t CB 1 20771 KERK EN JEUGD DE CATECHISATIE VAN QORCUMACOMP. UITGEVERS - ASSEN KERKOPBOUW D2 TER INLEIDING. Kerkopbouw geeft over de meest belangrijke kerkelijke en theologische vraagstukken, die in deze tijd aan de orde zijn oriënteerende geschriften uit. Mede daardoor tracht zij haar doel te bereiken. En in 1934 omschrijven ïchting jd weer >r onze ten het 1 en op n daariken. ereiken ort ook ikening ag treft die de ; f 0.40. erschijreneens 1 thans jmstige ;henen. 1934- DE COMMISSIE. DE CATECHISATIE DOOR Dr. J. C ROOSE NED. HERV. PREDIKANT TE GRONINGEN Kerkopbouw-Qcachriften Reeks D no. 2 MCMXXXIV VAN GORCUM zijn eentje catechiseer en. Wanneer de catecheet de eerste middag, waarop de scholen ijsvacantie geven zijn leslokaal leeg vindt gaat hij naar huis of geeft zich aan ander werk. Als er geen leerlingen zijn is er in het leslokaal niets voor hem te doen. Maar voor een echte catechisatie is meer noodig dan een groepje leerlingen en een man die ze onderricht. Achter die man moet de Kerk staan; anders is het godsdienstonderwijs geen catechisatie. Daarom is catechiseeren een werkzaamheid, waarbij heel veel menschen betrokken zijn. Al is het gezelschap dat daar om de tafel (of misschien wel om de kachel zit) maar klein, inderdaad zijn tal van anderen daar ook bij geïnteresseerd, niet alleen ouders van leerlingen en kerkeraadsleden, maar heel de Kerk en eigenlijk heel de wereld. De Kerk van Christus heeft een dienende taak in deze wereld. Niet alleen de diaconie, de verzorging van de armen der gemeente, met alles wat daarbij behoort en daaruit zou kunnen voortvloeien, is dienst. De prediking wordt immers terecht bediening des Woords genoemd. En ieder voelt dat de laatste dienst belangrijker is dan de eerste, hoewel niet alle predikanten zich daarvan overtuigd toonen. De apostelen vonden het niet behoorlijk dat zij het Woord Gods nalieten om de tafelen te dienen. De catechese is van dezen dienst des Woords een onderdeel. In de catechisatie wordt door den catecheet, als dienaar der Kerk, het Woord Gods bediend voor de kinderen der gemeenten. De Kerk stelt de geloovige ouders daardoor in staat hun doopbelofte te houden namelijk „deze kinderen, als ze tot hun verstand zullen gekomen zijn in de voorzegde leer (d.i. de leer, die in het Oude en Nieuwe Testament begrepen is) naar hun vermogen te onderwij zen of te doen en te helpen onderwijzen". Een Kerk, die menschen zulk een belofte afneemt bij de doop hunner kinderen, moet hen ook in staat stellen die belofte te houden. Wat is het eigenlijk alles heel eenvoudig. De Kerk draagt haar dienaar op, het Woord Gods op een bijzondere, geëigende wijze te bedienen voor de gedoopte kinderen der gemeente. De ouders, de geloovigen die hun kinderen heten doopen begeeren dezen dienst, der Kerk en aanvaarden hem dankbaar. De kinderen zelf zullen, volwassen geworden, als mondige leden der Kerk hun wensch te kennen geven tot het Heilig Avondmaal te worden toegelaten, nadat zij voldoende in de leer der Kerk, die de leer der Schrift is, onderwezen zijn. Zonder twijfel is het nu nog in deze bewogen tijden op vele plaatsen werkelijk zoo eenvoudig en zelfs in vele gezinnen in de groote steden zoo vanzelfsprekend. Maar de Kerk heeft vele kinderen en van allerlei soort. In de meeste steden en op tal van dorpen zijn de catechisaties allerminst een samenkomst van kinderen der geloovigen wier ouders de hulp der Kerk begeeren. Ze zijn er nog, zulke ouders, ze zijn er nog, die kinderen, maar daartusschen door zitten allerlei andere elementen. Het is een bont en grillig beeld dat wij te zien krijgen, wanneer we de motieven nagaan waarom de jonge menschen ter catechisatie komen. Zeker, de wensch van de ouders speelt bij velen een rol, maar bij vele anderen het feit dat een vriend of vriendin er ook heen gaat. De deftigheid, de vriendelijkheid of de jovialiteit van den predikant geven den doorslag in vele gevallen. Vandaar dat in één stad de eene domine twee, drie, vier, ja vijfmaal zooveel leerlingen heeft dan een ander. Vermoed hier vooral geen richtingskwestie achter, die heeft er niets mee te maken. Veeleer een mode der jongeren, die heel veel verschilt van de mode der ouderen die „richting" genoemd wordt. Een ernstig meisje bekende eens aan den predikant na de bevestiging dat zij destijds bij hem op catechisatie was gekomen omdat de vriendinnen verteld hadden dat hij een „leuke" domine was die „languit op de tafel lag". Zoo komen ze samen uit allerlei kring, degenen die als kinderen der gemeente onderwezen moeten worden. Wat zijn er weinig gave gezinnen! Zoowel kerkelijk als geestelijk gezien. Daar zijn heel veel gemengde gezinnen, wonderlijke mengsels, Protestant en Roomsen; Hervormd en Gereformeerd; rechtzinnig en vrijzinnig; Groote Kerk en een van de tallooze secten; maar vooral ook geloovig en ongeloovig. Wat zijn er weinig gezinnen waar man en vrouw als belijdende leden van één Kerk medeleven met het leven der gemeente, waar alle kinderen gedoopt en op catechisatie zijn, waar zij allen, de jongens en de meisjes, zelfs bij de verloving, in de lijn der traditie blijven. En ook zoo'n gezin kan geestelijk gezien nog geschonden zijn, door liefdeloosheid en verbittering, beschimmeld of verzuurd. Wat is het zeldzaam dat „allen saam voor God als Vader knielen en aan Zijn dienst zich ieder heeft gewijd". (Gez. 207:1). En als ze dan nog knielen in één Kerk! Ziet de stadspredikant zijn kaart enkast door, honderde gezinskaarten, tot twee a drieduizend toe, dan vindt hij enkele, heel enkele zulke gezinnen. Zijn eigen, wanneer hij bij uitzondering in zijn eigen wijk woont? Nu moeten er dus klassen gevormd worden van hen, die uit zoo verschillende hoeken samengestroomd zijn of samengedruppeld, met groote moeite samengedreven of samengezocht. En een klasse moet een eenheid zijn. Want het onderwerp moet zoo worden behandeld dat allen er wat aan kunnen hebben. Een eenheid van hen, die niet slechts uit totaal verschillend milieu komen, maar ook een totaal verschillende vooropleiding gehad hebben. Sommigen komen van de Christelijke school, andere van de openbare. Van de laatsten hebben velen twee jaar lang uitstekend godsdienst onderwijs gehad, anderen niet. Van beide groepen heeft een deel de Zondagsschool bezocht, een ander deel niet. Enkelen hooren thuis uit den Bijbel lezen; meerderen gaan 's Zondags naar de Kerk, de meesten missen 't een èn 't ander. Die jongen die nog nooit een bijbel gezien heeft, en met een vriendje meekwam, heeft honger naar geestelijk voedsel en dat meisje uit een zeer „Christelijk" gezin dat naar catechisatie moet, is oververzadigd. Ze komen door uitwendige omstandigheden in één groep. Nog afgezien van de verschillen in verstandelijke, zedelijke en geestelijke aanleg is de verscheidenheid verbijsterend groot. Nu moest men eigenlijk kunnen schiften, soort bij soort, naar leeftijd, sexe, schoolontwikkeling, bijbelkennis. Men moest ook de vorderingen kunnen controleeren en bevorderen naar een hoogere klasse en desnoods terug zetten naar een lagere klasse. Men moest de leerlingen de vreugde geven dat ze zelf ook zien dat ze verder komen. Maar dit is onmogelijk. Want de beste indeeling wordt onmiddellijk verstoord door de feiten b.v. dat Jan, die eigenlijk op Maandagavond moest komen dan gymnastiekles heeft en Piet, die op Woensdagavond thuis hoort dan cursus boekhouden moet volgen; dat Nelly alleen met haar vriendin op Dinsdag wil komen, terwijl haar plaats eigenlijk zou zijn bij de jongsten op Woensdagmiddag. De stadspredikant moet eindeloos schipperen en laveeren om toch nog maar eenigen te behouden. Want als hij niet schikt dan verliest hij de leerlingen, niet aan een collega — dat is natuurlijk best — zelfs niet aan een andere Kerk — dat zou nog geen verlies voor God behoeven te wezen — maar aan de pure onverschilligheid. De stadscatecheet is slachtoffer van de anarchie van Kerk en gemeente. Zonder systeem worden de kinderen en jonge menschen op de catechisaties toegelaten; zonder veel overleg laten de ouders hen meestal naar de catechisaties gaan. Willekeur en allerlei kleinigheden geven in vele gevallen den doorslag. Met de wijkindeeling wordt gewoonlijk in 't geheel geen rekening gehouden, richtingskwestie speelt maar voor een deel een rol; inval, gril, toeval bepalen de keus van den leerling en dus de samenstelling van de klasse, waarin catechisatie gegeven moet worden. Op sommige plaatsen zijn wel vaste regels: de eene predikant catechiseert de jongens, de ander de meisjes, of men houdt zich aan de wijkindeeling, maar in de meeste grootere plaatsen wordt zonder eenig overleg gecatechiseerd naar individueele opvatting en indeeling van de catecheten. Men voelt zich daar gewoonlijk nogal behagelijk bij, omdat men zich heel weinig rekenschap gegeven heeft van de mogelijkheden, die er zouden kunnen zijn. Catechiseeren is voor sommige predikanten een lastig bijbaantje dat geen extra verdienste geeft zooals andere bijbaantjes soms. Slechts één uur in de week is gewoonlijk voor elke groep beschikbaar en dat meestal slechts gedurende zeven a acht maanden hoogstens (wanneer de vacanties er afgerekend worden.) In veel gevallen zijn dat de avonduren, nadat de meeste leerlingen (en ook de catecheet) reeds een dag van arbeid achter zich hebben. Geen wonder dat er veel verzuim voorkomt. Wie zich rekenschap geeft van de wonderlijke samenstelling der groepen, begrijpt dat het soms moeite kost de jongelui aan het begin van de cursus bij elkaar te krijgen; wie iets verstaat van de anarchie is niet verwonderd dat het blijft doordruppelen tot December. Natuurlijk ontbreken de wisselingen ook niet gedurende de cursus als naailes, pianoles, of de een of andere club verzet wordt. Dan moet telkens de catechisatie wijken. Bovendien is verkoudheid, vermoeidheid, ongesteldheid, verjaardag van een der leden Van het gezin of vriend(inn)en, bruiloft van een familielid, feestavond van de vereeniging, repeteeren voor een tooneelstukje of gymnastiekuitvoering en honderd andere gebeurlijkheden aanleiding om de catechisatie te verzuimen. Zoodat men geregeld met 10 % tot 50 % absenten moet werken en als de catecheet er niet heel streng de hand aan houdt verloopt de catechisatie onverbiddelijk. De stadspredikant die maar een klein beetje slordig is op dit pont verliest zijn leerlingen bij tientallen en niemand vangt ze op. Geen jammerklachten maar nuchtere feiten. De predikant die 's morgens een begrafenis heeft geleid of een huwelijk ingezegend, misschien ook beide, 's middags verschillende bezoeken heeft gebracht en ook nog wel een vergadering heeft bijgewoond, tusschen de bedrijven door eenige brieven geschreven, telefoongesprekken gevoerd, menschen te woord gestaan, vele overwegingen verwerkt, staat nu 's avonds drie uur achtereen voor drie groepen van totaal verschillend karakter die elk op zichzelf weer een bonte samenstelling vormen en hij spreekt over God. In heel veel gevallen is de uitwendige verzorging van lokaliteit en leermiddelen onvoldoende. Zelfs in bloeiende gemeenten catechiseert de predikant soms in een lokaal dat veel van een hok heeft, met een sjofele kaart van Palestina aan de wand en belachelijke prenten, die ongeveer een eeuw oud zijn. Zelfs een zwart bord met krijt ontbreekt gewoonlijk. Alle leerlingen kunnen ook niet aan tafels zitten zoodat van schriftelijk werk geen sprake is, afgezien van 't feit dat velen erg tegen het schrijven opzien. Terwijl de scholen in de puntjes verzorgd zijn, gebouw, verwarming, ventilatie, versiering, leermiddelen, komen de jongens en meisjes met den godsdienst in aanraking in een duf lokaal, waar 't soms koud is (men stookt niet in de kerk vóór een bepaalde datum) of ook wel rookerig, waar de luchtverversching heel moeilijk geregeld kan worden, terwijl de leerlingen wel eens buiten in weer en wind moeten wachten als ze iets te vroeg zijn en mede daarom voor een deel maar te laat komen. Gelukkig dat wij weten dat het woord het moet doen, het Woord, maar ook het gesproken woord. Wie is de man aan wie dit werk wordt toevertrouwd} Ge zoudt verwachten dat daarvoor met zorg worden uitgekozen paedagogen bij de gratie Gods en dat deze mannen en vrouwen een zeer bijzondere opleiding daarvoor ontvangen, die hen geschikt maakt voor zulk Werk. Maar ge weet wel beter. Die man is predikant, prediker in de eerste plaats. De „hoorders" die uitgezonden werden om hem te keuren hebben wel een of meermalen een preek van hem „gehoord", misschien zijn ze zelfs opzettelijk onverwacht binnen gevallen om hem te verrassen. Maar 'k geloof niet dat ooit hoorders op Maandagavond een catechisatie hebben bijgewoond. Ik vermoed dat men zelfs niet informeert naar zijn catechisaties. Daarvan weten in de meeste gevallen ook zijn eigen ouderlingen niets, af, of hoogstens van hooren zeggen „als 't heel slecht is" of buitengewoon „in trek". Deze man is voor prediker opgeleid — ook nog zeer gebrekkig — maar aan het feit dat hij ook catecheet moet zijn is weinig aandacht geschonken. Toch is het zijn plicht dit werk geregeld te doen, veertig en meer jaren lang, onder dorpsjeugd en stadsjeugd, in industriecentra en voor leerlingen van een meisjes H.B.S., vóór 1914 en daarna, terwijl de mentaliteit der wereld en van de jeugd vooral, totaal veranderd is hij catechiseert maar voort zooals hij het destijds in Utrecht, Leiden of Groningen geleerd of niet geleerd heeft. Zijn er dan geen menschen met bijzondere gaven voor dit werk? Zeker, ze zijn er onder de stads- en dorpspredikanten, onder de candidaten tot den H.D. en de godsdienstonderwijzers, onder de meisjes die theologie studeeren en onder de meisjes die het diploma godsdienstonderwijzeres hebben gehaald. Daar zijn voortreffelijke krachten, typisch begaafd voor dit werk, die bij een speciale opleiding zeker iets bijzonders zouden kunnen geven; maar de Kerk let daar niet op. De Kerk dat is nu niet de Synode, de veelgesmade. De Synode heeft in de reglementen der Kerk ruimte gemaakt voor de ontwikkeling der bijzondere gaven. De Synode heeft speciaal voor de groote steden allerlei perspectieven geopend. Maar de kerkeraden van de steden hebben die nog bijna niet gebruikt. Dat in een grootere plaats de predikanten met zorg en overleg gekozen worden naar de bijzondere behoeften voor catechese, voor zielszorg, voor persarbeid, voor sociaal werk, er blijkt zoo weinig van. Er zijn andere criteria die beslissen, niet de nood van de gemeente of de nood van de jeugd der gemeente. Bovendien, elke predikant moet alles kunnen. Het rustige zelfbewustzijn dat zijn grenzen kent wordt onder predikanten weinig gevonden. De gemeente zou het waarschijnlijk ook maar matig waardeeren. Men moet dan liever doen alsof men alles beheerscht, ook wanneer men op verschillende terreinen zich heel zwak voelt. De dikwijls gehoonde reglementen onzer Kerk zijn zoo moedig. Daarom eischen zij ook zooveel van den catecheet. Ze durven hem opdragen een godsdienstonderwijs dat omvat: „het onderricht in het bijbellezen, in de bijbelsche en kerkelijke geschiedenis en in de Christelijke geloofs- en zedeleer". Zij verwachten dat het gegeven wordt aan kinderen „zoodra zij tot jaren van onderscheid gekomen zijn, „trapsgewijze" voortgaat en „altijd naar de vatbaarheid der onderscheidene leerlingen is ingericht". Ja, zij gaan nog verder en bevelen dat „ook, bij het onderwijs van mingevorderden een beknopt overzicht van den oorsprong, de uitbreiding en de heirvorming der Christelijke Kerk gegevenwordt". De taak is niet gering. Het is al zoo moeilijk menschen te leeren lezen. Studenten kunnen het soms nog niet. Wie kan dan den Bijbel lezen in de Statenvertaling? Vervolgens moet het bewogen leven dat in den Bijbel zich openbaart in begrippen worden verwerkt. Dat is immers geloofs- en zedeleer. Wat de apostelen in gemeenschap met Jezus, door den Geest van God hebben ervaren moet in de taal der Kerk worden weergegeven. Drie-eenheid mag voor hen geen klank zonder associaties blijven. Zij moeten ook iets zien van het drama, dat Kerkgeschiedenis genoemd wordt, de worsteling van het leven tegen de vorm. Zij moeten het zien — zonder kaart, zonder plaat, zonder bord, zonder materiaal; zij moeten het zien door het woord van den catecheet. Het moet bij de kinderen beginnen „zoodra zij tot jaren van onderscheid zijn gekomen", het moet voortgaan bij de rijpende jeugd in de stormachtige jaren, het moet — zoo God wil — afgesloten worden wanneer daar een eerste bezonken rust is gekomen. En het is alles aan één mensch toevertrouwd, die fröbelonderwijs moet geven en ook als hoogleeraar moet kunnen optreden. Zou arbeidsverdeeling dan niet dringend noodig zijn? Deze arbeidsverdeeling is er, maar ongeorganiseerd en daarom verwarrend. Daar is helaas in heel veel plaatsen geen contact tusschen de Kerk en het Christelijk onderwijs. Zoo wordt er dubbel werk gedaan tot schade van de ziel der jongeren. De verhouding tót het openbaar onderwijs is gewoonlijk veel gunstiger. Daar verricht de Kerk meestal het werk zelf en draagt dat op aan bevoegde en dikwijls zeer geschikte krachten, (ook vrouwen). Dan worden de kinderen niet overladen en bij het verlaten van de lagere school komt de taak in handen van de predikanten. Het is jammer dat een dergelijke regeling zelden met het bijzonder onderwijs wordt getroffen. Het bijzonder onderwijs erkent de roeping der Kerk in dezen niet. Het verricht eigenmachtig de taak, die het uit handen van de Kerk zou moeten ontvangen. Maar ook na de schoolplichtige leeftijd moest er arbeidsverdeeling zijn. Dat zou, vooral in een stad kunnen, wanneer alle predikanten de bijzondere gaven van zichzelf en van anderen konden herkennen en erkennen. Dan zouden ook de Kerkeraden de waarde van dit werk eerder zien en beseffen dat er ook nog bijzondere krachten voor noodig zijn. Nu schijnen maar weinigen te zien wat op het spel staat. Men is bezig met wat in hemel en op aarde het meest waardevolle is. Men spreekt over God en men spreekt tot jonge menschen. Tusschen God en de ziel wil men banden leggen. Men neemt het Boek in handen, dat de eeuwen door voor millioenen is geweest een ücht op hun pad en een lamp voor hun voet. Maar dat boek moet vertaald worden in de taal van dezen tijd, in de taal van H.B.S.-ers en ateliermeisjes. Het goud der wetenschap aan de universiteit opgegaard moet als klein, geld worden uitgegeven. Het mag geen waardeloos inflatiepapier worden, dat de schijn van geld heeft, de schijn alleen. Achter de vorm, die wetenschappelijk gerechtvaardigd moet zijn, ligt de geestelijke werkelijkheid, die alle verstand te boven gaat. Anders wordt het bedrog ontdekt, want jonge oogen zien zoo scherp. Ze zien helaas toch vaak niet scherp genoeg om de wezenlijke waarde te ontdekken achter de waardelooze vorm. Daarom is de vorm zoo belangrijk. De verhouding van vorm en werkelijkheid is bij dezen arbeid van 't grootste belang. Het is onderwijs, godsdienstonderwijs. In dat woord ligt het probleem, de ontzettende taak, de ontroerende mogelijkheid. Woorden, moeten tot Woord worden, opdat het mysterie van het vleeschgeworden Woord zal kunnen worden verstaan. Het is in de gegeven omstandigheden maar gelukkig dat de catecheet gewoonlijk niet veel hulpmiddelen heeft. Want alleen wie stof èn methode beheerscht, wie God en de ziel waarachtig kent, kan zonder gevaar hulpmiddelen bij het godsdienstonderwijs gebruiken. Het is anders heel wel mogelijk dat de godsdienst in het onderwijs wordt opgelost. Dat blijft de vreeselijke mogelijkheid, dat de geestelijke werkelijkheid verdort, verstart, bevriest in de vorm van begrippen en woorden. Dan sterft de ziel van honger, omdat het brood verdwenen is uit de kostbare schaal, dan versmacht de jongere van dorst, terwijl het water des levens rijkelijk vloeit, maar den dorstige niet bereikt. Want helaas, de dienaren der Kerk geven aan haar kinderen soms wel steenen voor brood, terwijl de Kerk, de machtelooze, moet toezien. Intusschen wordt de mogelijkheid steeds nieuw geboren. Want elke dag komen weer jonge menschen in deze wereld kijken met groote verwonderde oogen, en eiken dag worden weer vragen wakker, waarop het verstand en de zinnen en ook het hart geen antwoord geeft. De vergroving van het leven doet de waarde der geestelijke goederen stijgen, al schijnen tijdelijk de koersen ongunstig. Die gelooven haasten niet. Zij zien meer dan de schijn of de beursnoteeringen der statistiek. Zij zien dat een diep verlangen ontwaakt telkens weer, een verlangen dat zelfs onder teleurstellingen blijft groeien. De mensen kan bij brood alleen niet leven, noch bij wetenschap, noch bij poëzie, noch bij sport, noch bij flirt, noch bij de zielige zakelijkheid van het alleen met zichzelf als een stuk natuur zijn. God blijft de eeuwige kwelling en het eeuwig verlangen van de ziel. Het wonder klopt ieder oogenblik aan de deur. Ze zitten aan de tafel en spreken van vreemde dingen. Het zijn moeilijke woorden die men nauwelijks spellen kan, slechts met groote inspanning begrijpen. Het gaat over hoogten en door diepten, door de diepten der ziel en over hoogten die bespiegeling zouden genoemd worden, als niet een deur openging en een menschenkind regelrecht in Gods hemel zag. Het contact is gelegd. Zij hebben elkaar gevonden, God en dat kind, dat jonge menschenkind, vol critiek, vol zinnenbewogenheid, vol trots en vol ellende. Zij hebben elkaar gevonden door het Woord. Door welk woord, welk verhaal, welke vergelijking? Dat weet nie- mand. Eén woord is het Woord geweest. De wind blaast waarheen hij wil. Zoo is het met hen die uit den Geest geboren zijn. Toch was het apparaat noodig — Kerk en catechisatie, de klasse en de catecheet. De nuchtere, bijna vervelende werkelijkheid, waarin het wonder gebeuren ging. Aan dat wonder ontleent alles zijn waarde. Het heele apparaat is niets zonder het moment, dat langer duurt dan een oogenblik en dat eerst later soms tot het bewustzijn doordringt. De catecheet die dit weet lacht wat om de moeilijkheden die hier werden opgesomd. Het is geen zorgelooze lach, maar de fijne glimlach van een, die van overwinning kan verhalen. Wanneer nog eens een kerkeraad van deze dingen iets beseffen ging, hoe zou hij aan 't werk tijgen om de geleiding na te zien en te verbeteren waarlangs het wonder zijn weg wil nemen. En de ouders wier oogen hiervoor zijn opengegaan zullen zeker de taak vinden om mee te werken, rustig en critisch, voortvarend en geduldig, meer zooals Abraham's knecht dan zooals Abraham's vrouw. Zij kon niet wachten en wilde op eigen manier Gods belofte vervullen, om later spotachtig te lachen toen God zelf aan 't werk ging. Maar Eliëzer lette op wat God deed. Dat is genoeg. Het is de hoogste activiteit. Zoo zijn er waardevolle lichtpunten in de donkere massa, die catechisatie genoemd wordt. Er is veel vemarring, veel door elkaar loopen, veel misverstand, veel dilettantisme van menschen, die bevoegdheden hebben. Er is weinig begrip voor het onverantwoordelijke van deze opzettelijke desorganisatie. Maar God gaat vrijmachtig Zijn weg en bereikt langs omwegen Zijn doel. Daarbij is het voor menschen mogelijk trouw te zijn, ook bij gebrek aan behoorlijke hulpmiddelen, ook bij chaotische toestanden. Want het laatste hulpmiddel behoeft gelukkig niet te ontbreken, ook al liggen er geen bijbels in 't leslokaal; het Woord laten zij toch staan. Het is goed dat wij de moeilijkheden, de onmogelijkheden eens recht in de oogen zien. Het is goed dat meer menschen daarvan weten. Zoo zal er misschien een gemeenschap groeien van hen die met uiterste inspanning zich aan dit werk geven en zeggen: „Toch blijven wij bouwen aan Gods Kerk". In stilte. Een nieuw boek, dat ieder lidmaat lezen moet: DE KERK AAN HET WERK Practische aanwijzingen voor het Kerkelijk Leven, door Prof. Dr. C. G. Wagenaar, Ds. O. Noordmans, Ds. K. A. Beversluis, Dr. J. Spijkerboer, Dr. J.H.Adriani, Ds.W.A. Hoek, R. E. Wierenga, Da. C. A. Elink Schuurman en Ds. Mr. C. J. Bartels, met een voorwoord van Ds. O. Noordmans. Uitgegeven voor de Vereeniging „Kerkopbouw". Omvang ± 150 bh. Prijs f 1.65, in linnen band f 2.25. Deze practische aanwijzingen geve men de binnentredende jonge lidmaten ter Overdenking mee. Hier hebt ge een boek, waarin de groote vragen van het kerkelijk leven orienteerend en oplossend worden behandeld. ZiehiereenboekdatUinlichtoverdeverhoudingvan Bestuur en Beheer en de netelige kwesties die hiermee samenhangen tot een goede oplossing brengt De Beginselen van een kerkelijke organisatie worden er op grondige wijze in uiteengezet. Ook vertelt het U in een 16-tal pagina's hoe de huidige organisatie der Hervormde Kerk is. In het hoofdstuk over d e A m b t e n in de K e r k zegt een leek origineel en verrassend, wat hij denkt van het diaken-, ouderling- en predikambt Natuurlijk wordt ook de Diaconie besproken en worden ongekende vergezichten voor deze voorname taak der kerk geopend. Het vraagstuk van het Beroepingswerk wordt aan scherpe criü'ek 'onderworpen, maar de middelen tot verbetering worden niet verzwegen. Voor een ieder lidmaat is het noodig te weten wat de Rechten en Plichten van den lidmaat zijn, daarom wordt er ook in dit boek een hoofdstuk aan gewijd. Niet van het minste belang is de warme verdediging van de Vrouw in (en) het Ambt. Hier pleit een vrouw voor haar rechten en plichten in de Kerk op zeer sympathieke en gefundeerde wijze. Tenslotte wórdt U nog ingelicht over de Kerkvoogdij. Inderdaad mag dit boek, dat zoo frisch en geheel in den geest en de mentaliteit van Kerkopbouw geschreven is, van harte worden aanbevolen. En niet alleen de vorm, maar ook de inhoud trekt aan, omdat het juist die onderwerpen behandelt waarover de gemeenteleden dagelijks moeten mee-praten en mee- oordeelen. DE KERK AAN HET WERK VAN GORCUM & COMP. N.V. - UITGEVERS - ASSEN BROCHURES uitgegeven voor „Kerkopbouw" door Van Gorcum & Comp. N.V. te Assen. (Ook via den boekhandel verkrijgbaar.) Verschenen zijn'. C 1: EENHEID IN CHRISTUS, door Prof. Dr.A.M. Brouwer. D 2: DE CATECHISATIE, door Dr. J. C. Roose. E 1: BEGINSELEN VAN KERKORDE, door Ds. O. Noordmans. E 3: BESTUUR EN BEHEER, door Prof. Dr. C. G. Wagenaar. F 3: DE KERK EN DE INTELLECTUEELEN, door Mr. R. Houwink. G 4: INWENDIGE ZENDING, door Dr. O. Norel. I 1: ONSTERFELIJKHEID EN OPSTANDING, door Prof. Dr. G. van der Leeuw. Prijs per stuk / 0.40; bij inteekening per 4 achtereenvolgens verschijnende nummers, onverschillig uit welke serie /1.20. EEN BELANGRIJKE UITGAVE: BEPALINGEN UIT DE REGLEMENTEN DER NEDER. LANDSCHE HERVORMDE KERK, waarvan de kennis onmisbaar isvoorallen, die in haar belang stellen, in het bijzonder voor Ouderlingen, Diakenen, Kerkvoogden en Notabelen. Bewerkt door Ds. C. W. Ooolsma, Hervormd Predikant te Groningen. Derde, veel vermeerderde en bijgewerkte druk. Prijs in linnen omslag / o.oo, in kunstleer gebonden f 1.35. Dit is eigenlijk een derde, veel vermeerderde en bijgewerkte druk van een boekje, dat zijn nut reeds heeft bewezen en waar dan ook telkens weer naar gevraagd werd uit allerlei oorden des lands. De samensteller schrijft oju:„Wij,Hervormden, hebben een heel dik wetboek, en het wordt altijd nog maar meer. Ook daarom schaffen de meeste ouderlingen, diakenen, notabelen en zelfs kerkvoogden zich maar geen wetboek aan, zij gelooven meestal wel, dat hun dominees voor de noodige inlichtingen wel zullen zorgen. Dat het voor leden van dorpskerkeraden en ook voor menig ouderling, diaken en notabel in een stadsgemeente noodig is dien heelen bundel van meer dan 300 blz. in bezit te hebben, zal wel niemand beweren. Maar dat het aan den anderen kant toch ook wel wat Al te dwaas is, dat menigeen van geen enkele bepaling anders dan bij geruchte of overlevering afweet, zal eveneens algemeen worden toegegeven." — Dit eenvoudige boekje wil er geen aanspraak op maken, dat het volledig is. Bij zeer ernstige en gecompliceerde gevallen zal het „dikke" en complete wetboek wel moeten worden geraadpleegd. Maar hier is alles weggelaten, wat voor „lagere" besturen van geen beteekenis is, en waarvan dekennis in meer gewone omstandigheden onnoodig is. Deze collectie is uit de ervaring ontstaan èn gegroeid. Ieder, die het handige boekje gebruikt, zal ontdekkingen doen, en als men dan bovendien hier invult, wat nog ingevuld kan worden (er is b.v. een aftredingsrooster bijgevoegd), zal men ongetwijfeld veel profijt kunnen trekken van wat hier wordt geboden. Verkrijgbaar bij den Boekhandel en bij VAN GORCUM & COMP. N.V. — UITGEVERS — ASSEN JEUGD EN GODSDIENST Nieuw: ' ' JEUGD EN GODSDIENST. Tweemaandelijksch Orgaan der Vereeniging voor Godsdienstige Opvoeding, gewijd aan de godsdienstige vorming der Jeugd boven 12 jaar. Eindredacteur: Ds. B. ter Haar Dz., Ned. Herv. Pred. te Diepenveen. Een nieuw orgaan, dat zich de medewerking wist te verschaffen van tal van vooraanstaande personen op het gebied van jeugdzorg en jeugdbeweging. Het blad wil veel de practijk aan het woord laten en de ervaring van velen brengen op het terrein van jeugdwerk, godsdienstonderwijs en vooral ook op dat der jeugdvereenigingen, opdat de een van de ervaring van den ander kan profiteeren. Het juist verschenen nummer bevat als practische stukken o.a. de behandeling van de vraag hoe de jeugd tot deelneming aan de kerk is te brengen en een uiteenzetting van wat het Jeugdgilde in Utrecht is en doet Verder zijn opgenomen een jeugdtoespraak en de behandeling van een bijbelsch verhaal voor ouderen. Abonnementsprijs ƒ 1.50 per jaargang. Proefnummers op aanvrage gratis. In voorbereiding: BIJBELBOEKJES VOOR 'TJONGE VOLKJ E. Een serie boekjes voor kinderen van 3-6 jaar, naar de oorspronkelijke uitgave der Student Christian Movement Press Ltd. Met de origineele Engelsche plaatjes in drie kleuren, in Palestina-zelf geteekend. Alle deeltjes zijn gestoken in een fleurig bandje. Allereerst verschijnen: TOEN JEZUS EEN KIND WAS, naar het Engelsch door Mary Entwistle. Illustraties van Elsie Anna Wood. Prijs gebonden / 0.75. DE STER VAN DEN KONING, naar het Engelsch door Mary Entwistle. Illustraties van Elsie Anna Wood. Prijs gebonden / 0.75. VAN GORCUM & COMP. N.V. - UITGEVERS - ASSEN Steunt het werk van Kerkopbouw Wordt lid of abonné Inlichtingen bij: Mr. P. H. TH. STEVENS - LOPIK KERKOPBOUW-GESCH RIFTEN REEKS A. KERK-GAAN. i. Wat beteekent ons kerk-gaan? 2. De liturgie. 3. De preek. 4. De doop. 5. Het Avondmaal. 6. Het kerkelijk lied. REEKS B. RICHTINGEN IN DE KERK. 1. Historische achtergrond. 2. Pogingen tot oplossing van de strijd. 3. De oecumenische beweging en de kerk. 4. Verscheidenheid en eenheid in onze kerk. 5. Verscheidenheid en eenheid buiten onze grenzen. REEKS C. HET KERKBEGRIP. 1. Eenheid in Christus, door Prof. Dr. A. M. Brouwer. 2. Het kerkbegrip in de bijbel. 3. Het kerkbegrip in oude kerk en Middeleeuwen. 4. Het kerkbegrip in de reformatorische en na-reform, tijd. 5. Nieuw oecumenisch licht. REEKS D. KERK EN JEUGD. 1. De kerk en de ziel van het kind. 2. De catechisatie, door Dr. J. C. Roose. 3. Jeugdzorg en moderne jeugdbeweging. 4. Jeugd en kerk. 5. Jeugddiensten. 6. Zondagsschool en kinderkerk. REEKS E. PRACTISCHE KERKORGANISATIE. 1. Beginselen van kerkorde. 2. Organisatie der Ned. Herv. Kerk. 3. Bestuur en beheer. 4. De ambten in de kerk. 5. Diaconie. 6. Beroepingswerk. 7. Rechten en plichten van de lidmaat. 8. De vrouw en het ambt. 9. Kerkvoogdij. Thans dus verschenen in boekvorm „de Kerk aan het Werk". (Zie aankondiging pag. 14). REEKS F. KERK EN MAATSCHAPPIJ. 1. Kerk en staat in de historie en nu. 2. Kerk en Arbeidersbeweging. 3. Kerk en intellectueelen, door Mr. R. Houwink. 4. Kerk en sociale wetgeving. 5. Kerk en werkeloosheid. 6. Kerk en oorlogsvraagstuk. 7. Kerk en vredesactie. 8. Oorlog in het volkenrecht. REEKS G. KERK EN ZENDING. 1. Het Christendom temidden der wereldgodsdiensten. 2. Zending in de bijbel. 3. Vroegere en hedendaagsche zendingsmethode. 4. Inwendige zending, door Dr. 0. Norel. 5. Kerk en apologie. 6. De kerk en het moderne paganisme. REEKS H. MODERNE RELIGIEUSITEIT. 1. Occultisme en spiritisme. 2. Theosophieende Ster.3. Anthroposophie. 4. Soefi Christian Science, enz. REEKS I. ONDERWERPEN VAN ALGEMEENEN AARD. 1. Onsterfelijkheid of Opstanding, door Prof. Dr. G. van der Leeuw. 2. De zedelijkheid van een natuurvolk en de Zending. Per stuk ƒ 0.40 Bij inteekening, per 4 achtereenvolgens verschijnende nummers, onverschillig uit welke serie ƒ1.20 VAN GORCUM & COMP. N.V. - UITGEVERS - ASSEN