INHOUDSOPGAVE. 1. Onze Vader. 2. God in de natuur. 3. Gods nabijheid. 4. God kent ons hart. 5. Zondagmorgen. 6. Jezus, de goede herder. 7. Jezus en de kinderen. 8. De wet der liefde. 9. Advent. 10. In de lijdensweken en op goeden Vrijdag. 11. Paasblijdschap. 12 Pinkstertijd. MUZIEKUITGAVEN De bekende bundel OUDE EN NIEUWE ZANGEN van Mej. M. VAN WOENSEL KOOIJ. bewerkt voor vierstemmig gemengd koor. 320 blz., kost ingenaaid / 1.50, gebonden f 2.—. Getalsprijs: bij 25 exx. f 1.25 ing. ( 1.75 geb. bij 50 exx. f 1.— ing. f 1.50 geb. Dezelfde bundel voor driestemmig vrouwenkoor, 314 blz., kost ingenaaid M.50, gebonden f 2.—. Getalsprijs: bij 25 exx. f 1.25 ingen. f 1.75 geb. bij 50 exx. f 1.— ingen. f 1.50 geb. Voor twee zangstemmen met aparte pianobegeleiding is de prijs ingenaaid f 1.75, gebonden f 2.50. 326 blz. groot formaat Getalsprijs: bij 25 exx. f 1.50 ing. f 2 25 geb. bij 50 exx. f 1.25 ing. f 2.- geb. De vervolgbundel van Oude en Nieuwe Zangen LAUDAMUS, bewerkt voor vierstemmig gemengd koor, 292 blz.. kost ingen. f 1.50, geb. f 2.—. Getalsprijs: bij 25 exx. f 1.25 ingen. f 1.75 geb. bij 50 exx. f I.— ingen. f 1.50 geb. Verkrijgbaar in den muziekhandel en boekhandel of bij den uitgever A. VOORHOEVE v.h.J. M BREDÉE'S UITG. MIJ. N.V., Rotterdam. JEUGDZANGEN ingenaaid / 225. gecart. f 2.75. VOOR ONZE KLEINTJES ingenaaid f 2.50, gecart. f 3.-. Te verkrijgen te MAARSEN. „WEST-HILL" Verkrijgbaar bij de boekhandel en bij het verzenddepót der Vereeniging p.a. den Heer van BLAADEREN. Kanaalstraat 71, IJmuiden. Prijs 15 et, bij 50 exempl. 127, et. Leder 3 s?2* y$ Aanvangsdiensten voor de KINDERKERK Samengesteld door de Vereniging voor Godsdienstige Opvoeding Afdeling Bussum Nadruk verboden A. VOORHOEVE voorheen J. M. BREDÉE'S UITGEVERS MIJ. N.V. ROTTERDAM TOELICHTING. Bij het samenstellen van deze aanvangsdiensten gingen wij uit van deze mening, dat een aanvangsdienst geen complete liturgie kan en mag zijn. Daarin immers zijn elementen, die de jeugd onmogelijk kan meevoelen. De aanvangsdienst voor de jeugd geve in de eerste plaats wijding, er worde plaats geruimd voor aanbidding, de aandacht worde getrokken naar een bepaalde hoofdgedachte, waarbij het vervolg van de dienst aansluit. Daarenboven maken wij de jeugd vertrouwd met de bijbelgedeelten, welk* door leider en jeugd afwisselend worden uitgesproken, zodat deze een bezit worden voor hun leven. Sommigen hebben bezwaren tegen het in koor zeggen. Natuurlijk kan men ook de plaatsen, met J. of K. aangegeven, door één jongen of één meisje laten zeggen. Wij geven verre de voorkeur aan het samen zeggen, immers, hoe belangrijk is het dat a 11 e n een werkzaam aandeel nemen in de dienst) Door reeds bij jongere kinderen (juniors) een aanvang te maken, worden veel moeilijkheden ondervangen en, indien op zuivere toon gesproken, gaat van het samen zeggen ernst en wijding uit. (Men leze hierover: M. v. Woensel Kooy, Wijding in de Kinderkerk, uitg. A. Voorhoeve, v.h. J. M. Bredée, R'dam). Voor de feestdagen zelf gaven wij geen aanvangsdiensten, daar op deze dagen de dienst in zijn geheel gewoonlijk een ander karakter draagt. Overigens vindt men hiervoor voorbeelden in „Wijding in de Kinderkerk", terwijl ook de Ver. voor Godsd. Opvoeding jaarlijks speciale Kerstdiensten voor de verschillende leeftijden verkrijgbaar stelt. Deze aanvangsdiensten zijn in het bijzonder voor Junior afdeling en Kinderkerk bedoeld. Voor Oudsten en Jeugdkerk verwijzen wij naar het gelijktijdig verschijnend bundeltje bevattende 19 aanvangsdiensten. De omslagtekening is van de hand van Mej. Beb Sijthoff, die wij hierbij hartelijk danken voor haar medewerking. Ook danken wij allen, die ons toestemming verleenden tot overname van de liederentekst. Onderaan ieder lied wordt voor den organist verwezen naar de betreffende bundel en wel als volgt afgekort: M. v. Woensel Kooy. Oude en Nieuwe Zangen O. N. Z. M.v. Woensel Kooy: Laudamus Laud. V. v. Witte Eechout: Jeugdzangen Jj. V.v. Witte Eechout: Voor onze Kleintjes V. O. K. Moge Gods zegen rusten op deze arbeidt B. 1. ONZE VADER. Leider: Vertrouw op den Heer ten allen tijdl Kinderen: Stort voor Hem uw harte uit, L: Werpt al uw bekommernissen op Hem, K.: Want Hij zorgt voor u. L: Bidt en u zal gegeven worden, K.: Zoekt en gij zult vinden, L: Klopt en u zal opengedaan worden. Zang: Leer ons bidden, lieve Heer Gij zo groot en wij zo klein, Leer ons vragen, keer op keer, Toch wilt g' onze Vader zijn, Leer ons zoeken naar Uw naam. Vader, die het bidden hoort Naam zo wondergroot. Ook van *t kleinste kind. V. O. K. 18* L: Gij dan bidt aldus: L. en k. biddend: Onze Vader, die in de hemelen zijt, Uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome, Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, Maar verlos ons van den boze, Li Want U is het koninkrijk. En de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid, Amen. K.: Amen. Zang: Ik kniel en vouw mijn handen saam, Ik noem eerbiedig Uwen naam. Onze Vader, onze Vader, Onze Vader, trouw en goedi Uw name klinkt zo wonderzoet, En 'k zeg, nu 'k biddend tot U nader: Onze Vader, Onze Vader, Die in de hoge heem'len zijt. Jz. 105* * Zie toelichting. 2. GOD IN DE NATUUR. Leider: U wil ik loven, O Heer. met mijn ganse hart! Al uw daden wil ik verkondigen! Zang: Hoor, een lied wordt gehoord, Het klinkt overal voort, Langs de velden en wegen en weiden, 't Klinkt als d' avondwind suist, Als de regen zacht ruist. Als de lente weer d' aard komt verblijden! Refr.: Hoorl Hoor! 't luist'rend oor Heeft reeds overal lied'ren vernomen. Hoor! Hoorl zing mee in koor, Want de lente, de lent' is gekomen I Hoor, hoe blij het er klinkt. Als de leeuwerik zingt En de bloemen in geuren God prijzen I Als de zonneglans lacht, Als bij dag en bij nacht Nieuwe wond'ren van schoonheid verrijzen I . Refr. Jz. 55. L: De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel ver¬ kondigt het werk zijner handen I Kinderen: Die het gras doet ontspruiten, L.: Het groen ten dienste stelt van mensen, K.: Die het vee hun voeder geeft, de jonge raven als zij roepen I L« Hij bepaalt het getal der sterren, K.: Hij roept ze alle bij name, Lt Hoe talrijk zijn uw werken, o Heer, Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt! Het aardrijk is vol, van wat Gij hebt geschapen. Zang: Wij heffen onze harten Tot God, tot Hem alleen! Zijn goedheid is rondom ons. Zijn liefd' is om ons heen. Hij vestigde de bergen, In schoonheid, sterkt' en kracht. En Hij, de grote Schepper, Beschermt ons door zijn macht. Tot God klink' onze lofzang. Tot Hem die alles geeft, En die met vriend'lijk ogen Op alles ziet, wat leeft. Wij brengen onzen dank Hem, Die in zijn liefd' ons schenkt Zovele zegeningen En liefd'rijk aan ons denkt. Van Hem zijn alle stromen, De heide, rijk aan kleur, De wit besneeuwde bergen, De bloem vol zoete geur. Zij ons gehele leven Een lofzang. Hem gewijd; Van 's Heren aarde stijge Het lied der dankbaarheid. Jz. 1. 3. GODS NABIJHEID. Leider: Looft den Heer, want Hij is goedl Zijn trouw blijft in eeuwigheid! Zang: Alles looft U, God en Heer Aard' en hemel zingt uw eer; 't Sterrenheir, de zon, de maan, Heffen U een lofzang aan. 't Al zingt mee in 't glorielied I Ook mijn hart vergeet' U niet! Jz. 5. De Heer is nabij allen, die Hem aanroepen in waarheid. Kinderen: De Heer ziet uit den hemel, L-: Hij aanschouwt alle mensenkinderen. K- Uit zijn woonplaats slaat Hij acht op alle bewoners der aarde. Worden niet twee musjes voor één penning verkocht? K.s En toch is niet één van die van God vergeten. Ls Vrees dan niet: Gij gaat de musjes verre te bovenI Zang: Op bergen en in dalen Zijn trouwe vaderogen, En overal is God! Zien alles van nabij; Waar wi| ook immer dwalen Wie steunt op zijn vermogen, Of zitten, daar is God! Dien dekt en zegent Hij. Waar mijn gedachten zweven Hij hoort de jonge raven, Of stijgen, daar is God! Bekleedt met gras het dal, Omlaag en hoog verheven, Strooit overal zijn gaven. Ja, overal is God! Ja, zorgt voor 't gans heelal. Gez. 7 4. GOD KENT ONS HART. L: Kinderen: ti K.: L: K.: L: K.: L: Zang: Leider: Laten wij ons eerbiedig nederbuigen en knielen voor den Heer, onzen Schepper; want Hij is onze God, en wij zijn zijn volk, de schapen, die Hij weidt. Heer, Gij doorgrondt en kent mij. Gij kent mijn zitten en mijn opstaan. Gij verstaat van verre mijn gedachten, Met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd. Er is geen woord op mijn tong dat Gij, Heer niet volkomen kent. Maak mij den weg bekend, waarop ik moet gaan. Zie, of bij mij een weg is, die ten verderve voert. Leer mij uw wil te doen. En leid mij op den eeuwigen weg. Niets is, O Oppermajesteit, Bedekt voor uw alwetendheid. Gij kent mij, Gij doorgrondt mijn daan, Gi| weet mijn zitten en mijn staan, Wat ik beraad' of wil betrachten, Gij kent van verre mijn gedachten. Doorgrond m' en ken mijn hart, o Heer! Is 't geen ik denk niet tot uw eer? Beproef m' en zie of mijn gemoed Iets kwaads, iets onbehoorlijks voedt En doe mij toch met vaste schreden Den weg der zaligheid betreden! Zang: Komt, nadert tot den Heer, Die zoveel zegen geeft, En die ons leven en ons lot In zijne handen heeft. Wij steunen steeds op Hem En zingen tot zijn eer. Hij, die der mensen harten kent Is God, de trouwe Heerl Jz. 2. Ps. 139. is 5. ZONDAGMORGEN. Leider: Hoe lieflijk is uw woning, O Heer der heirscharen. Thans jubelen, mijn hart en mijn lichaam den levenden God tegemoet! Zang: Nu roept de kerkklok met zacht geluid De mensen allen ter woning uit; Naar 't huis des Heren gaat groot en kleen In stillen eerbied, aandachtig neen. Om Hem te danken, die zoveel goed Aan alle mensen en kinderen doet; Om Hem te bidden, dat Hij vergeef'. Wat ieder onzer voor kwaad bedreef. Jz. 22. ui De Heer is in zijn heiligen tempel, zwijg voor zijn aan¬ gezicht. Kinderen: Waar twee of drie vergaderd zijn in mijnen naam, daar ben Ik in het midden, spreekt de Heer. Zang: God, onze Vader is nabij. Ik vouw mijn handen stil En bid: „O, Vader, leer mij toch Te leven naar Uw wil (bis). V. O. K. 101. L: Zoekt den Heer, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. K.: Ik zoek U met mijn ganse hart; doe mij niet afdwalen van uw geboden. L.: De Heer is met u, indien gij met Hem zijt; als gij den Heer zoekt, zo zal Hij zich laten vinden. Kti t De Heer is goed dengenen, die Hem verwachten. Zang: Koning vol Majesteit, Hoor, Heiland onze bêe. Lichtglans en heerlijkheid, Deel ons Uw sterkte mee Wees ons ten schild. Uw vrede en rust. Leer in uw licht ons staan. Maak van ons zelf ons vrij, Leer ons uw wegen gaan, Maak Gij ons rein en blij, Achter uw vaandel aan Jezus, zo volgen wij Volgen altijd. U naar den troon. Jz. 127. 6. JEZUS, DE GOEDE HERDER. Leider: Jezus zegt: Ik ben de goede herder, mijn schapen horen mijn stem en ik kon ze en zij volgen mij. Kinderen: De goede herder stelt zijn leven voor de schapen. L: Wie van u, die honderd schapen heeft en één daarvan verliest, laat niet de negen en negentig in de steppe achter en gaat het verlorene zoeken, totdat hij hot vin dtf Zang: Negen en negentig schaapjes zijn Hoorl de herder roept zijn naam, In de kooi bi|een; Luistert naar 't geblaat, Maar één doolt in t duister rond Teder lam, ach kom terug, Angstig en alleen. Eer het is te laat. Negen en negentig schaapjes zijn In de kooi te zaam; Zoekend doolt de herder rond. Roepend steeds zijn naam. r V. O. K. 95. Zang: Zang: En als hij hot gevonden heeft legt hij het op zijn schouders, vol blijdschap. Zie, hij vindt het, welk oen vreugd! .Veilig in zijn arm. Draagt de herder het naar huis In zijn mantel warm. V. O. K. 95 En thuiskomende roept hij vrienden en geburen tezamen en zegt tot hen: Woest blij met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren wasl Jezus' lam'ren zijn ook wij, Dwalend ver van huis. Maar zijn liefde zoekt ook ons, Brengt ons veilig thuis, Maar zijn liefde zoekt ook ons. Brengt ons veilig thuis. V. O. K. 95. 7. JEZUS EN DE KINDEREN. Leider: Wie is als de Heer onze God in hemel en op aarde, die zeer hoog woont en zeer laag nederziet? Want de Heer is verheven, doch aanschouwt het nederige. Zang: God die alles maakte. De lucht en 't zonlicht blij, De heem'len, zee en aarde, Zorgt ook voor mij. V. O. K. 1. L: En zij brachten ook hun kleine kinderen tot Hem, opdat Hij zo zou aanraken; maar toen de discipelen dit zagen, weerden zij bon af. Kinderen: Doch Jezus riep hm tot zich. L: En Hij zei de: Laat de kinderen tot Mij komen en verhin¬ dert ze niet, want derzulken is het koninkrijk Gods. K.: En hen met zijn armen omvattende, zegende Hij hen. Zang: Ja, U ( Telkeni Dat Gij Kind'ren in uw armen nam. Zeeg'nend' handen op ons hoofd. Ja, U danken wij, o Heerl Met de kind'ren van weleer Telkens beter, telkens meer, Buigen wij voor Jezus neer; uai eens op aarae Kwam, Leg, zoals ün, hebt beloofd, Ziet, hoe groot de trouw van God! Ziet zim liefdevol gebod I Dat wij allen, groot en klein. Mogen zijne kind'ren zijnl V. O. K. 86. 8. DE WET DER LIEFDE. Leider: Zang: L: Kinderen: L.: K.: L: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwigheidsleven hebbe. Nu looft den Heer met blijde stem, Komt all' u steil' in dienst van Hem, Komt met gejubel in zijn licht. Komt voor zijn heilig aangezicht. Hij is vol teed're vriend'lijkheid. Vol trouw en liefde t' allen tijd; 't Is licht, waar zijn genade scheen. Zijn waarheid duurt door d' eeuwen heen. O. N. Z. 3. En Jezus zeide: Ik ben het licht der wereld. Een ieder, die slechte dingen doet, haat het licht. Maar zo wie de waarheid doet, komt tot het licht. Laat uw licht schijnen voor de mensen. Dat zij uw goede werken mogen zien en uw Vader die in de hemelen is verheerlijken. Zang: Jezus, ga ons voor Op het levensspoor! Wij als uw getrouwe leden Volgen u op al uw schreden; Voer ons aan uw hand, Tot in 't vaderland. Regel onzen gang. Heiland, levenslang I Moog de weg ook moeilijk wezen. Met U is er niets te vrezen. Wij gaan moedig voort Naar uw hemelpoort. O. N. Z. 31. Jz. 17. Li Horen wij naar Jezus, toen Hij sprak: K.: Hebt uw vijanden lief, L: Zegent hen, die u vervloeken, K.: Bidt voor hen, die u krenken. Ls Gelijk gij wilt dat u de mensen doen, K.t doe gij hen desgelijks. Li Hebt God lief boven alles, K.: en uw naaste als uzelven. Li Opdat gij u kinderen moogt betonen van uw Vader, die in de hemelen is. Zang: O, mocht ik zijn als Jezus, Zo vriend'lijk en zo goed. Zo troostend en hulpvaardig, Zo ned'rig van gemoed. (Ook te O, mocht ik zijn als Jezus, Die zelfs zijn vijand mint En in 't geluk van and'ren Zijn grootst behagen vindt. Helaas, 'k ben nog zo verre Van 't goede voorbeeld. Heer, Maar wilt Gij kracht mij schenken. Dan nader ik 't steeds meer. Uit Liedjes op het Kerstfeest van C. J. C. Geerlings. Uitg.: v. Gorkum & Comp., Assen, zingen op melodie No. 52 van Zangbundel Joh. de Heer. Het laatste couplet is dan het refrein). 9. ADVENT. Leider: Heil hem, wiens verwachting op den Heer, zijn God, is! Hij zal niet beschamen, die op Hem bouwen. Zang: Het daget in den oosten. Het licht schijnt overal: Hij komt de volken troosten, Die eeuwig heersen zal. O. N. Z. 62b. Li Maakt u op, wordt verlicht, want uw Licht komt! Kinderen: Wij wachten op licht, en zie het is duisternis! Li Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien. Zang: Een licht straalt uit den hoge. Schijnt klaarder meer en meerl De volken heffen d' ogen En hopen op hun Heer! Jz.24. Li Troost, troost mijn volk, zegt uw God, want Ik zal zelf mijn schapen opzoeken en voor hen zorgen. K.: Gelijk de herder voor zijn kudde zorgt, zo zal Ik voor mijn schapen zorgen. L.: Het verdoolde zal Ik opzoeken, het verlorene zal Ik we- derbrengen. Zang: Hij zal zijn kudde weiden En dragen in zijn schoot. De lamm'ren zachtkens leiden, In zijne liefde groot. Jz.24. L.: Baant in de woestijn een weg voor den Heer, effent in de wildernis een heerbaan voor onzen God. K.: Zij, die den Heer verwachten, zullen de kracht vernieuwen I L: Zie, Hij komt, die een heerser zal zijn in Israël. K.: Zie, uw Koning komt! Zang: De duisternis gaat wijken Van d' eeuwenlange nacht; Een nieuwe dag gaat prijken Met ongekende pracht. O. N. Z. 62b. 10. IN DE LIJDENSWEKEN EN OP GOEDEN VRIJDAG. Leider: Niet ons, o Heer, maar uwen naam alleen geef ere; om uw genade, om uw trouw! Zang: Ere zij den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. Als het was in den beginne, Nü en immer, en van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen! O. N. Z. 112. Li Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn enig¬ geboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwigheidsleven hebbe. Kinderen: Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een ieder naar onzen eigen weg. Li Maar de Heer liet op Hem nederkomen ons aller onge¬ rechtigheid. Kit Hij werd mishandeld en Hij verdroeg, L: Hoewel Hij geen onrecht heeft gedaan K.i En geen bedrog in zijn mond is geweest. Li Niemand heeft groter liefde dan deze; dat Hij zijn leven aflegt voor zijn vrienden. Zang: Ik prijs mijns Heilands liefde. Nooit heeft er één geleden Een liefde ongekend. Als Gij, o dierb're Heerl Die harten wil verwarmen Uit liefde voor de mensen Aan liefde zo ontwend. Legt Gij uw leven neer. O, 'k ben niet waard O, dierb're Heer, Dat Gij, mijn Heer U zij de lof! Kwaamt voor mij neer. Ik buig m' in 't stof En stierf op aard. Voor 0 terneer. Jz. 36. Op den goeden Vrijdag volgt: Li Toen ging Jezus met hen naar een hof genaamd Gethse- mané en zeide tot zijn discipelen: K.: Zit hier neder, totdat ik heenga en aldaar gebeden zal hebben. Li En Hij knielde neder en bad: Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan mij voorbijgaan, doch niet gelijk ik wil maar gelijk Gij wilt. Ibis Zang.- Jezus, dien laatsten der nachten, Ging naar den hof der olijven; Liet zijn discipelen blijven Buiten de duistere gaard. Geen hunner dacht, dat die nacht, Jezus, uw laatste zou zijn. Kon dan niet één met U waken? Eén met zijn liefde U bijstaan? „Laat Mij deez' ure voorbijgaan," Bad Hij bedroefd tot zijn God. Ach, en Gij wist dat die nacht, > ■ • Jezus, uw laatste zou zijn. ' „Doch niet mijn wil, maar uw wille," Klonk het gelaten en stille. En toen zijn lippen dat spraken. Wist Hij zijn vonnis, zijn lot. Ach, want Gij wist dat die nacht, u- Jezus, uw laatste zou zijn. > O. N. Z. 99c. L.: Hij is om ónze overtredingen doorwond, om ónze onge¬ rechtigheid is Hij verbrijzeld. K.: Onze krankheden nam Hij op zich, ónze smarten, Hij droeg ze. Ui Waarlijk, deze mens was Gods Zoonl Zang: Is dat, is dat mijn Koning! O Jezusl man van smarten, Dat aller vaad'ren wens! Gij aller vaad'ren wensl Is dat, is dat zijn kroning? Herinner aller harten Zie, zie, aanschouw den mensl 't Aandoenlijk: „Zie den mens"! Moet Hij dat spotkleed dragen, Laat mij toch nooit vergeten Dat riet, die doornenkroon? Die kroon, dat kleed, dat riet, Lijdt Hij dien smaad, die slagen? En soreke miin aeweten: Hij, Godl uw eigen Zoonl ,,'t Is al voor mij geschiedI" Gez. 123. 11. PA AS BLIJDSCHAP. Leider: Komt, laat ons blijde zingen van de grote dingen, die de Heer aan ons gedaan heeft. Zang: O verblijdende, o gij wijdende, Zegen brengende Pasentijd! Wereld in vrezen, Christus verrezen! Jubelt allen nu die Christ'nen zijt! O. N. Z. 77. Li Wat zoekt gij den Levende bij de doden? Kinderen: Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan. Li Christus is uit den dood opgewekt als eersteling der ont¬ slapenen! K.: De Heer is waarlijk opgestaan! Zang: Jezus leeft, de Paasklok luidt; Op de velden, over 't land, Weg met droefheid, zorg en Geuren bloemen van de weide. vrezen I Kind'ren komen hand aan hand. Vrolijk bloem en blad ontspruit Zijn zo vrolijk, zijn zo blijde! Onze Heiland is verrezen! Halleluja! Halleluja! Jz. 42 Jezus leeft! De Paasklok luidt. Zingt in jubelende koren! Roept het allen blijde uit: ,,'t Nieuwe leven is geboren I" Halleluja. L.: Christus is de opstanding en het leven 1 K.: In Hem is het leven, en het leven is het licht der mensen! L.: Hij, die den Heer Jezus opgewekt heeft, zal ook ons op¬ wekken door zijn kracht! Zang: Nu wordt de wereld schoon en blij Gelijk een vaderland En 't nieuwe leven nemen wij Welzalig uit zijn hand. Hij leeft en zal nabij ons zijn, Waar alles ons verlaat. En zo zal deze dag ons zijn Een hemel-dageraad. O. N. Z. 102. Li Halleluja I Zang: Amen, Amen, Amen! O. N. Z. 118. 12. PINKSTERTUD. Zang: Leider: Zingt den Heer een nieuw lied, want Hij heeft wonderen gedaanI Zang: Dankt, dankt nu allen God Met blijde feestgezangen. Van Hem is 't heuglijk lot. Het heil, dat wij ontvangen. Hij ziet in Christus ons, Altijd genadig aan En heeft ons dag aan dag. Met goedheid over! San! O. N..Z. 10. Jz. 51. Li En het zal geschieden in het laatst der dagen, dat Ik van mijn Oeest zal uitstorten op al wat leeft, spreekt de Heer. O Heil'ge Geest van God, daal neer! . Ons met. uw licht en kracht regeer! Vernieuw en heilig ons gemoed, O Geest, door uw genade zoet. Laud. 73. Jz. 43. Li En Jezus zeide: Het is u nut dat Ik heenga en Ik zal den Vader vragen en Hij zal u een anderen Trooster schenken; Kinderen: opdat die bij u blijve in der eeuwigheidl Li De Trooster, de Heilige Geest, dien de Vader zenden zal in mijnen naam; Hij zal u alles leren en u indachtig maken, wat Ik tot u gesproken heb. Zang: O Heiige Trooster, bode Gods! Wees voor den zwakk' een sterke rots. Vertroost bedroefden, groot en klein. Laat 't licht in hunne harten zijn. Laud. 73. Li Die Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. K.: Komt, laat ons wandelen als kinderen des lichts. Li En laat ons bidden om de inwoning des Geestes. K.: Opdat zijn vrucht in ons hart moge gevonden worden. L< De vrucht dan des Geestes is: liefde, vreugde, vrede, lank¬ moedigheid, K.: vriendelijkheid, betrouwbaarheid en zelfbeheersing. L> Reinig ons door het vuur uws Geestes! Zang: O Geest van God, kom tot ons in En louter aller hart en zin; Doe ons, herboren, opgestaan. Het eeuwig leven binnen gaan. Laud. 73.