CB y^-? ' " \ .■■ -' •: .;. , '- 20804 'f 'v'MV'', '" ^ :^v^'■ "•' V J|eFÉ|a/1| : gehouden op de Jaarvergadering der Gereformeerde . Zondagsschool - Vereenming „J ach i n", te Alkmaar, 13 Juli 1^ yy $?> ys"^ JACHIN'S ROOSTER REFERAAT gehouden op de Jaarvergadering der Gereformeerde Zondagsschool - Vereeniging „Jachin", te Alkmaar, 13 Juli 1932 door Prof. Dr. F. W. GROSHEIDE JACHIN'S UITGEVERS BUREAU A. VERLEUR - HAARLEM 1932 STELLINGEN 1. Het is wenschelijk, dat de Gereformeerde Zondagsschoolvereen. „Jachin" een Rooster uitgeeft. 2. Deze Rooster moet zóó zijn samengesteld, dat hij geschikt is voor de evangeliseerende Zondagsschool en in het geheele land kan worden gebruikt. 3. Het in stelling 2 genoemde is alleen te bereiken, indien de Rooster „tafereelmatig" wordt ingericht. 4. Binnen het „tafereelmatige" kan aan allerlei verlangens worden voldaan. JACHINS ROOSTER. Jachins Rooster is tegelijkertijd Jachins troetelkind en Jachins smartekind. Jachins troetelkind. Ik zal u niet ophouden met een lang historisch betoog. Maar twee dingen moet ik toch vermelden. Het eerste is, dat „Jachin" een Rooster of Kalender heeft uitgegeven, zoolang als het bestaat. Op bl. 41 van het veel te weinig gekende, in 1911 verschenen, Gedenkboek lezen wij: Het eerste levensteeken, dat naar buiten openbaar werd, was het verschijnen van den Zondagsschoolkalender, die voor den prijs van 4 cent algemeen verkrijgbaar werd gesteld. Neemt men in aanmerking, dat „Jachin" pas in November opgericht werd, dan baart het zeker verwondering, dat het Bestuur zóó spoedig met een kalender gereed was. Ik mag den Rooster Jachins troetelkind noemen, omdat ons Bestuur het van den aanvang af als één van z'n eerste plichten heeft beschouwd een Kalender of Rooster ten dienste van de Gereformeerde Zondagsscholen te laten verschijnen. Maar er is nog een reden, waarom die naam gewettigd is. „Jachin" heeft een eigen Rooster, een Rooster, die een geheel eigen kenmerk draagt, dat alleen onze Rooster bezit, een Rooster, die volgens opsteller en bestuur aan het bijzondere karakter, dat de Gereformeerde Zondagsschool dragen moet, recht laat wedervaren. De uitvinder van dit systeem is onze nu sinds lang ontslapen broeder W. Kroeze, eens hoofd der Christelijk Nationale school te Drachten. Deze broeder heeft gepoogd een drietal dingen tot hun recht te laten komen. De Rooster moest recht laten wedervaren aan de Schrift als aan het Woord onzes Gods, de Rooster moest op zooveel mogelijk Zondagsscholen bruikbaar zijn, en hij moest rekening houden met de eischen, die uit opvoedkundig oogpunt aan een dergelijk stuk moeten worden gesteld. En het bestuur, zoowel als de opvolgers van broeder Kroeze, hebben gemeend, dat hij erin geslaagd was iets te vinden, dat aan deze eischen voldeed, zoodat bij de wisseling van personen het systeem werd behouden. Maar de Rooster is ook Jachins smartekind. Ik zelf heb nu het voorrecht een dertigtal jaren met „Jachin" mee te leven. In dien tijd heb ik bijna al de jaarvergaderingen meegemaakt, en — ik heb het niet geteld — maar toch zeker op twee derden van het aantal zal de Rooster ter sprake zijn gekomen en dan doorgaans, om te beginnen, in den vorm van een klacht. Vaak was het zóó, dat men mopperde over de „sprongen" in den Rooster, dat is zelfs min of meer een staande term geworden onder ons. Den laatsten tijd was het tamelijk stil, totdat opeens van meer dan één zijde weer bezwaren kwamen, al moet ik er dadelijk aan toevoegen, dat die bezwaren van zeer verschillend karakter waren en voor het grootste deel niet het systeem van den Rooster raakten, maar de wijze, waarop het systeem was toegepast in één bepaald jaar. Reeds dat verplichtte het bestuur de zaak van den Rooster opnieuw en ernstig te overwegen. Het pleitte uitstel in verband met feestelijke herdenking van Zondagsschool en vereeniging, maar het zag, dat de kwestie aan de orde diende te worden gesteld. Daarbij kwam nog een andere overweging, die minder algemeen bekend zal zijn, maar die toch voor het bestuur van beteekenis is. De verkoop van den Rooster, die doorgaans vrijwel gelijk blijft, is het laatste jaar iets teruggeloopen. Nu is het niet zoo gemakkelijk te zeggen, wat daarvan de oorzaak is. Vulden al onze aangesloten Zondagsscholen trouw de vragenlijsten in, dan zouden we denkelijk wel iets meer kunnen zeggen en b.v. met meerdere zekerheid dan thans uitmaken, of de mindere verkoop te danken was aan het terugloopen van het aantal leerlingen op de Zondagsschool of aan het verkiezen van «en anderen Rooster. Maar ook zelfs dan waren we er nog niet. Wij kunnen niet nagaan, waar al onze Roosters blijven, er is reden om te vermoeden, dat ze ook buiten onzen engeren Jachinkring komen. Doch hoe het zij, de ervaring heeft geleerd, dat, als er een nieuwe Rooster verschijnt, zooals thans te Kampen, er altijd Zondagsscholen zijn, die het er eens mee probeeren. Dan gaat natuurlijk de verkoop achteruit van Jachins Rooster. Het uitgeven van den Rooster is daarom geen gemakkelijke zaak. Want deze uitgave dringt het bestuur altijd in een verdedigende houding. Het is wel waar, dat tegenover de aanvallen op het systeem altijd, en als we ons niet vergissen meer tevredenheidsbetuigingen staan, dat neemt niet weg, dat toch onophoudelijke bezwaren de vraag doen rijzen, zullen we wel doorgaan met een Rooster uit te geven? Die vraag nu beantwoord ik dadelijk en zonder eenig voorbehoud toestemmend en dat om een principieele èn om een practische reden. Wij zijn een Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging, en wij willen hebben Gereformeerde Zondagsscholen, waar Gereformeerd onderwijs gegeven wordt. Dat moet maar niét een woord blijven, dat moet beteekenis hebben in de practijk, dat moet alle Zondagen uitkomen. De Bijbel is voor ons, Gereformeerden, van Genesis tot Openbaring het Woord Oods. Dat wil zeggen, God openbaart zich aan ons in de Heilige Schrift in Christus tot onze verlossing. Daarom is Bijbelsche Geschiedenis eigenlijk een akelig woord. We spreken liever van Heilige Geschiedenis. Wie de Bijbelsche Geschiedenis vertelt op dezelfde wijze als de Vaderlandsche, die doet aan de openbaring onzes Oods te kort. En de Zondagsschoolonderwijzer, die alleen feiten, gebeurtenissen vertelt, verstaat zijn taak niet. Vertellen op de Zondagsschool moet zijn: prediken van het Woord Gods. Wij spreken niet van menschen, maar wij spreken van God en van Christus. Wij spreken van onszelf als van zondaren, die verlossing van zonden noodig hebben in Christus' bloed. Op de Zondagsschool behandelen we de historische gedeelten des Bijbels. Dat is niet, omdat we de profeten of de brieven verachten, maar dat is, omdat de historische gedeelten des Bijbels het meest geschikt zijn om den kinderen het Woord Gods, het evangelie, te prediken. In dat opzicht is er nog weer verschil. De Rooster van „Jachin" kiest die gedeelten, die onder de historische nog weer het best kunnen dienen om aan de jeugd het evangelie te brengen. Wij moeten nog verder gaan. In de Heilige Schrift zijn enkele feiten van centraal belang. Het zijn de feiten, die op de Christelijke feestdagen worden herdacht: de geboorte, het sterven, de opstanding en de hemelvaart van Christus, de uitstorting van den Heiligen Geest. Die feiten moeten elk jaar aan de orde komen. Niet omdat de Christelijke Kerk ze herdenkt op haar feestdagen, dat zou een Roomsche gedachte zijn, maar omdat ze van zoo alles te bovengaand belang zijn, dat zelfs de geheele Christelijke Kerk ze jaarlijks in het bijzonder gedenkt. Deze feiten eischen echter, dat ook van jaar tot jaar schepping en val aan de orde worden gesteld. Ziedaar het geraamte van Jachins rooster. Daarover worden dan de andere feiten ver- deeld en wel op zulk een wijze, dat de geschikte historische stoffen in ongeveer drie jaar aan de orde worden gesteld. Dit systeem is een Gereformeerd systeem. Want het rekent ten volle met het feit, dat God zich in Christus heeft geopenbaard. Dat doet men niet, als men zes weken achtereen van de aartsvaders vertelt of van de koningen van Juda en Israël. Dat moet een te veroordeelen geschiedenis-vertellen worden^ dat Jezus Christus uit het oog verliest. Het is wel veel gemakkelijker om zóó te vertellen, maar daarvoor zijn we niet werkzaam op de Zondagsschool. We zijn om het evangelies te brengen aan de kinderen van ons volk. De methode heeft ook een groot voordeel. Op de Christelijke feestdagen willen we toch van de groote heilsfeiten spreken. Volgen we een Rooster, die de geschiedenis naar vervolg behandelt, die b.v., wat gevraagd is, één jaar bet Oude en één jaar het Nieuwe Testament biedt, dan komen de heilsfeiten er los tusschen in te staan. Jachins Rooster heeft slechts moeite met den tijd tusschen Paschen en Pinksteren, waarop ik straks nog hoop terug te komen. Ik meen te hebben aangetoond, dat „Jachin" goed doet met een Rooster uit te geven ih de eerste en voornaamste plaats, omdat de Gereformeerde Zondagsschool de behandeling van de historische gedeelten des Bijbels vraagt naar een bepaalde methode, en dat die methode door onzen Rooster wordt gevolgd. Ik wijs in de tweede plaats op enkele practische voordeelen. Het opstellen van een Rooster is, de ervaring leert het, niet ieders werk. Een vereeniging, die heel het land bestrijkt, kan gemakkelijker iemand vinden, die voor deze taak berekend is, dan een plaatselijke Zondagsschool. Een Rooster, die in vele duizenden gaat, kan goedkooper zijn dan een, die in even zoo vele honderdtallen verschijnt. Een handboek of toelichting kan men alleen geven, als de Rooster in een zeer groot aantal wordt verspreid. Zelfs de plaatselijke cursus ter voorbereiding is althans in grootere steden, waar tal van kerkeraden en vereenigingen Zondagsschool houden, alleen te leiden, als van buiten af één gezaghebbende Rooster wordt gegeven. Kinderen, die van de ééne Zondagsschool naar de andere gaan, zijn het spoedigst weer ingeburgerd, als Rooster en metbode van vertellen niet verandert. Het is ook niet wenschelijk, dat een Zondagsschool het 't ééne jaar eens met dezen, dan weer met dien Rooster probeert. Er is meer regel en lijn, wanneer men zich bij het onderwijs door één methode laat leiden. Zie daar een aantal practische redenen, waarop ik niet verder inga, omdat ze voor zichzelf spreken. Hoofdzaak is het prmcipiëele. Een Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging, die haar taak verstaat, moet de Gereformeerde Zondagsscholen ddenen met een Gereformeerden Rooster. Vandaar luidde mijn eerste stelling: Het is wenschelijk, dat de Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging .Jachin" een Rooster uitgeeft. Met deze eerste stelling is eigenlijk alles gezegd. Toch heb ik nog een aantal andere er aan toegevoegd. De practijk heeft de noodzakelijkheid daarvan doen zien. Ieder is gewoonlijk het beste thuis, of soms alleen maar, in eigen kring. En nu zijn de toestanden op de ééne plaats geheel anders dan op de andere. Daardoor wordt door den één gevraagd, wat voor den ander absoluut onbruikbaar is. Ik geef een voorbeeld, dat in den loop der jaren herhaaldelijk is voorgekomen. De één vraagt: geef ons toch, als 't u belieft, wat andere psalmversen! Mijn jongens en meisjes kennen al die versjes. De ander roept: hoe kan ik nu zoo'n lastig vers te leeren opgeven aan jonge kinderen uit geheel van God vervreemde gezinnen, ze begrijpen er niets en letterlijk niets van! Aan zulke tegenstrijdige wenschen kan niet worden voldaan. Hier moet de Rooster kiezen. Hoe hij kiezen moet, trachtte ik uit te drukken in stelling 2 en 3. Deze Rooster moet zóó zijn samengesteld, dat hij geschikt is voor de evangeliseerende Zondagsschool en in het geheele land kan worden gebruikt. Het in stelling 2 genoemde is alleen te bereiken, indien de Rooster „tafereelmatig" wordt ingericht. Ik wil met mijn tweede stelling u niet terugleiden naar het debat, dat we op onze jaarvergadering te Breda in 1929 hebben gehad. Maar ik doe iets anders. In 1911 verscheen, ik sprak er reeds van, een Gedenkboek. In dat Gedenkboek wordt als ideaal gesteld de evangeliseerende Zondagsschool. Het is dus niet een nieuwigheid van de laatste jaren om dit naar den voorgrond te schuiven. Integendeel ook onder mijn voorganger Ds. J. N. Lindeboom, in de jaren, dat Ds. Tazelaar in zijn volle kracht was, is deze gedachte met vuur verdedigd. Maar ik wil niet op dit punt zelf ingaan. Ik ga eenvoudig uit van het feit, dat bij „Jachin" tal van evangeliseerende Zondagsscholen zijn aangesloten, en dat er ook zijn, die uitsluitend of vrijwel uitsluitend door Gereformeerde kinderen worden bezocht. Een Rooster samen te stellen, die voor beide groepen van kinderen gelijkelijk geschikt is, acht ik een onmogelijkheid. En dan pleit ik in het 'belang van de evangeliseerende Zondagsschool. Onze eigen kinderen worden thuis in de Schriften onderwezen, ze bezoeken de Christelijke school. Maar voor de kinderen uit de van God vervreemde gezinnen is de Zondagsschool het één en het al. Dat verplicht de Zondagsschool met deze kinderen in de eerste plaats te rekenen. En dat verplicht ook „Jachin" bij den Rooster in de eerste plaats op deze kinderen te letten. Nu heb ik boven al het mijne gezegd over het achter elkaar door vertellen van de Bijbelsche Geschiedenis op de Zondagsschool. Men begrijpt, dat die methode voor te beëvangeliseeren kinderen een onmogelijkheid is. Zulk een kind moet eiken Zondag voor de hoofdzaken gesteld worden. Wij moeten bedenken, dat we een kind misschien éénmaal hebben, omdat het één Zondag met een vriendje of vriendinnetje meegekomen is, doch den volgenden Zondag van zijn ouders niet meer komen mag. Het zijn geen zeldzaamheden, waarvan ik spreek. Hier is diepe ernst. Een ernst, die van den Zondagsschoolonderwijzer vraagt, dat hij eiken Zondag een afgeronde evangelieprediking geeft, geschikt voor kinderen. Dat kan hij niet doen, als hij vier Zondagen van Jozef vertelt. Hij moet het evangelie prediken, hij moet het laten zien in één historische gebeurtenis kort en krachtig. Ellende, verlossing en dankbaarheid moeten altijd aan de orde komen. En zoo is het zelfs voor Gereformeerde kinderen het beste. Ik beklaag den Zondagsschoolonderwijzer, die in concurrentie met den onderwijzer op de Christelijke school gaat probeeren de Bijbelsche Geschiedenis te vertellen. In dien strijd zullen negen van de tien Zondagsschoolonderwijzers het loodje leggen. Gereformeerde leerlingen kennen allerlei geschiedenissen wel. Men kan ze niets "nieuws vertellen. Men boeit de kinderen niet, en daarom worden ze rumoerig. Ik pleit niet voor een Zondagsschool met Gereformeerde kinderen. Maar als ze er is, dan moet ze een eigen type hebben. En dat kan ze alleen krijgen, door bepaalde, welgekozen Schriftgedeelten als een afgerond geheel te behandelen. Eén hoofdgedachte, één evangelie moet den kinderen worden gebracht. Wanneer „Jachin" een Rooster uitgeeft, moet die geschikt zijn voor heel het land. Daarom is een Rooster, die achtereenvolgens de Bijbelsche Geschiedenis behandelt voor „Jachin" onbruikbaar. In Amsterdam b.v. mag in verschillende openbare scholen wel Zondagsschool gehouden worden, maar niet gedurende de vacantie, zoodat de Zondagsschool vier tot zes weken stilstaat. Elders moet om andere redenen een deel van het jaar korter of langer de Zondagsschool worden gesloten. B.v. omdat hij, die de Zondagsschool leidt, periodiek afwezig is, en een vervanger niet is te vinden. Wat doet men dan met een Rooster, die de Bijbelsche Geschiedenis achtereenvolgens behandelt? Zulk een Rooster is voor een groot aantal Zondagsscholen onbruikbaar. Daarentegen is het, indien de Rooster taf ereelmatig is ingericht, altijd mogelijk om één of meer onderwerpen te laten vervallen. Vreemd is dit systeem niet. Het is hetzelfde, dat we hebben in de bediening van het Woord. De tekstkeuze is tafereelmatig. En het is geen wonder, dat hier overeenstemming is tusschen de prediking in de gemeente en de Zondagsschool. Immers ook in de prediking zijn de drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid steeds aan de orde. Men kan het ook omkeeren: Vertellen op de Zondagsschool is prediken. Zoo pleiten wij voor een tafereehnatigen Rooster. En we verstaan daaronder een Rooster, die in het algemeen genomen den gang van het kerkelijk jaar volgt en verder van Zondag tot Zondag een afgerond onderwerp geeft, dat chronologisch niet dadelijk aansluit bij het voorafgaande of het volgende onderwerp, en dat gelegenheid biedt tot een centrale Evangelieprediking. Nu is er echter nog iets. Er zijn broeders en zusters, die tegen het systeem van Jachins Rooster geen bezwaren hebben, wel tegen de wijze, waarop hij in een bepaald jaar of in meerdere jaren is toegepast. Ik noem hier enkele bezwaren, die te onzer kennis kwamen. Die bezwaren zijn vooral van tweeërlei aard. Het eene luidt: de onderwerpen zijn niet afgerond. Bepaald heeft het gehinderd, dat eens als onderwerp stond aangegeven: Jozefs verhooging. Of ook, dat uit het leven van Paulus een greep gedaan werd op zulk een wijze, dat men gedwongen was veel meer te vertellen, dan het onderwerp aangaf. Een tweede bezwaar betreft de psalmverzen en de teksten. De één vindt ze te moeilijk, vooral voor de kleintjes, de tweede acht ze veel te bekend, er is zoowat niets bij, dat zijn leerlingen niet kennen. Wat nu dit eerste bezwaar betreft, daarvoor kan ik voelen. Wel meen ik, dat men wat overdrijft. Wanneer Jozefs verhooging aangegeven staat, wil dat ten slotte zeggen, dat men uit de geschiedenis op de verhooging het meest den nadruk laat vallen. En het Handboek is er ook nog om hulp te bieden. Het systeem van onzen Rooster, zal in één jaar toch ten hoogste twee Zondagen voor de geschiedenis van Jozef beschikbaar kunnen stellen. Ik meen echter, dat er op dit punt te schipperen is. Indien het op practische gronden, al was het alleen maar om het vertellen voor de onderwijzers te vergemakkelijken, wenschelijk blijkt liever drie lessen te wijden aan Abraham, dan één aan Abraham, één aan Jakob en één aan Jozef, dan geloof ik, dat we hier voor de practijk uit den weg moeten gaan. Want het systeem van den Rooster komt hier niet in 't gedrang. Zoo zou ik er ook geen bezwaar tegen hebben, wanneer het ééne jaar meer aandacht aan Petrus, een volgend jaar meer aandacht aan Paulus werd gewijd. Over zulke dingen is te praten. Het noemen van Petrus en Paulus brengt me op een ander punt. Veel moeite geeft de tijd tusschen Paschen en Pinksteren. Er is dan b.v. over de Zendingsreizen van Paulus gesproken, en we moeten weer terug naar de uitstorting van den Heiligen Geest. Maar deze tijd tusschen Pinksteren en Paschen geeft moeite bij elk systeem. Zes Zondagen over verschijningen handelen verdient niet alleen geen aanbeveling, maar stelt aan den verteller veel hoogere eischen dan Jachins Rooster met zijn sprongen. M.i. is het nog het gemakkelijkst dan stukken uit de Handelingen te'bespreken, omdat we daar de apostelen zien optreden als getuigen van den opgestanen en verhoogden Zaligmaker.*) Niet zoo gemakkelijk is het punt van de psalmverzen en de teksten. In het algemeen, zou ik willen opmerken, gaat ook hier de eisch, dien de Evangelisatie stelt, voorop. Én men zal goed moeten vinden, dat herhaaldelijk psalmverzen voorkomen, die in onze kringen wel algemeen bekend zijn. Want, als dat niet geschiedt, is de Rooster voor de Evangelisatie ongeschikt. Wat echter het begrijpen van de versjes betreft, zou ik een zeer krasse uitspraak durven doen. Ik acht het onmogelijk voor den Rooster voor de lagere klasse 52 korte versjes te vinden, waaraan weinig of niets valt te verklaren. Die zijn er niet in den Psalmbundel. En voor den gewonen Rooster zal het ook niet mogelijk zijn ze bijeen te krijgen. Zelfs al zou men het verband tusschen psalmvers en onderwerp willen prijsgeven. Men heeft gezegd: neem dan enkele gezangen. Nu laat ik de gezangenkwestie hier buiten bespreking. Maar ik beweer dat ook in den gezangenbundel zulke verzen niet te talrijk zijn. Regels als: Rust mijn ziel, uw God is Koning; God enkel licht, *) Vgl. Ds. J.- P. Tazelaar, Het Geref. Zondagsschoolwerk, bl. 88. Jezus, Uw verzoenend sterven — ik noem opzettelijk slechts de eerste regels van enkele zeer bekende gezangverzen — zijn ook niet duidelijk zonder verklaring. Nu merk ik hier echter op, dat men ook niet verlangen moet, dat heel het vers, in al zijn uitdrukkingen, begrepen wordt. Wij verstaan het zelf ook niet ten volle. Ik meen, dat men niet verder behoeft te gaan, dan dat de hoofdgedachte duidelijk is. En dat zeg ik in verband met het doel van het leeren van psalmverzen. Dat doel is immers in een vorm, die gemakkelijk kan onthouden worden, en die gezongen kan worden, iets mee te geven voor het volgend leven. De bedoeling van het psalmvers leeren is niet, dat daarvan nu dadelijk de volle waarde wordt gezien. Dat doel jagen we na in ons vertellen. Maar het doel is, dat later, als men een bekende wijs hoort, iets te binnen zal schieten; dat later in bepaalde omstandigheden van het leven troost uit het eens geleerde zal worden geput. Daarom meen ik, dat zelfs, indien ze te vinden waren, niet naar voor kinderen volkomen begrijpelijke versjes moet worden gezocht. Men moet de versjes zoeken naar ander systeem. Vooreerst dienen ze, evenals de geschiedenissen, die wevertellen, centraal, kort en duidelijk te bevatten, wat een Christen heeft te gelooven. Dan dienen ze gemakkelijk te onthouden en te zingen te zijn. Zoo zullen we vanzelf komen bij de meest bekende en geliefde psalmverzen. Wanneer ik aan het volledig verstaan van het vers niet hecht, hecht ik er ook niet aan, dat het versje, dat bij een bepaald onderwerp behoort, een week eerder op den Rooster staat, opdat het kan worden verklaard. Trouwens, dat kan men toch doen, als men dat wil. Maar ik zou aan dat verklaren niet te veel tijd willen besteden. Wat de teksten betreft, hier is de keuze veel ruimer. Hier is ook niet de vorm en het zingen een middel om gemakkelijker te onthouden. Daarom voel ik wel voor eenvoudige teksten. Die trouwens altijd vrij lastig leeren. Ik weet wel, dat ik zelf als jongen heel wat liever den Catechismus leerde dan de teksten, die bij het Kort Begrip staan afgedrukt. Maar dat kan iets persoonlijks zijn. We kunnen nu tot een conclusie komen. Die conclusie kan zeer kort zijn. Het wil me voorkomen, dat we èn om principieele èn om practische redenen het systeem van Jachins Rooster moeten behouden. (En voorts, dat het mogeijk zal zijn om binnen dat systeem met enkele wenschen rekening te houden.