113 cb % 12720 ï'l M DRIE TAAIFEESTEIV ] TE JERUZALEM, TE ROIE IR TE LOME1Ï, BENE EVANGELISCHE TOESPBAAK DOOB H. DRIESMAN, Evangelist te Leeuwarden. lEEOWAKDEïf, G. T. N. SUKDïGAE. 1856. EEN WOORD VOORAF. De Toespraak, welke bij dezen aan het publiek wordt aangeboden, verschijnt op verzoek van sommigen, die haar hoorden uitspreken, maar ook om eens eene proeve te geven van de wijze, hoe de Evangelist tot het volk spreekt. Het doel dezer Toespraak is, aan te toonen, dat in de Roomsch- Catholieke Kerk de verkondiging des Evangelies in de moedertaal slechts schijnbaar geschiedt, maar dat zij in de Protestantsche Kerk op het heerlijkst wordt in vervulling gebragt. Znj vinde vele Lezers en wekke of versterke de overtuiging, dat het werk der Evangelisatie de behartiging van allen waard is, die mét ons verlangend uitzien naar den dag, waarop het zijn zal één Herder en ééne kudde. De lieer der Gemeente zegene ook deze poging Ier uitbreiding van zijn Koningrijk-op aarde! De Gemeente ontvange dit woord in liefde en doe er wimt mede! Zóó zal 7iet vrucht dragen, haar ten zegen en Christus ter eere. Leeuwarden , 10 Januarij 1856. H. D. Be genade en vrede van God onzen Vader en van Jezus Christus onzen Heer, worde ons, in deze ure in rijke mate geschonken, veel geliefde en veel gewenschte Broeders en Zusters! Gods Woord is een rijke, een heerlijke schat 1 'tls een staf voor onzen voet, een licht op ons pad. Het heiligt onze vreugde, 't lenigt onze smart. Wel mogen wij dus in de ochtendure en in den stillen avondstond 't gewijde blad openen, om ons te laven en te versterken uit die fonteine des waters, die daar springt ten eeuwigen leven! Maar M. H.! zoo wij ons als Protestantsche Christenen, wier geloof berust op een zelfstandig onderzoek van Gods woord, overtuigd houden, dat de Heilige Schrift door allen, moet worden gelezen, dan dringt zich bij eenig nadenken eene andere overtuiging aan ons op. Zij is deze, dat, zal de Bijbel door allen worden gelezen, een ieder, welke zijne taal dan ook zij, in de gelegenheid moet worden gesteld, denzelven in die eigene taal te lezen. Dit is eene volstrekte behoefte, zal Gods woord, dat voor allen is gegeven, aller eigendom worden , en een licht voor allen op den donkeren levensweg, een kracht tegen de magt der zonde, eene bron voor wie dorst naar de wateren des levens. En, Gode zij dank! de gave der talen , waardoor aan elke natie Gods woord in hare eigene spraak kan gebragt worden, eens op den Pinksterdag te Jeruzalem zoo luistervol aan christüs Gemeente gegeven, is nog haar eigendom. Want nog wil de Heer, dat aan elk volk in zijn eigene taal de groote daden Gods worden verkondigd, opdat het die geheel en al in zijn eigen geest opneme. 't Zal daarom niet zonder vrucht zijn, wanneer we eens opzettelijk nagaan*, in hoeverre de Christenheid hare krachten aanwendt, om aan ieder volk het woord Gods te brengen in zijne eigene taal. Daartoe wensch ik u te bepalen bij drie Taaifeesten, welke er in de Christelijke Kerk hebben plaats gehad, of nog plaats hebben. Op die feesten bleek het, wat heerlijke kracht door de gave der talen is gewrocht; maar bleek ook, in hoeverre van die gave eene ijdele vertooning wordt gemaakt. Het eerste dier feesten had plaats te Jeruzalem, het tweede houdt men jaarlijks te Rome, en het derde werd onlangs gevierd te Londen. Bij de beschouwing van ieder feest zal ik u eerst eene voorstelling geven van het feest zelf; dan u wijzen op deszelfs doel; eindelijk op de uitwerking, die het maakte of nog maakt. De overdenking er van moge strekken, om ons allen te doen zien, welke ook in dit opzigt de bedoeling en de geest des Christendoms is, en welke der beide Kerken, de Roomsch-Catholijke of de Protestautsche, in dezen het meest beantwoordt aan den wille Gods! I. Vooreerst zullen wij ons dan bepalen bij het taalfeest te Jeruzalem. Het Joodsche Pinksterfeest was aangebroken en de feestjubel ruischte heinde en verre. Bovenal weergalmde langs de tempelgewelven het gejuich der feestgenooten. Maar hooger feest, maar grootscher jubel zou welhaast aanbreken en wel daar, waar men dien 't minst verwachtte. In één der tempelzalen waren 's Heeren Apostelen en vele andere vrienden en vriendinnen van Hem eendragtig bijeen vergaderd, om den geest te verbeiden, die hun was toegezegd. En heerlijk werd vervuld, wat men zoo vurig hoopte! Want, ziet! terwijl 'sHeeren volgelingen biddend bijeen waren, geschiedde er haastig uit den hemel een geluid, als dat eens geweldig gedrevenen winds, zoodat de zaal, waarin ze gezeten waren, bewogen werd. Dat verschijnsel moest wel aller aandacht wekken en oog en hart naar boven rigten. Maar sterker werden ze geboeid, toen dit vreemd verschijnsel door nog ongewoner werd vervangen. Zij zagen boven elk hunner verdeelde tongen als van vuur, welke op hunne hoofden nederdaalden. Dat alles maakte op hen een onweerstaanbaren indruk. Zij gevoelden 't krachtig en levendig: wat hier plaats had, was werking van hoogere, van goddelijkemagt. Gelijk eens het Oude Verbond op Sinaï was ingewijd, waarvan op het Pinksterfeest gedachtenis werd gevierd, zóó werd nu het Nieuwe geheiligd; maar in plaats van bliksemen had men nu vuurtongen, in plaats van donderslagen een windgedruisch, een adem Gods. Een licht ging op in hunne zielen, en ze twijfelden er niet meer aan, of de toegezegde belofte, dat zij vervuld zouden worden met nieuwen, heiligen geest en als met andere tongen vol kracht, bezieling en overtuiging tot den volke spreken, had thans hare vervulling verkregen. Gewis, zóó moest het zijn! Dat geluid, als dat des winds, des hemeladems, die tongen, als van vuur, hoe was het geen krachtig bewijs, dat de Heer thans vervulde, wat Hij zoo stellig had beloofd! En waarlijk, ze dwaalden niet en ervoeren, wat door zinnelijke teekenen hun geopenbaard werd. Allen werden vervuld met heiligen geest; het was of de geest Gods hun zigtbaar tegenwaaide. En, vol van dien geest, staan ze op van hunne plaatsen en spreken als met andere tongen en, 't geen het vreemdste in de uitwerking des nieuwen geestes is, zij voeren bij wijlen het woord in vreemde talen, zoodat de feestgangers uit de verwijderdste streken hen hoorden spreken in de taal, waarin zij geboren waren; hoorden spreken vau de groote werken Gods in allerlei tongvallen, en wel naar dat de geest hun gaf te spreken. Ziet daar, M. H.! wat er te Jeruzalem in de feestzaal plaats had. Evenwel, 't is nog niet voor alle Christenen eene duidelijk uitgemaakte zaak, of men hier werkelijk te denken hebbe aan vreemde talen, of wel aan 'tspreken met nieuwe tongen , dat is , met kracht, vuur, bezieling en overtuiging. Laat ons zien, wat er van de zaak zij. De Evangelist lukas verhaalt ons Hand. II, dat de vreemde feestgangers elkander toeriepen: » Hoe hooren wij hen in onze talen over de groote daden van God spreken ?" — Daar blijkt dus overtuigend uit, dat er in vreemde talen en niet alleen met nieuwe tongen gesproken werd; anders toch zou de Evangelist niet zoo onbepaald dien uitroep der vreemdelingen hebben aangehaald. Ter opheldering hiervan kan dienen, wat de Apostel paulüs in zijnen eersten zendbrief, hoofddeel XIV, aan de Gemeente te Corinthe schrijft over het misbruik, dat door sommigen van haar gemaakt werd van het spreken met nieuwe tongen. Daar waren in die Gemeente, welke alzoo spraken, om vertooning te maken, om, door vreemdsoortige geluiden en uitroepingen , de opmerkzaamheid tot zich te trekken. Zoo openbaarden ze wel vurigen, geestdrijvenden ijver, doch een ijver, die valsch was, dewijl hij uit een onzuivere bron opwelde. Daartegen moest paulus te velde trekken; dat toch was een ergerlijk misbruik. Ja, hij wil zelfs niet, al geschiedde het spreken met tongen ook met eene goede bedoeling, dat het veelvuldig zou plaats hebben, omdat het te Corinthe meer den spreker zelf, dan den hoorder betrof. En zoo vaak het plaats had, wilde hij, dat er iemand uit de Gemeente optrad, die aan allen vertolkte, wat de spreker bedoelde, 't Was immers niet maar eene uitboezeming van hooge geestverrukking en diepwerkend gevoel, maar 't ging ook somwijlen gepaard met eene onzamenhangende uiting in vreemde talen en werd alzoo ligtelijk een dwaas en zot geklap. Wiet alzoo was het op den grooten Pinksterdag. Toen verstond men, zonder tolk, wat door de Apostelen gesproken werd; want zij boezemden zich niet uit in nieuwe tongen, in vreemdsoortige geluiden; maar' spraken als met nieuwe tongen in de vreemde talen der aanwezige vreemdelingen, zoodat deze verstonden , wat tot hen gesproken werd. Doch hebben wij nu eene voorstelling van het Pinksterwonder, gelijk voor ons hier voldoende is, wij vragen nu verder: wat was deszelfs bedoeling ? De bedoeling van den Heer hiermede was, door zinnelijke teekenen zijner Kerk te doen verstaan, dat, gelijk de Apostelen op den eersten Pinksterdag het Evangelie verkondigden aan ieder volk in zijne eigene taal, dit ook in latere eeuwen, wanneer 't Christendom over de geheele aarde verspreid zou worden, alzoo geschieden moest, en dat dus elk volk in zijne eigene moedertaal Gods groote werken moest hooren prediken. Wij zien hierin de wijsheid des Heeren. Zóó toch deed Hij vooreerst zijne eerste gezanten en alle anderen, wien de prediking des Evangelies zou worden opgedragen, krachtig gevoelen, dat het Evangelie tot alle volkeren moest gebragt worden, en wilde Hij tevens bovenal ée dwaling voorkomen, als of 't voldoende ware, dit in ééne taal te doen; als of de Hebreeuwsche of Grieksche taal eene heilige taal zou worden, waarin alleen moest gepredikt en gebeden worden. Dat moest niet; dan immers kon'tChristendom nooit het eigendom van 't hart en leven aller volken worden ; dan zou het bestaan in uiterlijke plegtigheden en onverstaanbare klanken; dan zou God een vreemde God blijven voor 't arme hart, nooit een Vader worden voor alle menscben. Zou dat geschieden , dan moesten allen Hem in de taal des vaderlands, die men alleen regt kent en lief heeft, kunnen hooren en aanbidden. Of zijn er welligt onder u, die nog twijfelen of het de wille Gods is, dat ieder volk in zijn eigene taal Hem hoore prediken en aanbidden? Dan wil ik u wijzen op die volken, welke in eene vreemde taal hunne godsdienst vieren. Hoe treurig, hoe doodsch is daar de godsvereering! Hoe weinig hartverheffends en bezielends wordt daar gevonden! Hoe schraal zijn daar de vruchten des maatschappelijken en hoogeren levens! Ziet maar op Portugal, Spanje en Ierland, waar de welvaart en 't hoogere leven zoo zigtbaar kwijBen, waar de godsdienst voor den mensch een ijzeren juk is, dat hem ter neder drukt en met gebogen hoofd door 't leven doet gaan. En dat dit ons niet bevreemde! Wat men niet kent, hoe zal men 't beminnen en beleven! Wanneer de vader'tot zijn kind spreekt in eene taal, die 't niet. verstaat, hoe zou het dan vrolijk kunnen gehoorzamen? Ziet! daarom wil God, dat elk volk in zijne eigene taal Hem hoore prediken en aanbidde. Maar nog meer. Wanneer aan een volk in zijne eigene taal het woord Gods wordt verkondigd, dan breekt er voor hetzelve een nieuw tijdperk van ontwikkeling en beschaving aan. Het Evangelie wekt langzamerhand nieuwe denkbeelden en gevoelens, die nieuwe woorden vereischen, om gedachten en gevoelens met elkander te wisselen. Zóó wordt dan ook de lust gewekt, om den Bijbel te lezen. Indien het volk nog geen letterschrift heeft, dan wordt dit uitgevonden en de Bijbel in de moedertaal overgebragt. Zóó breekt er nieuwe ontwikkeling aan. Men leert lezen, gaat aan 'l onderzoeken en begint niet alleen te spreken over de hoogste aangelegenheden des levens , maar begint er eindelijk ook over te schrijven. Zóó ontstaat er krachtsontwikkeling op 't gebied des godsdienstigen levens en onwillekeurig ook op dat der wetenschap; zóó ontwaakt het volk uit den sluimer, waarin 't voormaals voortdommelde, tot veerkracht, en komt tot nadenken over 't geen waar is, goed, nuttig en goddelijk; zóó wordt het Evangelie begrepen en in beoefening gebragt; zóó, maar zoo ook alleen, wordt het verstaan , ontvangen en maakt het eene natie tot een vrij en zelfstandig Christelijk volk. Dat alles vermag het Evangelie niet, zoo 'tin een vreemde taal tot de menschen spreekt. Dan — de geschiedenis leert het — verliezen de volken hun oorspronkelijk karakter; dan wordt dit niet gewijzigd en ontwikkeld naar zijne eigenaardigheid, maar geheel en al veranderd of ook gewelddadig onderdrukt. En dat wil God niet, die zelf aan de'menschen en volken dit onderscheiden karakter schonk. Hij wil, dat ieder volk zijne eigenaardigheden behoude, maar dat deze door 't Evangelie worden veredeld en Hem onverdeeld toegewijd. Daartoe moet het Evangelie tot hetzelve komen in zijne eigene taal en 't alzoo opwekken, om in die eigene taal er over te spreken en te schrijven. Ziet, M. H.! daartoe door een blijvend, leerend zinnebeeld op te wekken, dit was het doel van 'tPinksterwonder, dit deszelfs diepe en rijke beteekenis. En waarlijk, 't was wel noodig, dat zulk een zinnebeeld aan cbristus Kerk gegeven werd. Het denkbeeld toch, dat alle volken tot God zouden gebragt worden , werd zelfs door petrus niet aanstonds begrepen, en hoe velen met en na hem begrepen 't evenmin. En dat aan ieder volk 't Evangelie gepredikt moet worden in zijne eigene taal, hoezeer ook dat denkbeeld behoefde gewekt te worden, ligt in den aard der zake. Want met welke godsdienst had dit toen plaats ? Alle godsdiensten waren immers volksgodsdiensten of vereeringen van God bij dat ée'ne volk in gebruik; zij werden in de; eene taal van dat ééne volk gevierd, en die taal werd ook in latere tijden als eene heilige taal bewaard, zelfs al verstond men haar niet of naanwelijks meer. 't Was alzoo, indien er geen krachtige wenk van boven kwam, te verwachten, dat ook voor het Christendom het Hebreeuwsch of Grieksch als heilige taal zou aangenomen en in deze alleen gepredikt en gebeden worden. Immers, wat is zelfs nu gebeurd? Nu de Heer op den Pinksterdag een zoo krachtige opwekking had gegeven, begrepen velen het toch niet; wat zou 't geweest zijn, wanneer er niets van dien aard ware medegedeeld! 't Was dus een heerlijk feest, dat feest der talen op dien Pinksterdag! 't Was in waarheid een jubelfeest, toen de Galilesche mond, veracht om zijn eenvoud, het woord yoerde in de talen der feestvierende vreemdelingen. Bovenal was het dat, omdat de feestjubel als een welluidende echo zou voortrollen over den stroom der eeuwen, om te verkondigen den wille Gods, het heil der geheele wereld. Zulk een feest moest wel een heerlijke uitwerking hebben. En die heeft het in waarheid gehad, terstond en vooral later. 'tls waar, daar waren, die zich verstoutten, het woord der bespotting op de lippen te nemen; doch over 't geheel was de uitwerking van het feest overheerlijk. Het maakte, vooral toen petrus het voor allen had verklaard, een diepen en onuitwischbaren indruk op allen, die niet geheel doof waren voor de stem der waarheid. De pen van den Evangelist lukas beschrijft ons met een enkelen trek, hoe groot een invloed het gebeurde dadelijk maakte. »Er werden," zegt hij, »op dien dag tot hen (n. 1. tot de Apostelen) toe- gedaan omtrent drieduizend zielen!" — Een kort, doch veel zeggend woord! Drieduizend werden aangegrepen door de hoogere kracht, die van ohristus Gezanten uitging; drieduizend bogen hunne knieën voor den verachten Nazarener, die kort geleden als een uitvaagsel der menschheid aan 't schandhout den adem had uitgeblazen! Maar in den loop der eeuwen is die uitwerking nog veel heerlijker geworden. Dat spreken in vreemde talen werd als leerend zinnebeeld voor Christus Kerk door velen begrepen en in practijk gebragt. Ik wil u op een drietal wijzen, die ons toonen, dat ze 't verstonden, wat de Heer door dit zinnelijk teeken zijner Kerke toesprak. De Kerkvader augustinus schreef: «Het grootste en noodigste teeken van den in de geloovigen komenden geest was, dat ieder van hen in de talen van alle volken sprak; waarmede werd te kennen gegeven, dat er eene algemeent Kerk onder alle volken zou ontstaan, die in alle talen zou spreken." — Paus johannes VIII schreef: wJNiet in drie talen alleen, (het Hebreeuwsch, Grieksch en Latijn), maar in alle talen God te prijzen, worden wij opgewekt door een heilig gezag, 't welk vermaant, zeggende: Looft den Heer, aUe volken! Prijst Hem, alle natiën! En de Apostelen hebben, vol des heiligen geestes, in alle talen Gods groote werken verkondigd. Daarom laat ook paulus, die hemelsche trompet, zich aldus hooren: Alle tong (of taal) belijde, dat onze Heer jezus Christus ter eere van God den Vader is! — Over welke talen hij ons ook genoeg en duidelijk in den eersten brief aan de Corinthiërs vermaant, hoe wij, in talen sprekende, Gods Gemeente moeten stichten."— Coccejus, Hoogleeraar te Leiden verklaart, »dat God door dit wonder (n. 1. de gave der talen) belooft, dat Hij, in plaats van 'tgeen Hij dusver gedaan had, in de, den meesten onbekende, Hebreeuwsche taal de wereld toe te spreken, nu met alle, hoe ook verschillende volken zou spreken, zoodat Hij door hen verstaan kon worden," — Zóó toonde men te begrijpen, wat de Heer wilde. En, waar het vooral op aankomt, men bragt het ook in practijk. In de eerste eeuwen werd het EvaDgelie verkondigd in de taal van ieder volk. Als de predikers die taal niet kenden, dan leerden zij haar aan. Spoedig werd het Evangelie gepredikt en de Bijbel vertolkt in 't Syrisch, Latijn, Egyptisch, Ethiopisch, Armenisch en in veel meer andere talen. Onder anderen weten wij, dat de Bisschop ulfilas in de IVe eeuw den Bijbel overgebragl en het Evangelie verkondigde in de taal der Gothen, een Duitschen stam; — dat willebrord en bonifacius in de VII" en VIIIC eeuw aan onze voorouders in hunnen tongval Christus predikten ; — dat, eindelijk, de Grieksche monniken cyrillus en methodius in de IXe eeuw aan de Slavonische volken bij den Donau en in Bohème in hunne taal dit zelfde deden. En hoezeer luther de bedoeling van het zinnebeeld, op den Pinksterdag gegeven, begreep en beoefende, dat toonde hij door den vergeten Bijbel in de Duitsche spraak over te brengen. Dat begrijpen en beoefenen nog velen in onzen tijd; en zóó blijkt het, welk een heerlijke uitwerking het feest der talen, eens te Jeruzalem gehouden, gehad heeft. Welaan, laat ons thans zien, hoe 't zinnebeeld van den Pinksterdag thans door Rome's Kerk wordt begrepen en in werking gebragt. Daartoe zullen we in de tweede plaats een blik slaan op het feest der talen, dat te Home gevierd wordt. II. Het feest, 't welk ik bedoel, beeft jaarlijks plaats in de maand Januari) op den zondag van ofnaden6 Januarij, waarop de aanbidding der Wijzen uit het Oosten wordt herdacht. Met het volste regt mag men eischen, dat dit feest naar dat te Jeruzalem in geest en strekking eenigzins zal gelijken. Zien wij dan, of dit plaats heeft. Ik zal u daartoe eene voorstelling er van geven en u er hét doel en de uitwerking van aanwijzen. Men pleegt te Rome van wege het groote Zendelinggenootschap jaarlijks een luistervol taalfeesl te vieren. In 't Zendelinghuis aldaar zijn kweekelingen van allerlei volken. In de maand Januari) wordt het publiek uitgenoodigd, daar te komen, ten einde het taaifeest bij te wonen. Mannen en jongelingen van allerlei natie en taal spreken dan in hunne moedertaal tot de verzamelde menigte. Ik heb een berigt gelezen van den beroemden Deenschen schrijver andersen, die het feest in i848 bijwoonde, en een gedrukt programma er van gezien, gelijk het in i85i zou gehouden worden den 12 en j5 Januari]. Men hoore wat er van zij! Aan de uitnoodiging werd in j848 ruimschoots gehoor gegeven. Onder zang en muzijk traden de feestgangers binnen, terwijl de Kardinalen door jonge lieden, kweekelingen van 't Zendelinghuis, werden binnengeleid. Nadat door één der kweekelingen eene inleidingsrede in het Latijn was gehouden, werd er in i848 in vierenveertig, in i85i in vijftig talen of tongvallen, onder afwisseling van zang enmuzijk, het woord gevoerd. Men hoorde er allerlei talen of tongvallen van alle werelddeel en. Ieder spreker drukte zoo krachtig mogelijk het eigenaardige van de taal en zeden zijns volks uit, 't welk ongetwijfeld de allerzonderlingste en tegenstrijdigste klanken en toonen moest geven, en, voor zoo ver de hoorders er over wilden nadenken en er iets van begrepen, de aandacht geboeid houden. Vraagt gij, M. H.! wat men met dat feest bedoelt? Wanneer wij ons voorstellen, welke moeite en buitengewone kosten zulk eene feestviering vereischt, en vooral, van welk eene inrigting ze uitgaat, gewis, dan kunnen wij redelijker wijze niet anders denken, of het doel van dit alles moet waarlijk groot zijn. Maar wie zoo denkt, vergist zich deerlijk! Men bedoelt met dit feest niets anders, dan eene bonte vertooning te maken van de uitgebreide werkzaamheid der Rootnsche Kerk, om in alle werelddeelen de volkeren tot ééne kudde te brengen; maar tot ééne kudde schapen onder den herder, den Paus, die hen als schapen, als redelooze wezens, tot zijn voordeel weidt. Om dit aan te toonen, viert men zulk een feest. Immers, het kan niet dienen tot een krachtig bewijs, wat er gedaan wordt, om ieder volk het Evangelie te brengen in deszelfs eigene taal of tongval. Want dit doet Rome niet en dit wil het ook niet. Het viert hare dienst in 't Latijn, en verbiedt de overzetting des Bijbels in de volkstalen. Het voedt in dat groote Zendelinghuis kweekelingen op van allerlei taal en volk, om die uit te zenden, zoo ver 't kan zijn, ten einde alle volken haren wil te doen hooien, en zóó aan hare heerschappij te onderwerpen. Wel spreken die Zendelingen soms tot de Heidenen in hunne eigene taal, en doen dit ook wel over God en Christus; doch ze geven hun niet het Evangelie in die taal, maar alleen eene opwekking, om de gewoonten der Roomsche Kerk te volgen; niet een bezielend, geest- en leven-wekkend woord, maar eene aansporing tot gehoorzaamheid aan den Pans! Wel komen die Zendelingen met het Evangelie in de hand, maar wat baat dat voor de arme verblinde volkeren! 't Is voor hen een gesloten boek; want 't spreekt niet tot hen in hunne moedertaal, maar in 't doode Latijn. Zoo is en blijft het hun een dood woord, 't welk de sluimerende krachten onontwikkeld laat, en is 't hun niet meer dan een ijdele klank, dien ze wel naspreken, maar die hen onmogelijk kan bezielen en opwekken tot een nieuw en hooger leven. De levenmakende geest ontbreekt er aan, en waar de geest ontbreekt, daar is eigenlijk — niets.' Zegt niet: er wordt toch uit de H. S. voor het volk gelezen en gepredikt. Neen, zegt dat niet; want wat uit de H. S. gelezen wordt, is telken jare weder hetzelfde en die prediking is meer een beroep op de uitspraken der kerkvaders, dan op het Evangelie. Bovendien, die prediking wordt zóó weinig geacht, dat de leek niet verpligt is, haar aan te hooren. De dienst, dat is de Mis met hare duistere plegtigheden en onverstaanbare taal, deze is de hoofdzaak en mag door niemand worden verzuimd. De prediking uit Gods Woord is bijzaak. Hoe jammerlijk steekt dat alles af bij het heerlijk taalfeest te Jeruzalen! Daar werd luide verkondigd voor alle eeuwe, dat ieder volk 't Evangelie zou kennen in zijn eigene taal, opdat het geestelijk vrij mag worden en gelukkig voor tijd en eeuwigheid; hier wordt de taal der vreemde volkeren het middel, om de verblinde Heidenen, in plaats van hen door 'tEvangelie vrij te doen worden, te doen buigen onder 'tjuk van geestelijke en wereldlijke heerschappij. Daar was alles geest en leven; hier is alles doode vorm, die alle ontwikkeling van het hoogere leven zoekt aan banden te leggen. Daar was het een nuttig, leerend zinnebeeld, om de strekking en den geest des Evangelies te doen kennen; hier is het een ijdele vertooning, zonder beteekenis en kracht, ja eene bespotting van Rome door Rome, dewijl het talen laat hooren, waarin Gods groote werken toch niet worden blootgelegd voor de volkeren. En dat moet een feest der talen heeten! Een droevig feest, voorwaar! Een feest! waarop de kinderen der duisternis triomf vieren over hunne booze aanslagen; waarop de helle juicht, omdat de poorten des hemels bestormd worden door de magt der duisternis! Een feest, waarop 't Evangelie smaadheid wordt aangedaan, waarover de hemel treurt en Christus Kerke vrijelijk een diepen en somberen weemoedstoon mag aanslaan! Vraagt gij , wat het uitwerkt ? — Waarlijk, dat kunnen we ligt gissen! De meeste toehoorders verstaan van al de vreemde talen niet meer dan ééne, hunne moedertaal, de Italiaansche; zij begrijpen dus niet, wat er gesproken wordt; zij hooren alleen vreemde klanken en uitroepingen, dikwerf vergezeld door 't bespottelijkst 2* gebarenspel. «De loehoorders," zegt andersen , «kunnen zich van lagchen niet onthouden," en waar 't lagchen heerscht, daar is de aandacht en ernst verloren. Hoe minder ze verstaan van 't geen wordt voorgedragen en hoe dwazer de voórdragt is, des te luidruchtiger is de toejuiching. Zoo werden op dit feest (in 1818) een Ethiopiër en twee Chinezen het sterkst toegejuicht. Zij lieten somwijlen de vreemdsoortige geluiden hooren en verwekten daarom 't grootste gelach. Andersen zag ook, gedurende de voórdragt van een gedicht in de Duitsche taal, twee Italiaansche Capucijner monniken over deze, hun zonderling voorkomende taal, zoo lagchen, dat ze bijna omgevallen waren. De indruk van 't gansche feest is derhalve wel eens die van een belagchelijke voorstelling; men verstaat bijna niets van 't geen wordt gesproken en schertst daarom met 'tgeen als ijdel geklap wordt vernomen. Zoo viert Rome hare taaifeesten; zoo worden ze door het volk ontvangen; zoo wordt, wat strekken moest, om te heiligen en te zaligen, een onzinnig spel, ten deele, om den lachlust des ijdelen volks op te wekken. Jammer, voorwaar, dat eene van Gods beste gaven zoo schandelijk wordt verbeuzeld: verbeuzeld niet alleen, maar ook wordt aangewend, om de zonde voedsel te geven en den wille Gods tegenstand te bieden! Maar, Gode zij dank! aan zoo slecht, aan zoo zondig een misbruik staan niet allen schuldig in Christus Kerk. Daar zijn geweest, we zagen het reeds, en ze zijn er nog, die, in de kracht des heiligen geestes, moedig voortgaan , om de gave der talen tot de heerlijkste doeleinden aan te wenden. Opdat we ons daarvan mogen overtuigen, zullen we in de derde plaats een blik slaan op het feest der talen te Londen gehouden, in de jaren i85i en i855. III. Wie uwer weet het niet, M. H.! dat in 'tjaar i85i binnen Londen de wereldberoemde tentoonsteiling plaats bad? Daar lagen de kunstvoortbrengselen van meest alle natieën der wereld prachtig ten toon gespreid, 't Glazen paleis schitterde van de weelde en den kunstarbeid van oost en west, van zuid en noord! Geen wonder , dat duizenden en nogmaals duizenden van alle oorden der wereld den kunsttempel binnen traden. De kinderen der wereld konden zich niet verzadigen aan al 't genot, niet genoeg roemen over al, 't geen hier der weelde en kunst werd aangeboden. Maar wie niet genoeg had aan 't goed der aarde; wie wat meer verlangde, dan 't geen de zinnen streelt of welvaart en rijkdom voedt, die zag met zielevreugde, dat deze tentoonstelling, een triumf der nijverheid, der kunst, des vredes en des handels, ook een hoogeren zin had. Hij lette ook op de godsdienstige plegtigheid, waarmede zij geopend en gesloten werd. Hij zag ook, dat onder al het goed der aarde, 't welk schitterde en verblindde, op eene plaats der eere, een groot aantal prachtig gebondene Bijbels lag, in i48 verschillende talen overgebragt. Waarlijk, dat was een zielverheffende aanblik! Zoo bleek het krachtdadig en aanschonwelijk, dat terwijl veler kracht, vernuft en gave er op bedacht waren, om van kunst en wetenschap het meest mogelijk aardsch voordeel te trekken, er niet minder kracht was aan- gewend, om het woord Gods aan alle volkeren der wereld te doen geworden, en wel aan elk in zijn eigene taal; opdat het streven van allen, op welk gebied dan ook, door de godsdienst mogt geheiligd worden. Ja, wel was dat een zielverheffende aanblik! En in een ander opzigt was 't niet minder merkwaardig, die Bijbelvertalingen op de Londensche tentoonstelling te zien uitgespreid. Gij weet het immers, M. H.! dat het verzoek van veie boekbandelaren uit verschillende landen, om hunne werken op de tentoonstelling te mogen bloot leggen, door de Commissie over haar werd afgewezen. Toen evenwel het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap die Commissie verzocht, dat op de tentoonstelling eene afdeeling voor haar mogt worden ingeruimd, ten einde men mogt zien, in hoe vele talen de Bijbel door haar was overgebragt, stond men aan dit Genootschap dat verzoek gaarne toe. Ziet, dat was een duidelijk blijk, hoezeer deze arbeid werd op prijs gesteld, en terwijl kunst en wetenschap haren triomf vierden, vierde het Christendom mede een grootsch en heerlijk feest. Een feest, door de kinderen der wereld naauwelijks opgemerkt, omdat ze 't niet verstonden, maar met blijden zin begroet en .herdacht, door wie zich zalig gevoelt, hoe meer broeders en zusters der zaligheid in Christus jezus worden nader gebragt. Een feest, 't welk een waardige herhaling van 'tJeruzalemsche taalfeest mag heeten. Dat feest was intusschen nog maar 't blijde voorspel van nog grooter. Den 7 Maart 1853 vierden de talen haar Christelijk feest andermaal. Toen was 't Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap het vijftigste jaar van zijn bestaan ingetreden. Daarom werd er te Lon- den eene groote vergadering belegd, bestaande uit leden en begunstigers des Genootschaps, ten einde te overdenken, wat heerlijke zaden het Genootschap, gedurende eene halve eeuw had uitgestrooid, welke vruchten het had mogen plukken, en wat er verder voor hetzelve zou te verrigten zijn, om aan ieder volk in zijn eigene taal Gods groote daden te verkondigen. De vergadering bestond uit godsdienstleeraars, edellieden en burgers, verscheidene duizenden in aantal. De voorzitter drukte in korte woorden uit, wat dank men Gode verschuldigd was, als die het Genootschap, uit kleine beginselen ontstaan, zigtbaar had gesterkt en tot grooten wasdom gebragt. Hij toonde verder aan, dat onder de i48 talen of tongvallen, waarin door hetzelve de Heilige Schrift was overgezet en gedrukt geworden, 121 waren, waarin zij nooit vroeger in druk was verschenen. Verder bleek het, dat door den arbeid der vereenigde Genootschappen van Engeland en 't vaste land niet minder dan 43 millioenen afdrukken der Heilige Schrift geheel of in gedeelten verspreid en in de tegenwoordige eeuw voor omstreeks 600 millioenen menschen toegankelijk gemaakt waren. Vooral maakte de voorzitter opmerkzaam op de bijzonderheid, dat er onder de talen, waarin de Bijbel gedrukt is, 25 waren, die alleen als spreektaal bestonden. Zij hadden geen abc, en er kon niet in worden gedrukt, dan nadat eerst, door onvermoeiden ijver, van die spreektaal eene schrijftaal was gemaakt. En waarlijk, dat feit verdiende wel opzettelijk vermeld te worden; dewijl er buitengewone geestkracht, stoutheid van gedachte, kennis en bekwaamheid gevorderd werd, om voor 25 talen een schriftvorm te scheppen. Daan na traden onderscheidene sprekers op, die in bijzonderheden verder aantoonden, wat heerlijke vruchten de bemoeijingen des Genootschaps reeds hadden opgeleverd en sloot de voorzitter de vergadering door aan God lof en dank toe te brengen. Ziet daar, M. H.! u in korte trekken het taaifeest te Londen geschetst. Dat het in waarheid een jubelfeest was, zal ons nog meer blijken, wanneer we een oogenblik stilstaan bij deszelfs doel en uitwerking. Dat doel was, wie weet het niet? gedachtenis te houden van 'tgeen, onder Gods zegen, door de liefde, wijsheid en kracht der menschen was gewrocht in den loop eener halve eeuw; gedachtenis te houden, hoe de gave der talen nog dagelijks wonderen werkt, God ter eere en der menschheid ten zegen. En tevens, om elkander te sterken tot den heiligen arbeid, door God zelf aangewezen; of, om het duidelijk uit te drukken, om op menschelijke wijze het eerste Pinksterfeest te herhalen. Toen had God door een eigenlijk wonder getoond en aangewezen, wat de menschen moeten doen : zijne groote werken aan alle volkeren in hunne eigene taal prediken; nu hadden de menschen, ten einde Gods bevel op te volgen, zijn woord in zeer vele talen overgebragt, om niet te rusten, voor dat zij het in alle talen der aarde hadden overgezet. Voor 't eerste wilden zij Gode de eere geven, voor 't laatste zijnen zegen afsmeeken. En de uitwerking van dit feest? —■ Ik waag het niet, u al den zegen voor oogen te stellen, die met den feestjubel gepaard ging, of door hem gewekt werd. Maar iets zal ik er u van verhalen. Toen de secretaris der vergadering bekend maakte, wie der leden niet waren opgekomen, noemde bij ook den naam van den Markies cholomondeley. Maar, hoewel niet aanwezig, gaf de edele man, vervuld van heiligen ijver voor den bloei des genootschaps, too £ (ƒ 1200) hetzelve ten beste. Zegt mij, Christenen! was dat geen heerlijke feestgave; geene schoone vrucht van de kracht des geestes ? Nog meer! Toen was voorgesteld, dat men ter verheerlijking van 't jubelfeest een jubelfonds mogt aanleggen, werd de voorsteller met groote toejuiching begroet, en de vreugde klom, toen er weldra werd meegedeeld, dat er voor dat fonds reeds een bedrag van meer dan 7000 £ (ƒ 84,ooo) was ontvangen-! Ziet, Christenen! waar men zulke feesten viert, daar plukt men zulke vruchten! Maar nog meer. Er werd op dat feest besloten, dat men met nieuwe kracht zou werken, om met de gave der talen woeker te drijven. Daar 't noodig was, om 't woord des levens in nog meer talen over te brengen, zouden, men beloofde het elkander, allen daartoe krachtig helpen. Met die bedoeling en met dank aan God, ging men uit een, om ieder op zijne wijze en, door het groote Genootschap met elkander, jn den geest en de bedoeling van 't zinnebeeld, door den Heer op den Pinksterdag aan zijne Kerk gegeven, te doen, wat elks hand vermogt. En die voornemens, in hooge feestvreugde uitgesproken, werden, toen de feestgalm niet meer ruischte en ieder tot zijn kring was teruggekeerd, niet onvruchtbaar bevonden. De indruk, door de gave der talen gewrocht, werd de drgfveder, dat men met nieuwen moed voortging, om 't woord des levens en des vredes te brengen aan de verste volken, te brengen in de vreemdste talen. Ja, 't feest der talen gaf nieuwe kracht en bezieling, zoodat men niet zal rusten, voor dat iedere natie, zij hare taal ook een wanklank of een raadsel in 't oor der beschaafden, het Evangelie van God en Christus kunne hooren en lezen in de taal, die van de moederlippen werd opgevangen. Wat dunkt u, Christenen! was 't geen heerlijk feest, dat feest der talen, dat men te Londen vierde? Het feestgedruisch weerklonk van Brittanje's kust over Europa's bergen en vlakten, 't Was een welluidende harmonie, waarmee de Engelen Gods gewisselijk hebben ingestemd; een welluidende harmonie voor hem, wiens horst klopt, voor wat groot is, waar en goddelijk! Maar disharmonie, voor wie daarvoor niet ontgloeit van lof en dank! Disharmonie voor Rome, dat in dien feestjubel het triomflied hoort van de kinderen des lichts over de magt der duisternis! Hier zou ik kunnen eindigen, M. H.! maar ik wensch nog eene kleine wijle uwe aandacht te bepalen bij de slotsom onzer beschouwing van de drie Taaifeesten. Ook uit de beschouwde feesten leeren wij immers het wezen des Christendoms nader kennen; hoe de Protestanten er aan getrouw, de Roomschen er aan ontrouw zijn; hoe de Protestanten vrijheid, mondigheid en zelfstandigheid der volken willen, maar Rome integendeel slavernij, onmondigheid en doodinge des geestes. Dat zagen we duidelijk. Het Evangelie Gods, verkondigd in de moedertaal, heft de ruwste volkeren op uit hunnen treurigen toestand. Het vaagt de nevelen weg van domheid en bijgeloof en doet de zucht ontwaken tot vrijheid des geestes. Dat alles bij de Heidensche volkeren te wekken en tot ontwikkeling te brengen, is het doel van het Protestantisme en vandaar deszelfs streven, om ieder volk den Bij bel te brengen in de volkstaal. Rome wil dat niet; het wil de volkeren doen bukken onder hare heerschappij en alle vrijheid des geestes met geweld tegengaan. Daarom onthoudt het hun het vrije woord Gods. Rome weet het, wanneer ze bestraald worden door 't licht van Gods woord, dan willen ze niet bukken onder haar dwangjuk, dan willen ze vrij worden en als zelfstandige wezens denken en handelen; dan willenze, wat paulus den Galatiërs toeriep, in beoefening brengen: »Staat dan in de vrijheid, waarmede Christus u heeft vrijgemaakt, en wordt niet wederom onder het juk der dienstbaarheid bevangen!" — Ziet! daarom geeft het hun 't woord Gods, of niet óf in eene vreemde taal, waardoor 'thun een raadsel blijft, dat ze onmogelijk kunnen begrijpen. Zoo blijven ze dan gissen en raden en buigen zich onder de drukkendste heerschappij! En letten we er nu op, in hoeverre het Roomsche en Londensche taalfeest aan 't Jeruzalemsche beantwoorden, dan verkrijgen wij vooreerst dit besluit, dat de Londensche taaifeesten wel in vorm verschillen van 't Jeruzalemsche taalfeest, doch met hetzelve overeenstemmen in geest. Ja, in vorm is er groot verschil. Te Jeruzalem spraken 's Heeren gezanten in vreemde talen en tongen; te Londen werd in de taal des lands gedachtenis gehouden van den rijken zegen door de gave der talen gewrocht. Te Jeruzalem geschiedde een wonder; te Londen was alles natuurlijk; was vroeger de gave der talen een goddelijke ingeving, nu was zij eene moeijelijk aangeleerde wetenschap. Zoo was er verschil in vorm, maar heerlijke overeenstemming in geest. Te Jeruzalem werd krachtig en aanschouwelijk aangetoond, dat het de wil van God is, om aan ieder volk het Evangelie te verkondigen in zijn eigene taal, opdat het dit zelfstandig moge leeren kennen en begrijpen; op het feest te Londen toonde men het zinnebeeld van den Pinksterdag te verstaan, en in deszelfs geest te hebben gehandeld; want men vierde er feest over den rijken zegen door de gave der talen onder de Heidenen nu reeds gewrocht. Ziet, daarom is het feest der talen, te Londen gehouden, in vollen zin des woords een Christelijk feest, onderscheiden van dat te Jeruzalem in vorm, maar overeenstemmende met hetzelve in geest, 'tls de jubeltoon over de heerlijke vervulling van de grootsche profetie, die op den doorluchtigen Pinksterdag als heilige orakeltaal van der Jongeren lippen vloeide! Geheel anders bleek het Roomsche taalfeest te zijn, en zoo we 't ons nog eens voor den geest stellen, en 't vergelijken met dat te Jeruzalem, gewis dan moeten we bekennen, dat het eene belagchelijke naaperij van 't Jeruzalemsche is; een bespotting van 't Christendom en van de menschen. 't Is een bespottelijke naaperij van 't Jeruzalemsche, dewijl men te Rome het tegendeel vertoont, van wat men behoort te doen: ieder volk in zijne taal het Evangelie te brengen. De feestzaal te Rome gelijkt, wat den vorm betreft, naar die te Jeruzalem; doch wat den geest aangaat, daar heerschende, neen, die was er niet te vinden! Te Jeruzalem hoorde ieder volk in zijne taal Gods groote daden, om ze te begrijpen; te Rome hoorde men allerlei talen, om ze niet te begrijpen, maar zóó, dat de hoorders niet zelden er om lachten. Zoo spot men met het heiligste! Zoo vergenoegt men zich met ijdele klanken, zonder eenige waarde. Zoo beweegt men zich in Apostolische vormen, terwijl men met alle kracht er op zint, om regtstreeks den geest der Apostelen tegen te werken. Zoo drijft men spot met het Christendom ! De Heer sprak eenmaal van al de volkeren der wereld: »Ik zal ze alle tot mij vergaderen." — En daarom gaf Hij zijner Kerk een duidelijk sprekend zinnebeeld, waardoor Hij haar als toeriep, dat aan ieder volk op duidelijke wijze het Evangelie moest worden verkondigd; opdat dit Evangelie in elk volk, in elk hart eene fontein van levend water wierd, springende ten eeuwigen leven. Dat immers moest geschieden, zouden alle volkeren Hem waarlijk worden toegebragt. Maar in plaats dat men Hem gehoor geeft, gaat Rome heen, om, terwijl het den schijn aanneemt, als of het die stem zal gehoorzamen, de volkeren in Rome's taal het Evangelie te prediken en alzoo in stede van aan Christus, aan hare heerschappij te onderwerpen. Zoo drijft het openlijk den spot met 4 Christus en zijn rijk. Schijnbaar doet het, wat Chris¬ tus wil, inderdaad doet het juist het tegengestelde. En terwijl men dat doet, bespot men de menschen. Of wat dunkt u, M. H.! is het geene spotternij, der wereld eene grootsche voorstelling te geven van eene der heerlijkste krachten , terwijl men die krachten aanwendt tot zondige bedoelingen ? Is het geene spotternij, den menschen diets te maken, dat men zal uitgaan tot de verste volken, om ieder volk in zijne taal Gods woord te doen hooren, terwijl men dat doet in eene taal, hun geheel onverstaanbaar ? Zoo zien we dan, wat het Protestantisme werkt in den geest der Apostelen op den weg door hooger hand aangewezen ; maar ook, hoe dwaas, hoe zondig, Rome handelt, boe zeer het eene van Gods beste gaven tot een ijdeie en zondige vertooning maakt. Jammer, driewerf jammer voorwaar, dat men genoodzaakt is, op zulke droevige feiten te moeten wijzen! Maar, hoewel we dit met zekeren weerzin doen, toch moeten wij. Want de waarheid moet gezegd worden, zij het ook, dat zij beschame, vernedere of verhittere! De waarheid moet luide worden gepredikt, opdat zij heersche en de magt van leugen en zonde worde vernietigd! Dat we dan, wat naam we dragen, onder wat vorm we den Heere dienen, prijs stellen op haar bezit en 't geenszins schromen, haar openlijk hulde te brengen. Indien we alzoo gezind zijn, gewis, dan zullen wij 't van ganscher harte toestemmen, dat ook weder in dit opzigt in de Protestantsche Kerk wel, in de RoomschKatholieke niet de wil des Heeren wordt opgevolgd. Dan zullen wij niet rusten, zij onze kracht vermogend of luttel, voordat de magt dier ontrouwe en afvallige geheel is verbroken, opdat de stem des Evangelie kome tot allen in begrijpelijke en levenwekkende klanken, en de blijde dag aanbreke, waarop het licht des levens schijnt in vollen luister, Gode en den Zoon ter eere en der menschheid ten zegen! Zóó, zóó zien wij 't Godsrijk komen, 't Koom' steeds meerder, eiken dag! •nAmen!" zeggen alle vromen, ))Kom, ja kom, o blijde dag/" Dat al 't menschelijk geslacht Aan den Heer word' toegebragt! Amen ! Bij den uitgever dezes: J. D. SIEGMÜND Jr., (in leven) Evang. Luth. Pred. te Schiedam. HET LEVEN vak JOAJNNES CHRYSOSTOMUS, volgens de nasporingen van Meander , Böhringer en anderen , voor hel. christelijk gezin van onze dagen beschreven door Friedrich Matth. Perthes, Predikant te Moorburg. f 1-25. f. PRINS, Pred. te Amsterdam. THEODOOR en LÜCILE , of de zegepraal der waarheid. Een godsdienstig verhaal uit onzen tijd. Naar liet fransch van A. Monod. Tweede druk. . '. - „-90. In carton - 1-20 DE BEKOMMERDE PROTESTANT, in zijne vrees voor de Roomsche Bisschoppen gerustgesteld. Mededeeling van X , . - ..-25. P. de GOEIE, (in leven) Pred. te Heerenveen. NAGELATENE LEERREDENEN - 1-80. Ds. S. CROMMELIN, EEN BROEDERLIJK WOORD hetrefFende Doofstommen; gerigt aan zijne geëerde medebroeders in de heilige Evangelie-bediening. Tweede druk. - ..-25. FRIEDRICH PERTHES in zijn leven en bedrijf geschetst door zijnen zoon Clemens Theodoor Perthes , Hoogleeraar in de Rogten te Bonn. Eerste en Tweede deel. . - 5-50. OOK EEN MENSCHENLEVEN, al was 't maar van een Hondenjongen. Eene vertelling voor al wie er naar luisteren wil. Naar het hoogduilsch van W. O. von Horn • door J. J. A. Goevernedr. Met platen - 1-25. Dr. .1. G. OTTEMA, Verhandelingen omtrent het tijdvak der BABYLONISCHE BALLINGSCHAP. ... - 'g-75. J. H. van der PALM, SALOMO. Nieuwe uitgave, in 25 afleveringen a 80 cents, bij inteekening. AL DE LEERREDENEN. Nieuwe uitgave. Prijs bij inteekening in gr. 8°. per deel. - 2 25. In goedkooper formaat. . - 1 -80. REDEVOERINGEN, VERHANDELINGEN en LOSSE GESCHRIFTEN. Goedkoope nilgave, in postformaat. Eerste tot vierde deeltje. . . - ó-»». Met nog een deeltje compleet. Ds N1COLAAS BEETS, HET LEVEN en KARAKTER van Prof. J. H. van der Palm. Met portret. . - 8-!.».