CB 20825 «0 Waarom en Hoe wij tiet wettig gezag steunen. Door Dr. F. J. KROP, Hervormd Predikant te Rotterdam. 6de—10de Duizendtal. PRIJS 25 CENTS. Bi] getallen aanzienlijk minder. Uitgave: „GELOOF EN VRIJHEID", le PIJNACKERSTRAAT 102 — ROTTERDAM. maar Oranje. K 1505 WAAROM EN HOE WIJ HET WETTIG GEZAG STEUNEN. door Dr. F. J. KROP, HERV. PREDIKANT TE ROTTERDAM. UITGAVE : ,,<3 E LO O F EN VRIJHEI D", IE PIJN ACKERSTRAATÜ102 - ROTTERDAM. zijn aangewezen plaats heeft, is het woord dat ge vindt bij den Spreukendichter (8 : 15. 16) : „Door Mij regeeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid. Door Mij heerschen de heerschers, en de prinsen, al de rechters der aarde." Door Mij, d.i. ioor de eeuwige Wijsheid, het eeuwige Woord, het ander-Ik van God, door hetwelk alle dingen zijn gemaakt en zonder hetwelk geen ding gemaakt is, dat gemaakt is. (Spr. 8 : 22 v.v; Joh. 1 :1—3 ; Ef. 3 : 9 ; Col. 1 : 16). Die Zoon des Vaders verheft zijn stem en roept alle onverstandigen. allen die wijsheid begeeren tot zich, opdat zij zich door Hem zouden laten onderwijzen en leiden, opdat zij zich aan Zijn gezag volkomen zouden onderwerpen, en in die onderwerping de ware vrijheid zouden leeren kennen. Want in Hem is de bron van alle gezag; Hij kan naar waarheid getuigen : „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde" (Matth. 28 :18). Ook de koningen, heerschers en alle gezaghebbers regeeren, oefenen gezag uit, door Hém. Scherpt hier uw aandacht en let op het onderricht van Gods Woord in deze. De mensen was als koning uit Gods hand voortgekomen-om te heerschen oVer al het geschapene. Onder God, zijn Schepper en Maker, maar toch: over het al geschapene. Door de zonde, "weliswaar, verloor hij elk recht om zijn ontleend gezag uit te oefenen', vertrapte hij moedwillig zijn koningskroon in het slijk der aarde. Maar Christus heeft, van Zijn kant, de werken des Satans vernietigd, den mensch hersteld in het beeld van gerechtigheid en heiligheid, waaruit hij — ter kwader ure — was uitgevallen, en vsn Hem getuigt_ de Catechismus: dat Hij van God den Vader verordend en met den Heiligen Geest is gezalfd tot onzen hoogsten Profeet en Leeraar, die ons den verborgen raad en wil van God aangaande onze verlossing volkomenKjk geopenbaard heeft; en tot onzen eenigen Hoogepriester, die ons met de eenige offerande Zijns lichaams verlost heeft, en ons met Zijne voorbidding steeds voortreedt bij den Vader ; en tot onzen eeuwigen Koning, die ons met Zijn Woord en Geest regeert, en ons bij de verwor vene verlossing beschut en behoedt. (Zond. XII). Feitelijk is dus Christus alléén Koning, door den Vader met het hoogste gezag bekleed, en aan Zijn schepter heeft elk schepsel zich te onderwerpen. Maar terwille van orde en regel in het maatschappelijk leven, zijn daar ook menschen tot koningen, rechters en gezaghebbers aangesteld over hun naasten; — met dien verstande echter, dat zij in geen enkel opzicht hun autoriteit aan zichzelf ontieënen, doch aan Christus, de eeuwige Wijsheid, het eeuwige Woord, en aan Hem alleen. Groen van Prinsterer drukt het zoo kernachtig uit: „De mensen is te groot om zich voor den medemensen te buigen, wanneer deze in eigen naam bevél voert." En elders : „Er is tusschen de menschen, ondanks alle maatschappelijke verscheidenheden, geen wezenlijk ver schil. Neem God weg, en de stelling wordt onbetwistbaar : de menschen zijn in revolutfonnairen zin vrij en gelijk." *) Zal dus een koning recht van spreken hebben, dan dient hij zich allereerst hiervan rekenschap te geven : „Ik ben een gezant, een vertegenwoordiger, een dienstknecht van Koning Jezus, en mijn koninkrijk moet een weerspiegeling zijn (zij het dan ook nog zulk een zwakke, flauwe weerspiegeling) van Zijn heerlijk, onzichtbaar koninkrijk." „Door Mij regeeren de Koningen", roept de Opperste Wijsheid. En zij voegt er aan toe : „en de vorsten stellen gerechtigheid. Door Mij heerschen de heerschers en de prinsen, al de rechters der aarde". Daaruit volgt, dat niet alleen koningen de bron van hun gezag en macht in God hebben te zoeken, doch allen, die op eenigerlei wijze met macht en gezag 7tfn bekleed. Daaruit volgt ook, dat niemand het recht heeft om het koningschap als den eenigen van God gewilden regeeringsvorm aan te prijzen. Dan zouden immers republieken als Amerika, Frankrijk of Zwitserland in het woord van den Spreukendichter nooit iets anders kunnen zien dan *) Gr. v. Pt.: Ongeloof [en Revolutie, pp. 174 en 175. een blijvend protest ? Terecht schreef Dr. A. Kuyper eens : „God alleen is souverein, en Hij geeft het gezag, om het aan te wenden tot Zijn eer, aan wien Hij wil. Nu eens aan koningen en prinsen. Dan aan adelstand en patricische burgers. Maar soms ook evenzeer aan het volk zelf. Een democratie als Amerika is Hem een even bruikbaar instrument ter betooning zijner souvereine heerlijkheid als het Russisch absolutisme. (Of Dr. Kuyper dat nu nóg zou schrijven, staat wel eenigszins -te betwijfelen.) De vraag is niet of het volk zélf dan ^el een koning regeert, maar of beiden, zoo ze regeeren, dit doen krachtens Hem." *)En daar kunnen zelfs oogenblikken komen dat God de koningen breekt, hun troon omverwerpt, als ze niet luisteren naar Zijn stem; oogenblikken, dat de hoogmoedswaanzin van een Nebucadnezar komt en moet komen voor den val. „Een vorst, zegt Calvijn (en als zijn uitdruk- kingen u een beetje kras voorkomen, dan verzoek ik u dringend aan den tijd, waarin onze groote Hervormer leefde, te willen denken) ; een vorst, die zich niet vergenoegt met een dienaar Gods te zijn.... hij is niet waard vergeleken te worden met een luis, met een worm, of eenig ander ongedierte; want een luis is ook een schepsel Gods; en daar is een snoodaard, die door God was gesteld om Zijn stedehouder te zijn en die met zijn Opperheer spot.... : is hij niet waard, dat men hem in het aangezicht spuwt ? Wanneer de vorsten opstaan tegen de Majesteit Gods, schande over hen.... zij moeten worden afgezet, en men moet hen niet meer tellen dan een oude slof." In den naam van God wierpen dan ook onze Vaderen het Spaansche juk van hun schouders af. In den naam van God kwamen de *) Het Calvinisme oorsprong en waarborg onzer constitutioneele vrijheden, p. 50 Vgl. Ons program, Hoofdstuk II, het gezag. 2) Zie hierover de hoogstbelangrijke lezing van Prof . Dr. E. Doumergue : Democratie en Hervorming, waarvan de vertaling te vinden is in mijn Laatste oortogsklanken pp. 161—188. Frans'che Hugenoten voor hun goed recht op. En het beginsel der volkssouvereiniteit, aldus geformuleerd door Jurieu, den Calvinistischen prediker, wiens welsprekende stem van den kansel der Waalsche Kerk te Rotterdam jarenlang weerklonk : „Het volk maakt de souvereinen en geeft de souvereiniteit, dus het volk bezit de souvereiniteit en wel in den hoogsten graad",1) kan als reactie tegen de dwingelandij van den Zonnekoning heel goed worden' verklaard (het absolutisme moet tot revolutie leiden), kan zelfs geacht worden een gedeeltelijke waarheid te. bevatten, — mits men de bron van het gezag niet zoekt in het volk, maar in God. Alle machthebbers regeeren, besturen, oefenen rechtspraak uit bü de gratie van Hem, Die alleen Koning is, Die alleen regeert; en wie dat waarlijk beseft, zal nooit voor het absolute koningschap zijn, zal steeds zich een voorstander betoonen van een degelijke grondwet; want de mensch is en blijft mensch ; zijn beenen kunnen de weelde niet dragen, en volkomen terecht zegt dan ook ons formulier tot bevestiging van ouderlingen en diakenen : „Het is goed, dat bij de Dienaren des Woords (och ja, in elk hart schuilt een pausje!) zoodanige mannen tot mederegeerders gevoegd worden, ten einde daardoor uit de gemeente Gods te meer geweerd worde alle tyrannie en heerschappij, die lichter kan inbreken, wanneer bij één alleen of bij zeer weinigen de regeering staat." Breng dit beginsel van de Kerk op den Staat over, en ge krijgt een democratischen, grondwettelijken regeeringsvorm. „Door Mü, zegt de wijsheid Gods, regeeren alle machthebbers, ook de koningen. Ik kan ze maken en breken, ze gebruiken en verwerpen ; aan Mij wordt elk gezag — hoe veel of hoe weinig ook ■— ontleend." Welk een verantwoordelijkheid voor elke Regeering. die zich van haar taak en haar roeping klaarlijk bewust is! Gelijk een vader, een moeder, die niet alleen hun i) Zie : Naar aanleiding van de Volkssouvereiniteit, door Frank Puaux, waarvan de vertaling is opgenomen in Laatste oorlqgsklanken pp. 275—278. kinderen hebben te yoedenMoch ook op te voeden, heeft zij niet alleen te- zorgen voor bruggen, wegen, landsverdediging en soortgelijke uiterlijkheden, maar heeft zij de hand te houden aan het religieus karakter van het openbare leven, heeft zij de kerken te steunen en in alle openbare inrichtingenfhet Woord Gods te doen eerbiedigen ; heeft zij op te komen voor de eer van Gods Naam en de uitbreiding van Gods heerschappij op deze aarde. En wel verre van te haken naar een absoluten regeeringsvorm: ,,De Staat, dat ben ik",.zal zij blijde zijn in een democratischen regeeringsvorm, die den zwakkeling tegen zichzelf beschermt, een waarborg te hebben tegen eigen zonde en machtsmisbruik, waarin machtsbestoon zoo lichtelijk ontaardt; -een waarborg ook voor-'de handhaving van haar gezag, dat door de consciëntie moet worden toegesterrfd en erkend, zal het van blijvenden aard kunen zijn. Zegt gij, dat veel regeerders, koningen, keizers, vorsten, presidenten, van deze hun roeping en ware positie al zeer weinig verstaan ? Ik geef het u volkomen toe. Zij zijn meestal blind voor hun heilige rechten zoowel als voor hun dure plichten. Maar daarom wordt nu ook de wereld gegeeseld met het bolsjewisme. Daarom wankelen de tronen, zoo zij al niet gevallen zijn, en hebben de kronen opgehouden een hoog en heilig symbool te wezen. ,,Nu dan, gij koningen, handelt verstandiglijk; laat u tuchtigen, gij'rechters der aarde",zoo vermaant de psalmist (2 :10). Maar de koningen en „die in hoogheid zijn gezeten"; hebben onverstandig gehandeld menigmaal; hebben keer op skeer, dwaselijk, hun heil en kracht in geweld gezocht ; hebben op het zwaard vertrouwd ; hebben het oor geleend aan de verderfelijke raadgevingen eener eerzuchtige omgeving, en hun zonde is aan hen en aan hun volk bezocht : de boog, te strak gespannen, moest eindelijk barsten. De machthebbers hebben volkomen het recht om een,beroep te doen op het goddelijk karakter van hun gezag ; een koning of president mag in volle gerustheid verklaren, dat hij regeert „bij de vrijheid, die zij huldigen, geen andere is^dan^die in God haar oorsprong heeft, derhalve' slechts in onderwerping aan het wettige gezag volkomen tot haar recht komt. t Nog een enkel woord over Rome. Minister de Visser 'heeft eens in een verkiezingsrede gezegd, dat wij met Rome één zijn in onze opvatting van het gezag, en daarom schouder aan schouder den strijd onzer dagen hebben'te strijden (N. R. C. i Febr. 1906). Kan ik dat zijn Excellentie toegeven, ja dan neen ? als hij in „De Vrijheid" (12 October '21) schrijft: „Voorop sta de overtuiging van het liberalisme, dat er :geen goddelijke ordonantiën bestaan." Dat is nog de de toon van het oude gönre; het genre, dat een Allard Pierson deed zeggen: „De liberale partij wil self-government, de mensch geregeerd (niet door God, maar) door zichzelven" ; het genre, dat ook een Cort van der Linden deze verklaring liet neerschrijven in zijn „Richting en beleid der liberale partij" : „De liberale politiek vindt haren grond in het gezag der menschelijke rede. De vrijzinnige richt staatsregeling en bestuur uitsluitend naar de uitspraken van het verstand." Dat is geen erkenning van de waarde,, van het geestelijk en godsdienstig leven voor Staat en maatschappij I" En dat is bovenal een zwak standpunt tegenover die partijen en richtingen, die — consequent — elk gezag willen omverwerpen en vernietigen. ' Bij de bespreking van het stajidpunt der verschillende partijen tegenover het gezagvraagstuk heb ik de Hervormde (Gereformeerde) Staatspartij niet kunnen vermelden, omdat deze toen nog niet bestond. Volledigheidshalve volgen hier ook de voornaamste artikelen van het program dezer nieuwe partij, in verband met het onderwerp dat ons bezighoudt: Art. 2. Zij erkent, in tegenstelling met de beginselen van Rome en de Revolutie : 1. de Souvereiniteit Gods, als bron van alle gezag ; 2. de Heilige Schrift als eenige kenbron der waarheid en toetssteen der beginselen ; 4. de Overheid als Gods dienaresse, gebonden aan Zijnen in het Woord (met name ook in de eerste tafel der Wet) geopenbaarden wil. Art. 3. Zij wil, in overeenstemming met art. 36 der Nederl. Geloofsbelijdenis, het hervormd karakter van onze natie handhaven en tot zijn recht doen komen in de Grondwet. Praetisch schijnt daaifgeen bezwaar \tegen te zijn, daar de R.K. Staatspartij in Nederland zich tot op dit oogenblik tegen rood en .voor Oranje verklaarde, het wettige gezag erkennende en steunende. Maar theoretisch ? (En ieder gevoelt hier het belang der theorie, der motiveering, der leidende beginselen, daar twee nog niet hetzelfde zeggen ook al spreken zij dezelfde woorden!) Rome verwijt ons, Protestanten, slechts min of meer inconsequente anarchisten te zijn, en trekt met niets-ontziende durf één lijn van Luther naar Wijnkoop. Daartegenover stellen wij : dat het Roomsen absolutisme tot revolutie moet voeren, terwijl bovendien een goed Roomsch-Katholiek het gezag van zijn regeering slechts kan-en mag erkennen,zoolang en omdat „van over de bergen" hem toestemming daartoe wordt verleend, aangezien voor hem het gezag van den Paus, in den diepsten grond der zaak, alleen wettig geacht kan worden hier op aarde, daar het voor hem samenvalt met het gezag van God. Vandaar al die inconsequenties en al die schommelingen, die in de Roomsche politiek vallen waar te nemen. Nergens vaste beginselen, overal opportunisme. Nu eens vóór de Republiek, dan weer er tegen ; nu eens vóór de omwenteling, dan weer niet: vast staat hier alleen de erkenning van het oppergezag van Hem, die zich durf noemen „de stedehouder van Christus", ja „God op aarde"1) * * * Wij niet aldus, M. H. Wij ontvangen het wachtwoord nóch van Moskou, nóqh van Rome. Niet van over, naar van boven de bergen wordt ons onze gedragslijn aangegeven. Uit persoonlijke overtuiging steunen wij het gezag, scharen wij ons om den Troon van Oranje. Niemand zal ons van dat standpunt doen wijken. Geen besluit of decreet van paus, tyran of internationale zal hierin eenige ver- t) Zie mijn brochure over het „tijdelijk" gezantschap bij den Paus. andering kunnen brengen. Zeker, als vrije'Nederlanders steunen wij het gezag ; als dezulken die God alleen vreezen en voor geen mensch op slaafsche wijze ooit bukken ; maar juist daarom kanimen het meest op ons rekenen, biedt onze houding des te meer waarborgen voor de toekomst. Wie niet op eenig uiterlijk wachtwoord, maar uit innerlijke overtuiging handelt, die staat pal in de ure des gevaars, op dien kan men rekenen. Ook hier leiden de denkbeelden de wereld. Niet de kracht der wapenen, doch de kracht der overtuiging zal Nederland voor het revolutionnair gevaar behoeden. „Een koning wordt niet behouden door een groot heir, een held wordt niet gered door groote kracht.... Maar des Heeren oog is over degenen, die Hem vreezen, op degenen, die op zijne goedertierenheid hopen" (Ps. 33 : 16—:i8). ,' .. En wilt ge nu, ten slotte, weten waarom zulk een hechte band Nederland en Oranje saam verbindt, al heb ik toegegeven dat -het koningschap niet de eenig mogelijke regeeringsvorm is naar de Schrift ? Wilt ge weten waarom'de vaderlandsliefde, de Oranjegezindheid van geloovig Nederland zoo religieus getint is ? Wel, het geloof heeft hier volk en Vorstenhuis saamgehracht. Het gaat hier natuurlijk niet om dezen of genen vorst, ..dezen of genen koning in het bijzonder (allen waren menschen, sommigen hadden zelfs hun groote fouten en gebreken), maar om het geheel; en dan herhaal ik wat ik zeide : ,het geloof heeft volk en Vorstenhuis hiersaamgebracht. In den naam van Jezus Christus den Gekruisigde heeft Willem de Zwijger den strijd aangebonden tegen de grootste militaire en religieuse macht dier dagen. In den naam van Jezus Christus den Gekruisigde heeft hij het gezag over deze benarde gewesten aanvaard, in een ure dat alles verloren scheen, en zijn bede om behoud voor het arme volk, in zijn stervensure naar den Troon der genade opgezonden, was — zonder eenigen twijfel —i de uiting van hetgeen daar steeds leefde in zijn hart. Ik weet wel, dat een zekere geschiedbeschouwing alles uit materiëele drijfveeren wil verklaren ; dat men ook onzen tachtigjarigen oorlog tot een geldkwestie, tot een strijd om het stoffelijk belang wil maken. Maar gelooft hen niet, hen, die u deze laag-bij-den-grondsche opvatting willen opdringen. Het was, in den diepsten grond, een strijd om Gods recht en Gods Woord; een strijd om waarheid en gewetensvrijheid, en daarom schaarde geloovig Nederland, dat —/van huis uit — niet zoo bijzonder koningsgezind, rloch veeleer republikeinsch, aristocratisch-republikeinsch, was aangelegd, zich rondom den Troon van Oranje, en bleef het aan die houding steeds getrouw, als het zich zijn roeping in het werelddrama helder bewust was. Zoo dok in de dagen van Stadhouder Willem III, die zijn kracht 'vond in de overtuiging, dat hij Gods instrument was, geroepen om niet alleen Nederland, maar gansch Europa te redden van den ondergang, te bewaren voor de tyrannie van het pausdom zoowel als voor de tyrannie der absolute monarchie : „de Staat, dat ben Ik". Wat een geloofskracht en een geloofsmoed in die sombere, maar toch heerlijke dagen! En let ook nog ten slotte — want wij kunnen niet alles memöreeren ■— op Nederlands herstel na de Fransche Revolutie en na de onderdrukking van het Napoleontische tijdvak. Altijd weer staat Oranje aan de spits, als het gaat om onze onafhankelijkheid, om onze Christelijk-Protestantsche traditiën, en altijd weer worden de woorden van Groen van Prinsterer bewaarheid : „Ons nationaal bestaan vertoont een buitengewoon karakter. Het is godsdienstig in den volsten zin des woords ; het is gewoonweg en eenvoudig het resultaat van het geloof. Onze Staat heeft geen andere reden van bestaan dan de godsdienst. Hij is uit de Hervorming geboren. Hij is een schepping van het Evangelie. In de XVIde eeuw kwamen van alle kanten de Evangeliebelijders en -predikers, d.i. de martelaren, naar ons toestroomen. Uit het bloed der martelaren verrees de Kerk. Uit de Kerk ontstond de Staat. En met de slachtoffers kwamen ook van alle kanten de bevrijders en verdedigers opdagen. De prins van Oranje en zijn broeders, onze Maccabeeën, waren in Duitschland geboren. Franschen, Engelschen, duizenden Belgen weken naar ons uit. Welnu, uit al die verschillende elementen, vergaderd, saamgesmolten, tot een natie gevormd door het vuur der beproeving, uit het midden van dien chaos, deed de Geest Gods door het Woord Gods. een Staat ontstaan, nog wel zwak, maar waarvan de roeping, naar den raad der Voorzienigheid, zou zijn den Standaard der vrijmachtige en zuivere genade onzes Heeren Jezus Christus hoog te houden."1) En dat onze geëerbiedigde Koningin die lijnen; door God zelf in het verleden getrokken, ook ziet ; dat zij oog heeft voor den religieusen band tusschen Nederland en Oranje; dat zij waarlijk „bij de gratie Gods" regeeren -wil; dat zij met haar volk wil .strijden om behoud en bevestiging onzer Christelijke traditiën, gij weet het, M. H., en het behoeft geen ■ betoog. Daarom juist is het zoo gevaarlijk, zoo roekeloos, zoo onverantwoordelijk, om in ons land een beweging te steunen, die tegen Oranjes troon is gericht. Wee den geloovige, die daaraan meedoet : hij strekt zijn hand uit naar den Gezalfde des Heeren, aan Wien ook Koningin Wilhelmina haar gezag ontleent, door Wien ook zij regeert. En wat nu de toekomst zal brengen ? De toekomst is aan God alleen. Maar het moge een waarborg en een zegen zijn, dat ons prinsesje genoemd is naar de vrome moeder van onzen grooten Zwijger. Als één een geslingerd leven had, dan was het de veelbeproefde Juliana van Stolberg. Hoor wat zij nochtans schrijft aan haar geliefden Willem na den slag op de Mookerheide : „Waarlijk, ik ben wel een ongelukkige oude vrouw, die niet van haar droefheid kan worden verlost, eer God. mij in Zijn heerlijkheid uit dit i) Nederlandsche Gedachten, IV, 13, 14. jammerdal tot zich neemt, wat-ik ook van harte begeer, Hem biddende dat Hij het spoedig doen moge." Veelbeproefd en geslagen, nochtans genist in God. Dat worde ook bewaarheid aan Neêrlands Vorstin in de beroeringen van dezen tijd, of in welke bange uren de toekomst nog in haar schoot verborgen moge houden. Dat worde bewaarheid aan geheel ons volk, dat steeds de waarschuwing en hartelijke vermaning van onzen grooten Christenstaatsman ter harte moge nemen : 't Geheim van allen zegen (Oranje en Neerland hoor't) Is in Gods vrees gelegen, Zijn dienst, Zijn gunst, Zijn Woord. „Door Mij regeeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid. Door Mij heerschen de heerschers, en de prinsen, al de rechters der aarde". Spreuken 8: 15, 16. „Alle ziel zij de maqhten, over haar gesteld, onderworpen, want er is geene macht dan van God, en de machten die er zijn, die zijn van. God verordend Zij (n.1. de macht, de overheid) is Gods dienares, u ten goede...." Romeinen 13 : 1—7. „Vermaan'^ hen, dat zij aan de overheden en machten onderdanig zijn, dat zij hun gehoorzaam zijn, dat zij tot alle goed werk bereid zijn". Titus 3 : 1. SsZpiifë. „Zijt dan alle menschelijke ordening onderdanig, om des Heeren wil ...'.." „Vreest God, eert den koning.... 1 Petrus 2: 1—17. „Gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid zijns troons." ê&Vjs; Psalm397t: 2. Een der groote vraagstukken van "den''dag, die de Christelijke Mannenvereeniging „Gij zijt allen Broeders", krachtens art. 3 harer statuten, bij het licht van het Evangelie heeft te bezien, is het vraagstuk van het gezag, nader begrensd: van het gezag op staatkundig gebied.1) Waar allerlei machten rusteloos woelen en werken in de richting eener algemeene omwenteling; waar menigvuldige stroomingen er op uit zijn om den grond waarop wij leven te ondermijnen, alle vastigheden te ontwrichten, en stelselmatig aansturen op eên oorlog van. allen tegen allen, die de ontkenning is van elk gezag,Vdaar hebben wij ondubbelzinnig ^) Lezing, gehouden te Rotterdam den 15den Nov. 1921, bij gelegenheid van het eerste jaarfeest der Chr. Mannenvereeniging „Gij zijt allen broeders." partij te kiezen in deze worsteling der geesten, onze houding> duidelijk te bepalen, en onze beginselen zóó klaar en helder te formuleeren, dat ieder onmiddellijk kan weten wat hij aan ons heeft en waar wij staan in den strijd onzer dagen. Dit klemt te meer waar men ons; *?zonen der Reformatie, telkens weder voor de voeten werpt, dat wij allen revolutionnairen zijn, en dat wij ons allerminst geroepen kunnen achten Regeering en Troon met 'onze liefde en trouw te steunen; dat wij de laatsten moesten zijn om ons op te werpen tot steunpilaren van het wettige gezag. Eenerzijds is het Rome, die verklaart dat Hervorming en anarchie één zijn1), dat de „stellingen van Wittenberg eindigen met de stellingen van Wijnkoop",2) en „dat het Protestantisme de maatschappij tot regeeringloosheid en verderf leidt, om ten laatste in het meest onbeperkte despotisme te eindigen".8) Anderzijds is het de partij der permanente revolutie („partijen" zou ik hier moeten zeggen, daar de eenheid der uiterste linkerzijde — behoudens haar gemeenschappelijke ontkenning — vèr te zoeken is), die ons tot zich wil trekken, en ons, krachtens ons verleden, feitelijk het recht ontzegt om haar, in haar verderfelijk streven, tegen te treden. Hoort den Heer Schaper den nden Dec. 1918 in de Ilde Kamer der Staten- ') Lamennais: „La Réforme ne fut, dès son origine, qu'un système de philosophie anarchique et un monstrueux attentat contre le pouvoir général qui régit le société des intelligences. Elle fit reculer 1'esprit humain jusqu'au paganisme". Zie Groen van Prinsterer; Ongeloof en Revolutie, bl. 129. s) De correspondent van de Maasbode, in zijn verslag van een rede gehouden te Amsterdam door drie communistische leiders, na. hun Russische reis, door de Voorwaarts (1.10. '20) niet onaardig de drie „Mekkagangers" genoemd : „De terreur kan slechts twee dingen inluiden. Of het einde van het menschelijke geslacht, of het einde der eeuwen van duisternis en barbaarschheid, die begonnen met de stellingen van Wittenberg en eindigen met de stellingen van Wijnkoop." (Ik cusiveer. K.) •) Perrone: Kontrovers-Katechismus. Duitsche uitgave, pagina 36. Generaal: „Er is gesproken over de revolutie en gezegd, dat wij afstand moeten doen van alle revolutionnaire beginselen. Ik zou vooral de heeren antirevolutionnairen wel eens willlen aanraden (te 'overwegen. K.) wat hun voorman, Dr. Kuyper, die dan toch altijd nog wel iets zal hebben te zeggen, al heeft hij dan zijn zegen aan deze coalitie niet gegeven, op bl. 18 van „Ons Program" hierover schrijft : „Wij erkennen, dat er oogenblikken zijn, waarin de natuurlijke hoofden des volks zelfs de roeping hebben om aan een goddelooze tyrannie, waardoor het volk omkomt, een einde te maken, en eeren mitsdien onzen opstand tegen Spanje, Engelands omwenteling onder Willem III, Amerika's afval van Groot-Brittan je en onze omwenteling." (Dr. Kuyper voegt hieraan toe, wat de heer Schaper blijkbaar vergeet : van 1813. K.) Zou hier geen misverstand in het spel zijn ? Is duidelijk onderscheiden hier geen onafwendbare eisch ? Zijn wij niet aan onszelf verplicht, als geloovigen, als Christenen, als Protestanten ; zijn wij niet verplieht aan onze Vereehiging, die de beginselen des Evangelies -wil uitdragen op elk levensterrein, óók op maatschappelijk, óók op staatkundig gebied, de grenzen zuiver af te bakenen, de verhoudingen zuiver te stellen, en ons standpunt niet alleen voor onszelf te bepalen, maar ook voor ieder kenbaar te maken, voor vriend en vijand duidelijk uit te spreken ? Ik heb het in heiligen ernst gemeend, en daarom voor dezen feestavond de vraag aan de orde gesteld : „Waarom en hoe vrij het wettige gezag steunen" ; een vraag, waarop het antwoord onmiddellijk moet luiden, zonder eenige discussie, tegenwerping of aarzeling : „Omdat het gezag is nit God," * * * Het klassieke woord, dat in deze beslissend is, dat door elk geloovige als afdoend wordt beschouwd, en dat derhalve hier, bij den aanvang dezer uiteenzetting, de gratie Gods" en zich daarop beroepen tegenover het volk, mits zij dan ook zelf maar waarlijk daaraan gelooven en het in handel en wandel tomen. Door de Opperste Wijsheid, door het eeuwige Woord, door den Zoon, van God regeeren de koningen. Welnu, het Woord is vleesch geworden; de Zoon van God werd Zoon des Menschen ; Hij wilde zichzelf vernederen ; Hij wilde dienen ; Hij omgordde zich om slavenwerk "te verrichten. En dat wordt van de grooten en machtigen der aarde geëischt, naar goddelijk recht: dat zij zullen dienen; dat zij zich dieper zullen Ternederen, naarmate zij hooger staan; dat zij nooit zullen zeggen : „Mijn volk", om een bezit aan te duiden, maar om daarmede te getuigen van eigen roeping ten opzichte van het volk.dat men mag dienen, mag liefhebben, waarvoor men zich mag >geven. Waar zóó geregeerd wordt, daar is de macht der anarchie gebroken, daar kan de reTolutiegeest niet tieren, daar moet orde, regel, wederzijdsche liefde, achting en vertrouwen heerschen. * „Maar, zult ge vragen, als het gezag nu-toch in tyrannie ontaardt; of als een tyran, ter kwader ure, de macht aan'zich trekt: wat dan ?" &f-4i* Wel, ik spreek van het wettige gezag, dat wij geroepen zijn te erkennen en te steunen ; niet van de eerste de beste „regeering", die ons zoü kunnen verrassen en ons haar wii zou trachten op te dringen. Een Lenin of een Trotzky zou in ons, die het gezag erkennen als zijnde uit God en er ons gaarne vrijwillig aan onderwerpen, de grootste tegenstanders Tinden. Niet namens God regeeren dezulken, doch krachtens de helsche macht hunner tyrannie ; als onverzoenlijke vijanden zouden wij tegenover hen komen te staan. En als wettige machthebbers tot tyrannieke maatregelen zich mochten laten verleiden; als wij de door hen gevolgde gedragslijn zondig moesten achten en hun optreden — krachtens ons geloof — meenden te moeten afkeuren, dan zou tweeërlei door ons moeten worden bedacht. Vooreerst, dat verzet alleen geoorloofd .is, wanneer wij worden aangetast in onze godsdienstige overtuiging ; wanneer ons geloof wordt aangerand ; wanneer wij den overweldiger in waarheid en oprechtheid kunnen tegentreden met het woord van Petrus, het woord van het onbuigzame geweten : „Men moet Gode meer gehoorzaam zijn, dan den menschen." En vervolgens, dat wij steeds in den wettigen weg voor recht en waarheid kunnen, mogen en moeten opkomen. Calvijn teekent aan bij i Samuël 8 : n v.-v. : „Er bestaan eenige geoorloofde geneesmiddelen tegen zulk een tyrannie : als bijv. wanneer er andere magistraten zijn ingesteld en Staten, waaraan de zorg voor het gemeenebest is opgedragen : die den vorst binnen de perken van den plicht zullen kunnen houden, en hém ook dwingen, wanneer hij iets zou probeeren. Maar wanneer deze hun plicht niet doen, of zich tegen de tyrannie niet durven te weer te stellen, dan moeten de particuliere burgers ook erkennen, dat dit kruis hun wordt opgelegd als een kastijding Gods over hunne zonden." Over dat laatste zou nog theoretisch van gedachtén kunnen worden gewisseld, aan de hand van Gods Woord, en in verband met andere uitlatingen van Calvijn zelf ; doch practisch heeft dat. voor ons geen zin, daar wij heden ten dage het zelf in onze macht hebben om onze vertegenwoordigers in de verschillende besturen te kiezen; daar wij hun de eischen van Gods Woord telkens weer bij vernieuwing 'kunnen en mogen voorhouden ; hen steeds — zoo noodig — tot de orde kunnen roepen, en, wanneer zij hardnekkig weigeren naar onze billijke vermaningen, op grond van het Evangelie, te luisteren of met onze rechtmatige' wenschen rekening te houden, hen ter gelegener tijd kunnen vervangen door anderen, die wél buigen voor het Woord, die wél bij de gratie Gods willen regeeren en besturen, zich wél verantwoordelijk weten voor hun beleid, en wél de eere Gods zoeken, wél het volk in waarheid en gerechtigheid wenschen te besturen. Doch, dit is geen ontkenning, maar, integendeel, een bevestiging, een erkenning van het gezag. Een waarborg tegen een verderfelijk afglijden naar tyrannie en machtsmisbruik moet er zijn ; maar die -waarborg wordt allerminst gevonden in 'den geest der revolutie, doch veeleer, ja uitsluitend, in het Woord Gods en in de volksconsciëntie, door dat Woord gevormd en geleid. Dat heeft*~ Dr. van Ravesteyn niet begrepen, toen hij, in de Tweede Kamer uitriep : (15 Nov. '18) „Het recht van revolutie is heilig, ook in een dempcratischen staat", daarbij zich beroepende op onze XVide eeuwsche omwenteling, met deze woorden: „Waren de Geuzen hier geen minderheid in de XVIde eeuw, toen zij tegenover de katholieken stonden en hebben diezelfde Geuzen, die niets anders waren dan opstandelingen, wat wij in de wandeling zouden noemen het mindere volk, de heffe des volks, zooals zij genoemd worden door de bourgeoisie, iets anders (uitgemaakt ?) dan een kleine minderheid tegenover de heerschende partij ?" Onwaardiger vergelijking werd nimmer gemaakt, onjuister parallel nimmer getrokken. Wilt ge weten krachtens welke beginselen onze vaderen het Spaansche juk van zich afwierpen ? Luistert dan naar dit schoone gedeelte van het „verlatingsedikt" (26 Juli 1581), waarbij men aan Filips II de gehoorzaamheid opzegde : „Ende so wanneer hij (de Prince) sulx niet en doet (n. 1.. zijn volk regeeren als een vader zijn kinderen en een herder zijn schapen), maar in stede van sijne ondersaten te beschermen, deselve soeckt te verdrucken, t' overlasten, heur oude vrijheijt, privilegiën ende oude herkomen te benemen, ende heur te gebieden ende- gebruijken als. slaven, moet gehouden worden niet als Prince, maar alsween Tyran, ende voor sulcks nae recht_ende reden magh ten minsten van sijne ondersaten, besondere bij deliberatie van de Staten van den Landen, voor egeen Prince meer bekent, maar verlaten, ende een ander in sijn stede, tot beschermenisse van henlieden, voor overhooft, sondern misbruycken gekosen werden." Derhalve : niet om het gezag naar beneden te halen, niet om den heer tot knecht en den knecht tot heer te maken, noch om te komen tot dat vurig begeerde stuivertje-wisselen, waar • men in revolutionnaire kringen zoo gaarne van spreekt, maar om het absolutisme — die karikatuur van het gezag — te keeren; om het ambt der overheid te redden, te bevestigen op de onwrikbare steunpilaren van het recht Gods en de rechten der menschen, die er uit voortvloeien : daarom zwoeren onze vaderen den Koning van Hispaniën, dien zij „altoos hadden geëerd", voor eeuwig af. Niet in eens, maar na veel dulden en lijden, na veel smeeken en klagen, toen het bleek dat God het koninkrijk van den modernen Nero had weggenomen, om het te geven aan een ander, die beter was dan hij, ootmoediger en gehoorzamer aan zijn Zender, bij Wien alleen de bron is van alle gezag, en die, inzake het ambt der overheid, het Reformatorische beginsel beaamde, dat later door Dr. A. Kuyper aldus zou worden geformuleerd : „Over ons, mits onder God, en derhalve met ons aan dien Eéne onderworpen, die, wijl Hij God is, alleen onder allen het recht om recht af te dwingen aan zich zeiven ontleent, en dus|aan anderen geven kan."1) * * * Genoeg, M. H., om u te doen gevoelen, datrwij, die gaarne optreden met d.e leuze „Geloof en Vrijheid", krachtens ons geloof en uit naam der vjijheid, opkomen voor het wettige gezag, en dat gezag met alle kracht die in ons is wenschen te steunen en te versterken. Genoeg ook om u te doen gevoelen dat wij, zonder eenig beding, front maken tegen rood, als symbool der revolutie. Laat -u door den schijn niet bedriegen. Tusschen ons en de socialistisch-anarchistische stroomingen ter linkerzijde gaat de strijd inzake het gezag, in den diepsten grond, om het geloof.. Onze stelling : Wij erkennen en steunen l) Ons program, p. 67. het gezag, omdat het gezag is uit God,' beantwoorden zij, heel consequent, met de leuze : „Weg met God, omdat wij geen enkel gezag willen erkennen (behoudens natuurlijk het onze, wanneer wij eenmaal aan het roer zijn)." De concessie „godsdienst als privaatzaak getolereerd" is een leugen en een misleiding. Slechts met het meest consequente materialisme, op elk levensgebied doorgevoerd, kan de anarchie — hoe dan ook rood of rose getint — op den duur zich verstaan. „In tegenstelling tot de theologen en de eenvoudige lieden, die overal in de natuur den vinger Gods zien, die alles naar Zijn wil bestuurt, schrijft Dr. Pannekoek in'zijn boekje over Godsdienst en Socialisme, vond de wetenschap overal strenge natuurwetten, die geen uitzondering toelieten, en niets dan kracht en stof." „Met schade en schande, oordeelt Lafargue, Marx' schoonzoon, wordt God uit de natuur verjaagd. Daar, waar de onbarmhartige kritiek aan het woord kwam, was 't met den onnoozelen God Israëls gedaan en als een simpele veldwachter werd hij dan ook tijdens de Revolutie door een decreet afgeschaft." t-r „Er is geen God, zegt Dr. Gorter, geen wezen buiten 't heelal, dat op de een of andere onverklaarbare manier het heelal zou bewegen en besturen.... De gedachte zelfs aan godsdienst zal niet meer aan de kinderen gegeven worden.... Met gebogen hoofd zal zij als een laffe schim van de aarde verdwijnen." En dan, in poëtische verrukking : Eens zal een dag zoo vol van Eenheid dagen en weten zal der menschen vrijheid zijn. \ Reeds ziet men de godsdiensten bleek vertsagen en fonkelen het meer van kennis' wijn. Het Communistisch Manifest van 1848 maakt het al niet beter: „De wetten, de moraal, de godsdiënt, lezen 'wij daar, zijn even zooveel burgerlijke vooroordeelen, waarachter zich even zoovele burgerlijke *) Der wirtschaftliche Materialismus nach den Anschauungen von Karl Marx 1886. belangen verschuilen." En August Erdmann dikt aan :„Het moet voor haar (n.1. de 'S. D.) ook al js 't niet in het partijprogram uitgesproken, partijzaak wezen om den voor het zedelijk en geestelijk leven van het volk verderfelijken invloed der religie met alle kracht tegen te werken — in het belang van de partij, in het belang van waarheid en vrijheid." *) Na den Duitscher, de Engelschman. „De kerk, decreteert Quelch,2) is een der pilaren van het kapitalisme, en de werkelijke functie van de geestelijkheid bestaat daarin, dat zij het verstand der arbeiders doet versuffen en er de gewillige betaalde slaven van maakt, die geduldig en tevreden zijn met hun lot in deze wereld, in afwachting van een glorierijke belooning in de andere." En als am duidelijk het internationaal karakter van deze ziekte te doen uitkomen, geeft het Volk dit socialistisch Kerstevangelie ten beste : „Ons „Vrede op aarde" kan niet anders dan een vernieuwde oorlogsverklaring zijn. Oorlog aan het kapitalisme, ook al is het omhangen met Christelijke franje en bedekt met Christelijk vernis. Geen vrede, geen welbehagen. Gemoed en hart gloeiende van heilige ontevredenheid over het vele menschonwaardige in deze ellendige maatschappij, strijd tegen alles en allenjdat de mensch heid verdrukt en de menschelijkheid vertrapt. Dat is ons kerstlied." *) *) Sozialistische Monatshefte 1905, bl. 511, v.v. 2) In Le mouvement socialiste. 3) Citaten bij Dr. E. v. Dieren: De waanzinnige waereld en bij Prof. Mr. P. A. Diepenhorst : Naast het Kruis de roode vaan ? Zoo juist valt mijn oog op deze dichtregelen van A. van Collem : „Een nieuw geslacht groeit op, zich zelf gewis. Een nieuw geslacht zal op de aard' verschijnen, Maar spoor en taal en teeken zal verdwijnen Van Een, die wezen kon, noch was, noch is." En satanisch vervolgt de communistische dichter dan elders in zijn dichtbundel : „Maak ruim de hoofden, sprak de stem in mij, Vernietig God, die naam vol tooverij, Door verwarden altijd aangebeden." Elk commentaar zou hier verzwakkend werken! En dat kerstlied, M. H., eindigt in het beruchte opruiïngsmanifest, waarbij een predikant, helaas, den naam van Jezus Christus dorst aanhalen; het manifest dat spot met elk wettig gezag, met elke maatschappelijke orde, en dat aldus eindigt: „Wij ruien u op.... tot de algemeene werkstaking ter vernietiging van de militaire, economische, politieke en geestelijke reactie" (lees : omverwerping van elke orde en van elk gezag). Welnu, die geest uit de diepte vindt ons als een aaneengesloten phalanx tegenover zich, niet alleen in dagen van beroering, als onverlaten naar Kroon en Troon de hand uitsteken, maar ook in rustiger tijden, als in de wereld der ideeën de beginselen tegen elkander botsen en de toekomst van de daad wordt voorbereid. En zou ik hier geen uitstapje mogen maken op politiek gebied ? Schrik niet, M. H.; ik denk er niet aan, een knuppel te werpen in ons vreedzaam hoenderhok. Onze vereeniging staat buiten eiken stembusstrijd, onafhankelijk van elke partij als zoodanig, zoowel op kerkelijk als op staatkundig gebied; zij wil den nadruk leggen op hetgeen vereenigt; zij brengt te saam, in broederlijke gezindheid, wat op menig punt uiteengaat, en al onze mannen broeders gaan prat, als echte zonen der Reformatie, pp hun zelfstandig denken en handelen. Maar de bespreking der beginselen, die het openbare leven beheerschen, wel verre van buiten onzen gezichtskring te liggen, past geheel in het kader van ons streven. Wij hebben gewaagd van stroomingen, die van God afvoeren,het gezag ondermijnen, de maatschappij ontwrichten, op volslagen anarchie zelfs aansturen ; wij hebben eenparig getuigd van ons vaste voornemen om .die stroomingen tegen te gaan met woord en daad ; welnu, daaruit volgt dat, in de staatkunde, onze sympathie slechts kan uitgaan naar die groepen, die de bron van het gezag in God plaatsen, en die voortbouwen op den vasten grond onzer Protestantsch-Christelijke en nationale vrijheden. Schoon is bijv. deze beginselverklaring: „Noch in den volkswil, noch in de wet, maar alleen in God vinden wij de bron van het souvereine gezag, en verwerpen mitsdien eenerzijds het beginsel van volkssouvereiniteit ; terwijl wij, anderzijds, de souvereiniteit van Oranje eeren, als onder leiding Gods in onze geschiedenis geworteld ; door de mannen van 1813 in den Nederlandschen Staat tot ontwikkeling gebracht; en door de Grondwet als zoodanig bevestigd." (Art. 2 A. R. program.) Doch de Chr. historische Unie -doet voor de A. R. partij in beslistheid niet onder, waar zij de overheid erkent als Gods dienares, geroepen „de C. H. grondslagen van het volksleven te bevestigen en de Chr. beginselen in het staatsleven te eerbiedigen.(artt. 2 en 3). Ook de Christen-democratische en de Chr. sociale partijen laten zich in denzelfden geest uit, als zij „de opperhoogheid van God Almachtig belijden," wenschende „zich te onderwerpen 'aan zijn volstrekt gezag en aan Zijn allesbeheerschenden, heiligen wil" (C. D- P.) en als zij, „met verwerping van de beginselen der revolutie, noch in den volkswil, noch in de wet, noch in het staatswezen, noch in. de Kerk, doch alleen in God de bron van het souverein gezag vinden; terwijl zij. anderzijds, de souvereiniteit van Oranje eeren, als onder de leiding Gods in onze geschiedenis geworden." (C. S. P.) En meent niet, M. H., dat tot de aangeduide groepen alleen het werk van opbouw in Prot.Cbristelijken en nationalen zin beperkt blijft. Ook daarbuiten treft men mannen aan, die met ons willen arbeiden in de aangeduide richting, en die, al sloten zij zich bij geen der bestaande partijen aan, of al steunen zij een fractie, die geen positieve beginselverklaring omtrent het wezen en den oorsprong van het gezag in haar program heeft opgenomen, toch „de waarde van het geestelijk en godsdienstig leven voor Staat en maatschappij erkennen", (Politiek program van den Vrijheidsbond *) en het ook onomwonden uitspreken : dat l) Van die lijn wijkt Ds. G. Hulsman echter af. WORDT LID VAN DE CHRISTELIJKE MANNENVEREENIGING „Gij asijt allen Broeders". Lidmaatschap fl. 1.— per jaar. De leden ontvangen gratis het orgaan „Geloof en Vrijheid". - Toezending aan huis 50 cents. Artikel 3. De Vereeniging heeft ten grondslag het Evangelie van Jezus Christus naar de Heilige Schriften. En heeft ten doel de toepassing der beginselen des Evangelies op elk levensterrein. Artikel 4. Zij tracht dit doel te bereiken: a) door de behandeling van onderwerpen van godsdienstigen, kerkdijken, zedelijken en maatschappelijken aard, zoowel op de ledenvergaderingen, als in openbare samenkomsten. b) door het inrichten van een bibliotheek. c) door het verspreiden van lectuur. d) door het uitgaven van een orgaan. e) en verder door alle wettige middelen, die aan het doel bevorderlijk kunnen zijn. Men geeft zich op als lid bij den voorzitter, den Heer A. H. C. KIP, le PIjnackerstraat 102, waar men tevens de volgende uitgaven van den schrijver dezer brochure ter verspreiding kan bestellen. „En Ik maar één talent". Die niet werkt zal ook niet eten. Heer en knecht. Dat vrijheid geen losbandigheid is. Is het den Christen geoorloofd den wapens te dragen ? Wij zijn elkanders leden. Het communisme der eerste christengemeente. „Gij dwaas". „Ontzaglijk ontevreên". Enz. enz.