CB 20789 ZONDAGSSCHOOL EN VERVOLGKLASSE. DOOR J. P. TAZELAAR. HEUSDEN GEZELLE MEERBURG. 1916. ZONDAGSSCHOOL EN VERVOLGKLASSE. REFERAAT. GEHOUDEN op de 41e JAARVERGADERING der GEREP. ZONDAGSSCHOOLVEREENIGING „cJACHIN" door J. F. TAZELAAR. HEUSDEN GEZELLE MEERBURG. 1916. STELLINGEN. I. De arbeid der Zondagsschool, ofschoon voor de massa harer leerlingen niet de gewenschte vrucht dragend, is nooit, en dus voor geen enkelen leerling, geheel vruchteloos. II. Wijl de Zondagsschool haar leerlingen slechts juist tot aan de grens van den „critieken leeftijd" kan brengen, waarin allerlei verleidende en verderfelijke machten van allen kant zich doen gelden, moet al het mogelijke worden gedaan, om den invloed van het op de Zondagsschool gegeven onderwijs te bevestigen en te versterken. III. Dringend noodzakelijk is het daarom, dat na de Zondagsschool Vervolgklassen komen, waarin jongens en meisjes afzonderlijk vergaderen. Deze instellingen kunnen een schakel zijn tusschen de Zondagsschool en de catechisatie en onze Jongelings- of Jongedochters-vereenigingen. IV. De plaats, welke deze Vervolgklassen innemen, en het doel, dat zij beoogen, beslissen over de stof, die er behandeld moet worden, en over de methode daarbij te volgen. V. Het Gereformeerd karakter dezer Vervolgklassen moet bovenal uitkomen in het teeder gebruiken van en het onwrikbaar vasthouden aan de Heilige Schrift als den onfeilbaren regel voor geloof en leven. VI. Het resultaat dezer Vervolgklassen hangt middellijkerwijs voor een groot deel af van de leiding. INLEIDING. Toen Jachins Bestuur ons uitnoodigde op de Algemeene Vergadering een referaat te houden over de vraag: „Welke is de beste ivijee, om de leerlingen, die boven de Zondagsschooljaren gijn gekomen, verder te bearbeiden ?" vond dit aanstonds weerklank in ons hart. Deze gedachte werd in zeer beknopten vorm door ons besproken op het Congres voor Gereformeerde Evangelisatie. Uiteraard kon dat toen slechts in ruwe omtrekken, met enkele potloodstrepen geschieden, 't Was slechts een klein schetsje, dat wij daarbij gaven. Meer niet. Een schilder zal echter steeds begeeren, de ontwerpjes, die hij in zijn schetsboekje heeft, nader uit te werken, opdat hetgeen hij met enkele stippels en lijnen aangaf, in vaste omtrekken kome en door toon en gloed van kleur tot krachtiger uitdrukking gebracht worde. Zoo gaat het thans ook ons eenigszins. Wij zijn daarom het Bestuur dankbaar voor de gelegenheid ons geboden, deze materie nader aan de orde te stellen. Wijl het probleem, dat ons hier bezighoudt, zeer moeilijk is, en de oplossing ervan op verschillende wijzen wèl beproefd, maar nog geenszins gevonden werd, pleiten wij op welwillende beoordeeling van hetgeen wij daarover in 't midden wenschen te brengen. Welke is de beste wijze, om de leerlingen, die boven de Zondagsschooljaren zijn gekomen, verder te bearbeiden? I. De arbeid der Zondagsschool, ofschoon voor de massa harer leerlingen niet de gewenschte vrucht dragend, is nooit, en dus voor geen enkelen leerling, geheel vruchteloos. De arbeid der Zondagsschool prijkt voor ons Een heerlijk oog in een liefelijk licht. Daardoor wordt de werk. blijde boodschap van het heil Gods in Christus Jezus tot de kinderen gebracht. Het Evangelie en lrat kind. Ziedaar twee gedachten, die bij elkander passen. Het kind toch staat op den eersten trap van het leven, 't Is een zich openende horizon. Het Evangelie is de zon, welke dien 'zich ontsluitenden gezichtseinder met gouden lichtstralen kleurt. Voor het kind, dat van zijn jeugd met het Evangelie bekend wordt gemaakt, heeft de morgenstond in den vollen, gansch uitnemenden zin van het woord goud in den mond. . De Zondagsschool spreekt tot kinderen, over den grooten Kindervriend. Haar schoone historie is een krachtige weerklank op het woord van Christus : „Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet, want derzulken is het koninkrijk der hemelen." Zij biedt hun, die nog aan den ingang van het leven staan, den besten en onfeilbaren gids: het Woord des Heeren. Daardoor ontvangt het zwakke en hulpbehoevende kind een sterken staf, opdat het leere, daarop te steunen bij den zwaren gang door het moeitevolle leven, en een machtig schild in de dikwijls bange worsteling om het bestaan. De Zondagsschool komt met de meest vormende kracht tot den mensch in- den kinderleeftijd, het tijdperk der menschelijke vorming bij uitnemendheid. . In dubbele mate schoon is dat werk, wijl het bij voorkeur verricht wordt onder kinderen, die geestelijk verwaarloosd worden, wier moeder hen nooit op den Heere Jezus wijst en wier vader nooit de handen voor hen opheft ten gebede. De Zondagsschool doet dat schoone werk der Evangelisatie onder de jeugd in onafzienbaar wijden kring. Eiken Zondag komen door haar millioenen bij millioenen kinderen onder het liefelijk geklank Van het Evangelie. Een heerlijk werk, dat onder 's Heeren zegen voor ontelbaar velen tot groote winst is geworden. Op elk terrein is de jeugd de beste tijd om te leeren. Ook is zij de beste genadetijd. De meesten, die tot God en zijn dienst werden toegebracht, zijn in de jeugd bekeerd. Doch bij die heerlijke lichtzijde heeft deze Een -donkere arbeid ook een zwarten schaduwkant. Millioenen schaduw. bij millioenen kinderen worden op de Zondagsschool onderwezen en leeren daar zingen van den eenigen Naam, die onder den hemel den menschen tot zaligheid gegeven is. Daarom mag deze stichting heeten: het middel ter Evangelisatie bij uitnemendheid. Krachtig en veelzijdig werkend, wijl door de kinderen de weg ook tot de huisgezinnen wordt gebaand. Doch gerekend met de millioenen, die op de Zondagsschool worden onderwezen, draagt het onderwijs slechts voor een betrekkelijk klein getal de gewenschte vrucht. Het groote doel der Zondagsschool is, kinderen uit onchristelijke gezinnen te brengen onder de beademing van het Woord Gods, opdat zij leeren mogen het leven, 't welk zij van den Heere ontvingen, in den dienst Gods en tot Godes eer te besteden. Dit doel wordt slechts bij zeer weinigen getroffen. Bij zeer weinigen, althans in vergelijking met de onafzienbare schare, die op de Zondagsscholen wordt onderwezen. Vele malen is echter de zegen van de Zondagsschool heerlijk in het licht getreden bij leerlingen, die vroeg zijn gestorven. Menig sterfbed heeft op aangrijpende wijze getoond, dat het zaad, op de Zondagsschool in het kinderhart gestrooid, kostelijke vrucht mocht dragen. Doch tegenover die enkele godvruchtige sterfbedden van vroeg ontslapen kinderen, staan talloos vele voorbeelden van hen, die, nadat zij boven den Zondagsschool-leeftijd waren gekomen, aan den werelddienst en het ongeloof zijn toegevallen, zoo zelfs alsof zij nog nooit den naam des Heeren over zich hadden hooren uitroepen. Als het onderwijs voor honderden tot geloof en bekeering genadiglijk gezegend werd, moet daartegenover worden gesteld, dat het voor duizenden en nogmaals duizenden deze gewenschte. vrucht niet heeft gedragen. Bij de groote massa der leerlingen valt van het oprechte geloof en de waarachtige bekeering niets te bespeuren. Ten bewijze voor dit droeve feit beroepen wij ons op de verklaring van Stuart Roossel in „L'Ecole du Dimanche", als hij zegt, dat slechts een vijfde der kinderen, die de Zondagsschool verlaten, zich voegt bij de Kerk. Ve, d. i. dus 20 van de 100, terwijl bij de overige 80 het gestrooide zaad door allerlei oorzaken tot verstikking en versterving komt. Hoe ontroerend dit feit ook zij, toch mogen wij het niet bezien door den bril van het ziekelijk en moedberoovend pessimisme. Want het Woord des Heeren heeft een veelNooit geheel voudige kracht. Het keert, waar het verkondigd vruchteloos, wordt, nooit ledig weer. Altijd volvoert het het welbehagen Gods. De Zondagsschool brengt al haar leerlingen in contact met Gods Woord, en zulks niet nu en dan, maar voortdurend, heel een reeks van jaren achtereen. Dit nu kan nooit en voor geen enkelen leerling geheel tevergeefs, ten eenenmale vruchteloos zijn. Het Woord des Heeren biedt ons niet alleen een evangelie tot zaligheid der ziel. Het brengt ons ook een evangelie voor het lichaam. Er is niet slechts een particuliere genade, die behoudend en reddend zich doet gelden ten eeuwigen leven; er is ook een gemeene gratie, waarvan een opheffende, zij het ook uitwendige zegen uitgaat op het tijdelijke en aardsche bestaan. Het Woord Gods werkt niet alleen genadegevend en levenwekkend, het oefent ook een zondebindenden en zondestuitenden invloed. Voor den leerling is, ook waar hij de wereld en de zonde dient, wat hij op de Zondagsschool leerde, meestal een remmende kracht, die hem voor geheele verwildering bewaart. Gelijk de engel Bileam op zijn reis naar Balak tegenkwam en hem in 't nauw bracht, zoo is het onderwijs, op de Zondagsschool genoten, later voor menigen leerling als een waarschuwende en dreigende gestalte, die, wanneer het hart door den lust tot de zonde is ontstoken, hem het vlammend zwaard van Gods Wet doet zien. Wie eenmaal het Woord des Heeren heeft vernomen, is voor een machtig feit gesteld, dat nooit meer ongedaan gemaakt kan worden. Het Woord Gods blijft hém zegenend vergezellen, zoo hij gelooft; of waarschuwend achtervolgen, als hij er zich ongeloovig tegen verzet. Dat bleek ons duidelijk, toen een wereldsch man, met wien wij in gesprek kwamen, zeide, hoe hij in zijn jeugd op de Zondagsschool had gegaan en daarvan aldoor last had ondervonden. Hij bedoelde, dat het hem gedurig ontrustte en benauwde in de consciëntie. Nooit en voor niet één leerling is het onderwijs der Zondagsschool geheel tevergeefs. De weg wordt daar bekend gemaakt. En dit, al was er maar één uur op de Zondagsschool doorgebracht, legt onder zware verantwoordelijkheid. Die den weg geweten heeft en hem niet bewandelde, dien zal, wijl hij tegen beter weten in zondigt, een dubbel zwaar oordeel treffen. Doch wij hebben in stelling I niet het woord vergeefs, maar vruchteloos gebruikt. En wij deden zulks met opzet. Wij wilden er mee aanduiden, dat het onderwijs op de Zondagsschool voor geen enkelen leerling zonder vrucht, zelfs niet zonder kostelijke vrucht is. De geestelijk verwaarloosde kinderen, die de hoofdbevolking der Zondagsschool moeten uitmaken, komen uit de dorre vlakte der ongodisterij, vele zelfs uit de poelen van allerlei uitbrekende goddeloosheid. Hun geheele levenssfeer is diep treurig. Op de Zondagsschool komen zij in aanraking met de dingen van het koninkrijk Gods, met de heerlijkheid der Godsopenbaring. Dit is een feit van diep ingrijpende beteekenis. Thuis wordt nooit gebeden — de onderwijzer begint en eindigt elke les met gebed. Thuis hooren zij veelal vloeken — de onderwijzer houdt ze voor, hoe groote zonde vloeken is. Thuis leven de ouders gedachteloos voort, zonder om God en zijn Woord, zander om dood of eeuwigheid zich te bekommeren De onderwijzer stelt den leerlingen voor oogen de beteekenis van het leven, het gewicht der eeuwigheid, de schrikkelijkheid der zonde, de grootheid van Gods genade in Christus, en het vreeselrjke van het oordeel Gods, dat eenmaal over alle goddeloosheid en ongerechtigheid der menschen zich zal doen gelden. De leerling komt op de Zondagsschool dus in contact met de wereld der hoogere, der geestelijke dingen. Het pittige zout der waarheid wordt in de troebele waterwel, waaruit de samenleving in zijn huis gevoed wordt, geworpen. Dit heeft altijd een zuiverenden invloed. Een kind, 't welk gedurig wordt voorgehouden, dat vloeken, vechten en sabbatschennis groote zonden zijn, wordt voor een hoogere levensopvatting geplaatst, en ondergaat daardoor, veelal nog onbewust, een opheffenden invloed. Zijn leven wordt onwillekeurig tot een hooger peil opgevoerd. .. . Tweeërlei is daarom de zegen, die van den vande^arbeid^r arDeW der Zondagsschool uitgaat. Vele kinderen, Zondagsschool. die in diepe onkunde geestelijk geheel dreigen weg te kwijnen, zijn door het onderwijs, dat aan het jeugdige hart werd geheiligd, geleid tot het kruis van Christus, tot erkentenis van zonde en tot ervaring van Gods genade en werden uit de woestijn van het ongeloof overgebracht in den hof van 's Heeren Kerk. Dit is de hoogste, degewenschte vrucht. Doch er is, gelijk wij zooeven zeiden, ook nog een andere vrucht op dezen arbeid. Wel veel lager staand, maar desniettemin van zeer groote beteekenis. De Zondagsschool is voor velen, die in de laagste, geestelijk ten eenenmale verwilderde kringen des volks leven, een cu^tiveerende, een beschavende macht. De kennis der goddelijke waarheden scherpt het geweten én verhoogt het levensmilieu. Door deze wordt in de drie maten meels een zuurdeesem gelegd, welke dóórtrekt en invloed oefent op alle betrekkingen van het leven. Het Woord Gods wijst ons niet alleen den weg naar den hemel, maar houdt ons ook voor, hoe wij ons in alle verhoudingen van het aardsche leven hebben te gedragen. Daardoor nu is de Zondagsschool — het staat met gouden letters in haar schoone historie geschreven — een bewarende macht tegen het verdervend geweld der zonde. Zij werpt een dam op tegen den stroom der revolutie, is een bolwerk tegen het ongeloof, een macht tegen de al voortgaande ontkerstening. Die beschavende en bewarende invloed mag echter het hoofddoel van dezen arbeid niet zijn. Wij brengen allereerst het evangelie. Doch het evangelie bevat cultiveerende factoren, die eenerzijds opheffen en verhoogen, andererzijds een gevoel van onbevredigdheid en teleurstelling nalaten, en op lateren leeftijd, als allerlei nood en ellende op den mensch aankomen, met kracht het onderwijs der jeugd in herinnering brengen. Zoo hebben wij in een ziekenhuis een moeder ontmoet, die weken aaneen ernstig krank was. Toen wij met haar in gesprek kwamen, bleek ons, dat zij op de Zondagsschool had gegaan. Bij het opgroeien was zij geheel in den dienst der wereld verstrikt en had een huwelijk aangegaan met een ongodsdienstigen man. Maar zij was nooit gerust geweest, deelde zij ons mee. Altijd beklemde haar een somber gevoel. De krankheid had dit met driedubbele kracht doen toenemen. „Als ik nu's nachts slapeloos neerlig", zoo vertelde zij ons, „is het, alsof ik den onderwijzer op de Zondagsschool nóg hoor spreken. En die herinnering pijnigt mij in de ziel." Nooit en voor geen enkelen leerling is het onderwijs der Zondagsschool vruchteloos. Deze gedachte plaatsen wij met nadruk voorop, 't Is de achtergrond, waartegen, zoo wij hopen, met duidelijke trekken het beeld zal uitkomen, dat wij u willen schetsen. Al zinkt dan ook de massa onzer leerlingen terug in den dienst der wereld, de arbeid, aan hen verricht, is volstrekt niet ijdel. Want alle echte evangelisatie breng het Woord Gods uit en houdt de ordinantiën des Hee ren voor Wie het groote voorrecht genoot, met deze bekend te worden gemaakt, is onder zware verantwoording gekomen. Hij is niet meer te verontschuldigen. Nooit kan hij zeggen, dat hij het niet geweten heeft, dat hij niet gewaarschuwd werd.'Ook waar de genade Gods aan het hart niet werd geheiligd, is het recht Gods toch aan hem verkondigd. En zoo het zijn hart niet bekeerde, het heeft toch het geweten getroffen. Broeders en Zusters, wijdt u daarom met lust en liefde, met trouw en ijver aan dien schoonen arbeid. En komt de gedachte weieens in u op, dat gij zoo weinig vrucht ziet, weest er dan van verzekerd, dat gij een schoonen en gewichtigen arbeid verricht, die nooit en voor geen enkelen leerling geheel vruchteloos wezen kan. II. Wijl de Zondagsschool haar leerlingen slechts juist tot aan de grens van den „critieken leeftijd" kan brengen, waarin allerlei verleidende en verderfelijke machten van allen kant zich doen gelden, moet al het mogelijke worden gedaan, om den invloed van het op de Zondagsschool gegeven onderwijs te bevestigen en te versterken. Is de arbeid nooit zonder vrucht, wij hebben, voorzooveel dit aan ons staat, ernstig er naar te streven, dat het werk de gewenschte vrucht drage. Als Stüaet RousseL' zegt, dat slechts een vijfde der Zondagsschoolleerlingen zich bij de kerk voegt, laat hij daarop de ernstige vraag volgen: „Vanwaar zulk een verlies? Vanwaar zoo weinig activiteit, zoo weinig werkzaamheid, om van die groote schare meer kinderen te behouden ?" Door deze woorden wordt de schuld van het verkwijnen en versterverl van het eens gestrooide zaad voor een aanmerkelijk deel gezet op rekening van de Zondagsschool zelf. Deze schuld heeft voornamelijk haar oorzaak in een ernstig gebrek van haar organisatie. Een jammerliik Wanneer de leerlingen 12 è, 13 jaar zijn gebrek in onze geworden, staat de Zondagsschool aan het einde organisatie. van haar taak. Als een vriendelijke leidsvrouw heeft zij hen tot nu toe vergezeld en liefderijk zich over hen ontfermd, doch op den leeftijd van 12 a13 jaar laat zij haar discipelen los. Zij kan ze niet langer vergezellen en leiden. Dit nu is inderdaad een zwakke stêe in de organisatie van het Zondagsschoolwezen. Als kleine kinderen heeft zij haar leerlingen bij de hand gevat; doch als zij tot knapen en meisjes zijn opgegroeid, trekt zij terug, om weer met andere kinderen zich ernstig in te laten.!Dit nu is een pijnlijk feit. Stel, dat een verdwaald kind uit een der dorpen rondom Rotterdam werd aangetroffen, 't welk geheel vreemd was in die omgeving. Uitnemend zou het zijn, als het door iemand geholpen en zorgvuldig geleid werd naar het station of naar de boot, zoodat het veilig in de stad aankwam. Maar zou het nu niet dwaas zijn, zoo de knaap in het warnet van die groote stad aan zich zelf werd overgelaten, om zelf maar te zien, waar hij belanden zou ? Gij gevoelt, die eerste hulp is kostelijk, maar zij is volstrekt niet genoeg. Als die zwerveling in Rotterdam is aangeland, is hij juist gekomen op de plaats, waar de gevaren van alle kanten dreigen en met eiken voetstap zich vermenigvuldigen. Neen, de kleine reiziger heeft noodig, dat hij midden door al de gevaren heen door een vriendelijke leidsman met vaste hand wordt vergezeld. Want eerst als hij in die groote stad is gekomen, breekt voor hem de moeilijkste periode van zijn reis aan. De arbeid der Zondagsschool is een zeer schoon werk, maar hij heeft een groote schaduwzijde, te weten dat hij de leerlingen niet verder kan brengen dan tot de grens van den kritieken leeftijd. Het kritieke, het gevaarlijke van dien leeftijd bestaat hierin, dat allerlei verleidende en verderfelijke machten van alle kanten zich doen gelden. Dat wil zeggen: de Zondagsschool laat haar leerlingen los op een tijdstip, als de wereld gereed staat, hen met open armen te ontvangen. De herder wijkt hier op het moment, als van alle zijden de listige wolven in het wijde veld achter heg en struik loeren, om het argelooze schaap te bespringen en te verscheuren. Wijl op dien leeftijd de eerste schrede op de maatschappelijke ladder gezet moet worden, staan de knapen en meisjes op hun werk bloot aan de verderfelijke invloeden van ongeloof en revolutie. Zij hooren allerlei gesprekken, op de fabriek en bij den weg, en lichtelijk worden zij daarbij door socialisme en anarchisme besmet. In hooge mate kritiek is het tijdperk, waarop de Zondagsschool haar leerlingen loslaat. En dit te meer, omdat die kritieke leeftijd vanwege de gevaren rondom, tegelijk is de c r i t i s c h e leeftijd, waarin allerlei vragen en bedenkingen in het jeugdige hart opkomen, die ernstig om beantwoording roepen. Gij gevoelt, alles hangt hier af van het antwoord, dat zij op die vragen bekomen. De_ periode der kinderlijke onbevangenheid is voorbij, de jeugdige geest wordt heen en weer geslingerd in een wereld van aandoeningen, gedachten en strevingen. De zin voor het kinderlijke spel houdt op, de raadselen van het leven komen op hem aan. 't Is de leeftijd van het ontwaken der sluimerende krachten. De eerste ritselingen van zelfstandigheid gaan dan door het leven des geestes. Op zulk een gewichtig moment des levens is loslaten volstrekt onverantwoordelijk. Daarom moet het ons streven zijn, hen vast te houden, zoo mogelijk met nog meer kracht en ernst, dan op de Zondagsschool geschiedde. Onder de vogels hebben vooral de watervogels met vele vijanden te strijden. Al de zorg voor de jonge eenden komt neer op de moeder. Op het land moet deze scherp uitkijk houden, opdat haar kiekens niet door roofzuchtig gedierte worden verscheurd. En als zij in het water zwemmen, worden zij uit de diepte belaagd door hongerige visschen. Menigmaal worden zij bij de pooten aangegrepen en naar beneden gesleurd, om daar te verdwijnen tusschen de kaken van een visch. Bovendien wordt het leven van een jong eendje nog door andere gevaren bédreigd. Soms is een heele familie watervogels verongelukt, wijl zij verward raakte in waterplanten op den bodem van een ondiep meer, waarin zij onderdook, om aan een vijand in de lucht te ontkomen. De jonge eendjes hebben dus een zeer kritieke periode te doorworstelen. Zoo kritiek nu is ook de leeftijd van de knapen en meisjes, als zij de Zondagsschool verlaten. Gevaren in en rondom hen bedreigen ze van alle zijden. Is het dan niet dringend noodzakelijk, al het mogelijke te doen, ten einde den invloed van het op de Zondagsschool gegeven onderwijs te bevestigen en te versterken? Op de vraag, wat tot dit doel in het werk moet gesteld worden, geeft de derde stelling het antwoord, III. Dringend noodzakelijk is het daarom, dat na de Zondagsschool Vervolgklassen komen, waarin jongens en meisjes afzonderlijk vergaderen. Deze instellingen kunnen een schakel zijn tusschen de Zondagsschool en de catechisatie en onze Jongelings- of Jongedochters-vereenigingen. Wat wij hierbij op het oog hebben, geeft he^woord *an de uitdrukking, Vervolgklassen n a de ZondagsVervoigkiasse. school niet onduidelijk te kennen. Vervolgklas, de naam spreekt o.i. voor zichzelf. Een vervolglijst is een lijst, een vervolgstof is een stof, die op een voorgaande volgt. Hier is niet alleen aansluiting aan hetgeen voorafging, doch ook een voortbouwen op den gelegden grondslag. Een vervolgstuk van een boek, dat in afleveringen verschijnt, biedt de nadere uitwerking der hoofdgedachte van het boek en brengt den auteur een schrede dichter tot het doel, dat hij zich heeft voorgesteld. Deze omschrijving geeft licht over den naam Vervolgklas. 't Is een klas, die op de Zondagsschool volgt, en die het werk, in de Zondagsschool begonnen, niet alleen bevestigen, maar vooral versterken en uitbreiden wil. Een Vervolgklas niet van, maar na de Zondagsschool. Dit wijst aan, dat zij een zelfstandig instituut behoort te zijn- De leerlingen dier klas zijn den Zondagsschoolleeftijd te boven gekomen; zij hebben de Zondagsschool verlaten. Het is goed, hen te doen gevoelen, dat wie op de Vervolgklas gaat, geen leerling van de Zondagsschool meer is. Als wij zeggen, dat deze klassen er noodzakelijk komen moeten, rijst vanzelf de vraag op: Wie heeft de roeping en het recht, ze te stichten ? n . . v Ook hierop geeft de naam Vervolgklas het volgkirsV/ericM antwoord. Aangezien het een instelling is, die moet worden. ten d°el heeft, het wérk op de Zondagsschool begonnen, te bevestigen en te versterken, ligt het voor de hand, dat het Evangelisatie-comité, waarvan onder toezicht des kerkeraads de Zondagsschool uitgaat, de roeping en het recht heeft, deze Vervolgklas te institueeren. De Vervolgklas roept in elk opzicht tot voortvaren. Gelijk iemand, die zijn weg vervolgt, hoe langer hoe meer zich verwijdert van het punt, waarvan hij uitgegaan is, en steeds dichter nadert tot de plaats zijner bestemming, zoo moet het ook zijn ten opzichte van de Zondagsschool en de Vervolgklas. Op de Zondagsschool zijn steeds gemengde Geen gemengde klassen, bestaande uit jongens en meisjes. Dit is klassen. jn overeenstemming met het natuurlijke leven, zooals God het schiep. Het heeft uit paedagogisch oogpunt groote voordeden, inzonderheid met betrekking tot de karaktervorming en het opwekken van den leerlust, die bij de meisjes meestal grooter is dan bij de jongens. In de Vervolgklassen echter behooren de jongens en meisjes afzonderlijk samen te komen. Na den leeftijd van 12 jaar is coëducatie niet betamelijk meer. Hier moet streng rekening gehouden worden met de ontwakende puberteit. Doch daarin alleen ligt de reden voor schiften niet. De opleiding van jongens toch is een geheel andere, dan die van meisjes. IZmÏSZ ?e Z^agsschool richt zich uitsluitend op en dt Vefvoig d? toebrenging der jeugd tot den Christus; klasse. zij legt haar leerlingen met de teederheid der liefde neer aan den voet van Golgotha's kruis. Maar de Vervolgklasse bepaalt zich niet bij dit centrale punt: het verkondigen van Christus als den eenigen Zaligmaker; zij richt uit het centrum het oog ook naar den wijden omtrek. Wel is het werk der beide stichtingen evangeliseerend van karakter; echter met aanmerkelijk verschil. De Zondagsschool brengt aan de kinderen de blijde boodschap van vrede met God door het dierbare bloed van Christus, de Vervolgklasse bedoelt tegelijk, opvoedend werkzaam te zijn. Ofschoon onderwijs en opvoeding nooit geheel van elkaar zijn te scheiden, treedt toch in de Zondagsschool meer het onderwijzend en in de Vervolgklas meer het opvoedend element naar voren. De Zondagsschool wil kennis aankweeken, zuiver geestelijke kennis: kennis van God en van Christus, kennis van zonde en van genade, kennis dus der verlossing, die in Christus Jezus is. De Vervolgklas wil daarbij ook opleiden tot kennis van het leven en van de levensverhoudingen, waarin straks haar leerlingen zullen komen. Hier treedt naast de kennis des harten, d. i. de zelfkennis, ook menschenkennis en wereldkennis, d. i. dus een begin van de Christelijke levens- en wereldbeschouwing. Nu gevoelt ieder terstond, dat daarbij voor de jongens geheel andere eischen gesteld worden dan voor de meisjes. Wijl zij een geheel andere levenstaak hebben, behoeven zij ook een bijzondere leiding. Deze Vervolgklassen, zoo luidt nu verder stelling III, kunnen een schakel zijn tusschen de Zondagsschool en de catechisatie en onze Jongelings- of Jongedochtersvereenigingen. Schakels brengen verbinding tusschen wat uit elkaar ligt. Zij maken de uit elkander liggende deelen tot een goed aaneengesloten vervolgreeks. De leeftijd der leerlingen, die wij op het oog hebben, vormt zelf ook een schakel tusschen de periode van het kind-zijn en den volwassen leeftijd. Op de Zondagsschool gaan kinderen, op de vereenlgingen jongelingen en jongedochters; tusschen deze beide leeftijden nu is een gaping. Daar ligt het tijdvak van den knaap en van het meisje tusschen. Deze belangrijke overgangsperiode eischt ernstige behartiging; en daartoe is de Vervolgklas het aangewezen middel. Algemeen wordt toegestemd, dat het onverzorgd laten der jongelieden het zwakke punt is in den arbeid der Evangelisatie. Doch op de vraag, hoe daarin verandering aan te brengen is, wordt een verschillend antwoord gegeven. Den leeftijdsgrens Sommigen hebben geadviseerd, den leeftijdsvoor het verlaten grens voor het verlaten der Zondagsschool op der Zondagsschool te schuiven tot het 16de of 17de jaar. Dit komt niet opschuiven. ons echter zeer bedenkelijk voor. Zij, die boven de twaalf jaar zijn gekomen, zijn de Zondagsschool eigenlijk ontgroeid. Zulke knapen en meisjes passen niet meer bij de kleine kinderen. De Zondagsschool zou er ongetwijfeld en allereerst schade door lijden, zoo dit advies werd opgevolgd. Want de leeftijd van 12—16 jaar vertoont een eigen type. Men kan met kinderen niet handelen, alsof ze knapen waren, en moet tot knapen niet als tot jongelingen spreken. De knapen denken anders, spreken anders en zoeken anders dan de kinderen. Het is noodig, in die verschillende gedachtensferen ons te verplaatsen. Wij hebben ons hier een doel voor oogen te stellen, dat bij de eigenaardigheid van den leeftijd past. Ook de knapen en meisjes moeten onderwezen worden naar den eisch huns wegs. En dat kan niet geschieden, door den tijd voor het verlaten der Zondagsschool te verschuiven. Want daar worden kinderen onderwezen naar den eisch huns wegs. Anderen hebben geraden: 't Is het best, dat de leerlingen, die de Zondagsschoolverlaten, tot de catechisatie geleid worden. Wij betwijfelen zeer, of dit inderdaad het best zou zijn. Op de catechisatie zijn de zonen en dochter De leerlingen voor ren van christelijken huize. Het peil van het de catechisatie nog , .. j. i_« u. l i. j niet rijp. onderwijs, dat hier wordt gegeven, staat voor de jeugd, die uit geestelijk verwaarloosde gezinnen komt, stellig te hoog. In Amsterdam werden verscheidene jongelieden van de Zondagsschool tot de catechisatie gebracht,'doch het onderwijs wilde niet vlotten, Daarom werd voor deze leerlingen een afzonderlijke catechisatie ingericht. Op de catechisatie is voor die jeugdige menschen alles vreemd. Bovendien gedraagt helaas! menige Christelijke jongen zich daar allesbehalve Christelijk, zoodat daardoor de belangstelling bfj deze vreemdelingen al weinig opgewekt zou worden. Doch ook waar een afzonderlijke gelegenheid voor catechetisch onderwijs wordt geopend, zijn wij nóg niet zonder bezwaar. De catechisatie heeft voor deze jongelieden een te eng begrensd doel. Zij toch leidt van den Doop tot het Avondmaal, vormt de onmondige leden tot mondige leden der kerk, en hiervoor zijn de leerlingen nog niet rijp. Ze moeten daartoe worden opgeleid. En dit kan het best geschieden door een afzonderlijk instituut, dat zich geheel richt naar hun eigenaardige omstandigheden. Vervolgklas en Ofschoon er wel eenige aanrakingspunten zijn, Gereformeerde is de Vervolgklas voor jongens iets anders, Knapen- dan wij gewoonlijk onder Knapenvergaderingen vergadering. verstaan. Deze zijn immers een opvoedingsmiddel voor Gereformeerde knapen. De Vervolgklasse arbeidt onder de jongelieden, die komen uit onchristelijke gezinnen. Zij hebben dikwijls een vader, die aan den drank verslaafd is, en een moeder, die vloekt en spot. De Gereformeerde Knapenvergadering mag en moet ook geen tak van evangelisatie zijn. Dit behoort de Vervolgklas voluit te wezen. Hier zijn afgedwaalden, die met het evangelie bekend moeten worden gemaakt. De Gereformeerde Knapenvergadering heeft een eigen doel en dus een eigen ontwikkelingsgang, waardoor zij zich welbewust van de Vervolgklas voor jongens onderscheidt. Toch behoort er o. i. verband tusschen deze beide te bestaan. Wij zouden wenschen, dat de leeftijd van 12—16 jaar in twee perioden werd begrensd: n.1. van 12—14 en van 14—16. Iets wat vooral in de steden geen bedenking kan hebben, wijl de klassen daar allicht eer te groot dan te klein zijn. Wij zouden dan de Vervolgklas als een overgang willen aanmerken tot de Gereformeerde Knapenvergadering, vanwaar de leerlingen, na aldaar twee jaren het onderwijs en de leiding te hebben genoten, konden overgaan tot de Jongelingsvereeniging. Ook kon dan met vrucht de catechisatie worden gevolgd. Deze gedachte wordt nog gesterkt door het volgende feit. Het is de ervaring ten opzichte van de weinige Vervolgklassen, die thans reeds bestaan, dat bij menig leerling, als hij 14 jaar is geworden, een verslapping in het bezoeken der vergadering komt. Als nu op dit tijdstip een andere wissel' werd geopend, zou dit hem door de bekorende kracht van het nieuwe veilig over dit doode punt heen kunnen brengen. Om dit ideaal te bereiken, zou er verband moeten bestaan tusschen de leiders der Gereformeerde Knapenvergadering en die der Vervolgklas. Zij dienen elkanders werk te kennen en beider werkzaamheid behoort verband te houden, doordien zij geregeld overleg plegen. Wanneer alzoo in verband wordt gewerkt, is de Vervolgklas het vruchtbaarst. Dan neemt zij de taak van de Zondagsschool over en draagt die straks weer af aan haar opvolgster. Zoo schakelt alles zich in elkaar. Nog één punt vraagt bij stelling Hl de overweging, n.1., hoe de Vervolgklasse haar leerlingen zal verkrijgen. Voorop sta hier, dat jongelieden van GereforHoe de Vervolg- meer(je nuize tot haar niet mogen worden toege- gen verkrifft laten-Voor dezen staan de Gereformeerde Knapenen Meisjesvereeniging open. Van de Vervolgklas moeten zij stellig worden geweerd, ook al gingen zij op de Zondagsschool. De concessie, daar voor hen gemaakt, mag hier geenszins gelden. Alleen de vertrekkende Zondagsschoolleerlingen uit verwaarloosde omgeving kunnen op de Vervolgklas geplaatst worden. Om dit te bevorderen, is het gewenscht, dat door de Zondagsschoolcommissies aan de leiders der Vervolgklas de namen worden opgegeven van de leerlingen, die heengaan. In de tweede plaats is het zeer aan te bevelen, gelijk in sommige groote steden geschiedt, aan de vertrekkende leerlingen een brief mede te geven voor hun ouders, waarin dezen worden opgewekt-en vermaand, hun kinderen naar de Vervolgklas te zenden, waarvan duidelijk het adres vermeld wordt. Zoodoende kan door de leiders der Vervolgklas controle worden geoefend, en kunnen degenen, die achterblijven, worden opgevischt. Ook bepale men zich ten aanzien van het opnemen van leerlingen niet tot degenen, die pas de Zondagsschool verlieten. Neen, van de zeer groote massa, die de Zondagsschoorjaten te boven gekomen zijn, moeten zoovelen, als men nog bereiken kan, worden nagegaan. Gelijk er in de Zondagsschool een commissie is, die er op uitgaat, om kinderen op de Zondagsschool te brengen, zoo behooren er ook bij de Vervolgklas broeders te zijn, om de weer afgedwaalden te zoeken. Hier is een wijd veld van teederen, maar zeer moeilijken arbeid. Voorts zegge men tot de leerlingen, die uit zich zelf zijn gekomen, dat zij kameraden en kennissen mogen medebrengen. Zoo zal het ongetwijfeld aan leerlingen voor de klassen niet ontbreken. Wij denken, dat men eer over te grooten toevloed, dan over te weinig deelneming bekommerd zal zijn. En deze bekommering is waarlijk niet ongegrond. Want het zijn vogels van zeer verschillenden snavel en gansch verscheiden pluimage, die hier tot de vensters komen gevlogen. De Vervolgklas zal een wijd veld vinden, doch vol steenen en vol distels, waar, èèr het zaaien beginnen kan, het ploegijzer en de eg ter dege in het werk gesteld moeten worden IV. De plaats, welke deze Vervolgklassen innemen, en het doel, dat zij beoogen, beslissen over de stof, die er behandeld moet worden, en over de methode, daarbij te volgen. De vierde stelling handelt over de leerstof dezer samenkomsten en over de methode, daarbij te volgen. Wij hebben hier te doen met een materieël en Leerstof voor de een formeel vraagstuk. Beide worden beheerscht Vervolgklas.