20785 ;: V ' ƒ.'Vf.'.V ■ ,' r g^^nze Zondagsscholen en de jachft.deC modern^ Jeugdbewegingen door .. ' ,■'' •... V ||§§ff/ ^Uitgeversmaatschappij E. J. Bosch Jbzn. - Baarn 1925 ONZE ZONDAGSSCHOLEN EN DE TOENEMENDE CONCURRENTIE-JACHT DER MODERNE JEUGDBEWEGINGEN. Het feit, dat op de jaarvergadering van „Jachin" dit onderwerp aan de orde gesteld wordt, toont: le dat wij niet tevreden zijn met wat wij bereikten en genoeglijk voort willen loopen op van ouds betreden paden; 2e dat wij open oog hebben voor de ons omringende gevaren. En wat Tondom ons zich afspeelt, de activiteit der moderne jeugdbewegingen, is ernstig genoeg om onze volle aandacht te trekken. Want in onze groote steden vooral, maar ook elders, wordt de bloei der Zondagsscholen bedreigd door het werken van vereenigingen, die kans zien veei kinderen te trekken en "aan zich te binden en op hun Zondagen beslag te leggen. En als dat lukt, gaan die kinderen aan onze Zondagsscholen voorbij. Hadden wij te doen met kinderen uit goede Chr. gezinnen, dan zou de Chr. opvoeding thuis een sterke afweer zijn tegen het lokken der Jeugdvereenigingen. Maar als evangelisatie-objecten zoeken de Zondagsscholen juist de kinderen der weggedoolden en afgezakten en in de gezinnen derzulken is, als de kinderen er op aandringen door te wijzen op hun kameraden en als de ouders bewerkt worden door buren, die hun kinderen laten gaan naar de Jeugdvereenigingen, de kans zoo groot, dat de Zondagsschool genegeerd wordt. En de kans is er niet alleen, het is werkelijkheid. De Patrimonium-Zondagsscholen, drie in getal, die werken onder de kinderen der Oostelijke eilanden en Dapperbuurt in Amsterdam, telden in hun bloeitijd 1100—1200 kinderen en zakten tot ± 400. En wat daar gebeurt, geschiedt overal of dreigt te geschieden. Terwijl in onze dagen de aandacht sterk geconcentreerd is op de rijpende en rijpere jeugd, wat gelukkig is, dreigt ons te ontglippen de greep op de kinderen. En als wij die kwijt zijn, pakken wij ze ook niet voor onze Knapen- en Meisjesvereenigingen. Onze Zondagsscholen worden bedreigd. Ze loopen gevaar. Ze worden verdrongen. De concurrentie-jacht der moderne Jeugd- vereenigingen doet ze schade. En het is onze roeping ons af te vragen of er tegenweer is. Dat de jeugd, de arbeidersjeugd inzonderheid, zooveel belangstelling heeft, dat de Jeugdvereenigingen actief worden, houdt een compliment in voor ons. Wat wij al jaren lang deden, gaan nu anderen ook doen. Wij warende tientallen jaren voor. Maar nu hebben wij de leiding niet alleen meer. Anderen doen het ook en met groot succes. En hun succes dreigt te overschaduwen onzen zegen. Als wij spreken over de moderne Jeugdbewegingen, zijn er inzonderheid drie, die de aandacht vragen. I. De Communistische Jeugdarbeid. Deze is, bezien uit het oogpunt der concurrentie-jacht, en daarbij wil ik mij bepalen, de minst ernstige. Het beginsel is doodelijk gevaarlijk, maar concurrentie met onze Zondagsscholen is er weinig, waarom ik op dezen Jeugdarbeid niet breed inga. Dat er weinig concurrentie ons door wordt aangedaan, ligt in de volgende oorzaken: a Het uitgesproken Communistische doel, dat in ons volk nog weinig bodem vindt; b De ouders der kinderen, die door dezen arbeid bereikt, worden, zijn vijanden van alle religie en zijn daarom ook vijanden der Zondagsschool, waaraan ze hun kinderen niet toevertrouwen; c De vorm, waarin de arbeid verricht wordt, door cursussen en debating-avonden, pakt en lokt de kinderen niet, zoodat inzonderheid de rijpere jeugd er door bereikt wordt. Op zich zelf is het interessant genoeg van de Comm. Jeugdarbeid studie te maken, het ligt buiten het kader van ons onderwerp. Laat mij nog opmerken, dat zelfs de doctrinaire Communisten in hun methode wijziging gaan aanbrengen, zoodat de cursussen niet het een en ai meer zijn. En dat niet, omdat men het voor de Communisten in den dop wat prettiger wil maken, maar door den nood gedrongen, zooals blijkt uit het nu volgend uitknipsel („Het Jonge Volk", 12e Jaargang No. 4): BETER LAAT DAN NOOIT! „RUSLAND. De jeugdbeweging en de politiek. Volgens de „Frankfurter Zeitung" seint „OostExpresse" uit Moskou, dat de kommunistiese pers in Rusland de laatste tijd herhaaldelik heeft gewaarschuwd voor overbelasting van de jeugd met politiek werk. Jaroslawski wijdt er in de „Prawda" een hoofdartiekel aan, waarin hij wijst op de nadelige gevolgen voor de jeugd van laat vergaderen, diskussies, propaganda-vergaderingen enz. Een niet bij de jeugd passende vroegtijdige ernst, in het oog lopende zenuwachtigheid, ziekelikheid en ander simptomen spreken voor zich zelf een waarschuwende taal. De kommunistiese partij heeft tot taak het propagandawerk voor de jeugd te beperken en haar voornaamste aandacht te wijden aan de lichamelike opvoeding. » Het bovenstaande bericht troffen we aan in „Het Volk". Ze leren het wel onze kommunistiese vrienden! Toen in 1918 en kort daarna de revolutie gromde door Europa, toen heette het in het kommunistiese kamp, dat de jeugd de „avant-garde" — de vóórtroep vormde van het strijdende proletariaat. De jeugd was het allereerst aangewezen om in straatgevechten zich te offeren voor de revolutie. En zij, die beweerden, dat de jeugdorganisatie niet het lichaam kan zijn, om de meningsverschillen der volwassenen tot een oplossing te brengen, waren laffe verraders, sosiaal-patriotten enz. enz. Het bewijs is nu geleverd! De kommunisten kunnen de jeugdige onbezonnenheid, de jeugdige eigengerechtigdheid, de jeugdige ijdelheid slechts zolang dulden, als deze jeugd zich laat gebruiken om kabaal te schoppen tegen de sosiaal-demokraten en tegen de moderne vakbeweging. Maar nu er in Sovjet-Rusland geen kabaal meer gemaakt kan worden tegen sosiaaldemokraten, aangezien deze öf zijn opgehangen, öf zijn doodgeschoten, öf in de ellendigste gevangenissen en verbanningsoorden zijn onschadelik gemaakt, nu worden alle deugden der jeugdige kommunisten even zoovele fouten, want nu zouden ze zich wel eens kunnen richten tegen de regerende kommunisten-kliek zelve en vandaar dat nu de voornaamste aandacht moet worden geschonken aan de lichamelijke opvoeding. Van de straatgevechten naar het voetbalveld — de weg is niet zo ver als het wel lijkt." Voor ons doel komen inzonderheid 2 takken van Jeugdarbeid in aanmerking, te weten de Arbeiders-Jeagd-Centrale, A. J. C. genoemd, en het Speeltuinwerk. Beide zijn duidelijk onderscheiden, wat blijken kan uit de volgende 4 opmerkingen: a Het Speeltuinwerk grijpt de jonge kinderen, de A. J. C. jongens en meisjes, die de school verlaten; b Het Speeltuinwerk wil neutraal zijn, de A. J. C. is uitgesproken Socialistisch; c Het Speeltuinwerk pakt onze Zondagsschoolkinderen, de A. J. C. de rijpende jeugd. Toch zij opgemerkt, dat A. J. Cleden hun jongere broertjes en zusjes zullen afhouden van de Zondagsschool, die ze als een gevaar, een kapitalistisch gevaar, leeren zien; d Het Speeltuinwerk is zeer gegroeid, bereikt tienduizenden kinderen in Amsterdam alleen, de A. J. C. is in opkomst, + 7000 leden over heel het land. II. De Arbeiders-Jeugd-Centrale. Ofschoon, zooals ik opmerkte, de A. J. C. nog klein is en vooral de rijpende jeugd bereikt, zoodat ze slechts zijdelings onze Zondagsscholen concurrentie aandoet, moeten wij toch er bij stilstaan, omdat ze zeker groeien zal en naarmate ze groeit meer afbreuk zal doen. De A. J. C. is goed georganiseerd, het Centraal-Bureau is Reguliersgracht 78, waar de leiding berust bij twee oud-onderwijzers met 6 helpers. Het werk is frisch opgezet, wordt goed doorgevoerd en staat onder pittige leiding. Werd vroeger gewerkt naar methoden, die nu nog opgeld doen bij den Communistischen Jeugd-arbeid, dus vooral door cursussen over maatschappelijke onderwerpen, met die werkwijze is gebroken. Het doel zit vóór om de rijpende jeugd op te voeden tot goede Socialisten, maar men doet het op prettige wijze. En wil ze niet alleen maken tot schimpers op en afbrekers van het kapitalistische kasteel, maar ook positief opbouwen. Het moeten goede Socialisten worden, leiders in de actie en aanvoerders van de partïjgenooten, maar ook welbewuste, goede arbeiders, met frissche idealen, goede smaak, een eigen cachet. Vandaar hun kampeeren op den Paaschheuvel, hun wandeltochten, hun prettige samenkomsten. Vandaar ook hun ijveren tegen drank en rooken, het opvoeden tot sparen, het ageeren tegen schunnigheden, het opwekken tot fiere zelfbewustheid ook tegenover werkgevers, het aandringen op eenvoud, waarachtigheid, k 3. r ük ter De omgang tusschen leiders en jongens en meisjes is vrij, ze hebben veel medezeggingschap. De omgang tusschen jongens en meisjes is ongedwongen, sterk doorgevoerde coeducatie, ze kampeeren samen, ze dansen blootsvoets, ze haten allen schijn en alle valsche preutschheid der bourgeoisie enz. Er is in deze beweging een eigenaardige zucht naar het Grieksche in dans en spel, een waardeeren van rhythme in voordrachten en opvoeringen. Ofschoon het pogen van het Religieus-Socialistisch-Verbond om de A. J. C. in zich op te nemen, positief is afgeslagen, en vermeden wordt te spreken van religieus, is er toch een ernstig zoeken om voor heel het werk te vinden een dragende, leidende gedachte, een krachtgevend principe. Wordt de stadsjeugd door wandeltocht en kampement naar buiten gebracht, waar door toespraken op de jeugd wordt ingewerkt, cursussen, in den winter vooral, bouwen de kennis en het inzicht op, gesplitst in A. en B.-cursussen, voor de rijpende en de rijpere jeugd, waar allerlei onderwerpen worden aangesneden. Een drietal bladen wordt uitgegeven: „Het Jonge Volk", twee-wekelijks verschijnend, red. Klaas Toornstra. „De Kern", maandblad voor de leiders, red. Koos Vorrink. „Opgang", drie-maandelijks, red. Koos Vorrink, tijdschrift voor Kunst, Wetenschap en Arbeidersbeweging. Ik sla een nummer van „Opgang" open. De inhoud, met mooie afbeeldingen verlucht, bestaat uit: In Memoriam Adama van Scheltema. Iets over Recht. Kleederdrachten in verschillende tijden. Levensgemeenschappen in de dierenwereld. Al deze artikelen zijn goed geschreven en staan op een hoog peil. Als men denkt, dat dit in handen komt van fabrieksjongens en ateliermeisjes en door deze wordt gewaardeerd, dan wordt hier wat bereikt, en worden de sensatie-romans en detectiveprullen door iets vervangen, dat van beter gehalte is. Bedenk hierbij, dat het plan bestaat een tentoonstelling te houden van wansmaak en goede smaak, vooral met het oog op kamerinrichting en wandversiering, dan zien we, dat men iets positiefs geven wil en iets groots bereiken. Opmerkelijk is het Spaarfonds, dat nu al een paar duizend gulden bedraagt en dat op het Centraal-Bureau voor heel het land beheerd wordt. De jongens en meisjes gebruiken deze gelden, als ze willen, voor het aanschaffen van kampbenoodigdheden, muziek-instrumenten, boeken en bijwonen van.conferenties en kampen. Verder wijs ik op de uitgave van een Jeugdbibliotheek. waarin 4 boekjes verschenen: I. P. Voogd „Een en ander uit de Ontwikkelings-geschiedenis onzer Maatschappij. II. R. Stenhuis, „Opstellen over Vakbeweging". III. A. H. Gerhard „Worden en Zijn" met platen, zuiver evolutionistisch. IV. A. M. de Jong „Bloemlezing van Revolutionaire Poëzie". Uit deze werkjes blijkt, dat de A. J. C. het standpunt van den klassenstrijd en het materialisme huldigt, op welken bodem moeilijk opschieten kan het door de leiders gewenschte zaad van fierheid en adeldom van karakter. De aandacht moet ik nog vestigen op de propaganda-schriften. Ik noem „Het groote leven in" van J. H. Schaper en „Aan onze jonge werksters" van Mien van der Heide. Gaarne zou ik uit beide werkjes citeeren, maar het kan niet. Alken dit:. „Van sport en bioscoop zal ik geen kwaad zeggen", ..De School-autoriteiten en de Gemeentebestuurders zijn vaak voorname heeren. Die houden niet van werkstaken". „Ontelbare vele dienaren des Woords gelooven zelf niet meer wat ze leeraren". „Wat evenwel van een kind der 20e eeuw voor het minst mag verwacht worden is, dat het zich niet zonder meer zal vastklampen aan oude en verouderde godsdienstvormen en steile dogma's". (Uit Schaper's boekje). Gewezen wordt op goede litteratuur. Ik vond daaronder „Boefje" van Brusse, „de Werkman" en „Oogst" van Stijn Streuvels en „Een Kerstlied in Proza" van Dickens. Nog stip ik even aan de tooneelstukjes die worden opgevoerd, als „Het Lachzaad" (komisch jeugdspel), „Goudvreugde's Ontwaken" (Pinksterfeestspel), „de Moloch" (spreekkoor), „Ontwaking" en „Gelofte" (2 verbeeldingsspelen). Belangrijk is ook Koos Vorrink's „Stormtij", over coëducatie, een van de beginselen der A. J. C., dat consequent wordt doorgevoerd en tegen alle aanvallen verdedigd. Mij werd verzekerd, dat ook in de praktijk zioh niets vóórdoet, dat de ingebrachte bezwaren doet deelen. Het wordt tijd, dat ik van de A. J. C. afstap. Nog een bhk in wat in de afdeelingen gedaan wordt. Ik knip een paar willekeurige verslagen uit „Het Jonge Volk". ARNHEM. — 27 Januarie lichtbeeldenavond over 't Pinksterfeest gehad. Naast de Oosterbeekse A. J. C.ers waren 4 keurig uitgevoerde werkjes, samen voor slechts f 1.50. ook een groot aantal ouders aanwezig. Een zeer goede avond. In 5 avonden hield p.g. Geertsma een mooie, interessante kursus voor de B-groep over „Vorstenschool" van Multatuli. Voor de groepen I en II behandelde J. Wiersum Robert Owen en voor de groepen II en IV Gé van Amerongen de sterrenhemel. Iedere groep heeft nu ééns per week een bonte avond, één kolportageavond en verder wandeltochten. De repetities voor de schouwburgavond zijn In volle gang. Vrijdagsavonds wordt er gerepeteerd voor „Ontwaking" en „De Gelofte", Zaterdagsavonds voor 't dansen. Overal wordt met ernst gewerkt. Op de laatste dansrepetitie hield Gé o.a. een inleiding over kleding. ARIE. BREDA. — De propagandakommissie is hier al aardig aan 't werk. Het eerst is de donateurs-winning ter hand genomen. Met het resultaat, dat het aantal donateurs en begunstigers van 2 op 23 is gestegen. Het gaat goed zo, jongens. Nu met volle moed aan 't werk om 't ledental te verhogen. — 21 Februarie een gezellige dansavond. — 22 Febr. wandeling naar het kadettenkamp, waar de middag prettig doorgebracht werd. Opkomst was slecht, zeker bang voor een buitje regen? — 28 Febr. hielden we een feestelike bijeenkomst ter gelegenheid van het 2-jarig bestaan. De avond is uitstekend geslaagd. Zang, dans, deklamatie wisselden elkaar af. Winst 5 nieuwe leden en 2 donateurs. — 1 Maart een fijne wandeling, begunstigd door prachtig weer, naar het kadettenkamp, waar we prettig gedanst en gespeeld hebben. Jongens, denken jullie wel aan 't Pinksterfeest. Het sparen gaat nog veel te langzaam en er resten ons nog maar enkele maanden. PIET SLIKBOER. BUSSUM. — 4 Februarie: Leesavond onder leiding van Marquerinek. — 8 Febr. Wandeltocht, die, ondanks de regenbuien toch heerlik was. — 13 Febr. Een prettige leesavond gehad. — 15 Febr. Wandeltocht over de hei. In een dennebos hebben we gedanst. De opkomst was maar matig. Makkers, zorgt dat ons ledental omhoog gaat! Ab. CAUVEREN. HAARLEM. — 21 Maart hield Albers zijn 3de kursus over „Het ontstaan van de Godsdienst". Jac. sprak voor de A-groep over „Peary's pooltocht", toegelicht met lichtbeelden. 28 Maart hield Albers zijn laatste kursus. Catrien sprak voor de A-groep over „Kleeding". 29 Maart dagwandeling naar Kraantjelek over Groenendaal met afd. Amsterdam en Velzen. Slécht weer; de middag werd daarom doorgebracht in het Brongebouw. Aantal deelnemers pl.m. 650. 4 April sprak G. Michels over Beethoven. 11 April goed geslaagde propaganda-feestavond. De kern van het programma was de „Moloch", door de Amsterdamse A. J. C.-ers opgevoerd; de rede, die Koos gehouden heeft, was prachtig. De heer W. Zonderland uit Leeuwarden bespeelde het orgel. 18 April sprak Oels over Shakespeare. 30 April hebben we ons nieuw jeugdtehuis feestelik geopend. Deze avonden zijn prachtig geslaagd. Klaas Toornstra en Piet Schuhmacher zijn bij eenige openingsavonden aanwezig geweest. 1 Mei het Meifeest zo goed als verregend, 's Avonds bij de avondbijeenkomst met sukses opgetreden. 2 Mei hield Piet Schumacher een kursus over „Onze Levensgewoonten"; fijne avond. 3 Mei dagwandeling naar de blauwe trap. 6 Mei B-vergadering gehouden, waarin over het verkiezingswerk is gesproken door p.g. Reinalda. P.g. Herwerden sprak over het Instituut voor Arbeidersontwikkeling. 9 Mei A-kursus van Oets over „Sagen en Legenden". P.g. Lammers sprak die avond voor de B-groep over „Literatuur voor Arbeiders". JAC. Conclusie. Met de A. J. C. hebben wij te doen met een jeugdvorming, die gedragen wordt door idealen. Het zijn arbeiderskinderen, die naar buiten gaan, declameeren, dansen. De sport en de bioscoop worden naar den achtergrond gedrongen, men zoekt kameraadschap, ook tusschen jongens en meisjes, luistert naar referaten over maatschappelijke, natuurkundige, litteraire onderwerpen, verblijdt zich in jeugdig enthousiasme over het aanlichten van den nieuwen dag. Wil geen vuile moppen, geen neerzien op elkaar, maar jongens en meisjes naast elkaar, samenzoekende een nieuwe maatschappij en intusschen genietende van de jonge jaren, kampeerende en dansende. Maar van religie geen spoor. Men wil (zie: Schaper's boekje) het bestaan van God niet bruutweg loochenen, maar voor Hem is geen plaats en voor den Christus geen ruimte. Men wordt gedrenkt in een stelsel, dat de kapitalistische maatschappij rot vindt, de evolutiegedachte huldigt, een nieuwen tijd ziet aanlichten zonder God, zonder Bijbel, zonder Kerk. Onze Zondagsschool jongens en meisjes, die bijna de school doorloopen hebben en terecht komen in de A. J. C. zullen daar weinig vinden, dat het bijbelsch onderwijs vasthoudt. De A. J. C. heeft idealen, maar ze gaan in tegen den Christus der Schriften. Er is frissche levenslust en levensdurf, maar niet opbloeiend uit een begenadigd hart. En daarom zeggen wij: Blijde jongens en meisjes en toch zonder waarachtige vreugde, lachende jongens en meisjes en toch zoo arm en zonder hoop. Ge vergeeft me dit breede stilstaan bij de A. J. C. Wat ik er van las en hoorde en zag, pakte mij even. En ik wilde u er iets van laten voelen. Het is een geweldige beweging. Onze Zondagsscholen worden bedreigd.. III. Dit geldt echter voor de praktijk van heden veel meer nog van de Speeltufnbeweging. Dat is eigenlijk onze groote concurrent, omdat door deze beweging onze Zondagsscholen dreigen te ontvolken. De oorsprong van deze beweging ligt 25 jaar achter ons en is onlosmakelijk verbonden aan den naam van Klaren, een arbeider van de A'damsche eilanden. Hij was bewogen met het lot van de jongens en meisjes in de arbeidersbuurten en wilde licht en lucht voor hen en een veilige plaats voor hun spel. Inderdaad raakte Klaren hier aan een van de wondeplekken van het groote stadsleven. De arbeidersbuurten met hun tallooze kinderen, die binnenshuis geen speelruimte hebben en de straat opgezonden worden, waar ze met andere kinderen van allerlei slag tot wilde horden zich vormen, omdat alle leiding gemist wordt, voeden de jeugd op tot ruwheid, bandeloosheid, baldadigheid en erger. Onze stadskinderen zijn bij hun spel op straat gelijk aan de Joden, die Jeruzalem herbouwden, een oog is bij het spel, het andere oog op den vijand gericht (in casu: politie, auto's, andere jongens, die het spel komen verstoren, voorbijgangers, die ze voor de voeten loopen en die zich nijdig maken enz.) Deze overwegingen brachten den arbeider Klaren tot de overtuiging, dat er behoefte was aan ruime speelplaatsen, waar de jeugd onder leiding zich kon uitleven. Op een vergadering van de bij de vakvereeniging aangesloten arbeiders der Ned. Scheepsbouw Mij. bepleitte hij zijn plannen en werd door de meesten uitgelachen. Klaren hield moed en richtte met 10 leden de Vereeniging „Oosterspeeltuin" op en 2 jaar later (Juli 1902) werd de tuin geopend. En nu zijn er in A'dam alleen 23 speeltuinen, bovendien nog heel wat zandspeelplaatsen voor de kleintjes; de gronden voor die speeltuinen loopen naar de 6 H.A. Twintig buurtvereenigingen zijn bezig een speeltuin te krijgen, wat op den duur wel lukken, zal, omdat de Overheid krachtig steunt. Het aantal leden der speeltuinen (volwassenen dus) bedraagt 25000 ruim, die f 200.000 contribueeren per jaar, ter- wijl de Stad, die de tuinen aanlegt, inricht en onderhoudt, bovendien in 1924 nog / ÏOO.OOO subsidie gaf voor het beheer der tuinen en het clubwerk. Wat de Stad voor dit werk overheeft, blijke uit het volgende: In 1924 werd op Wittenburg een speeltuin geopend. De Stad kocht het terrein voor ƒ 100.000, gaf voor eerste inrichting uit ƒ 25.000 en droeg den tuin toen over aan de buurtvereeniging. De leden der buurtvereenigingen hebben heel wat over voor hun Speeltuinen. Twee voorbeelden ter illustratie: Behalve den tuin is er ook groote behoefte aan clubgebouwtjes voor de samenkomsten in de winteravonden, waar de kinderen worden bezig gehouden. Men behelpt zich in den regel met het huren van schoollokalen, maar hiertegen zijn 2 bezwaren: le in de vacanties zijn de scholen gesloten en dan zijn de lokalen het meest noodig; 2e in gehuurde schoollokalen kan men geen eigen sfeer scheppen. Daarom zoekt men eigen lokalen. De Voorzitter der Vereeniging voor Speeltuinen vertelt nu in zijn boekje: „Het A'damsche Speeltuinwerk-' (door A. F. K. Parée): „Al het mogelijke wordt gedaan om een eigen gebouwtje te verkrijgen. Vóór enkele jaren werd aan de speeltuinorganisatie in de Oosterparkbuurt de huur van de lokaaltjes opgezegd, waarin zij in den loop der jaren op kranige wijze haar jeugdwerk had opgebouwd. In één slag dreigde het mooie werk ten onder te gaan. Een ander lokaal in de buurt was niet in huur te verkrijgen. Te elfder ure komt een aanbieding binnen een mooi huis tegen den prijs van f 18.000 — te koopen. Het aanbod was werkelijk heel gunstig, maar waar haalde de vereeniging het geld vandaan om, met behulp van hypotheek, dat huis te koopen? Besloten werd een oproep om steun tot de buurtbewoners te richten. Een circulaire ging in zee en dagen achtereen sjokten tientallen mannen en vrouwen der vereeniging in de buurt trap-op, trap-af om het antwoord te halen. Eindresultaat: in deze buurt, waar toentertijd vele werklooze diamantbewerkers en sigarenmakers woonden, werd een bedrag van rond twee duizend gulden binnengehaald. Het huis werd gekocht en het werk voor de jeugd in deze stadswijk voor ondergang behoed. Zes weken lang is er toen getimmerd en gebroken door de menschen in vrijen tijd en toen had de vereeniging een prachtig clubhuis. Het bestuur richtte nu een tweeden oproep — enkel tot de leden — om een vrijwillige verhooging der contributie opdat de vereeniging uit deze extra-bate de hypotheek zou kunnen aflossen. Resultaat: bijna duizend leden verhoogden gaarne met een zelf gekozen bedrag voor onbepaalden tijd hun contributie, zoodat deze bron van inkomsten met ruim een vierde werd vermeerderd. Talrijke vereenigingen hebben thans fondsjes gevormd voor het verkrijgen van een eigen gebouw; er zijn organisaties, die al meer dan vijfduizend gulden voor dit doel in eigen omgeving bij elkaar 'hebben verkregen. Hoe groot de medewerking wel is in onze speeltuinvereenigingen? Een ander voorbeeld: De vereeniging „Amsterdam Zuid" had dringend een clubgebouw noodig! Op zekeren dag ontdekt een der leden, dat in de uitbreiding-Zuid een woningbouwvereeniging gereed is met den bouw van eenige blokken woningen. De directie-keet voor dezen bouw werd nu natuurlijk overbodig. Snel even informeeren, wat dit houten gebouwtje moest kosten. Hm, een bedrag van omstreeks duizend gulden werd genoemd. Te duur. Confereeren, praten en nog eens onderhandelen en het einde was, dat de speeltuinorganisatie 'het gebouwtje kon koopen — „gezien het goede doel, waarvoor het bestemd zou worden" — voor, naar wij meenen, drie honderd gulden. Het geld werd onder de leden en belangstellende buurtbewoners bij elkaar gezameld en de koop ging door. Daar stond het toekomstige clubhuis, een hoog houten gebouwtje; gewicht 13.000 K.G.! Hoe kreeg men dat nu in eigen buurt? Uit elkaar nemen kon niet; dat werd te duur van weder-opbouwen. Men besloot het huisje met eigen krachten te verrollen, eenige kilometers ver. Een groote machinefabriek aan de overzijde van het Y leende „gezien weer het goede doel" — twee zolderschuiten met materiaal: vijzels, dommekrachten, smalspoor enz. enz. En toen begonnen daar, in het hartje van Februari, toen de sneeuw vaak meer dan een voet hoog lag, dertig mannen, leden van de Speeltuinvereeniging „Amsterdam Zuid" in hun vrijen tijd, 's avonds tot diep in den nacht en op den Zaterdagmiddag het huisje uit te graven, op te vijzelen en op lorries te zetten. Meer dan veertien dagen duurde dit karwei! Tegen 1 uur 's nachts kwamen de vrouwen dezer wakkere kerels van huis — eenige kilometers vèr, zeiden wij straks — over een open vlakte met groote pannen erwtensoep of koffie. Zij spraken den mannen moed in en na een kwartuur rust toog men weer opgewekt en versterkt aan den arbeid tot 5 uur in den morgen. Over smalspoor werd ten laatste het huisje verrold in de richting van de eigen buurt. Men stuitte echter op het Amstelkanaal. Geen nood! Hier werd het huisje op twee naast-elkaar gebonden zolderschuiten geladen, electrisch licht werd aangelegd en zoo stak men 's nachts het kanaal over; aan de overzijde ging men weer aan land. Toen was men gauw „thuis". Timmerlieden, schilders en behangers togen onmiddellijk aan het werk en enkele weken later werd het alleraardigste clubhuis officieel geopend door den wethouder voor het Onderwijs, den heer Ed. Polak, die namens het Gemeentebestuur woorden van warme erkentelijkheid sprak voor deze kloeke daad." De speeltuinvereeniging heeft een Bestuur en bovendien een Raad van Beheer, de laatste saamgesteld uit de werkende leden der Vereeniging. Met dezen Raad vergadert het Bestuur eens per maand en bespreekt dan het winterwerk, de uitstapjes, de tuin- en St. Nicolaas-feesten enz. Het bestuur wordt op de jaarvergadering door de leden gekozen, de Raad van Beheer evenzoo, maar op advies van het Bestuur. De clubleiders zijn meerendeels eenvoudige arbeiders, 2/3 van hen is gehuwd, ze doen het werk gratis. Er zijn thans + 800 leiders, 1/8 ontvangt salaris, te weten de leiders van de gymnastiek en de directeuren van zangvereenigingen etc. (Zie Paree o.l. pag. 13 en de brochure „Het A'damsche Speeltuinwerk" pag. 2). Getallen. Ik noemde al het aantal leden, ruim 25000. Hun kindertal van 3—14 jaar + 50000. In de speeltuinen komen deze kinderen allemaal. De onschoolsche samenkomsten in den winter worden per week bezocht door 20000 kinderen. Deze onschoolsche samenkomsten omvatten allerlei clubs, zooals voor touw- en matvlechten, handwerken, teekenen, muzieklèzen, zang, figuurzagen, houtsnijden, verstellen, dammen en schaken, vertellen, mandolinespel, gymnastiek, fluiten en natuurgenot. In 1924 gingen: 14000 kinderen een dagje naar buiten: \ 13000 kleintjes namen deel aan de tuin- I vlt anes wordt feesten; > n i e t 16000 woonden het Sint-Nicolaasfeest bij. ( Zondagsavonds in den zomer concerten, \ gesu 81 iee ' waar honderden ouderen komen. / Dienen de speeltuinen allereerst voor de kinderen, men wil de grooten ook organiseeren. In het jaarverslag van 1922 spreekt de Secretaris van den Oosterspeeltuin aldus: Waarde leden! „Ik kan mij zoo verheugen als ik weder aan mijn Jaarverslag begin, omdat ik het zoo prettig vind, dat er weer een jaar vol werklust achter ons is, waar wij trotsch op mogen zijn, want wij zijn dit jaar weder vooruitgegaan en hebben een paar clubs er bij opgericht, n.1. Occarino- en Fluitclub èn een club waar de kinderen grondig Muziek leeren lezen en schrijven, circa 60 kinderen nemen hieraan deel. Wat betreft onze groote onderafdeelingen, hebben wij een kniplescursus voor volwassenen, en de jeugd-Mandolineclub die eerst onderafdeeling was, staat nu zelfstandig onder den naam Mandolineclub D.O.S. Ja, hoor ik sommige leden zeggen, „wat hebben wü aan die groote onderafdeelingen? de Tuin is voor het kind maar niet voor de grooten"! — Menschen die zoo spreken, weten er niets van, alleen omdat zij niet met hun kinderen medeleven, ze sturen de kinderen maar naar ons toe en denken: ziezoo die zijn wij alweer een paar uur kwijt. — Neen ouders, dat is het niet, dat ligt niet op uw weg, wij moeten de kinderen maar ook tevens de ouders hebben, want gij moet in nauw verband met ons werken tot grootmaking van onze vereeniging. Dat wij groote onderafdeelingen noodig hebben, hoop ik U met het volgende te kunnen bewijzen. Als wij des zomersavonds in den tuin concerten organiseeren, moeten wij daarvoor zangen muziekvereenigingen hebben. Dan worden over het algemeen, buiten den Oosterspeeltuin staande vereenigingen daarvoor gevraagd, wat met hooge kosten gepaard gaat. Hebben wij nu groote onderafd. die dit zooveel mogelijk zelf kunnen doen, dan worden de kosten bespaard in het belang der kinderën. Ook is het goed voor de kinderen als zij op ouderen leeftijd komen, dat zij niet weg behoeven te gaan, want dan zijn onze groot-onderafd. er waar zij zich kunnen oefenen in den zang en de muziek, en voor openluchtspel in de korf- of voetbalclub." Genoegelijk is ook te lezen, hoe eenvoudige menschen zich geven aan het werk en dan in hun jaarverslag probeeren het mooi te zeggen. We zien den Secretaris transpireeren van inspanning als zijn werkmanshanden de pen hanteeren en wij kunnen ons zijn trots indenken als hij zijn pennevrucht nog eens overleest en daar als het werk zijner handen zwart op wit ziet staan: Bioscoop en met 1560 kinderen werd een bioscoopvoorstelling bijgewoond in het Theater Tuschinsky." Als wij dit lezen, dan wordt in ons wakker een roepen om positief Christelüken arbeid, want dit mogen wij dusdanig niet stil laten doorwerken. Gelukkig is in A'dam een ontwaking, de „Paulus'-vereeniging is met het werken begonnen. Over dit werk, dat pas begonnen is, kunnen wij nog niet veel zeggen. Het is te hopen, dat het werk beter is dan de naam der Vereeniging. Want wat Paulus, de heidenapostel, uit te staan heeft met een werk, dat de kinderen van de straat en uit de Moderne Speeltuinbeweging houden wil, begrijp ik niet. Er zijn een paar lokalen geopend. Het is nog werken binnenshuis, trouwens, speeltuinen zal de Vereeniging niet zoo makkelijk kunnen krijgen, de neutrale vereenigingen waren ons voor. SAMENVATTING. Onze Zondagsscholen en deze Jeugdvereenigingen. Ik zag het als mijn eerste en grootste opdracht te oriënteeren in wat de moderne Jeugdvereenigi ïgen doen. De Speeltuinen hebben geen godsdienstigen bodem, willen neutraal zijn. In de praktijk zijn ze ongodsdienstig, ja antigodsdienstig, omdat neutraliteit nu eenmaal niet bestaat en de leiding in handen is van mannen en vrouwen, die de waarde van de religie voor de kinderziel niet verstaan. De A. J. C., die socialistisch is, al ziet ze idealen, die ze grijpen wil, is antikerkelijk en door het geven van een eigen levens- en wereldbeschouwing zeer gevaarlijk. De Speeltuinen doen onze Zondagsscholen de meeste afbreuk. De duizenden, tienduizenden kinderen, die ze door de week en vooral Zondags aan zich binden, zijn grootendeels voor ons werk verloren. Wat kunnen wij tegen deze concurrentie doen? Iets dergelijks organiseeren is onmogelijk. En als de kinderen kiezen moeten tusschen Speeltuin en Zondagsschool zijn de meesten gauw klaar. Onze Kerstfeestvieringen en onze dagjes buiten steken af bij het vele, dat de Speeltuinen geven. Toch zie ik lijnen, die wij uitstippelen kunnen: le. Den arbeid van „Paulus" steunen en in goede banen houden. 2e. Getrouw huisbezoek. Wij moeten contact hebben met de ouders. 3e. De kinderen ook buiten de Zondagsschool wat geven, dus met hen uitgaan naar buiten, meer dan tot nu toe. 4e. De kinderen zoo lang mogelijk vast houden en zien over te geven aan knapenvereeniging en catechisatie, die alsdan aparte samenkomsten moeten beleggen en een apart uur moeten vrij maken voor onze oud-leerlingen. En vooral: rustig voortgaan. Wij willen wat anders geven dan Speeltuin en A. J. C. Onze bedoeling zij en blijve het kind dezer eeuw, dat buiten God en Zijn dienst opgroeit, te brengen tot het Kind der eeuwen en Zijn Evangelie. Daarbij zij onze hulpe in den Naam des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft. „MANNENKOOR „OOSTERZANGLUST". — Daar ik mij terneder zet, om het verslag van het Mannenkoor „Oosterzanglust" weder het levenslicht te laten aanschouwen, bedroefd het mij temeer, dat wij werkelijk niet zijn gegroeit. Hoewel ik de notulen lees van mijn afgetreden voorgangers, waarin cijfers worden genoemd van 45 leden, is dit aantal toch niet groot te noemen, daar wij een vereeniging achter ons hebben staan van circa 1700 leden, waarop wij al verschillende malen hebben gebaseerd, maar zonder resultaat, en ik herhaal, dit is bedroevend." Mijn overzicht van het Speeltuinwerk, al is het verre van volledig, mag niet langer worden. Ik kom tot een korte critiek. Groote waardeering allereerst voor wat deze arbeiders, mannen en vrouwen, doen voor de kinderen. Wat een opoffering van tijd en geld door hen, die den harden strijd des levens kennen! Maar deze beweging, die neutraal wil zijn en vaak in handen van Socialisten is, zoodat alles, wat naar het Christelijke zweemt, b.v. in de liederen, die gezongen worden, dadelijk op critiek stuit (ik hoorde daarvan het een en ander) stuit op onoverkomelijke bezwaren bij ons. De Zondag vooral wordt geheel voor spel en muziek en tochtjes naar buiten en tuinfeesten opgeëischt. En nu wil ik geen bezwaren gaan zoeken, maar citeer uit het Jaarverslag 1922 Oosterspeeltuin een paar regels, die genoeg zeggen. Het bevat de werkzaamheden van een onderafdéeUng, die zorgen moet voor kinderfeesten, tentoonstellingen, uitvoeringen en concerten: „BUREAU D. — Dit bureau is samengesteld uit de volgende personen: C. van Stek, voorzitter, Mej. Kreuger, secretaresse en Remmers, penningmeester, bijgestaan door Mej. v. Stek en de heer Kroonenberg. Zij organiseerde in 1922, 26 Tuinconcerten en 2 Uitvoeringen in Salvatori voor de Mondaccordeonclub en voor de Kinderzangkoren. Met 800 kinderen werd een Tuinfeest gegeven en met 700 kinderen werd een dagje aan Wijk aan Zee doorgebracht. Ruim 1500 kinderen namen deel aan het St. Nicolaasfeest en 3 maal werd in Carré een Tooneelvoorstelling gegeven. Ongeveer 600* kinderen namen deel aan het bezoek in de Hollandia