li [ CB | 20788 I ir I P HET GENADEVERBOND ^ SN DE ZONDAGSSCHOOL. ' Referaat, gehouden op de 31stc Algemeene Vergadering der Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging „JACHIN" DOOK / T BOS ) I j Gerei1, predikant te Dokkum. [ HEÜSDEN, A. GEZELLE MEERBURG. 1904. IÉ HET GENADEVERBOND EN DE ZONDAGSSCHOOL. Referaat, gehouden op de 31ste Algemeene Vergadering der Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging „JACHIN" DOOR T. BOS, Geref. predikant te Dokkum. HEUSDEN, A. GEZELLE MEERBURG. 1904. Geachte Vergadering, Het onderwerp, ons ter inleiding voor verdere bespreking opgegeven, kenmerkt al aanstonds het theologisch standpunt van deze Zondagsschoolvereeniging. „Het Genadeverbond en de Zondagsschool", zoo werd ons onderwerp getiteld. En nu weten we, dat de leer der Verbonden juist bij de Gereformeerden op den voorgrond treedt; het Werkverbond, om den schuldigen toestand van den gevallen mensch in het heldere licht te stellen, en het Genadeverbond, om de verlossing van den schuldigen zondaar duidelijk voor te stellen, tegenover elk werkheilig beginsel. En tevens, om tegenover het particularisme de eenheid van het menschelijke geslacht en het ordelijke van al Gods werken aanstonds te doen uitkomen. Nu gelooven wij niet, dat het de bedoeling van het Bestuur geweest is, om eene theologische verhandeling over het leerstuk van het Genadeverbond uit te lokken. Zoo iets zou meer op zijne plaats zijn op eene predikantenconferentie. Ook zal het de bedoeling niet zijn geweest, om over de herkomst en de geschiedenis van de Zondagsschool te spreken, want dat onderwerp zal op vergaderingen als deze reeds lang te voren behandeld zijn. Het doel zal geweest zijn, om eens de aandacht te vestigen op een mogelijk verband tusschen het Genadeverbond en de Zondagsschool. En wellicht ook, om in verband daarmee eenige praktische wenken te geven aan hen, die zich op het gebied van de Zondagsschool bewegen. In de hoop, dat wij ons hierin niet vergist hebben, beginnen we u een viertal stellingen voor te leggen, door ons kortelijk in te leiden en straks verder te bespreken. i°. Het Genadeverbond staat de Zondagsschool niet in den weg. 2°. De Zondagsschool krijgt veeleer door het Genadeverbond grootere beteekenis. 3°. De Zondagsschoolonderwijzers en het Bestuur dezer Ver eeniging dienen daarom met het Genadeverbond bijzonder te rekenen. 4°. Zóó zal de Zondagsschool aan het kerkelijke leven bevorderlijk zijn. I. Wij plaatsen opzettelijk als eerste stelling voorop, dat het Genadeverbond de Zondagsschool niet in den weg staat, omdat, indien dit het geval ware, heel het onderwerp zijn doel zou missen; tenzij dan dat het was gekozen, om eene dwaling te bestrijden. Ter rechtvaardiging dus van het onderwerp moeten eerst eenige ernstige bedenkingen uit den weg geruimd worden. Die bedenkingen komen van twee kanten, uit tegenovergestelde richting, op, waardoor het onderwerp tusschen een kruisvuur geraakt, waaruit het — zoo mogelijk — gered moet worden. Natuurlijk komen hier eerst in 't vuur zij, die vurige tegenstanders zijn van het Genadeverbond, naar gereformeerde opvatting. Wij zouden dien vijand kunnen doopen met den naam van „Dooperschen", welke naam reeds op zichzelf genoeg is, om allen Calvinistischen Gereformeerden den schrik om 't hart te jagen. En men kan een goed Gereformeerd mensch niet meer beleedigen, dan door hem te beschuldigen, dat hij wat aan den dooperschen kant ligt. In een broederlijk debat met Gereformeerden doet men dat dan ook nooit, tenzij dan in uitersten nood, óf om er zich van af te maken. Van die zijde dan wordt beweerd, dat de Zondagsschool met het Genadeverbond niets te maken heeft. Bij hen is de Zondagsschool eenvoudig een evangelisatiearbeid, om zielen te winnen voor Jezus. Op de Zondagsschool zitten voor hen allerlei creaturen, aan wie het evangelie gepredikt moet worden. En de vrucht van dien arbeid, onder den zegen des Heeren, is, dat een kind, van zijne verkeerdheden overtuigd, den Heere Jezus zoekt tot zijne verlossing. Zij vragen er niet naar, of die kinderen ook gedoopt zijn en hun de beloften van het Genadeverbond toekomen. Zij rekenen niet met het Sacrament des N. Testaments, met al de heilgoederen, daaraan verbonden. Zij spreken niet over den band, die er nog ligt tusschen den Verbondsgod en een Verbondsvolk. Neen, zij hebben eenvoudig te doen met kleine menschen, die, zoowel als groote menschen, bekeerd moeten worden. En zij, Zondagsschoolhouders, werken daaraan door gebed en lied, en door onderwijs te geven uit de H. Schrift. Nu zit in die redeneering wel eene ware gedachte; want de echte Dooperschen zijn kinderen der Hervorming; zij waren dikwijls gezegende bolwerken tegen het opkomend rationalisme, liberalisme en modernisme, terwijl wij daarbij gaarne aannemen, dat er onder hen oprechte kinderen Gods zijn, die het met zichzelven en met anderen ernstig meenen, als het de waarachtige bekeering des harten geldt. Doch zij zijn eenzijdig, ook in hun be grip van Zondagsschool. Zij maken geen genoegzaam onderscheid tusschen den arbeid in de Heidenwereld, waar groot en klein nog zijn „vreemdelingen van de Verbonden," en den arbeid in een Christenland, waar, zelfs in ingezonken toestanden, nog iets van de Kerk, en dus van het Genadeverbond overbleef. Zij vergeten in hun heiligen ijver voor de redding der zielen, dat de Heere God, ook in de bediening en in de bedeeling der genade, verband heeft gelegd, en dat verband bewaart tusschen ouders en kinderen, en tusschen de geslachten der menschen. Zij meenen, dat de Heere slechts menschen redt, alsof er geen menschelijk geslacht bestond. Tegenover hen houden wij vast aan het Genadeverbond, waardoor een band van eenheid wordt uitgedrukt, en waaruit tevens de vraag op de Zondagsschool boven komt, of niet die kleintjes eene belofte hebben ontvangen van den Heere, waaraan hunnerzijds verplichtingen zijn verbonden, waarmee dan op de Zondagsschool te rekenen valt. En dan staat het Genadeverbond de Zondagsschool niet in den weg, maar is er veeleer tusschen die beide verband en samenbinding te zoeken. Hiertegenover staan anderen, die wij geene vijanden, van de Verbonden willen noemen, noch tegenstanders van de Gereformeerde religie, maar vrienden en broeders, die echter vuur vatten, ars er sprake is van verband tusschen het Genadeverbond en de Zondagsschool. Het is bij hen zelfs eene ernstige vraag, of in Gereformeerde Kerken sprake wezen mag van Zondagsscholen. En juist aan het Genadeverbond ontleenen zij hunne wapenen tegen de Zondagsschool. Krachtens het Genadeverbond, zoo redeneeren zij ongeveer, behooren de kinderen der Gemeente bij de ouders, en het is de plicht dier ouders, hunne kinderen „in de voorzeide leer", in de leer van het Genadeverbond, te onderwijzen. Huiscatechisatie ligt op den weg des Verbonds, en geen Zondagsschool. Moeten zij hunne kinderen „laten onderwijzen", dan doen zij dat in de Kerk en door de Kerk, die daarvoor hare Dienaren heeft. Doen ouders en opzieners hun plicht, gelijk het behoort, dan is de Zondagsschool overbodig. Ook in deze redeneering ligt veel waars. Wij stemmen zelfs van harte de stellingen toe, doch betwijfelen wel, of de conclusie deugt. Vooreerst zij opgemerkt, dat bij den officieelen arbeid door ouders en opzieners, alle andere arbeid aan het zaad der Gemeente niet buitengesloten behoeft te worden; als namelijk die arbeid geen eigenwillige of willekeurige is, maar geschiedt onder toezicht en leiding van den Kerkeraad. Wij althans meenen, dat heel de Kerk mobiel verklaard moet worden, en dat, nevens en in verband met den arbeid door de ambtsbroeders, ook andere leden der Gemeente mogen meewerken aan den opbouw van het Lichaam van Christus. Het komt ons niet gewenscht voor, al de werkkrachten, buiten de ambten, werkeloos te laten liggen. Bovendien vergete men niet, dat hetgeen gewenscht is, niet altijd aanwezig is. En daarmee dienen wij te rekenen, willen wij niet op zeer onpraktische wijze in theorieën opgaan. De ouders behoorden des Zondags hunne kinderen nuttig en leerrijk bezig te houden. Doch waar geschiedt dat werkelijk? En hoe vele ouders missen inderdaad ook de bekwaamheid, hunne kinderen des Zondags in huis te catechiseeren! Zij nemen hunne kinderen mee naar de Kerk, en zenden ze naar de Catechisatie zeker! Geen Zondagsschool mag hen daarvan terughouden. Maar dat behoeft ook niet. En dan vragen we u: als het kerkgaan en het catechiseeren er niet door tegengewerkt wordt, is het dan in strijd met het Genadeverbond, wanneer de kinderen des Verbonds, ook op de Zondagsschool, op eene voor de kinderen bevatbare wijze worden onderwezen in de leer des heils? Is het misschien beter, dat zij dien tijd op straat doorbrengen ? De ervaring heeft mij geleerd, dat verreweg de meeste ouders, die hunne kinderen niet naar de Zondagsschool zenden, hen in huis nog veel minder onderwijzen en zelfs oók nalatig zijn in de betrachting van het „laten onderwijzen" door den Dienaar des Woords ; en dat zoowel des Zondags wat de Kerk aangaat, als in de week, wat de Catechisaties betreft. Nu gelooven wij bovendien ook niet, dat de leer van het Genadeverbond meebrengt, dat wij alle menschen, grooten en kleinen, die formeel niet tot ééne der Gereformeerde kerken behooren, links móeten laten liggen. Als goede Gereformeerde Christenen bidden wij om de komst van 'sHeeren Koninkrijk en om de uitbreiding der plaatselijke kerk. Doch dan moeten we niet alleen bidden, maar ook werken. Welnu, op de Zondagsschool krijgt men ook kinderen van ouders, die niet tot de Kerk behooren, en van de Zondagsschool worden zij niet zelden geleid naar de Catechisatie en naar de Kerk. Maar bovendien. Beperken wij het Genadeverbond binnen de grenzen der Gereformeerde kerken? Wij niet, hoezeer wij er ook van overtuigd zijn, dat de bediening van dat Verbond in de Gereformeerde Kerken het meest geschiedt naar de ordinantiën Gods. En is er van het Genadeverbond ook nog buiten de Gereformeerde kerken aanwezig, dan staat het Genadeverbond de Zondagsschool niet in den weg, maar dient-ze veeleer, om het bewustzijn van dat Verbond te verhelderen, zelfs ook - onder Gods zegen — bij hen, die kerkelijk nog buiten staan II. Dit brengt ons onwillekeurig tot de 2de stelling: „De Zondagsschool krijgt veeleer door het Genadeverbond grootere beteekenis," Wat is de Zondagsschool ? Leggen wij nadruk op het woord school, en leggen we daarnaast de stelling, dat het schoolonderwijs, zoowel op Lagere scholen als in Hoogescholen, niet behoort tot het terrein der Kerk, als instituut, dan is de Zondagsschool niets anders dan Lager onderwijs, op Zondag gegeven en met zeer beperkte leervakken, gekozen in overeenstemming met den dag, den dag des Heeren. Dan is de Zondagsschool eenvoudig een stuk van het onderwijs op onze Christelijke Lagere scholen, waarop ook les in de Bijbelsche geschiedenis gegeven wordt. Daaruit zou allicht tweeerlei af te leiden zijn, vooreerst dat de geïnstitueerde Kerk voor de Zondagsschool niet meer zorg mag dragen dan voor het gewoon Lager onderwijs, en dus niet van de Kerk moet nitgaan; en in de tweede plaats, dat de Zondagsschool zoo goed als overbodig geacht moet worden, waar eene Christelijke school bestaat. Wij gelooven echter dat deze redeneering niet geheel juist is. Wel geven wij toe, dat het oprichten van de Zondagsschool in verband staat met het onchristelijke ot godsdienstlooze van het Lager onderwijs, omdat hare oprichting daardoor des te dringender noodig werd, en zeker bijna niemand haar overbodig zal achten, waar geene Christelijke school is. Ook wordt op de Zondagsschool onderwijs gegeven, en wel aan kinderen. Doch wie zal beweren, dat elk onderwijs behoort tot de zoo genaamde Kerk als organisme en niet tot de Kerk als instituut. Het Catechetisch onderwijs is toch ook onderwijs, en dat eigent zich de Kerk, zonder eenig tegenspreken, toe. De Zondagsschool heeft, goed beschouwd, met het gewoon Lager onderwijs niet veel meer gemeen dan den naam. Het Lager onderwijs toch ligt op het terrein van het maatschappelijke leven, dat zeer zeker naar Christelijke beginselen moet geoefend en geleid worden. Het Christelijke in het onderwijs maakt dan ook die school tot eene Christelijke, en niet zoozeer het Bijbelsche onderwijs in den zin van het onderwijs uit den Bijbel of de Bijbelles. Dan toch zou men ook, gelijk sommigen willen, het zoogenaamd neutraal staatsonderwijs kunnen behouden, met eene afzonderlijke Bijbelles door een Dienaar des Woords daarna, of daarvoor ter aanvulling. De Christelijke, Lagere school voedt voor het maatschappelijke leven op, en dat wel naar den Bijbel. Het is eene school voor gewoon Lager onderwijs, niet met een Bijbel in de school of plus een paar uur in de week onderwijs uit den Bijbel, maar waar heel het onderwijs Bijbelsch is, en bovendien het onderwijs gewijd wordt, om dat woord eens te gebruiken, door het gebed en het woord Gods. De Zondagsschool, die althans eene Gereformeerde Zondagsschool is, formeel of althans feitelijk verbonden aan de Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging, is eigenlijk iets anders. Zij is er niet, om kinderen voor het maatschappelijke leven op te voeden. Zij is geene school voor Lager onderwijs, op den Zondag gegeven. Zij staat in verband met het Genadeverbond, en krijgt daardoor juist eene andere, eene hoogere beteekenis. Het Genadeverbond is de weg, langs welken God het eigendom wordt van den mensch, en de mensch het eigendom wordt van God; wat alleen in Christus Jezus kan geschieden. Zoo wordt het: „Ik ben uw God en uws zaads God werkelijkheid." De kerk nu is „des Heeren," en zooals die kerk op aarde, zichtbaar, geïnstitueerd zich openbaart, is zij eene openbaarwording van de kerk. zooals zij bij God bekend is en bestaat. Vandaar dat de geïnstitueerde kerk de verbonden en de beloften heeft. Nooit is die geïnstitueerde kerk echter geheel zuiver. Zij behoort wel meer en meer te worden en te zijn, wat de kerk is bij God : louter reinen, enkel bestaande uit waarlijk wedergeborenen, maar zij is dat in werkelijkheid niet. Zij wordt dat eerst, als straks het kaf van het koren gescheiden wordt, en alleen de ware, levende lidmaten der kerk op aarde in den Hemel worden bijeenver- gaderd. Wij spreken dus beter van eene meer zuivere geïnstitueerde kerk, dan van eene zuivere, volmaakte kerk, slechts bestaande uit louter reinen. Neemt nu de gereformeerde kerken, die wij houden voor de meest zuivere, naar den woorde Gods geïnstitueerd en geregeerd. Die kerken hebben kleine kinderen, die wij. het zaad der kerk noemen en die bondelingen zijn. Die kinderen moeten onderwezen worden in de „Voorzeide leer" om, als lidmaten der gemeente gedoopt, onder den zegen des Heeren tot mondige, zelfbewuste, oprechte leden verder opgekweekt te worden. Aan dat zaad wordt ambtelijk gearbeid. De eerste plicht ligt voor rekening van de ouders, die daarvoor bij den Doop hun „ja" voor Gods aangezicht, in het midden der gemeente uitgesproken hebben. Nu nemen wij de Zondagsschool als een hulpmiddel voor die ouders, om aan hunne doopsbelofte te voldoen. Hebben zij dat hulpmiddel niet noodig, welnu dan passeeren zij de Zondagsschool. Maar dan moet het ook vaststaan, dat de ouders zeiven op Zondag in huis onderwijzen; noemt dat huiscatechisatie. Op den naam komt het niet aan, al noemde men het Zondagsschool in huis. De meesten hebben echter wel behoefte aan zulk een hulpmiddel. En wat is dan voor zulke ouders de Zondagsschool ? Een „laten onderwijzen" in de leer van het Genadeverbond. Nu wil dat toch zeker niet zeggen: een onderwijzen in het dogma van die leer, zonder meer. Het beteekent veeleer een bekendmaken, op eene voor kinderen vatbare wijze, met den Middelaar des Verbonds, Jezus Christus; met de bedeelingen des Verbonds onder Oud en Nieuw Testament; met de beloften des Verbonds, en met de verplichtingen, aan dat Verbond verbonden. Het is dus eene eenvoudige, opgewekte, leerrijke onderwijzing uit de H. Schrift. Maar — en hier dient nadruk op gelegd om de kinderen des Verbonds te doen verstaan, wie zij zijn en behooren te wezen. Het is dus niet maar, om hen op de Zondagsschool een mooi verhaaltje te vertellen en eenige oogenblikken aangenaam bezig te houden, maar om hun duidelijk te maken de liefde Gods, de genade van onzen Heere Jezus Christus en de werkingen des H. Geestes, opdat zij den Drieeenigen Verbondsgod recht mogen leeren kennen, van harte liefhebben en aanhangen met heel hun hart en in heel hun leven. Zóo krijgt de Zondagsschool grootere beteekenis. Nu kan de vraag opkomen, of de Zondagsschool alleen als hulpmiddel aangeboden wordt aan het zaad der gemeente? Naar onze overtuiging niet. Zij is ook hierin van eene school voor gewoon Lager onderwijs onderscheiden, dat zij als tak van evangelisatiearbeid dienst kan doen. Die arbeid wil ook anderen met het heerlijke licht des evangelies beschijnen, hetzij dan ter plaatse, waar nog geen gereformeerde kerk geïnstitueerd is, of waar er buiten dien kring van Gereformeerden andere kinderen zijn, wier ouders zich om hunne geestelijke belangen weinig of in het geheel niet bekommeren. Dat zijn toch ook kinderen onzes volks, wier voorouders allicht met eere genoemd werden als leden eener Gereformeerde kerk, doch wier ouders misschien in het Ned. Herv. Kerkgenootschap verwaarloosd of van de ware leer vervreemd zijn. Eene Gereformeerde Zondagsschool kan voor hen ten zegen worden. Maar dan moet, ook met het oog op die kinderen gerekend worden met het Genadeverbond. Het is zoo, zij zijn in geene kerk, ingericht naar den eisch van Gods Woord. Toch zijn zij allicht gedoopt. En juist omdat hunne ouders de leer des Verbonds hebben vergeten, en de Opzieners hunner kerk noch hen noch hunne ouders onderwijzen in de leer des Verbonds, is het te meer noodig, dat aan die kinderen op de Zondagsschool duidelijk gemaakt wordt, hoe de Verbondsgod niet hen, maar zij Hem verlaten hebben. Zij moeten het hooren, dat de God hunner vaderen tot terugkeer roept, en hoe de weg daartoe door den Heere is gelegd, opdat zij niet verloren gaan, maar behouden mogen worden. Wij mogen immers niet denken: die ouders hebben moedwillig het rechte spoor verlaten; zij willen den Kerkeraad, staande naar Gods Woord in het ambt, niet erkennen; zijbehooren niet tot de Kerk — niet tot de Gereformeerde kerk — laten nu ook maar hunne kinderen met hen verdwaald en verblind voortleven! Neen, wij bidden om de komst, om de uitbreiding van 's Heeren Koninkrijk, en daarom moeten wij in zijn naam en in zijne kracht daaraan medewerken. Doch vergeten wij in dien arbeid aan zulke kinderen niet, dat er nog een band is van' het Genadeverbond, in den H. Doop gelegd, dan zal die arbeid des te grootere beteekenis krijgen. Er is dan ook nog met zulke kinderen één gemeenschappelijke grondslag; nog een aanknoopingspunt in het onderwijs ; en de Zondagsschool is voor zulke kinderen niet slechts een afhouden van pad en weg, en eene godsdienstige bezigheid, maar waarlijk een teruglokken van het nageslacht naar de paden der vrome voorvaderen. III. Als derde stelling spreken wij daarom uit: „De Zondagsschoolonderwijzers en het Bestuur dezer Vereeniging dienen daarom met het Genadeverbond bijzonder te rekenen." Door dat „onderwijzers" sluiten wij de onderwijzeressen niet buiten. Ook zij kunnen zeer geschikt aan de Zondagsschool meewerken. Dat was voor haar dikwijls eene aangename en nuttige bezigheid op den dag des Heeren. Toch dient er bijzonder op gelet, dat niet ieder in staat is, op eene Gereformeerde Zondagsschool werkzaam te zijn. Het zou, naar onze overtuiging zeer dienstig zijn, dat de Kerkeraad daarop het oog hield, en dikwijls niet overbodig, dat de Opzieners der Gemeente er over beslisten, of iemand daarvoor geschiktheid en bekwaamheid heeft of niet. En dit te meer, wanneer men verband legt tusschen het Genadeverbond en de Zondagsschool. Wie zelt niet met vrucht het onderwijs der Gemeente genoten heeft, kan bezwaarlijk werkzaam zijn in een zoo gewichtig hulpmiddel van godsdienstonderwijs als de Zondagsschool. Zal op de Zondagsschool met het Genadeverbond gerekend worden, dan moeten de onderwijzers zeiven in dat Verbond zijn onderwezen, en blijken geven, dat zij als bondelingen ook het Verbond met bewustzijn en van harte hebben aanvaard. Wie daarvan door het doen van belijdenis nog geen bewijs gaf, zouden wij liever niet aan eene Zondagsschool geplaatst zien. Bovendien is er noodig eenige tact van mededeeling, en niet minder de zichtbare sporen van ware godsvrucht. Wie aan het zaad der gemeente wil werken, of ook afgedwaalden tot den weg des Verbonds wenscht terug te leiden, moet zelf den Heere vreezen en liefde des harten hebben tot den God des Verbonds. Gelooft me, dat de kinderen in dat opzicht dikwijls fijner gevoel hebben, dan wij denken, en eenigszins gevoelen, of hij of zij, die leert, zelf ook in die dingen leeft. Ter bevordering der bekwaamheid tot en doelmatigheid van het onderwijs is daarom niet overbodig, dat de Zondagsschoolonderwijzers onder goede leiding staan, en zich oefenen op een cursus, daarvoor opzettellijk in 't leven geroepen. En laten dan de Zondagsschoolonderwijzers met het Genadeverbond in hun onderwijs rekenen ! Dat maakt hun taak zwaarder; het is zoo. Maar het geeft hun ook meer biddenden ernst, te weten, dat zij met een Gode geheiligd zaad te doen hebben; of beproeven, om ontwijde en verwaarloosde nakomelingen des Verbonds terug te leiden tot den God hunner vaderen. En hoe meer zij zeiven nu in dat Verbond leven en zich vermaken kunnen, des te sterker zal de aandrang zijn, om den weg des Verbonds en de weldaden des Verbonds, gelijk ook de verplichtingen des Verbonds, in alle eenvoudigheid voor te stellen. Daarin nu moet het Bestuur dezer Vereeniging hun behulpzaam zijn. Wij achten daarom een onderwerp, als ons ter inleiding opgedragen werd, zeer doelmatig Zoo wordt door het Bestuur de aandacht eens meer bijzonder op deze zaak gevestigd en de verdere bespreking zal praktisch nut kunnen doen. Voorts kan de voorlichting door blad en correspondentie in deze richting leiden, opdat ook door bemiddeling van de Zondagsschool weer in het bewustzijn onzes volks verhelderd worde het heerlijk Verbond, dat de bron is van zoovele zegeningen, en de band der ware eenheid eens volks, in den weg des geloofs en der gehoorzaamneid. Voor het zaad der gemeente is het van groot belang, dat de bearbeiding door ouders en opzieners, door Catechisatie en Zondagsschool de kennis van het Genadeverbond, met al de beloften en verplichtingen daaraan verbonden, vermeerdere, opdat dat zaad zich steeds meer bewust zij, dat het Gode geheiligd is en daarom ook Hem gewijd moet zijn, opdat zij niet als bondbrekers dubbel schuldig worden, maar in den weg des Verbonds des Heeren gunst mogen genieten. Die kennis steunt in het opvoeden en geeft kracht aan de tucht. De ouders kunnen gedurig herinneren aan den eisch des Verbonds, en de kinderen mogen pleiten op de beloften des Verbonds. En wanneer het kind der gemeente vraagt, waarom het niet met anderen meegaan mag in den weg der zonde en der ijdelheid, behoeven vader en moeder niet te zeggen: omdat wij het niet willen — wat trouwens de consciëntie van het kind weinig bindt — maar kunnen zij zeggen: omdat gij niet kind zijt van deze wereld, maar door God geplaatst op het heilig erf des Heeren, waarop gij door de ouders gehandhaafd en bevestigd moet worden tegen alle verzoekingen en verleidingen. Dat voelt het kind; onder zulk eene tucht des Heeren'buigt het eerder dan onder het willekeurig bevel eens menschen. En ook zij die nog buiten de gemeente staan, erkennen niet gemakkelijk, dat de onderwijzer op de Zondagsschool het beter zou weten, dan hun leermeester en ouders; doch wordt hun voorgehouden, dat de Heere recht op hen heeft en hun weer tot een God wil zijn, als zij tot Hem terugkeeren, dat kan, onder den zegen des Heeren, de jeugdige harten aantrekken en opwekken tot de onberouwelijke keuze tot zaligheid. Wij achten het van belang, op de Zondagsschool in die richting te sturen. Ook nog om de reden, in onze vierde of laatste stelling genoemd. IV. „Zoo zal de Zondagsschool aan het Kerkelijk leven bevorderlijk zijn." Het Kerkelijk leven moet bij ons volk bevorderd worden, waar allerlei invloeden dat leven ondermijnen en onderdrukken. De onkerkelijke menschen moeten in een kerkelijk spoor geleid worden. De Zondagsschool kan daartoe meewerken, als zij, werkende aan de kinderen uit onkerkelijke kringen, geen „kerkje" speelt, maar op eenvoudige wijze leert, dat gedoopten zich gebonden moeten weten en zich moeten laten binden door den band des Woords, waarin de Verbondsgod tot de bondelingen spreekt. Wordt er op de Zondagsschool gewerkt op Methodische manier, gelijk bijv. het „Heilsleger", dan spreekt men alleen van bekeering, zonder te wijzen op den eisch der bekeering, in het Genadeverbond gelegd. Men zoekt tot Jezus te leiden, zonder te zeggen, waar Hij zijne kudde legert op den middag. Om wedergeboorte wordt gebeden, zonder een moederschoot aan te wijzen, waarin het kind gekoesterd, gekweekt en verder opgevoed moet worden. De leer van het Genadeverbond onderwijst in dit alles, en brengt onder den band, die ouders en kinderen vereenigt in een leven, dat Kerkelijk heet, omdat het eigen is aan allen, die des Heeren zijn.'' Dat kerkelijke leven moet ook in eigen kring versterkt worden. De Gereformeerde Zondagsschool zal daaraan meewerken, wanneer de Zondagsschool met het Genadeverbond rekent. Dan toch rukt men door die school het kind niet af van ouders en kerk, maar werkt zij als hulpmiddel mee aan hetzelfde doel. Het doel der bearbeiding van het zaad der gemeente toch is, om hun duidelijk te maken, dat zij kinderen zijn des Verbonds, die nu ook den God des Verbonds moeten leeren kennen, liefhebben en dienen. Werkt de Zondagsschool daaraan mee, dan steunt zij den arbeid van ouders en opzieners. En als dan, naar be- hooren, die Zondagsschool zich stelt onder toezicht van de opzieners der gemeente, zal zij niet het kerkelijke leven schaden, maar veeleer bevorderen. Door het kerkelijke leven te bevorderen, verstaan wij toch niet alleen, dat de ambten in de Kerk worden erkend, en gebruik gemaakt wordt van wat in het ambt en door het ambt geschiedt, maar ook dat Oud en jong daarin leven, daarin hun levenselement hebben, zich daarin waarlijk gelukkig gevoelen. Worden nu den kinderen ook op de Zondagsschool voorgehouden de voorrechten en de verplichtingen van het Genadeverbond, dan zal zij door Gods genade het middel kunnen zijn, om het zaad der gemeente te doen verstaan, welk een heerlijk voorrecht het is, van jongs af in de gemeente en met de gemeente te mogen leven en wandelen, om ook eenmaal met haar verhoogd en verheerlijkt te worden in den hemel, waar allen vereenigd zullen worden, die door den Vader zijn geliefd, door den Zoon verlost en door den H. Geest geheiligd tot eeuwige heerlijkheid van den Drieeenigen Verbondsgod en tot zaligheid van al de ware bondelingen. Doch genoeg ter inleiding, Moge de verdere bespreking het belang en de nuttigheid van ons onderwerp doen uitkomen.