volgens Koenen—Endepols, welke machtigen invloed uitoefent op den uitslag van iets. En in het Gedenkboek, de Feestuitgave ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan der Gereformeerde Zondagsschool-vereeniging „Jachin", vinden we op blz. 305 een lezenswaardige bijdrage van den heer G. van der Steen, van Amsterdam, getiteld: De Zondagsschool en hst Huisgezin. Met veel warmte roept hij mannen èn vrouwen op, om zich te geven voor dezen zoo noodzakelijken arbeid. En op blz. 394 vinden wij in bet Huishoudelijk Reglement van de Geref. Zondagsschoolvereeniging „De Zaaier", te Hoorn, onder artikel 10, ook de verplichting om de leerlingen bij ziekte of langdurige afwezigheid te bezoeken. Trouwens, de Zondagsschool vindt haar oorsprong in het huisbezoek. Hetwelk ik nader zal aantoonen. 't Was op een Zondagmiddag in de maand Juli van het jaar 1780, dat een Redacteur van een Engelsche courant in de stad Gloucester zijn schreden richtte naar de buitenstad. Hij moest daar wezen voor zijn beroep. En ja, zeggen wij, hij moest daar wezen! God zelf leidde zijn schreden daarheen, 't Was een heel verwilderde buurt. Vele armoedig gekleede kinderen zwierven daar op straat rond, en die straat bleek voor hen de hoogeschool van het kwaad. Zij leerden er letterlijk niets goeds, maar al wat verkeerd was. Zij hoorden er niets dan vloeken en schelden; zij zagen er niets dan dobbelen en drinken, en kinderen zijn gewoon groote menschen na te doen. Robert Raikes, zoo heette die man, knoopte een gesprek aan met een vrouw, die daar woonde, en die zeide: Ach, mijnheer, 's Zondags is het hier op zijn ergst, dan is het een hel. Wat Robert Raikes daar hoorde en zag, trof hem diep. Hij werd er door ontroerd en dat niet alleen, maar hij vroeg zich af: Kan er voor zulke verwilderde kinderen niet iets gedaan worden? Hij sloeg de hand aan den ploeg, bezocht andermaal juffrouw King in de St. Catharinastraat, en daar werd de eerste Zondagsschool geopend. Zoo vond de Zondagsschool haar oorsprong in het huisbezoek. Een sterke prikkel om er mede voort te gaan. Ik haast me nu te komen tot punt III: Bezoekbroeders. Want dat is eigenlijk de quintessens, de clou, het essentiëele, het draaipunt, het punt waar het om draait, in dit referaat. Natuurlijk kan ik me nu niet losmaken van mijn woonplaats. Voorop staat evenwel, dat Gorcum niet het model wil zijn, waaraan andere plaatsen zich hebben te conformeeren. Een voorbeeld. Vijf jaar geleden begon men te Dordt te evangeliseeren. En toen kwamen de Dordtsche broeders bij ons om advies. Wij zijn toen meermalen naar Dordt geweest om te - vertellen hoe wij het deden en hoe het gedaan kan worden. Dordt meent altijd daarom nog eenige verplichting aan Gorcum te hebben. En toch hebben ze 'het te Dordt weer heel anders geregeld. En dat nemen wij, Gorcummers, Dordt niet kwalijk. Integendeel, dat prijzen wij. De eene plaats moet geen copie van de andere zijn. Elk behoude zijn vrijheid, zijn zelfstandigheid, zijn onafhankelijkheid. Wees u zelf. Gorcum is veel te veel overtuigd van eigen onvolkomenheid, van gebrekkigheid, dan dat het als model zou willen dienen. Bovendien ga ik nu den toestand, zooals die bij ons is, wat idealiseeren, zoodat wij den voorgeschetsten toestand ook nog niet bereikt hebben. Neen, het is geen gemaskeerde hoogmoed, als ik zeg: Gorcum wil liever onderricht ontvangen dan geven. Gorcum is liever receptief dan productief. In zekere fictieve plaats dan zijn vijf Wijkzondagsscholen. Noem die plaats bijv. Meiriestein. Op de kaart vindt ge ze niet. Noem die Zondagsschooltjes A, B, C, D, E. Wijkzondagsscholen hebben veel voor boven die dichtbevolkte groote Zondagsschool-AaK'mzen. Ds. J. P. Tazelaar, van Weesp, wees! daarop op het eerste Congres. Handelingen blz. 41. Stelling IV. Het is gewenscht, dat vooral in de steden allerwegen buurt-Zondagsscholen met kleine klassen worden gesticht, opdat het onderwijs zoo individueel mogelijk zij. Deze vijf Zondagsscholen tellen elk pl.m. 40 leerlingen. Dit getal is fictief, want de eene Zondagsschool telt meer leerlingen dan de andere. Elk schooltje heeft 3 onderwijzers of onderwijzeressen, waarvan 1 het verantwoordelijk hoofd is. 40 leerlingen geeft 30 ouderparen. Elk ouderpaar krijgt minstens één officieel huisbezoek per jaar. Men doet twee bezoeken per avond, elk ongeveer van een uur. Dat geeft, één avond per week gerekend, 15 weken. Men doet dit huisbezoek in den winter, in voor- en najaar. In December komt er niet veel van, want dan hebben wij het te druk met de voorbereiding voor het Kerstfeest. Het huisbezoek begint bij de kinderen en richt zich op de ! ouders. Zij worden vermaand de groote .Zondagsschool te bezoeken, het lokaal voor Evangelisatie, het voorportaal van de Kerk. Gij stuurt uw kinderen, gij toont daarmee belang te stellen in den Godsdienst. Ga nu een stap verder en geef uw kin- deren het voorbeeld. Gedenk den Sabbathdag, dat gij schrijf. Er is al zooveel over geschreven. Maar die schrijft, zit op zijn stoel. En de mensch is gemakzuchtig; er is eenige geestkracht noodig om op te staan en uit te gaan. Velen kleven - aan hun fauteuil en er gebeurt niets. Paulus was een huisbezoeker, dat blijkt duidelijk uit Hand. 20:2O: „Hoe ik niets achtergehouden heb van hetgeen nuttig was, dat ik u niet zou verkondigd en u geleerd hebben, in het openbaar en bij de huizen". Hoe iemand en nog wel een Herder en Leeraar er fi tegen kan zijn, is mij een raadsel. Toch zijn er zulken, b.v. Ds. Claus Harmsen. Hij kreeg een deputatie bij zich uit zijn gemeente, om hem te vragen, tooh meer huisbezoek te doen, vooral bij de afdwalenden. Van de twee kaarsen, die op zijn schrijftafel brandden, blies hij er een uit en vroeg toen aan de broeders: Hoe moet ik nu doen, als ik 'het licht weer aansteken wil. Moet ik de brandende kaars brengen bij de uitgedoofde of omgekeerd"? Omgekeerd, de uitgedoofde bij de brandende! Dus: dan moeten de ingezonken en afdwalende leden der gemeente maar bij de brandende kaars komen, die brandt in het Heiligdom. Komt dus tot de prediking. Handig geantwoord, maar meer handig dan waar! Neen, broeders, laat ons gaan, de voeten geschoeid hebbende met de bereidheid van het Evangelie des vredes, dat wil ook zeggen, gaande naar en in de huizen, 't Is beter te verslijten dan te verroesten. Op je stoel roest je vast, onder 't gaan' verslijt je. 't Laatste is beter. Huisbezoek dus! Maar is dat wel het onderwerp mij ter behandeling opgedragen door het Hoofdbestuur? Toen ik den brief van uw hooggeachten secretaris, dien ik 8 April ontving, even las, dacht ik: Huisbezoek, een mooi onderwerp, daar wil ik wel eens in grasduinen, die cirkel is wijd genoeg om mij te vermeien. Eveneens, toen ik den tweeden brief, van uw hooggeachten Voorzitter, van 20 Mei ontving. Maar, ik ben gewoon de brieven, die ik ontvang, tweemaal te lezen. En toen dacht ik, bij nauwkeuriger lezing van beide geschriften: de taak wordt omschreven, nauwkeurig bepaald, ja zelfs vrij eng begrensd. Huisbezoek is een wijde cirkel, huisbezoek in verband met de Zondagsschool is een al wat kleiner cirkel, en bezoekbroeders, want dat is de eigenlijke opdracht, maakt den cirkel nog kleiner. Drie concentrische cirkels dus, maar steeds van geringer omvang. Ik had wat al te gretig toegehapt. Enfin, dacht ik, sta ik maar eenmaal achter den lessenaar in Nijmegen, dan heb ik wel eenige vrijheid van beweging. Ik ken uw Voorzitter wel als een goedertieren Voorzitter, die mij niet aanstonds tot de orde zal roepen, als ik wat buiten de schreef .ga. Wijlen Ds. Gispen schreef in zijn Brieven, dat hij ook wel eens in een preek een zijpaadje insloeg en dat hij dan wel eens moest zeggen: Doch, geliefde hoorders, laten we tot ons onderwerp terugkeeren. En daarom veroorloof ik mij de vrijheid mijn onderwerp, naar beproefd gebruik, in drieën te verdeelen en te spreken 1. , over het huisbezoek; 2. over huisbezoek bedoeld als contact van de Zondagsschool met het huisgezin; 3. over bezoekbroeders. Dat laatste dan bedoeld als het eigenlijke, het essentiëele, waarvoor ik echter punt 1 en 2 als aanloopjes onmogelijk kan missen. Vooraf wil ik echter zeggen, dat ik de Zondagsschool niet anders denk dan in verband met den arbeid der Evangelisatie. Ik kan die twee nu eenmaal niet scheiden. Het Evan- * gelisatie-lokaal is voor mij de operatiebasis. Huisbezoek dus. Doel van mijn referaat is nu niet om daar eens een boom over op te zetten, daar eens over te boomen, dat beteekent volgens Koenen-Endepols, daar nu eens gezellig over te praten. — Ik bezoek tot mijn eigen opbouwing als onderwijzer gaarne onderwijzers-vergaderingen, en ik heb daar ook veel geleerd. Toch is het mij wel gebeurd, dat ik een onderwerp 'hoorde behandelen, waarvan ik izeggen moest, heel gezellig, maar wat heb ik er aan? Wat doe ik met het gehoorde nu morgen op school? En * dan was het resultaat soms poover. Zoo zou het hier ook kunnen gaan. Maar „Jachin" is een uiterst practische Vereeniging, die geen genoegen neemt met i beschouwingen, met beioogen, maar die zegt: hoe komen we in de practijk vooruit? En nu zou ik gaarne zoo spreken, dat gij, straks thuisgekomen, zegt: dien kant moet het uit, we gaan dat eens probeeren, we gaan daar de proef eens mee nemen, niet alleen in Amsterdam en in Utrecht, maar ook in Exloërmond, in Strijen en in Zierijczee. Om u echter tot dien arbeid op te wekken, daarvoor te bezielen, is een prikkel noodig, een stimulans, een intensieve aandrang. Vandaar mijn eerste punt. En dan herhaal ik: ik doe liever huisbezoek, dan dat ik er over spreek. Het is het mooiste, het heerlijkste deel [ van onzen arbeid. Het is het cement van het Evangelisatiewerk. Het is het mooiste van den veel vertakten arbeid der Evangelisatie, die mij opgedragen is. Ik doe dit deel dan ook het liefst. Nu erken ik terstond: huisbezoek is heerlijk èn moeilijk. Wie . het moeilijke over het hoofd ziet, vervalt in oppervlakkigheid;; meent, dat hij spoedig het klappen van de Zweep kent. Wie veel huisbezoek doet, krijgt een zekere welbespraaktheid, en zeker praat-vermogen, dat wel eens ontaarden kan in wauwel- vermogen. Neen, het is moeilijk, zelfs zeer moeilijk. Er is veel tact, veel wijsheid, veel psychologisch onderscheidings-vermogen toe noodig, zóóveel, dat de meest geo|efende zal zeggen: wat kan ik er nog bitter weinig van, als hij tenminste niet aan zelfbehagen lijdt. Maar ik voor mij leg thans niet den nadruk op het moeilijke, doch op het heerlijke van het huisbezoek. Om deze reden. Over het moeilijke zijn we het wel eens. Dat moeilijke is vaak het struikelblok geweest, ik vrees ook wel I eens de uitvlucht, 't Is zoo moeilijk, ik zal er maar niet aan' beginnen. En je moet er de noodige vrijmoedigheid voor hebben, en ik ben wat verlegen, neen, dat is niets voor mij, ik begin er maar niet aan. Daartengenover zet ik met allen nadruk: het huisbezoek is een heerlijk werk. Het moeilijke doet u bidden, het brengt u op i de knieën. Indien iemand wijsheid ontbreekt, dat hij >ze van < God begeere. Een oude vriend van mij, mijn voorganger in de Evangelisatie-leiding te Gorcum, een godvruchtig man, zei me eens: Je moet nooit huisbezoek gaan doen zonder eerst je knieën gebogen te hebben. Ik heb dien raad nooit vergeten, en | ik betracht hem altijd, en ik geef dien kostelijken raad hierdoor. . Doch het heerlijke van het huisbezoek doet u andermaal de knieën buigen, doch nu om te danken en wederom te bidden, voor de gezinnen, die ge bezocht hebt. Zielen te bearbeiden is heerlijk, zielen tot Jezus te leiden, met menschen te spreken over het eenigie noodige, over den parel van groote waarde, over hetgeen immers u zelf het liefst en het dierbaarst is; over wat hun ook zeer lief en dierbaar is, hun kroost, hun kinderen. Anderen op te beuren, daar fleurt je eigen leven door op. Dat is kostelijk voor het eigen geloofsleven. In onze arme, kranke wereld over Christus den Gekruisigde te spreken van mond tot mond, in vertrouwelijk gesprek. Te zien, hoe de harten zich ontsluiten. Drie leden onzer Commissie voor Evangelisatie vertelden mij in den loop der laatste jaren, dat het lidmaatschap onzer Commissie hun zelf tot grooten geestelijken zegen was gelweest.. Wat is het aardig, zei me onlangs een jong vrouwtje: als je in de kerk of in het lokaal zit, dan kun je 't zoo 'hebben, dat je alles om je heen vergeet, dat het net is alsof je alleen daar , zit. Je hoort en ziet niets meer dan dat éêne. Toe, «egt u mijn oom ook eens, dat hij gaan moet. Vroeger ging ze zelf ook niet Nu kon ze niet begrijpen, dat iemand niet ging. Ja, de goede keuze is onberouwelijk. Huisbezoek. Dat beginnen de Socialisten en de Communisten [l ook, huisbezoek is van het grootste belang. Huisbezoek is het cement Sla de Handelingen maar op van het eerste Congres voor Gereformeerde Evangelisatie, gehouden te Amsterdam 8 en 9 April 1913. Blz. 126. Sectie C. Punt II. Onderwerp StadsEvangelisatie. Spreker: Dr. B. Wielenga, en dan in de uitwerking daarvan blz. 138. Het huisbezoek sluit zich bij de Evangelieprediking aan. Dit •» is het ophalen van het net. Of op blz. 176 Prof. Dr. H. Bouwman, van Kampen, houdt zijn referaat over: De rechte methode der Evangelisatie, en in de uitwerking, blz. 184: Tot arbeiders stelle men aan: bezoekbroeders. Deze tak, n.1. het huisbezoek, zal rijke vruchten dragen. Twee beelden, ontleend aan het visschersleven en aan den boomgaard. Zeker, het huisbezoek is een vruchtdragende tak. Jozef is een vruchtbare tak, een vruchtbare t