■ CB 20793 ANVANGSDIENSTEN JEUGDKERK MEDEDEELING. Onwetend overtraden wij de auteurswet, daar wij niet steeds woordelijk de tekst der liederen uit O. en N. Zangen en Laudamus overnamen, waarnaar wij verwezen. Wij herstellen het hier naar ons vermogen, door hieronder de juiste tekst te laten volgen. Tevens verbeteren wij eenige drukfouten. DE AUTEUR. ERRATA. Er staat: No. 1 :O.N.Z. 4 ten allen tijd No. 2 :O.N.Z. 9 Here „ morgenstond „ dank „ krachtig O.NZ. 28 Wie Hem mint als Zijn kind Buig zich voor Hem neder coupl. 2 Tot wij U No. 6 :O.N.Z. 6 Maar heel zijn volheid „ 113 Heer, erbarm No. 8 :O.N.Z. 9 krachtig No. 9 :0.N.Z. 28 Wie Hem mint, als Zijn kind Buig zich voor Hem neder coupl. 2 U alleen, anders geen, Onzen God en Here U zij eeuwig ere No. 11 :0.N.Z. 34 gaat ons vooraan, No. 12 Lof zij den Heer No. 13 :0.N.Z. 117a een nieuwen No. 14 :0.NZ. 25 Den boze Wijl hem No. 15 : Laud. 25 Uw vrede coupl. 2 O.N.Z. 62b het Oosten No. 16 :0.N.Z. 62b het Oosten No. 17 :0.N.Z. 112 En van nu aan enz. No. 18 :0.N.Z. 77 zaligwijdende O.N.Z. 102 3de regel: leeft Er moet staan: in allen tijd Heer morgen zang machtig Wie Hem mint, wie Hem vindt Sla zijn ogen neder, Tot zij U Maar al zijn volheid Here, erbarm machtig Wie Hem mint, wie Hem vindt Sla zijn ogen neder Los van 't stof, vol van lof Wil ik opwaarts zweven Om in U te leven I gaat u vooraan, (O.N.Z. 6) eenen nieuwen De bozen Wijl hen (O.N.Z. 27) Uw orde den Oosten den Oosten nu en immer, en van eeuwigheid tot eeuwigheid o, gij wijdende zweeft Aa nvangsdiensten voor de JEUGDKERK Samengesteld door de Vereniging voor Godsdienstige Opvoeding Afdel ing Bussum Nadruk verboden A. VOORHOEVE voorheen J. M. BREDÉE'S UITGEVERS MIJ. N.V. ROTTERDAM TOELICHTING. Bij het samenstellen van deze aanvangsdiensten gingen wij uit van deze mening, dat een aanvangsdienst geen complete liturgie kan en mag zijn. Daarin immers zijn elementen, die de jeugd onmogelijk kan meevoelen. De aanvangsdienst voor de jeugd geve in de eerste plaats wijding, er worde plaats geruimd voor aanbidding, de aandacht worde getrokken naar een bepaalde hoofdgedachte, waarbij het vervolg van den dienst aansluit. Daarenboven maken wij de jeugd vertrouwd met de bijbelgedeelten, welke door leider en jeugd afwisselend worden uitgesproken, zodat deze een bezit worden voor hun leven. Sommigen hebben bezwaren tegen het in koor zeggen. Natuurlijk kan men ook de plaatsen, met J. of K. aangegeven, door één jongen of één meisje laten zeggen. Wij geven verre de voorkeur aan het samen zeggen. Immers, hoe belangrijk is het dat allen een werkzaam aandeel nemen in de dienst! Door reeds bij jongere kinderen (juniors) een aanvang te maken, worden veel moeilijkheden ondervangen en, indien op zuivere toon gesproken, gaat van het samen zeggen ernst en wijding uit. (Men leze hierover: Wijding in de Kinderkerk, u'rtg. A. Voorhoeve, v.h. J. M. Bredée, R'dam). Voor de feestdagen zelf gaven wij geen aanvangsdiensten, daar op deze dagen de dienst in zijn geheel gewoonlijk een ander karakter draagt. Overigens vindt men hiervoor voorbeelden in „Wijding in de Kinderkerk", terwijl ook de Ver. voor Godsd. Opvoeding jaarlijks speciale Kerstdiensten voor de verschillende leeftijden verkrijgbaar stelt. Deze aanvangsdiensten zijn in het bijzonder voor Oudsten afdeling en Jeugdkerk bedoeld. Voor kinderkerk of juniors verwijzen wij naar het gelijktijdig verschijnend bundeltje bevattende 12 meer eenvoudige aanvangsdiensten. Hartelijk danken wij allen, die ons toestemming verleenden tot overname van de liederentekst. Onderaan ieder lied wordt voor den organist verwezen naar de betreffende bundel en wel ais volgt afgekort: M. v. Woensel Kooy: Oude en Nieuwe Zangen O. N. Z. M. v. Woensel Kooy: Laudamus Laud. M. v. Voorst v. Beest: Jeugdzangen Jz. V. Witte Eechout: Voor onze Kleintjes V. O. K. Moge Gods zegen rusten pp deze arbeid! B. 1. LOF AAN GOD. Juicht Gode, gij ganse aarde; zingt de eer zijns naams, verheerlijkt Hem met een lofzang I Zang: Grote God, wij loven U, Heer, o sterkste aller sterken I Heel de wereld buigt voor U, En bewondert uwe werken. Die Gij waart ten allen tijd, Blijft Gij tot in eeuwigheid. O. N. Z. 4 : 1. Li Heilig, heilig, heilig is de Heer, de God der heerscharen. Hemel en aarde zijn vol van uwe heerlijkheid. Hosanna in den hoge! Zang: Wij loven U, wij loven, prijzen U, wij bidden U aanl O. N. Z. 119a, fragment. L.: Laat ons knielen voor den Heer, die ons gemaakt heeft! Zang: Komt, laat ons samen nederknielen Voor Hem, die ons geschapen heeft. Hem zij d' aanbidding onzer zielen, Die 't Leven is, en 't leven geeft) Hij strooit de jaren voor zich henen, Gelijk de landman 't koren strooit; De tijden kwamen en verdwenen, Der tijden God verandert nooit! Gez. 250. L: Want Hij is onze God! Jeugd: En wij zijn het volk zijner weide, de schapen zijner hand. L.: Geen schepsel is voor Hem verborgen, maar alle dingen zijn ongedekt en geopend voor zijn ogen. J.: In Hem leven en bewegen wij ons en zijn wij. L.: Heil hen, die Gij doet naderen om te vertoeven in uwe voorhoven! Hem, die op den troon zit en het lam zij lof en eer en heerlijkheid tot in alle eeuwigheid I Zang: Lof, eer en prijs zij God Door aller schepsïen tongen Op zijnen hemeltroon Aanbiddend toegezongen I Den Vader en den Zoon En ook den heil'gen Geest) Drieënig God, die blijft Wat Hi| steeds is geweest) O. N. Z. 10. 2. ZONDAGSHEILIGING. Leider: Hoe lieflijk is uw woning, o Heer der heerscharen. Heil degenen, die uw huis bewonen, die U bestendig loven I Zang: Nu looft den Heer met blijde stem. Komt all' u stelle' in dienst van Hem! Komt met gejubel in zijn licht. Komt voor zijn heilig aangezicht! O. N. Z. 3. Ll Onderhoudt den Sabbatdag, dat gij dien heiligt. Jeugd: Heilig is de Heer onze God! L: Waar twee of drie vergaderd zijn in mijnen naam, J.: Daar ben Ik in het midden van hen, spreekt de Heer. L: Prijst den Heer, onzen God, buigt u neder voor den berg zijner heiligheid. Zang: Heilig, heilig heilig, Here, God almachtig I Vroeg in den morgenstond Wordt U mijn dank gewijd! Heilig, heilig, heilig, liefdevol en krachtig, God, één in Wezen O, drievuldigheidI O. N. Z. 9. L: Wie zal des Heren berg beklimmen, wie zal slaan op de heilige plaats? J.: Wie rein van handen en zuiver van hart is en die n'-et jaagt naar ijdele dingen. Zang: God, enkel licht. Der sterren pracht Voor wiens gezicht Is bij Hem^ nacht, Niets zuiver wordt bevonden, Hoe hel zij schitr'ren mogen, Ziet ons bevlekt, En wij belaan Met schuld bedekt, Met euveldaan, Misvormd door duizend zonden. Wat zijn wij in zijn ogen? Gez. 83. L: De Heer is met u, indien gij met Hem zijt; als gij Hem zoekt, zo zal Hij zich laten vinden. J.: Ik verwacht den Heer, mijn ziel verwacht, ik hoop op zijn woord. L: In stilheid en vertrouwen ligt uw kracht; heil allen die op Hem hopen. Zang: Oog en hart naar boven. God is in ons midden. Laat ons diep in 't stof aanbidden I God is tegenwoordig, alles in ons zwijge, Dat zijn stem gehoor verkrijge! Wie Hem mint als zijn kind, Buig' zich voor Hem neder, Geev' Hem 't harte weder. Kom hier binnen wonen, laat mijn hart uw schatten Als een heiligdom omvatten I Gij, Gij zijt niet verre, louter ziel en zinnen. Tot wij U volmaakt beminnen I Waar ik ga, zit of sta. Laat mij aan uw voeten, Heerl uw blik ontmoeten. O. N. Z. 28. 3. VERTROUWEN OP GOD. Leider: Komt, laten wij jubelen voor den Heer, laten wij ons eerbiedig nederbuigen en knielen voor den Heer onzen Schepper, want Hi| is onze God, en wij zijn het volk dat Hij weidt, de schapen zijner handt Zang: Lof zij den Heer, den almachtigen Koning der erel Dat aard' en hemel den lof zijner glorie vermerel Meng in 't geklank. Ziel, uw aanbiddenden dankl Zing' al wat ademt den Heerel Lof zij den Heer, die de werelden dacht en zij waren, Die al de dropplen geteld heeft der golvende baren I Die met zijn staf. Heerst van uw wieg tot uw graf: Psalmzing' uw hart met de snaren. O. N. Z. 6. L: De Heer is mijn herder, niets ontbreekt mij; Hij doet mij nederliggen in grazige weiden, Hij verkwikt mijn ziel, Hij leidt mij in het rechte spoor. Jeugd : Ook al reis ik door een duister dal", ik vrees geen kwaad, want Gij zijt met mij. L.: Heil den mens, die op U vertrouwt! z. o. z. Zang: 'k Sla d' ogen naar 't gebergte heen. Vanwaar ik dag en nacht Des Hoog sten bijstand wacht! Mijn hulp is van den Heer alleen, Die hemel, zee en aarde Eerst schiep en sinds bewaarde. De Heer zal u steeds gadeslaan, Opdat Hij in gevaar Uw ziel voor ramp bewaar'I De Heer, 't zij g' in of uit moogt gaan, En waar g' u heen moogt spoeden, Zal eeuwig u behoeden. Ps. 121. O. N. Z. 16. L: Jezus sprak: Weest niet. bezorgd voor uw leven, wat gij eten of wat gij drinken zult, of voor uw lichaam, waarmee ge u Meden zult. Is niet het leven meer dan het voedsel en het lichaam dan de kleding? J.: Aanschouwt de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien of maaien of in schuren verzamelen en nochtans door uw hem eisen Vader worden gevoed. L: Gaat gij hen niet verre te boven? — Wie van u kan met bezorgd te zijn aan zijn levensweg één el toevoegen? En waarom maakt gij u bezorgd over kleding? Leert van de leliën des velds, hoe zij groeien: zij zwoegen niet en spinnen niet en ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn luister niet is bekleed geweest gelijk één van deze. Indien nu God het gras des velds dat Reden groeit en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veeleer kleden, gij kleingelovigen? Maakt u dan niet bezorgd en zegt niet: wat zullen wij eten? Of wat zullen wij drinken, of waarmee zullen wij ons kleden ? J.j Want dat alles streven de heidenen na; uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft. L: Maar zoekt eerst zijn koningsschap en de gerechtigheid, die daartoe behoort en dat alles zal u als een toegift geschonken worden. Zang: Beveel gerust uw wegen. Al wat u 't harte deert. Der trouwe hoed' en zegen Van Hem, die 't al regeert) i vj Die wolken, lucht en winden Wijst spoor en loop en baan, Zal ook wel wegen vinden, Waarlangs uw voet kan gaan. Gez. 273. Li Werpt uw zorgen op den Heer, Hij zal u behoeden. 4. DE LIEFDE GODS. Leider: Geloofd zij de God en Vader van onzen Heer Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegeningen) Zang: Geloofd zij God met diepst ontzag. Hij overlaadt ons dag aan dag Met zijne gunstbewijzen) Die God is onze zaligheid, Wie zou die hoogste majesteit Dan niet met eerbied prijzen? Die God is ons een God van heil, Hij schenkt uit goedheid zonder peil, Ons 't eeuwig, zalig leven I Hij kan en wil, en zal in nood Zelfs bij het naad'ren van den dood. Volkomen uitkomst geven. Ps. 68. L: Ziet, hoe grote liefde de Vader ons gegeven heeft, dat wii kinderen Gods genaamd worden. Jeugd: Een ieder, die liefheeft, is uit God geboren en kent God. k> Hij, die niet liefheeft, heeft God niet gekend, Ijl Want God is liefde. L: Indien wij elkander liefhebben, zo blijft God in ons en zijn liefde is in ons volmaakt. Indien iemand zegt: Ik heb God lief en haat zijn broeder, die is een leugenaar. J-: Want dit is de liefde tot God, dat wij zijn geboden bewaren. L: Dit is het grote gebod: Hebt God lief boven alles en uw naaste als u zelve. Zang: God van liefde, waarheid, macht, U zij aanbidding toegebracht) Wat doet ons schade, Als uw genade. Heer, vroeg en spade. Ons is nabi|? God van liefde, waarheid, macht, Geef ons tot het goede kracht. Jz. 97. z. o. z. Li De liefde is lankmoedig, de liefde is welwillend, nimmer afgunstig. J.: Zij zoekt niet haar eigen belang, zij wordt niet verbitterd en denkt geen kwaad. Li Zij verheugt zich niet over de ongerechtigheid maar verblijdt zich in de waarheid. J.: Zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen. L: De liefde vergaat nimmermeer. Zang: Looft den Heerl In grote ontferming Ziet Hij neer op al wat leeft; Onder zijne vleug'len nestelt Veilig al wat adem heeft. Heien wil Hij 't wonde harte, Luisi'ren naar der wezen klacht; Elke smeekbêe wil Hij horen, Groot is zijne liefdemacht. Looft den Heer! Gij alle volken, Jong en oud, vermeldt zijn eer! Heft omhoog uw dankb're handen Voor zijn liefde! Looft den Heerl Jz. 115. ^L5. GOD KENT ONS. Leider: Tot U, o Heer hef ik mijn ziel opl Op U vertrouw ikl Zang: God is mijn lied, Hij is de God der krachten; Heer is zijn naam, groot zijn zijn werken t' achten, Het gans heelal is zijn gebied. Gez. 16. L: Heer, Gij doorgrondt en kent mij. Gij weet mijn zitten en mijn opstaan. Gij verstaat van verre mijn gedachten. Zang: Hij kent ons hart, Ons wensen,' bidden, smachten, Wat kwaad wij doen, wat goed wij ooit betrachten En ijlt ter hulp in onze smart. Gez. 16. L.: Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen. J.: Met al mijne wegen zijt Gij vertrouwd. L.: Ziet, des Heren oog is over degenen, die Hem vrezen, op degenen, die op zijn goedertierenheid nopen. J.: Er is geen woord op mijn tong, dat gij, Heer, niet volkomen kent. Li Steeg ik ten hemel I Gij zijt daarl Daalde ik tot in de diepte der aarde. Gij zijt daarl Nam ik de vleugelen des dageraads, dat ik mij nederzette aan de verste zee, zo zoude ook daar uw hand mij vatten, uw rechterhand zou mij grijpen. Zang: Steeds aan mijn zij, Waar ik mij ook begeve, Waar ik omhoog, waar in de laagte zweve. Al waar ik ben, verzelt Hij mij. Gez. 16. Lm Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; onderzoek en ken mijn gedachten. J.: Maak mij den weg bekend, dien ik moet gaan. L.: En leid mij op den eeuwigen weg. Zang: Niets is, o Oppermajesteit, Bedekt voor uw alwetendheid. Gij kent mij, Gij doorgrondt mijn daan, Gij weet mijn zitten en mijn staan. Wat ik beraad of wil betrachten. Gij kent van verre mijn gedachten. Ps. 139. 6. GOD ONZE VADER. Leider: O Heer, Gij zijt onze Vader, wij zijn het leem. Gij onze boetseerder; wij allen zijn het werk uwer handen. Zang: Lof zij den Heer, die u bootst' uit vergank'lijke aarde, Maar heel zijn volheid uw eeuwigen geest openbaarde, Hij had u lief, Die tot zijn kind u verhief. Hoger dan d' eng'len in waarde. O. N. Z. 6. L: Allen zijt gij kind'ren Gods, door het geloof in Jezus Christus. Jeugd: Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, dat wij kinderen Gods genaamd worden. L.: Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde, omdat de kracht Gods in hem blijft. Zang: Heer, erbarm U onzer. Christus, erbarm U onzer. Heer, erbarm U onzer. O. N. Z. 113. L: En wanneer iemand toch zondigt, zij hebben een voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, dén rechtvaardige. Gedraagt u dan als navolgers Gods, als geliefde kinderen en leidt een leven van liefde, gelijk Christus u liefgehad heeft. Zang: Welk een liefde, vol van leven, Steeds en nooit genoeg geroemd, Heeft de Vader ons gegeven, Dat Hij ons zijn kind'ren noemtl Neenl de wereld weet het niet Wat Gods grote liefd' ons biedt: Als zij 't wist, met zielsbegeren Zou zij mee tot God zich keren. Gez. 195. L.: Gij nu, mijn kinderen, blijft in Hem, opdat gij, wanneer Hij zich openbaart, vrijmoedig vertrouwen moogt hebben en wij ons voor Hem niet nebben te schamen bij zijn komst. Zang: Wie in zulk een hoop mag leven. Reinigt zich van elke smet; 't Vlekloos voorbeeld na te streven Is zijn lust en hoogste wet. 't Is zijn strijd- en zegelied: „Die in Hem blijft zondigt niet; „Kinderen, uit God geboren, „Zijn tot heiligheid verkoren I" Gez. 195. 7. 't LICHT DER WERELD. Leider: Geloofd zij God, de Vader der lichten, die ons met zijn geest verlicht en onder ons wil wonen. De Heer zij met ul J i ■ ■ » Zang: En met uwen geestl fm *> » [' \ \ V f \ " II ~ en met U........wen geest. L: In den beginne was het woord en het woord was bij God en het woord was God. Het was in den beginne bij God. Alle djngen zijn door Hem geworden en zonder Hem is niet één ding geworden dat geworden is. In Hem is het Leven en het Leven was het licht der mensen. En het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet overmocht. Zang: Morgenglans der eeuw'ge zon, Geef ons, aan de zonde dood, Weerschijn van des hemels zalen, 't Oude leven af te sterven; Licht uit d' onu'rtputb're bron! Doe bij 't nieuwe morgenrood Kom met schitterende stralen, 't Nieuwe leven ons verwerven. En verdrijf door uwe macht, Door den doodsnacht heengegaan. Onzen nacht. Opgestaan. Laua. 6. W. v. Dr. H. Pierson. L.: Het waarachtige licht, dat een iegelijk mens verlicht, was komende tot de wereld. Het was in de wereld en de wereld is door Hem geworden — en de wereld erkende Hem niet. Hij kwam tot zi|n eigen woning en de zijnen ontvingen Hem niet. Maar allen, die Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden. Jeugd: Zend uw licht en uw trouw, dat die mij geleiden en mij voeren naar uw heiligen berg, naar uw woning. L: En Jezus zeide: Ik ben het Licht der wereld, die Mij volgt zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben. J.: In uw licht zien wij het Lichtl Li Die zijn broeder liefheeft, blijft in het licht en geen duisternis is in hem. H Komt, laat ons wandelen in het licht des Heren I Lj De nacht is voorbijgegaan en de dag is gekomen, laat ons dan afleggen de werken der duisternis en aandoen de wapenen des lichts. Zang: O grote Christus, eeuwig licht, Niets is bedekt voor uw gezicht. Die ons bestraalt, waar wij ook gaan. Al schijnt geen zon, al licht geen maan. Houd ons gemoed voor U bereid. Opdat het blij uw komst verbeidt. Daar 't in een stil vertrouwen leeft. Dat Gij ons onze schuld vergeeft. O Vader, dat uw liefd' ons blijkl O Zoon, maak ons uw beeld gelijk. O Geest, zend uwen troost ons neer, Drieënig God, U zij al d' eer. Wijze O. N. Z. 52 of Laud. 8. 8. heiliging. Leider: Heilig, heilig, heilig is de Heer, lankmoedig en groot van goedertierenheid. Zang: Heilig, heilig, heilig. Heer, God almachtigI Vroeg in den morgen wordt U mijn zang gewijd I Heilig, heilig, heilig, liefdevol en krachtig, God, één in wezen, o, drievuldigheid I O. N. Z. 9. L.: Hij hergaf onze ziel het leven, weerhield onzen voet van wankelen. Jeugd: Hij is het, die onze harten kent en let op onze daden. Lj Weest heilig, want Ik ben heilig, spreekt de Heer. Ei Schep mij een rein hart, o God en geef in mijn binnenste een nieuwen, vasten geest. Zang: Geef mij een rein en teder hart, Geef mij een vasten, fieren wil. Een hart dat U zozeer bemint, Die enkel op uw pad wil gaan; Dat het in alle vreugde en smart Om zo blijmoedig, nedrig, stil, In U een Vader zoekt en vindt. Gelovig in uw dienst te staan. Geef mij, o Heer, het hoogste goed, Dat ooit gevonden werd op aard: Een diep, een rijk, een vroom gemoed, Laud. 32. Uw godd'lijk welbehagen waard. Jz. 10. L: Uw liefde zij ongeveinsd. Hebt een afschuw van het kwade. J.i Weest gehecht aan het goede. L.: Weest in broederlijke liefde elkander genegen en gaat elkander voor in eerbetoon, onverdroten in ijver, vurig van geest, dienende den Heer. J.: Weest niet wijs in eigen oog. Vergeldt niemand kwaad met kwaad. L.: Behartigt het goede voor alle mensen. Wanneer uw vijand hongert, zo spijzigt hem, wanneer hij dorst, zo geeft hem te drinken. J.: Laat u niet door het kwade overwinnen, maar overwint het kwade door het goede. Lj Al wat waarachtig is, wat eerbaar is, wat rechtvaardig is, al wat rein is, wat beminlijk is, wat loffelijk is, wat deugd heet, wat lof verdient, bedenkt dat. Zang: Heii'ge Jezus, vorm mijn leden. Mijn krachten en begeerlijkheden, Dat aan mij alles U gelijk': 't Oog in 't zien, de voet in 't wand'len, Dat in mijn denken, spreken, hand'len, In alles uwe beeld'nis blijk'. Hervorm vooral, volmaak Mijn hart naar uwen smaak I Heii'ge Jezus! O, heilig mij Tot ik, als Gij, Geheel volmaakt en heilig zij. Gez. 62. 9. HEER, LEER ONS BIDDEN! Leider: Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. Mijn hulp is van den Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft. Zang: Oog en hart naar boven, God is in ons midden, Laat ons diep in 't stof aanbidden! God is tegenwoordig, alles in ons zwijge, Dat zijn stem gehoor verkrijge! Wie Hem mint, als zijn kina, Buig' zich voor Hem neder, Geev' Hem 't harte weder. Maak mij recht eenvoudig, stil in den gebede. Diep vervuld van uwen vrede. Maak mij rein van harte, dat ik uwe klaarheid Schouwen moog' in geest en waarheid. U alleen, anders geen, Onzen God en Here O. N. Z. 28. U zij eeuwig ere. jz' 2l'. L.: En Jezus zeide: Bidt, en u zal gegeven worden, zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal opengedaan worden. Jeugd: Want een ieder die bidt, die ontvangt, en wie zoekt die vindt en wie klopt, hem zal opengedaan worden. L.: Of welk mens is er onder u, indien zijn zoon om brood vraagt, "!lza' *,em tocn 9"een steen geven? Of ook om een vis vraagt, hij zal hem toch geen slang geven? Indien dan gij die boos zi|t, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader in de hemelen goede gaven geven aan hen, die Hem bidden. Zang: Gij kent steeds mijne noden. Waarin Gij trouw voorziet. Gij geeft geen steen voor broden. Een slang voor vissen niet/ Wie komt tot U gevloden Dien Gij geen hulpe biedt? Gij laat den zondaar noden, Nog eer hij tot U vliedt. Gez. 194. L: Weest in geen ding bezorgd, maar laat uw begeerten in elk opzicht door gebed en smeking bekend worden bij God. Dit is het vrijmoedig vertrouwen, dat wij op God stellen: J.: dat, wanneer wij iets vragen volgens zijn wil, Hij naar ons luistert. L: En wanneer gij bidt, vergeeft al wat ge tegen iemand hebt, opdat ook uw Vader, die in de hemelen is, u uw overtredingen vergeve. J.: Heer, leer ons bidden) L: Gij dan bidt aldus: Onze Vader, die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd, uw koninkrijk kome, uw wil geschiede gelijk in den hemel, alzo ook op aarde. 1: Geef ons heden ons dagelijks brood, en vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onze schuldenaren, L: En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze, want U is het koninkrijk én de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Zang: Amen, amen, amenl O.N.Z. 118. 10. OOTMOED. Leider: Tot U hef ik mijn ogen op, die in den hemel troont. Gelijk de ogen der knechten zijn op de hand huns heren en de ogen der dienstmaagd op de hand harer vrouwe, zo zijn onze ogen op den neer onzen God, opdat Hij ons genadig zijl Zang: Vergeefs op eigen kracht vertrouwd, Wanneer God zelf het huis niet bouwt; Sterk ons als onze moed verflauwt. Jz. 134. L: Te dier ure kwamen de discipelen tot Jezus en vraagden: Wie is wel de voornaamste in het koninkrijk der hemelen? En Hij riep een kind tot zich, plaatste het in hun midden en zeide: „Voorwaar Ik zeg u, indien gij niet verandert en wordt als de kinderen, zo kunt gij zeker met ingaan in het koninkrijk der hemelen." Jeugd: Al wie zich dan verootmoedigen zal als een kind, die is de voornaamste in het koninkrijk der hemelen. L.: Gij weet, dat de regeerders der volken hen overheersen en de groten hen ten onder houden. Alzo is het onder u niet, doch zo wie onder u groot wil worden, die zal uw dienaar zijn, en wie onder u de eerste wil wezen, die zal uw slaaf zijn. J.: De Zoon des Mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. Zang: Ootmoed deed u, Heer der Heren, De lof van mensen licht ontberen, Uws Vaders ere zocht Gij maar; Waar men aardse roem of voordeel Ooit voorkeur gaf, uw wikkend oordeel Bestuurde juist den evenaar. Gij, die geen hoogheid zocht, Hoe groot G' ook wezen mocht. Gij d' ootmoed zelfl O, heilig mij. Dat ik als Gij Voor God en mens ootmoedig zij. Gez. 62. L: Jezus sprak: Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk ik u gedaan heb. J.: In ootmoedigheid, ieder den ander uitnemender achtend dan zichzelf, L: Niet ieder bedacht op zijn eigen belang, maar juist op het belang van anderen. Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook was bij Christus Jezus. Zang: Heii'ge Jezus, richt mijn schreden, Dat ik in uw voetspoor trede. Maak mijn hart in U verblijd. Die ons heerlijk voorbeeld zijt! Leer ons naar uw wil te hand'len En in uwe liefde wand'len, Opdat wij, uw beeld gelijk, Kind'ren worden van uw rijk. Wijze Gez. 27. Woorden v. Jacq. v. d. Waals. 11. WEEST STERK! Leider: Geloofd zij den Heer. Dag aan dag draagt Hij ons. God is ons heill Zang: God is mijn lied, Hij is de God der krachten. Heer is zijn naam, groot zijn zijn werken t' achten, Het gans heelal is zijn gebied I Hij staat mij bij. Hij is mijn kracht en leven, Al wat ik heb is mij door Hem gegeven; Wat ik behoef, dat schenkt Hij mij. Gez. 16. L: Tot U, o Heer hef ik mijn ziel op, op U vertrouw ik. Jeugd: Wees sterk, uw hart zij onversaagd, Gij die den Heer verbeidt! L: Hij geeft den moeden kracht, den machteloze vermeerdert Hij sterkte! J.: Zij, die den Heer verwachten, zullen de kracht vernieuwen. L.: Zij lopen en worden niet moede, zij wandelen en worden niet mat! Zang: Gordt u aan! gordt u aanl Gordt u moedig tot den strijd! Op! tot werk roept God zqn kind'ren, Weest tot zijnen dienst bereid I Laat geen zwakheid u verhind'ren, Komt! de Meester zelf gaat ons vooraan, Gordt u aan! gordt u aanl Onbevreesd! onbevreesd! Als een krijgsman flink en trouw, Wil ik in mijzelf bestrijden. Wat u. Heer, bedroeven zou! En bedwingen t' af» tijde, 't Eigenwillig hart het allermeest, Onbevreesd! onbevreesd! Sluit u aan! sluit u aanl Volgt den Koning in het licht! Wilt van Hem uw steun verwachten. Van zijn vriend'lijk aangezicht Straalt verblijden, dalen krachten. Draagt uw kruis den Meester achteraan. Sluit u aan! sluit u aan! Jz. 104. O. N. Z. 34. .Daarom/ ne^ ae slappe handen omhoog en sterkt de wankele knieën. Doet aan de wapenrusting Gods, opdat gij weerstand kunt bieden in den bozen dag en tot het eind strijdende stand moogt houden. J.: Heer, maak mij uwe wegen bekend, leer mij uwe paden I Ls Nu dan, wat eist de Heer uw God anders van u, dan dat gij Hem vreest, door standvastig op al zijn wegen te wandelen en Hem lief te hebben en Hem met uw gehele hart en met uw gehele ziel te dienen? Zang: Wie tot aan het einde volhardt, krijgt de kroon des levens. Wie tot aan het einde volhardt, krijgt de kroon des levens. Krijgt de kroon des levens. Jz. 137. Laud. 76. 12. OPDAT ZIJ ALLEN EEN ZIJN. Leider: De aarde is des Heren en al wat haar vervult, de wereld en die daarin wonen. Zang: Lof zij den Heer, den almachtigen Koning der erel Dat aard' en hemel de lof zijner glorie vermerel Meng in 't geklank Ziel, uw aanbiddenden dankl Zinge' al wat ademt den Here! L.: Jezus bad met deze woorden voor allen, die zijn naam belijden: „Doch niet voor deze alleen bid Ik, maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader in Mij en ik in U, dat ook zij in Ons één zijn, opdat de wereld gelooft, dat Gij Mij gezonden hebt. En Ik heb hen de heerlijkheid gegeven, welke Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn als Wij één zijn. Opdat zij in volmaaktheid één worden, opdat de wereld erkent, dat Gij mij gezonden hebt, dat Gij hen lief gehad hebt, gelijk Gij mij hebt liefgehad." Zang: In Hem is God ons aller God. Eén Heiland, één behoeder Is onzer aller broeder; Eén uitzicht is ons aller lot, Eén geest, die allen leidt In 't spoor der zaligheid. Als één van ziel, als één van zin Die één belang gevoelen Die 't zelfde wit bedoelen Verbinden w' ons in broedermin; Zodat w' in vreugd' en pijn Elkander alles zijn. Gez. 69. Li Hieraan zullen zij allen weten, dat gij mijn discipelen zijt, wanneer gij liefde hebt onder elkander. Jeugd: Want dit is de verkondiging, die gij van den beginne gehoord hebt, dat wij elkander moeten liefhebben. Li Daarom wanneer één lijdt dan lijden allen mede; wanneer één lid geëerd wordt, zo verheugen zich alle leden mede. J.: En het zal worden één kudde en één Herderl Zang: in Christus is geen oost noch west, In Hem geen zuid noch noord, Maar in geloof zijn allen één Die luist'ren naar zijn woord. Wie God in Christus Vader noemt, Weet zich met allen één. Al zijn zij 't niet in alles eens, Die éne weg betreen. Geen oceaan, geen berggevaart'. Geen ras, geen kerk, geen stand Beletten burgers ons te zijn Van 't zelfde vaderland. In Christus is geen oost noch west, In Hem geen zuid noch noord, Maar éne kudde zal 't eens zijn, Getrouw aan 's herders woord. Zendingsliederenbundel 77. Kan ook gezongen worden op wijze Gez. 13. 13. GODDELIJKE VERGEVING. Leider: Looft den Heer, mijn ziel, die al uw ongerechtigheid vergeeft, die u kroont met genade en barmhartigheden! Zang: Loof Hem, die u, al wat gij hebt misdreven; Hoe veel het zij, genadig wil vergeven; Uw krankheên kent en liefderijk geneest; Die van 't verderf uw leven wil verschonen, Met goedheid en barmhartigheên u kronen; Die in den nood uw redder is geweest. Ps. 103. Ui Heer, wees ons genadig. Wij hopen op U, wees eiken morgen onze arm, onze hulp in tijden van benauwdheid! Jeugd: Tegen U alleen heb ik gezondigd en gedaan wat kwaad is in uw ogen! Li Want onze overtredingen liggen in menigte vóór U; onze zonden getuigen tegen ons. Zang: O, Heer wij buigen voor U neer. Vergeef ons onze schuld! Geef Vader, ons uw vrede weer, Opdat ons hart U prijzen leer', Van eerbied meer vervuld. Heer, overstem met diepe rust Ons luide woord en werk; Maak ons uw fluist'ren weer bewust. Dat, zacht als dauw, de aarde kust. Uw liefde ons weer versterk'! Laud. 25. Jz. 136. L.: Aldus spreekt de Heer: In bekering en overgave ligt uw redding, in stilheid en vertrouwen uw kracht. J.: Heer, vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren! L.: Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid. Zang: Schep in mij, o God, een rein harte, en geef mij een nieuwen, vasten geest. Verwerp mij niet, verwerp mij niet van voor uw aangezicht, van voor uw aangezicht, en neem uwen Heiligen Geest niet van mij. O. N. Z. 117. L: Zo ver het oosten is van het westen, zó ver doet Hij onze overtredingen van ons. J.: Want Hij weet welk maaksel wij zijn; hij bedenkt, dat wij stof zijn. Li Gelijk een Vader zich ontfermt over zijn kinderen, ontfermt zich de Heer over wie Hem vrezen. l.i Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze schuld. L: Maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zó groot is zijn genade over wie Hem vrezen! Zang: Heer, waar dan heen. Tot U alleen! Gij zult ons niet verstoten; Uw eigen Zoon Heeft tot uw troon Den weg ons weer ontsloten. Wil, U ter eer, Steeds meer en meer 't Geloof in ons versterken) Dan zullen wij, Gereed en blij. Uit liefde 't goede werken. Gez. 83. 14. DE WAPENRUSTING GODS. Leider: Loof den Heer, want Hij is mijn sterkte en mijn loflied. Zang: De Heer zij met u, « En met uwen geest. ft. b j J P I ""P"*!" » I * en met U.......wen geest. L.: Doet aan de wapenrusting Gods, opdat gij stand kunt houden tegen de krijgslisten des duivels. Jeugd: Want onze worsteling gaat niet tegen vlees en bloed, maar tegen de wereldbeheersers van de duisternis rondom ons. m Neemt daarom öp de wapenrusting Gods, opdat gij weerstand kunt. bieden in den bozen dag. Zang: God is mijn licht. God is mijn heil, Hem heb ik mij verkozen. Hij is de kracht, waarheen ik ijl, Hij laaft m' als dauw de rozen. Wat beef ik dan? wat vrees ik nog? Geen schepsel kan mij deren toen, Geen mens op heel de wereld. Heer, wil mij leiden langs uw paan, Behoud me, in uw genade En neem mijn ziel in liefde aan, Dat nooit m' een vijand schade. Den boze heb ik tegen mij. Zo hard en zonder medelij, Wijl hem geen schroom kan binden. O. N. Z. 25. L: Houdt dan stand, uw lendenen omgord met waarheid. Gestoken in het pantser der gerechtigheid. Uw voeten geschoeid met bereidheid, om het evangelie des vredes onder alle omstandigheden te brengen. J.: Het schild des geloofs hanterende. Li Waarmede gij al de brandende pijlen van den boze zult kunnen doven. Zang: _ ' De lendenen omgord! schikt weg, wat u zou hind'ren Om volgzaam t' aller uur, langs d' ongewisse paan. Als knechten in Gods dienst, neen! als geliefde kinderen, Den weg, dien Hij u wijst, te gaan! Op, van de plek der rust in 't kampperk van het leven I Daalt willig, moet het zijn, ook van de plaats der eerl Of, zo Gods pad u leidt door donkr' olijvendreven, Neemt op uw kruis en volgt uw Heer! Gez. 254. Li Laat u ook aanreiken den helm des behouds en het zwaard des Geestes — dat is het woord Gods — onder louter bidden en smeken. J.i Bidt ten allen tijde in den geest. Zang: Wie tot aan het einde volhardt, \ .. krijgt de kroon des levens ) b,ï krijgt de kroon des levens. Laud. 76. Jz. 137. 15. GOD IS EEN GOD VAN VREDE. Leider: Komt allen, gij volken, verneemt, gij aarde en wat haar verYïl,'Ld?,.Heer tree* al* getuige tegen u op, de Heer vanuit zi|n heiligen tempel. Zang.- O, Heer wij buigen voor U neer. Kom, vrede Gods, opdat ons hart Vergeef ons onze schuld. AH' angst en zorg verliez'! Geef, Vader, ons uw vrede weer, Kom, heilig de verborgen smart, Updat ons hart U prqzen leer. Opdat ons leven, nu verward. Van eerbied meer vervuld. Uw vrede en schoonheid kiez'! Laud. 25. Jz. 136. L.: Ziet uw koning komt tot u, rechtvaardig is Hij, een redder der verdrukten. Hij spreekt tot de volkeren van vrede en zijn heerschappii zal zi|n van zee tot zee en van den stroom tot de einden der aarde. Hij zal richten tussen de natiën, rechtspreken tussen verre volkeren. Dan zullen zij hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen, hun speren tot sikkelen. Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen en de knigsdienst zullen zij niet meer leren. Jeugd: En zij zullen veilig wonen, want Hij zal groot zijn tot aan de einden der aarde. L.: Dat zal het heil zijnl Zang: Het daget in het Oosten Het licht schijnt overal, Hij komt de volken troosten, Die eeuwig heersen zal. De duisternis gaat wijkstn Voor d' eeuwenlang* nacht; Een nieuwe dag gaat prijken Mét ongekende pracht. Het daget in het Oosten, Het licht schijnt overall Hij komt de volken troosten, Die eeuwig heersen zal. O. N. Z. 62b. Li Jezus zeide: „Meent niet dat ik gekomen ben om de wet en de profeten voor ongeldig te verklaren; niet om ongeldig te verklaren ben ik gekomen. Maar om tot vervulling te brengen. Gij hebt gehoord dat tot de ouden gezegd is: Uw naaste zult gij liefhebben en uw vijand zult gij haten, maar IK zeg u: J.: Hebt uw vijanden lief, bidt voor hen die u vervolgen, opdat gij u kinderen moogt betonen van uw Vader, die in de hemelen is. Li Want indien gij lief hebt, die u liefhebben, welk loon hebt gij? Want Eén is uw meester en wij zijn allen broeders, Eén is uw Vader, die in de hemelen is." J.i Zalig zijn de vredebrengers, want zij zullen Gods kinderen genaamd worden. Lt Ere zij God in den hoge, vrede op aarde, in mensen een welbehagen 1 Zang: O Vredevorst, Gij kunt gebieden Den vrede op aard' en in mijn ziel. Doe eiken zondaar tot U vlieden, Dat al wat ademt voor U kniel'I Dit zal de God des heils bewerken: Hij zal den zetel, u bereid. Met recht en met gerechte sterken. Hem zij de lof in eeuwigheid! Gez. 229. 16. ADVENT. Leider: Verheft, O Poorten, uw bogen, verheft u, gij aloude deuren, opdat de Koning der ere inga. Zang: O, Gij, wien aard' en hemel zingen, Verkwik mij met uw heil'gen gloed; Kom met uw zachte glans doordringen O, zon van liefde, mijn gemoed. O. N. Z. ói. Ui Ik strek mijn handen tot U uit, mijn ziel verlangt naar U als een dorstig land. Jeugd: Wij wachten op licht en zie het is duisternis, op lichtstralen, maar wij gaan in donkerheid. Zang: Het daget in het oosten De duisternis gaat wijken Het licht schijnt overall Voor d' eeuwenlang* nacht; Hij komt de volken troosten Een nieuwe dag gaat prijken Die eeuwig heersen zal. Met ongekende pracht. De zonne, voor wier stralen Het nacht'lijk duister zwicht, En die zal zegepralen, Is Christus, 't eeuwig lichtl O. N. Z. 62b. L.: Maak u op, wordt verlicht, want uw licht komt, want des Heren heerlijkheid gaat over u opl J.: Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien! L.: En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet overmocht. Zang: Daar is uit 's werelds duist're wolken Een licht der lichten opgegaan. Komt tot zijn schijnsel, alle volken En gij, mijn ziele, bidt het aan! Het komt de schaduwen beschijnen, De zwarte schaduw van den dood. De nacht der zonde zal verdwijnen; Genade spreidt haar morgenrood! Gez. 229 : 1. L.: Baant in de woestijn een weg voor den Heer, effent in de wildernis een heirbaan voor onzen God. Zang-. Hoe zal ik u ontvangen, Uw Sion strooit U palmen Hoe wilt Gij zijn ontmoet? En twijgen voor uw voet, O, s werelds hoogst verlangen, En ik breng U in psalmen Des sterv lings zaligst goedl Mijn jubelende groet. Dat ons yw geest verlichte, Mijn hart zal 't feestkleed dragen Houd zelf de fakkel bi[. Van altijd jeugdig groen, Die, Heer, ons onderrichte, En van uw lof gewagen. Wat U behaag'lijk zij! Zo veel mijn lied kan doen. Gez. 270 : 1 en 2. 17. IN DE LIJDENSWEKEN. Leo'er: God zij ons genadig en zegene ons, Hij doe zijn aanschijn over ons lichten. Zang: Ere zij den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. Als het was in den beginne. En van nu aan, tot in alle eeuwigheid. O. N. Z. 112. Li Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet veraerve, maar het eeuwige leven hebbe. Jeugd: Onze krankheden, Hij nam ze op zich, onze smarten, Hij droeg ze. L.: Hij is om onze overtredingen doorwond, om onze ongerechtigheid is Hij verbrijzeld, de straf die ons het heil brengt, was op Hem, en door zijne striemen is ons genezing geworden. Zang: Ja, ik kost Hem die slagen, Die smarten en die hoon. Ik doe dat kleed Hem dragen. Dat riet, die doornenkroon. Ik sloeg Hem al die wonden, Voor mij moet Hij daar staan, . Ik deed door mijne zonden Hem al die jamm'ren aan. Gez. 123. Li Ik ben de goede herder, de goede herder stelt zijn leven voor zijn schapen. Daarom heeft de Vader mij lief, omdat ik mijn leven afleg om het terug te nemen. J.: Mijn schapen horen mijn stem en ik ken ze en zij volgen mij en Ik geef hun eeuwigheidsleven. L: Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en om zijn leven te geven als een losprijs voor velen. J.1 Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg. Ll Maar de Heer liet op Hem neerkomen ons aller ongerechtigheid. Zang: Kruis van Jezus, stille kracht. Die mij tot den Vader bracht. Spreid uw armen overal. Opdat elk Hem loven zal. Kruis van Jezus, stille kracht, Schijnend in des zondaars nacht, Teken van des mensen Zoon, Spreid uw glorie nu ten toon. Laud. 66. p En Hij zeide tot allen: Indien iemand achter Mij wil komen, die verlochene zichzelven en neme zijn kruis dagelijks op en volge Mij. Want zo wie zijn leven verhezen zal om Mijnentwil, die zal het behouden. J.: Want wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld wint, maar zichzelf verliest of ten gronde richt? Zang: Kruis van Jezus, stille kracht, Zie hoe alles naar u smachtl Wanneer zult gij, vrijheidsvaan. Lichtend aan den hemel staan? 't Kruis van Jezus antwoordt zacht: „Waarop is het dat gij wacht? Draag uw deel der wereldsmart, Laat mij heersen in uw hart." Laud. 66. 18. PAASBLIJDSCHAP. Leider: Looft den Heer, want Hij is goed, tot in eeuwigheid duurt zijn genadel Zang: O, verblijdende, zaligwijdende, Zegenbrengende Pasenti|d. Wereld in vrezen, Christus verrezen! Jubelt allen nu die Christ'nen zijt! O, verblijdende, zaligwijdende, Zegenbrengende Pasentijd. Dood is verwonnen, leven gewonnen. Jubelt allen nu die Christ'nen zijt! O. N. Z. 77. L.: Christus is uit den dood opgewekt als eersteling der ontslapenen! Zang: Halleluja, halleluja, halleluja! O. N. Z. 116. Li Wat zoekt gij den Levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan! J.i De Heer is waarlijk opgestaan! Zang: Ik zeg het allen dat Hij leeft, Dat Hij verrezen is, Dat Hij temidden van ons leeft En eeuwig bij ons is. Nu wordt de wereld schoon en blij Gelijk een vaderland. En 't nieuwe leven nemen wij Welzalig uit zijn hand. O. N. Z. 102. L.: Christus is de Opstanding en het Leven! J.: Christus is het Licht der wereld! L.i Die in Hem gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven. J.: Hij, die den Heer Jezus opgewekt heeft, zal ook ons opwekken door zijn kracht. Li Ontwaakt, Gij die slaapt en staat op uit de doden en Christus zal over u lichten! Zang: Ontwaak gij die slaapt en staat op uit de doön; En Christus zal over u lichten! Zo wekt u, zo dringt u als broeder, Gods Zoon, Eer Hij u als rechter komt richten. Ontwaak en sta op, het gevaar is zo groot. Wie kiest, o verdwaasde! voor 't leven de dood? Ontwaak, gij die slaapt in de zonde, met spoedl De nacht is zo lang reeds verdwenen; Het licht der genade, met blijdschap begroet, Heeft d aarde reeds eeuwen beschenen, En groots is uw roeping en heilig uw taak, En a uren zijn weinig, ontwaak dan, ontwaak! Gez. 199. L: Geprezen zij de God en Vader van Jezus Christus, onzen Heer. die naar zijn grote barmhartigheid ons deed herboren worden tot een leven van hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden! Jki Indien gij dan met Christus zijt opgestaan, zo zoekt de dingen die boven zijn. L: Dit is het eeuwigheidsleven, dat zij U kennen, den enen waarachtigen God en Hem, dien Gij gezonden hebt: Jezus Christus. Zang: Welzalig de vrome, die wandelt in 't licht, Door Christus den doodslaap ontrezen, Hoe vaak hier de dag voor de duisternis zwicht, 't Zal nimmermeer nacht voor hem wezen. Ontwaak, gij die slaapt en staat op uit de doön; Zo spreekt van den hemel uw Heiland, Gods Zoon. Gez. 199. 19. PINKSTERTIJD. Leider: Jubelt, gij hemelen, juich, gij aarde, gij bergen, breekt uit in gejubel! Want de Heer heeft zijn volk vertroost! Zang: Komt, zielen, deze dag moet heilig zijn bezongen! Spreekt God es daden uit, met nieuw ontroerde tongen! Zie, heden heeft de Geest veel helden uitgerust; Wij bidden, dat ook hier zijn rijke zegen rust. O. N. Z. 111. Ui Daarna zal Ik mijn Geest uitstorten op al wat leeft, spreekt de Heer, ja ook op uw dienstknechten en dienstmaagden zal ik in die dagen mijn Geest uitgieten. Jeugd: Reinig, Heer, ook onze harten door het vuur uws geest es! L.: En Jezus zeide tot zijn volgelingen: Het is u nut, dat Ik heenga, want wanneer Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen. J.: Doch wanneer Hij komt, de Geest der Waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden. Li En als deze gekomen is, zo zal Hij de wereld tot erkenning brengen van zonde, gerechtigheid en oordeel. De Raadsman, de heilige Geest, dien de vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u indachtig maken alles, wat Ik tot u gesproken heb. Zang: Geest des Heren, kom van boven!' Laaf met uw genadegloed Alle zielen, die geloven; Doe ze blaken van uw gloed! Op het blinken uwer stralen Buigt zich d' aard voor Jezus neer, Zaam'len zich van heind' en veêr Alle tongen, alle talen. Halleluja, U zij d' eer, U zij d eer, halleluja! Gez. 265. Li Die Geest zelf getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. L: En de vrucht des Geestes is: liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, betrouwbaarheid, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Zang: O, heii'ge Geest van God, daal neer! Ons met uw licht en kracht regeer! Vernieuw en heilig ons gemoed, O, Geest, door uw genade zoet. O, heii'ge Trooster, bode Gods! Wees voor den zwakk' een sterke rots, Vertroost bedroefden, groot en klein, Laat 't licht in hunne harten zijn. O, Geest van God, kom tot ons in En louter aller hart en zin! Doe ons, herboren, opgestaan, Het eeuwig leven binnengaan. Laud. 73. INHOUDSOPGAVE. 1. Lof aan God. 2. Zondagmorgen. 3. Vertrouwen op God. 5. God kent ons. 4. De liefde Gods. 6. God onze Vader. 7. Het Licht der wereld. 8. Heiliging. 9. Heer, leer ons bidden. 10. Ootmoed. 11. Weest sterk! 12. Opdat zij allen één zijnl 13. Goddelijke vergeving. 14. De wapenrusting Gods. 15. God is een God van vrede! 16. Advent. 17. In de lijdensweken. 18. Paasblijdschap. 19. Pinksteren. MUZIEKUITGAVEN De bekende bundel OUDE EN NIEUWE ZANGEN van Mej. M. VAN WOENSEL KOOU. bewerkt voor vierstemmig gemengd koor, 320 blz., kost ingenaaid / 1.50, gebonden / 2.—. Getalsprijs: bij 25 exx. f 1.25 ing. f 1.75 geb. bij 50 exx. f 1.— ing. f 1.50 geb. Dezelfde bundel voor driestemmig vrouwenkoor, 314 blz., kost ingenaaid f 1.50, gebonden f 2.—. Getalsprijs: bij 25 exx. f 1.25 ingen. ( 1.75 geb. bij 50 exx. f 1.— ingen. f 1.50 geb. Voor twee zangstemmen met aparte pianobegeleiding is de prijs ingenaaid f 1.75, gebonden f 2.50. 326 blz. groot formaat Getalsprijs! bij 25 exx. f 1.50 ing. ( 2 25 geb. bij 50 exx. f 1.25 ing. f 2.— geb. De vervolgbundel van Oude en Nieuwe Zangen LAUDAMUS, bewerkt voor vierstemmig gemengd koor, 292 blz.. kost ingen. \ 1.50, geb. i 2.—. Getalsprijs: bij 25 exx. f 1.25 ingen. f 1.75 geb. bij 50 exx. f 1.— ingen. f 1.50 geb. Verkrijgbaar in den muziekhandel en boekhandel of bij den uitgever A. VOORHOEVE v.h.J. M. BREDÉE'S UITG. MIJ. N.V., Rotterdam. JEUGDZANGEN ingenaaid / 2.25, gecart. f 2.75. VOOR ONZE KLEINTJES ingenaaid f 2.50, gecart. f 3.-. Te verkrijgen te MAARSEN, „WEST-HILL". Verkrijgbaar bij de boekhandel en bij het verzenddepót der Vereeniging i.a. den Heer van BLAADEREN. Kanaalstraat 71, IJmuiden. 'rijs 30 et, bij 50 exempl. 25 ct. Leden der vereen, genieten reductie.