HUISCATECHISATIE EEN WOORD TOT CHRISTENOUDERS DOOR R. VAN MAZIJK CB 20781 DRUKKERIJ EN UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ WED. C. GOUDSWAARD ROTTERDAM HUISCATECHISATIE EEN WOORD TOT CHRISTEN-OUDERS DOOR R. VAN MAZIJK DRUKKERIJ EN UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ WED. C. GOUDSWAARD ROTTERDAM. Dit geschrift bedoelt Christen-ouders in 't algemeen en Gereformeerde ouders in 't bizonder op te wekken hun roeping en plicht na te komen, inzake het godsdienstig huisonderricht aan hun kinderen. Waar de huiscatechisatie in eere is, gebiedt de Heere den zegen. Ze versterkt den gezinsband. Ze breidelt de zonde. Ze heiligt den levenstoon. Ze is van onberekenbaren invloed op het leven van de Kerk des Heeren. Door Evangelisatie de van Gods verbond en gemeente afgedoolden terug te roepen tot de paden des Woords, is een voortreffelijk werk; als maar het verzorgen van eigen huisgenooten er geen. schade door lijdt. Naast het bevel: „Zoekt het verlorenel" staat het andere: „Houdt dat gij hebt!" Winst aan de eene zijde mag geen verlies aan de andere zijde worden; althans niet door schuldige nalatigheid. Onze Gereformeerde organisaties in haar vertakkingen van knapen-, meisjes-, jongelings- en mannenvereenigingen brengen het: „Houdt dat gij hebt" op prijselijke wijze in beoefening. Maar de vereeniging, die in dit opzicht de eerste en voornaamste taak heeft en waartoe elk Gereformeerd jongmensch moet behooren, is de vereeniging van kinderen uit éénzelfde gezin rondom den stoel van den huisvader. Tierde dit instituut maar even welig als zoovele andere! Helaas, het gaat met de huiscatechisatie niet naar wensch. De verwording in menig Gereformeerd gezin levert daarvan het droef bewijs. Als er geen heilzame verandering komt, zullen de gevolgen noodlottig zijn; en geen jeugd-centrale, noch mannen- of vrouwenorganisatie zal die ramp vermogen te keeren. Zij er dan een opwaken, eer het te laat is. En brenge de Geest des Heeren het hart der vaderen tot de kinderen weder, en het hart der kinderen tot hun vaderen! Mal. 4 : 6. I. HET BEGRIPs HUISCATECHISATIE. Wij zullen het niet verbergen voor hun kinderen, voor het navolgende geslacht, vertellende de loffelijkheden des Heeren, en Zijn sterkheid, en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft. Ps. 78 : 4. Kent ge de beteekenis van het woord: huiscatechisatie? Wellicht zijt ge geneigd, wanneer er van catechisatie gesproken wordt, uitsluitend te denken aan de kerkelijke catechisatie, die ambtelijk gegeven wordt door de Dienaren des Woords of Ouderlingen. Toch is deze slechts één van de drie inrichtingen, welke op den naam „catechisatie" aanspraak maken, en die, — Gode zij dank — heden nog bestaan, al ligt ook haar bloeitijd in het verleden. De vermaarde Dordtsche Synode van 1618 en '19 sprak er reeds van. Van den 27sten tot den 30sten November 1618 heeft zij haar belangstelling aan den dag gelegd in „de Catechisatie ofte cinderlicke onderwijsinge in de eerste fondamente der Christelicke Religie". In de 14e, 15e, 16e en 17e sessie werd over dit belangrijk punt gehandeld, met als resultaat het volgende besluit: „Opdat de Christelijke jeugd van hare teedere jaren „aan naarstiglijk in de fondamenten der ware religie „onderwezen, en met ware Godzaligheid vervuld „moge worden, zoo moet deze drieërlei wijze van „catechiseeren voorgenomen worden: a. in de huizen van de ouders; b. in de scholen van de schoolmeesters, en c. in de kerken van de predikanten, ouderlingen en lezers of ziekenbezoekers. „En opdat deze allen hun ambt naarstiglijk mogen „doen, zullen de Christelijke magistraten verzocht ,,worden, een zoo heilig en noodig werk door hunne „authoriteit te bevorderen, en zullen voorts al dengenen, wien het opzicht en het bezoeken der kerken „en scholen bevolen is, vermaand worden, dat zij inzonderheid over dit stuk zorge willen dragen." In 't verdere van deze bepalingen wordt dan nader toegelicht, op welke wijze en tot welk doel elk dezer catechisaties behoort gehouden te worden. Nu zijn voorzeker in den loop der eeuwen de omstandigheden en verhoudingen dusdanig gewijzigd, dat genoemde bepalingen niet onveranderd gehandhaafd kunnen worden. Vooreerst valt controle van de zijde der Overheid niet uit te oefenen. En wat de school betreft, deze neemt nu een gansch andere plaats in het Christelijk volksleven in dan voorheen. De relatie met de Kerk, in den zin van vroeger, bestaat niet meer en derhalve draagt thans de zoogenaamde school-catechisatie niet 'dat cachet, dat onze vaderen er aan gaven. Maar deze opmerkingen laten toch het wezen en het bestaan der drieërlei catechisatie onaangetast. Ook heden ten dage is er de kerkelijke of ambtelijke catechisatie, welke ten doel heeft de kinderen des Verbonds door onderwijzing in de leer der waarheid te vormen tot mondige leden van Christus' Kerk. Voorts is er de schoo/-catechisatie, beter gezegd: het Bijbelsch onderwijs op de Christelijke Scholen, dat hoofdzakelijk zich richt op de historische gedeelten der H. Schrift, en aldus zegenend op het verstand en gemoed van de jeugd tracht in te werken. En eindelijk is er het gezins-onderricht of de huiscatechisatie, welker taak en doel zoo schoon beschreven staat in het reeds aangehaald Synodaal artikel van 1618, en dat als volgt luidt: „Het ambt der ouderen is, thuis hunne kinderen en ook het gansche huisgezin, hun toebetrouwd, in de beginselen der Christelijke religie op het vlijtigst naar eens ieders begrip te onderwijzen; ernstiglijk en met vlijt tot de vreeze Gods en oprechte godzaligheid te vermanen; „tot de oefening van heilige huisgebeden te gewen„nen, mede te nemen tot het gehoor des Goddelijken „Woords; de gehoorde predikatiën, inzonderheid de „catechetische, vlijtiglijk met hen te bespreken, eenige „hoofdstukken der Heilige Schrift voor te lezen of te „doen voorlezen; „de uitnemendste plaatsen der Schriftuur van buiten „te laten leeren en in te prenten en die op een ge„meenzame en voor de teedere jonkheid geschikte „manier te verklaren en hen alzoo tot de catechisatie „in de scholen voor te bereiden; en wanneer zij daar„toe gekomen zijn, te bevestigen, op te wekken en te „bevorderen. „Tot dezen schuldigen plicht moeten alle ouders, „bijwelke de vermaning plaats zal mogen hebben, „openlijk in de predikatiën, alsmede in het bijzonder „— zoowel bij de gewone bezoeken voor het H. Avond„maat, alsook op andere geschikte tijden — door de „predikanten, ouderlingen en ziekenbezoekers naar„stiglijk en ernstiglijk vermaand worden. Indien eenige „ouders — belijdenis doende van de Gereformeerde „religie — in dit heilig werk nalatig bevonden worden, „zullen zij door deftige vermaningen der predikanten „en — zoo de zaak het vereischt — door des Kerke,-raads censuren tot hun schuldigen plicht gebracht „worden." Naast en behalve de kerkelijke catechisatie en het godsdienstonderwijs op de Chr. school, hebben dus Christen-ouders de roeping om persoonlijk de daden des Heeren „niet te verbergen voor hun kinderen, voor „het navolgende geslacht, vertellende de loffelijkheden „des Heeren en zijn sterkheid en zijn wonderen, die „Hij gedaan heeft." Dit tot opheldering van het begrip huiscatechisatie. H. DE EISCH VAN HUISCATECHISATIE. En gij zult ze uwen kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat. Deut. 6 : 7. En gij, vaders! voedt hen op in de leering en vermaning des Heeren. Efeze 6 : 4. Nu moet ge niet meenen, dat huiscatechisatie een instelling van onze Dordtsche vaderen is. Ook al ware dat zoo, dan zoudt ge ongetwijfeld dit instituut eerbiedigen. Vooreerst om de sanctie, die de kerkelijke vergadering van 1618 eraan hechtte; ten tweede, omdat ge, als Gereformeerde, in het „historisch gewordene' de leidende hand des Heeren hebt op te merken. Maar zoo staat de zaak toch niet. De huiscatechisatie wordt door méér dan kerkelijke autoriteit gedekt; ze bezit méér dan historische waarde. Ge moogt haar niet gelijk stellen met, bijv. een artikel der Kerken-ordening, waarin het menschelijk element zoo sterk is, dat in den loop der tijden herziening of afschaffing noodig kan zijn. Neen, de Dordtsche Synode heeft de huiscatechisatie niet in het aanzijn geroepen, maar slechts opnieuw naar voren gebracht. Ze is van ouder datum en van edeler oorsprong. 't Is God de Heere Zelf, die in zijn Woord op de beoefening van huiscatechisatie aandringt en ze u beveelt. De twee woorden uit de H. Schrift, hierboven geplaatst, spreken er van. Ze zijn met vele andere uitspraken van Gods Woord te vermeerderen; maar dit tweetal is voldoende om u te doen zien, dat O. en N. T. samenstemmen in den eisch des Heeren, om uw kinderen te onderwijzen in den weg en de leer der zaligheid. Die eisch des Heeren is een billijke eisch. Uw kinderen zijn een erfdeel des Heeren. Hij heeft ze u gegeven, geleend, toebetrouwd. Ze zijn schepselen zijner handen, evenals gij-zelf. En omdat de Heere uw en uwer kinderen Formeerder is, heeft Hij er recht op, dat gij uw kroost onderwijst in de yreeze van zijn Naam. Hij heeft alles gewrocht om Zijnszelfs wille, en Hij heeft er heilige aanspraak op, dat al wat ademt Hem love. Hij schonk u die kinderen, maar Hij doet ze ook opwassen. Ge ziet ze, met de jaren, toenemen in grootte en sterkte naar het lichaam, en ontwikkelen naar verstand en gemoed. Dat zijn de genadegaven Gods. Dat is de onderhoudende kracht des Heeren. Hoe komt het Hem dan toe, dat gij uw kinderen toewijdt aan zijn zaligen dienst! Die eisch des Heeren is ook een dringende eisch. Hij wijkt er in geen gevai van af. Op zijn tijd zal Hij vragen: „Wat hebt gij met Mijn kinderen gedaan?" Mijn kinderen, niet in dien zin, dat ze zonder twijfel, hoofd voor hoofd, het onverliesbaar goed van het zaligmakend kindschap Gods deelachtig zijn; maar: Mijn kinderen, omdat de Heere over uw kinderen zeggenschap heeft; omdat Hij pretentie op hen bezit, want ze zijn het maaksel zijner vingeren. Die pretentie is ten opzichte van Uw kinderen een dubbele pretentie. Want God heeft aan Uw kinderen meer gegeven dan' aan andere. Ze zijn in de schoot der Kerke Christi geboren; in den kring van het genadeverbond ingezet. Dat zijn bizondere bemoeienissen des Heeren, die u, als ouders, de bizondere verplichting opleggen uw zaad met de dingen van Gods Koninkrijk bekend te maken. Waarom is uw kleine jongen geen kind van een Hindoe? Waarom is uw lief dochtertje geen ZoeloeKafferinnetje? Waarom is die zuigeling in de wieg niet geboren in het ongeloovig gezin van uw buurman rechts? Of in het Roomsch gezin van uw buurman links? Het eenige antwoord is: Omdat Gods genadig bestel het aldus heeft beschikt. Versta het dan, vader en moeder, dat deze goedertierenheid des Heeren, aan uw kleinen bewezen, u dringen moet tot een bukken onder den billijken en dringenden eisch van huiscatechisatie. m. DE KLEM TOT HUISCATECHISATIE. Doet geloften en betaalt ze den Heere uwen God. Ps. 76 : 12. Wanneer gij den Heere uwen God een gelofte zult beloofd' hebben, gij zult niet uitstellen die te betalen, want de Heere uw God zal ze zekerlijk van u etschen, en zonde zou in u zijn. Deut. 23 : 21. Aan den eisch van huiscatechisatie ontkomt ge niet, omdat ge hier met een eisch Gods te doen hebt. Maar die eisch heeft voor u, Gereformeerde ouders, nog een extra klem. Een klem, die u alle ontworstelen ten eenenmale onmogelijk maakt. Een klem, dien gij uzelf hebt aangelegd. De klem van uw gelofte aan God. Ge herinnert u nog het gewichtig uur, waarop ge in Gods Huis en voor Zijn aangezicht naderdet met het pand Zijner liefde, om het teeken en zegel van Zijn heilsbeloften aan uw kleine te zien toegediend. Dat was niet slechts een aandoenlijk, maar bovenal een beteekenisvol oogenblik. Voor uw kind, maar ook voor u. Immers, dat door u begeerde teeken en zegel kón en mocht uw jonggeborene niet ontvangen, of gij, ouders, moest eerst op een drietal vragen een bevestigend antwoord geven. Ge moest een verklaring, een belijdenis en een belofte afleggen. Een verklaring nopens uw kind.. Een belijdenis aangaande u zelf. Een belofte inzake de verhouding tusschen u en uw kind. Die belofte — om van het andere nu maar te zwijgen — staat gelijk aan een eed. Ze is niets minder. Want wat een belofte tot een eed maakt, is niet het plechtig opsteken van twee vingers, noch het eerbiedig uitspreken van een zékere formule, maar het staan in de tegenwoordigheid Gods. En dat is nergens méér het geval dan in het Heiligdom, waar de Heere met zijn volk vergadert. Dien eed moogt ge nooit vergeten. Dat zou Godeonwaardig zijn, en geestelijke schade aan uw gezinsleven toebrengen. Ge behoort er u zelf telkens en telkens weer aan te herinneren. En dat niet het muist, omdat ge van dien eed, zoolang ge kinderen op te voeden hebt, niet af zijt. Herhaaldelijk moet ge uw consciëntie afvragen, of ge dien eed gehouden hebt en nog houdt, dan wel, of ge hem geschonden hebt en dagelijks opnieuw door trouweloosheid schendt. Wat houdt die eed in? Waartoe verplicht hij u? Welke taak hebt ge, door het afleggen van dien eed, op u genomen? Lees slechts de desbetreffende doopvraag: ,,Of gij niet belooft en voor u neemt, dit kind, als „het tot zijn verstand zal gekomen zijn, in de voor„zeide leer naar uw vermogen te onderwijzen, of te „doen en te helpen onderwijzen?" Die vraag hebt ge met een heilig „ja" beantwoord. Welbewust aanvaarddet ge daarmede de taak der Christelijke opvoeding. En het is principieel onmogelijk en ook ten eenenmale ongeoorloofd de huiscatechisatie van de Christelijke opvoeding los te maken. Ge stelt er immers prijs op, te verklaren, dat ge uw kinderen een Chr. opvoeding geeft? En ge wilt daarmede zeggen, dat ge uw doopsbelofte gestand doet? Dat is ook werkelijk zoo; mits ge onder „Christelijk opvoeden" een groot-brengen voor den Heere verstaat; een persoonlijk, aanhoudend bezig zijn met uw kinderen in de dingen van Gods Koninkrijk aan den huiselijken haard; een getrouw geven van huiscatechisatie. Zonder huis-catechisatie is uw „Christelijke-opvoe- ding" onvolledig. Zonder huis-catechisatie schiet ge schromelijk te kort in het nakomen van uw doopsbelofte. Zonder huis-catechisatie is de vermaning der H. Schrift voor u geldend: „V7anneer gij dan den Heere uwen God een „gelofte zult beloofd hebben, „gij zult niet uitstellen, die te betalen; want de Heere „uw God zal ze zekerlijk van u eischen, en zonde zou „in u zijn." Deut. 23:21. Ziedaar, de klem tot huiscatechisatie. IV. DE WAARDE VAN HUISCATECHISATIE. Maar gij zult mijne woorden tot hen spreken, hetzij dat zij het hooren zullen, hetzij dat zij het laten zullen. Ezech. 2 : 7. 't Komt er vooral op aan, dat ge de huiscatechisatie op haar juiste waarde schat. Ge kunt zoo licht overdrijven, hetzij naar de eene of naar de andere zijde. En alle overdrijving schaadt. De waarheid ligt hier in het midden. Er zijn menschen, Christenen, die van huis-catechisatie niets 'willen weten. Zij hebben een sterkeenzij dige opvatting van de leer der zaligheid. Zij letten wel op de Bron des heils, maar niet op den weg des heils. Dat God zijn volk zalig maakt, is een waarheid, die al hun aandacht heeft; maar hoe God zijn volk zalig maakt, zie, daar op letten ze niet voldoende. En die eenzijdige beschouwing leidt hen tot een verwaarloozen en zelfs tot een verachten van de middelen. Ze redeneeren aldus: „God moet mijn kinderen bekeer en; ik kan het toch niet doen. k Zal wel oppassen, dat er, door mijn toedoen, geen vrome farizeërs uit hun gekweekt worden. Als ik hun verstand vul met de letter der waarheid, loopen ze groot gevaar op die verstandelijke kennis te rusten en alzoo zich voor de eeuwigheid te misleiden. Vrome zondaars zijn verder van het Koninkrijk Gods dan goddelooze zondaars. En God kan ze even gemakkelijk in de kroeg als in de kerk tot staan brengen." Door zulk een ziek lijdelijkheidsbeginsel onderschat men de waardij der huis-catechisatie. Maar ze wordt ook overschat. Er zijn menschen, Christenen, die van huiscatechisatie alles verwachten. Ook zij hebben een zeer eenzijdige opvatting van de leer der zaligheid. Zij letten wel op den weg des heils, op de bedding, waardoor den stroom der genade vloeit, maar niet genoegzaam op den Bronader. Zij vergeten, dat God de middelen wel tot ons gebruik.verordend heeft, maar dat Haj-aelf boven de middelen staat. Dat wel de mensch er aan gebonden is maar Hij niet. En die eenzijdige beschouwing leidt hen tot een ongepaste verheerlijking van de middelen. Als hun kinderen huis-godsdienstonderwijs genieten, de Christelijke school bezoeken, straks ambtelijk catechetisch onderricht ontvangen, belijdenis des getoofs afleggen, regelmatig onder de bediening des Woords en der Sacramenten verkeeren, dan is, omtrent de eeuwige belangen van hun kinderen, het hart gerust; dan achten zij het bijna een vanzelfheid, dat zij met hun methode van opvoeden het gewenschte doel bereikten en dan roemen zij in de middelen niet het minst m de huiscatechisatie — als in het orgaan waardoor hun kroost voor Christus' kerk behouden bleef. Zoo overschat men de beteekenis van huiscatechisatie. » * * De juiste waarde geeft u de Heilige Schrift, op tal van plaatsen, aan. En dan zij allereerst opgemerkt, dat de huiscatechisatie geen bekeeringsinstituut is. Gij kunt niet uw kinderen bekeeren, en gij behoeft het evenmin te doen. Isaak zal voorzeker, bij zijn huiscatechisatie, evenveel zorg — indien niet nog méér; Gen. 25 : 28. besteed hebben aan Ezau als aan Jacob. Maar bij Ezau droeg ze geen vrucht. Van Samuel is niet te denken, dat hij zijn zonen met met de inzettingen des Heeren bekend gemaakt zou hebben. Evenwel zegt de Schrift: „Zijn zonen wandelden niet in zijn wegen." 1 Sam. Orpa en Ruth ontvingen beiden, aan Naomi's voeten, onderricht aangaande den God van Israël en Zijn liefdedienst. Doch met welk een uiteenloopend gevolg! En ook het tegenovergestelde wordt gezien. De afgodische Jerobeam had een zoon, in wien „wat goeds voor den Heere" gevonden werd. De goddelooze Achaz was de vader van den vromen Hiskia. Koning Amon was een verklaard vijand van Jehovah, maar zijn acht-jarig zoontje Josia had lust om den Heere te vreezen. Het is niet desgenen die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods. Het ligt niet aan hem, die plant, noch aan hem, die nat maakt, maar aan God, die den wasdom geeft. Bekeeringsinstituut kan de huiscatechisatie niet zijn. De vreeze des Heeren in het hart van uw kind te planten, is het heilig privilegie, dat God Zichzelf heeft voorbehouden. /Maar daarom is de huiscatechisatie niet verwerpelijk noch overbodig. Dezelfde God, die gezegd heeft: „Ik zal barmhartig zijn, dien Ik barmhartig ben", heeft ook de wegen en middelen verordend, waarin Hij zijn barmhartigheid openbaart en verheerlijkt. En tot die wegen en middelen behoort in de eerste en voornaamste plaats de huiscatechisatie Ge hebt uw kinderen in de vreeze des Heeren op te voeden niet omdat daardoor de kans op hun eeuwig behoud grooter wordt, maar enkel en alleen omdat God het van u vordert. Niet voor de uitkomst, maar voor den arbeid zijt gij verantwoordelijk. En als gij getrouw en oprecht voor God en voor uw kinderen zijt in dit gewichtig werk van huiscatechisatie, dan zult ge zeer zeker met eerbiediging van Gods vrijmacht — bemerken, dat de huiscatechisatie het middel bij uitnemendheid is, waarvan het den Heere belieft zich te bedienen om uw kinderen tot de inwilliging van zijn verbond te brengen. Dan zult gij ondervinden, dat in het houden van Gods geboden, ook ten opzichte van de huiscatechisatie, grooten loon is. Dan zult ge de eere alleen aan uw God gevend — Hem danken! dat Hij u, als een nietig instrument in Zijn hand gebruiken wil om zaad voor Zijn Koninkrijk te winnen. En als uw kinderen zich toch verzetten gaan tegen God en zijn dienst, het breede pad des verderfs kiezen, en straks openlijk betuigen, dat zij het verbond des Heeren wenschen te breken, dan zal de Heere u en uw werk van huiscatechisatie nog voor de oogen \wCr ,dolende kinderen rechtvaardigen door Zijn Woord aan hen te bevestigen: „Indien zijn kinderen mijn wet verlaten, en in mijn rechten niet wandelen; indien zij mijn inzettingen ontheiligen, en mijn geboden niet houden; zoo zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken, en hun ongerechtigheid met plagen." Ps. 89 : 31—33. Een kind, dat huiscatechisatie genoten heeft, zondigt niet goedkoop. Als het den zegen des verbonds moedwillig afwijst, zal het aan de wrake des verbonds vervallen. Maar hoe het zij, de huiscatechisatie zal in haar waarde voor den dag treden. Daarom, vaders en moeders! „gij zult mijn woorden tot hen spreken, hetzij dat zij het hooren zullen of hetzij dat zij het laten zullen," zegt de Heere. Ezech. 2:7. Daarin ligt de waarde van huiscatechisatie. V. DE ZEGEN VAN HUISCATECHISATIE. De Heere zal genade en eere geven. P«. 84 ; 12. Aan de nauwgezette beoefening van de huiscatechisatie heeft God zijn zegen toegezegd. De belofte uit Psalm 133. wordt door Hem vervuld: „De Heere gebiedt aldaar den zegen." Die Goddelijke zegen is tweeledig. De Heere geeft genade en Hij geeft eere. De genade gaat voorop. Het is Gods regel, om in den weg van godvruchtige opvoeding zijn Naam in de geslachten te verheerlijken; naar luid van 's Heeren getuigenis: „Ook zal zijn Naam van kind tot kind voortgeolant worden." Ps. 72: 17. Die genade betreft, in de eerste plaats, uw kroost. Als het God belieft de hand zijner ontferming aan uw kinderen te leggen, o! wat vloeit er dan een stroom van genade door de bedding der huiscatechisatie. Als ze groot geworden zijn, zullen uw kinderen er God voor danken, dat ze reeds in hun prilste jeugd met zijn Woord en wonderwerken zijn bekend gein 3, ci kt „Mijn Vader! Gij zijt de Leidsman mijner jeugd!" Jer. 3:4. is de uitroep van al Gods getrouwen, die het voorrecht van huiscatechisatie gesmaakt hebben. Met David kunnen zij betuigen: „o God! Gij hebt mij geleerd van mijn jeugd aan en tot nog toe verkondig ik uw wonderen." Ps. 71: 17. Zoo Gij, van dat ik werd geboren. Ja, van mijn eerst begin, Mij niet uit teedre min Hadt ondersteund, 'k waar lang verloren; Dies doe ik in gezangen, U steeds mijn lof ontvangen. Ps. 71 :4. Van die Goddelijke bemoeienis, mede in den weg van godzalige opvoeding spreekt ook de dichter: „Gij zijt het immers, die mij hebt doen vertrouwen, zijnde aan mijner moeders borsten. Op u ben ik geworpen van de baarmoeder af; van den buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God." Ps. 22 : 11. Godvreezende ouders te hebben, die het werk der huiscatechisatie teeder, liefderijk en getrouw verrichten, zijn een nooit hoog genoeg te schatten geschenk Gods. De ernstige vermaning eens vaders, de hartelijke gebeden eener moeder worden nooit vergeten. Onuitwischbaar zijn de indrukken daarvan in de ziel van het kind. En welk een remmenden invloed gaat er van de huiscatechisatie uit op het kwaad! Zondige practijken worden beteugeld. De zin der gedachten en des harten op hooger dingen gericht. En wat de verleidingen, speciaal de jeugdverleidingen betreft, ook daartegen biedt — altijd onder Gods zegen — de huiscatechisatie zulk een sterk wapen. Nog altijd wordt het woord van den Prediker bevestigd: „Die God vreest, ontgaat het alles." Pred. 7 : 18. Die genade is in de tweede plaats voor U, ouders. Als gij, overeenkomstig den eisch van Gods Woord met uw kinderen handelt, dan wordt er nog ejen andere band tusschen U en uw zaad gelegd dan de band des bloeds. Dan komt er eenheid des geestes. Dan zult ge, o zeker, ook in geestelijke dingen moeten bedenken, dat uw kind een kind is en dat het kinderlijke overleggingen en opvattingen koestert, maar dat doet niets af aan het wezen der zaak, nl. dat ge, op de knieën voor den troon der genade elkander ontmoet en verstaat, en dies met dubbele koorden aan elkander verbonden wordt. Geen grooter zegen voor U, dan in uw kinderen te mogen opmerken, dat de vreeze Gods in hen woont. Geen grooter genade dan te zamen met uw kroost het smalle pad ten leven te bewandelen. En die genade verleent de Heere U, als uw huis een Beth-El is, waar God woont, en een Pniël, waar gij met Hem in den gebede worstelt om het behoud van U en van „de moeder met de zonen". Gen. 32 : 17. Is het U niet alsof ge zulk een godvruchtig gezin, in al zijn geestelijke schittering voor U ziet, wanneer ge het woord van Paulus aan Timotheüs leest: „Ik dank God.... als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof, dat in U is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs en in uw moeder Eunice, en ik ben verzekerd, dat het ook in U woont." 2 Tim. 1 : 5. Laat daarom, vaders en moeders, die genade U tot heilige jaloerschheid verwekken, en U dringen tot den zegenrijken arbeid van huiscatechisatie. Maar de Heere geeft niet alleen genade, Hij geeft ook eere. Eigenlijk is die genade tegelijk ook eere. Uw kinderen te mogen opvoeden in de vreeze des Heeren, mede-arbeiders Gods in het werk der huiscatechisatie te mogen zijn is reeds een hooge eere. De Heere heeft niet van noode door menschenhanden gediend te worden, als iets behoevende. Hij kan, naar zijn almacht gerekend, uw hulp volkomen missen. Doch naar zijn goedertierenheid over u, wil Hij van uw krachten, uw gaven, uw" talenten gebruik maken.- Onze Vaderen noemden dat: „verwaardigd worden het te mogen doen." En zoo is het metterdaad. Waardigheid om met die taak belast te worden, bezit gij niet. Gij hebt uit uzelven niets dan zonde, zwakheid en gebrek; maar nu behaagt het den Heere u te yerwaardigen, door u bij het opdragen van die taak ook de toezegging te doen, dat alles wat ge tot de volbrenging van dien arbeid behoeft, bij Hem te bekomen is. En dus is_ de roeping tot huiscatechisatie een eeregewaad, een sierkleed, waarmede de Koning zijner kerk u omhangt. Het Oud-Testamentisch Bondsvolk verstond dat reeds. Zaad kweeken voor Gods Koninkrijk was in Israël een onvergankelijke eere. Geen grooter verdriet, ja schande was er denkbaar voor een moeder dan de plaag der kinderloosheid. Geef mij kinderen of indien niet, zoo ben ik dood!" riep Rachel in vertwijfeling uit. Gen. 30 : 1. En wie kent niet het hartroerend gebed van Hanna: „Zoo Gij eenmaal de ellende uwer dienstmaagd aanziet, en mijner gedenkt, en uw dienstmaagd niet vergeet, maar geeft aan uw dienstmaagd een mannelijk zaad, zoo zal ik dat den Heere geven al de dagen zijns levens". 1 Sam. 1 : 11. Was het bezit en de godsdienstige opvoeding van kinderen onder oud-Israël een eere, hoevee} te meer geldt dit dan den Nieuw-Testamentischen priesters en priesteressen, voor wie de bediening des heils van haar schaduwen is ontdaan en tot volle ontplooiing is gekomen. Maar die eere treedt ook buiten de muren van uw huis aan het licht. Ze wordt eveneens openbaar in het midden der gemeente. Het zijn in den regel de beste leden der kerk, die bij huiscatechisatie zijn groot gebracht. De Predikanten kunnen het maar al te goed bij hun catechisanten waarnemen uit welke gezinnen ze afkomstig zijn. En ontegenzeggelijk doen de Ouderlingen, bij het huisbezoek in de Gemeente de aangenaamste ervaringen op, daar waar de huiscatechisatie wordt hoog gehouden. En ook die eere is niet te versmaden. De Heere geeft genade en eere. Dat is de zegen van huiscatechisatie. VI. DE PRAKTIJK VAN HUISCATECHISATIE. De dochter mijns volks is als een wreede geworden; de kinderen eischen brood, en er is niemand, die het hun mededeelt. Klaagl. 4 : 3, 4. Huiscatechisatie is een eisch des Heeren. Huiscatechisatie ontleent haar klem aan uw doopbelofte. Huiscatechisatie heeft onschatbare waarde. Huiscatechisatie brengt een zegen mede voor huisgezin en kerk. Na deze vier belangrijke zaken onder de oogen gezien te hebben, moest het eigenlijk voor de hand liggen nu een vijfde hoofdstuk te wijden aan den bloei van huiscatechisatie. Helaas! we kunnen dat niet doen. De praktijk van huiscatechisatie wijst uit, dat er bij dit instituut van „bloei" geen sprake is. Reeds tientallen jaren werd in Gereformeerde kringen het sterk vermoeden uitgesproken dat het met de huiscatechisatie niet ging naar behooren. In oude jaargangen van „De Heraut", in „E Voto , en vooral in zijn „Drie kleine vossen" beschuldigt Dr. Kuyper de ouders van groote nalatigheid in deze, en zegt, „dat er niet vele vaders en moeders zijn,clie ten deze hun plicht op ernstige wijze vervullen." In 1899 klaagde Ds. J. P. Tazelaar van Weesp: „Het is zoo droevig en toch zoo waar, dat menig christelijk huisvader, zich met zijn kinderen eigenlijk nooit bemoeit In verreweg de meeste huisgezinnen wordt geen kwartier in de week opzettelijk aan de kinderen gewijd. En behoorde dat niet alle dagen te geschieden? Een ieder onderzoeke zichzelven — en hij zal beschaamd staan." «,« .«_ In 1900 schreef Dr. L. H. Wagenaar van Middelburg in de „Zuider Kerkbode", na gewezen te hebben op de noodzakelijkheid der huiselijke godsdienstoefening, speciaal met de kinderen: „doch ik weet niet, of dit wel in één huisgezin geschiedt." In 1901 sprak Ds. A. Littooy van Middelburg op Jachins jaarvergadering: „Doch wij mogen, zullen wij practisch zijn en met de practijk rekenen, ook niet vergeten, dat vele ouders geen kennis, geen tijd, en ach! ook wel geen lust hebben, om overeenkomstig de Doopsbelofte hun kinderen te onderwijzen." Dat zijn getuigenissen van mannen van naam, van mannen die het weten kunnen. En het allerergste is wel, dat het niet bij een vermoeden, zelfs niet bij een sterk vermoeden blijft, maar dat onomstootelijk vast staat, dat deze beschuldigingen de volle waarheid bevatten. Dat kan met cijfers worden aangetoond. Aan de Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging „Jachin" komt de eer toe, deze zaak eens degelijk onderzocht te hebben. In 1901 stelde zij een enquête in bij de Geref. Kerkeraden en Zondagsschoolbesturen, hun o.m. de volgende vraag ter beantwoording voorleggende: „ls u gebleken, dat ouders, die hun kinderen niet naar de Zondagsschool zenden, of die hen van de Zondagsschool afnamen, op den dag des Heeren, of op andere tijden zeiven opzettelijk zorge besteden aan de christelijke onderwijzing hunner kinderen?" Met welk gevolg? Van de ruim 600 kerkeraden hebben 400 „Jachin" vruchteloos op antwoord laten wachten. En ook hier is van toepassing, dat zwijgen soms zeer welsprekend kan zijn. Indien deze zwijgende kerkeraden een bevestigend antwoord op bovengenoemde vraag hadden kunnen geven, ze zouden het hoogst waarschijnlijk niet achterwege gelaten hebben, en dat te meer, omdat men in die dagen, (een kwart eeuw nu geleden), waarin de Zondagsschool toch reeds niet in een goed blaadje stond, elk steekhoudend argument zou aangegrepen hebben, om de overbodigheid van de Geref. Zondagsschool te bewijzen. Toch kwamen er nog 236 antwoorden in; n.1. van 206 kerkeraden en van 30 Zondagsschoolbesturen. En deze antwoorden waren in één woord ontstellend en verbijsterend. Niet minder dan 188 kerkeraden en 25 Zondagsschoolbesturen verklaarden, dat hun van het houden van huiscatechisatie niets gebleken is. Slechts 18 kerkeraden en 5 Zondagsschoolbesturen meenden een vriendelijker en gunstiger oordeel te mogen uitspreken. Met diepen weemoed moest „Jachin" concludeeren, dat het met de huiscatechisatie inderdaad zeer treurig gesteld is. De ware toestand komt u nog helderder voor oogen te staan, als ge kennis neemt van eenige, door de kerkeraden afgelegde getuigenissen: No. 8 slaakt deze klacht: „De ouders onderwijzen de kinderen thuis slecht; vele zelfs in het geheel niet." No. 11 verklaart.' „De zorg, die de ouders zelve aan de opvoeding hunner kinderen besteden, laat zeer veel te wenschen over." No. 14 betuigt: „Vele ouders, helaas ook in onze Gereformeerde kerken vatten hun doopsbelofte toch niet ernstig op en verzuimen daarom hun schuldigen plicht; andere gevoelen er zich onbekwaam toe." No. 20 spreekt aldus: „Hoewel bij het huisbezoek op de opvoeding naar den eisch des verbonds wordt aangedrongen, kan nog niet gezegd worden, dat de huis-catechisaties hier worden gehouden; enkele gevallen uitgezonderd." No. 23 zegt zeer beslist: „Van huiscatechisatie is ons nog nooit iets gebleken." No. 45 antwoordt: ,,'t Geschiedt wel, maar in zeer geringe mate." No. 46 verklaart: „Daarvan is, ten minste bij ons, zeer weinig bekend." No. 51 zegt: „Van opzettelijk onderwijs in huis zijn de voorbeelden schaarsch." No. 61 spreekt beslist: „Neen. De meeste ouders onderwijzen hun kinderen toch niet. Ze zijn nalatig en blijven nalatig* en hebben vaak ook geen kennis en gaven, om hun kinderen te onderwijzen." No. 92 schrijft: „Men gaat hier veel op in de beslommeringen des levens en de rest laat men over aan de kerk en de dagschool. Zoo de Zondagsschool de hand niet aan den ploeg slaat, komt er weinig of niets van terecht." No. 95 oordeelt: „Niet gebleken; wij hebben vele redenen om het tegendeel te vreezen." No. 98 klaagt: „Het huiselijk onderwijs is in onze omgeving gebrekkig." No. 116 belijdt: „Opzettelijke zorge, besteed aan de christelijke onderwijzing hunner kinderen, treft men bij de beste ouders alhier niet aan." Wat dunkt u van deze reeks van verklaringen? Hier hebt ge een aantal of ficiëele getuigenissen van Gereformeerde kerkeraden, dat nog veel grooter kan worden gemaakt, en dat in droeve, indrukwekkende eentonigheid klacht na klacht in uw oor en in uw hart werpt. Zoo stond het 25 jaar geleden. Na dien tijd is een dergelijk onderzoek niet meer ingesteld. Doch wie gelooft niet, dat een eventueel nieuwe enquête eenzelfde droef resultaat zou opleveren? Er is geen grond om te hopen of te vermoeden, dat thans de toestand rooskleuriger zou blijken te zijn dan toenmaals. Eer staat het tegéndeel te vreezen. Let slechts op de symptomen. In Amsterdam is, volgens statistische gegevens, het bezoek van de ambtelijke catechisatie onheilspellend gedaald. Daaruit mag de gevolgtrekking gemaakt, dat het er met de huiscatechisatie even slecht bij staat: Op een classisvergadering kwam zeer onlangs de vraag ter sprake, of gymnasiasten en andere jeugdige personen, die M. O. ontvangen, al of niet de catechi- satie behooren te bezoeken. Indien de huiscatechisatie in eere was, zou voor zulk een vraag geen plaats zijn. Het chr. organisatiewezen is in de laatste kwart eeuw aanmerkelijk uitgedijd. Op zichzelf beschouwd stemt dat tot vreugde; maar er is in dit verschijnsel toch ook iets, dat denken doet aan de opmerking van Prof. Jonker: „Het krioelt letterlijk onder de menschen van bonden en vereenigingen. Ge kunt nauwelijks een voet verzetten, of ge trapt op een comité. Wie geen beter middel weet om de menschheid van dienst te wezen, roept eenvoudig op een goeden dag een nieuwe vereeniging in het leven Wat bewijst al die inspanning om een zekere eenheid tot stand te brengen? Immers dat de eenheid ontbreekt. In een gezin waar vrede is, zooals het behoort, behoeft men toch zijn best niet te doen om vrede te maken. Bij een schotel, die niet gebarsten of gebroken is, komt immers in het geheel geen kramdraad te pas.... Zoo ook hier. Uit al die pogingen om de menschen op de een of andere manier aan elkander te verbinden, blijkt maar al te duidelijk, dat de rechte gemeenschap wordt gemist." Evenzoo verraden al die christelijke jeugdvereenigingen — hoe goed ook op zichzelf — waar men kennis van dit en van dat wil kweeken en aanwakkeren, dat er in de gezinnen geestelijke armoede geleden wordt, en niet gelegd worden de noodzakelijkste grondslagen van de kennisse Gods. Maar het komt er ten slotte voor u niet op aan, althans niet in de eerste plaats, hoe het staat met de groote menigte van jeugdigen in onze hoofdstad; evenmin hoe het staat met het catechisatiebezoek van Gymnasiasten en H.B.S.-ers; en ook al niet hoe het staat met de leden der diverse jeugdorganisaties; maar de eerste en voornaamste vraag voor u is deze: Hoe staat het in uw gezin met de huiscatechisatie? Is het bij u in orde? Bepaalt gij uw kinderen op gezette stonden bij God, bij zijn dienst en zijn Woord? Of hebt gij soms ook uw oogen neer te slaan bij het klaaglied van Jeremia: „De dochter mijns volks is als een wreede geworden. De kinderkens eischen brood, en er is niemand, die het hun mededeelt." Staat het ook bij u zóó treurig met de praktijk van huiscatechisatie? VII. DE VERWAARLOOZING VAN DE HUISCATECHISATIE. Ook die zich slap aanstelt in zijn werk, die is een broeder van ees doorbrenger. Spr. 18 : 9. Als de huiscatechisatie dan zoodanig in verval geraakt is, moeten er oorzaken zijn aan te wijzen. Er moeten hinderpalen bestaan, die de uitoefening van huiscatechisatie belemmeren, want zoo niet dan moest dit instituut, om de reeds genoemde redenen, zich in grooten bloei verheugen. Metterdaad zijn er oorzaken te noemen. Laat ik op drie uw aandacht vestigen. Sommige ouders zijn onwillig om die taak ten uitvoer te brengen. Andere zijn ongevoelig voor den plicht van huiscatechisatie. Én de derde groep noemt zich onbekwaam tot dat werk. Onwilligheid. Ongevoeligheid. Onbekwaamheid. Dat zijn ook „drie kleine vossen", die den wijngaard bederven. En dat die drie vossen tot in den wijngaard van uw huis konden doordringen, ligt het niet hieraan, dat gij uw drievoudig ambt van profeet, priester en koning niet ernstig opvat? Dat ge, wellicht, niet eens profeet, priester en koning zijt? Dat gij dus — zie Cath. Zondag 12 — eigenlijk geen christen zijt? Geen christen te zijn, d.w.z. geen mystieken band aan Christus te hebben. Christus moet Koning over u zijn. Hij moet heerschappij oefenen in uw hart en leven. Onder zijn schepter behoort gij willig te buigen. En als Hij, door genade, uw Koning geworden is, dan is er ook, zij het in beginsel slechts, een ernstig begeeren en streven, om naar zijn wil te handelen en' in den weg zijner bevelen te wandelen. Dan kan er toch eigenlijk van onwilligheid inzake huiscatechisatie geen sprake zijn. Onwillig zijn zij, die Christus' koninklijke heerschappij niet willen erkennen; in wier harte het zondig-ik nog op den troon zit en ongestoorde zeggenschap bezit. Daarom, als gij uw kroost niet wilt onderwijzen in den weg des heils, hen niet wilt bezig houden met de dingen van Gods Koninkrijk, vraag dan u-zelven af, of deze onwilligheid en eigenwilligheid wellicht een vrucht is van ongebrokenheid uws harten en van de hardnekkigheid, waarmede gij u tegen Hem verzet, Wien ge toch eens als uw Koning beleden hebt. Nu is de onwilligheid om te onderwijzen bij ü; straks zal de onwilligheid om te hóóren bij uw kinderen gevonden worden; en ook voor deze onwilligheid zijt gij verantwoordelijk. Misschien echter zijt gij niet onwillig om u van de taak van huiscatechisatie te kwijten, maar ge zijt er dan toch ongevoelig voor. Dat is niet minder een bewijs, dat het aan uw christen-zijn hapert. Christus moet uw Hoogepriester zijn. Aan zijn priesterlijk hart moet gij schuiling -gezocht hebben. Zijp priesterlijk offer moet uw schuld bedekken. Op zijn priesterlijk gemoed behoort al uw zielenood en zorg gewenteld te zijn. En als Hij, door genade uw Priester geworden is, dan is er ook een knak toegebracht aan de ongevoeligheid uws harten, ten opzichte van de eeuwige belangen uwer kinderen. De gevoelige snaren van Zijn Priesterhart trillen in de harten Zijner gunstgenooten na. Zijn liefdegeur moet elk tot liefde nopen. De gloed Zijner ontferming ontsteekt ook de spranken in de ziel zijner kinderen. Als gij u opgenomen en gedragen weet in zijn liefdesarmen, dan kunt gij daarbij niet ongevoelig blijven, maar zult gij gedrongen zijn om in uw eigen gezin in beoefening te brengen, wat de dichter zong: ,,'k Heb and'ren al de rechten van uw mond Met lust verteld, hen vlijtig onderwezen. Uit al den schat van 't groote wereldrond Is nooit die vreugd in mijn gemoed gerezen, Die 'k steeds in uw getuigenissen vond, Door mij betracht en andren aangeprezen. Ps. 119 :7. Als, daarentegen bij u de grootste ongevoeligheid bestaat jegens de huiscatechisatie, en ge voor dit priesterlijk werk „niets voelt", vraag dan u zeiven wederom af, of deze ongevoeligheid wellicht een vrucht is van de onaandoenlijkheid uws harten nopens Hem, Wien ge toch eens als uw Hoogepriester beleden hebt. Nu is de ongevoeligheid betreffende deze ernstige taak bij ü; straks zal de ongevoeligheid voor al wat Gods Rijk raakt bij uw kinderen openbaar worden; en ook voor deze ongevoeligheid zijt gij verantwoordelijk. Ik neem echter aan, dat ge niet onwillig en niet ongevoelig zijt voor de plicht van huiscatechisatie, maar ge voert uw onbekwaamheid aan als de oorzaak waarom ge uw belofte niet nakomt. Zijt ge er echter zoo zeker van, dat gij absoluut onbekwaam zijt tot dat werk? Stelt ge u zelf misschien een ideaal dat onbereikbaar is? Maakt ge u wellicht het werk moeilijker dan het eigenlijk is? Wekt soms de benaming „huiscatechisatie'' bij u de gedachte aan een werk, dat boven uw kracht gaat? Heeft het woord in uw ooren misschien te veel een schoolschen klank. Als dat zoo is, laat dan dat woord, dien term eens rusten, en let alleen op de eenvoudigheid van de zaak zelve. Noem ze eens niet „huiscatechisatie", maar „vertellen uit den Bijbel". Hoeveel lichter komt u dan deze bezigheid voorl Het is mogelijk, dat ge de bekwaamheid mist, om in kinderlijke bewoordingen en vatbare begrippen een zeker Schriftgedeelte aan uw kleinen duidelijk te maken. Ge weet misschien niet hoe ge de vèr-strekkende beteekenis van den zonde-val hun moet uiteenzetten. Ge peinst er vruchteloos over, hoe ge hun het begrip van de plaatsbekleedende gerechtigheid van Christus zult bijbrengen. Om het Pinkster-wonder te verhalen schiet uw kennis en verstand te kort. Welnu, laat dat zoo zijn. Ge behoeft ook juist niet met den zwaarsten kost te beginnen. Dat komt allicht later wel, en zoo niet, dan zijn er buitenshuis wel gelegenheden, waar uw kind met deze „diepere stukken", op de hoogte gebracht kan worden. Maar ge kunt toch wel in uw huis spreken over de verfoeielijkheid van de zonde en over de liefde van den Heiland en over de reiniging des harten door 's Heeren Geest? Als gij-zelf in die dingen geen vreemdeling zijt, als de hoogste Profeet u onderwezen heeft en nog dagelijks onderwijst in de heilgeheimen Gods, zoudt ge er dan van zwijgen kunnen tegenover uw eigen vleesch en bloed? Heeft dan die groote Profeet ook u niet gezalfd, u een geheiligde kennis aangebracht, en u het Woord in de opening uws monds gegeven? En belooft die Getrouwe u niet, dat zoo u wijsheid ontbreekt, gij ze van Hem begeeren kunt, Die mildelijk geeft en nooit verwijt? Waarom dan zoo spoedig weggescholen achter het schild uwer vermeende onbekwaamheid? Zegt de H. Schrift niet: „Al onze bekwaamheid is uit God?" Als ge waarlijk ernst met deze zaak maakt, zullen de meeste bezwaren geen stand kunnen houden en zult ge het moeten belijden, dat ge met de uitvlucht van onbekwaamheid voor God niet bestaan kunt! Hoe veler onbekwaamheid is in den grond der zaak ongevoeligheid; en hoe veler ongevoeligheid is in den grond der zaak onwilligheid! 0, zeker, er kunnen gegronde bezwaren bestaan. Bezwaren, die de huiscatechisatie zoo niet geheel onmogelijk maken, dan toch de uitoefening ervan ernstig belemmeren. Bijv. gemengde huwelijken; slepende ziekten van man of vrouw; groote gezinnen met bekrompen woning; Zondagsarbeid, enz. Maar ook dan nog weet het godvruchtig ouderhart de gelegenheden te baat te nemen, om de jeugd te wijzen op het ééne Noodige. Blijft echter alle vermaan, achterwege, dan staat het te vreezen, dat een geesteloos leven der ouders de oorzaak van dezen diep-treurigen toestand is. Als huiscatechisatie een geestelijke thermometer is — en wie zal het ontkennen — op welk een laag peil staat dan wel de beoefening der Godzaligheid in de chr. gezinnen! We mogen wel waarlijk spreken van verwaarloozing van de huiscatechisatie, Vm. HET CORRECTIEF VOOR HUISCATECHISATIE, Een iegelijk, gelijk hij gave ontvangen heeft, alzoo bediene hij dezelve aan anderen, als goede uitdeelers der menigerlei genade Gods. 1 Petr. 4 : 10. Verwaarloozing van de huiscatechisatie is een droevig feit. De geestelijke schade daardoor aangericht, is onberekenbaar. s l* Gij, ouders, zijt de eersten, die van uw nalatigheid de wrange vruchten plukt. Uw gezinsleven in zijn geheel ondervindt er evenzeer de treurige gevolgen van Maar het allermeest lijden uw kindeAm er oSer indien Gods barmhartigheid over uw kroost niet grooter ware dan de uwe, zou het er hopeloos uitzien. Moet ge hierbij niet denken aan Israël ten tijde van Zacharia, den profeet? De herders, over het Israël gesteld, heten hun kudde aan haar lot over. De schapen kwamen om werden gedood en verkocht, zoodat de Heere hun den naam van „slachtschapen" geeft. Maar dan ook is zijn ontferming zóó groot, dat Hijzelf de plaats der trouwelooze herders inneemt, en zegt: Dies heb ik deze slachtschapen geweid, dewijl ^ ellendige schapen zijn." Zach. 11:7. Welk een overeenkomst met de lammeren, die aan uw hoede zijn toevertrouwd! Gij verwaarloost uw roe. ping inzake huiscatechisatie, maar de Heere geeft het aan anderen, aan uw broeders en zusters in het hart pm zich het geestelijk lot uwer kinderen aan te trekken, door hen op den dag des Heeren in Zondagsschool bijeen te brengen, en ze uit zijn Woord te ondernemen. • h~eft ,de Nederlandsche Zondagsschool, speciaal de Geref. Zondagsschool, van meet af het karak- Een tweede vereischte is: het gedurig gebed voor en met uw kinderen. Ge zult ongetwijfeld geen dag laten voorbijgaan zonder voor uw kinderen gebeden te hebben. Hun nood is immers uw nood; hun belangen zijn uw belangen, 't Ligt dus voor de hand, dat ge, alvorens 's avonds ter ruste te gaan, uw kleinen aan den troon der genade opdraagt. Maar bidt gij ook evenzoo met uw kinderen? Knielt ge wel eens opzettelijk met hen neer, om hun ondeugd te belijden, een nieuw hartje voor hen te vragen, en allerlei kinderlijke behoeften den Heere voor te leggen? Er komen in het kinderleven zoovele belangrijkheden voor, die U, volwassen mensch, slechts onbelangrijkheden toeschijnen, maar voor uw kind van zeer groot gewicht zijn. Welnu, wordt dan een kind met uw kind, en deelt die zaken den Heere mee, Die, niet het minst voor kinderen, een Hoorder des gebeds is. En als gij het U zoo tot een heilige gewoonte gemaakt hebt om aan den Heiland te vertellen van uw kinderen, vertel dan ook uw kinderen van den Heiland. Er moet natuurlijk rekening gehouden met de leeftijden. Vóór ze twee jaren oud zijn, kunt gij ze al leeren een eerbiedige houding aan te nemen bij het gebed. Vervolgens moet gij ze eerbied inprenten voor de H. Schrift. In sommige gezinnen ligt de Bijbel, behalve onder stof, ook nog bedolven onder allerlei voorwerpen, zooals: de courant, vaders bril, moeders breiwerk, het aschbakje, 'n doosje lucifers, enz. Dat moest anders zijn. Van den godzaligen Ds. Ledeboer wordt verhaald, dat hij, reeds als kleine jongen, niet dulden kon, dat er eenig voorwerp op den Bijbel werd gelegd. Leer dat ook uw kleinen; want al schuilt de heiligheid en dierbaarheid van Gods Woord niet in het papier of in den band, het is toch de eenvoudigste en duidelijkste manier, waarop ge uw kleinen doet verstaan, dat de Bijbel een gansch apart Boek is. Gewen ze ook aan bizondere gebeden. Leer ze bidden om herstel van een ziek zusje. Doe ze hun zonden van brutaal-zijn, ongehoorzaamheid, leugen en drift belijden Leer ze danken voor een nieuwen mantel of jas Laat op den dag des Heeren, als ge een wandeling met hen doet, met toe. dat ze de winkeletalages bezichtigen, en zeg hun, wat de reden daarvan is. Dat zijn altemaal van die kleinigheden, die met „de kunst van vertellen nog niets uitstaande hebben, en onderis * grondslag vormen voor het En nu het Bijbélsch onderricht °? Y&.d,riemaaI Per dag. bij de maaltijden, uit uw tafelbijbel Tweemaal zijn uw kinderen er bij tegenwoordig. De derde maal niet; dan liggen ze al ter ruste. Deze omstandigheid wijst u richting bij de keuze van de te lezen Schriftgedeelten. De historische boeken zijn aangewezen om 's morgens en 's middags te lezen. De profetische en dichterlijke boeken van bet U.-l., en de Zendbrieven van het N.-T. kunt ge beter des avonds lezen. Vooreerst zijn de historische gedeelten veel begrijpelijker dan de overige. De jeugd wil bij voorkeur iets hooren van personen, van daden en van lotgevallen. Maar bovendien — en dat is van belang voor U geven de geschiedkundige boeken u gereede aanleiding om aan de voorlezing eenige vragen en opmerkingen vast te knoopen. Houdt ge dat voor gewoonte dan zullen al spoedig de kleinen, op hun beurt U met vragen verrassen, en u dus ongezocht het onderricht-geven gemakkelijk maken. Zulk een oefening is alvast een geschikte overgang tot de opzettelijke huiscatechisatie, welke gij des Zondags houden zult. Voornamelijk op dien dag hebt ge uw kinderen uit Gods Woord te onderwijzen. Mist ge de bekwaamheid of de vrijmoedigheid om op eens te gaan vertellen, begin dan maar met een zoogenaamden „platenbijbel" te bekijken. Als ge kunt, schaf u dan aan de „Bijbelsche geschiedenissen" van W. G. van der Hulst, of de „Heilige Historie" van J. C. de Koning, of een dergelijk boek. Ook kan een kleiner werk, bijv. van Donner of Schöttelendreier wel dienst doen; als 't maar geïllustreerd is! Met uw kroost om u heen, doorbladert ge het boek en bezichtigt ge de afbeeldingen. De herhaalde vragen, als: „wat beteekent dit?", en: „wie is dat?" zullen u den mond wel openen. Ook de prediking des Woords, waarheen ge immers uw kinderen medeneemt, kan uitmuntend aanleiding geven tot bespreking van een Bijbelsch onderwerp. Als de prediker een historisch Schriftgedeelte tot stof van behandeling gekozen heeft, kunnen de hoofdmomenten uit de preek al heel gemakkelijk gerepeteerd worden. Maar ook bij een meer dogmatische preekstof loont het de moeite navraag te doen naar het gehoorde. Welke psalmverzen er gezongen werden; wat de inhoud van het gebed was, welk hoofdstuk werd voorgelezen; hoe de puntverdeeling luidde — ziedaar enkele dingen, waarop uw kinderen al spoedig hun aandacht kunnen spitsen. Er wordt wel geklaagd, dat er in de prediking niet voldoende gerekend wordt met de tegenwoordigheid van kinderen. Ik vermoed, dat H. H. Predikanten de eersten zullen wezen om dat toe te stemmen, overtuigd als zij zijn van de moeilijkheid om grooten en kleinen tegelijk te bevredigen. Maar vergeet niet, ouders, dat ook gij hier een taak te vervullen hebt, en dat ge onbillijk handelt, indien ge het enkel van de zijde des leeraars verwacht. Gij moet uw kinderen leeren luisteren, leeren opletten, leeren opmerken. Zooals de gids in het schilderijenmuseum uw aandacht vestigt op licht- en kleurenschakeering, op achtergrond en perspectief, en u alzoo leert hoe ge schilderstukken bezichtigen moet, zoo hebt gij voor uw kleinen de schilderij van de bediening des Woords te belichten en toe te lichten, totdat ze zelf van lieverlede leeren verstaan, begrijpen en in zich op nemen. Dr. H. S. Bouma schrijft: (Geref. Theol. Tijdschrift, Juli 1925) „Een vasten tijd moet er in onze gezinnen worden genomen om de preek te bespreken. Geen langen tijd, maar een vasten tijd! Het gezins-hoofd laat één van de verzen zingen, dat men in de kerk ook heeft gezongen en gaat voor in gebed. Dan gaat hij onderzoeken, wat ieder nog weet, en tusschen de kinderen ontstaat vanzelf een wedstrijd, wie het meeste kan weergeven en is de prikkel er, om den volgenden Zondag nog beter te luisteren. Daarna verzamelt hij alles tot één geheel, geeft in het kort de bedoeling Gods aan van het Schriftgedeelte, dat behandeld werd en wijst aan de speciale leering, of vertroosting, of waarschuwing, die er in ligt. Tenslotte zingt men den na-zang, die in de godsdienstoefening ook gezongen is en gaat de vader voor in dankzegging. „Zoo kan het, want zoo doet het een heel gewoon lid onzer kerken, die de kunst van luisteren verstaat en verklaart, dat hij dit zelf eigenlijk pas goed heeft geleerd, toen hij op deze manier met zijne kinderen is gaan werken. Maar zoo ook vinden kinderen genot in den kerk-gang, krijgen ze als vanzelf inzicht in den gang van de preek en groeien ze in de plaats, die ze hebben in de gemeente van Christus. „Het gezin moet medewerkenl Anders wordt het pogen van de predikanten, om ook met de kinderen in de Bediening van het Woord te rekenen, met onvruchtbaarheid geslagen De ouders moeten hun plicht kennen, even zoo goed als de predikanten." Een der voornaamste uitgangspunten bij het werk van huiscatechisatie hebt ge alzoo te zoeken in de prediking van het Woord in de wekelijksche samenkomst der gemeente. Mocht — wat bijkans niet denkbaar is, maar toch in sommige gevallen kan voorkomen — een en ander voor u niet doenlijk zijn, welnu, stuur dan uw kinderen gerust naar de Zondagsschool en laat ze het gehoorde aan u oververtellen; ge hebt dan gelegenheid tot aanvullen en verduidelijken. Ook zorgt ge er voor, dat ze steeds versje en tekst uit het hoofd leeren. Menige huisvader heeft, door middel van het Zondagsschoolbezoek zijner kinderen geleerd de huiscatechisatie ter hand te nemen. Als ge meent, dat in dezen de Zondagsschool u „opleiding' kan geven, dan aarzel ik niet u dit instituut aan te bevelen. Het kwaad zit niet — denk daar wel aan! — in het bezoeken van de Zondagsschool, maar in het ontberen van huiscatechisatie. Zijn de eenvoudigste feiten uit de Bijbelsche geschiedenis aangewezen om aan de jongere kinderen te vertellen, bij het ouder worden, kan steeds dieper op de onderwerpen worden ingegaan. Hebben zij den zeven- a acht-jarigen leeftijd bereikt, dan spreekt het vanzelf, dat er aan het vertellen van de feiten ook rechtstreeksche leeringen verbonden moeten worden. Ge hebt dan te gewagen van zonde en genade, van bekeering en vergeving. Ge richt u dan meer tot hart en geweten van uw kleinen. Hoe dichter gij persoonlijk bij den Heere leeft, hoe gemakkelijker u de woorden van vermaning, en vertroosting van de lippen zullen vloeien. Ook hebt ge door onderricht en toezicht steun te bieden aan het onderwijs, dat uw kinderen op de Christelijke dagschool ontvangen. Niet zonder redenen wordt er geklaagd, dat er zoo weinig contact is tusschen ouders en onderwijzers, tusschen school en gezin. De schuld daarvan ligt, zoo niet geheel, dan toch m negen van de tien gevallen bij u, ouders. Er moest niet slechts contact zijn, maar ook betere medewerking van de zijde der ouders. Van welk een heilzamen invloed zou dat op de jeugd zijn! Een hartelijk medeleven met de school zou dok stevigheid en ruggegraat geven aan de huiscatechisatie. Wat op de Chr. School, zelfs al op de Chr. „bewaar"-school geleerd wordt, moet door u benut worden bij uw huiselijk onderwijs. Zoolang de kinderen nog niet ter school gaan, is vader of_ moeder voor hen de autoriteit. Maar weldra schuift zich een geheele wereld tusschen ouders en kinderen in. Dat begint al met: „de juffrouw heeft 't gezegd." En nu moet gij, als ouders, u bevlijtigen om uw kinderen te laten gevoelen: het is een mond, die spreekt, op school en in huis. De huiscatechisatie komt ook de ambtelijke of kerkelijke catechisatie ten goede. Als uw kinderen den leerplichtigen leeftijd te boven zijn; de platenbijbel geen dienst meer behoeft te doen, en de Bijbelsche vertelling achterwege kan blijven, is toch uw taak niet afgedaan. Ge moet controle houden op het leeren van de lessen, en een kort verslag vragen van het op de catechisatie geleerde. De knapen en meisjes behooren zich te gewennen aan het onderzoek van de H. Schrift, speciaal van dat gedeelte, dat op de catechisatie aan de orde van behandeling is. Gij, ouders, moet bij die voorbereiding leiding geven. De Statenbijbel met Kantteekeningen moet gebruikt worden. Eenvoudige hulpbronnen, zooals: „van Andel's Handboek voor de gewijde geschiedenis", „Sillevis Smits Handboek voor de heilige geschiedenis", „Gispen's Geloofsbelijdenis", „Elzingas Kort Begrip" en „Catechismus" enz. enz. zijn de aangewezen verjaringsgeschenken voor de rijpere jeugd. Als gij op die wijze uw belangstelling en uw medewerking toont inzake de kerkelijke catechisatie steunt ge ongemeen den zwaren catechisatie-arbeid van uw Predikant; en uw kinderen genieten er de gezegende vruchten van. Ongetwijfeld valt nog meer te zeggen van de wijze, warop gij uw huiselijk godsdienstonderwijs hebt te geven. Maar laat het bovenaangestipte voldoende zijn om u dien heerlijken arbeid te doen aanvangen of met nieuwen ijver te doen voortzetten. „God eerst!" is een spreuk, die in menig Chr. gezin den wand siert; worde ze ook in beoefening gebracht bij de gesprekken tusschen u en uw kind! Als gij u met ernst aan uw taak wijdt, zult ge uw onbekwaamheid telkens meer gevoelen. Maar er is een God in den hemel, Die u, zoo gij 't smeekt, op Zijn trouwverbond; onderrichten wil, óók betreffende de methode van huiscatechisatie! X. REFORMEER DE HUISCATECHISATIE! Aangaande mij en mijn huis, wij zullen den Heere dienen. Jozua 24 : 15. In het weekblad „De Reformatie" is eenigen tijd geleden sterk geijverd voor reformatie op onderscheidene gebieden binnen de grenzen der Geref. Kerk. Men sprak, in dat verband, van centrum-wenschen en omtrek-wenschen. Zonder tegenspraak mag gezegd worden, dat reformatie van de huiscatechisatie tot de centrum-wenschen behoort. Er schijnt werkelijk in den laatsten tijd weer aandacht aan deze zaak geschonken te worden. Geen maand gaat er voorbij, of ge kunt in de eene of andere Kerkbode een artikel vinden, dat herstel van de huiscatechisatie bepleit, Nog versch in het geheugen ligt de artikelenreeks door Dr. J. Waterink in „De Reformatie" geschreven over „Het Christelijk gezin en onze tijd." En op de onlangs gehouden 14e algemeene vergadering van de Ger. Predikanten Vereeniging refereerde Ds. H. S. Bouma over „De Bediening des Woords en onze kinderen." De vijfde stelling van Zijn Eerwaarden's referaat luidt: „De ouders hebben de roeping om het in de bediening des Woords gehoorde met hun kinderen uit te werken, waarom de kerkeraden hebben te arbeiden tot het herstel van de tamelijk wel verdwenen huiscatechisatie." Zeer zeker hebben de ouderlingen, die op huisbezoek gaan, met deze zaak te rekenen. Hoe meer er bij het ambtelijk huisbezoek op dezen plicht der ouders wordt aangedrongen, hoe meer ook het schuldbesef wordt wakker geroepen. En zonder schuldbesef is reformatie onmogelijk. Ook zou het van veel nut zijn, indien op de Gemeentevergaderingen, die in onderscheidene plaatsen regel- matig gehouden worden, de huiscatechisatie eens een punt van bespreking werd. Onze Geref. Mannenvereenigingen, die alom worden opgericht, mogen aan deze zaak hun attentie ook wel eens schenken, door een onderwerp over huiscatechisatie op den rooster te brengen. Maar de reformatie zal vooral in het gezin zelf moeten aangevat worden. Onze mannen worden tot verschillenden arbeid in Gods Koninkrijk geroepen, buiten hun eigen huis. En het is kostelijk dat zij ten deze hun roeping verstaan. Maar als zij bij anderen de vlam willen aanblazen, mag toch het vuur in hun eigen haard niet dooven. ( Zijn eigen huis wèl te regeeren, is een voorname eisch voor dén Chr. huisvader. En wie dat niet doet, is naar luid van 's Heeren Woord, erger dan een ongeloovige. Boven alles echter is de krachtige werking des Heiligen Geestes noodig om ~fot gezonde reformatie te komen. Zoo de Heere het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden de bouwlieden daaraan. „Zonder Mij", zegt de Heiland, „kunt gij niets doen." Dat het huis Jacobs dan den Heere aanloope als een waterstroom, en Hem den Geest der opwaking afbidde, Die het toch alleen in de gezinnen brengen kan tot de daad, en het den ouders in oor en hart kan dreunen: Reformeer de huiscatechisatie! V ■I INHOUD: I. Het begrip: huiscatechisatie. II. De eisch van huiscatechisatie. III. De klem tot huiscatechisatie. IV. De waarde van huiscatechisatie. V. De zegen van huiscatechisatie. VI. De praktijk van huiscatechisatie. VII. De verwaarloozing van de huiscatechisatie. VIII. Het correctief voor huiscatechisatie. IX. De methode van huiscatechisatie. X. Reformeer de huiscatechisatie I i ter van Evangelisatie willen dragen, door zich te richten tot de verst-afgedwaalden, tot de geestelijk totaal verwaarloosden, die geen band bezitten aan kerk of Bijbel; maar het is evenzeer waar, dat het van den aanvang af onmogelijk is gebleken, dit karakter onveranderd te bewaren. Naast middel voor Evangelisatie, is de Zondagsschool ook steeds correctief voor huiscatechisatie geweest. Het is hier niet de plaats om te onderzoeken hoe en waarom voor de jeugd van Geref. huize de deur der Zondagsschool ontsloten is. Neem het ergste wat ge denken kunt, en zeg, dat alleen en uitsluitend door de zonde der ouders zulks geschied is, dan heeft toch de historie bewezen, dat God met een krommen stok een rechten slag kan slaan, door de Zondagsschool te gebruiken als een middel, waardoor het zaad der kerk voor afval wordt behoed. De Zondagsschool kan en mag nimmer de ouders ontheffen van den plicht tot huiscatechisatie; maar nu het eenmaal een feit is, dat de huiscatechisatie in algeheel verval is geraakt, behooren we toch, om der kinderen wil, met groote waardeering te getuigen van de bemoeiingen der Zondagsschool, die op zoo kostelijke wijze de ouders helpt en de huiscatechisatie vervangt, Het is niet om u, ouders, van de taak van huiscatechisatie te ontslaan, integendeel, om ze te ernstiger bij u aan te dringen, dat ik bier gewag maak van den arbeid der Zondagsschool aan uw kleinen besteed. Dat onze leidende mannen er niet anders over denken, moge blijken uit de volgende citaten: Dr. A. Kuyper Sr. in de „Heraut" No. 1110: En wat betreft het huisgezin, zoo lijdt het wel geen tegenspraak, dat als de vader en moeder hun plicht doen, hun kinderen op geen Zondagsschool hooren. Intusschen mag evenmin ontkend, dat er niet vele vaders en moeders zijn, die ten deze hun plicht op zoo ernstige wijze vervullen, dat ze voor hun kinderen de Zondagsschool overbodig maken. Men moet hier niet wijzen op wat in enkele geregelde gezinnen gebeurt, waar de vader veel thuis is en met zijn kinderen verkeert. Men moet denken aan die duizenden, die steeds buitenshuis arbeiden, vaak nooit anders thuis komen, dan om hun kinderen reeds ter ruste te vinden, en ze s morgens te verlaten als ze nog slapen. En waar nu de ouders hun plicht óf niet willen óf niet kunnen vervullen, óf althans dien niet geregeld en op vaste tijden vervullen, daar is voor duizenden kinderen de Zondagsschool vaak de eenige gelegenheid, om iets van den Bijbel te hooren. Ook hier geldt het: „Verderf ze niet. Er is een zegen in." Dr. L. H. Wagenaar in de „Zuider Kerkbode": „Als vader en moeder met ernst en stichting de huiselijke godsdienstoefening met hun kinderen houden, dan staat dit natuurlijk boven de Zondagsschool. Doch ik weet niet, of dit wel in één huisgezin geschiedt. En als het niet geschiedt, dan acht ik de Zondagsschool gewenscht óók voor de Gereformeerde kinderen, die de huiselijke godsdienstoefening ontberen moeten, omdat hun vader en moeder hiervoor te laksch of te onbekwaam of te onvrijmoedig zijn, of 't met andere dingen te druk hebben, om hun kinderen naar de goede zeden onzer Geref. vaderen de groote weldaad der huiselijke godsdienstoefening te bewijzen." Dr. A. Kuyper Jr. in de „Friesche Kerkbode": „De Zondagsschool opheffen en geen huiscatechisatie geven, is in den grond der zaak precies hetzelfde als wat de Baptisten doen, die de besnijdenis afschaffen, zonder voor de besnijdenis den kinderdoop in de plaats te geven." In de „Noord-Hollandsche Kerkbode" No. 735: „Zooals men weet, is er in den laatsten tijd nog al eens een aanval op de Zondagsschool gedaan. Menigeen heeft haar genoemd een ongereformeerd ding, dat zoo spoedig mogelijk moet verdwijnen. Geen Zondagsschool, maar huiscatechisatie moet er zijn. En in overgrooten ijver is al menige Zondagsschool opgedoekt. Of er echter huiscatechisatie voor in de plaats is gekomen?" Ds. J. P. Tazelaar in „Jachins Gedenkboek", patf. 312: V „Daarom vermanen wij met dringenden ernst, toch voorzichtig te zijn met het roepen: „Ruim de Zondagsscholen, waar hoofdzakelijk kinderen van Geref. ouders worden onderwezen, op." „Ongetwijfeld aanvaarden wij zonder aarzeling de stelling: De Zondagsschool zij in de eerste plaats middel van evangelisatie. Doch wij zouden de laatsten zijn, die instemden met de gedachte om de Zondagsschool voor kinderen uit Geref. gezinnen te sluiten. Onzes inziens heeft zij een ernstige roeping ook voor die christelijke gezinnen, waar de kinderen niet of zeer gebrekkig door de ouders worden onderwezen. En het getal van deze huisgezinnen is uitermate groot, „Jachin ' staat het beginsel voor: „De Zondagsschool, orgaan voor plaatselijken zendingsarbeid, en hulpmiddel voor de vaak zeer gebrekkige huiselijke godsdienstoefening, 't Is hetzelfde standpunt, dat de diaconie op haar terrein inneemt, als zij niet alleen bestaande armoede tracht weg te nemen, maar ook dreigenden nood wenscht te voorkomen. „Wij stemmen volmondig toe: binnen den kring der Geref. kerken moest de Zondagsschool niet noodig zijn. En als zij noodig blijkt te wezen, brengt dit een ernstige aanklacht in tegen de belijders des Heeren. Doch wij voegen terstond daaraan toe: de toepassing der kerkelijke tucht op de geloovigen moest ook niet noodig zijn. Wij hebben echter niet te rekenen met wat moest zijn, maar met wat werkelijk is, „Wie zonder meer zegt: „De Zondagsschool is voor onze kinderen overbodig," betoont zich door zijn idealisme onmachtig om den werkelijken toestand onder de oogen te zien. Zich misleidend door wel schoon opgezette theorieën, die echter met de werkelijkheid geheel in strijd zijn, roepen zij: „De Zondagsschool is voor onze kerken overbodig!" Indien zij nu als grond daarvoor konden aangeven: „De ouders zelf onderwijzen hun kinderen," zouden wij (echter ook nog maar tot op zekere hoogte, omdat ouders, die er de roeping toe gevoelen, de bekwaamheid er toe kunnen missen) daarmede kunnen instemmen. Maar neen, niet wat in werkelijkheid gebeurt, maar wat naar de theorie gebeuren moest, is het luchtig zwiepende stokje, waaraan deze wimpel wordt geheschen. „Men riep niet: „De ouders zelf onderwijzen hun kinderen"; maar: „De ouders zelf behooren het te doen." Zoo sprekende, namen velen hun kinderen van de Zondagsschool af. En togen die ouders nu zelf aan het werk? Daarvan is helaas, weinig te bespeuren. Maar vast stond voor hen: onze kinderen behooren niet op de Zondagsschool. Dat was ongerefjrmeerd. 't Scheen wel of men er al eenige voldoening in vond, zoo ze maar niet op de Zondagsschool waren. Dat de kinderen het uur, waarin ze anders op de Zondagsschool onderwezen werden, bij den weg, op straat of langs den dijk liepen, scheen geen bezwaar! Ze waren dan toch niet op de Zondagsschool. Daar behoorden ze in geen geval, 't Is waar, het beginsel had men hier toch zuiver gehouden. Principiëel was het! Maar of het ook practisch was, is een andere vraag. Het beginsel was gered, maar de kinderen werden er de dupe van." Tegen zulk een treurig idealisme kan niet genoeg gewaarschuwd worden." Dr. J. C. de Moor, in „Jachins Gedenkboek", pg. 266: „De huiscatechisatie blijft altijd voor de Geref. kinderen het ideaal. Werd deze in alle gezinnen goed gehouden, dan zou de Zondagsschool alleen beteekenis hebben voor de kinderen, die niet uit Geref. gezinnen komen. Zoolang we echter niet de overtuiging hebben, dat alle Geref. kinderen des Zondags dit huisonderwijs ontvangen, zal er geen bezwaar tegen zijn, ook zulken op de Zondagsschool toe te laten. Te meer daar vele ouders in bijna hetzelfde. geval zullen verkeeren ten opzichte van het onderwijs in Gods Woord als in het gewone lager onderwijs. Eigen- lijk zouden immers alle ouders hunne kinderen zelf lezen,- schrijven, rekenen, enz. moeten leeren, doch wijl zij de bekwaamheid daartoe missen, stellen zij met elkander deskundigen daartoe aan, die onderwijzers worden genoemd, omdat zij bij uitnemendheid onderwijs geven. Zoo eenigszins stellen we ons ook de verhouding van de ouders tot de Zondagsschool voor, en we denken, dat vele Geref. kinderen meer nut zullen hebben van een goede Zondagsschool, dan van een gebrekkige huiscatechisatie. Het verschil tusschen den Zondagsschoolarbeid en de huiscatechisatie is, dunkt ons, niet zoozeer principieel." Uit deze reeks citaten van mannen van gezag blijkt zonneklaar, dat de Zondagsschool behalve middel van evangelisatie ook een uitnemend correctief is voor de doorgaans zeer gebrekkige huiscatechisatie. IX. DE METHODE VAN HUISCATECHISATIE. Want ik was mijns vaders zoon en een eenige voor het aangezicht mijner moeder. Hij nu leerde mij, en zeide tot mij: Uw hart houde mijn woorden vast; onderhoud mijn geboden en ,eef- Spr. 4 : 3, 4. Moet het dus eenerzijds een weldaad geacht worden, dat onder het bestel Gods, de Zondagsschool haar armen tot uw kroost uitbreidt, anderzijds mag niets afgedongen van den plicht, die op u rust om persoonlijk uw kinderen te onderwijzen. De Zondagsschool kan u, in bepaalde omstandigheden een welkom en een geoorloofd hulpmiddel zijn bij de huiscatechisatie maar ze geeft u geen vrijbrief voor veronachtzaming van uw taak. Als gij-zelf in staat zijt (voor zoover dat mogelijk is, en altijd onder beding van genade) de zielsbelangen uwer kinderen te behartigen, dan behoeft ge geen gebruik te maken van hulp van derden. „Maatschappelijk Hulpbetoon" is een prachtige instelling. En „geestelijke armenzorg" eveneens. Als ge van zulk een instelling maar geen gebruik maakt om er uw zorg op af te wentelen en er zelf, zoodoende een gemakkelijk leventje van te leiden. Neemt gij het ernstig met deze zaak, dan zal er ook een pogen bij u gevonden worden om den wagen, weer in het goede spoor te brengen. Bij dat pogen zult ge op vele moeilijkheden stuiten, en telkens zal de vraag in uw binnenste rijzen. „Hoe moet ik dit werk aanvangen en voortzetten?" Nu laten zich hiervoor geen vaste regels aangeven. Een volledige methodiek voor huiscatechisatie is er niet en zal er nooit kunnen komen. Maar wel zijn er eenige algemeene wenken te geven en enkele groote lijnen uit te stippelen. Ten behoeve van hen, die wel hun roeping inzake huiscatechisatie verstaan, maar gedrukt worden door een gevoel van eigen onbekwaamheid en ongeschikt* heid, geef ik hier eenige wenken. En dan moet al aanstonds een misverstand uit den weg geruimd. Vele ouders zien tegen deze taak op, omdat ze h.i. de gave van het woord missen en in het bizonder de kunst van vertellen niet verstaan. Maar dat is bij huiscatechisatie volstrekt geen hoofdzaak. Het komt niet in de eerste plaats aan op uw woord, maar op uw wandel. De apostel Petrus vermaant de Christen-vrouwen, dat zij „door haar wandel, zonder woord" eenigen mogen winnen. 1 Petr. 3:1,2. Naar dat vermaan kunnen ook de mannen wel luisteren. Al wat gij tot uw kinderen wilt spreken van God en Zijn dienst moet vergezeld gaan van een Godvruchtigen handel en wandel. Ge moet een voorbeeld in uw gezin zijn. Gij, vader; en gij, moeder. Uw kind onderscheidt eer en meer dan gij vermoedt, of uw godsdienst een opgeplakt etiket of een heilig levensbeginsel bij u is. Of gij er een Zondagsche en in-de-weeksche moraal op nahoudt. Of gij, ouders elkander liefhebt, liefhebt in den Heere. Of uw gebed en uw gedrag met elkander in overeenstemming zijn. Hapert het bij u daaraan, dan hebt ge in ootmoedigheid en verbrijzeling des harten tot den Heere weder te keeren, en Zijn kracht en genade af te smeken, teneinde in nieuwigheid des levens voor Zijn aangezicht te wandelen. Uw kinderen moeten eerbied voor U hebben; dat moogt ge eischen. Maar ze moeten ook eerbied voor u kunnen hebben, en daar hebt gij voor te zorgen. „Betoon u zeiven in alles een voorbeeld." Dat is de groote voorwaarde bij het geven van huiselijk godsdienstonderricht.