CB Prijs 25 cent 20654 EÉN ZWARTE DAG? Verzameling van stukken, verslagen, protesten en bijvalsbetuigingen, die alle betrekking hebben op den ProtestantschKatholieken Zangavond, gehouden in de Der Aakerk te Groningen op Donderdag 23 Februari 1939. De netto-opbrengst komt ten goede aan de Commissie tot samenwerking voor Bijzondere Nooden te Groningen Drukkerij A. W. Spiering — Groningen — Giro 99620 dig Uw gunstig antwoord mogen ontvangen voor Vrijdagavond 24 Februari *), welke dag als datum is gekozen? Hoogachtend, gaarne Uw zeer dienstwillige C. W. COOLSMA. Op 24 Januari werd de hierboven gevraagde toestemming door de Kerkvoogdij verleend. HET EERSTE BERICHT IN DE PERS. Psalm-zing-avond. Komenden Donderdagavond, 23 Febr., 's avonds om kwart over acht komt er nog eens zoo'n Psalm-zingavond, ongeveer zooals we een paar keer hadden op Zaterdag, maar dit keer hopen de leden van de R. K. Vereeniging „Geloof en Wetenschap" met ons in te stemmen. Men weet, dat „de bundel van Hasper" (zooals ik dien nu maar kortweg noemen zal) ook Roomsche goedkeuring verwierf. Medewerking verleenen hierbij de Directeur van ons Jeugddienstkoor: de organist, de Heer J. B. van Meurs en het Koor zelf, onder leiding van Mej. AU Smit, terwijl als solist optreedt de Heer J. G. Vos. Verder hopen eenige zangers onder leiding van den Heer Jony Ponten enkele „Liturgische Gezangen" ten gehoore te brengen. De toegang tot de kerk (ingang Schoolholmzijde) is vrij. Alleen is ieder bezoeker verplicht een .psalter" a 10 cents bij het binnenkomen zich aan te schaffen. Wij reserveeren dien avond natuurlijk een groot aantal plaatsen. C. W. COOLSMA. (Gron. Kerkblad van 18 Febr. 1939) *) Deze datum werd later met toestemming der Kerkvoogdij gewijzigd in Donderdag 23 Februari. In dat zelfde nummer van het Gron. Kerkblad stond echter dit te lezen: Samen zingen? Het is geenszins met vreugde of uit een zekere strijdlust, dat ik het woord neem. Ik wil evenmin personen kwetsen (of beschuldigen). Alleen wil ik graag in een zaak', die mij en naar ik aannemen mag velen met mij — zeer bezwaart, als één der predikanten van de hervormde gemeente van Groningen enkele vragen stellen? Zooals een ieder in het nummer van dit Kerkblad lezen kan, zullen er aanstaande Donderdagavond in de A-kerk roomschen en hervormden gezamenlijk oefenen in het vernieuwde psalm-zingen op de oorspronkelijke melodieën. Ik vraag: is dit de rechte wijze, waarop roomschen en hervormden eerlijk en kerkeujk en ten overstaan van de Heilige Schrift als het eenige getuigenis der waarheid kunnen samenkomen en saamvergaderen? Hebben de hervormden geheel vergeten en moeten wij ook geheel vergeten, in welken nood en bedruktheid onze vaderen niet alleen de oorspronkelijke wijzen, maar ook de inhoud dier oude psalmen gezongen hebben? En moesten zingen, om ln die nood, waarin ztj gebracht werden, niet ten onder te gaan? Heeft de roomsche kerk sindsdien iets herroepen van haar veroordeeling van de leer onzer kerk, waardoor wij goede reden hebben te gelooven, dat we nu Ineens deze psalmen samen in één Geest des geloofs kunnen zingen? En de waarheid daarbij niet verloochenen? En is er dan meer reden, om over deze samenkomst biezonder verheugd te zijn dan bedroefd? J. K Uitman. En ook nog iets anders, n.1. dit berichtje: Aangezien de Aakerk a.s. Donderdag, 23 Februari, des avonds door de Kerkvoogdij is afgestaan voor een Zangdienst, waarvan de opzet ons bovendien bedroeft, hopen we dien avond in de Martinikerk te catechiseeren. Wij wachten onze leerlingen dien avond dus alle op de gewone uren in de Martinikerk (ingang aan het Martinikerkhof). C. M. LüTEIJN. J. E. UITMAN. J. VERMEULEN. De Ver. „Geloof en Wetenschap" zond aan haar leden deze uitnoodiging: Aan onze Leden, Wij komen thans de medewerking van U allen vragen voor het welslagen van een zeer bijzonderen avond, welke zal gehouden worden op Donderdag 23 Februari des avond 8.15 uur in dè Der Aa-kerk, ingang Schoolholm. In samenwerking met Ds. Coolsma zullen daar eenerzUds door een koor een aantal protestantsche psalmen, in een geheel nieuwe toonzetting en vertaling, welke ook van kath. zijde is goedgekeurd, ten gehoore worden gebracht, terwijl anderzijds een aantal kath. kerkzangers daar onder leiding van den heer Jony Ponten eenige kath. kerkelijke gezangen in het Gregoriaansch zullen zingen. Aan het begin zal de Z.E. Heer pastoor Kemper een uiteenzetting geven van het Gregoriaansch en de beteekenis van deze kath. gezangen. Voor de leden van „Geloof en Wetenschap" zullen ruim 300 plaatsen in het middenschip der kerk vrijgehouden worden, terwijl de andere plaatsen door protestanten zullen worden bezet. Wij rekenen er beslist op, dat al onze leden zooveel mogelijk deze interessante bijeenkomst zullen willen meemaken. Het geldt hier een zeer belangrijke proeve van een samengaan van katholieken en protestanten, die hier gezamenlijk zullen zingen en op die wijze uiting geven, wat zij als christenen met elkander gemeen hebben. Op deze wijze zal hier in Groningen een belangrijke stap gezet worden in de richting van de nieuwe gemeenschap, maar ook in die van een nationale samenwerking, tusschen de verschillende bevolkingsgroepen, in den geest van de jongste radiorede van H. M. de Koningin. Het behoeft wel geen nader betoog, dat dit kan leiden tot een geest van beter begrijpen en waardeeren van katholieken en niet-katholieken, wat vooral hier in het noorden van groote beteekenis kan zijn. De gedachte, welke aan deze bijeenkomst ten grondslag ligt, wekte nu reeds zooveel sympathie, dat uit de hoogste kringen uit gewest en stad het verzoek kwam dezen avond te mogen bijwonen. Ook vanwege deze hooge belangstelling zou een mislukking dezer bijeenkomst door een slechte opkomst van kath. zijde, een betreurenswaardigen indruk kunnen wekken. Wü stellen voor dezen avond de mogelijkheid open voor een beperkt aantal introducties, omdat ons bleek, dat ook buiten onze leden voor deze bijeenkomst in kath. kringen groote belangstelling bestaat. ZU die van dit recht van introductie gebruik wenschen te maken, kunnen zich opgeven bij den secretaris, die voor zoover de plaatsruimte toelaat, kaarten daarvoor beschikbaar zal stellen. Natuurlijk gaan onze leden voor. Het programma voor dezen avond is ais volgt samengesteld: 1. Openingswoord Ds. Coolsma. 2. Gemeenschappelijk zingen van enkele psalmen uit een kort uittreksel van het nieuwe psalmboek, dat aan den Ingang tegen 10 cent verkrijgbaar is. 3. Inleiding van pastoor Kemper over de kath. liturgische gezangen. Magnificat en Te Deum worden hierna gezongen. 4. Voortzetting van het gemeenschappelijk psalmengezang. 5. Voortzetting van Gregoriaansche gezangen. Puer natus est; Haec Dies enz. 6. Gemeenschappelijk slotzang psalm 150. De tekst van de te zingen katholieke liturgische gezangen gaat hierbij. Namens het bestuur: H. ROTTmGHUIS, voorzitter. J. HULSMAN, secretaris. L. BUVE, Moderator. AFSCHRIFTEN I. Een jong predikant, die indertijd te Groningen studeerde, zond aan Ds. Coolsma een afschrift van zijn brief aan Ds. Uitman van dezen inhoud: Geachte Collega, Hoewel ik U persoonlijk niet ken — ge zijt „na nüjn tijd" te Groningen gekomen — kan en mag ik niet nalaten, met enkele regels in te gaan op Uw stukje in het laatste nr. van het „Groninger Kerkblad", dat ik nog steeds trouw lees, maar zelden met zoo gemengde gevoelens, als deze week het geval was. Dat stukje heeft mij bedroefd — misschien nog meer dan deze heele zangavond U en de beide andere zekere pedanterie en eigen-lof, die wij ons stellig niet hebben aan te matigen. Het stemt mh tot vreugde, dat er ook geestelijk, zij het op een onderdeel, een basis is gevonden om samen te zijn en te zingen met de vijanden onzer vaderen, juist in dezen tijd. Ik wensen dan bok niet te behooren tot hen, die naar U aanneemt velen zijn, en wien deze zaak zou bezwaren. Met de meeste hoogachting ben ik Uw dw m Het College van Collectanten was zoo beleefd aan Ds. Coolsma afschrift te zenden van een schrijven aan H. H. Kerkvoogden van dezen inhoud (d.d. 20 Februari 1939): WelEd. Heeren, Het zal u reeds bekend zijn, dat in de Gemeente groote ontstemming is gewekt naar aanleiding van het afstaan der A-Kerk op Donderdag 23 Februari a.s. aan een R. K. Vereeniging. *) Dat de Herv. Gem. van Groningen wordt opgeroepen deze dwaze vertooning van Psalmen zingende Roomschen en Protestanten bH te wonen, geeft te denken. Naar onze meening zou het dan ook ten zeerste gewenscht zHn dezen avond, indien mogelijk, te verhinderen, daar zb" historisch belachelijk en tactisch als onjuist is te beschouwen. De belangstelling der Gemeente *) Niet geheel juist. Men vergelijke maar het verzoek, opgenomen op blz. 3. XI Uit Utrecht schreef een oud-leerling aan Ds. Coolsma: Utrecht, 22 Febr. 1939. Zeer geachte Ds. Coolsma. Met groote instemming las ik in het Utr. Nieuwsblad van Uw pogingen om in Groningen door de nieuwe bundel de N. H. en R. Kath. bij elkaar te brengen. Naar aanleiding van dit feit zou er in navolging van Joh. Winkler's „Groote ontmoeting van Christendom en Soc." een brochure kunnen worden uitgegeven getiteld de „Groote ontmoeting van Protestanten en R. Kath." door C. W. C. Natuurlijk ondervindt U weer veel critiek, echter van harte hoop ik dat ook zeer velen in dezen zich aan Uw zijde scharen. Ik las het tenminste met groote vreugde. Critiek heeft altUd slechts betrekkelijke waarde. Ik hoop van harte, dat de avond moge slagen. Met hartelijke groeten en beste wenschen, ook van mijn vrouw Uw oud-leerling, xn 21 Februari kwam dit schrijven binnen: Vriend Ds. Coolsma! WU en velen met ons zijn zeer verontwaardigd over UEd. handel en wandel in de laatste tijden. Hoe lang wilt U nog op twee gedachten voort hinken? Waarom doet ge ons allen geen groot plezier om zoo gauw mogelijk tot de Roomsche Kerk over te gaan? Want daar hangt Ued.'s hart toch naar uft, en dan weten wij wat we aan U hebben. De vorige zomer is er al wat schande over gesproken, dat ge met die Maar, trots de schokken onzes trjds, Dat triomfante Schotje Maakt met partijgeest en behoud Een gruwelijk complotje! Al is 't een gruwel in ons oog, Wat namen wij nog dragen, Al kan dat onverwrikbaar ding Geen Christenziel behagen: Al werd het zesmaal ridikuul, Sinds ééntjen — o die stouter t! — Met vluggen, vrijen, fleren moed, Er over is geklauterd: — Het staat, het scheidt en scheurt, ten schand Van waarheid en verlichting! Dat Schot jen is — een formulier, Dat Schot jen is — een richting! Het heeft een kop, het heeft een ziel, Staat, vrinden, niet verwonderd! Ja, in dat Schotje huist een ziel, De geest van zestienhonderd! Een schalke Dortsche Grootpiepa, Zit in dat schot verstoken, Die bij zijn leven tien uur ver De ketters heeft geroken! Hij klemt de rotte planken vast Van 't waggelende muurtje, Dat haast bij 's mans papieren dam Moog' knetteren op mijn vuurtje. handhaven hun overtuiging, dat in de Hervormde kerk alléén plaats is voor liederen ter eere Gods, en dat zoolang de Roomsche kerk de uitspraak van het concilie van Trente handhaaft, waarbij zij in strijd met des Heeren Woord al degenen vervloekt, die belijden, dat de mensch alléén door het geloof in Jezus Christus gerechtvaardigd wordt, enkel door toerekening van de gerechtigheid Christi, van eenige toenadering tusschen Protestant en Roomsch absoluut geen sprake kan zijn, verzoeken H. H. Kerkvoogden dringend nooit meer eenig Hervormd kerkgebouw voor zoodanig afgodisch samengaan af te staan, en besluiten deze motie ter kennis te brengen aan H. H. predikanten, kerkvoogden, kerkeraadsleden en aan de pers." Een daverend applaus was het antwoord op deze motie. Toen dit was verstomd, klonk in de zaal een stem op om een woord van protest te laten hooren. De heer Ader: Er is geen woord van protest te spreken. Het is een getuigenis-samenkomst en wij hebben de leiding. Een daverend applaus maakte het den spreker onmogelijk verder te gaan. Nadat ds. Van Schuppen was voorgegaan in gebed, werd de bijeenkomst, die behalve het Incident dat wij hierboven vermeldden, een zeer rustig verloop had, besloten met het zingen van het Lutherlied. REACTIES. I Een (blijkbaar beslist orthodox) gemeentelid schreef aan Ds. Coolsma d.d. 1 Maart 1939: Weleerwaarde Heer! Destijds heb ook ik mijn handteekening geplaatst uit protest tegen hetgeen in de Aakerk is geschied. Dit in de veronderstelling, dat men zUn afkeuring op een waardige en waarlijk christelijke wijze te Uwer en der Kerkvoogdij kennis zou brengen, in elk geval deze zaak binnenskamers zou behandelen. Meerderen met mij hebben met vermoed, dat men deze zaak op een zoo vuile, door en door onchristelijke wijze zou aanpakken en opblazen. En dan te weten: welke innig-vrome heden de leiding ia dit zaakje hebben! Zou men met de hand in eigen boezem steken om te constateeren, dat ze daar melaatsch van persoonlijke en kerkelijke ongerechtigheden uitkomt? En waarom verschuilen de heeren zich achter een vreemden dominéé? Welke laffe zielen zijn hier bezig! Gelooft u een greintje van hun „vrome" bedroefdheid? Ik met. Ze heöben gegnuifd, dat ze u deze hak konden zetten. Nogmaals, wat in de A-kerk is gebeurd acht ik nog steeds fout, maar deze onchristehjke, walgelijke protestbeweging laat ons ten duidelijkste zien: door welke „vrome, fijn-christelijke'' gemoedsbewegingen de heeren gedreven zijn. Met hoogachting n Een jonge dame zond afschrift van haar brief (d.d. 28 Febr. 1939) aan Ds. H. J. van Schuppen te Lunteren, waaraan het volgende is ontleend: „Maandagavond was ook ik onder uw gehoor. En ik wilde u daar even over schrijven. Van uw redevoering hield ik grootendeels stenogram bij. Ik begreep niet alles. Bij voorbeeld: wat die avond van 23 Februari met politiek te maken had? En wat onze Hervormde Kerk te maken heeft met de Israëlieten, begrijp ik ook met te best. Neen, ik geloof, dat dit getuigenis verkeerd is gesprongen. Net als die bom, die bestemd was te ontploffen op het schip met levensmiddelen, dat naar Spanje zou gaan, maar sprong in het pakhuis, en daar weinig schade aanrichtte. Is er één van die heeren uit „het Comité" dien avond in de vroegere Lieve Vrouwekerk geweest? Ik wel. Wij hebben er samen Psalmen gezongen. Niet die van gisteravond, meen ik, maar dat had ook gekund. Het klonk prachtig. Gisteravond klonk het alles behalve mooi, vond u met? Het was daar zoo opstandig. Ik ken een héél mooi vers. Dat hadden wij gisteravond niet kunnen zingen: Och, dat aller menschen tongen, Aller Eng'len zang, o Heer, Samenstemden, samenzongen, Eeuwig tot Uw lof en eer. Als ik nog eens in Lunteren kom, kom ik eens met u praten. Maar geen koffie, en géén koekjes. Dat is Roomsch! ni Ds. Coolsma kreeg d.d. 28-2-'39 ook dit schrijven: Hooggeachte Dommee, Dit schrijven wil alleen zijn een sympatWebetuiging met den door U belegden zangavond, dien ik, zeer tot mijn spijt, met kon bijwonen. De zoogenaamde „getuigenisavond", waarvan ik zoo juist het verslag las, heeft U natuurlijk met ln 't minst gehinderd. Daar staat U boven! Hoe lang zal het nog duren, eer de menschen „wijs" worden? Gaarne wensen ik u veel zegen op Uw werk. Houdt U ervan overtuigd, dat ongetwijfeld zéér velen Uw houding als de juiste erkennen, in tegenstelling met vele buitenkantsche phrasen. Met veel hoogachting, IV Uit het Volksblad van Woensdag 1 Maart: Nog meer verbrokkeling. Er is echter nog meer, waaruit blijkt wat gereformeerden onder „nationale eenheid" verstaan. De vorige week is hier ter stede, gelijk men weet, een zangavond gehouden van protestanten en katholieken. Maar wat is daarvan het gevolg geweest? Dat gereformeerden, het betrof hier voornamelijk leden van den Gereformeerden Bond in de Hervormde kerk, geprotesteerd hebben tegen deze samenwerking in een „getuigenisavond". Na een rede van ds. H. J. van Schuppen, Nederl. Herv. predikant te Lunteren, werd daarin een motie aangenomen. Toen een der aanwezigen tegen die motie wilde protesteeren, antwoordde de voorzitter: Hier is geen woord van protest te spreken! Zóó zijn onze manieren V Wij zijn er nog lang met. Een veelzeggend bewijs hebben we nu gekregen naar aanleiding van de samenkomst tusschen R. Katholieken en Protestanten, welke een fel protest heeft uitgelokt. Wij begrijpen dit niet en willen er ook liever maar over zwijgen. Uit „Kijkjes van den Martinitoren", Groninger Dagblad, 4 Maart 1939. TEN BESLUITE. Zang en tegenzang. Met den Trompetter van Sackingen kunnen wtj thans zingen: „Het ware te schoon geweest, het heeft niet mogen zijn". Maar dat het goed af zou loopen, hebben wij ons geen oogenblik voorgesteld. Men mag in Nederland vrijelijk voor alles opkomen behalve voor de verdraagzaamheid. Die is onschendbaar en moet het blijven. Wie haar te na komt, vergrijpt zich aan het kostbaarste goed der natie en gaat niet ongestraft uit. U heeft allen kunnen leZen van een samenkomst te Groningen, een goede week gelenmmiiMuiiHHiiMiimumiiMiMium den, waar door protestanten en 1 Joor 8 katholieken gezongen is uit een | uw | bundel, die voor het gebruik van I A.B.K. ï beide groepen was goedgekeurd. I i Deze zangavond had plaats in een kerkgebouw van de Nederlandsche Hervormde gemeente. Op den kansel stond een predikant, de bekende dommee Coolsma (het kan met protestanter!) en sprak een inleidend woord. Een verdieping lager stond een priester. Die gaf later een korte technische uiteenzetting over kerkmuziek. In alle kranten stonden er uitvoerige verslagen over, met plaatjes er bij. Wij hebben het alles gelezen en bekeken, ons verheugd over de zeldzame eendracht in dit geval, maar daarbij onszelf vermaand, dat men den dag met moet prijzen, vóór de avond gekomén is. En waarachtig, het is al zoover. In dezelfde stad Groningen is nu een protestbetooging gehouden, die voor deze gelegenheid „getuigenis-avond" heette. ZH was druk bezocht. De redenaar, een hervormd predikant uit een andere plaats, noemde de gehouden bijeenkomst „een klap in het aangezicht van God". Vervolgens werd in een motie het bijeenkomen der twee groepen „een onheilig samengaan" genoemd, welk woord onheilig ook nog door „afgodisch" werd gevarieerd. Tegen de rede en de voorgestelde motie mocht geen debat gevoerd worden. Protest werd hier met van pas verklaard. Het was een getuigenis. Het gehakketak tusschen katholieken en protestanten, of omgekeerd, begint onrustbarende vormen aan te nemen. Dat echter een eenvoudige poging om iets in alle onbevangenheid samen te doen, die boven verwachting slaagt, achteraf in zulk een vorm verzet uitlokt, toont nog duidelijker, hoe mis het er begint uit te zien. m ' „Oproerige Krabbel", Volksblad van 3 Maart 1939. Uit de Radiorede van Pater Otten op 5 Maart 1939. Van verschillende zijden bereikten mij massa's brieven over het geval „Groningen". Daar heeft het zich op 23 Februari n.1. voorgedaan, dat protestanten en katholieken in een protestantsche kerk zijn samengekomen om gezamenlijk psalmen te zingen. De menschen, die mij kennen, zullen hebben begrepen, dat ik met groote vreugde van dit gebeuren heb kennis genomen, dat ook zoo geheel in overeenstemming was met het streven in dezen tijd om elkaar beter te leeren begrijpen. Daarom gaf het mij ook zoo groote droefheid, dat onmiddellijk daarna door een bekend predikant, ik „Hoeveel zou er gewonnen zijn, indien de eenheid der geloovigen, die er is en die wij toch veelszins zoo smartelijk missen, althans haar uitdrukking kon vinden in een gemeenschappelijk kerklied! Wie weet, of het dan niet zou kunnen gebeuren, dat, gelijk naar het oude verhaal de muren van Jericho vielen bij het geklank der bazuin en het gejuich van het volk, zoo ook de muren, die onze kerken gescheiden houden, gingen wankelen bij de tonen van dat ééne lied?" w. g. W.A. KORFF „Altijd stemt het tot dank, wanneer iemand \ in onze verdeelde kerkelijke wereld openlijk \ durft te belijden dat hij gelooft in de eenheid ï van de Kerk van Christus, en dan uit dat ge- < loof leeft en werkt. < Daarom begroet ik met dankbaarheid den 2 bundel liederen, dien ds. Hasper aanbiedt. I Zooals wij Nederlandsche christenen één \ zijn in ons gebed en wij allen spreken: Onze \ Vader, die in de hemelen zyt, zoo worde onze 5 eenheid al meer openbaar in de liederen, die 2 wij zingen in onze huizen en onze kerken, \ liederen van dankzegging en verootmoediging, \ van aanbidding en verwachting. ? Daartoe werke deze bundel mede, Gode £ tot eer." c Ds. J. W. PONT c Wie belang stelt in de meening, die gekoesterd wordt over den hieuwen V&otnta*- die door de Alg. Synode der Ned. Herv. Kerk is aangeboden, bij welk werk geen rekening is gehouden met de nieuwe Nederlandsche bewerking der Psalmen op de oorspronkelijke melodieën, waaruit op den „Zwarten Dag" in de Der Aakerk is gezongen, bestelle bij den Uitgever dezes: „Zte dood Ut den pot* Bezwaren tegen de geesten van vervlogen eeuwen in het gebonden en gedragen woord der Kerk op het onstuimig beroep van dezen tijd Door een Commissie uit de zonen der profeten. Met een woord vooraf van Sören Kierkegaard en een certificaat van echtheid van de hand van Gehazi. Prijs (geill. met 40 penteekeningen) slechts f 1.— Drukkerij Spiering, Groningen (Giro 99620) EEN ZWARTE |i DAG?f Verzameling van stukken, verslagen, protesten en bijvalsbetuigingen, die alle betrekking hebben op den ProtestantschKatholieken Zangavond, gehouden in de Der Aakerk te Groningen op Donderdag 23 Februari 1939. De netto-opbrengst komt ten goede aan de Commissie tot samenwerking voor Bijzondere Nooden te Groningen Drukkerij A. W. Spiering — Groningen — Giro 99620 Goed zingen is tweemaal bidden. Augastinas „Wo man singet.lass dich ruhig nieder. Böse Menschen haben keine IAeder" •HOE HET BEGON. 20 Januari 1939 was aan de Kerkvoogdij deze brief gezonden: Aan Heeren Kerkvoogden der Ned. Herv. Kerk te Groningen. Zeer geachte Heeren! Het zal U bekend zijn, dat we hier twee keer op een Zaterdagavond uit de Psalmen „van Hasper" hebben gezongen in de Der Aakerk, begeleid en gesteund door het Jeugddienstkoor. Mede moge het U bekend zijn, dat deze Psalmberijming ook door de Roomschen is geaccepteerd. Hun hier ter stede werkzame vereeniging „Geloof en Wetenschap" heeft zich nu met mij in verbinding gesteld, of we ook niet eens zoo'n avond mede voor hun leden zouden willen geven in een van onze kerken, liefst in de Der Aa. Het Jeugddienstkoor heeft zich bereid verklaard om met zijn Directeur, onzen Organist, dan weer mede te werken, terwijl een koor, onder leiding van den Heer Ponten, dan eenige Gregoriaansche liederen ten gehoore wil brengen, waarvan de tekst tevoren met mij wordt vastgesteld, terwijl ik bereid ben U die desgewenscht nog te laten zien. Het zal U dan blijken dat ook deze liederen zóó gekozen zijn, dat de geloofswaarheid „eene, heilige, algemeene christelijke Kerk" daarin naar voren komt. Maar toch zal het Psalmzingen hoofdzaak, hoofddoel en hoofdschotel zijn. Het geheel zal staan onder mijn leiding. In een bespreking met de R.K. geestelijken ten huize van den Deken, is een en ander vooraf besproken; deze zaak heeft hun aller volle sympathie, en de kosten, die door U gevraagd zullen worden, zullen door die Vereeniging worden betaald. Zou ik nu spoe- collega's, die meenden dat te moeten vertellen, tezamen. En dat niet om persoonlijke redenen, maar veeleer omdat mij de Groningsche Gemeente en wat er binnen haar gebeurt, nog steeds bijzonder ter harte gaat. Ik heb aan Groningen nog altijd zoo'n beetje de herinnering van een „voorpost", die gedachte werd nog eens versterkt door de ruime plaats, die Christoph Blumhardt in het Kerkblad kreeg, maar ik begin me nu heusch af te vragen, of het Groningen, dat ik me herinner, enkel en alleen het Groningen van menschen als Ds. Coolsma en een stuk Groningen buiten de Kerk is Mij bedroeven in Uw stukje verschillende dingen. In de eerste plaats — vergeef mij, dat het misschien wat onvriendelijk klinkt — dat U de dingen niet in de juiste proporties ziet. Roomschen en Protestanten komen, al vindt deze zangavond plaats in een kerk, daarom nog niet kerkelijk samen. Daarvoor gelden bij mij andere maatstaven, daarover beslist niet de plaats, waar, maar het kerkeraadsbeslult dat de samenkomst belegt en de tegenwoordigheid van dien Kerkeraad. Men kan kerkelijk samenkomen in het Concerthuis. En de samenkomsten van „Vindicat" die wel eens in de Martini plaatsvonden, waren toch ook geen kerkelijke samenkomsten? Ik vond de daar gehouden jubelredenen wel eens minder op hun plaats In de kerk, dan dezen zangavond. Hiermee kon ik eigenlijk wel volstaan. Toch nog een paar opmerkingen. Hier zijn Roomschen, die — met een aantal geestelijken voorop! — ruiterlijk erkennen: wij hebben altijd wat neergezien op Uw kerkelijk en geestelijk bezit. Maar nu we de Psalmen hebben leer en kennen op de echte oude melodieën en in een betere berijming, erkennen wij graag, dat we gedwaald hebben. Hier hebt gij iets, dat wij missen. Mogen we dat dan van U leeren? En dan komen ze daarvoor naar de Der Aakerk — wat 10 maal juister èn royaler is, dan wanneer zij het Jeugddienstkoor bij zich hadden genoodigd. En zij laten de leiding ook heelemaal in handen van den Hervormden dommee — wat voor Roomschen nog veel moeilijker is, dan het voor ons zou zijn om ons een avond onder de leiding van een pastoor te scharen. Maar de meeste Hervormden kennen de Roomsche Kerk slecht en begrijpen dat niet. 17 wilt van de Roomschen eerst een volkomen boetedoening voor de zonden hunner vaderen. Kunt U dat eischen, zoolang wrj zelf geen boete doen voor wat onze vaderen hun aangedaan hebben — terwijl zb* toch zooveel beter wisten! — en wij nog steeds met name in zgn. Hervormingspreeken allerlei onjuistheden over Rome verbreiden? uw stukje is voor mij niet anders dan een nieuw symptoom van het steeds toenemend kerkisme in onze kerk — dat is nog iets anders dan kerkelijk besef — dat zich o.a. als monumentum aere perennius het onmogelijke nieuwe kerkboekje heeft opgericht, in plaats van de zooveel malen betere Geestelijke Liederen bijvoorbeeld. Terwijl wij de kans hebben, wat Evangelie binnen te brengen in de Roomsche Kerk, zijn we weer zoo klem en pietluttig mogelijk. Ik preekte eens ergens, waar — het was op een mooien zomerdag — de deur onder de toren openstond. Ik zag onder 't zingen menschen van de fiets stappen op den weg, om te luisteren. Maar de koster zag het ook, en deed de deur dicht. „Niet voor hen!" Als U meent, dat de Hervormde Kerk aan de Roomsche Kerk iets te zeggen heeft, moet U dat zeggen. Maar het eerste wat U haar te zeggen heeft, moet altijd weer zijn: Jezus Christus, en dat wij voor God allemaal één zijn: verdwaalde kinderen. De een 50 K.M. en de ander 500 K.M., maar ook 50 M. kan al doodelijk zijn, denk aan de vele kinderen die vroeger in korenvelden, soms vlak bij huis, den dood hebben gevonden. In elk geval zult U met Uw stukje ongetwijfeld succes hebben. Ik ken dat best. Zoo gauw je een woord tegen Rome zegt: „Principieele" instemmers. Maar als je ze wat beter kent: allemaal heden, die last hebben van een Roomschen concurrent: bakker, slager, schoenmaker, of: die er heilig van overtuigd zijn, dat de eigen kerk de „ware" is, en dus zij toch alleen „recht" hebben op een plaatsje aan de voeten van O. L. Heer. De Hervormde Gemeente van Groningen heeft ook in het verleden wel eens een bedroevend gemis aan oog voor het groote gehad. Collega's heten Ds. Coolsma 21 jaar alleen optrekken met zijn Kinderkerk — niets van medewerking. In het begin wèl veel critiek, die vaak niet alleen grensde aan, maar al overging in laster. Ik noem geen namen — de mortuis nil nisl bene. Toen hij het niet kon blijven doen, of hij moest wat ln zijn gewone beurten worden verlicht — geen hulp. Enzoovoort. Ik had gehoopt, bij de later gekomen jongere collega's een wat breedere kijk èn allure te mogen verwachten. Al weer teleurstelling. Broeder, ik ben bedroefd. De Kerk wordt maar al kleiner en kleiner. Het is misschien toch maar goed, dat het nieuwe boekje Blumhardt heelemaal doodzweeg en ook geen lied als: „WU hebben een woord voor de wereld" opnam. Misschien is de eigen zaak belangrijker dan het Koninkrijk, en hebben de Duitsche Christenen ook nog gelijk. Maar dan doe ik toch nog niet mee. Wat morgen in de Der Aa gebeurt, blijft voor mij een schoon iets. Als ik niet een Bijbelcursus had voor het Instituut voor Arbeidersontwikkeling — werkelijk, voor SDAP-ers, die nog geen boete hebben gedaan voor al hun booze woorden over de Kerk — zou ik zelf ervoor zijn overgekomen. Bedenk U nog eens, en ga dan op mijn plaatsje zitten. Met een ondanks alles hartelijken groet, Uw dw (In dezen brief zijn alleen enkele namen, enz. weggelaten, maar Is overigens niets gewijzigd.) n. Een lidmaat der Herv. Kerk zond aan Ds. Coolsma afschrift van dezen brief aan Ds. Uitman: Weleerwaarde Heer, Het zij mij vergund, U naar aanleiding van Uw stukje „Samen zingen?" in het Groninger Kerkblad van den 19den dezer enkele woorden te schrijven. Ik stel er n.1. prijs op U mede te deelen, dat mij deze organisatie van een Psalm-zing-avond samen met Katholieken stellig niet bezwaart of bedroeft. Acht U het de juiste wijze voor een Christen, eerst van anderen maar eens verdraagzaamheid te verwachten en te vragen, vóór die zelf te gaan betrachten? En vindt U den tegenwoordlgen tijd geschikt om een strijd van voor enkele eeuwen nog eens op te rakelen en nieuw voedsel te geven? Naar mijn meening is de wijze, waarop men elders de geloovigen van velerlei schakeering kwelt en vervolgt, voor dezen tijd voldoende niet alleen, maar tevens een duidelijke waarschuwing om — in het kader van het streven naar geestelijke herbewapening — niet te zoeken naar dat wat scheidt, maar naar hetgeen ons kan binden. Ik kan mij niet vrijmaken van de gedachte dat, wanneer ons hervormd-zijn wordt gebruikt als aanduiding van een tegenstelling met anderer inzichten en principes, wij ons daarbij schuldig maken aan een ten opzichte van de belangen en financieele nooden der Herv. Kerk zou door dergelijke bijeenkomsten o.i. zeer kunnen worden geschaad. Namens Coll. Collectanten, w.g. A. RENGERS. Voorzitter. J. H. ROSENBOOM, Secretaris. IV Een anoniem schrijven ontving Ds. Coolsma (aan het couvert was reeds te zien, dat het anoniem zou zijn) daar stond namelijk op: Pastoor C. W. Coolsma En de inhoud was: Doe toch als Marchant en treedt af inplaats van onze dierbare Hervormde Kerk zoo te verraden en te verkoopen. V Groningen, 24 Febr. 1939. Zeer Geachte Heer Coolsma. Met verbazing las ik een berichtje in het Kerkblad, ja ik heb het nog eens over moeten lezen, omdat ik mijn oogen niet kon gelooven. Ik vond het zoo iets onbegrijpelijks, dat drie van „Onze Predikanten" tegen een samenzang konden zijn van Protestanten en Katholieken. Gelukkig hebben we gisteren gezien, dat er nog heel veel menschen waren, die wèl blijmoedig en dankbaar samen onze mooie psalmen konden zingen tot Gods eer. Ik stel me voor, dat Hij, die ons naar ons innerlijk oordeelt, zeer verheugd moet zijn geweest over dezen avond. En is het geen groote stap in de goede richting, naar „geestelijke herbewapening"? Ik ben U (en ik weet, dat zijn zeer velen met mij), zeer dankbaar voor hetgeen U tot stand heeft gebracht en ik hoop echt, dat deze avond zich mag herhalen. Met beleefde groeten: VI Onder het opschrift „Blinde Verbroedering" schreef Ds. J. Ch. Kromsigt in het Herv. Weekblad: „De Geref. Kerk": Liturgische beweging, ook nieuwe zangwijzen kunnen goed zijn. Maar wee, als ze invalspoort worden voor Rome. 'k Houd ook wel van verbroedering. Maar zóó ! Dat brengt mij in de passieweken te zeer voor den geest: „Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen." De Hervormde kerk is in de provincie Groningen niet zoo extra sterk. En Rome kent de „zwakke zijden", 'k Las laatst ergens de vraag: Wordt na Noord-Holland ook Groningen Roomsch? Maar 't is waar: Vóór alles niet „antipapist"! Dat is het summum van onprotestantsche bekrompenheid! J. Ch. K. vn Een gemeentelid was zoo vriendelijk aan Ds. Coolsma afschrift te zenden van een schrijven, door hem gericht aan Ds. J. E. Uitman van dezen inhoud: Zeer geachte Dominee. Toen ik het laatste kerkblad in volgorde las, kwam nüj éérst het stukje van Ds. Coolsma onder oogen, waarin hij opwekte om den zangavond in de A-Kerk bij te wonen. Mijn eerste reactie was: prachtig; dien kant moeten we uit; wat is het heerlijk, ais menschen uit verschillende kerken — maar die per saldo kinderen zijn van één Vader — zoo naar elkaar toegroeien, dat ze tenminste samen willen zingen. Ik dacht zoo, dat vleesch en bloed hun dat met geopenbaard kan hebben. Maar ik las verder in het Kerkblad. En kwam toen tot Uw stukje. En dacht: ja, zóó kun je de zaak ook bekijken, 'k Heb me toen afgevraagd: Wie heeft er nu gelijk? Zoo eerlijk mogelijk heb ik toen Uw reactie en de mijne tegen elkaar afgewogen. De conclusie is, dat Uw bezorgdheid — zooals die uit Uw stukje bleek — overbodig en mijn blijdschap gemotiveerd is. Er waren enkele gedachten, die tot deze conclusie leidden, en ongetwijfeld zult U mij toestaan, die gedachten — welke ik natuurlijk in alle vriendschap doorgeef — even te noemen. L Als menschen — ongeacht hun grootste verschillen — samen zingen, geestelijke liederen zingen, en dat vrijwillig doen, dan kan daaruit nóóit iets nadeeligs voortvloeien. 2. u zoudt er niets op tegen hebben, vermoed ik, dat wij naast en met diezelfde Roomschen b.v. in de loopgraven zouden staan. Waarom zouden wij ons met bezorgd maken met hen te vechten en wél om met hen te zingen? 3. U bracht in herinnering de vervolging, die hun vaderen pleegden tegenover onze vaderen. Maar dan geeft een samenkomst als die van Donderdag a.s. te meer reden tot verheugenis. Want U zult willen toegeven, dat die zingende, met „ons" zingende Roomschen, ons zeker niet zullen vervolgen. Hier is dan een andere, een betere mentaliteit geboren. Daarom geloof ik voor mij héél stellig, dominéé, dat het Gods Geest is, die ons duidelijk maakt, dat Protestanten en Roomschen, die — voor zoover het onze stad betreft dan — op zoo'n klem plekje moeten wonen en over wie God gelijkelijk eiken dag Zijn zon doet opgaan, elkaar maar eens dienen te ontmoeten. WU ontmoeten elkaar veel te weinig. Ik vlei mij niet, dat ik U geheel zal hebben overtuigd. Maar wel hoop ik, dat — als U het vorenstaande wilt overwegen — Uw bezorgdheid en die van Ds. Vermeulen en die van Ds. Luteyn (Rubriek Catechisatie) zoo niet geheel opgeheven, toch belangrijk verminderd zal zijn. Intusschen met hoogachting. vm ±, De schrijver van „Los en Vast" van Zaterdag 25 Febr. publiceerde: Ik ben begonnen met wat ons allen deze week het meest heeft getroffen, de herbewapening in gemeenschapszin, in verdraagzaamheid, in vertrouwen, in den wil tot samenbouwen ! En niet in samenzingen? Moet er hier heusch een orthodox herv. Christelijke Volkszang komen? Ik wist, dat deze plannen boven onze stad zweefden, maar kon niet gelooven, dat deze werkelijkheid zouden worden. Een ingezonden stuk herinnerde mij eraan, dat deze plannen nog voortleven. Dan ademde het samenzingen van protestanten en katholieken in de A-kerk een anderen geest. En sprak niet onlangs de opperrabbijn in een kring van roomsch-katholieke jongeren? Dergelijke feiten toonen aan, waar men beter verstaat, wat onze tijd noodig heeft. Niet verder de splijtzwam, maar naar elkaar toe. in den geest van de „Groninger Gemeenschap". IX Een predikant in Gelderland schreef aan Ds. Coolsma, d.d. 19 Febr.: „Vergunt U nüj de vrijheid, al ben ik ü onbekend, U mijn hartelijke sympathie uit te spreken voor den opzet van uw „Katholieken" zangdienst. En mogen velen de noodzakelijkheid gaan zien in onzen tijd met allen, die Christus als hun Heer erkennen, schouder aan schouder te staan. Met de meeste hoogachting, Uw dw. collega, X Uit het „Weekblad van de Ned. Herv. Kerk," van 23 Febr. (No. 7). INGEZONDEN. Zeer geachte Redactie. In de nieuwsbladen las ik dezer dagen het navolgende bericht: Psalmzingavond, enz. Ligt het op den weg van onze predikanten, nu de Synode aan de Kerkeraden een nieuwen gezangbundel heeft aangeboden, een anderen bundel bij de gemeente in te voeren? Helpt iemand, die dit doet, niet mede om de verwarring inzake de liturgie nog grooter te maken? En, wat het belangrijkste mij schijnt te zijn: Is het juist, dat een Hervormd predikant de medewerking vraagt van een Roomsch-Katholieke vereeniging, die met het Hervormd Jeugddienstkoor samen zal gaan zingen? Als dit geen bewuste afbuiging is van de lijn der Hervormers, weet ik het met. Met beleefden dank voor de plaatsing, Uw getrouwe lezer, z. jonge menschen die nieuwe Roomsche kerk ging bewonderen. Wat doet ge onze geliefde Hervormde Kerk toch 'n smaadheid aan, die door God Zelf in het bloed der Martelaren hier is geplant. Nu kunt ge wel zeggen en in waarheid meenen, dat Rome zoo veel beter is dan vroeger, en zeggen: Rome is verdraagzaam, Rome is met ons een in Christus, Rome strijdt met ons tegen het ongeloof, wij zijn broeders, maar ge weet toch even goed als ik, dat ge U dan vergist. Zoolang Rome de Concilie van Trente met herroept, blijft Rome dezelfde als van vroeger, en Ued. zult even goed weten als ik dat Rome daar verschillende vervloekingen over ons allen uitspreekt, om maar de laatste regel te noemen: Vervloekt zij, die zich niet aan de Roomsche Kerk onderwerpen. Alzoo zijn wij allen bij haar vervloekt. Een paar tegenstellingen van Rome's Christelijkheid. Rome stelt in plaats van Gods Woord - 's menschen woord, In plaats van overtuiging - gewetensdwang, Gezag der Kerk - De Koning der Kerk de Paus, niet één Hoogepriester - maar vele priesters, met ééne offerande - maar oneindige offerdiensten, en zoo zoude ik kunnen doorgaan; alleen dit nog, want ik kan er met over zwijgen; in plaats van Golgotha: de biechtstoel, en in plaats van het bloed des Kruises: aflaatbrieven, m plaats van Christus Jezus: Maria en diverse heiligen. Nu hoop ik van harte dat Ued. met aan Gallio gelijk is, maar U er van bekeert, en voor Donderdag die zanguitvoering afzegt. Misschien dat ge U er voor schaamt, maar wat zou u er velen een groot plezier mee doen, en er vele vrienden door verwerven. Met hartelijke groeten en heilbede XIII Uit het „Algemeen Handelsblad": Wij kunnen telkens en telkens lezen van protestantsche samenkomsten over, d.w.z. tegen 't Katholicisme; men leest ook vaak van Roomsch-Katholieke samenkomsten voor Protestanten; maar wat nu te Groningen staat te gebeuren, is zeker wel een novum en unicum: daar hopen a.s. Donderdagavond in de kerk heel broederlijk en zusterlijk samen te komen Protestanten en Katholieken, om onder leiding van ds. C. W. Coolsma, Herv. Pred. te Groningen, te zingen uit den „bundel van Hasper" (die, naar men zal weten, ook instemming van rJs. zijde gevonden heeft), met medewerking van het Hervormd Jeugddienstkoor en met den heer J. G. Vos als solist. De vereeniging „Geloof en Wetenschap", die kort geleden ook een prachtige Vondelherdenkingsavond in den Schouwburg heeft gehouden, heeft met genoemden predikant het initiatief voor deze samenkomst genomen en de heele geestelijkheid staat hierachter, wat wel treffend hierin uitkomt, dat ook eenige zangers een paar Gregoriaansche lofzangen zullen zingen, onder leiding van den heer Jony Ponten, waarbU een pastoor een korte explicatie zal geven. Alle aanwezigen moeten zich bij den ingang een uittreksel uit den nieuwen Psalter aanschaffen; ook de tekst van Latijnsche liederen, met Nederlandsche vertaling, zal hun hierbij worden uitgereikt. Men zal, nu vooral in den laatsten tijd zoo op samenwerking wordt aangedrongen, zich in breeden kring over deze gebeurtenis verblijden. Maar het behoeft evenmin te verbazen, dat er al tegenstanders zijn. Zoo deelen in het „Gron. Kerkblad" van deze week drie collega's van ds. Coolsma medé, dat zij nu in de lokalen bij die kerk met kunnen catechiseeren dien avond, omdat de kerk is afgestaan „voor een zangdienst, waarvan de opzet hen bovendien bedroeft." Maar veel krasser is wat ds. J. E. Uitman, een predikant van Kohlburggiaansche richting, in hetzelfde blad onder het hoofd „Samen zingen" mededeelt. Men ziet: het protest der protestanten is er al, maar deze unieke samenkomst gaat inmiddels door. XIV Uit „Het Schotje" van de Genestet Dat Schotje, dat de bank verdeelt Potsierlijk in twee hokken Zou 't eene voor de schapen zijn, En 't ander voor de bokken? ' • O Schotjen, aaklig overschot Van langgestorven veeten, Van broedertwist, van broederhart, Vervolging van 't geweten! Gerechte hemel! ziet gij 't aan? Daar sluit men z' op een plokje Als halve ketters bij elkaer, Apart in 't kleine hokje! Toch heeft onz' eeuw zoo menig muur Als Jericho zien vallen, Zoo menig breeden dam geslecht En ontoegangbre wallen! Zoo menig hooge toren viel Als Babyion in gruizelen, Ik zag de wijzen overbluft, En starre hoofden duizelen! „Tot hiertoe en niet verder!" grijnst Het zieltjen in die planken. Gij Heeren hebt één geest misschien, Maar ik heb hier — twee banken! Wij komen, ja! wij komen hoor! Met fakkels en flambouwen, Met feestwijn en triumfmuziek En handen uit de mouwen! Wij stroomen allen samen tot, Een monsterkonvokatie En trappen 't Schotje — krak! — meen Met vreeselijke statie! Ja 'k raad U, laat met stille trom, Dat haat'lijk Schotje sloopen, En zet die laatste, lafste sluis, Voor liefde en éénheid open! Maar is 't ook weer een uitgaaf, die Met moeite wordt bedropen Ik zal de „schoft" betalen, ja, En ik wil 't Schotje koopen. Ik wil het als een rariteit Mijn leven lang bewaren: Een staaltje van humanen geest, Na zoveel honderd jaren! (Dit bekende gedicht werd Ds. Coolsma toegezonden door een oud-ouderling der gemeente, die zeer tot zijn spijt om gezondheidsredenen verhinderd was de samenkomst bij te wonen). xv Ben (orthodox) hoofd eener school schreef aan Ds. Coolsma, d.d. 22 Febr. 1939: Hooggeachte Dominé, Wegens lessen, die pas om 9 uur eindigen, kan ik morgenavond met aanwezig zijn bij de samenkomst in de A-kerk, die, naar ik hoop, zal slagen. Als voorstander van „geestelijke herbewapening" heeft ze mijn volle belangstelling en instemming. Met beleefde groeten. Uw dw PERSBEOORDEELINGEN VAN DEN AVOND Onze Groningsche muziekmedewerker schrijft ons: Over het groote keizerrijk Indië heerschte in de 3e eeuw voor Christus, 'n keizer Asoka, die zijn principes voor zijn volken o.a. bekend maakte door middel van inscriptie's, geslagen in rotsen en op steenen pilaren in de meest bezochte deelen van zijn rijk. Daarin zHn zeker de meest grootsche gedachten, die ooit door menschen zijn voortgebracht, door de eeuwen tot ons gekomen. In een rots-edict bij Girnar, op een schiereiland tusschen de monden van Indus en Narada, ontwikkelt de keizer zijn ideeën over verdraagzaamheid. Asoka's meening is, dat de grootheid van een sekte niet afhangt van zijn uiterlijke houding, het getal volgelingen, maar van zijn innerlijke wezen, zijn levende beginselen. Deze zijn verschillend met de sekten, maar hij ontdekt de gemeenschappelijke wortel in hen alle, welke is: een ruime verdraagzaamheid, erkennende dat er is een element van waarheid in elke sekte, die te eerbiedigen is door alle sekten. Daardoor groeit zUn eigen sekte en bevordert hij de andere tevens. Daaraan moest ik denken, toen ik gisteravond op uitnoodiging van „Geloof en Wetenschap" in de A-kerk kwam, waar de leden In de gelegenheid werden gesteld een aantal psalmen te zingen, uitgekomen als onderdeel van de verzameling „Geestelijke Liederen uit de schat van de kerk der eeuwen". Medewerking werd verleend door het Hervormd Jeugddienstkoor, dir. J. B. van Meurs en den solist, den heer J. G. Vos, terwijl een katholiek zangerskoor onder Jony Ponten eenige Gregoriaansche gezangen ten gehoore bracht. Ds. Coolsma leidde het geheel en pastoor Kemper gaf een toelichting bij de Gregoriaansche gezangen. Als pastoor Kemper ook van den preekstoel de toelichting had gegeven — wat het verstaan zeer ten goede was gekomen — zou men geheel in den geest hebben gehandeld van den grooten verlichten keizer uit de 3e eeuw voor Christus en zeker ook in den geest van Christus zelf. Ds. Coolsma vertelde iets van de psalmen, oude rijpe liederen, minstens dertig eeuwen oud, door en door Israëlitisch en daardoor juist zoo menschelijk. Daarin stelt de mensch zich tegenover God met zijn vreugde, smart, geloof en vrees, met zijn zonden, zijn verzekerdheid, soms met zijn haat, die ons wel eens al te kras is. De psalmen nebben een sterk perspectief. Ze hebben geen tijd, omdat ze zijn uit het licht der eeuwigheid. Men moet ze nemen zooals ze zijn, in nieuwe bewerking, maar met de oude krachtige melodieën. Als ze goed gezongen worden, geven ze zoo'n reliëf. Uit de melodieën wordt gehoord de taal, die het beproefde Godswoord ons op de lippen legt. Ik heb zelf eenige jaren als organist psalmen en gezangen mogen begeleiden, maar ik ben ten zeerste getroffen door de melodieën, zooals ze hier werden gegeven. Alle sleur, alle dreun is er uit, er komt leven en kracht en overtuiging in, op deze wijze gezongen. Ds. Coolsma vertelde van psalm 118, de psalm die de Heiland met zijn discipelen zong, 's avonds voor zijn lijden begon, waarvan de veertien verzen van acht regels elk, in een der kerken hier in zes minuten werden gezongen; daar heeft men anders uren voor noodig. Om de juiste melodie en maat te krijgen zongen het jeugdkoor en de heer Vos telkens een of meer verzen voor. Dat was opgewekt Protestantsch kerkgezang. Vele psalmen zijn tijdens de Babylonische ballingschap angstvallig door de Joden bewaard en later via Esseeërs en anderen in de Christelijke kerk gekomen. Nu werden de psalmen in wisseling gezongen door voorzanger en gemeente of door wisselkoren, de eerste is de responsorische, de tweede de antiphone voordrachtswij ze. Beiden gingen in de Christelijke kerk over. Uit het spraakgezang eenvormig vloeiend, met stembuigingen bij de interpunctieplaatsen (zinseinden), ontstond de eerste Christelijke muziek. Daarnaast ontstonden de hymnen, waarin waarschijnlijk menige wereldlijke melodie vluchtte. Hun levende kracht wordt hierdoor bewezen, dat ze zich door de eeuwen staande hielden, zelfs in de hervorming, Paus Gregorius I bracht met scherp verstand en fijne smaak systeem in den kerkzang. Alles wat goed en bruikbaar was behield hij en latiniseerde hij De Gregoriaansche en na-Gregoriaansche zangen zijn eenstemmig, nooit hartstochtelijk, maar altijd rustig, zooals pastoor Kemper zelde. Door de katholieken werd een negental Gregoriaansche zangen, gezongen, vijf gebedsgezangen, waarvan het recitatief van de eerste drie door pastoor Kemper zelf klaar en zuiver werd gegeven. Dan volgde *n Magnificat, een evangelische lofzang (Lucas 1 : 46—55), en Tè Deum, een waardige koraal-melodie. Verder werd een Sequentla gezongen; Sequentia gaf zangen met op elke noot een lettergreep, in tegenstelling met de Aüeluja-jubllis die vele noten op één lettergreep hebben. Van beide gaf het kerkkoor voorbeelden. Ook werd nog een inleidingspsalm, de Introïtus van de Derde H. Mis gezongen. Het kerkkoor onder Jony Ponten zong deze prachtige zangen uit de tijden der eerste eeuwen van de Christelijke kerk, helaas bM een klem harmonium; bij het groote orgel is geen plaats genoeg. Dat de uitvoering door deze geroutineerde kerkzangers geheel af was, behoeven we met te vermelden. We hopen ze ook eens in eigen omgeving te hooren. Ik weet met, of het de drang der tijden is, het geweldige gevaar al het van ouds gekomene schoone bedreigende, dat vroeger vaak door fanatisme versterkte tegenheden, tot eikaars waardeering brengt, maar een avond als deze moet dunkt mij, elk weldenkend mensen getroffen hebben. De A-kerk bevatte dan ook een publiek van ver over de duizend menschen. Rubriek „Geestelijk Leven" uit „Het Volk" van Zaterdag 25 Febr. (Avondblad). En de „Maasbode" schreef: Voor de zoo ongewone bijeenkomst van Katholieken en Protestanten, welke dezer dagen in de A-kerk te Groningen werd gehouden, bestond een buitengewoon groote belangstelling, zoowel van katholieke als niet-katholieke zijde. Honderden Protestanten kwamen hier in een Ned. Hervormde kerk bijeen met honderden katholieken — tezamen zeker twaalf honderd personen — om door het gemeenschappelijk zingen van kerkelijke gezangen eenerzijds te getuigen van wat zij als christenen gemeenschappelijk hebben en anderzijds om kennis te nemen van elkanders zangwijze, zooals deze bij de godsdienstige bijeenkomsten gebruikelijk is en daardoor te komen tot een beter begrijpen en een mildere verhouding onderling, met volledig behoud van ieders principieel standpunt, in den geest van nationale samenwerking zooals deze door H. M. de Koningin werd gestimuleerd. De groote Ned. Hervormde kerk was tot de laatste plaats bezet. Rechts van den kansel hadden de meeste Protestanten plaats genomen, terwijl het meerendeel der Katholieken In de banken en op de gaanderijen ter linkerzijde de plaatsen hadden ingenomen. In de rrjk geornamenteerde officierenbank bevonden zich met den Hoogeerw. Deken L. Buve, vrijwel alle priesters van de stad en verschillende priesters Uit de omgeving. In het gestoelte van de Kerkvoogden zaten een drietal leden van dit college alsmede de Commissaris van de Koningin in de provincie Groningen, mr. J. Linthorst Roman en echtgenoote; onder de aanwezigen bevonden zich verder tal van vooraanstaande personen uit de stad en de provincie Groningen, o.a. verschillende hoogleeraren. Ds. C. W. Coolsma, Ned. Herv. predikant te Groningen, sprak van den kansel een woord van welkom, waarna hij een inleiding gaf op den psalmzang. Na deze uiteenzetting werd met het zingen der psalmen begonnen, afwisselend door een solist, den heer J. G. Vos, een Ned. Hervormd Jeugddienstkoor en alle aanwezigen gezamenlijk. De zang werd op het orgel begeleid door den organist der kerk, den heer B. van Meurs. Hierna betrad de zeereerw. heer J. B. Kemper, pastoor te Groningen, een verhooging rechts van den kansel, om een beknopte inleiding te houden over den Gregoriaansche zang. Een klein koor van katholieke koorzangers voerde, onder leiding van den heer J. Ponten, de gezangen uit. Eerst werden tezamen met pastoor Kemper eenige recitatieven gezongen: de oratio uit de Paaschmis, de Postcommunio uit dezelfde Mis en het Pater Noster. Hierna zong het koor het Magnificat en het Te Deum. Met bijzonder groote aandacht volgden vooral de niet-katholieke aanwezigen de zeer verzorgde uitvoering van deze schoone gezangen. Na de katholieke gezangen werd het zingen der psalmen voortgezet. Het Gregoriaansche koor vervolgde de uitvoering der katholiek-kerkelijke liederen met 't zingen van de bekende en schoone Sequentia uit de Paaschmis, den Introïtus uit de Dagmis van Kerstmis, het Graduale en de Alleluja-verzen van Pinksteren. Tenslotte zongen alle aanwezigen gezamenlijk psalm 150, waarin God wordt gedankt en geprezen om wat Hij de menschen weer het gemeten en doen. Hiermede was de kerkelijke bijeenkomst ten einde. In de Consistoriekamer van de kerk kwamen hierna nog bijeen de Commissaris der Koningin en diens echtgenoote, deken Buve, pastoor Kemper, ds. Coolsma èn ds. Hasper, alsmede het bestuur van Geloof en Wetenschap. De Commissaris sprak zijn groote voldoening uit over dezen avond, dien hij geheel in den geest van „de Groninger Gemeenschap" noemde. Ds. Hasper bood aan den Commissaris, deken Buve en pastoor Kemper als dankbare herinnering aan dezen schoonen avond een sierlijk uitgevoerd exemplaar aan van den psalmenbundel, waaraan, de gezongen psalmen waren ontleend. 1) 1). Men zie de illustratie in dit boekje. REACTIES. Een jonge man (18 j.) schreef aan Ds. Coolsma, onmiddellijk na thuiskomst uit de Aakerk ('s avonds 11 uur): I Gaarne zou ik U, mede namens anderen, willen danken voor het initiatief, waardoor deze avond tot stand kwam. Wanneer we nog met voldoende beseften, wat „Eenheid der Christenen" beteekent, konden wij de beteekenis van deze wapenspreuk vanavond leeren. U nogmaals feliciteerende met het succes, zoowel wat bezoek als geest betreft, teeken ik n Een (min of meer vrijzinnige) dame schreef aan Ds. Coolsma: „Donderdagavond was ik met groot genoegen in de kerk; al had ik het stukje van drie Uwer collega's In het Kerkblad gelezen. Mogen Protestanten en Katholieken wèl overal elders samen zingen, maar in een kerk met? Ik begrijp dat met. Worden de kerkmuren daardoor soms ontheiligd? Dit moest me even van het hart." m Een trouw (orthodox) gemeentelid schreef aan Ds. Coolsma: Zeer Geachte Dominé. De Donderdagavond is volgens mijn overtuigingprachtig geslaagd. Ook in mijn omgeving in de kerk hoorde ik veel stemmen van tevredenheid. Ik kan met nalaten U dit even schriftelijk te bevestigen. Met de meeste hoogachting, rv Aan de predikanten Uitman, Luteijn en Vermeiden schreef een gemeentelid (onderwijzer) o.m.: Weleerw. Heer, De Protestantsch-Katholieke zangavond in de Der Aakerk is voorbij, en we mogen wel zeggen, dat het een succes is geworden. Een succes, ondanks het feit, dat de voorgangers der Herv. Gemeente op één na afwezig waren; droevig bewijs, hoe weinig zij verstaan noch van den werkelijken nood van dezen tijd, noch van het Koninklijke woord, dat in dezen nood althans eenige verlichting wilde brengen. Ik vlei mij met met de hoop, U tot andere gedachten te brengen; integendeel: zoolang er van een onzer Hervormde kerken nog twee steenen op elkaar staan, zullen allerlei voorgangers en volgelingen ongetwijfeld volharden in hun zelfingenomen intellectualistisch systeem, dat zij „geloof" noemen. De Commissaris der Koningin was aanwezig en vervulde als burgerlijke ambtsdrager de plicht, die zijn kerkelijke collega's misschien eens zullen verstaan, als de nood nog wat grooter is geworden. Zoodat deze avond in alle opzichten leerrijk is geworden. Hoogachtend, v Ds. N. Lofvers, em. pred. van Warffum, schreef in een ingezonden stuk in de Groningsche bladen over een Oecumenischen avond, te geven op 6 Maart, o.m.: Vandaar ook, bewust of onbewust die uitgestoken handen naar elkander om te steunen en het hoofd boven water te houden. Zij het op een ander terrein, toch breng ik even in herinnering de samenkomst in de Harmonie van de „Groninger Gemeenschap". Ook denk ik met een verwonderende blijdschap hoe in de Aa-kerk den daarop volgenden Donderdagavond door Protestanten en Roomschen door gemeenschappelijk zingen uit den klassieken bundel van de psalmen God verheerlijkt werd; echt een stukje kerkgeschiedenis, dat wij met onvruchtbaar moeten maken door critiek. De ben zelf genoeg Groninger om iets van zijn nuchterheid m mij te voelen, maar ik zie er toch iets grootsch in, en een belofte voor de toekomst, wanneer men dat geestelijk avontuur aandurft, dat menschen van verschillende kerkgenootschappen in één kerk God verheerlijken door menschentongen. De oecumenische beweging tracht, bij handhaving der belijdenis van Christus als Heer en Koning der Kerk, over de vaak al te hoog opgerichte scheidsmuren tusschen de kerken, de handen van anderen te grijpen om in geloof samen te bouwen aan het echte Jeruzalem in deze verdeelde wereld. VI Ds. Coolsma ontving dit schrijven uit Groningen. d.d. 2 Maart: Weleerwaarde Heer! Hier vóór mij ligt een advertentie, een somber en dreigend „getuigenis" van een zeker soort heden die „met verontwaardiging" het „droef gebeuren" enz. enz. hebben gevolgd. De Koninklijke woorden over geestelijke en moreele herbewapening zijn voor deze menschen dus „paarlen voor de u-weet-wels" geweest. Dominee, het is voor mij uitermate moeilijk mezelf aan U voor te stellen als Iemand, die met U „één van zin en één van streven" is, want een „geloovige" in dien zin zoo als U zich dien wenscht en voorstelt, ben ik met. Wel ben ik vroeger een trouw (hoewel baldadig naar ik vrees) bezoeker van Uw Kinderkerk geweest, maar bij het aanbreken van de jaren des onderscheids is gaandeweg mijn ziels- en gedachtenleven in andere banen geleid. Daarom dommee richt ik in dezen het woord tot U als mensch tot mensen. En daar het als mensen mijn plicht is te trachten mijn medemenschen te begrijpen en hef te hebben, breng ik mijn hulde aan U en de Uwen voor Uw edel streven, om door samenwerking tot het beoogde doel te geraken. Dominee, ik weet, dat gij als mensch krachtig genoeg zij t in kritieke monumenten vast te houden aan Uw beginsel, doch dit beteekent natuurlijk niet dat gij geen oog en oor zoudt hebben voor de ideeën en levenshoudingen van een ander. Ik besef volkomen, dat deze brief voor U van weinig practische waarde is, immers ik behoor niet tot „deman-wiens-meening-men-vraagt" maar wél behoor ik tot die jonge menschen (en die in dezen volkomen met mij instemmen), die beu geworden zijn van alle politiek gekonkel en geestelijke kuiperijen, en daarom hoop ik, dat de bijstand van deze jonge menschen voornoemd, U tot moreelen steun moge zijn en U een hart onder den riem moge steken. Want er leeft (voor wie oogen en ooren heeft) onder de jongere menschen iets, waar eerstgenoemde „getuigenissers" nog best eens een voorbeeld aan kunnen nemen. Dominee, ik wil besluiten met de hoop dat gij alsnog zult slagen in Uw poging een geest van vrede en vriendschap tusschen de verschillende geestelijke stroomingen te scheppen, en u met laat intimideeren door heden wier geestelijke bekrompenheid is uitgegroeid tot een soort hysterie. Als zij de woorden „christelijke naastenliefde" in den mond nemen, be- leedigen zij immers alleen zichzelf. Hoogachtend, vn Advertentie in het N. v. h. N. van 25 Febr. GETUIGENIS-AVOND De leden der Ned. Herv. Gemeente, die met verontwaardiging het droef gebeuren der laatste dagen hebben gevolgd, worden dringend uitgenoodigd tot het bijwonen der Openbare Vergadering op D.V. Maandag 27 Februari 1939 om 8 uur in het CONCERTHUIS, POELESTRAAT Spreker: De Weleerw. Heer Ds. H. J. VAN SCHUPPEN Ned. Herv. Pred. te Lunteren HET COMTTé DE „GETUIGENISAVOND". Van dien avond gaf het Nieuwsblad van het Noorden dit verslag: Een comité, dat zich gevormd heeft uit leden der Ned. Herv. Gemeente, belegde gisteravond in het Concerthuis een „getuigenis-samenkomst". Toen de voorzitter van het comité, de heer B. Ader, de bijeenkomst op de gebruikelijke wijze opende, was de Prof. Hamburgerzaal tot de laatste plaats bezet. Nadat gezongen was Psalm 130, merkte de voorzitter op, dat de dag van 23 Februari in de annalen van de Ned. Herv. Kerk een zwarte bladzijde is. We bedroeven ons er over, aldus spr., dat een leeraar op zoo tastbare wijze Rome heeft binnengehaald in een onzer kerken. Een kloek wederwoord is een gebiedende eisch, en toen van andere zijde mets werd gedaan, heeft een comité zich geconstitueerd en deze samenkomst georganiseerd. Men moet teruggaan naar het Woord; daartegen moet Rome het afleggen, daartegen moet alles het afleggen wat zich er tegen wil kanten en niet wil buigen. De spreker van den avond was ds. H. J. van Schuppen, Ned. Herv. predikant te Lunteren. Spr. ging drie eeuwen terug, naar de dagen der Reformatie, toen het Gode behaagde Zijn Woord opnieuw te doen vinden, Zijn Woord, dat alleen vrijheid schenkt. Want dat is de diepe beteekenis van de Reformatie, dat God door Zijn Woord en Geest de kerk vrij maakte uit de banden, waarin zij gebonden was. Zooals Israël in Egypte in het diensthuis was opgesloten, zoo was de ware Kerk in de Roomsche kerk in het diensthuis. Maar God heeft in de eeuwen die achter ons liggen voor Zijn Kerk gezorgd. Hij heeft haar uitgeleid, evenals Hij dat Israël had gedaan. De vraag of de Protestantsche kerk zich beter heeft gehouden dan het volk van Israël, beantwoordde spr. met een tweede vraag, n.1. zitten wij al niet weer in het diensthuis? Rome doet alles om de Protestanten terug te voeren naar de z.g.n. Moederkerk, aldus spr. Dat moet men weten. Wat er verleden week in Groningen is geschied, moet ons het schaamrood naar de wangen doen stij- gen. Spr. noemde het een klap in het aangezicht van dien God, Die eenmaal de Protestantsche kerk heeft uitgeleid. Een van de predikanten in Groningen heeft gezegd, dat dit de consequentie was van het samengaan met Rome. Dat zal wel waar zijn, zoo vervolgde ds. Van Schuppen, maar dan weet ge nu waar ge aan toe zijt. Dan kunt ge nu zien, waar een dergelijke politiek de Protestanten heenvoert, heenvoeren moet. Voor degenen, die met leedwezen de dingen, welke verleden week zijn geschied, gadeslaan, is het een troost te weten, dat, hoe het ook gaat, in dit alles God regeert. God zal Zijn Kerk met vergeten, ook in deze tijden met, aldus spr., maar men heeft dan de handen uit de mouwen te steken en te laken wat er is geschied. Als Rome eens gaat overheerschen, als wij barre tijden gaan beleven, dan blijft waar wat Luther heeft gezegd: „Een vaste burcht is onze God". Dat Ued zou men de vorige week met hebben durven zingen. Maar Gods Woord houdt stand, aldus besloot spr., en zal geen duimbreed wijken. AANVULLING. Hieronder volgen nog enkele citaten uit de rede van Ds. Van Schuppen, die in het niet zeer volledig verslag van het Nieuwsblad noode werden gemist (waarbij echter enkele onvoegzame en beslist beleedigende zinsneden om der wille van den zegsman zijn weggelaten) : „Rome is als een slang. Er ligt een gevaarlijke uitnoodiging naast me om met Roomsche heeren te komen praten. Als U dat doet krijgt U een kopje koffie met koekjes er bij, en de heeren zelfs jêl sigaar (applaus). Rome is o zoo vriendeliik. LaaMÜaafater- leiden. Laat U met betooveren. Rome is gevaarlijk, dat blijkt U ook uit de uitnoodiging van Geloof en Wetenschap. De aanslagen van Rome op onze kerk en ons volk zijn vreesehjk. Wat ons hierheen gebracht heeft, is de dood van onze kerk. Wij zijn hier om de actie van Rome. Heel die aictie van Rome zou zeer weinig beteekenen als de protestanten nog echte protestanten waren. Maar dat zijn ze niet meer. Dat blijkt uit de feiten. Zoudt gij denken, dat Rome echt Christelijk is? Waar gaan wij heen als de protestanten hun kerk verloochenen, als Rome zoo doet heeft zij groot gelijk, gij ziet hoe Rome ons omsingelt. Ook hun gezinnen zijn veel grooter. 52 pCt. der kinderen zijn Roomsen. Waar de zuivere leer met is, heeft Rome een kans. De zuivere leer is de leer der rechtvaardigmaking. Daar ging het om. Die leer werd weer in eere hersteld. Hoe kunnen wij gemeenschap hebben met hen? Denk nooit, dat Rome zich zal verloochenen. Wij gelooven niet beide in Jezus. Rome verloochent Jezus (Zie Catechismus: beeldendienst). Zoo is het protestantisme dus verbleekt. Wij moeten weer ruggegraat krijgen. Waar zijn de fiere hervormers? Ja, zij zijn er nog. Ook hier in Groningen. Anders hadden wij deze samenkomst niet gehad. Wij zullen het slachtoffer van Rome worden, daarom moeten wij pal staan. Het is de liefde van ons hart, die ons hier samenbrengt. De liefde tot de hervormde kerk, die ons volk de gouden eeuw heeft bezorgd. Mijne hoorders, wij zijn dikwijls zulke dwaze dwalende menschen. Ik kon mijn hand reiken over de Roomsche kathedraalmuren. Gij ziet nu een gekrompen man voor U staan, het is mij nu met meer mogexijk. De Roomsche kerk staat tot de Hervormde als de : tot de aarde, nee, als de hemel tot de hel. Wn r^Ë&Mc'e eroote erevaren eaan zien. Onze viiand weet, dat voor ons de gevaren groot zijn. Gaan wij weer naar het diensthuis? Zullen wij met Jeremia moeten zuchten in zijn kerker? Hoe het ook zij, God regeert, dat is een troost voor hen, die met leedwezen deze dingen gadeslaan. Zoodra deze maat vol is, schreef iemand mij, zal God ons helpen. Hij zei: Ik ben de Heer uw God. God vergeet Zijn volk met. Hij was de Heer, de Verbondsgod, Hij spreekt en het is er. Wij moeten ons schamen over wat er in de afgeloopen week is gebeurd. In de dagen van Luther zong men, Gods woord en Luthers leer vergaat nimmer meer. Wij moeten ons voor God verootmoedigen, wij hebben tegenover God misdaan. God roept ons tot de orde terug. Onze vaderlandsche geschiedenis loopt gevaar. Houdt Uw oogen open. Iedere aanraking met Rome is hoogst gevaarlijk. „Maar wat nu", zult gij vragen, „als Rome over ons gaat heerschen, of als het communisme hoogtij viert? Als de brandstapels weer gaan rooken, wat dan? Als alles ten gronde gaat?" EEN MOTIE. De heer ADER las vervolgens de volgende motie voor: „Leden der Ned. Hervormde Gemeente te Grpningen, hebben met droefheid en verontwaardiging tevens! itëhnis genomen van het feit, dat op Donderdag 23 dezer in dt Hervormde der A-kerk op aanstichten van ds. Coolsma een „samenzang" heeft plaats gehad door Protestanten en Roomschen, een „samenzang", die naar gebleken Is als Roomsche propaganda is bedoeld en als zoodanig is gehanteerd, spreken hun diep leedwezen en ergernis daarover uit, dat voor zulk onheilig samengaan van twee controverse groepen het kerkgebouw door H. H. Kerkvoogden is afgestaan, zal zijn naam hier niet noemen, een getuigenis-avond moest worden belegd te Groningen, welke als protest bedoeld was tegen bedoelden avond. Veel wil ik er met over zeggen, maar wel dit: dat één punt in de motie welke op dien getuigenis-avond werd aangenomen een volkomen verkeerde voorstelling wekt. In die motie staat n.1. o.a.: „dat zoolang de Roomsche Kerk de uitspraak van het Concilie van Trente handhaaft, waarbij zij bi strijd met des Heeren Woord al degenen vervloekt, die belijden dat de mensch alléén door het geloof in Jezus Christus gerechtvaardigd wordt enkel door toerekening van de gerechtigheid Christi, van eenige toenadering tusschen Protestanten en Roomschen absoluut geen sprake kan zijn." Want dat leert Trente niet. Het Concilie van Trente houdt wel degelijk in, dat Christus onze eenige middelaar ls bij God den Vader. En van vervloeking is ook in het geheel geen sprake. De interpretatie daar gegeven van het Concilie van Trente is valsch en onhistorisch en ook volkomen in strijd met de christelijke liefde. Geachte Redactie. Het zal U bekend zijn dat er dezer dagen in een der Hervormde Kerken, onder leiding van Ds. C. W. Coolsma een Protesiantsch-Katholieke zangavond werd gehouden. Deze zangavond van protestanten en katholieken gezamenlijk, heeft alom in den lande zeer de aandacht getrokken en heeft zoowel bijval als protesten uitgelokt. Deze bijvalsbetuigingen en protesten zijn in een brochure verzameld, waarvan wij U hierbij 'n recensie-exemplaar zenden Wij zouden gaarne zien, dat U deze uitgave in uw blad zoudt willen bespreken. Gemakshalve geven we aan de achterzijde een kleine mededeeling, die U misschien, al of niet gewijzigd, zoudt willen plaatsen, indien U de gelegenheid tot het spoedig schrijven van een eigen oordeel ontbreekt. Met toezending van het nummer waarin de recensie voorkomt zult U ons zeer verplichten. Hoogachtend, DRUKKERIJ SPIERING Groningen. GEZAMELIJKE ZANGAVOND VAN PROTESTANTEN EN KATHOLIEKEN TE GRONINGEN. Het heeft alom de aandacht getrokken dat dezer dagen in Groningen iets bizonders is geschied, dat door velen in verband is gebracht mét het streven naar verbroedering gelijk door H.M. de Koningin in Haar laatste radiorede is bepleit. Onder leiding van Ds. C. W. Coolsma had nl. een zangavond plaats in een der Hervormde kerken, waar protestanten en katholieken gezamelijk hebben gezongen, een jeugdkoor liet zich hooren, terwijl katholieke kerkzangers Gregoriaansche liederen ten gehoore brachten, welke tevoren door pastoor G. Kemper werden toegelicht. Deze samenkomst heeft veel bijval gehad, doch er is ook een vinnig verzet tegen gerezen. Wie datgene wat er gebeurd is, èn datgene wat hiertegen aangevoerd is, precies en vrij volledig wenscht te weten, vindt dat verzameld in een keurig en geïllustreerd boekje, dat uitgegeven is bij Drukkerij Spiering te Groningen onder den titel. „Een zwarte Dag?" (Prijs slechts 25 ets. franco p. p.) Het geeft een goed overzicht van vóór en tegen, en een sterken indruk van den drang naar „geestelijk© herbewapening".