GETROUWE WOORD EN HET VERVULLEN VAN AL UWE NOODDRUFT AFSCHEIDSWOORDEN DOOR Ds. R. HAMMING TE GRONINGEN UITGESPROKEN IN DE EBBINGEKERK 29 FEBR. EN IN DE WESTERKERK I MAART 1920. mm mm FIRMA G. J. REITS, GRONINGEN HET GETROUWE WOORD EN HET VERVULLEN VAN AL UWE NOODDRUFT AFSCHEIDSWOORDEN DOOR Ds. R. HAMMING TE GRONINGEN UITGESPROKEN IN DE EBBINGEKERK 29 FEBR. EN IN DE WESTERKERK I MAART 1920. FIRMA G. J. REITS, GRONINGEN LITURGIE: Psalm 89 : 7 Lezen 1 Tim. I : 12 —17 Psalm 84 : 5 19:4, 5, 6 119:65 131:4 Psalm 135:3 Lezen Philip. 4: 10—23 Psalm 52 : 7 „ 145: 3, 4, 7 138: 1. 2 48: 6 Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben. 1 Tim. 1 : 15. Geliefden in den Heere Jezus Christus. Zoo is het dan de laatste maal, dat ik, als uw herder en leeraar, optreed hier in de wijk, waar ik het meest heb gearbeid, waar ik geregeld in- en uitging, waar ik de meeste broeders en zusters ken, waar ik de kranken bezocht, de bedroefden vertroostte (althans zulks poogde) en de begrafenissen leidde; in één woord, waar ik met u meeleefde in uw lief en uw leed. In overleg met den kerkeraad zal ik in deze ure niet den catechismus behandelen, maar een tekst uit de Heilige Schrift nemen en daarmede van u, als mijn wijk, afscheid nemen. En wat zal dan het woord zijn, dat ik nu voor het laatst voor u, zal ontvouwen? Ik meende een geschikte stof daarvoor te vinden; in dat woord van Paulus, dat wel een kort begrip van het evangelie Gods genoemd kan worden, nl. 1 Tim. 1:15, waar hij zegt: Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben. Bidden we vooraf den Heere, dat Hij dat getrouwe woord ook aan ons heilige. Timotheüs was een medehelper van Paulus. De apostel noemt hem zijn oprechten zoon in het geloof, vs. 2. Hij was nog jong, toen Paulus hem- op zijn tweede zendingsreis ontmoette. Toch was dat geen bezwaar om hem tot zijn metgezel en reisgenoot te mezen. Veel en lang heeft hij daarna met Paulus verkeerd. Deze heeft hem lief gekregen. Toch kon hij hem niet altijd bij zich houden. Zoo heeft hij hem dan te Efese gelaten. Maar nu vergeet Paulus hem niet Hij schrijft hem een brief, en vermaant hem tt Efese te blijven, opdat hij sommigen bevele geen andere leer te leeren, v. 13. De gezonde leer moet gebracht worden, naar het evangelie der heerlijkheid des zaligen Gods, v. 10, 11 En wat is dat evangelie? Wat is zijn inhoud? Onze tekst zegt, 'tis het getrouwe woord, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken. Daarover sprekende stel ik u voor: het getrouwe woord, en wijs ik u op I. den inhoud, II. de omschrijving, en III. de verkondiging van het getrouwe woord. De inhoud van dit woord is, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken. Hij is het Woord, dat vleesch geworden is. Het Woord, dat in den beginne was, dat bij God was en Zelf God was. Hij is de Zoon des Vaders van eeuwigheid, en daarom één met den Vader. Paulus noemt Hem hier Christus Jezus en wijst daarmee Zijn bekwaamheid en Zijn bereidvaardigheid aan tot het groote werk, waartoe Hij van den Vader geroepen is. Hij is de Christus, de Gezalfde des Heeren. Die verordend is van eeuwigheid en bekwaamd naar Zijn menschelijke natuur in den tijd. Hij heet Jezus, dat is Zaligmaker, Wiens lust en eere het is zondaren te behouden. Christus Jezus is Hij, de gezalfde Verlosser, de van God aangestelde en bekwaamde Middelaar. Het is Zijn ambt zondaren zalig te maken. Als Hij eens weigerde zondaren te behouden, zou Hij ontrouw wezen aan Zijn naam en zijn ambt. Maar neen — Hij is niet ontrouw, en Hij weigert niet om een zondaar, die tot Hem vlucht, te verlossen. Gij ook zult het ervaren, als ge tot Hem komt. O, vlucht tot Hem, zondaar! Hoe groot uw schuld ook zij; hoe snood ge ook gezondigd hebt, zie, Hij wil u in liefde ontvangen, Hij wil uwe ziel behouden. Dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, dat is de inhoud van dit getrouwe woord. Hij kwam uit den hemel op deze zondige aarde. Uit de heerlijkheid in de diepste vernedering. En Hij heeft niet gewacht tot wij kwamen om zulks te vragen. Dat zouden wij immers nooit gedaan hebben.Wij willen niet eens dat Hij tot ons kome; zoo zijn we van nature. Als God Zijn Zoon zendt, slaan de menschen Hem aan het kruis. Als God Zijn Geest uitstort, gaan de menschen Hem tegenwerken. Zoo is onze aard. Toch kwam Hij. De Vader had Hem gezonden. Zelf ook zocht Hij in liefde zondaren op. Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven. Niet als een engel kwam Hij. Engelen vértoonden dikwijls groote heerlijkheid als ze verschenen. Van de herders' lezen we in Luc. 2 bij Jezus' geboorte: Een engel des Heeren stond bij hen en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen. Straalde niet de heerlijkheid des Heeren~van dien engel af? Maar zoo kwam Jezus niet. Aan Hem was geen gedaante of heerlijkheid. Hij werd diep vernederd. Hij kwam in onze plaats, nam onze zonde en vervloeking op Zich 'en ging om onzentwil in den dood in. Hij kwam immers om zondaren zalig te maken. Zondaar is hij, die de band met God moedwillig heeft verbroken; die van zijn Maker is afgedwaald en een oneindige klove ^nl^°1Ven tusschen den Schepper en het schepsel; die in zonde ontvangen en géboren is en zich betoont in al z jn doen Om zondaren za% te maften kwam Jezus. Om ze van de zonde vtn ïhT' T Üe- !fhUld deF ZODde' van den *«* der zT<£ jan de heerschappn der zonde, van de smet der zonde Om ze e brengen tot de gunst van God, tot de gemeenschap des Herren! tot de hoogste zaligheid. Nu reeds wordt er iets van gekend heerlifk Cf. *5 er Van ^^aakt. E^dat is neerlijk. Dat 1S zoo wonderlijk goed voor het hart. Nabij God te zijn gaat alles verre te boven. 1 te Dat is de zaligheid der kinderen Gods in dit leven Deze ^7^*^ kraClï VaD hUD leVen- Het waarachtige leien is met God m gemeenschap te staan. En wat is uw leven dan o mensen, die buiten God en zonder Christus leeft? Deze gemeenschap is tot sterkte in het lijden. Wat kan dat rsmarTndaetncSra^V1S ■WB ^ CD *™™ m krankhefd en smart dat God met Zijn gunst ons nabij is. Maar wat zal u dan kracht geven, gij, die van den God des levens u aftS* Wat houdt gij dan over in uw lijden? Vyat 0.B?™ gemeenschap wapent ons tegen de zonde, leert ons den stryd aanbinden tegen de boosheid van ons hart tegen de ver leiding der wereld en tegen de verzoeking des duivels Dit is Sn 5ïï? JT HCht' hUD Wijd8Chap' zoolan« Sonen van wig v^aten^ebtr^ T " ^ «* * d» Deze gemeenschap zal hiernamaals volkomen zijn, en zal dan oven f T11 ™rdeV0t iD a,le ^igheid, om God daÏÏin te loven en te prijzen. Dat zal de volle, eeuwige zaligheid wezen die Christus Jezus den Zijnen bereidt. wezen, II. RijkJs alzoo de inhoud van dit woord. Maar is het jreloofwaardig? Kunnen wij er op aan? Ja toch. Paulus zej- Dftte een getrouw woord en alle aanneming waardig. DaaSee geeft plaaS u°^jÏÏn!Vmg ^ ™»* Waa-P - S ^"wS ^g:Tj^z^°°rd'dat wii zeggen-waarac^ In het leven toont het zich als waar o/heJUwf Wat woo« de «>nde-hem zwaar op het hart. Wat klaagt hij: Ik ellendig mensch, wie zal mii verlossen van het lichaam dezes doods? Maar wat roïï mj ook? Ik danke God door Jezus Christus.onzen Heere. Ja^weet het- da Chri^uf ?°UW dit 18 waa™*«« en ver^wbaS; dat Christus Jezus m de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken. Wijst hij niet op zichzelf als een voorbeeld, door er bij te voegen: van welke_ik de voornaamste ben? Welaan dan zondaar, die u zelf schuldig kent aan al Gods geboden, hier is troost voor u. Klaagt uw geweten u aan? Veroordeelt u de wet des Heeren? Zijt ge bekommerd, dat gij, een nietig mensch, zoo in opstand zijt gekomen tegen den almachtigen God eh of er nu voor u wel vergeving is? O, ziehier een heilrijke boodschap voor u. Ik mag u prediken: Dit is een getrouw woord, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken. Zondaren zooals gij! Verlaat u op dit getrouwe woord, 't Is het woord van den Heere Zelf, door den apostel geschreven, die door Zijn Geest werd geleid Ga met dit woord in geloof tot God en zeg: „Heere, het is mij verkondigd in Uw naam, als een getrouw woord Maak het ook waar aan mij." En gij zult er de kracht van ervaren in uw leven. Ook in het sterven zal dit woord waarachtig bevonden worworden. In het sterven. Dan-valt alles weg. Uw goed en uw naam,, uw zaak en uw roem, uw gezin en uw familie. Dan staat ge alleen. Alleen voor uw God. Maar dit is een getrouw woord, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken. En Hij verlaat u niet, gij, die in Hem gelooft. Leg uw hoofd gerust neer. Hij leidt ons in ons leven, maar verlaat ons niet in ons sterven. Jakob had op zijn sterfbed van den Silo gesproken, die komen zou en kon betuigen: Op Uwe zaligheid wacht ik, Heere. En Paulus? O zijn leven is Christus, zegt hij, en zijn sterven gewin. Hij verwacht de kroon der rechtvaardigheid en gaat daarom kalm den dood tegemoet. Dit is een getrouw woord, waarachtig in het leven, betrouwbaar in het sterven, maar zal ook waar bevonden worden in het komend gericht. Zie, als Christus komt om te oordeelen, en alle menschen voor. den Rechter zullen staan, dan zullen niet allen veroordeeld worden. Dan zal er een groote schare zijn, die vrijgesproken zal worden. Waarom? Zijn ze in zichzelf rechtvaardig? Geen sprake van. Schuldig zijn ze als de anderen. Maar waarom dan vrijgesproken? Wel, omdat dit een getrouw woord is, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken. Hij heeft betaald. Hij heeft verlost. Hij heeft met Zijne gerechtigheid ons bekleed. Daarom worden We vrijgesproken. Door Hem, door Hem alleen om 't eeuwig welbehagen! Is dan dit woord niet getrouw? Ja getrouw, waarachtig. En alle aanneming waardig. Wat dunkt u, kunt gij het niet aanvaarden? Zult gij er u niet op verlaten? Als het betrouwbaar is in het leven, waarachtig in het sterven en zelfs in het jongste gericht waar bevonden zal worden, zult gij het dan niet aannemen met heel uw hart? Verlaat u op dat woord en u zal geschieden naar dat woord. Maar als gij het verwerpt? Waar zult gij u dan aan houden in uw leven, als de stormen loeien en de moeiten vele zijn? Als het geweten ontwaakt en de wet u veroordeelt? Wat zal dan uw steun zijn m het sterven, wanneer alles u dhtvalt? Of waarop zult ge hopen in het jongste gericht? Dan is er niets waarop ge u verlaten kunt. Neemt nu dan dit getrouwe woord, dat waarachtig is en alle aanneming waardig. Dit woord verdient in zijn geheel te worden aanvaard en als waarachtig te worden erkend. Twijfel er niet aan. Hier is tafelen zondig. Waarom? Omdat God het zegt. Het is Zijn woord. Zijn Geest getuigt het. Stoor u er dan niet aan, dat velen het miskennen en ver^ werpen. Vele geleerden loochenen het. De wetenschap van onzen tijd veracht het. De Griek vindt het een dwaasheid en den Jood is het een ergernis. Zoo was het vroeger, zoo is het nc* Maar ^buigen voor dit getuigenis onzes Gods. Wij aanvaarden het met blijdschap en dankbaarheid. Maar ge zoudt wellicht nog vragen: geldt mij dat wel? Wij zijn vaak zoo twijfelmoedig. We durven 'tniet voor ons zelf aanvaarden. Voor Paulus en Petrus, ja. Voor anderen, gewis Maar voor ons? Voor mij? O, als wij recht aan ons zelf ontdekt zijn, een open oog hebben voor eigen doemwaardigheid en zondeschuld, dan valt het ons zoo moeilijk te gelooven, dat dit woord ook ons geldt , En toch als de Heere ons onze schuld laat zien en leedwezen daarover doet kennen, waar is het dan om te doen? Om ons ongetroost weg te zenden? Neen, waarlijk niet, Maar om ons tot Lnristus te leiden en door Hem te verlossen. Indien Hij ons verre van Christus wilde houden, zou Hij ons veeleer blind laten voor ons zelf en onzen zondigen toestand Grijp moed dan, schuldig menschenkind. En ga tot den Christus Die zondaren zaligt. Dit woord is getrouw. Dit woord verhazin- *IS ^ aanneming waardig. Zeg dan in heilige Hoe wonderbaar is Uw getuigenis! Ps. 119 : 65. III. Op den inhoud en de omschrijving van het getrouwe woord hebben we u gewezen. Nu bepalen we u nog, in de derde plaats, bij de verkondiging daarvan. Paulus heeft het verkondigd. In vs. 11 spreekt hij van het evangelie der heerlijkheid des zaligen Gods, dat hem toebetrouwd is. tls het evangelie, waarin de heerlijkheid Gods zich openbaart, de heerlijkheid Zijner genade en liefde. Door dat zlhgheid ^ ^ °nS kennen de ^eenschap aan Zijne hnf^' PaulU/ iS de verk°n<«ger van dat evangelie. Maar hoe? Als gezant van Christus, zeker, en toch ook als zondaar, ja hij noemt zich den grootsten der zondaren. Hij zegt in onzen tekst, van welke ik de voornaamste ben. Waarom noemt hij zich zoo? Vergeet hij dan, dat hij elders getuigd hééft, dat hij van zijn jeugd af godsdienstig en onberispelijk geleefd heeft? O neen, geenszins. Wij kunnen wel onberispelijk geweest zijn van jongs af voor de menschen en toch verfoeilijk zijn in eigen oog vanwege de boosheid van ons hart. Als God ons oog opent voor wat we zijn in onze deugdzaamheid, (ik zeg niet eens: in onze grove ongerechtigheid, maar in onze deugdzaamheid en onberispelijkheid) zelfs dan nog moeten we uitroepen: Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mensch. Wat Paulus aangaat, hij denkt hier aan de vervolging van de gemeente Gods, vs. 13. Wie had zich zoo aan het heilige vergrepen als hij? Van Jeruzalem moest het licht uitgaan, en hij had het willen blusschen! Als hij zijn doel bereikt had zou de kerk in hare geboorte gestikt, de raad Gods vernietigd zijn en Satan getriumfeerd hebben. Ja zoo groot is zijn zonde, dat ze onvergeeflijk zou geweest zijn, indien hij ze niet in onwetendheid gedaan had. En nu heeft God ze hem vergeven, maar zichzelf kan hij ze niet vergeven. Daarom noemt Paulus zich den voornaamsten der zondaren. En dat om Gods lankmoedigheid te prediken, Om Gods barmhartigheid te verkondigen. Hij zegt toch in vs. 16: „Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijne lankmoedigheid zou betoonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem gelooven zullen ten eeuwigen leven." Wat dunkt u, is hij niet bij uitnemendheid geschikt voor de verkondiging van het getrouwe woord? Paulus stelt zich dan onder de zondaren en zegt: van welke ik de voornaamste ben. Blijft hij daar nu staan? Neen, dat kan hij niet. Hij moet verder. En nu stelt hij zich naast de engelen. Naast de engelen? Ja toch. Zie het in vs. 17. Daar zegt hij: „Den Koning, nu der eeuwen, den onverderfelijken, den onzienlijken, den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen," Ge ziet, dat is een lofprijzing. En wel een lofprijzing van God om hetgeen wat God in Zichzelf is. Dat nu is een werk der engelen. Zoo doet nu ook Paulus. Maar dan plaatst hij zich daarmee naast de engelen en verricht hij het werk der engelen. Dat is een christen. Die kent zich als zondaar, maar prijst ook zijn God. Door schuldbelijdenis tot lofprijzing. Dat is de weg. Het eerste moet vooropgaan. Wie geen schuldbelijdenis kent, zal tot geen lofprijzing komen. Wie onder de zondaren zich niet stelt, zal naast de engelen niet staan. Een chirsten is een wondermensch, een raadsel. Verstaat ge het? Neen, ge zult het niet verstaan, tenzij ge zelf bij ervaring het kent. Paulus weet het. Bij ervaring. Maar daarom ook te meer is hij de rechte man voor de verkondiging van het getrouwe woord. Hij kent de kracht van dat woord. Hij ervaart de troost van dat woord.' Wat dan ook bij hem een heerlijke verkondiging van dat woord! En nu, gemeente, dit woord heb ik u verkondigd, nu ruim 8 jaren. Als een zondaar, als een, die zelf genade noodig heqft. Ik weet het, maar ik mag ook, door Gods genade, van den Christus spreken bij ervaring. Ik heb u altijd den Christus gepredikt, Dien ik ook zelf noodig heb, van Wiens verlossingswerk ik ook, naar ik meen, kennis mag dragen. Als een zondaar, maar ook als een gezant van Christus heb ik het getrouwe woord u gebracht. Ik weet me van mijn God geroepen voor dit heerlijke werk. In Zijn Naam heb ik u dan ook steeds dit woord voorgesteld. Met gebrek heb ik het gedaan. ïk. beken het. Maar ik voeg er ook bij: met liefde. Met al de liefde van mijn hart, met al den ernst die in mij is. Dit woord heb ik gebracht op de catechisatie. Ik heb getracht de kennis er van te vermeerderen, maar ook het hart er voor te winnen en de liefde tot de leer der godzaligheid op te wekken of te doen toenemen. Geliefde catechisanten, gaat voort met ijver en lust dit getrouwe woord te onderzoeken en doet het met een biddend hart. Verzuimt die lessen toch niet. Ach, dat komt al te veel voor! Spant u er voor in, want 'tis het allernoodigste wat ge te leeren hebt. 't Betreft immers de leer der zaligheid voor uwe onsterfelijke ziel. Dit getrouwe woord heb ik gebracht in de huizen, om te troosten of te vermanen of terecht te wijzen of te bemoedigen. Paulus spreekt van met tranen te vermanen, 't Is me niet onbekend gebleven. Heeft het vrucht afgeworpen? Niet altijd. Maar soms toch ook wel. Er zijn er hier onder ons, voor wie mijn opzoekende arbeid en mijn vermanend of lokkend woord een middel is geweest in de hand des Heeren om ze van de paden der zonde af te brengen en tot bekeering te leiden. Dat is me wonderlijk te moede, 't Is Gods zegen. Gode de eer. Dit getrouwe woord heb ik den kranken voorgesteld, daarmee stervenden bemoedigd en bij begrafenissen bedroefden getroost. Moeilijk is vaak ons werk. En wat zouden we in sterfhuizen gaan zeggen, als we ons eigen woord moesten brengen? Maar neen, een dienstknecht des Heeren komt met het Woord van zijn Zender. Zoo ben ik, ook in uwe droefheid, tot u gekomen met dit getrouwe woord, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken. Gij hebt me steeds vriendelijk ontvangen, waar en wanneer ik ook kwam, en ik heb me aan u gegeven zooals ik was. Ik heb getracht het goede voor u te zoeken. Onze wegen gaan nu uiteen. Maar ik blijf prediken dit getrouwe woord, ook in de andere gemeente, waar ik geroepen word. En gij blijft hooren dat zelfde woord, als is het niet meer uit mijn mond, en ook niet meer, straks, in dit gebouw, 't Zal velen uwer hard vallen dit kerkgebouw te verlaten, waar er zoo vele herinneringen aan verbonden zijn. 'tZal ook eerst wat moeilijk wezen en wat ongeriefelijk zijn in de Westerkerk in te wonen. Maar schik u er in. Loop niet herwaarts en derwaarts, 'tls maar voor een tijd. Zoek steeds dit getrouw woord. O, het is waarachtig en vertrouwbaar. Verlaat u er op. 't Is alle aanneming waardig. Neem ook gij het aan met geheel uw hart. Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken. Zondaren zooals gij zijt. Ook u roept Hij. Ziet dan toe hoe gij het ontvangen en gehoord hebt en bewaart het en bekeert u. Amen. Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uwe nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus. Philip. 4 : 19. Geliefden in onzen Heere Jezus Christus. ' Het is met weemoed, dat ik hier voor u sta en toch ook met een gevoel van dankbaarheid Met weemoed, omdat het de laatste maal is, dat ik als eigen leeraar dezer gemeente, voor u optreed. Met dankbaarheid, omdat ik mag terugzien op vele zegeningen, die ik hier genoten heb, op veel hartelijkheid en liefde, die ik van u ondervonden heb; en ook omdat ik mag gedenken mijn arbeid, dien ik met veel liefde en toewijding onder u heb mogen verrichten, en die, hoeveel gebreken er ook aan kleefden, nochthans door God gezegend is. Nu zal ik straks zonder u mijn wég moeten gaan en gij zonder mij. Onze wegen loopen nu uiteen. En hoe zal het in de toekomst dan gaan? Wij weten het niet. We kunnen niet vooruit zien, maar we hebben wél geleerd, gij en ik, om opwaarts te zien. We heffen onze oogen op tot onzen God, van Wien onze verwachting is. Op Hem wil ik wijzen in deze af scheidsure.' Ik wil dat doen met het woord van Paulus (Philip. 4 : 19): Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uwe nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus. Laat ons vooraf den Heere bidden, dat Hij ook onze nooddruft in deze ure vervulle. Paulus is aan het einde van dezen brief gekomen. En nu gedenkt hij de weldadigheid, die de Phippensen aan hem betoond hebben en dankt hij hun daarvoor. Eerst, heeft hij de leer der godzaligheid uiteengezet, hen vermaand, vertoost, bemoedigd, versterkt; en nu, aan het einde vermeldt hij met dankbaarheid en blijdschap wat zij aan hem hebben gedaan. Ik ben grootelijks verblijd geweest in den Heere, dat gij nu eenmaal wederom verwakkerd zijt om aan mij te gedenken, zoo zegt hij in vs. 10. Ze hebben hem gaven gezonden tot zijne nooddruft. Ze hadden er al eerder aan gedacht, maar niet altijd de gelegenheid er voor gehad, 't Waren ook voor hen moeilijke tijden. En dan herinnert de apostel zich, vs. 15 en 16, dat zij vroeger, in het begin des evangelies, toen hij uit Macedonië vertrokken was, ook al*hem gesteund hadden met hunne gaven. Hij erkent dat met dankbaarheid Hij heeft nu overvloed, vs. 18. En wat zal hij hun nu vergelden? Hij heeft niets om hun terug te geven. Hij is in Rome en daar mist hij zelfs de vrijheid. Hij is een gevangene. Wat zal hij dan geven? Maar hij heeft een God. Een rijken God. En met Diens rijkdommen zal hij hun wedervergelding doen. Zoo zegt hij dan in onzen tekst: Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uwe nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus. Zoo vinden we hier: Het vervullen van al uwe nooddruft. Twee vragen willen we hier stellen: l. Wie zal al uwe nooddruft vervullen? en • II. Hoe zal Hij al uwe nooddruft vervullen? I. Het vervullen van al uwe nooddruft. Wat is dat? 't Is het voorzien van al die dingen, die de gemeente te Philippi noodig heeft. En zij heeft veel noodig, stoffelijk en geestelijk beide. Daar waren ook al niet vele rijken en niet vele edelen. Paulus spreekt in 2 Cor. 8:2 „van hunne zeer diepe armoede." Dat zegt hij daar van de gemeenten van Macedonië, tot welke ook die van Philippi behoorde. In stoffelijk opzicht hebben ze behoefte aan den. zegen des Heeren om te kunnen bestaan, 't Waren moeilijke tijden. De apostel getuigt er gedurig van in zijn brieven en ook in de Handelingen der Apostelen lezen we er van. Ook in geestelijk opzicht hebben ze vele behoeften. Ze moeten opwassen in de kennis en in de genade. Ze moeten toenemen in geloof en in liefde. Ze moeten vrijmoedigheid hebben om te getuigen in de moeilijke dagen van tegenstand. Ze hebben behoefte aan vergeving van zonden, aan bijzondere vertroosting, aan de gemeenschap met God. Wie Zal hun dat alles geven? Paulus kan het niet. Hij is zelfs ver van hen af in Rome en dan in gevangenschap. Hij kan niet eens tot hen komen om hen te troosten en bemoedigend toe te spreken. Nog veel minder in al hun behoeften voorzien. Maar Paulus heeft een God. En nu zegt hij: Mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uwe nooddruft. De apostel moge dan arm zijn aan zilver en goud, hij moge zelfs van zijn vrijheid beroofd wezen, nochthans is hij rijk in zijn God. Hij heeft in zijn God genoeg. En ook de gemeente zal het ervaren. Zoo geeft hij hun de verzekering, gegrond op Gods beloften, dat zijn God, Die een rijke God is, in al hun nooddruft zal voorzien. Mijn God. Paulus weet wat hij aan zijn God heeft. Hij heeft hem geroepen op den weg naar Damaskus en krachtdadig hem tot bekeering gebracht. Hij heeft hem gemaakt van een leeuw tot een lam, van een verdrukker der discipelen tot een predikér des evangelies. Naar Jeruzalem gaat hij. De apostelen wil hij opzoeken. Maar niemand ontvangt hem. Geen Petrus, geen Jacobus, niemand. Wat een teleurstelling! Maar Paulus heeft een God. De apostelen mogen hem wantrouwen en daarom hem' verstooten, zijn God doet alzoo niet. Die hoort hem. Die stelt hem niet teleur. En Hij neigt het hart van een Barnabas, dat die hem tot zich neemt en hem leidt tot de apostelen, zoodat hij met hen ingaat en uitgaat te Jeruzalem. En dan te Philippi! Zijn God heeft hem zoo kennelijk er heen geleid door het gezicht te Troas van den Macedonischen man. En hoe gaat 't hem nu daar? Ach, hij komt in den kerker terecht! Zijn voeten in den stok! Hij en Silas te samen. Maar Paulus heeft een God. Een rijken God, Die psalmen geeft in den nacht. En zij bidden te samen en ze zingen Gode lofzangen. Wonderlijk toch! En dan komt God tusschenbeide en leidt hen uit de gevangenis uit, tot heil nog van den stokbewaarder, die tot bekeering komt. En als hij naar Jeruzalem gaat, waar hem banden wachten, e»r^te Efese afscheid neemt, dan spreekt hij dit zoo heerlijk geloofswoord, dat ons weer doet zien wat hij aan zijn God heeft: Maar ik acht op geen ding, noch houd mijn leven dierbaar voor mij zelf, opdat ik mijn loop met blijdschap mag volbrengen, en den dienst, welken ik van den Heere Jezus ontvangen, om te betuigen het evangelie der genade Gods. En als te Caeserea de broeders hem bidden, dat hij niet zal opgaan naar Jeruzalem, dan antwoordt hij: Wat doet gij, dat gij weent en mijn hart week maakt? Want ik ben bereid niet alleen gebonden te worden, maar ook te sterven te Jeruzalem voor den naam van den Heere Jezus.. Wat een geloofsheld is dan die Paulus! Wat heeft hij veel aan zijn God! En als hij op zee is, te midden van groot gevaar, en al de schepelingen in vrees verkeeren, dan blijft hij kalm en spreekt van zijn God: „Wiens ik ben,- welken ook ik dien"; Die heeft Zijn engel gezonden en zal hen bewaren. En denk aan Philippensen 4. In den kerker te Rome zit hij. En toch schrijft hij: Verblijdt u in den Heere te allen tijd; wederom zeg ik: verblijdt u. Zelf kent hij ook nog blijdschap. Zie 'tin vs. 10. Ik ben grootelijks verblijd geweest in den Heere, dat gij nu eenmaal wederom verwakkerd zijt om aan mij te gedenken. Hij ziet daarin zijn God. Hij heeft het hun in het hart gegeven. Zóó kan hij zich verblijden in den Heere. En dan vs. 11. Niet dat ik dit zeg vanwege gebrek, want ik heb geleerd vergenoegd te zijn in hetgeen ik ben. Vergenoegd te zijn! Heerlijke zaak! Wie kent dat in onzen tijd? Wie leert dat tegenwoordig? O, wie een God kent voor zijn hart, wie door geloof kan zeggen: mijn God, zooals Paulus, en zich dan laat leiden door dien God, die zal ook nu nog leeren deze kostelijke les van vergenoegd te zijn. En dan vs. 12. En ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; alleszins en in alles ben ik onderwezen, beide verzadigd te zijn en honger te lijden, beide overvloed te hebben en gebrek te lijden. Wat een taal! Paulus in alles onderwezen, ingewijd. Tegenwoordig zijn er ook, die overvloed hebben, maar velen zien er Gods hand niet in. Ze zijn er niet in onderwezen; niet ingewijd in de geheimen van den overvloed om God er in te erkennen. Ook zijn er, die vernederd worden, die armoede lijden of althans een sober bestaan hebben, maar zonder dat ze er zoo zijn ingewijd, dat ze God er in zoeken en Zijn hand er in opmerken. Bij Paulus is 't anders. Hij zegt dan ook in vs. 13: Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft. Hij heeft een God voor zijn hart, maar ook een Koning, Die hem bekrachtigt. Christus is zijn levenskracht. Hij beschouwt dan ook de gave van de Philippensen, door Epafroditus hem gebracht, als een welriekenden reuk als een aangename offerande, Gode welbehagelijk, vs. 18. Welnu, die God, Die zoo voor hem heeft gezorgd, Die hem heeft verkoren en bekrachtigd, Die zal ook voor de gemeente in Philippi zorgen. Hun stoffelijke nooddruft.moge groot zijn, hun geestelijke behoefte veelvuldig — mijn God, zegt hij, zal al uwe nooddruft vervullen. Gemeente, dat woord stel ik u ook voor in deze ure. Zal God niet voor u zorgen? Is Hij niet een rijke God, bij Wien een volheid is van genade? Zal iemand tevergeefs tot Hem gaan? Zal een gemeente, door het bloed Zijns Zoons gekocht, het tevergeefs van Hem verwachten? Ik ga heen, maar mijn God blijft. Hij blijft bij u met Zijn Woord en Zijn Geest, met Zijne genade en liefde, met Zijn trouw en ontferming. Hij heeft u verzorgd ook toen gij klein waart in aantal. Denk eens terug aan de dagen der Afscheiding. Gij waart een van de eersten, die u hebt afgescheiden van de Nederlandsche Hervormde Kerk, waar toen de waarheid niet werd geduld, om u te voegen bij de ware Kerk des Heeren. Hoe klein was toen uwe kracht. Maar ook toen heeft uw God naar Zijn rijkdom vervuld al uwe nooddruft. Hij heeft u groot gemaakt en zeer doen wassen. En nu hebt gij in dezen duren tijd veel noodig. Uw stoffelijke nooden zijn groot tegenwoordig. Ge hebt een nieuwe kerk te bouwen met wat daarbij behoort. En als deze gereed is zult ge al spoedig moeten uitzien naar nog een kerkgebouw. Ge zult na het vervullen dezer vacature ook grootelijks behoefte hebben aan een vierden Dienaar des Woords. Dat vraagt veel van uw gaven. Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uwe nooddruft. Verwacht het» maar van Hem. Geef u zelf aan Hem. Hij zal het maken. Ook voor het geestelijke leven hebt ge veel noodig. 't Is een tijd van beroering, van verleiding, van. verflauwing en verslapping soms ook. Vooral voor de jeugd en de jongelingschap is de kracht der verleiding zoo groot, met name hier in een stad. Maar wend u dan veel tot uw God. En grijp alle middelen aan, die de Heere u geeft dm u te bewaren en op te bouwen. Zoek vooral vermeerdering van Dienaren des Woords. En kom dan trouw op onder de prediking. Zoo zal de Heere vervullen al uwe nooddruft, ook in het geestelijke. Ik heb 't u nooit kunnen geven. Ik was, met de andere predikers, slechts een instrument. Ik heb getracht u op te bouwen. Ik heb u gepredikt het Woord des Heeren in al zijn rijkdom en heerlijk- , heid. Maar den zegen heb ik niet kunnen geven. Dat is het werk van mijn Zender. En als mijn werk u toch tot een zegen geweest is, o, dat was dan de goede hand mijns Gods over u. Dat was niet mijn doen, maar het weldoen van mijn God. Ik heb dan ook niets te roemen in mij zelf, maar alleen in Hem, Die mij geroepen heeft tot dit heerlijke werk, en Wien te dienen in het evangelie mijn lust is geweest en nog is. Met Paulus wijs ik af van mij zelf en wijs ik heen naar mijn God Mijn God heeft vervuld en zal vervullen al uwe nooddruft. Zegge dan onze ziel: 'k Zal met mijn gansche hart Uw eer, Ps. 138 :1, 2. II. We zagen, Wie al de nooddruft vervullen zal. Mijn God, zegt Paulus zal het doen. En hoe zal Hij het doen? Dat stellen we u nu voor in de tweede plaats. Hij zal het doen, zegt onze tekst, naar Zijn rijkdom in heerlijkheid, door Christus Jezus. Naar Zijnen rijkdom. Een rijke vader zal zijn kinderen niet in armoede laten leven. Hij zal ze verzorgen overeenkomstig zijn rijkdom. Zal onze God het anders doen? Neen, zegt Paulus. Ook ' Hij zal al uwe nooddruft vervullen overeenkomstig Zijn rijkdom. Zijns is het goud en het zilver, de wereld en hare volheid, het vee op duizend bergen en al het gedierte des wouds. Ook al de schatten der genade 'zijn van Hem. Hij deelt ze uit mildelijk en boven bidden en denken. We kunnen nooit te veel van Hem vragen en verwachten. Als we 't maar in geloof doen met onderwerping aan Zijn wil. Soms houdt Hij wel de veelheid Zijner zegeningen een weinig in. 't Is om ons te beproeven, om ons te heiligen, om ons te doen verstaan, dat we Hem meer moeten zoeken en hooger achten, dan al het andere. In heerlijkheid, zegt Paulus verder. Dat sluit bij het voorgaande aan. Op een heerlijke wijze zal Hij vervullen al uwe nooddruft. Komt daar niet mede Zijne heerlijkheid in uit, dat Hij ons van al het noodige voorziet? Zoo in het stoffelijke als ook in het geestelijke? En dan zal Hij ook al Zijn volk heenleiden naar de eeuwige heerlijkheid. Door Christus Jezus. Deze is de verdienende oorzaak. Niet om der Philippensen wil, maar om Jezus wil zal God al hunne nooddruft vervullen, 't Is door Christus en in Christus en om Christus' wil. Gemeente, moge onze God alzoo uwe nooddruft vervullen. Naar Zijn rijkdom. O, we hebben zoo'n rijken God. Hij is zoo rijk in zegeningen, in' genade, in liefde, in trouw. Hij geeft brood en verdienste en inkomsten en dikwijls ruimen overvloed, 't Is alles van Hem. Hij geeft daarbij milde harten en milde handen. En zoo verzorgt Hij Zijn gemeente van al het noodige in stoffelijk opzicht. Hij neigt de harten en geeft liefde tot Hem en Zijn dienst en dan ook bereidwilligheid om met stoffelijke goederen de gemeente te dienen. Zoo zal het ten zegen zijn voor Kerk en School, voor de Armen en de Zending en voor al den arbeid in Zijn Koninkrijk. En dan ligt daar ook een geestelijke zegen in. Hij vervulle ook in dat opzicht al uwe nooddruft naar Zijn rijkdom. Wat zijn er vele schatten der genade, die Hij aan Zijn volk geeft. Wat is 't een rijkdom van genade, als Hij zondaren bekeert, Zijn volk vertroost, Zijn Verbond gedenkt, ons en onze kinderen doet wandelen in Zijne wegen. Vraagt dat veel van Hem. Pleit op Zijne beloften. En Hij vervulle naar Zijn rijkdom ook daarin al uwe nooddruft» In heerlijkheid. Dat is heerlijk, als gij ontvangt van uw God, al wat gij behoeft Dat is heerlijk, als gij geeft van het uwe met blijmoedigheid. Dat is heerlijk als gij leeft voor uw God in teederheid. Dat is heerlijk, als . gij eenmaal in de eeuwige heerlijkheid moogt ingaan, gij, die den eeuwigen dood hebt verdiend. Welaan dan, mijn God vervulle al uwe nooddruft in heerlijkheid. Door Christus Jezus, 'tls alles door Hem. Uw verzoening met God. Uw gemeenschap met God. Uw vrede met God. Uw genieten van Gods gunst. Uw deelen in de gaven des Geestes. Uw geloof. Uw hope. Uw liefde. En dat tot heerlijkheid van onzen God en Vader in alle eeuwigheid. Hem heb ik gepredikt. Dien Christus u steeds voorgesteld. Op Hem u gewezen. Altijd weer. Die rijke Christus, Die bij een armen zondaar past. Die rijke Christus, Die arm is geworden om uwentwil, opdat gij door Zijne armoede zoudt rijk worden. Die Christus, door Wien wij met God verzoend zijn; door Wien Hij naar Zijn rijkdom zal vervullen al uwe nooddruft in heerlijkheid. Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. Hooggeachte Collega's Van Goor en Van der Vegte! Met aangenaamheid mag ik terugzien op de jaren, dat we hier samenwerkten. We hebben met elkander gearbeid in eensgezindheid en goede, broederlijke harmonie, met de gaven, die ieder onzer ontvangen heeft. Moge dat ook in 't vervolg onder U zoo zijn, ook als anderen aan U toegevoegd worden. Ook met U, broeder Miedema, mocht ik op aangename en hartelijke wijze saamwerken, vooral in de Stads-Evangelisatie, waar we elkander geregeld ontmoetten. Stelle de Heere U samen tot een rijken zegen voor deze gemeente en Hij vervulle naar Zijn rijkdom al uwe nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus. Geliefde Broeders, Ouderlingen en Diakenen! Het stemt me tot dankbaarheid, dat we altoos in hartelijke liefde met elkander mochten werken aan het heil der gemeente. Er was wel verschil van inzicht, inzonderheid ten opzichte van de practische zijde der ineensmelting, maar toch werd altoos de broederband gevoeld en wisten we van elkander, dat we allen zochten het welzijn van 's Heeren kerk. Onze vergaderingen waren groot en derhalve nj,et intiem, het is zoo; en toch hadden ze voor mij . altoos een aantrekkelijken kant. Ik heb veel in uw midden geleerd. Ik dank U hartelijk voor al de broederlijke liefde, die ge mij steeds hebt betoond. En dan gedenk ik bijzonder .de maand Juni van het jaar 1917. Toen mocht ik met mijn Vrouw en Kinderen gedenken onze 121/2-jarige echtvereeniging. We wilden dat doen in den stillen familiekring en gaven er dus geen bekendheid aan. Maar gij dacht daar anders over. Gij hebt ons toen een gezelligen avond bereid, die voor ons een allerhartelijkste verrassing was. Mijn warme dank, geliefde Broeders, voor, al uwe toegenegenheid. En mijn God vervulle naar Zijn rijkdom al uwe nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus. Geliefde Broeders afgevaardigden van de Zusterkerk! Het verblijdt me dat er meer toenadering tot elkander gekomen Is. Ik heb daaraan meegewerkt met liefde, omdat ik het mijn plicht voor God rekende. In de Stads-Evangelisatie is het reeds voor enkele jaren tot eenheid gekomen en we hebben daarin steeds de broederlijke toegenegenheid van beide kanten gevoeld. Ik heb goede hope dat hier langzamerhand de ineensmeiting tot • stand zal komeh onder den zegen des Heeren en geve onze God, dat nog eens alle Gereformeerden in deze stad als een eenheid zich openbaren. Vervulle hij voorts naar Zijn rijkdom al uwe nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus. Gemeente, aan u mijn laatste woord. Gij zijt goed voor mij geweest. Gij hebt mij uw liefde betoond. Ik weet, dat ge mij liefhebt. Gij hebt altoos naar mijn prediking willen hooren. Ik heb me er wel eens over verbaasd. Ik was er toch zoo eenvoudig in. Ik sprak gaarne zoo, dat ook kinderen er iets aan hadden. Het was me een oorzaak van vreugde, als ik af en toe hoorde, dat de kinderen er iets van hadden meegenomen. Ik heb getracht den vollen rijkdom van het evangelie mijns Gods u voor te stellen, opdat gij u dat zoudt indenken, verstaan, ervaren, beleven. Ruim 8 jaar heb ik hier gearbeid. Wat is de vrucht? Ik zoek ze niet. Mijn Koning komt. Hij zal ze zoeken. Nu dan, gemeente, sla 't oog op naar boven. En mijn God, Die eens hier mij riep en nu naar een andere gemeente mij leidt, Die mij hier heeft bekrachtigd en veel genade geschonken, Die vervulle naar Zijn rijkdom al uwe nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. RUIM 55 JAREN bestaat het speciaal adres voor BIJBELS en KERKBOEKEN vlugge levering van STUDIEBOEKEN ATLASSEN WOORDENBOEKEN SCHOOLBEHOEFTEN VOOR ALLE INRICHTINGEN VAN ONDERWIJS ACCURATE BEDIENING NIEUWSTE DRUKKEN FIRMA G. J. REITS, Boekhandel singel 6 bij de ebbingebrug - telefoon 2237 Wij maken van deze gelegenheid gebruik Uw bijzondere aandacht er op te vestigen, dat elk PAS of VROEGER verschenen boek direct bij ons is te ontbieden ■ ■