CB 20765 lil Godsf reddende Boodschap voor dezen tijd. 45 ste duizend. Internationaal Traktaatgenootschap HAMBURG DEN HAAG PIETERMARITZBÜRG KAAPSTAD 1912. „Hij zal alzoo^wederkomen." Gods reddende Boodschap voor dezen tijd. Heeft God eene bijzondere boodschap voor dezen tijd? Voor hoevelen is zij bestemd? Wat is het doel van die boodschap? Welk nut brengt zij voor hen, die haar in het geloof aannemen en volgen? Maar welke gevolgen zal zij voor de ongeloovigen hebben, die haar verwerpen ? En wat zal binnen kort volgens deze boodschap, met deze aarde en den loop aller aardsche dingen gebeuren ? Ziedaar enkele zeer gewichtige vragen, die wij in het kort in dit boekje zullen trachten te beantwoorden. God heeft in verleden tijden, als er bijzondere gebeurtenissen in deze wereld zouden plaats grijpen, ook bijzondere boodschappen en waarschuwingen aan zijn volk alsmede aan de wereld, gezonden. En daar God, in Zijne handelwijze altijd dezelfde is, zoo mogen wij ook beslist verwachten, dat Hij eene bijzondere boodschap en waarschuwing aan het thans levende geslacht zal laten verkondigen, vóórdat de grootste aller gebeurtenissen zal plaats hebben; namelijk : De wederkomst van onzen Heere Jezus Christus op de wolken des hemels en de voleinding dezer wereld. Ja, wij zijn niet alleen aangewezen gevolgtrekkingen te maken, maar wij hebben de besliste uitspraak aangaande deze zaak van onzen Heere zeiven. Hij zegt door den mond van den profeet Amos: „Gewisselijk, de Heere Heere zal geen ding doen, tenzij Hij zijne verborgenheid (zijn plan) aan zijne knechten, de profeten, geopenbaard hebbe." Amos 3:7. Volgens deze woorden laat God niets over deze wereld komen, alvorens Hij den menschen heeft laten aanzeggen, en hen voldoende bewijzen gegeven heeft, hetgeen te komen staat te kunnen weten; waardoor Hij tevens ook een iegelijk de gelegenheid aanbiedt zich er op voor te bereiden eer het geschiedt. In den tijd van den zondvloed zond God Noë den „Prediker der Gerechtigheid" om het menschdom te waarschuwen, en den eenigen waren weg tot ontkoming aan te wijzen. De wereld was toen met goddeloosheid vervuld. Bloedvergieten, onderdrukkingen en allerhande gruweldaden werden gepleegd. De menschen lieten zich door Gods Geest niet meer straffen of overtuigen. Maar de Heere in Zijne barmhartigheid en genade gaf hen nog honderd en twintig jaren tijd zich te bekeeren en tot beter inzicht te komen. Doch Gods reddende boodschap door Noë gepredikt werd veracht en verworpen; en toen kwam de zondvloed en verdelgde allen, die ongehoorzaam waren. God zond ook den profeet Jona met eene besliste boodschap naar Ninevé om die stad aan te zeggen wat over haar komen zou, wanneer zij zich niet bekeerde van hare goddelooze werken. Tijdens dat onze Heiland voor de eerste maal stond te komen, zond God Johannes den Dooper als voorlooper met eene ernstige boodschap aan het toen levende geslacht. Van dat werk, hadden de profeten reeds meer dan zevenhonderd jaren tevoren gesproken. En toen de tijd daarvoor aangebroken was, zorgde God ook, dat het rechte werktuig er was om dat bepaalde werk te verrichten. Johannes had eene zeer ernstige en gewichtige boodschap voor het volk. Hij verkondigde hen in den naam van God, dat nu de tijd gekomen was, waarvan alle profeten gesproken hadden; en dat nu de Messias — de Christus, zijn werk in het openbaar zou beginnen, dat zij zich moesten bekeeren en in Hem gelooven, die geopenbaard zou worden. Dus allen, die op hunnen Heere en Heiland wachtten, ontvingen de goddelijke boodschap door Johannes met blijdschap. Zij bewezen hun geloof in hunne daden, door zich te laten doopen van Johannes in de Jordaan. Maar velen, en vooral de Priesters en Leiders van het Joodsche volk, verwierpen door haat en ongeloof Gods reddende boodschap en lieten zich niet doopen van Johannes. En toen de Heiland kwam, waren zij ook niet bereid Hem aan te nemen. Zij hadden de boodschap des hemels verworpen waardoor zij hadden kunnen voorbereid worden op de komst van Christus. Hunne harten waren door het verwerpen van het Goddelijke licht verhard, en hun verstand was verduisterd en daarom verwierpen zij ook in hunne ongeloovigheid den Zone Gods, hun éénigen Verlosser en Zaligmaker,. Toen kwamen als natuurlijke gevolgen de vreeselijke oordeelen Gods over Jeruz-alem en over dat volk vanwege hunne moedwillige verachting van Gods genadeboodschap en het verwerpen van den Zone Gods. Dus was de boodschap van Johannes een voorbereidend werk op de komst van Christus. En allen, die de boodschap van Johannes aannamen en zich geloovig aan Gods bevel onderwierpen, zich bekeerden, hunne zonden beleden en zich lieten doopen in de Jordaan, waren ook voorbereid den Heere Jezus aan te nemen toen Hij geopenbaard werd. Ook Christus en Zijn Apostelen hadden eene heerlijke en gewichtige boodschap aan deze wereld; en hun werk was eene vervulling van de profetische geschriften. De eerste woorden die de Heiland in het openbaar uitsprak, nadat Johannes als voorlooper zijne boodschap verkondigd had, waren: „De tijd is vervuld, en het Rijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u, en gelooft aan het Evangelie!" Mare. 1:14, 15. De Heiland vervulde door Zijne komst in het vleesch en door Zijne openbare prediking de voorspellingen der Profeten. Want God heeft nog nooit over deze wereld iets laten komen, zonder dat Hij reeds langen tijd tevoren daarvan door Zijne profeten heeft laten spreken of schrijven. En wanneer de tijd naderde, dat datgene, wat voorspeld was zich vervullen moest, heeft God ten allen tijde getrouwe dienstknechten met eene ernstige en waarschuwende boodschap naar het volk gezonden om hen aan te zeggen wat hen te wachten stond en daardoor hadden zij gelegenheid zich er op voor te bereiden. Zoo hing dan altijd hun geluk, heil, leven en redding af, van een geloovig aannemen en getrouw blijven aan die ernstige boodschappen. Maar ook hun ongeluk en ondergang van het verachten en verwerpen dezer goddelijke waarheden. Dus heeft God ten allen tijde, wanneer er iets gewichtigs gebeuren zou, de menschen door bijzondere waarschuwings-boodschappen met Zijne voornemens bekend gemaakt. Zoo zond onze lieve Hemelsche Vader eene ernstige boodschap door Noë aan dat geslacht in dien tijd. Hij liet de stad Ninevé waarschuwen door Jona den Profeet. Johannes de Dooper werd met eene plechtige.boodschap aan het toen levende geslacht gezonden, opdat een iegelijk die wilde, weten kon wat hem te wachten stond, om de noodige voorbereiding te maken. Het werk van den Heere Jezus zelve en ook dat Zijner Apostelen was eene vervulling van zeer duidelijke en zekere profetiëen. Zoodoende heeft God de menschen en vooral Zijne kinderen nooit in het duister of in onwetendheid gelaten met betrekking tot die dingen die over de wereld gekomen zijn. - Maar dit waren slechts kleine gebeurtenissen in vergelijking met datgene wat ons nu binnenkort te wachten staat; namelijk: De Wederkomst van Christus als Koning op de wolken des Hemels en de vol-' einding dezer wereld. En zou de Heere nu geene bepaalde boodschap aan het volk hebben? Het is toch eene gebeurtenis waarin alle menschen betrokken zijn. Zou Hij nu niet de menschen iaten aanzeggen, wat binnen kort gebeuren zal? Zal Hij nu het volk niet laten waarschuwen, opdat het zich voorbereiden kan op Zijne heerlijke wederkomst? Ja, mijn waarde lezer, dat zal God doen! Onze Heere heeft eene bepaalde boodschap voor dezen tijd. Hij laat thans aan het volk bekend maken, wat binnen kort met deze wereld gebeuren zal. En Hij wil, dat Zijne kinderen daarvan kennis hebben en daarop voorbereid zijn. Want God wil niet, dat de oordeelsdag iemand onvoorbereid overkome. Christus wil ons niet met Zijne komst onverwachts overvallen. Hij wil niet dat de zondaar in zijne zonde sterve; maar Zijn verlangen is, dat de goddelooze zich bekeere; dat hij tot kennis der waarheid kome, en leve. Daarom laat God, vóórdat Christus als Koning in heerlijkheid op de wolken des hemels wederkomt, het ware Evangelie, eene reddende boodschap, eene ernstige waarheid en eene blijde tijding aan de geheele wereld verkondigen. Zult gij acht geven op datgene wat de Heere door die boodschap te zeggen heeft? Hoor wat de Heiland onder meer tot zijne discipelen zeide als antwoord op hunne vraag: „Wat zal het teeken zijn van uwe komst en van de voleinding der wereld?" Ziehier zijn antwoord: „En dit Evangelie van het Rijk zal gepredikt worden in geheel de wereld, tot eene getuigenis voor al de volkeren; en dan (te dier tijd) zal het einde komen." Matth. 24:14. Volgens deze woorden van onzen Heiland, moet het Evangelie aan alle volkeren gepredikt worden en dan zal het einde komen. Maar Hij zegt ook „dit Evangelie" d. w. z. datzelfde, ware Evangelie, dat Christus en zijn Apostelen verkondigd hebben, en geen namaaksel of vervalschte leerstellingen en theoriën van menschen ingesteld, die zoo menigmaal als het Evangelie van Christus aangeboden en verkondigd worden. Ook geen half Evangelie; maar de volkomen Waarheid, zooals God het Evangelie bestemd heeft als reddende boodschap tot aan het einde aller dingen. Dit Evangelie van Jezus Christus biedt ons niet alleen vergiffenis van zonden aan door het geloof in het verzoenend lijden en sterven van den Zone Gods; het maakt ons niet alleen bekend met het eeuwige leven door genade in Christus; het deelt ons ook niet alleen den H. Geest mede en schenkt ons de kracht als verloste kinderen in alle geboden Gods te kunnen wandelen; maar dit Evangelie maakt ons ook bekend met de voleinding van Gods heerlijk plan, met de wederkomst van Christus als Koning in heerlijkheid, en met het in bezit nemen van onze eeuwige Zaligheid en Erfenis waarna wij hier door het geloof hebben uitgezien. Dus het volle Evangelie sluit niet alleen Christus komst in lijden in, maar ook Zijne wederkomst in heerlijkheid. Dit Evangelie, deze gewichtige Boodschap, die God in dezen tijd aan de wereld wil verkondigd hebben, wordt ons nader omschreven en uitééngezet in de Openbaring van Johannes, hoofdstuk 14:6-12. In deze verzen bedient zich God van drie Engelen, die als beelden moeten dienen van hen, die als dragers en verkondigers dezer ernstige en hemelsche genadeboodschap gebruikt worden. Luister wat de Geest Gods door den mond van Johannes zegt: „En ik zag eenen anderen engel, vliegende in het midden des hemels, en hij had het Eeuwig Evangelie, om te verkondigen dengenen, die op de aarde wonen, en aan alle natie, en geslacht, taal, en volk; zeggende met eene groote stem: Vreest God, en geeft Hem heerlijkheid, want de ure Zijns oordeels is gekomen, en aanbidt Hem, die den hemel, en de aarde, en de zee, en de fonteinen der wateren gemaakt heeft." Openbaring van Johannes 14:6, 7. Deze gewichtige boodschap is voor allen bestemd die op de aarde wonen; en God wil, dat zij gepredikt wordt aan alle natie, en geslacht, en taal, en volk; omdat allen in die waarlieid betrokken zijn, die door deze boodschap verkondigd wordt. Onze God, de Schepper van hemel en aarde, vraagt van alle menschen die op de aarde wonen, dat zij Hem vreezen (eerbiedigen) en Hem glorie of heerlijkheid geven zullen; want: „De ure Zijns oordeels is gejcomen." Wij leven nu in den tijd van het oordeel Gods Waarschuwing aan alle'Volkeren. Gods. Dit oordeel zal beslissen en uitmaken aan wien de eer en heerlijkheid toekomt. Hij is God, omdat Hij schepper is van alles. En als Schepper heeft Hij het recht van Zijne schepselen te vragen dat zij Hem eer en heerlijkheid zullen geven. Juist in onzen tijd, wordt het schepsel meer geëerd en verheerlijkt dan de Schepper die te prijzen is tot in eeuwigheid. Daarom is deze boodschap zeer gepast, waarin God eene oproeping doet aan alle menschen, en hen uitnoodigt, Hem te eerbiedigen; Hem eer en heerlijkheid te geven, vóórdat de oordeelsdag dit feit in het toezien van het heelal voor alle eeuwigheid beslist. Verder zegt die boodschap: „En aanbidt Hem (dus God en Hem alleen), die den hemel, en de aarde, en de zee, en de fonteinen der wateren gemaakt heeft." God, de Schepper van alle dingen, heeft alleen recht op goddelijken dienst en aanbidding. Hij alleen moet aangebeden worden. Deze waarheid heeft onze Heiland zeer duidelijk uitgesproken, toen de duivel Hem bekoorde, en van Hem begeerde neder te vallen en hem (den duivel) te aanbidden. Toen antwoordde de Heiland: „Ga weg, Satan! want er staat geschreven: Den Heere, uwen God, zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen." Matth. 4:10. God te aanbidden beteekent: Hem te dienen; naar Zijne stem te luisteren en te doen wat Hij zegt. Iemand, die God niet volgt, die niet doet wat Hij wil, die niet Gods geboden onderhoudt, bidt Hem ook niet in waarheid aan, al zou hij ook al vele vrome gebeden opzeggen. Van dezulken zegt de Heiland: „Dit volk nadert tot Mij met hunnen mond, en eert mij met hunne lippen, maar hun hart is verre van Mij." Zulk bidden is ijdelheid en eene vrome spotternij. Wanneer wij naar iemand anders luisteren dan naar God en Zijn H. Woord; wanneer wij menschen geboden inplaats van Gods geboden onderhouden, dan huldigen, eeien of aanbidden wij menschen inplaats van God; dan vergoden wij het schepsel inplaats van den Schepper. En daartoe heeft de Satan in dezen laatsten tijd bijna de geheele wereld verleid. De ongeloovige klasse verleidt hij op grove en goddelooze manier; en de godsdienstige klasse bedriegt hij op meer bedekte en vrome wijze. Daarom is de gewichtige boodschap voor dezen tijd ook zeer gepast die daar zegt: „aanbidt Hem, die den hemel, en de aarde, en de zee, en de fonteinen der wateren gemaakt heeft." Dus geef aan geen schepsel, wie het ook zijn moge, goddelijke eer. God alléén, moet aangebeden worden in den Naam van Jezus Christus, door de kracht des H. Geestes; Zijne macht alleen moet worden erkend. En Zijne geboden, onveranderd zooals Hij ze ons gegeven heeft, moeten onderhouden worden. Maar aangezien dit nu niet meer door de kerk geleerd nog veel minder gedaan wordt, zoo is hierdoor een geestelijke en moreele afval in de kerk gekomen — een afval van God en Zijne geboden. Daarom laat onze Heere ook door eene verdere boodschap het gevolg aankondigen. Hij zegt: „zij (de kerk) is gevallen, zij is gevallen, Babyion, die groote stad, omdat zij uit den wijn des toorns harer hoererij (d. w. z. door hare valsche en onschriftuurlijke leeringen) alle volken heeft gedrenkt." Openb. v. Joh. 14:8. De kerk is in dezen treurigen toestand gekomen door het verlaten van Gods heilige Waarheid en het aannemen en leeren van allerhande menschen geboden in plaats van Gods geboden. En aangezien men deze menschelijke „plichten" boven Gods directe bevelen stelt en ze den menschen onder hellestraf opdringt, zoo noodzaakt men de aanbidders daardoor, het schepsel meer te eeren en te dienen dan den Schepper. Een louter menschelijk systeem, eene menschelijke macht wordt van de kerkgeloovigen op geestelijk gebied gehuldigd, gevolgd en gehoorzaamd, ja, aangebeden, inplaats van God en zijne eeuwige waarheid. En hiertegen laat onze Heere nu de menschen waarschuwen met de volgende woorden: „In- dien iemand het beest (deze menschelijke heerschappij in de kerk) aanbidt en zijn beeld, en ontvangt het merkteeken aan zijn voorhoofd, of aan zijne hand, die zal ook drinken uit den wijn des toorns Gods, die ongemengd ingeschonken is in den drinkbeker Zijns toorns: en hij zal gepijnigd worden met vuur en sulfer, voor de heilige engelen en voor het Lam." Openb. v. Joh. 14:9, 10. Door deze drievoudige boodschap, laat de Heere aan alle menschen Zijnen heiligen wil bekend maken. Hij laat allen aanzeggen, dat ze Hem en Hem alleen moeten aanbidden, volgen en dienen. Door deze boodschap wil de Heere de inwoners dezer wereld die noch vasthouden aan allerhande menschengeboden en zoogenaamde kerkelijke „plichten" verlossen; Hij wil allen, die naar Hem willen luisteren terugbrengen tot de ware leer van Jezus Christus. Hoewel er vele ongeloovigen uit haat en vijandschap tegen God en Zijne waarheid de laatste boodschap der genade verwerpen, en ook even vele zich noemende Christenen zich laten binden en houden in allerhande vrome ideeën en menschengeboden, die in strijd zijn met de ware leer van Jezus en den heiligen wil van God; zoo zal er toch een zeker getal zijn, die naar God en Zijne heerlijke boodschap zullen luisteren, en die zich laten redden uit de macht van Satan en van de list der menschen om hunnen Heere en God alleen te dienen. Van dezulken getuigt de H. Schriftuur: „Hiér is de lijdzaamheid (de volharding) der heiligen, hier zijn zij, die de geboden Gods onderhouden en het geloof van Jezus." Openb. v. Joh. 14:12. Dit is de vrucht van Gods reddende boodschap voor dezen tijd! Door deze waarheid worden menschen van leugen en bedrog verlost en tot God den Schepper van hemel en aarde bekeerd. Zij ontvangen kracht door het geloof in den Heere Jezus Christus in alle Gods geboden te kunnen wandelen. Zij worden door die boodschap voorbereid op de weder- komst van onzen gezegenden Heiland op de wolken des hemels. Waarde lezer! Dit nu is in het kort de boodschap Gods voor dezen tijd. Deze boodschap wordt thans in de geheele wereld verkondigd. En wanneer deze Waarheid, dit Evangelie, deze laatste Genadeboodschap aan alle volkeren tot eene getuigenis verkondigd is, dan zal het einde komen; dan zal onze Heere en Heiland met groote kracht en heerlijkheid op de wolken des hemels verschijnen. Luister naar hetgeen de Apostel Johannes zegt: „En ik zag, en ziet, eene witte wolk, en op de wolk was Een gezeten, des menschen Zoon gelijk, hebbende op Zijn hoofd eene gouden kroon, en in Zijne hand eene scherpe sikkel/ Openb. v. Joh. 14:14. Dit is de voorstelling van 's Heeren wederkomst Doch vóórdat Christus komen kan, moet eerst deze drievoudige boodschap aan alle volkeren gepredikt worden, en dan zal onze Heere als Koning met alle Zijne heilige engelen op de wolken des he-* mels verschijnen. En daarom zullen wij nu in het kort, de komst van onzen gezegenden Heiland bespreken. De Wederkomst van Jezus Christus. Zal de Heere Jezus wederkomen? En hoe zal Hij komen? Is Zijne komst eene besliste noodzakelijkheid? Was de komst van Christus reeds de hoop der eeuwen ? Wat brengt Zijne komst voor Gods getrouwe kinderen? Wat brengt die komst voor de ongeloovigen? Is Zijne wederkomst en het einde der wereld nu nabij ? En kunnen wij dienaangaande iets zekers weten? Dit zijn zeer gewichtige vragen, die een ieder redelijk mensch tot nadenken moet brengen. Alle menschen zijn betrokken in deze groote gebeurtenis En daarom betaamt het ons, te luisteren wat God' yan deze waarheid te zeggen heeft in de H. Schriftuur; dezelve te gelooven, en daarna te doen, want aller menschen heil is daarvan afhankelijk. Voor dat onze Heere naar den hemel ging, sprak Hij tot zijne discipelen de volgende troostende woorden: „Laat uw hart niet ontroerd worden! Gij gelooft in God; gelooft ook in Mij! In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; zoo niet, Ik zoude u gezegd hebben: Ik ga heen, om u eene plaats te bereiden. En als Ik heengegaan ben en u eene plaats bereid heb, dan kom Ik weder, en zal u tot Mij nemen, opdat gij zijn moogt waar Ik ben." Joh. 14: 1-3. In deze woorden hebben wij de besliste belofte van onzen Heere en Heiland, dat Hij wederkomen zal. Welk eene heerlijke gedachte! Welk een troost ligt in deze belofte voor Gods kinderen die hunnen Heere en Heiland van harte liefhebben! Hem te zien in al Zijne schoonheid en heerlijkheid. Hem, Die den hemel om onzentwil verlaten heeft, en op deze zondige aarde is gekomen, de plaats van een dienstknecht heeft ingenomen, Zijnen Vader in alles gehoorzaam was, en ten laatste den smartelijken kruisdood stierf, en dat voor zijne vijanden! O, welk eene verborgenheid van liefde! Welk eene volheid van genade openbaart zich op Golgotha! Nadat de Heiland dit alles hier volbracht had, voer Hij op naar den hemel, om daar, aan de rechterhand des Vaders, als onze groote Hoogepriester Zijne verdienste door Zijn bloed aan te bieden; voor Zijne geloovigen te bidden; woningen voor hen te bereiden en dan weder te komen, om zijne wachtende kinderen tot zich te nemen, opdat zij ook zijn mogen waar Hij is. Welk eene schoone belofte! Zal onze mond niet juichen en ons hart van vreugde opspringen bij het overdenken van dit volzalige woord? Strekt het ook niet tot eer van onzen Heiland, wanneer zich zijne kinderen in de zalige hoop verblijden, zich volkomen op Zijne komst voorbereiden en van harte op Hem wachten? Want ook alleen zij, zullen eenig nut hebben van Christus wederkomst, die door Zijn heilig bloed gewasschen zijn van hunne zonden; die door de kracht des H. Gees- tes volkomen in Gods geboden hebben gewandeld; die van deze zalige hoop doordrongen zijn, daarin staan, en hunnen Heere van ganscher harte tot volkomen zaligheid verwachten. De Apostel Petrus zegt in Hand. 3:19-21, dat God Zijnen Zoon ten tweede male zenden zal. En Paulus leert, dat wij den Heere Jezus uit de hemelen verwachten moeten. In den brief aan de Hebreen schreef hij: „Alzoo ook Christus, éénmaal geofferd zijnde, om veler zonde weg te nemen, zal ten anderen male zonder zonde gezien worden van degenen, die Hem verwachten tot zaligheid." Hebr. 9:28. Christus was eens in deze wereld, om Zijn leven als een offer te geven; en zoo zeker als dat geschied is, heeft Hij beloofd weder te komen. Hij komt echter niet, om nogmaals te lijden en te sterven; Hij zal nu komen als Koning der koningen en Heere der heeren voor hen, die Hem verwachten tot zaligheid. Verwacht ook gij den Heere Jezus tot zaligheid, lieve lezer? Zijt gij op Zijne komst bereid? Zoo niet, o, onderzoek u zelf zeer ernstig en bereid u, uwen God te ontmoeten. Hoe zal de Heere Jezus komen? De H. Schriftuur 7.egt ons niet alleen dat de Heere Jezus wederkomen zal, maar ook hoe Hij komen zal. Satan zal aangaande deze waarheid in den laatsten tijd veel verwarring brengen. En daarom is het noodig, dat wij nauwkeurig acht geven op hetgeen de H. Schriftuur zegt. In Hand. 1:9-11 lezen wij: „En als Hij (Jezus) dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen en eene wolk nam Hem weg van hunne oogen. En alzoo zij hunne oogen naar den hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet twee mannen stonden bij hen in witte kleeding; welke ook zeiden: Gij Galilésche mannen 1 wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is in den hemel, zal alzoo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den Hemel hebt zien heen- varen." De discipelen waren met hunnen Heere naar den Olijfberg buiten Jeruzalem gegaan. Hun geliefde Meester gaf hen nog heerlijke lessen; Hij breidde Zijne handen uit en zegende hen. Op eenmaal werd deze persoonlijke Heiland door eene witte wolk uit hun midden opgenomen. Terwijl zij hunnen heenvarenden Heere nastaarden, stonden twee mannen (ongetwijfeld twee engelen) bij hen; die gaven aan de discipelen de verzekering, dat dezelfde Jezus, die persoonlijk en zichtbaar uit hun midden in eene wolk ten hemel opgevaren was „alzoo", d. i. op dezelfde wijze zou wederkomen, gelijk zij Hem ten hemel hadden zien varen. Hoe moeten wij dus, naar het getuigenis der engelen, onzen Heere verwachten? Niet geestelijk of op eene geheime en onzichtbare wijze; maar in tegendeel: werkelijk, letterlijk, persoonlijk, en zichtbaar op eene wolk. Dit bevestigt de H. Schriftuur dan ook op vele plaatsen. „Ziet, Hij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien," Openb. v. Joh. 1 :7. „En ik zag, en ziet, eene witte wolk, en op de wolk was Een gezeten, des Menschen Zoon gelijk, hebbende op Zijn hoofd eene gouden kroon, en in Zijne hand eene scherpe sikkel." Openb. v. Joh. 14:14. „En alsdan zal in den hemel verschijnen het teeken van den Zoon des Menschen komende op de wolken des hemels, met groote kracht en heerlijkheid." Matth. 24:30. En in vers 27 zegt onze Heere: „Want gelijk de biiksem uitgaat van het Oosten, en schijnt tot het Westen, alzoo zal ook de toekomst van den Zoon des Menschen wezen." Dus geliefde lezer, dit is de besliste uitspraak der H. Schriftuur met betrekking tot de wederkomst van onzen Heere en Heiland. Gelooft gij in Zijne wederkomst ? En wilt gij Hem zóó verwachten ? Zult gij ook bereid zijn om voor Hem te kunnen bestaan, wanneer Hij komt? God helpe u, om Hem in vrede te kunnen ontmoeten! \ De Wederkomst van Christus de hoop der Eeuwen. De hoop op, of de verwachting van, de wederkomst van Jezus Christus op de wolken des hemels aan het einde der genadetijd, is geen onderwerp dat maar in den laatsten tijd door een paar overdreven geesten is opgeworpen; maar het mag met recht „de hoop der eeuwen" genoemd worden. Alle Patriarchen en Profeten van het Oude Testament, hebben niet alleen uitgezien naar en gesproken van 's Heeren eerste komst in lijden en vernedering maar ook van Zijne wederkomst als Koning in heerlijkheid. Wanneer de Heiland wederkomt, gaan alle dingen in vervulling waarvan God gesproken heeft door den mond van al Zijne heilige profeten van alle eeuw. Wanneer onze Zaligmaker wederkomt, dan gaat tiet geloof en de hoop der profeten op die zaligheid in vervulling, waarna zij met groot verlangen hebben uitgezien. Zie Hand. 3:19-21; 1 Petr. 1:9-11 Wanneer onze Heere komt, dan richt Hij'alles op wat door de zonde verlaagd, verwoest en afgebroken is. Jezus komt dus om dat werk te voleinden dat Hij in de wereld begonnen is. Dit is de hoop' het geloof en de verwachting aller Patriarchen, Proleten en Apostelen geweest, en het moet ook ons geloof, onze hoop en onze verwachting zijn; omdat het de éénige hoop is, die ons de H. Schriftuur voorhoudt; nl. „de zalige hoop" - de hoop der eeuwen. De hoop van Henoch. De apostel Judas schrijft van de hoop en het geloof van Henoch als volgt: „En van deze heeft ook bnoch, de zevende van Adam geprofeteerdzeggende: Ziet de Heere is gekomen met Zijne velé duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen en te straffen alle goddeloozen onder hen, van wegé al hunne goddelooze werken, die zij goddelooslHk gedaan hebben." Judas verzen 14 en 15. 2 De verwachting van Job. „Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan; en als zij na mijne huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vleesch God aanschouwen: Denwelken ik voor mij aanschouwen zal, en mijne oogen zien zullen, en rtiet een vreemde; mijne nieren verlangen zeer in mijnen schoot." Job 19:25-27. De hoop en het geloof van Abraham, Izaak enjakob. „Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben ze van verre gezien, en geloofd en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren." „En deze allen, hebbende door het geloof getuigenis gehad, hebben de belofte niet verkregen; Alzoo (omdat) God iets beters over ons voorzien had, opdat zij zonder ons niet zouden volmaakt worden." Hebr. 11 :13, 39, 40. Dus alle geloovigen van het Oude Testament, hebben tot heden de gave der onsterfelijkheid nog niet ontvangen, en ze zijn nog niet tot het bezitten van hunne erfenis gekomen. Dat zal eerst alles plaats hebben wanneer onze Heere komt Het verlangen van David. Hij zegt: „Maar ik zal Uw (des Heeren) aangezicht in gerechtigheid aanschouwen; ik zal verzadigd worden met Uw beeld, als ik zal opwaken." En wanneer zal dat zijn? „Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde zich verheugen; dat de zee bruise met hare volheid Voor het aangezicht des Heeren; want Hij komt, want Hij komt, om de aarde te richten; Hij zal de wereld richten met gerechtigheid, en de volken met zijne waarheid." Psalm 17:15; 96:11-13. Dus David geloofde en hoopte tot het bezitten van het eeuwige leven te komen wanneer onze Heere Jezus verschijnt De hoop van den apostel Paulus. „Want ik word nu tot een drankoffer geofferd en de tijd mijner ontbinding is aanstaande. Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke de Heere, de rechtvaardige Rechter, mij in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen dié Zijne verschijning liefgehad hebben." 2 Tim. 4:6-8. De besliste woorden van onzen Heiland. „Ziet, Ik kom haastiglijk!" „En ziet, Ik kom haastiglijk, en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn." „Die deze dingen getuigd, zegt: Ja, Ik kom haastiglijk." Openb. v. Joh. 22 :7, 12, 20. De wensch van Gods gemeente. i Tïl z^gt: ,»AmQn" (z°o zij het). „Ja kom, Heere Jezus! Openb. 22:20. De wederkomst van onzen heven Heiland, is dus de hoop en verwachting van alle Patriarchen, Profeten en Apostelen geweest. Is dit ook uwe hoop? uwe verwachting en uw verianeen waarde lezer? De Heere geve het! ' De dringende noodzakelijkheid van 's Heeren Wederkomst. ii ,yan"ee5 er in dezer» tijd op grond van Gods M. Woord door 's Heeren getrouwe dienstknechten met allen ernst en beslistheid op de wederkomst van onzen gezegenden Heere heengewezen wordt, zoo zijn er niet weinigen, die dat overbodig vinden Zij vragen: „Waarom is het toch noodig; zooveel van Christus wederkomst te spreken? Kunnen wij dan zonder die komst ook niet in den hemel komen? Ut kunnen wij het eeuwige leven ook niet genieten zonder dat Hij verschijnt? Ja, velen noemen de ernstige prediking van 's Heeren verschijning, en de 2* dringende vermaningen tot voorbereiding op Zijne komst eene „bangmakerij" of „een schrikaanjagen. Is het niet diep te betreuren, dat vele zich noemende christenen heden ten dage zoo weinig waarde hechten aan en zoo weinig belangstelling betoonen in de wederkomst van onzen Heere Jezus? Daar we toch in de geheele H. Schriftuur geene andere hoop vinden, en alle ware geloovigen van Gods H. Woord zoowel van het Oude als van het Nieuwe Testament hebben geene andere hoop gehad en hebben in geene andere verwachting geleefd. Daarom noemt de Apostel Paulus de wederkomst van onzen Heere met recht: „De zalige hoop. Titus 2:13. De wederkomst van Christus als Koning is niet alleen een onderwerp van blijde verwachting voor Gods getrouwe kinderen maar het is ook eene besliste noodzakelijkheid; want zonder die wederkomst is er geene opstanding der dooden. Voor dat de dooden uit hunne graven kunnen opstaan moet eerst lezus komen, die hen roept en opwekt. Luister wat de H. Schriftuur zegt: „Want de Heere zelf zal met een geroep, met de stem des aartsengels, en met de bazuine Gods nederdalen van den hemelj en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan. Dus vóór dat de dooden kunnen opstaan, moet Christus eerst letterlijk van den hemel komen. 1 Thess. 4: lo. De Appstel Paulus grondde zijne geheele zaligheid en het bezitten van het eeuwige leven, op de opstanding der dooden. Hoor wat hij zegt: „Zoo ik, naar den mensch, tegen de beesten gevochten heb te Efeze, wat nuttigheid is het mij, indien de dooden niet opgewekt worden? Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij." 1 Kor. 15:32. De apostel geloofde en leerde, dat al zijn lijden, zijne vele ontberingen voor Jezus en zijn werk geene nuttigheid voor hem zouden hebben, wanneer de dooden niet opgewekt worden. Zouden dat ook vele zich noemende Christenen in onze dagen met hun valsche leeringen en verkeerde verwachtingen kunnen zeggen?. De meesten hunner verwachten immers hun loon direct bij het afsterven. Maar de H. Schriftuur leert nergens, dat iemand direct in den hemel zijn kan als hij gestorven is. Niemand kan bij God zijn alvorens hij uit de dooden opgewekt is, en daartoe moet eerst Jezus komen. Wanneer de Zone Gods komt, dan zal Hij zijne geloovige kinderen, die zalig gestorven zijn, eerst opwekken. Maar komt Christus niet dan kunnen de dooden ook niet opstaan, en staan de dooden niet op, dan is er geen oordeel. De H. Schriftuur leert echter zeer duidelijk, dat niet alleen Jezus zal oordeelen maar dat zelfs Zijne kinderen, wanneer zij het onderzoekend oordeel gepasseerd zijn en heilig en zalig door God verklaard zijn, met Christus op troonen zitten en de wereld zullen oordeelen. Zie Openb. 20:4. En Paulus schrijft aan de Christenen te Korinthe: „Zoo dan, oordeelt «jets vóór den tijd, totdat de Heere zal gekomen zijn." 1 Kor. 4:5. Wanneer onze Heere niet wederkomt, dan staan niet alleen de dooden niet op en vindt er geen oordeel plaats, maar dan is er ook geene vergelding. Zonder de wederkomst van Christus is er geene rechtvaardige vergelding; dan wordt het goede niet beloond en het kwade niet gestraft. En wanneer dat niet geschiedt, dan kunnen wij met den apostel Paulus zeggen: „Indien wij alleenlijk in dit leven op Christus zijn hopende, zoo zijn wij de ellendigste van alle menschen." 1 Kor. 15:19.. Wat leert nu echter de H. Schriftuur met betrekking tot de toekomende vergelding en ook den tijd, wanneer de Heere vergelden of loon uitdeden °e Heere Jezus zegt: „En ziet, Ik kom haastiglijk en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden gelijk zijn werk zal zijn. Openb. v. Joh 22:12. Dus wordt eerst het loon uitgedeeld, wanneer Jezus komt Onze Heere zegt ons ook in Luk. 14: 13, 14 wanneer Hij vergelden zal: „Maar wanneer gij een maaltijd zult houden, zoo nood armen, verminkten, kreupelen, blinden; En gij zult zalig zijn, omdat zij niet hebben, om u te vergelden, want het zal u vergolden worden in de opstanding der rechtvaardigen." Dus bij de wederkomst van onzen Heere. Naar dezen tijd hebben dan ook de Patriarchen, Profeten en alle ware geloovigen van alle tijden met verlangen uitgezien. Zie: Judas 14, 15; Hebr. 11:13-16, 36-40 ; 2 Tim. 1:12; 4:6-8; 1 Petr. 1: 3-12; 5:1-4. Wanneer onze Heiland niet wederkomt, dan bestaat volgens het getuigenis der H. Schriftuur geen bezitten of genieten van de zaligheid hiernamaals. Dan zou de Heere Jezus ook maar een ha^f werk gedaan hebben. Hij heeft wel op Golgotha Zijn leven als schuldoffer gegeven, maar tot heden bestaat de zonde en heerscht de vloek nog. Maar wanneer Hij als Koning komt, dan zal de zonde met al hare gevolgen voor eeuwig uitgedelgd worden. Wanneer onze gezegende Verlosser komt, dan staan de dooden op en wanneer de dooden opstaan, zal geoordeeld worden; wanneer geoordeeld wordt, zal vergolden of loon uitgedeeld worden; en wanneer loon uitgedeeld wordt, dan zal alles tot zijn recht komen. Onze Heiland komt als Wederbrenger of als Oprichter aller dingen. Hij zal den dood voor Zijne kinderen voor eeuwig vernietigen; Hij zal alle tranen van hunne aangezichten afwisschen. Hij zal de verachting Zijns volks van de gansche aarde wegnemen- Hij zal Zijne kinderen met onsterfelijkheid bekleeden en zal hen tot Zich nemen opdat zij zijn waar Hij is, en Zijne heerlijkheid kunnen aanschouwen voor alle eeuwigheid. De komst van onzen Heere is niet alleen eene blijde verwachting voor Gods getrouwe kinderen, maar Recht en Waarheid vereischen ook dat Hij komen moet. De ongerechtigheid en goddeloosheid wordt thans vermenigvuldigd. De aarde is vervuld met wrevel, geweldpleging en onderdrukking. Bloedvergieten en allerhande gruweldaden zijn aan de orde van den dag. De aarde en de geheele natuur kreunt onder den vloek, en alles wacht op de openbaring der kinderen Gods. Zie Rom. 8:9-23. Nu zal onze Heiland komen, en aan alle ongerechtigheid een einde maken. Zijne komst is eene oplossing van alle brandende vragen van den tegenwoordigen tijd. De groote Rechter zal komen met eene rechtvaardige vergelding voor alle menschen; dan zal een iegelijk ontvangen naar zijne werken. Hoe staat het met u, waarde lezer? Maakt gij de noodige voorbereiding, opdat die groote dag des Heeren geene verschrikking maar een dag van vreugde en eeuwige zaligheid voor u is? Wat brengt de komst van Christus voor Gods kinderen ? Aangezien de wederkomst van onzen Heere het gewichtige tijdstip is wanneer alles door Hem zal wedergebracht of opgericht worden wat de zonde sedert haar eerste indringen in deze wereld verwoest, vernield en afgebroken heeft (zie Hand. 3:19-21, en Matth. 19:27-29); zoo mogen wij vragen: „Wat zal de wederkomst van onzen lieven Heere voor Gods kinderen brengen ?" Twee klassen van kinderen Gods, zulien er bij Christus wederkomst zijn. De ééne is door al de eeuwen heen in het ware geloof in Christus gestorven, en rust nu in het kille graf. Zij waren hier zalig in „hope" maar hunne hoop zal spoedig verwezenlijkt worden; zij zal in het bezitten overgaan van al datgene wat zij hier in hun leven verwacht hebben. Zij zullen uit hunne graven onsterfelijk opgewekt worden, wanneer Jezus komt De andere klasse bestaat uit geloovigen, die het vergund is te leven totdat Jezus komt; en deze zullen in een oogenblik des tijds tot onsterfelijkheid veranderd worden. Van deze groote gebeurtenis spreekt de H. Geest door den apostel Paulus als volgt: „Ziet ik zeg u eene verborgenheid; wij zullen wel niet allen ontslapen (sterven) maar wij zullen allen veranderd worden; in een punt des tijds, in een oogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en de dooden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden." 1 Kor. 15:51, 52. Sedert Adam gezondigd heeft, is zijn geheele nakomelingschap sterfelijk; want hij heeft het leven verloren en het recht op de onsterfelijkheid verbeurd. Maar onze lieve Hemelsche Vader, heeft door Zijnen Zoon onzen Heere Jezus Christus het eeuwige leven en de onsterfelijkheid weder teruggebracht. Dit leven wordt nu alle menschen door het Evangelie aangeboden. Want „die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven." (Joh- 3 :36)- Blijven wij in Jezus gelooven en volharden tot het einde, dan schenkt God ons door Jezus de gave der onsterfelijkheid. Zij die reeds in het ware geloof gestorven zijn, zullen dan onsterfelijk opgewekt worden, en wij die levend overblijven totdat onze Heere komt, zullen in een punt des tijds, in een oogenblik, tot onsterfelijkheid veranderd worden. Tot nu toe heerscht nog de dood over ons, maar op dien glorierijken morgen, zullen alle ware geloovigen gelijk hun Heere en Heiland, over den laatsten vijand, den dood heerschen. De dooden komen dan onsterfelijk uit hunne graven en zingen: „De dood is verslonden tot overwinning. Dood! waar is uw prikkel? Hel (graf) waar is uwe overwinning?"— Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus." 1 Kor. 15:54-57. Zoolang als zij hier leefden, waren zij nog vatbaar voor alle lijden, gevaren en ellende, ja zelfs voor den bitteren dood. Maar wanneer Jezus komt, dan wordt de dood met al zijne gevolgen voor eeuwig vernietigd. Dan ontvangen Gods getrouwe kinderen een onsterfelijk lichaam; een lichaam, dat gelijk is aan het heerlijk lichaam van den Zone Gods. Zie wat de apostel Paulus schrijft: „Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus: Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor Hij ook alle dingen zichzelven kan onderwerpen." Fil. 3:20, 21. Kunt gij het gelooven, geliefde lezer, dat aan arme stervelingen zulk een voorrecht en genade zal te beurt vallen? Neen, het is geen droom of verbeelding ! Maar het is eene werkelijkheid. God, onze lieve Hemelsche Vader heeft beloofd, zijne getrouwe kinderen „den beelde zijns Zoons gelijkvormig" te maken (Rom. 8:19). God schiep den mensch in den beginne naar „Zijn Beeld"; heerlijk, oprecht en „zeer goed". De mensch is door de zonde gevallen, en heeft dat goddelijke beeld verloren; hij is verlaagd, verminkt en bedorven. Maar onze Heere en Heiland heeft den hemel verlaten, is op deze zondige aarde gekomen, heeft onze schuld met zijn bloed betaald, onze zonde heeft Hij gedragen, is den dood voor ons gestorven, om het beeld van God in ons te kunnen herstellen; Hij wil ons het eeuwige leven schenken en ons gelukkig maken voor tijd en eeuwigheid. Dit groote werk der genade heeft God in Christus uit liefde voor ons gedaan. Wanneer nu onze Heere verschijnt, dan komt Hij dat werk voleinden, dat Hij voor meer dan achttien honderd jaren begonnen is. Hij zal dan zijne kinderen verheerlijken en hen tot Zich nemen. Dan zal het gebed van onzen Heere Jezus vervuld worden, dat Hij uitsprak toen Hij nog op de aarde was: „Vader! Ik wil, dat, waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijne heerlijkheid mogen aan- Ik ben de Opstanding en het Leven. schouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld." Joh. 17:24. Hier hadden Gods kinderen veel te lijden en te doorworstelen, en vooral in den laatsten tijd; maar wanneer onze Heere komt, zal „God alle tranen van hunne oogen afwisschen, en de dood zal niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan." Openb. v. Joh. 21:4. Heerlijk vooruitzicht! Zouden wij daarop niet moeten wachten en met sterk verlangen uitzien? De H. Schriftuur zegt, dat de zaligen „dan niet meer zullen hongeren noch dorsten; Want het Lam (onze lieve Heere Jezus), dat in het midden des troons is, zal hen weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren; en God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen." Openb. v. Joh. 7:16, 17. Op dien dag, wanneer onze Heere komt, zal Hij verheerlijkt worden in zijne heilige en geloovige kinderen; want zij dragen dan volkomen Zijn goddelijk beeld (2 Thess. 1:10). Op dien dag, zullen Gods kinderen volkomen openbaar worden; want dien dag zal het verschil aantoonen tusschen den rechtvaardige en den goddelooze, tusschen dien, die God dient, en dien, die Hem niet dient. Mal. 3:17,18. Dit alles nu zal geschieden wanneer onze Heere komt Heerlijke dag! Hoelang zult gij nog uitblijven? Volzalig oogenblik! Wanneer zult gij komen dat de wensch van Gods volk bevredigd en hun verlangen gestild worde? Zullen wij dan ook niet met het oog op die heerlijkheid, met Johannes van harte zeggen: „Amen! Ja kom Heere Jezus!" Opénb. v. Joh. 22:20. Wat beteekent de Wederkomst van Christus voor de ongeloovigen ? Zooals wij reeds gezien hebben, is de wederkomst van Christus voor Gods getrouwe en wach- tende kinderen een dag van eeuwige en volkomen zaligheid. Op dien dag, gaat hun geloof in aanschouwen over, en hun hoop in het bezitten. Het is de tijd, wanneer al hunne wenschen zullen bevredigd worden; want hunne gezegende Heere verschijnt, om dat werk aan hen te voleinden, hetwelk Hij hier door Zijnen H. Geest begonnen is. Hun karakter werd hier gevormd; zij zijn veranderd in het beeld van God naar den inwendigen mensch en nu komt Jezus om Zijne wachtende kinderen met onsterfelijkheid te bekleeden, en hen ook een geestelijk, onvergankelijk lichaam te geven. Een lichaam, dat gelijkvormig is aan Zijn heerlijk lichaam, en niet meer vatbaar is, voor lijden, ziekte en dood. Maar hoe geheel anders zal de wederkomst van Christus, voor de ongeloovigen zijn. Verschijnt Hij voor Zijne kinderen tot eeuwige vreugde en zaligheid, zoo komt Jezus voor de ongeloovigen ten oordeel en ter vergelding. Gaan Gods kinderen op dien dag in, tot het bezitten van het eeuwige leven bij den Heere in den hemel, zoo moeten de goddeloozen dat leven missen en zullen den eeuwigen dood sterven. Hoor, wat de apostel Paulus dienaangaande schrijft: „En u, die verdrukt wordt, verkwikking met ons, in de openbaring des Heeren Jezus van den hemel met de engelen zijner kracht: Met vlammend vuur wraak doende over degenen, die God niet kennen, en over degenen, die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn." 2 Thess. 1 :7, 8. De heerlijkheid waarin onze Heere verschijnen zal, en die voor Zijne kinderen dan tot ware vreugde en volkomen redding is, zal voor de ongeloovigen tot groote verschrikking en als een verteerend vuur zijn. Het Evangelie der genade, werd ook hen hier gepredikt; Christus de Zaligmaker, werd hen zeer duidelijk voor oogen gesteld; de H. Geest heeft hen overtuigd van zonde en hen tot Jezus willen leiden, maar alle kloppingen en vermaningen des H. Geestes werden niet geacht en daaraan geen gehoor gegeven. Zij hebben niet naar Gods woord willen leven. Zij hebben den Heere Jezus niet als Heiland en Redder willen aannemen, maar Hem bespot, veracht en verworpen, en nu zal Hij komen in volle glorie, als „Koning der koningen en Heere der heeren". Vreeselijke dag voor den ongeloovige! Wanneer onze Heere komt, en alle oog Hem zien zal, ook degenen die Hem doorstoken hebben, dan zal er geen ontvlieden meer mogelijk zijn. Maar zij moeten Hem zien komen, en in hun vreeselijken angst en vertwijfeling, zullen zij dan roepen tot de bergen en tot de steenrotsen: „Valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht desgenen, die op den troon zit, en van den toorn des Lams. Want de groote dag Zijns toorns is gekomen, en wie kan bestaan ? Openb. v. Joh. 6: 16, 17. Wanneer Christus wederkomt, dan is de genadetijd voor deze wereld voorbij. Thans zit Jezus nog ter rechterhand Zijns Vaders, als Voorspreker en Hoogepriester, om aan alle boetvaardige zondaars bekeering en vergiffenis te schenken. Maar weldra zal Hij Zijne hoogepriesterlijke bediening voleind hebben, den hemelschen tempel verlaten, dan zal Hij kleederen der wrake aandoen, en als Koning van hemel en aarde in volle glorie verschijnen. De handen, die nu nog uitgestrekt zijn, om den zondaar te ontvangen en te helpen, zullen dan voor den wederspannige en ongeloovige, handen ten oordeel zijn. Ja, de H. Schriftuur zegt: „Vreeselijk zal het dan zijn, te vallen in de handen des levenden Gods." Hebr. 10:31. Dat heerlijke Woord der genade, waardoor onze God nu nog zondaren tot bekeering roept, zal dan, wanneer de genadetijd voorbij is, en Christus geen Voorspreker meer zijn zal, als een tweesnijdend zwaard uit zijnen mond gaan, waardoor de onboetvaardige en ongeloovige zondaar zal verpletterd en verdaan worden. Openb. v. Joh. 19:15. Wanneer Jezus niet meer Voorspreker zijn zal, en de genadetijd voor eeuwig voorbij is, dan eerst zal de ongeloovige wereld te laat inzien, wat zij om Jezus wille en door Hem gehad heeft. Dan zal de goddelooze moeten ervaren wat de gevolgen zijn van het verachten van Gods reddende boodschap, van een moedwillig overtreden van Gods heilige geboden; van het verwerpen en miskennen van Jezus en Zijn heilig bloed, en van het wederstaan en lasteren van den H. Geest. Vreeselijke dag! O, zondaar! waar zult gij dan redding zoeken? O, gij ijdele, verwaande en trotsche wereldling, hoe zult gij dan voor een heilig en rechtvaardig God kunnen bestaan! En gij rijke! Gij, die hier altijd hebt gebouwd en gesteund op uw verderfelijken rijkdom inplaats van op den levenden God, hoe zult gij uwen Heere op dien dag ontmoeten ? Daarom, o zondaar! wie gij ook zijt, als gij nog geen vrede met God hebt gemaakt, door het bloed van Jezus Christus, luister dan naar de stem des H. Geestes, die heden nog allen toeroept: „Zoekt den Heere, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. De goddelooze verlate zijnen weg, en de ongerechtige man zijne gedachten; en hij bekeere zich tot den Heere, zoo zal Hij zich zijner ontfermen, en tot onzen God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk." Jes. 55:6, 7. En verder leest men in de H. Schriftuur: „De Geest en de bruid zeggen: Kom! En die het hoort zeggen: kom! En die dorst heeft, kome; en die wil neme het water des levens om niet" Openb. v. Joh. 22:17. Heden, laat onze lieve Heere, door Zijne trouwe Evangeliepredikers nog allen toeroepen: „Laat u met God verzoenen." (2 Kor. 5 : 20). In dezen tijd, zendt onze hemelsche Vader, Zijne getrouwe boden, met de laatste boodschap der genade aan de geheele wereld. Zij prediken met luider stem in Zijnen Naam, tot allen die op de aarde wonen; aan alle natie, en geslacht, en taal, en volk: „Vreest God, en geeft Hem heerlijkheid, want de ure Zijns oordeels is gekomen, en aanbidt Hem, die den hemel, en de aarde, en de zee, en de fonteinen der wateren gemaakt heeft." Openb. v. Joh. 14:6, 7. Wanneer de drievoudige waarschuwingsboodschap volgens Openb. v. Joh. 14:6-12, aan de wereld verkondigd is, dan zal onze Heere Jezus als Koning op de wolken des hemels verschijnen. In welken toestand zal Hij u dan ontmoeten, waarde lezer? Wilt gij niet naar Gods laatste boodschap luisteren? Wik gij uw hart niet aan den Heere Jezus geven? Wilt gij u niet door Zijn bloed van uwe zonden laten reinigen? En wilt gij u niet door de kracht des H. Geestes tot het onderhouden van alle geboden Gods laten leiden, opdat, wanneer Hij komt, gij voor Hejn bestaan kunt? De Heere geve zulks! De teekenen des tijds. Wij hebben tot hiertoe duidelijk aangetoond, dat onze God eene besliste waarschuwingsboodschap aan het thans levende geslacht heeft, voordat het einde der genadetijd daar is, en Christus verschijnen zal. Ook hebben wij door de H. Schriftuur bewezen, dat onze Heere Jezus Christus wederkomen zal, en hoe Hij verschijnen zal; dat het geloof in de wederkomst van onzen Heere, reeds de hoop en verwachting aller Patriarchen, Profeten en Apostelen geweest is, en daarom wordt die leer dan ook met recht de „zalige hoop" en „de hoop der eeuwen" genoemd. Wij hebben ook door het getuigenis der H. Schriftuur gezien, dat de komst van Christus eene besliste noodzakelijkheid is; anders is er geen genieten van het eeuwige leven en geen bezitten van de beloofde erfenis hiernamaals. Wij hebben aangetoond, wat die komst voor Gods kinderen brengt, en ook wat de ongeloovigen op dien dag te wachten hebben. Nu mag iemand vragen: „Is dan het einde der wereld zóó nabij? Zal onze Heere dan spoedig komen? En kunnen wij dienaangaande iets weten? Zoo ja, wat zijn dan de zekere bewijzen en voorboden van Christus wederkomst en van het einde dezer wereld? Luister! Hoewel God aan niemand den juisten dag noch het bepaalde uur van Christus komst heeft laten aanzeggen, zoo heeft Hij ons toch, aangaande deze groote en belangrijke gebeurtenis, niet in het onzeker noch in onwetendheid gelaten. De Heere heeft het niet aan teekenen laten ontbreken, die als voorboden van het naderende einde moeten dienen. Onze Heere Jezus noemde onder meer de volgende teekenen, die ons als zekere bewijzen van de nabijheid Zijner wederkomst zouden strekken. Hij zeide: „En er zullen groote aardbevingen wezen in verscheidene plaatsen, en hongersnooden, en pestilentiën; er zullen ook schrikkelijke dingen en groote teekenen van den hemel geschieden.... En er zullen teekenen zijn in de zon, en maan en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven; en den menschen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden. En alsdan zullen zij den Zoon des menschen zien komen in eene wolk, met groote kracht en heerlijkheid." Luk. 21 :11, 25-27. Het eerste dezer teekenen vermeld in bovengenoemden tekst, namelijk de verduistering van zon en maan, vond zijn vervulling op 19 Mei 1780. Op dezen dag, was de zon veertien uren lang in zulke dikke duisternis gehuld, dat dezelve in de geschiedenis als De Duistere Dag opgeteekend staat, en ooggetuigen schrijven: „Al had de Heere alle lichtende hemellichamen vernietigd, de duisternis had niet grooter kunnen zijn." Den daarop volgenden nacht was het volle maan, maar er was eene ondoordringbare duisternis, die haast voelbaar scheen en te middernacht werd de maan zichtbaar; maar ze was rood als bloed. Hier gingen de woorden des Heeren, door den profeet Joël gesproken, letterlijk in vervulling: „De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat de groote en vreeselijke dag des Heeren komt." Het andere teeken — het vallen der sterren, door onzen Heere genoemd, vond plaats op 20 November 1833. Op dezen dag vielen de sterren overeenkomstig de woorden van den apostel Johannes „gelijk een vijgeboom zijne onrijpe vijgen afwerpt als hij van een grooten wind geschud wordt. „En de geschiedenis zegt ons, „dat, wie zoo gelukkig was den sterrenregen van 1833 te aanschouwen, misschien het heerlijkste hemelsche vuurwerk gezien heeft hetwelk ooit een sterfelijk oog heeft waargenomen." Dus staan deze groote teekenen in hunne vervulling reeds jaren achter ons. Als verdere teekenen van het naderende einde, worden door onzen Heiland de overstroomende watergolven en het bewegen der hemelkrachten genoemd. Wie ziet niet tegenwoordig de letterlijke vervulling dezer woorden in de alles verwoestende overstroomingen en in de vreeselijke watervloeden waardoor duizenden, ja zelfs millioenen menschenlevens uitgebluscht worden en onberekenbare schade berokkend wordt. Wie heeft niet gelezen van de vreeselijke boschbranden in Amerika en andere werelddeelen; van de alles vernielende cyclonen, wervelwinden tornado's en electrische stormen; die van jaar tot jaar aan hevigheid en uitbreiding toenemen. Voorwaar de krachten van den dampkring spreken overluid en verkondigen aan het menschdom, dat de groote dag, de dag van 's Heeren wederkomst, voor de deur is. Het verouderen der aarde is een ander duidelijk teeken van het einde. Hiervan getuigen zeer duidelijk de vele slechte oogsten, de vele aardbevingen en vulkanische uitbarstingen, de steeds nieuwe opkomende ziekten en vreeselijke pesten en andere plagen onder menschen en vee; de veruitgebreide en vreeselijke hongersnooden, al deze dingen leggen ge- 3 De groote Sterrenregen van 1833. tuigenis af, van den last der zonde, die op de aarde rust, en die in algemeene plagen dood en verwoesting eindigen moet. Deze oude aarde heeft den vloek der zonde nu reeds zesduizend jaren gevoeld, en zij kreunt en zucht onder dezen last en is nabij haren ondergang. Daarom zal binnen kort geschieden, wat de Heere reeds door den profeet Jesaja liet verkondigen: „De aarde zal ganschelijk verbroken worden, de aarde zal ganschelijk vaneengescheurd worde, de aarde zal ganschelijk bewogen worden. De aarde zal ganschelijk waggelen, gelijk een dronkaard, en zij zal heen en weder bewogen worden, gelijk een nachthut; en hare overtreding zal zwaar op haar zijn, en zij zal vallen, en niet weder opstaan." Jes. 24:19,20. En de apostel Petrus zegt: dat „deze aarde thans tot het vuur bewaard wordt, tegen den dag des oordeels en der verderving der goddelooze menschen." 2 Petr. 3:7. Door dit vuur, zullen alle elementen smelten en alle werken die op de aarde zijn zullen verbrand worden. De geheele aarde zal van den vloek der zonde gereinigd en gelouterd worden. 2 Petr. 3:10. Ja inderdaad, deze oude aarde, is rijp voor hare verandering! De vermeerdering der misdaden is een ander zeker teeken van de laatste dagen. Onze Heere vergelijkt de dagen vóór Zijne komst met de dagen van Noë. Het menschdom in den tijd van Noë was zoo zedelijk verlaagd en bedorven, dat de Heere van hetzelve getuigen moest: „Dat de boosheid der menschen menigvuldig was op de aarde, want al het vleesch had hun weg bedorven voor God", en „de aarde was vervuld met wrevel." Bij dit alles, "gaf de Heere hun in Zijne genade nog den tijd van honderd en twintig jaren dat zij zich konden bekeeren van hunne boosheden. Maar zij verachtten en verwierpen de boodschap des hemels, die door Noë gepredikt werd, en het onvermijdelijk gevolg was, dat de watervloed kwam en hen allen wegnam. Hoe 3* staat het nu in onze dagen? Is de zedelijke toestand van het volk beter dan in dien tijd? Alhoewel de wetenschap op alle gebied toeneemt, en er veel op beschaving geroemd wordt, zoo is het toch een treurig feit, dat ongehoorde en vreeselijke zonden en gruwelen onder rijk en arm, door jong en oud, van groot en klein bedreven worden. Dronkenschap, smulpartijen, dieverijën, moordpleging, inbraak, vervalschingen zijn aan de orde van den dag. Inderdaad, het zijn zeer gruwelijke en gevaarlijke tijden, die wij thans beleven, en het zijn zekere voorboden van de wederkomst van onzen Heere. Heeft onze God de menschen in den tijd van Noë niet kunnen sparen wegens hunne zonden en goddelooze werken, hoe lang zal Hij dan nog het thans levende geslacht kunnen verdragen? De maat der zonde is reeds meer dan vol, en dit geslacht is zeker rijp voor het oordeel Gods. Het ophoopen van enorme rijkdommen aan den eenen kant, en het toenemen van de grootste armoede aan de andere zijde wordt als een ander teeken van het einde in de heilige Schriftuur aangemerkt. Nog nooit zijn in de geschiedenis dezer wereld zulke enorme schatten opgehoopt geweest, en die naar verhouding door zoo weinige mannen beheerscht werden, als juist nu. Deze schatten worden bijééngebracht door het onttrekken van het zuur verdiende loon aan de werklieden en op vele andere wijzen van bedrog en afzetterijen. Maar zal de Heere, de rechtvaardige Rechter deze dingen niet bestraffen? Zal Hij den onderdrukten niet recht doen en de onderdrukkers niet treffen? Voorzeker zal dit geschieden! Hoor wat onze Heere door den mond van den apostel Jakobus zegt: „Welaan nu, gij rijken! weent en huilt over de ellenden die u gaan overkomen. Uwe rijkdommen zijn verrot, en uwe kleederen zijn van de motten opgegeten. Uw goud en zilver is verroest, en diezelfde roest zal tegen u dienen voor getuige, en zal uw vleesch als een vuur verteren; gij hebt schatten vergaderd in de laatste dagen. Ziet het loon der werklieden, die uwe landen gemaaid hebben, hetwelk van u achtergehouden is roept; en het geschrei dergenen, die geoogst hebben, is gekomen tot in de ooren van den Heer der Heirscharen. Gij hebt lekkerlijk geleefd op de aarde, en wellusten gevolgd; gij hebt uwe harten gevoed' als in eenen dag der slachting. Gij hebt veroordeeld, gij hebt gedood den rechtvaardige; en hij wederstaat u niet." Jak. 5:1-6. Hoewel de schatten en rijkdommen in den laatsten tijd, zeer toegenomen zijn, zoo is toch van den anderen kant de armoede en stoffelijke ellende grooter dan ooit te voren. Bij al den rijkdom, weelde en overvloed in dezen tijd, zijn er toch duizenden, ia millioenen huisgezinnen der arbeidersklassen in alle landen, die niet het noodige voor dit leven bezitten. De zelfzuchtige en onrechtvaardige handelwijze deirijken, heeft vele arbeiders met haat, nijd en wrok vervuld, en hier is de grond te zoeken van den vreeselijken strijd tusschen kapitaal en arbeid; die eerst dan tot een einde zal komen als Christus zal gekomen zijn, en Hij door Zijne verschijning aan alle onrechtvaardigheid een einde zal gemaakt hebben. Hoe hebben zich echter, de christen-arbeiders in dezen tijd te gedragen? Zullen zij vereenigingen stichten, en tot natuurlijke wapens grijpen om zich zelf te wreken en hun recht op gewelddadige of zelfs op onrechtvaardige wijze zoeken? Hoor wat de Heere zegt: „Wreekt u niet beminden, want de wrake komt Mij toe, Ik zal vergelden, spreekt de Heere. En de apostel Jakobus vermaant de geloovige arbeiders: „Zoo zijt dan lankmoedig broeders' tot de toekomst des Heeren versterkt uwe harten; want de komst des Heeren is aanstaande." Jak. 5:7, 8. Zullen wij den Heere niet ons recht laten zoeken? Hij zal onze verdrukkers vergelden. Hij zal alle onrechtvaardigheid straffen en alle waarheid en gerechtigheid beloonen. Want voor hen die op de komst van den Heere Jezus wachten, zijn juist deze treurige toestanden, een zeker bewijs, dat Hij die komen moet, zal komen, en niet vertoeven; ên dan zullen alleen zij, die den wil huns hemelschen Meesters gedaan hebben, voor Hem bestaan. Daarom, waarde lezer, word niet moedeloos! Al zijn de tijden slecht en de toestanden drukkend, onze Heere staat te komen, en Zijne komst zal een einde stellen aan alle zonde, ongerechtigheid en goddeloosheid. Zijne komst brengt de juiste oplossing van al de brandende vragen van het heden. Zullen wij geduld oefenen, om alleen Gods heiligen wil in alle dingen te doen? Want onze Heiland zegt: „Wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden ? Matth. 24:13. De groote oorlogstoebereidselen zooals de wereld ze nog nooit gezien heeft, zijn een ander teeken van het einde der wereld. Onophoudelijk vermeerdert men moordwapenen. Altijd door worden de legers vergroot. Reusachtige oorlogschepen worden gebouwd en de forten steeds verbeterd, alsof dit maar alles niets kostte. En de drukkende last, die door al deze uitgaven op de schouders van het volk wordt gelegd, verwekt steeds grooter ontevredenheid. Daarbij komt nog het valsche geroep van vrede en zekerheid, waardoor zich velen zelf bedriegen en andèren misleiden. Want de H. Schriftuur zegt: „Wanneer zij (de volkeren) zullen zeggen: Er is vrede — zonder gevaar 1 dan zal een haastig verderf hun overkomen.... en zij zullen het geenszins ontvlieden." 1 Thess. 5:3, 4. (Diene hier a s bewijs, de groote „Vredesconferentiën der verschillende natiën die steeds gehouden worden). Juist het valsche vredegeroep, bij al de onrust en oorlogsgezindheid der volkeren is een zeker teeken van den naderenden grooten oordeelsdag van onzen Uod. De apostel Petrus beschrijft ons een ander teeken van den laatsten tijd; hij zegt: „Dit eerst wetende, dat in het laatste der dagen spotters komen zullen, die naar hunne eigene begeerlijkheden zullen wandelen, en zeggen: Waar is de belofte Zijner toekomst? Spotters zijn er ten allen tijde geweest, die over heilige dingen, die over waarheid en gerechtigheid, in hun dwaasheid gespot en gelachen hebben; maar deze spotters in de laatste dagen zullen juist over een bepaald onderwerp hun spot drijven; namelijk, over de heerlijke Wederkomst van onzen Heere Jezus Christus op de wolken des hemels; en juist dit, maakt hen tot een teeken der laatste dagen. Men behoeft niet ver te gaan zulke lieden (in onzen tijd) te vinden; en niet alleen in ongeloovige kringen, maar zelfs onder hen, die zich nog christenen noemen, van af de Priesters en Leiders van het volk, tot den eenvoudigsten leek toe, ontmoet men deze spotters, die de ernstige boodschap Gods voor het thans levende geslacht, en het onderwerp van de wederkomst van onzen Heere belachelijk vinden. Maar weldra zal hun spotten en lachen in bitter geween en rouwklage veranderd worden, als ze Hem zullen zien komen met groote kracht en heerlijkheid. Wat zal de komst van Christus voor u brengen, waarde lezer? Wellicht zullen velen ons zeggen, dat deze gebeurtenissen die hier als teekenen des tijds besproken zijn, altijd reeds hebben plaats gehad, en daarom moet men daarin niets buitengewoons zien. Het is waar, dat deze dingen in vroegere tijden hier en daar ook gebeurd zijn. Maar volgens de woorden van onzen Heere zullen al die treurige toestanden op alle gebied, in dit laatste geslacht samentreffen. En juist daarom, moeten ze als teekenen des tijds en als voorboden van de wederkomst des Heeren en het einde der wereld beschouwd worden. Ziet eens om u heen hoe treurig het tegenwoordig staat op godsdienstig gebied, op het gebied van politiek, op sociaal gebied en in de geheele natuur. Alles is in groote spanning en in afwachting van de dingen die komen zullen. De heele natuur beeft en schijnt in wanorde te zijn. Alles predikt ons overluid van haren ondergang. Wanneer de menschen niet meer willen luisteren naar het Evangelie Gods en zich niet meer willen laten, overtuigen door de zachte stem Zijns H. Geestes, dan moet onze Heere Zijne straffende hand over deze wereld komen laten, om de menschen daardoor nog tot stilstand en nadenken te brengen. Kunnen wij niet zeer duidelijk zien, dat Gods oordeelen in den laatsten tijd over de bewoners dezer aarde komen? Al deze dingen die thans gebeuren, zijn slechts kleine voorteekens van datgene wat binnen kort over deze wereld komen zal. Het zijn de zekere voorboden van den grooten dag des Heeren. God geve, dat gij dat zien moogt en daarop voorbereid zijt, waarde lezer! Geestelijke afval onder de Christenen is een ander beslist teeken van het einde. De Heere heeft den waren toestand van Zijne kerk in dezen tijd vooraf gezien, en dien door Zijnen Geest duidelijk laten beschrijven. Geef acht, op de volgende woorden: „En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zoo zal de liefde van velen verkoelen." Door den stroom van ongerechtigheid en allerhande goddeloosheid die thans onder alle klassen openbaar wordt, worden velen, die niet wakende, biddende, en in nauwe gemeenschap met hunnen Heere verkeeren, van God afgetrokken; en hunne liefde, die zij tot Hem en Zijn Woord en Zijnen dienst hadden, zal verkoelen. Zij verlaten den Heere ên Zijne heilige Waarheid, en loopen en doen met de ongeloovige wereld mede. Verder schrijft de apostel Paulus deze woorden: „En weet dit, dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. Want de menschen zullen zijn liefhebbers van zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hoovaardig, lasteraars, den ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods; hebbende eene gedaante (eene uitwendige vorm) van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben." 2 Tim. 3 :1-5. De vervulling dezer woorden is overal duidelijk te zien onder hen, die zich Christenen noemen. Deze achttien verschillende zonden, worden door hen bedreven, die nog den schijn, d. w. z. den uitwendigen vorm van een godzalig leven hebben, maar de kracht, d. i. het waarachtige leven van Jezus — de reiniging van zijn heilig bloed en de werking van den H. Geest, de kracht Gods geopenbaard in het vleesch, verloochenen of ontkennen. De kerk is van het pad der geboden Gods afgeweken; zij heeft den weg der rechtvaardigheid verlaten; men heeft aan de menschen Gods H. Woord onttrokken, en inplaats daarvan, het woord van zwakke en dwalende menschen geplaatst. De gemeente Gods heeft eene heilige roeping in deze wereld. Zij moet volgens de woorden der H. Schrift, „het zout der aarde" en „het licht der wereld" zijn. Zij is geroepen, door middel van het ware Evangelie den weg der zaligheid recht te leeren; menschen alléén op den Heere Jezus te wijzen, die gekomen is om zondaren zalig te maken. Zij moet de waarheid leeren zooals Christus die gegeven en de Apostelen ze geleerd hebben. Maar hoe weinig beantwoordt de kerk aan deze heilige roeping, en hoe ontrouw is zij in de vervulling van hare door God opgedragen taak? De zich noemende kerk van Christus heeft de gemeenschap en de verbintenis der wereld gezocht, en daarom heeft de Geest van God haar verlaten. De meeste harer leden weten niets van ware bekeering tot God, zij zijn niet wedergeboren, zij missen de kracht des H. Geestes, tot een heilig en oprecht leven volgens Gods geboden. De kerk is gevuld met wereldschgezinde, hoogmoedige en zelfzuchtige menschen, die onder een vromen en huichelachtigen schijn de dingen dezer wereld en het ijdele van dit leven zoeken. Zij kennen de waarheid, liefde, reinheid, heiligheid, ootmoedigheid en nederigheid van Hem niet wiens Naam zij dragen. Velen van hare herders en leiders zijn trouwelooze, gierige en eerzuchtige mannen; die alleen, eer en aanzien bij menschen zoeken, en wien het in hoofdzaak alleen om tijdelijke winst te doen is. Zij houden zich meer bezig met politiek en de dingen dezer wereld, dan met de eeuwige en ernstige waarheden des hemels, die zij aan het volk verkondigen moesten. Men leeft en leert zeer oppervlakkig. En toch bevinden wij ons thans in zeer ernstige dagen, zooals ze de wereld nog nooit gezien heeft. O, dat God zich over Zijn volk ontfermde! en dat Hij meer mannen verwekte, die als getrouwe wachters op de muren van Sion staan, om de afwijkingen Zijns volks aan te wijzen en der wereld te verkondigen wat haar binnen kort te wachten staat! Hoor! wat de Heere van de Herders zegt: „Wie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn volk gesteld heeft om aan hetzelve spijze ter rechter tijd te geven? Zalig is die dienstknecht, welken zijn heer komende zal vinden alzoo doende. Voorwaar, Ik zeg u, dat Hij hem zal zetten over al zijne goederen. Maar zoo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen: mijn heer vertoeft te komen; en zou beginnen zijne mededienstknechten te slaan, en te eten en te drinken met de dronkaards: zoo zal de heer van dezen dienstknecht komen op den dag, dat hij hem niet verwacht, en ter ure, die hij niet weet, en zal hem afscheiden, en zijn deel zetten met de huichelaars; daar zal geween zijn en knersing der tanden." Matth. 24:45-51. Lees ook Jer. 23:1-4; Mal. 2:1-9. Dit plichtverzuim, deze trouweloosheid en oneerlijkheid der Herders heeft tengevolge dat het volk in onwetendheid blijft aangaande den juisten weg der zaligheid, de ernstige waarheden voor dezen tijd, en de vreeselijke dingen, die binnen kort over deze wereld zulien komen. Het volk, dat de waarheid Gods niet kent, en de reddende, heiligende en zaligmakende kracht des Evangelies niet bezit, geeft zich over, aan alle zinnelijke lusten, vleeschelijke begeerten en wereldsche dingen. Daarom gebeurt het, dat onder een vromen schijn, en onder den dekmantel van het Christendom, ja zelfs in den naam van den gekruisigden Jezus, de grootste zonden, de onrechtvaardigste dingen en de afschuwelijkste daden verricht worden; zoodat de ongeloovige wereld de schouders er voor ophaalt en het vrij uitspreekt alle achting voor zulk een Christendom verloren te hebben. Helaas! de toestand is niet overdreven, maar integendeel, veel erger dan een pen die beschrijven kan. Een iegelijk, die nog een weinig van het goddelijke leven bezit, weet en gevoelt, dat wij dien tijd thans beleven en ook den toestand, dien de Heere in de H. Schriftuur reeds voor vele eeuwen heeft laten neêrschrijven. Daarom komt de zeer ernstige en besliste boodschap van onzen Heere tot het thans levende geslacht, waardoor een iegelijk vermaand wordt, zich te bekeeren (van alle booze wegen), den Heere onzen God te erkennen en Hem alléén te dienen. Willen wij naar Zijne stem luisteren, op Zijne boodschap acht geven, naar Zijne Waarheid vragen en Zijne geboden onderhouden? Nu is het nog tijd, nu wordt ons nog genade en de kracht des H. Geestes aangeboden om Jezus wille, weldra zal het voor eeuwig te laat zijn. Niet alleen zeggen ons de vele teekenen der tijden dat des Heeren wederkomst nabij is, maar ook de vaste profetische tijdrekeningen in de H. Schriftuur zijn allen afgeloopen en toonen ons zeer duidelijk aan, dat weldra de genadetijd voor deze wereld voorbij is, en dat Jezus spoedig verschijnen zal om alle wereldsche heerschappij en aardsche koninkrijken te vernietigen en. Zijn eeuwig Koninkrijk op te richten. Dan zal in vervulling gaan, wat de Heere Jezus Zijnen discipelen en ook door hen ons leerde bidden: „Onze Vader, die in de hemelen zijt! Uw naam worde geheiligd! Uw Rijk home! Matth. 6: 9. Dan zal het Rijk van onzen Heere Jezus door Hem opgericht worden. Dan zal Jezus Koning zijn. Dat Rijk zal eeuwig bestaan. En dan zullen alle getrouwe onderdanen in dat Rijk ingaan. Zult ook gij daarbij zijn, waarde lezer? De noodige voorbereiding op 's Heeren Wederkomst. Uit het tot hiertoe gezegde is het duidelijk gebleken, dat Jezus Christus wederkomen zal. En uit de vele teekenen op alle gebied kunnen wij zeker weten, dat Zijne komst zeer nabij, ja, voor de deur is. Daarom komt de gewichtige vraag tot u, zijt gij op 's Heeren komst bereid ? Verkeert gij in een toestand dat gij voor den Heere der Heerlijkheid kunt bestaan wanneer Hij verschijnt? Weet dit, dat „Zijne, oogen te rein zijn, dat Hij het kwade zou kunnen aanschouwen. En Zijne heerlijkheid is een verterend vuur voor alle zonde en ongerechtigheid. Geen mensch kan in zijn natuurlijken staat voor onzen God bestaan. Want de mensch is door den zondeval van God afgeweken, hij heeft het beeld en de heerlijkheid van Zijnen Schepper verloren, en nu is hij van nature een vijand Gods en een hater van alle gerechtigheid. Geen mensch kan in zijn natuurlijken toestand in Gods Rijk binnen gaan; want hij is niet in overeenstemming met de wet des hemels. Alvorens een mensch bij den Heere zijn kan of in Zijn Rijk ingaan, moet hij eene algeheele verandering ondergaan. Hij moet in waarheid bekeerd zijn, hij moet tot een ander mensch gemaakt worden; hij moet een rein hart, een nieuwen zin, een ander karakter, ja, een ander leven ontvangen. Wij moeten de waarheid, de reinheid en gerechtigheid leeren beminnen, en de zonde en alle goddeloosheid leeren haten. Wij moeten afstand doen van leugen, bedrog en alle menschengeboden, en moeten terugkeeren tot Gods heilige waarheid en tot het onderhouden van Zijne geboden. Dit echter te bewerken ligt niet in ons vermogen; wij kunnen ons van onder den last der zonde niet opwerken, wij kunnen ons niet beter maken. Niemand kan zich zeiven een rein hart scheppen, nog zijne booze natuur veranderen. De kracht, om het booze te wederstaan en het goede te doen, wordt niet in den mensch van nature gevonden. Hij kan de reinheid, de heiligheid, en de gerechtigheid die de Heere van hem vraagt, niet door zijne eigene kracht bewerken. Al onze zoogenaamde goede werken kunnen ons voor God niet aangenaam maken noch de gunst des Allerhoogsten, noch den ingang in Zijn heerlijk Rijk doen verdienen. Ook geene bemiddeling of voorspraak van zoogenaamde heiligen kunnen ons hierin helpen, noch de beelden, noch het vagevuur, noch de aflaten, noch de bedevaarten, noch de scapulieren, noch het agnus dei, noch de rozenkrans, noch de medailjes, noch iets dergelijks kunnen onze zaligheid uitwerken. Niets van dat alles was bij de Apostelen des Heeren bekend, en nergens worden ons in de H. Schriftuur dergelijke dingen als grond voorgehouden, waarop wij moeten hopen of eenige hulp of nut van verwachten. Neen, neen, alle deze dingen, zijn op het zachtst uitgedrukt alleen kwellingen des geestes en een vroom bedrog, die niets voor de eeuwigheid kunnen uitwerken, maar waardoor arme zielen alleen misleid, en onze lieve Heere vreeselijk onteerd en gelasterd wordt! De H. Schriftuur biedt ons maar een middel aan, waardoor wij van onze zonden verlost en gereinigd en in de gunst van onzen God kunnen hersteld worden. En dat middel is het dierbaar bloed van Jezus Christus dat Hij voor zondaren op Golgotha vergoten heeft. Onze God biedt ons door Zijn heerlijk Evangelie eene gerechtigheid aan, namelijk de gerechtigheid van Zijn geliefden Zoon inplaats van de vuile vodden van onze eigengerechtigheid. Zijne gehoorzaamheid zal ons toegerekend worden voor onze vermeende braafheid. En dit alles, wil onze lieve Hemelsche Vader uit loutere genade, d. w. z. vrij, uit onverdiende gunst, door het geloof in Jezus Christus schenken. Alleen het dierbaar bloed van Jezus Christus en Zijn Geest kan ons geweten reinigen van doode werken om den waarachtigen God te dienen. Alleen door de genade van God en de verdienste van Jezus Christus kunnen wij in Zijne gunst hersteld worden. Alleen de scheppende kracht van God, kan ons een rein hart geven, opdat wij den Heiligen en Reinen zien kunnen. Deze genade van God is niet te bekomen door de voorspraak van een reeks zoogenaamde heiligen, noch door onze goede werken of offeranden die wij willen brengen. Neen, neen! Hoort wat de apostel Petrus zegt: „En de zaligheid is in geenen anderen; want er is ook onder den hemel geen anderen naam, die onder de menschen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden." Hand. 4:12. En deze Naam is de gezegende Naam van onzen Heere Jezus Christus. Verder zegt de apostel Paulus: „Want er is één God, er is ook één Middelaar Gods en der menschen, de mensch Christus Jezus." 1 Tim. 2:5. En de Heere Jezus zegt van zichzelven: „Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij." Joh. 14:6. Dus is Jezus het éénige Middel, het éénige Offer, de éénige Middelaar of Voorspreker bij den Vader, en Hij is ook de éénige Weg tot zaligheid. De apostel Johannes schrijft: „Mijne kinderkens! ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt; en indien iemand gezondigd heeft, wij hebben eenen Voorspreker bij den Vader, niet Onze-Lieve-Vrouw, noch den H. Joseph, noch eenige anderen bijgebrachten heiligen; neen, luister goed, er staat: „Wij hebben eenen Voorspreker bij den Vader: Jezus Christus, den Rechtvaardige. En Hij is eene verzoening voor onze zonden." 1 Joh. 2: 1, 2. Geloofd en geprezen zij Zijn H. Naam! Deze Jezus is onze getrouwe Hoogepriester, Die ons in alle dingen helpen kan en wil. En wij mogen met alle vrijmoedigheid, en met een kinderlijk geloof in ootmoedigheid direct tot Hem gaan. Want Hij zegt: „Komt tot Mij, allen die vermoeid en beladen zijt, en Ik zal u verkwikken." Matth. 11 :28. En verder: „Alles wat gij den Vader bidden zult in Mijnen Naam, dat zal u de Vader geven." Ook zegt de Heiland: „Wie tot Mij komt, dien zal Ik niet buitenwerpen." Daarom, mijn waarde lezer! Als gij om uwe zonden treurt, als gij beladen en belast zijt, als gij naar waarheid, vrede en ware voldoening des harten zoekt; als gij de kracht wenscht te bezitten om een heilig en Gode welgevallig leven te leiden; als gij zalig wenscht te worden, verlaat dan alle menschelijke wegen en middelen, en ga in en met uwe nooden direct tot Jezus; Hij alleen kan u redden en helpen. Zijn bloed alléén kan u reinigen van al uwe zonden; Hij alleen kan u vrede, blijdschap en ware voldoening schenken. Door de kracht Zijns H. Geestes alléén kunt gij des Vaders geboden houden. Jezus alléén kan u zalig maken. Zoek dezen Heiland, geef uw hart aan Hem, geloof in Hem, en Hem alléén/ want Hij is de éénige Weg, de éénige Waarheid en het éénige Middel tot zaligheid. Alle andere middeltjes die door menschen verzonnen zijn, zijn niet alleen gansch ontoereikend, maar zij verloochenen den Heere en doen aan dat eene Middel tekort, dat God zelf gesteld heeft. Jezus, Gods geliefde Zoon, wil ons van onze zonden reinigen, Hij wil ons met den Vader verzoenen, en Zijn heerlijk Beeld in ons herstellen; Hij wil ons een nieuw hart geven, in dat hart Zijne liefde uitstorten, opdat wij door de liefde gedreven in alle Gods geboden kunnen wandelen. Hij wil ons geheele leven veranderen en ons zonder vlek en zonder rimpel voor Zijnen Vader stellen; en eindelijk wil Hij ons kronen met de kroon der onsterfelijkheid; opdat wij tot in alle eeuwigheid bij Hem zijn kunnen in Zijne heerlijkheid. Luister naar Zijn Hoogepriesterlijk gebed: „Vader! Ik wil, dat, waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijne heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld." Joh. 17 :24. Gezegende Heiland! Volkomen Zaligmaker! Wie zou zich aan U niet willen overgeven om U te dienen voor tijd en eeuwigheid. Ziedaar, mijn waarde lezer! De middelen, door welke wij alléén kunnen voorbereid worden op de Wederkomst van onzen Heere. Wilt gij u door die middelen laten reinigen; den door God aangewezen weg bewandelen; opdat gij niet te schande wordt in Zijne toekomst? Weldra, zal het voor eeuwig te laat zijn. Het einde der wereld is nabij. De genadetijd is spoedig afgeloopen. En Jezus onze Heiland zal in groote heerlijkheid verschijnen. Nu zendt God nog de laatste genadeboodschap, allen die op aarde wonen, opdat zij in den Heere Jezus zullen gelooven; Hem eere en heerlijkheid zullen geven, in Zijne geboden wandelen om eindelijk eeuwig gelukkig en zalig te worden. Daarom komt ook deze ernstige Boodschap tot u waarde lezer! Luister naar deze goddelijke Waarheid! Lees en herlees dit boekje, en geef het ook aan anderen die het nog niet gelezen hebben! Wij noodigen u uit om Jezus wille, laat u met God verzoenen! Geloof in den Heere Jezus als uwen Zaligmaker. Laat u door Zijn heilig bloed reinigen van alle zonden. Bid om den H. Geest, dat Die u kracht geve en u bekwaam make Gods geboden te onderhouden. Opdat ook gij bereid moogt zijn, wanneer de Heere Jezus komen zal! Onze lieve hemelsche Vader geve zulks om Jezus wille, is de innige wensch van den schrijver. R. G. K. Het Internationaal Traktaat-Genootschap. Afdeéllng Nederland en Vlaamsch-BelglS. , r Hoofdzetel gevestigd te 's-Gravennage. • -..D^ Genootschap geeft uit Christelijke boeken, tijdschriften benevens een groot aantal brochures en traktaten in meer dan zestig der voornaamste talen. Deszelfs gebied is de wereld.^ Derhalve' zéndt het duizende colporteurs naar al de vijf werelddeelen uit. Hun werk bestaat in het verspreiden van boeken en geschriften, waardoorhetvolk ' zelfs m de duistere Heidenlanden," met het heerlijke Evangelie van Jezus Christus bekendgemaakt wordt Daar het gebied zoo uitgestrekt, het werk zoo veelomvattend, en u J. r-'^-. k"!t: is- noodigt hef allen; die Christus liefhéb- < ben hartelijk uif tot medewerking. ' Daar deszelfs boeken en brochures hobgst belangrijke waarheden voor dezen emsügen tijd bevatten, beveelt hef ten warmste het lezen üerzelve aan. - Catalogi worden gratjs.en franco toegezonden. M,m ■Vf.'f>r het BuMenland adresseere men zich te: j^eefc Zuid-Afrika.' " HBhitiXt Ka lal College View \ Takoma Part • A. Sarifiao-n £rs'FJbnda, F c r k . Pau,o, Brazilfö Shanghai, Box^SS%d^}ë^^f^T^^} China.