeders! iets anders en beters weten tot herstel van oaee'diep gevallen Kerk? niemand'-is er, die iets anders en beters ons mededeelt*^ JW'Wfc* *é*^-;-en lijdelijk het lot van de Kerk afwachten, dat is de weg langs welke het LiberaKSme in de Kerk trapsgev#ï$fe zoodanig is doorgedrongen, dat dezelve van eene Gereformeerde in eene Liberale Kerk veranderd is, en waardoor wij op den weg zijn, om een Heidendom te worden, of door de Roomsthë;'iCeïlÉ geheel te worden verzwolgen; stil zitten' en lijdelijk wagten is de ondergang van onze Kerk lijdelijk aan te zien. — Het geestelijk zwaard opnemen, en zich in eenen pennensmjd met ^^rberalen mengen, willen sommigen als het eenige-^eomiddel doen voorkomen; en dit willen wij "niet geheel terzijde stellen. Het is de roeping -til Opligt der Leeraren het Ei#«ögeSP*è verkondigen, de grondwaarheden van Gods*Woordte verdeedigen, de tegensprekers den mond te stoppen; maar indien dit middel openbaar zal aangewend worden, - cÖR^vbrdert dit meerder gaven en-bekwaamheflea^^^ooorgaands aan terrouwe Leeraren gesetÉÉi IIÉ0zfjffj¥%!tai"izoH dit mradelhjMl veel baten in eene Kerk, die naar het oordeel van hen, die dit middel als het eenige aanprijzen, «ene Synagoge des Satans is geworden ? Is het niet vepuger, indien wsg 'offiie Kerk waarlijk als een Synagoge des Satans moeten beschouwen, dat wij eerst van deze;.Synagoge des Satans wettig scheiden, om dan uit den schoot der Kerk de stem te verheffen' tot verdediging van ons heilig 'geloof? Hoe dit zij, hoe weinig vrucht geven al dikwerf zulke pennenstrrjden bij gemis van de liefde .der waarheid, en de zucht om gelijk te hebben; niet zelden wordt het eene strijd voor zich zeiven en zijne eer, meer dan een strijd voor de waarheid.'' Na alles behoorlijk onder opzien tot den Heere overwogen te hebben jsijaiij de weg, in mijn Adres aangewezen, als de eenige voorgekomen,welke wij naar roeping en pligt als Gerefofta^deiLeeraatS biddend behooren in te slaan, onder inwachting van den zegen des Heeren. Mijne Medebroeders ! die met| mij de Artikelen van eenheid volgens?-het oude ondefteekenings formulier onderteekend hebben, en getrouw bleven aan hunnen eed, aan de Kerk gezworen, zullen mij, zoo min als de jongere Leeraars , die het dubbekjnnig onderteekeningsformulier onderteekenden, doch opgewekt zijn om vast te houden aan de oude endbëproefde waarheid, niet ten kwade duiden dat ik doarïdeze uitnoodiging hun opwek om zich met mij te vereenigen, en vereenigd te zamen te werken in eenen geest tot herstel oafeér^'-ööde Kerk in ons Vaderland, en alzoo de werktuigen iö 's Heeren hand te zijn;, om .de kinderen Gods, die thans zuchten onder het ondraaglijk juk van liberale Leeraars, te hulp te komen, en te doen juichen van vreugde over de hersteffiög -dier Kerk, waarin zij geboren en opgekweekt zijn, en die zn^jnet regt als hare geestelijke moeder aanmerken. °§ ij&m& iJ&Jr'* dienstbaar te zijn aan de opbouwing van dien"TTempel Gods, weleer zoo heerlijk in ons VademwVvdoch thans ter aarde nedergeworpen, en alzóri revens den ondergang van oriPVaderküld voor te komen! hoe zalig dienstbaar te zijn om de kinderen Gods en de leden onzer Gereformeerde Kerk, die thans verstrooid «qn , en in vele duisternissen en verwarringen verkeeren, ja in gevaar zijn om ter regter of ter linker zijde verleid te worden tot het wandelen op gevaarlijke dwaalwegen, weder tot één te brengen onder het eenige ware Hoofd, jezus chjUSW tus ! O welk eene zaligheid zouden onze zielen smaken, indien de Heere eens boven en tegen verwachting eene uitkómst daarstelde, welke ons éénparig deed uitroepen: dit is van den Heere geschied , en het is wonderlijk in onze oogen. Ik weet, Broeders! het is niet in mijne magt u te bewegen tot vereeniging en medewerking met mij; maar een ding weet ik, dat het in de magt onzes Heeren is daartoe uwe harteijy&hewerken, en daarom schrijf ik deze uitnoodiging aan u met het oog op den Heere. En is mijne opwekking door Hem aan u gezegend, of was uw hart reed* vroeger bereid, dan verzoek ik zoo spoedig mogelijk antwoord op deze uitnoodiging aan het Adres van den Uitgever, j. h. den ouden, Boekverkooper te Amsterdam, op de O. Z. Voorburgwal en hoek van dePieter-jacobsstraat, N°. 222, onder den letter G. De Heere storte over ons rijkelijk Zijnen Heiligen Geest uit, en geve ons in eenen geest te arbeiden met ijver en trouw aan het heil zijner Kerk. Na mij in uwe broederlijke toegenegenheid en voorbede te hebben aanbevolen, noem ik mij met hoogachting Wei-Een/, zeer Geleerde Heeren, veel geachte Medebroeders, Uwen heilwenschenden Medebroeder B. MOORREES. Predikant. Wijk, 26 Maart 1841. BRIEF TOT OPWEKKING aan de GETROUW GEBLEVEN» LEERAREN GEREFORMEERDE KERK VAN NEDERLAND, EENIGE LEDEMATEN DERZELVER KERK TE AMSTERDAM. wel-eer waarde heeren ! Genade, barmhartigheid, vrede zij U van God den Fader, en den Heere jezus Christus, onzen Zaligmaker ! T ergun ons, Eerw. Heeren, dat wij, als ledematen der Kerk, in wélke de Heere UEerw. tot Herders en voorgangers gesteld heeft niet alleen , maar ook uit de ure der verzoeking tot dus verre genadiglijk bewaard beeft, bij de vorenstaande uitnoodiging van den geliefden en trouwgemaakten Gods gezant b. moorrees eenige regelen mogen voegen, ten einde UEerw. in den naam onzes Heeren te bidden, om deel te nemen aan het gewigtig werk, waartoe UEerw. door uwen Ambtgenoot wordt uitgenoodigd. Wij kunnen (indien dit door UEerw. noodig mogt geacht worden te geschieden) UEerw. verzekeren, dat de uitnoodiging door den waardigen moorrees niet uit eigen zelfzucht, noch uit heerschzucht, noch uit eenig gevoel van meerderheid of uit begeerte van zelfverheffing boven zijne waardige Ambtgenooten geschiedt: want dezelve is de gewenschte vrucht van eene briefwisseling, welke namens eene vereeniging van ettelijke ledematen der Gereformeerde Kerk te Amsterdam met zijn Eerw. gehouden is. in de LOOK Nadat Zijn Eerwaardens zoo krachtig en nadrukkelijk Adres aan alle mijne Gereformeerde Geloofsge«oo/ü», gelijk door geheelINederland, zoo ook hier ter stede door duizenden, en ook door ons met hartelijke vereeniging en dankzegging aan den Heere voor hetzelve, gelezen was, hebben op onderscheidene plaatsen verschillende ledematen zich vereenigd om te raadplegen, over de wijze, hoe op het bekwaamst en Gode verheerhjkenst de door den Eerw. D°. moorrees voorge^tóde en aangewezen weg kon betreden worden. Wat in andea^/fBimenkomsten besloten is, dit is ons tot nog toe onbekend, wij bidden dat de Heere daar overal met Zijne voorlkhténden Geest genadig in het midden mag zijn. — Maar ook wij vonden ons door middel van gemeld Adres geroepen van den Heer Zijner Kerk, om in afhankelijkheid en in opzien tot Hem eene vereeniging van ettelijke, bij ons van nabij gekende Broeders in den Heer, en ledematen der Gereformeerde Kerk binnen onzen stad tot stand te brengen. In onze eerstgehoudene vergadering, overwogen wij, het op bl. 27 van dat Irfares voorgestelde, dat namelijk het wenden- tot de Synode zou kunnen geschieden afzondéïfifföVifi in gemeenschap .met allen , en na rijp beraad achtten-wij het best te zijn zulks in gemeenschap met ailen te doen, overtuigd volgens Gods Hèifig'f'Wéortli datgÉénheidin de. goede zaak magt eü! ^^tt-'^e^h^^Sittiafxtmderl^i wenden tot de Synode had ook deze groote en gewigtige zwarigheid, dat op vele plaatsen, waar geen getrouwe, maar enkel Liberale Leeraars zijn, of waar de Leeraren zich niet met de Leden vereenigen, dat wenden tot de Synode alleen door Ledematen zou moeten geschieden, alleen door schapen zonder herder. Dit scheen ons (zoolang de noodzakelijkheid ons daartoe niet dringt,) onwelvoeg^j8"J'^SIbeMörlqk>iK%ij^ begt^penpidai nipt ■mflér.oiiitefr eenkomstig met het nederig Christendom was , eene poging -te doen , om bij de nog getrouwe herders, welke door Goddelijke beschikking tot • voorgangers in de gemeente gesteld zijn, uit ter' werken ■*> dat zij zich onderling vereenigden en in dezen ons voorgüfeeir. Maar nïrontstonaV^^ene arkléTfe ''zwarigheid! te weten: hoe wïj1,Man de onderscHêwène fiog aanwezige, •maar bijl-eiis niet allen persoonlf^f'bekende, getrouwe Leeraars deze onze 'begeerte tot dat verengde werk zouden bekend doen^rorden. Wij raadpleegden daarover met den Eerw. SëÈÖfjver van het Hflres, en drongen<*Rj Zijn ÏSwtffcEte^^ aan, dat Zijn Eerw. deze poging bij zijne getrouwe Ambtgeüooten mogt beproeven. Het is dus ten gevolge van dit onS raUfplegen met, den door ons • om-^|n werks wilg'èlielden, D°. moorrees, dat Zijn Êerwï deze vorenstaande uitnoWtging aan3.jfljne: getrouwe mededlaïsïknechten in den wijngaard des Heerèfi1 dêeH'** Wij rekenen het onzen pligt-^Sr'BlSerwaardens van deze aanleidende oorzaak tot die uitnoodiging berigt te geven, ten einde UEëlfw. de gronden zoudt verstaan, op welke wij, als maar ftózonderël^Sematen, ons vervrijmoedigen om deze bÜfiFtot opwafting aan UEerw. te setöijWö.^ ■* HebbaW-' wij ons eerstf**tot den Eerw. D°. moorrees gewend, wij hebberffei)^e«%eèfcan om UBéw. voorbij te gaan, en daarvan moet deze onze opwekfcÉgabrief UEerw. overtu^nS^l^ Hoewel wij na het Adres van den Waardigen Mooft!rees door genade dadelijk in onze harten een vurige begeerte ontvvaardden, om al^4kdmattelr-4^IBè kracht mede te werken en alles toe te brengen, wSF'-iBobdjg is om -:twft; door D°. MooRREESff*ft)9^stelde;iri Werking té-^flöen komen, ovêftuigd, daaT*de3^9o^tti Eerw. aangeweièh weg in niets^fegen het Goddelijke woord &HÏopt, d^h^i>i0Hff^itiS^^eiS^y^ ^ Gereformeerde -'f&èrk zouden zittkj «BV het vóór ^n Heere nimmer zouden kunnen verantwoorden, indien wij thans stil zaten, en denVgétröftw gemaakten kneftt 'erizes Heeren alleen Héten- ^taiBï^BÓo MHWen en durfden wij^s^ter/^fcfiiflê vreèze des Heeren, dezen onzen arbeïi niet aanyangen, 'zonder Vooraf UËe^^ déri Naam vaflo^fen Heer onzer Kerk, te verzoeken, dat UEerw. met 0°. moor re es zich vereenigt, om met Zijn Eerw. ons voor te gaan in het beproeven der aangewezene weg om de zinkende Kerk, in biddend afhangen van den Heer, tot hare vorigen staat en stand hersteld te krijgen. Wij wenden ons dan tot UEerw., in de overtuiging, dat de eerste verpligting daartoe rust op de van God als voorgangers gestelde Leeraren en Herders : en dat het ons, Ledematen, niet voegt ten dezen opzichte iets te ondernemen, voor dat wij den Leeraren als voorgangers behoorlijk erkend hebben. Wij bidden UEerw. in den naam des Heeren, aan wien wij allen, Leeraren en Ledematen, eens rekenschap zullen moeten afleggen van ons Rentmeesterschap, dat UEerw. overeenkomstig de gewigtige uitnoodiging van D°. moorrees zich met Zijn Eerw. vereenigt, om ons te willen voorgaan in het verheffen onzer stemmen, bij de Synode en bij Z. M. onzen geëerbiedigden Koning. Verdere aandrang-zal voor ons niet noodig zijn. Het is UEerw. beter bekend dan ons, dat het thans bij het bedreigen der Kerk door de Antichristische magt, meer dan tijd is, om openlijk onzen Heer onder de menschen te belijden, openlijk te tonen Wiens men is; en hoe en wanneer zouden wij dat beter en gepaster kunnen doen, dan nu, terwijl de Heere in die hagchelijke oogenblikken openbaar door een gezalfd, en in 's Heeren dienst grijs geworden dienstknecht, u en ons roepen laat, om handen in elkander te slaan, ten einde met 's Heeren zegen de zoo diep reeds gezon • kene en al zwaarder bedreigde Kerk te schragen en te stutten. Voorzeker thans is dat geduchte woord des Heeren van bijzondere beteekenis: Een iegelijk % die mij belijden zal voor de menschen, dien zal ik ook belijden voor mijnen Vader, die in de Hemelen is: Maarzoo wie mij verlochend zal hebben voor de menschen, die zal ik ook ver lochenen voor mijnen Vader, die in de Hemelen is. Wanneer door genade ware liefde tot God en den naasten onze hitten vervult, wanneer wijvinsB-slechts in naam , maar in waarheid Berde tot onze Getefermeerde waarheid in onze harten hebben, dan zullen Leeraars en Ledematen niet durven, niet kunnen achterblijven, nu zij openbaar geroepen zijn tot den openbaren strijd des Heeren; den strijd voor zijne Kerk. bïdderi/die genade in voor ons en voor al degenen, welke gebukt gaan onder de rampzalige en Godonteerende gevolgen der Haagsche Synode van 1816 en 1817. Och ! dat de Drieëenige God de genade sclrenke, dat, tot verheerlijking Zijnes Naam* en tot heil van Sion, alle getrouwe Leeraars en Ledematen hunne stemmen eendrachtig vereenigen met den Eerwaardigen Schrijver van het zoo dierbaar Adres. Behalve onze begeerte, dat de getrouwe Leeraars ons met een bijzonder, eenparig door hun onderteekend , adres zouden voorgaan, hebben wij gemeend, dat wij goed zouden doen bijzondere lijsten, ter onderteekening door Ledematen, te laten drukken, om die vervolgens met het adres der Predikanten vereenigd, ter behoorlijker plaatse te doen inzenden. Mogen wij, ten einde te kunnen weten, of wij op den door ons ingeslagen weg zullen kunnen voortgaan , UEerw. verzoeken ons eenig antwoord te doen toekomen op de navolgende vragen: 1°. of UEerw. zich volgens bovengemelde uitnoodiging met den Eerw., moorrees in deze gewigtige zaak vereenigt, al, dan niet? 2°. of UEerw. de teekening van bijzondere, lijeten in uwe gemeenten zo udt willen voorstaan: welke wij dan aan UEerw. zullen doen toekomen; 3°. of wij UEerw. antwoord hierop, en naderhand die lijsten, aan het adres van j. h. den ouden , Boekverkooper, sub. lett. G., op het spoedigst mogen terug ontvangen. WeJ-Eerw. Heeren, wij eindigen met de bede onzes harten, dat de Drieëenige God het door ons aangewende middel zegene, tot wederoprigting der vervallene muren in Nederlands Sion, opdatjflfij als in vorige dagen met een* gerust gewetra wereeakomsrig onze belijdenis dien Drieëenigen God gezamerjtüjk openbaar met blijdschap, na zijn Woord dienen mogen. Met Christelijke groete en heilbede namens onze gansche vergadering, teekenen slechts eenigen uit ons, na de jareo; hunnes ouderdoms, dezeLdn.de vreezedes Heeren aan UEerw. gerichte brief tot opwekking. Amsterdam, 29 i Maart 1841. G. de HOEST- ' te STEIJLING, . - i F. J. BARON van ZUYLEN van NYEVELT, : "yi:!m yoo^H : Z. H. van der FEEN J». tt>. tiïk OUDEN. D*. SWAGERMAN. G. vii*'#feüRSEM. Is mede te bekomen: Te Haarlem, bij van Log hem; Leiden, J. W. Brouwer en van Leeuwen Senior; 's Hage, Thierry en Mensing en Golverdinge; Delft, J. de Rooij; Rotterdam, v. d. Meer en Ferbrugge en W. Messchert; Dordrecht, Blussè en v. Braam; Schiedam, J. de Munnik; Sneek, F. Holtkamp; Leeuwarden, Burggraaf Wïarda ; Groningen, Smit en Schierbeek; Maassluis, de Wed. G.v. d. JFeijde; Arnhem, Muller en Comp.j Amersfoort, Noliet; Deventer Karsenberg; Utrecht, Kemink en Zoon; Zwol C. A. Richter; Middelburg, van Benthem en Jutting; Vlissingen, N. J. Mestdag; Doesburg, Mongers; Gorinchem, Stockhuigen, en verder, op aanvrage.