CB 20795 TOESPRAAK VAN Ds. C. LINDEBOOM TER JAARVERGADERING VAN „JACHIN" 26 JULI 1916 E. J. BOSCH Jbzn. _ NIJVERDAL 1916 K 1505 TOESPRAAK VAN Ds. C. LINDEBOOM TER JAARVERGADERING VAN „JACHIN" 26 JULI 1916 E. J. BOSCH Jbzn. - NIJVERDAL 1916 TOESPRAAK VAN Ds. C. LINDEBOOM. Indien ééne Vereemging met vertrouwen op den ingeslagen weg kan voortgaan, dan ,s het die, welke ons heden m Gelderland! hoofdstad samenbrengt. Er zi n, ook op den akker van het Koninkrijk Godslal rilW68' ,a'7eI blijven ^bestaan, maar «iider hief Sï^KJL'SrZlj wordengedra*endoor de t-di* diï^hS00 'J^1™4* ?nds de oprichting onzer Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging ma nu bijna 45 jaren verloopen, en in steê ^ ^lan8ZamerhaDd Daar den ^tergrond gedrongen te zien, vindt deze steeds meer waardeenng, wijl het hooge belang van haar streven m allengs zich mtbreidenden kring wordt gevoeld Dit mag ons wel tot dankbaarheid nopen, temeer daar er ook andere SSLkT gereSt ÏTg JareD Seleden scheen ond« de belangstelhng in haar arbeid verflauwd. Het bestaansrecht der Zondagsschool werd toen door velen in onze kerken in twijfel getrokken, door SHET^hï?? beStredeD: lDdi^ in die d^en toro^effing ™ d/S. \?l0ten w«e>rnM* weiDige° zouden daarin een bewij! van « doorwerking der Gereformeerde beginselen hebben gezien. J? ™J1 ? dfUCht ge?D tegenspraak> als ü ^g, dat de onmisbaarheid van de Gereformeerde Zondagsschool zoowel als van de Gereformeerde Zondagsschools*»/^ algemeen wordt erkend. tC, dimken> allereerst aan »Tachin* zelve, of liever aan hen, die gedurende de laatste kwarteeuw zich met de leiding belast zagen en die onvermoeid en onverdroten de Zondagsschool verdedigd, haar goed recht gehandhaafd hebben. ueuigu, naar kwamdat °nder het voorzienig bestel onzes Gods in onze kerken langzamerhand het besef begon te ontwaken van haar roeping, het verlorene te zoeken, met het Evangelie des kruises uit te gaan tot de afgedoolden en afkeengen, en dezen terug te roepen tot God en . zijn verbond, tot zijn Woord en zijn dienst Het zijn mede de mannen van »Jachint geweest, die den prikkel hiertoe gedreven hebben in de consciëntie van ons Gereformeerde volk, en aan hen is het woord bevestigd, dat de zegenende ziel vet gemaakt, en wie drenkt ook zelf gelaafd wordt. Want zoodra men ging nadenken over de wijze, waaropmen zich van deze roeping zou kunnen kwijten, werd het denkbeeld, door ,Jachin« naar voren geschoven, dankbaar aangegrepen, n.1. dat men hiervoor de Zondagsschool noodig had. Het eerste Congres voor Gereformeerde Evangelisatie nam dan ook met eenparige stemmen deze conclusie aan: »Het Congres is van oordeel, dat de kerk van de Zondagsscholen als een der uitnemendste middelen voor haar evangelisatie-arbeid onder de jeugd heeft gebruik Over de rechte methode der evangelisatie wordt verschillend gedacht, en tal van vragen kunnen nog niet bevredigend worden beantwoord. Maar hierover zijn we het thans vrijwel eens, dat in onze Zondagsschoolvereeniging een deel van den evangelisatie-arbeid reeds uitnemend is georganiseerd. En als vrucht van het Amsterdamsche Congres mag worden geboekt, dat men in kleinere en grootere steden begonnen is met de oprichting van meerdere kleine Zondagsscholen. Uit ervaring weet ik, dat aanvankelijk rijke zegen hierop wordt gezien. En — niet alleen met betrekking tot de jeugd. Zeker, 't is ons eerst en meest om de jeugd te doen.- «Jachint zoekt de kinderen, en dan vooral de geestelijk verwaarloosde; de kinderen uit gezinnen, waar het zoo donker is, omdat men er het licht niet kent dat uitstraalt van den eenigen naam, die onder de menschen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden. Ge herinnert u misschien de mededeeling op 't eerste Congres, dat op een Openbare school te Amsterdam geen enkel kind wist wat op 't Kerstfeest wordt herdacht, terwijl van de 28 kindereu op een Zondagsschool in een achterbuurt er slechts één begreep, wat bidden is. Ten platten lande mogen de toestanden niet zoo verschrikkelijk zijn, men stelle zich die echter niet te rooskleurig voor. Het is ongeveer 25 jaren geleden, dat wij een Zondagsschool openden in een gehucht nabij Kampen, dus in een orthodoxe, allerminst ontbijbelde sfeer. De vraag, hoeveel Goden er zijn, werd slechts door een enkel kind juist beantwoord; sommigen meenden: zeven, anderen: twaalf. >Jachin< zoekt de kinderen. Gisteravond en ook heden zijn we daarvan bij vernieuwing doordrongen. Daarom ligt het niet in mijn voornemen, langer daarbij stil te staan. Maar wellicht is het niet ongewenscht, er nog eens den nadruk op te leggen, dat de Zondagsschool méér is dan het aangewezen middel tot bereiking der jeugd; zij biedt ongezocht een kostelijke gelegenheid, om met de ouders, met de gezinnen, in aanraking te komen. Op het tweede Congres, in de voordracht » Evangelisatie en Genadeverbondc, is het zoeken en bezoeken der menschen een hoofdvereischte van het werk der evangelisatie genoemd. t Evangelisatie» — zoo werd gezegd — >is werken met het zoeklicht, om te ontdekken en op te nemen het verdoolde, gewonde, verslagene. Niet ongelijk aan 't werk van het Roode Kruis op de slagvelden en in de legerkampen. De Heere Jezus zelf heeft niet alleen nadruk gelegd op het zoeken, als het doel van zijn komst in de wereld, maar in de gelijkenis van den versmaden maaltijd heeft Hij ook zijn knechten en kinderen de opdracht nagelaten: uit te gaan in de straten en wijken der stad, en in de wegen en heggen, en de armen en verminkten en kreupelen en blinden, en de zwervers en dolenden te brengen in zijn huis.t Welnu, óók daarom is de Zondagsschool zulk een prachtig evangelisatiemiddel, omdat zij den weg baant tot gehoorzaamheid aan deze opdracht des Heilands, en den toegang ontsluit, óók tot de verwilderde, ontkerstende gezinnen. Zelfs van diepgezonken ouders is het vertrouwen te winnen, zoodra zij bemerken dat ge u aan hun kinderen laat gelegen liggen, dat ge voor die kinderen voelt, in hartelijke toegenegenheid. Belangstelling, getoond in een leerling, die afwezig bleef; vooral in een, die ziek is; wordt in den regel op prijs gesteld, en zal niet zelden een welkome aanleiding kunnen zijn om met de ouders en de overige huisgenooten te spreken over het ééne noodige. Men krijgt althans zoo voet aan wal; er wordt een band aangeknoopt; onwillekeurig zal het gezin meermalen worden bezocht. En dit doet allicht weêr in aanraking komen met buren of vrienden, die men er ontmoet. Zoo breidt zich als vanzelf het arbeidsveld uit, en wordt de weg steeds meer geëffend om het evangelie der genade Gods uit te dragen tot hen, die van de kennis der zaligheid zijn vervreemd. Ook hier geldt: zoekt en gij zult vinden. Zoekt de kinderen — zij zullen tot u komen. Zoekt de gezinnen — zij zullen zich voor u ontsluiten. Zoekt de harten — gij zult akkers aantreffen, ontvankelijk voor het goede zaad van het Woord Gods. Dat zóó de taak onzer Zondagsschoolonderwijzers en onderwijzeressen ernstig wordt verzwaard, springt in het oog. En wel mag overwogen, of dit oo den duur gewenscht is. Men moet niet te veel arbeid leggen op één paar schouders. Wie op de Zondagsschool arbeidt, is niet alleen rustdag aan rustdag tusschen de beide kerkdiensten gebonden, maar moet ook in de week eenige uren vrij maken om zich naar eisch te kunnen voorbereiden. Daarbij komt, dat de gaven verschillend zijn. Het is niet gezegd, dat wie op de Zondagsschool uitnemend op zijn plaats is, ook de aangewezen man (of vrouw) kan geacht, om de gezinnen geestelijk te bearbeiden, ook al zou hij of zij voor dit werk den noodigen tijd kunnen geven. Een en ander maakt daarom verdeeling van arbeid vvenschelijk. In de toekomst zullen, naar het ons toeschijnt, aan elke Zondagsschool, (met name aan die, welke door kinderen worden bezocht, herkomstig uit kringen, die zich om godsdienst en kerk zoo goed als niet bekommeren) naast de noodige onderwijskrachten, bezoekbroeders en zusters moeten worden verbonden. Deze behoeven dan niet deel te nemen aan het eigenlijke onderwijs; zij kunnen volstaan met zich van tijd tot tijd op de Zondagsschool te laten zien, opdat zij geen vreemden zijn voor de kinderen. Ook moeten zij niet aanstonds de ouders gaan opzoeken, maar wachten tot de onderwijzer persoonlijk contact met de gezinnen heeft verkregen. Bij zijn derde of vierde bezoek laat deze zich van een bezoekbroeder of zuster vergezellen, en herhaalt dit zoolang, tot hij de verdere bearbeiding des gezins aan deze kan overdragen. Hij zelf beperkt zijn bezoeken voortaan tot die, welke tengevolge van ziekte der kinderen noodig zijn. Indien niet op deze of mogelijk andere wijze naar een zekere werkverdeeling wordt gestreefd, vreezen we dat er van een stelselmatige bearbeiding der ouders niet veel zal komen, óf — en dit zou nóg erger zijn — dat het aantal geoefende en geschoolde onderwijskrachten gaandeweg kleiner zal worden, inzonderheid wijl het den meesten ontbreekt aan den beschikbaren tijd, noodig voor de Zondagsschool zelve èn voor het bezoek aan de huizen. Misschien is het door mij geopperde denkbeeld reeds bij »Jachin« in overweging; misschien werd al een betere weg gevonden om de bezwaren, die zich hier voordoen te ondervangen. In beide gevallen zou ik mij verblijden. Mocht men echter zoover nog niet zijn gekomen, dan hoop ik de perken der bescheidenheid niet te overschrijden, indien ik de afdeelingen èn allen die min of meer bij het Zondagsschoolonderwijs zijn betrokken, uitnoodig, aan dit punt eenige aandacht te schenken. Mannen broeders, wij leven in een merkwaardigen tijd, in de eeuw van zending en evangelisatie, en allerlei problemen roepen op dit gebied om oplossing. Nieuwe banen openen zich, en wij hebben ons te bereiden die in te gaan, toegerust en geleid door den Heiligen Geest, Vele zijn de moeilijkheden, die moeten overwonnen, maar dit weten we, en dat doet ons onversaagd voortarbeiden: indien wij ons biddend opmaken en bouwen, dan zal God van den hemel onzen arbeid doen gelukken.