20805 ; |||| E R E F O R M E E R djf| ÖONDAGSSCHOLEÖ gehouden op de Jaarvergadering der Gereformeerde Zondagsschool-Vereeniging „Jachih^^te Rotterdam, ^^^^^.;VERLEQf^ ^HAARLEM 1932 DE KERSTFEESTVIERING ONZER GEREFORMEERDE ZONDAGSSCHOLEN REFERAAT gehouden op de Jaarvergadering der Gereformeerde Zondagsschool-Vereeniging „Jachin", te Rotterdam, 15 Juli 1931 door Ds. J. DOUMA JACHIN'S UITGEVERS BUREAU A. VERLEUR - HAARLEM 1932 DE KERSTFEESTVIERING ONZER GEREFORMEERDE ZONDAGSSCHOLEN DOOR Ds. J. DOUMA. Op de algemeene vergadering van „Jachin", gehouden te Rotterdam op 15 Juli 1931, hield ik een inleiding in causerievorm over de Kerstfeestviering onzer Geref. Zondagsscholen. In het verslag dier vergadering werd van deze toespraak en de daarop gevolgde, zeer geanimeerde discussie niet anders dan een korte samenvatting opgenomen. Het Bestuur achtte het echter gewenscht, dat het referaat zelf door den druk zou worden vastgelegd om dan in het verslag van 1932 een plaats te vinden. Ter voldoening nu aan een daartoe strekkend verzoek heb ik mij beijverd het destijds gesprokene zoo getrouw mogelijk weer te geven, al bleek het uiteraard niet wel doenlijk om alles na een jaar nog woordelijk te herhalen. Het onderwerp, dat mij ter behandeling was opgedragen, ging over „De Kerstfeestviering onzer Gereformeerde Zondagsscholen" en daaromtrent werd het volgende opgemerkt: Op den dag, waarop „Jachin" haar zestigjarig bestaan viert, vraagt dit onderwerp onze aandacht. Dat toont wel duidelijk, hoezeer „Jachin" zich niet uitsluitend met de theorie bezig houdt, maar vooral niet minder zich voor de rechte practijk onzer Zondagsscholen, zelfs op een jubileum-vergadering, ten dienste wil stellen. In overeenstemming daarmede wensen ik dit bij uitstek practisdh onderwerp dan ook op practische wijze te behandelen. Dat zulk een onderwerp heden aan de orde gesteld wordt, bewijst óók nog iets anders. Het laat ons voor onze oogen zien, dat „Jachin" op zestigjarigen leeftijd allerminst een oude tante is geworden, die niet meer staat in het midden van haar tijd, doch alleen leeft bij de herinneringen aan het geliefkoosd verleden. Onze oude vereeniging is absoluut niet verouderd en verstard in de opvatting van haar taak. Zij is nog jong! Zij wilde steeds actueel in haar optreden zijn. Ook nu! Want dit onderwerp, dat over een oude instelling handelt, is heden ten dage wel zeer actueel. Immers, de vraag wordt tegenwoordig van onderscheidene kanten steeds luider gedaan: moeten wii met onze Kerstfeestviering niet een andere richting uit; is het inderdaad wenscheliik ze nog langer te bestendigen; en, indien ja, dienen wij ze dan niet hoog noodig te vervormen? „De Kerstfeestviering onzer Gereformeerde Zondagsscholen". Bij hetgeen ik u hierover ter overweging aanbied, heb ik al dadelijk één voordeel: iedereen begrijpt, waarover het gaat! Toch, niemand kan zeggen, wanneer en hoe deze Kerstfeestviering is ontstaan. De oudsten onder ons herinneren zich wel, dat zij reeds in hun jeugd ervan genoten hebben. Zij was er! Het ligt trouwens geheel voor de hand. Iedere organisatie of inrichting moet eens een hoogtepunt in haar leven hebben. Voor de Zondagsschool nu is de Kerstfeestviering het hoogtepunt. Inderdaad, dit is zeer gepast. Het Kerstfeest is nu eenmaal voor de geloovigen een hoogtij in hun persoonlijk, huiselijk en kerkelijk leven. Zou dit dan niet bovenal gelden voor de Zondagsschool? De Zondagsschool is er om het kind, het Kerstfeest is het gedachtenisfeest van het Kindeke, geen enkel heilsfeit spreekt meer tot de kinderziel dan de menschworddng van Gods Zoon — is het dan niet geheel natuurlijk, dat reeds vroeg aan de gedachtenisviering van dit wonder der genade op de Zondagsschool een feestelijk karakter werd gegeven? De vraag is echter, of dat na nog langer zoo blijven moet? Ik hoor verschillende antwoorden. Hier en daar komt er een voor den dag met het denkbeeld: maak liever een feest op Paschen! Want de Paaschviering is in de Christelijke kerk van nóg ouderen datum dan het Kerstfeest Maar of de oorsprong van het eene zich nog wat verder dan van het andere verliest in de grijze oudheid, kan voor ons toch moeilijk een reden zijn om het Zondagsschoolfeest, dat algemeen op Kerstmis wordt gehouden, te verplaatsen naar Paschen. Anderen openbaren, als het om een antwoord op de bovengestelde vraag gaat, hun puriteinschen afkeer van feesten. En dan komen zij, vooral tegenwoordig, met het argument aandragen: 't is er de tijd niet naar om feest te vieren... Nu wil ik ten volle billijken en waardeeren een zeer noodzakelijke reactie tegen de veel te ver gedreven zucht tot pretmakerij, doch de vraag zij mij vergund: moet nu daarom iedere feestviering, óók een passende en eenvoudige Kerstfeestviering, achterwege blijven? Ik zou aan allen, die hun hoofd schudden en gefronste wenkbrauwen hebben, willen toeroepen: overdrijft gij nu op uw beurt ook niet, onthoudt aan een kind niet wat des kinds is en vergeet niet, dat zoovele kinderen zoo weinig zon in hun leven hebben! Van meer beteekenis is het, wanneer men wijst op de volslagen verwereldlijking van het Kerstfeest in onzen tijd. Het is een repetitie van St. Nicolaas geworden: de zaken hebben mooie Kerstétalages; de bladen geven Kerstnummers uit; de bakkers verkoopen Kerstkransen; in de steden wordt een markt van Kerstboomen gehouden, en deze vinden hun plaats in huizen en winkels, in kroegen en bioscopen; 't is overal hulst en roode lichtjes; de pret van Sinterklaas wordt nog eens overgedaan, en de restanten worden opgemaakt; 't is alleen maar om de cadeautjes te doen En wat de Zondagsschool betreft, de vrijzinnige Zondagsscholen, die maken er alle werk van, en die geven het meest! En wij, wij moeten die Kerstfeestviering nu maar liever opgeven, want anders worden wij hoe langer hoe verder meegetrokken in het verkeerde zog; ach, er is zooveel overdrijving bij, alles wordt zoo opgeschroefd, 't is ééne groote drukdoenerij, het vraagt te veel tijd, kracht en geld, de moeite kon beter besteed worden en daarom — tegenover die schrikkelijke veruitwendiging past ons slechts één houding en die is: onthouding! Eilieve, zóó doen wij in de kerk toch ook niet? Omdat de wereld op haar manier beslag heeft gelegd op het Kerstfeest, schaft de Kerk toch de bijzondere herdenking van het Kerstfeit niet af? Wanneer de dingen op zichzelf goed en schoon zijn, behoeven wij het gebruik niet na te laten om het misbruik, dat er door anderen van gemaakt wordt. Het komt er maar op aan, hoe wij met de kinderen onzer Zondagsscholen Kerstfeest vieren. En nu zet ik met allen nadruk op den voorgrond: De Kerstfeestviering moet nooit beschouwd worden als iets, dat zijn doel vindt in zichzelf, doch alleen als een middel. Als het alleen maar om een feestje zonder meer te doen is, bepaal u dan bij een of twee zomeruitstapjes naar de duinen of naar de hei of naar de bosschen of naar de stad of naar een dierentuin! Een middel. Waarvoor? Nu noem ik allereerst het belang van de Zondagsschool. Laat het u maar helder voor den geest staan, dat ge een Kerstfeestviering op touw zet ter wille van de Zondagsschool! Wij behoeven deze bedoeling niet te verbergen noch te verdonkeremanen. Wij mogen er gerust voor uitkomen, dat wij de kinderen zoeken te krijgen èn te houden. Dit is immers van groote beteekenis! Het is tegenwoordig schier overal toch al zoo moeilijk gevulde klassen te hebben. Nu behoort krachtens de historie van beide het Kerstfeest bij de Zondagsschool, en wij willen deze twee niet van elkander scheiden. De dag van het Kerstfeest moet voor uw leerlingen eens iets bijzonders wezen; ge doet niet verstandig, wanneer ge ieder kind tot de feestviering toelaat, óók hen, die alleen om aan het feest mee te kunnen doen de weken van December komen; anderzijds is 't evenmin aanbevelenswaardig de lijn te strak te trekken en spoedig de toelating te weigeren; de kinderen moeten 't als een voorrecht voelen, dat zij feest mogen vieren. Daardoor zal de band aan de Zondagsschool te sterker gaan trekken. Ik zou deze dingen niet noemen, wanneer het middel op zichzelf genomen verkeerd was. Doch dat is het niet. Wat is er eigenlijk op tegen? Grijp daarom dit middel aan als een probaat middel en maak gebruik van de omstandigheid, dat de sedert tientallen jaren ingeburgerde Kerstfeestviering op de Zondagsschool nog altijd populair is, en dat bijna iedereen daarvoor wel gaarne iets wil geven! Hierbij mogen wij echter niet uit het oog verliezen, dat wij maat moeten weten te houden. Wij hebben soberheid te betrachten. Dat wij, Gereformeerden, zoo in alles onze eigen manier hebben, dient ook hierin uit te komen, dat wij niet uit concurrentiezucht gaan overdrijven en met alle geweld tegen andere Zondagsscholen gaan opbieden. Meermalen hoor ik mompelen: 't is bij ons zoo saai, 't wordt een duffe boel En het geneesmiddel? Ziehier: wij moeten veel meer werk gaan maken van de Jokmiddelen"! Daartegenover wensch ik met grooten ernst het volgende te plaatsen: het zij verre van mij om elk gebruik van „lokmiddelen" te veroordeelen, maar wel gevoel ik mij verplicht nadrukkelijk te waarschuwen tegen het doorslaan naar een uiterste. Wij moeten immers steeds bedenken, dat alle „lokmiddeltjes" met elkaar het waarachtige Christendom voor den zondaar, óók voor den zondigen jeugdigen mensch, niet aannemelijker maken. De kracht Gods tot zaligheid ligt niet in het geloof aan de onfeilbaar voortreffelijke werking van de „lokmiddeltjes", doch in het Evangelie, dat getuigt van ellende, verlossing en dankbaarheid. Wij verwachten het van het Woord des Heeren! Daarin zoeken wij onze kracht, en dan is het voor ons in 't geheel niet noodig onze krachten te verspillen aan wanhopige pogingen om door de attractie en de tractatie van alle denkbare „lokmiddeltjes" anderen te overtroeven. Van de „lokmiddeltjes" kan ik toch nog niet afstappen. Wil mij vergunnen daaromtrent vier dingen op te merken in verband met de Kerstfeestviering. In de eerste plaats zou ik willen aanraden: laat het philantropisch karakter niet los! Niet, omdat gij tot eiken prijs een wedloop met uw concurrenten moet aangaan, wie het meeste geeft; maar omdat dit zoo echt past in het kader van het Kerstfeest. De laatste jaren sprak dit niet meer zoo sterk, vooral niet, wanneer kleedingstukken werden uitgereikt van dusdanig verouderd model en makelij, dat niemand ze wilde dragen. In een malaise-tijd van chronische werkloosheid en toenemende verarming komt het bieden van hulp door het verschaffen van eenvoudige, maar nette en doelmatige kleeding enz. echter vanzelf weder meer naar voren. En dat liefdevolle helpen van de nooddruftigen behoort zoo gepast bij de herdenking der komst in het vleesch van Hem, Die om onzentwil arm is geworden, daar Hij rijk was, opdat wij door Zijn armoede zouden rijk worden. Vervolgens roep ik u toe: bederf uw Kerstfeestviering niet met Uchtbeeldenvertooningen! Tegen den bioscoop kunt ge met uw lichtbeelden immers toch niet op. En bovendien: het duurt gewoonlijk veel te lang, vóór de zaak goed draait, en daarmee gaat te veel tijd verloren; ge hebt op een Kerstfeestviering meestal een te groot aantal kinderen van uiteenloopenden leeftijd bij elkaar dan voor een rustige lichtbeeldenvertooning geschikt is; de feestelijk gestemde jongens en meisjes worden verstrooid en afgeleid en woelig; en — is het nu psychologisch juist gedacht om een schare opgetogen kinderen op een feestavond in het donker te zetten? In de derde plaats dring ik er op aan: houd den Kerstboom buiten uw locaal! Beschouw haar als een sta-on-den-weg! Daarvoor moge ik verwijzen naar hetgeen Ds. J. P. Tazelaar schrijft in „Het Gereformeerde Zondagsschoolwerk", de feestgave van „Jachin" op dit 60-jarig jubileum: „heeft hij iets met het Kerstfeest te maken? Spreekt hij van de geboorte van den Zaligmaker? In geen geval! Maakt hij het gemakkelijk te spreken van de kribbe van Bethlehem? — ik kan het niet zien! Leidt hij naar Jezus heen? — toch zeker niet! Is het niet juist zoo, dat ze om den Kerstboom komen, om de lichtjes en de blinkende ballen en slingers? Wordt niet de boom met zijn geschenken het hoogtepunt van het feest? Niemand zal dit kunnen ontkennen. Maar dan hoort ook de Kerstboom bij ons niet thuis. Hij moge een lokmiddel zijn, zeker niet tot evangelisatie, hij. trekt veeleer af van het Woord Gods. (De Kerstboom is het pronkstuk op het modernistische Zondagsschoolfeest. Franje voor de armoede van het ongeloof", pag. 187. Nu heeft onze voorzitter, Prof. Grosheide, kert geleden in De Heraut gezegd: „het werk van Ds. Tazelaar beteekent een bepaalde periode in de geschiedenis der Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging." Ik vind, dat wij oazen voortrekker, die zoovele jaren een betrouwbare gids is gebleken, eeren, wanneer wij ons daarbij houden. Hij (en anderen met hem, zie de literatuur-opgave aan den voet van pag. 187) heeft er steeds tegen gewaarschuwd en niet zonder vrucht. Vroeger had iedere Zondagsschool een Kerstboom, zonder verder na te denken nam de een dit gebruik van den ander over en vond, dat het er als vanzelf bij behoorde; later is hij vele jaren lang contrabande op onze feestvieringen geweest; tegenwoordig verblindt zijn flikkering weer een deel ook van onze menschen, en dan gaan zij op deze manier te werk: laten we óók evenals anderen een mooien Kerstboom neerzetten, want, och, wat hindert het? Wat het hindert? Dit: hij leidt al te gemakkelijk van de groote hoofdzaak aft En daarom is er niets voor en alles tegen. De blijf adviseeren: maak van uw Kerstfeest geen boomfeest! In de vierde plaats nog deze opmerking: het Kerstfeest mag niet worden een Sinterklaas in het kleit! Het is natuurlijk best, dat ge, behalve kleedingstukken, aan de armen, versnaperingen en cadeautjes aan allen geeft. Daarover heb ik straks in een ander verband nog wel een en ander in het midden te brengen. Doch geen speelgoed, geen tollen, ballen, autootjes, hoepels, legdoozen en dergelijke!. Het apart karakter van het Kerstfeest moet bewaard blijven. Anders werkt gijzelt in de hand, dat het Kerstfeest voor de lieve jeugd heelemaal wordt een feest van chocolade, koekjes, bonbons en snuisterijen Nu nogmaals: de Kerstfeestviering moet een middel zijn. Waarvoor? Thans komt de hoofdzaak aan de orde: de Kerstfeestviering is er ter wille van de kinderen. Het middel moet verband houden met het hoofddoel en dit dienen. Welnu, het Kerstfeest is het Christusfeest. (En de groote hoofdzaak is het evangeliseerende doel van de Zondagsschool. Onder de verschillende takken van den Evangelisatiearbeid behoort het werk voor kindereu wel tot de voornaamste. Hoe menigmaal is de Zondagsschool niet het eerste middel geweest om voor het Woord Gods den bodem te bereiden en om het Evangelie ingang te doen vinden in het hart! Dit geestelijk doel moet ons steeds voor oogen staan. En daaraan moet alles beantwoorden, óók op het Kerstfeest. De Kerstfeestviering moet ge zien als een hoogtepunt in den Evangelisatiearbeid onder uw kinderen. Daarom komt het boven alles aan op een dankbaar gedenken van de komst van den Heere Jezus Christus in het vleesch, en hebt gij te laten gevoelen, hoezeer dit bij uitnemendheid reden tot vreugde biedt en de stof der groote blijdschap is. Houdt dit geestelijk karakter hoog! Op het St. Nicolaasfeest is alles aardsch en stoffelijk, dan is er vaak uitbundige vreugde, maar dan worden de kinderen toch alleen blij gemaakt met uitwendige dingen; op het Kerstfeest daarentegen staat het hemelsche en geestelijke geheel op den voorgrond, daar richt de Heere Zelf Zich tot de kinderziel met de prediking van zonde en genade, en daar is het Kind in de kribbe het albeheerschend middelpunt! Uit zulk een opvatting vloeit natuurlijk voort, dat de behandeling van de Kerstgeschiedenis verreweg het voornaamste is van onze Kerstfeestviering. Het is een ernstige fout, wanneer ter wille van allerlei bijkomstige dingen, de vertelling van de Kerstgeschiedenis niet tot haar recht komt. Zij mag er nooit bij inschieten. Zij is* het gewichtigste punt van het program! Maak er veel werk van en bereid u ter dege voor. Ik raad u te beginnen met de voorlezing van Lucas 2 : 1—14, ernstig en eerbiedig, niet op een hoogen toon en niet plechtstatig. Ge zult zien, dat er óók in dit opzicht niets gaat boven het Woord Gods, de mooiste vertelling kan het nooit zoo goed zeggen als de Heilige Schrift in haar aangrijpende soberheid, wanneer zij goed wordt gelezen. Doch de overgroote meerderheid der kinderen kenoen het verhaal wel? Dat is in het minst geen bezwaar. Het is bij de kinderen op Kerstmis evenals, bij de groote menschen in de kerk: zij weten, wat er komt, en zij willen het toch hooren! Het kan geen kwaad de bespreking aan te vangen met enkele voorzeggingen uit het Oude Testament, doch daaraan moet ge slechts een kort poosje besteden, want op het Kerstfeest gaat het met meer over de voorbereiding maar over de vervulling. Naar ik vrees, komt het meermalen voor, dat men zóólang in het voorhof vertoeft, dat er van een degelijke en serieuse beschouwing van het eigenlijke heiligdom niet veel meer komt. Vertel rustig, ernstig, blijde, levendig en aanschouwelijk; vertel het groote feit èn de omstandig- heden; vertel óók de beteekenis en verwerk daarbij al naar gelang van uw klas de gegevens van het „Handboek"; vertel zóó, dat ieder voelt: niet Maria of Jozef, niet Augustus, niet de engelen of de herders, doch de Heere Jezus is de hoofdpersoon, om Wien zich alles beweegt. Het is nergens nuttig voor, dat ge uw vertelling rekt; zet het maar niet te breed op en houd u overtuigd dat het niet in de lengte zit, ga recht op uw doel af en maak een eind aan uw verhaal, als ge merkt, dat ge de kinderen er niet langer bij kunt houden. Zeer goed is het om de vertelling niet aan één stuk te laten doorloopen, doch haar nu en dan te onderbreken door vragen, welke de kinderen kunnen beantwoorden. En niet minder door hen een aantal teksten te laten opzeggen, die zij goed van buiten geleerd hebben, to.v. Oen. 3 : 15, Jes. 9 : 5, Matth. 1 : 21, Lucas 2 : 7, 10 en 11, 13 en 14. Na de vertelling zou ik in de tweede plaats willen noemen: net zingen door de kinderen. Nevens de beantwoording van vragen en het opzeggen van teksten is dit vooral hun actief aandeel in het feest. Zij zingen zoo graag! De oogen schitteren, en de blos ligt op de gezichtjes, als zij kunnen zingen uit volle borst. De liederen dienen zorgvuldig uitgekozen te worden; neem niet van die slappe water- en melk-liedjes, die soms wel een aardig wijsje hebben, doch leeg van inhoud zijn, maar zoek echte, goede liederen uit, waarin de heerlijke gedachten van Matth. 20 : 28 en Lucas 19 : 10 duidelijk uitkomen. Leer de kinderen niet te veel versjes, maar leer ze aan hen zóó goed, dat zij ze nooit meer vergeten. Er is alles voor te zeggen elk jaar er weer enkele bij te nemen van vorige jaren. Zij moeten ze meedragen het leven in! Wie weet, welk een zegen zulk een lied hun misschien jaren later nog brengen zal Ge moet niet verzuimen de liederen vooraf te verklaren. Gij hebt daar immers een „propagandistisch" doel mede! De kinderen moeten weten wat zij zingen. Wanneer gijzelf niet in staat zijt om de kinderen de melodieën goed te leeren, moet ge u aan het onmogelijke niet wagen. Daar worden de kinderen niet beter van en voor u is 't een kwelling. Roep dan liever deskundige hulp in, want op 't Kerstfeest moet het zingen tip-top in orde zijn! Een zachte orgelbegeleiding behoort er bij, indien deze te verkrijgen is. En, als 't kan, laat dan een enkel lied meerstemmig leeren! Deze beide dingen maken de Kerstsamenkomst reeds tot een feest en het spreekt vanzelf, dat eigenlijk hierin het feestelijk karakter het meest moet uitkomen. Nu is er ongetwijfeld allerlei, dat aan de rechte feeststemming afbreuk kan doen. Ik denk aan zenuwachtig gedoe en heen-en-weer-gevlieg voor het front der kinderen; aan barsch en nurksen optreden en dat in een uur waarin men meer dan ooit blijde met de blijden moet wezen; aan kwaadwillige rakkers en giegelende babbelkousjes die opzettelijk roet in het eten willen gooien. Maar ik kan dit verder laten rusten na u een zachte aansporing te hebben gegeven om toch vooral de kleine vosjes te vangen, die den wijngaard bederven. Liever wil ik ten slotte nog een en ander aanstippen, dat de feeststemming kan verhoogen. Daaraan toch is zooveel gelegen, dat het feestelijk karakter zoo heerlijk als maar mogelijk is, uitblinke. Voor de kinderen, de grooten evengoed als de kleintjes, is 't een glanspunt. Weken van te voren zien zij er reeds met verlangen naar uit en op den feestdag zeiven staan zij lang vóór het aanvangsuur is geslagen reeds te hunkeren voor de deur om binnengelaten te worden. En voor ons is het heusch niet te veel, wanneer wij er vrij wat inspanning en moeite voor over hebben om het Kerstfeest op de beste wijze te doen slagen. Het moet een verheffing wezen! Hiervoor is zeker noodig een goede voorbereiding. Ge moet het niet op de laatste dagen of uren laten aankomen, want dan is 't uw eigen schuld als de zaak in het honderd loopt. Begin maar vroeg met de voorbereidende maatregelen; leg niet alles op één paar schouders; verdeel het werk zóó, dat ieder zijn eigen taak krijgt en zorg er voor, dat alles tot in détails goed geregeld is. Het is zoo storend, als een feestviering niet vlot verloopt omdat de organisatie niet deugt. Ontzaglijk veel hangt ook af van een goeden leider, die met zachte, maar vaste hand regeert, prettig en opgewekt optreedt, de orde weet te bewaren en den gang er in kan houden. Wie geen leidersgaven bezit, moet niet naar het leiderschap dingen, want hij bederft meer dan hij kan goedmaken. Thans laat ik nog enkele dingen de revue passeeren en verbind daaraan eenige wenken, waarvan ik hoop dat zij bruikbaar zullen wezen. t. Het locaal. Richt het gezellig en feestelijk in: wat bloemen of sierplanten in potten en een paar heesters; enkele duidelijk sprekende teksten aan den wand. Plaats de kinderen niet in al te lange rijen achter elkaar, want dan kijken de achtersten tegen de hoofden van de voorsten aan. Maak dat de jeugdige feestgangers alles kunnen zien en hooren en zet daarom de kleinsten vooraan. Zorg gij op uw beurt, dat gij ze steeds allen in het oog hebt. Niet rooken en niet snoepen! 2. De klas. Voeg ditmaal verschillende klassen, die anders altijd afzonderlijk samenkomen, bijeen. Dat vinden de kinderen fijn! De assistenten moeten niet bij elkaar in één groepje staan, maar ieder zette zich bij eigen klas, niet om de kinderen al knorrende in „bedwang" te houden, maar wel om geregeld toe te zien en vriendelijk te helpen. De feestvierende schare mag echter niet te groot wezen. Dan is het rumoer niet van de lucht en het permanente „verbieden" is fnuikend voor de feeststemming. Als het aantal in de honderden loopt — tien tegen één, dat de feestviering mislukt en dat er buitenaf later ongunstig over gesproken wordt. Let er bij het aanwijzen der klassen voor een gecombineerde feestviering ook op, dat niet de kleintjes bij de grootsten worden gevoegd. Geen van beide vinden zij dat prettig. 3. De volwassenen. Er is alles voor te zeggen, dat de begunstigers(sters) en vooral ook de ouders en familieleden der kinderen tot bijwoning worden genoodigd. Laat de noodiging niet door de kinderen geschieden, maar inviteer ze met een kaart of, nog liever, vraag ze persoonlijk. Het overgroote meerendeel zal dit zeer op prijs stellen. Zij vinden het heerlijk een feest voor hun kinderen mee te maken; allicht denken velen aan hun eigen kindertijd nog eens terug toen óók zij op de Zondagsschool gingen; uw woord voor de kinderen boeit hen niet minder dan de kleinen; opmerkelijk is het, hoe die ouders vaak met gespannen aandacht luisteren; zij willen niet dat hun één woord ontga. Gij moogt natuurlijk ook tot hen wel een apart woordje richten, maar gij moet niet den indruk geven, dat gij ze nu gaat „bepreeken", want dan schiet ge uw doel voorbij. Doch laat hen wel sterk gevoelen, dat liefde tot den Heiland en tot het heil der zielen u dringt en dat gij daarom de vriend hunner kinderen zijt. 4. De pauze. Er dient één of twee keer een pauze te zijn, niet te lang want dan wordt het moeilijk om de kleine woelwaters weer in het gareel te krijgen. Doch ook niet te kort, want de spanning moet zich eens even kunnen ontladen. De pauze worde benut voor de tractatie! Het kind krijge een versnapering! Het vindt, dat die versnapering nergens zoo heerlijk smaakt als op het Zondagsschoolfeest! De versnapering zij niet overdadig maar ook niet te karig, 't Is immers feest en dan moet elke schijn van schrielheid vermeden worden. 5. De vertelling. Het is nu eenmaal een ingewortelde gewoonte, dat er een „Kerstvertelling" bijkomt. Ik pleit niet voor afschaffing, als zij maar niet te lang duurt. Het verhalen van de Kerstgeschiedenis zelve mag nooit in het gedrang komen. Wie over wat fantasie beschikt, kan zelf wel een verhaaltje maken en anders vertelle men een goed boekje over. Doch geen griezel-verhalen! Die behooren op een Kerstfeest, waarop wij steeds zingen dat God gedacht heeft aan Zijn genade, Ps. 98 : 2, niet thuis. En evenmin erg avontuurlijke vertelsels! Deze vertroebelen de sfeer van de wijding. Liefst kieze nlten een verhaal, waarin goed naar voren komt de zegen van het gebed. Denk aan het: wel kinderlijk, niet kinderachtig! 6. Het afscheid. Voor de oudste leerlingen, die de Zondagsschool verlaten, is deze feestviering de laatste. Zij vinden haar daarom bijzonder gewichtig voor hen. Wanneer gij een ernstig en hartelijk woord tot de vertrekkenden richt, zullen zij iets van weemoed gevoelen. Wijs hen er op, dat zij moeten blijven in hetgeen zij, zoo jong als zij zijn, geleerd hebben en tracht hen over te hevelen naar de knapen- of meisjesvergadering. Geef hun tot aandenken een net en stevig gebonden Bijbel met een inschrift, niet alleen een Nieuw-Testamentje of psalmboekje! Het Nederl. Bijbelgenootschap wil u hiervoor gaarne helpen, als ge geen geld genoeg hebt. Doch bedenk,' dat het geld voor de Zondagsschool nergens beter voor besteed kan worden dan voor een Bijbel! 7. Het geschenk. Er wordt op gerekend, dat de kinderen wat meekrijgen naar huis. En dat is goed ook! De kinderen moeten niet met leege handen naar huis gaap. Vul ze, b.v. met een sinaasappel en vooral: met een boekje! De keuze der boekgeschenken (geen boekjes zonder plaatjes of teekeningen!) is van veel beteekenis. Er moet een scherpe keur over gaan. De commissie die voor het uitzoeken van boekjes heeft te zorgen, moet zelf gelezen en goedgekeurd hebben wat zij cadeau geeft. Jachins Boekbeoordeeling zij daarbij een trouw geraadpleegde gids! 8. Het einde. Pas vooral op, dat het niet te laat wordt! Een feestviering moet men niet rekken. Stipt op tijd beginnen en niet minder: tijdig eindigen! Het best is om het feest ie besluiten, als iedereen het nog jammer vindt dat het einde reeds daar is. Aan het slot kome nog eens duidelijk uit, dat gij niet alles op de zinnen hebt gericht, maar dat het ook in de Kerstfeestviering er om gaat het hart te treffen. Wijs dan met enkele welgekozen woorden op datgene, waarop het boven alle dingen aankomt: de noodzakelijkheid van geloof en bekeering, de onmisbaarheid van het Godsvertrouwen, de zegen van vroege godsvrucht: „gij, jonge harten, zoekt Hem vroeg, want Jezus mint men nooit genoeg"!, de heerlijkheid van het heilig levensdoel: in alles de eere Gods! Na den laatsten samenzang en een kort, eerbiedig dankgebed, waarin bijzonder de leerlingen, die nu de Zondagsschool verlaten aan den Heere worden opgedragen, late men de hopelijk dankbare èn voldane kinderen ordelijk en rustig, klas voor klas en rij voor rij uit het locaal vertrekken. Als het goed is, moet een Kerstfeestvièring nawerken. De houd mij overtuigd, dat er onder den zegen des Heeren wat goeds van bijblijft, wanneer zij op haar eigene wijze een liefelijke en krachtige Christus-prediking brengt aan jong en oud. Het „Christus in alles!" zij de leuze en keuze óók voor „de Kerstfeestviering onzer Gereformeerde Zondagsscholen". J. DOUMA.