CB 20826 m PRIJS 15 CENJ „VREEST GOD, EERT DEN KONING!' tt door Ds. A. J. EIJKMAN JR. - predikant te hattem _ g^ ^tTGftVE „GELOOF EN VRIJHEID" F /o "j PIINACKERSTRAAT 102-106 r"3&f* j~ | Vreest God; eert den Koning* / Petr. 2 : 17b. Wij, die met onzen tijd meeleven, weten, wat de massa beweegt: een goed leven, veel geld en weinig arbeid, verkregen desnoods met geweld, 'met omverwerping van het wettig .gezag en de bestaande orde. De vraag: hoe moet onze houding zijn tegenover het wettig gezag, is dan een klemmende vraag. Norm voor onze ziens- en handelwijze ten dezen is voor wie zich een Christen noemt de H. S. d.i. Gods Woord o.a. het Woord van den ap. Petrus: Vreest God; eert den Koning Geen liefde tot den naaste zonder liefde Gods. \\t de vervulIin9 van de eerste tafel der heilige Wet des Heeren ligt de tweede opgesloten. En zoo luidt het dan ook hier: Vreest God; eert den Koning! wwM Waarin bestaat de vreeze Gods? Wie God vreest, gelooft dat God is, die hemel en aarde geschapen heeft: dat dus God leeft, eeuwig leeft. De vreeze des Heeren is dus: God te eerbiedigen, zooals Hij Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft! die naar Zijne heiligheid geen gemeénschap kan hebben met de werken der onreinheid en duisternis; die naar Zijne rechtvaardigheid alle werken der ongerechtigheid moet straffen; die, naar Zijne almacht, werkt alwat hem behaagt, naar Zijne vrijmacht doet wat Hij wil; die, alwat Hem tegenstaat, machtig is te verbrijzelen, hoe sterk en geweldig het ook zij, en wederom in het zwakke, dat niets vermag, Zijne kracht volbrengt, in het niets-zijn Zijne almacht verheerlijkt; die alle dingen werkt naar den raad Zijns willens, naar Zijn souverein welbehagen; die het onedele en verachte en geringe opheft en verheft en tot eere brengt, daarentegen het edele en rijke en aanzienlijke der wereld te schande maakt; die in Zijne handen houdt dood en leven, zonde en genade, alle, alle dingen; die kan verderven en behouden, een zondaar vrijspreken en verdoemen, die vrij en onbeperkt is in al Zijn doen, van niets en niemand afhangt, terwijl alles en allen van Hem afhangen; die echter naaP Zijne eeuwige liefde naar Zijn' groote genade en grondelooze barmhartigheid in Cristus Jezus Zijnen lieven Zoon Zich ontfermd heeft en ontfermt over arme, ellendige, verlorene, doemschuldige zondaren, die in gunst neerziet op den arme en verslagene van geest en die voor Zijn Woord beeft; Wiens goedertierenheid is van eeuwigheid over degenen, die Hem vreezen, en Zijne gerechtigheid aan kindskinderen, aan degenen die Zijn verbond houden en die aan Zijne bevelen denken om die te doen; Wiens getrouwheid is van geslachte tot geslacht, die in eeuwigheid niet laat varen het werk Zijner hand. Te gelooven, dat God is, die Hij is, datisalzóo in de eerste plaats: God vreezen. Maar dan ook te hooren, wat deze God spreekt, en wat meer zegt: te doen, wat Hij^spreekt. Hij spreekt en heeft gespróken in Zijne heilige Wet, de ons allen welbekende 10 geboden. Daarin heeft Hij Zijn wil aan ons geopenbaard. De vreeze Gods openbaart zich dus in de onderhouding Zijner geboden. Wie dan God vreest, vraagt niet naar menscheninzettingen en eigen goeddunken, als richtsnoer voor zijn leven, zijn handel en wandel, maar uit- sluitend naar Gods geboden. Naar geen anderen maatstaf leidt de Heilige Geest in de vreeze Gods. Maar dat''is onmogelijk voor een zondig en onvolmaakt mensch!. .. God eischt het! En Zijn Woord luidt: „Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der Wet om dat te doen". Gal. 3 vers 10. Openbaar^, zich nu de vreeze Gods in de onderhouding Zijner eeuwiggeldende geboden, dan ook in de onderhouding van het 5de gebod, dat ons spreekt van onze verhouding tot de over ons gestelde machten en zoo heet het dan tot ons: Eert den Koning. Wat een ellende zou het zijn, als er geen macht ware om wet en orde, recht en gerechtigheid te handhaven. Als deze banden verbroken worden, deze ordening Gods wordt opgeheven, welk een verwarring dan! Dan, - denk aan de Fr. revolutie en aan het schrikbewind thans in Rusland - heerscht er anarchie d.w.z.: moord, roof en plundering zijn aan de orde van den dag; de voorstanders der z.g.n. „vrijheid, gelijkheid en broederschap" zijn de onmfenschelijkste beulen. Van bezit, eigendom en een vreedzaam genieten is, er geen sprake meer. Ieder volgt eigen zin en lust en hartstocht — en wat is het als de hartstochten ontketend worden ja dan zinkt de mensch, zooals een man uit het volk mij dezer dagen terecht opmerkte, nog lager dan het roofgedierte. Zelfs de eigen aanhangers van een anarchistische leer slaan elkander dan dood. Hoe moeten wij God dan loven en danken, dat Hij in Zijn wijsheid en goedertierenheid ons een „Koning" geeft. Nu moeten wij echter bij dit woord niet angstvallig blijven staan, alsof de regeermacht nu juist altijd een koning zou. moeten zijn. Ik geloof, dat er meer mede bedoeld wordt: de wettige overheid en die kan zijn eene monarchale, ot republikeinsche of monarchaal-constitutioneele al naar gelang de weg is, dien God in den loop der tijden met een volk gehouden heeft. Bij de beoordeeling, welke de beste regeeringsvorm is komt het m.i. niet zoozeer aan op de vraag, welke de regeeringsvorm is, maar wie ons regeeren. Een monarchale regeering lijkt mijs wej gevaarlijk, maar niet per se verwerpelijk, terwijl een republikeinsche regeering, hoe bekoorlijk ook' voor het oog, verwerpelijk kan zijn. In ons land is op het oogenblik het wettig gezajg inhanden onzer Koningin, bijgestaan door hare ministers en de leden van de Eerste en Tweede Kamer. Nu dit gezag moeten wij eeren. Of dit gezag God vreest of niet, daarvan zal ons eeren niet hebben af te hangen, Er staat: eert den Koning! zonder meer. Zoo heet het elders: „Alle ziel zij den machten over haar gesteld onderdanig" . Rom. 13 vs. 1. Verg. ook' 1 Tim. 2 vs. 1 en 2a. De, gemeenten hadden in de dagen der Apostelen juist van de zijde vder overheid dikwijls verdrukking en vervolging te verduren en moesten om het Evangelie goed en bloed overgeven. Heel licht kon er daardoor in de gemeenten eene gezindheid omtrent de overheidspersonen ontstaan, waarbij dezen als vijanden van God en Zijn Woord, als vervólgers der gemeente werden veroordeeld, ja beschouwd als menschen, voor wie men eigenlijk in 't geheel niet mocht bidden. Of nog erger: men waagde het zich tegen zulk een goddelooze overheid te verzetten en gaf zoo den vijanden met recht redenen tot lasteren. Tegen deze gezindheid en zulk doen nu laat de apostel zijne vermaning hooren: eert den. Koning, onderwerpt U aan het wettig gezag, betoont het zonder voorbehoud allen eerbied, of het naar God en Zijn Woord vraagt of niet, of het naar uw zin is en uwe sympathie .heeft of niet. En dat waarom? Wel, omdat de ,,overheid door'God is ingesteld.' God is een God van orde, die niet wil, dat een ieder handelt naar eigen inzicht en goeddunken, maar ons aan vaste wetten wil gebonden hebben, wetten "naar den grondslag van Zijne rechten en inzettingen, — waarin de ware vrijheid gelegen is. Niet onmiddellijk uit den hemel wil Hij ons regeeren, maar door menschen, die Hij daartoe roept. Zooals de kinderen door hunne ouders, zal ook 'het volk door middel van den koning geregeerd worden. Als Gods dienares, staande als in de plaats van God, is de overheid (hetzij hoogere of lagere) geroepen om in Zijnen Naam, aL bestaat zij ook voor het volk en om het volk, toch is zij niet de dienares van het volk, maar van God — in den haar aangewezen kring, in het gansche burgerlijk en maatschappelijk (en ook kerkelijk) leven naar den wil van God wet en orde te handhaven, recht en gerechtigheid te doen en het goede te beschermen en het kwade te straffen. Iemand, die tegen de overheid verzet pleegt, laadt dus een zware schuld op zich, omdat hij zich alzoo aan God Zelf vergrijpt. Intusschen spreekt het vanzelf, dat onze onderdanigheid aan de overheid hare grenzen heeft in het gebod Gods. Er was eens een overheid, die een bevel uitvaardigde, dat alwie in 30 dagen een verzoek zou doen van eenigen god of'mensen behalve van den koning, die zou in den kuil der leeuwen geworpen worden. Maar toen Daniël dit gebod niet gehoorzaam was, deed hij recht, want anders zou hij het gebod van de allerhoogste Majesteit, God, teniet gedaan hebben. En toen eens eene aanzienlijke vrouw een harer hovelingen zocht te verleiden, antwoordde hij met recht: „Hoe zou ik zulk een groot kwaad doen en zondigen tegen God!" En toen de Apostelen des Heeren in de gevangenis werden geworpen, door de overpriesters van ongehoorzaamheid beschuldigd met deze woorden: „Hebben wij u niet ernstig aangezegd om in dezen Naam niet te leeren", antwoordden zij terecht: „Men moet God meer gehoorzaam zijn dan den menschen". En hoe dikwijls hebben in later dagen, dagen van vervolging in de eerste eeuwen of ten tijde der Hervorming de geloovigen, wanneer hun door een Roomsche overheid bevolen werd den afgoden te offeren of de mis bij te wonen, Maria aan te roepen enz. liever goed en bloed overgegeven, dan dat zij zouden hebben gehoorzaamd en — terecht, want al die bevelen der overheid waren tegen het uitdrukkelijk gebod Gods. Ter anderer zijde rust op de overheid, als dienares Gods, de dure plicht en de ernstige verantwoordelijkheid om op te komen voor recht en gerechtigheid. Zij moet de belangen in het oog houden niet eenzijdig, van haar partij, maar van die van het geheele volk. Dat is overeenkomstig Gods Woord. Veroordeelt het scherp elke overtreding van het 5de gebod, alle verzet tegen de overheid, op handhaving van recht en billijkheid dringt zij aan: God is een rechtvaardig God. Ja juist Gods Woord doet dit. Er zijn er die doen alsof zij, en zij alleen zijn de uitvinders van het recht en de bouwmeesters der maatschappelijk- zedelijke wereldorde. God, en God alleen doet dit en wel door Zijn Woord en Geest in de vreeze van Zijnen Naam. Het gaat niet uit van den mensch, maar van God. Waar men nu dit ontkent, gelijk men daar den godsdienst buiten de politiek wil en individueel van God en Zijn Woord afkeerig is, acht men het Christendomme Kerk eene.belemmering voor de doorvoering van hare beginselen. Voorwaar eene zware beschuldiging tegen de Christelijke Kerk! En helaas! het is maar ahewaar, dat het Christendom, zooals dit^zich bij velen openbaart, niets anders is dan een /zoeken van zichzelf, van eigen eer, lust en voordeel (en dat ten. koste van den naaste). Niet^God, niet Christus, maar het eigen ik zit op den troon. En nietwaar, daar is geen plaats voor recht en gerechtigheid. Onder den dekmantel van vroomheid pleegt men allerlei ongerechtigheid, En gelijk men weleer Christus aan het kruis sloeg, zoo doet men nóg in haat tegen Zijne prediking (en predikers) der waarheid en gerechtigheid, „Van de wet wordt zooveel gehandhaafd, dat wij er de mooie, heiligejmannen mee kunnen blijven. God wordt uit het middelpunt gedrongen en de mensch, de vrome mensch, de Farizeër, erin geplaatst" = „de democratiseering" van den godsdienst. Dan kan men, in Gods huis samenkomen om den Naam van een heilig en rechtvaardig God aan te roepen, terwijl men intusschen liefdeloos en onrechtvaardig handelt. Maar dat alles wreekt zich geducht! Daarom, al kan genoemde beschuldiging het ware Christendom, de ware Christelijke, leer en Kerk nooit treffen en mogen zij, die Gods Woord en Zijne Waarheid versmaden, acht geven wat zij doen, laat ons toezien, en ter harte nemen het woord van Christus „Laat uw licht alzoo schijnen voor de menschen, opdat zij uwe goede werken mogen zien en uwen Vader, die in de hemelen is, verheerlijken". Matth. 5 vs. 16. Verg: ook 1 Petr. 2 vs. 19. En zoo heeft ook de overheid als Gods dienares den plicht om op alle terreinen des levens recht en gerechtigheid te oefenen en niet te wachten totdat men haar daarop wijst; eenerzijds het loon des daglooners niet in te houden of te verkorten, maar anderzijds weer niet te overdrijven; eenerzijds te bezuinigen, maar anderzijds niet op zwart zaad te laten zitten, zooals dit laatste — ik veroorloof mij het hier te zeggen — het geval is met de Predikanten. Men wil wèl hunne diensten, maar waar blijft hun loon? En is niet in de eerste plaats op den V.D.M. van toepassing het Woord: „de arbeider is zijn loon waardig?" Men weet toch wel, hoezeer in menige pastorie geleden wordt! En terwijl men alle salarissen van Rijksambtenaren verhoogd heeft, wordt er aan den Bedienaar des Goddelijken Woords niet gedacht. Dat is niet in orde! Maar diezelfde aanklacht geldt ook der gemeente, ja bovenal der gemeente! De tractementen, variëerend tusschen f1400. — , zegge f 1400.— en f 5500.—, zijn niet berekend op de uitgaven, verschuldigd aan hunne betrekking en stand. Gelijk alle ambtenaren, weet men hen ook wel te vinden met de belasting. Verder moet men „stand" ophouden, zooals de gemeente wenscht. Hunne kinderen gaan hun op 13-jarigen leeftijd met het oog op hun voortgezette studie in of buiten de woonplaats kosten f 200.— tot f 2000.—. Daarbij „zet" men hen in „koude" en „groote" pastoriën, terwijl één dienstbode bij „karig" loon en met „pastorierantsoen" zeker niet altijd zonder schade van haar gestel al den arbeid moet verrichten, terwijl „Mevrouw" mee moet helpen en den ganschen dag bezig moet zijn met naaien en verstellen, want veel „nieuwe" kleeren draagt men niet. Veel lezenswaardigs verschijnt er, maar men kan het zich niet aanschaffen, enz. En dit alles geschiedt, terwijl vele rijke, ja zeer rijke lieden (waaronder soms familieleden en z.g.n. vrienden) heeren, boeren of burgers, hetzij zij ter kerk gaan of niet, toch allen behoorende tot onze Kerk, dit maar zoo stilletjes aanzien, alsof het zoo behoort en niet anders kan, terwijl het toch hun dure roeping is mede te helpen om ook aan dezen noodtoestand een eind te maken. Een sigaar, een haas, een appel en een ei, hoe welkom ook, helpen niet. Och als Regeering en gemeente, hoog en laag, rijk en arm, ten dezen beter hunne roeping verstonden, dan was in één oogenblik hun tractement gebracht op dat peilr waarop het behoort en kan gebracht worden ja zelfs in dezen tijd. Geniet een leeraar aan een Rijks-Hoogereburgerschool met 5-jarige cursus volgens de nieuwe regeling een salaris van f 3500.— tot f 5500.— terwijl zij in de gelegenheid zijn er nog wat bij te verdienen met les geven; en heb ik toch nimmer gehoord, dat zij bekend staan om eene schitterende bezoldiging; wat zou er dan op tegen zijn als predikanten, wier levensstandaard toch zeker nog wel zoo hoog geacht mag worden als die van leeraren, een tractement van f 3000.— tot f 7000.— genieten? Maar ik stap van deze zaak af en vraag: Is het recht, als de werkgever, die zelf veel verdient, zijn arbeider het loon inhoudt, of nauwelijks genoeg geeft, zonder verder notitie te nemen van diens meer bijzondere, huiselijke of lichamelijke nooden? Is het recht als een rijke en aanzienlijke den arme en mindere uit de hoogte behandelt en hem toesnauwt? Is het billijk, wanneer de rijke slechts voor zichzelf en eigen genoegen leeft, zonder den nooddruftige te helpen? Is het billijk, als er woekerwinsten gemaakt worden. Is het recht, dat een Kerkvoogdij met de haar toébetrouwde gelden naar willekeur vaak handelt? Behoort het dat een ouderling, die daar tenminste tijd voor heeft, den zieke, die daar misschien nog wel in zijn buurt woont, niet eens bezoekt? Waarom zulk een verzet en dat om allerlei kleingeestige redenen tegen een financieel verband tusschen de verschillende gemeenten van onze Kerk? En zoo zou ik kunnen blijven vragen, doch genoeg. Een ieder weet wel in eigen kring, of er billijke grieven zijn, die niet mogen bestaan. Een ieder bedenke, dat wij niet los van elkander leven, maar in eene gemeenschap gesteld zijn, wat meer zegt: in een Christelijke gemeenschap, waarin niet past te leven naar het: ben ik mijns broeders hoeder! wat heb ik met mijn buurman te maken — maar: een iegelijk zie niet op het zijne, maar ook op hetgeen der anderen is. En zoo geschiede overal en onverwijld de gewenschte hervormingen, op welk gebied dan ook, wegneming van economische misstanden en van sociale ongerechtigheid, opdat ook een ieder voor God en zijn geweten verantwoord zij, men de gemoederen niet prikkele en ontevredenheid wekke en zoo mede de schuld draagt van eventueel revolutionaire handelingen. Voorkomen is beter dan genezen. Dit toch is in overeenstemming met de roeping der Kerk en van allen, die tot haar behooren en die biddèn om de komst van het Koninkrijk Gods. Want dat Koninkrijk is naar het woord des apostels: rechtvaardigheid en vrede en blijdschap door den Heiligen Geest. En als wij ons hierom niet bekommeren, dan mogen wij in zelfgenoegzaamheid al op de socialisten en anderen hakken, wij zijn met al onze christelijkheid nog erger dan zij. Maar nu, al zijn deze dingen zoo en heeft de overheid — allen die boven ons staan — recht en gerechtigheid te oefenen, staan blijft het woord: eert den Koning! onderwerpt u aan het wettig gezag, betreedt nooit het pad der revolutie. Laat het oordeel ook over eene regeering, die geen rekening houdt met recht en gerechtigheid, die ons tart bij niet inwilliging van billijke eischen, of de. onvoorzichtigheid begaat die inwilliging te lang uittestellen, over aan Hem, die gezegd heeft — en aan Wien ook de overheid rekenschap moet geven van al haar doen en laten — „Mij komt de wrake toe, Ik zal het vergelden spreekt de Heere", maar tracht u zeiven geen recht te verschaffen; zoekt recht te verkrijgen, als ge daarop aanspraak meent te moeten maken, langs den geordenden weg: want „die de ordinantie Gods wederstaan, zullen over zichzelven een oordeel halen" Rom. 13 vs. 2b. Hiervan hebben zij een waarschuwend voorbeeld in de geschiedenis van Dathan, Korach en Abiram, die wegens hun verzet tegen het wettig gezag, door het vuur des Heeren verteerd werden, terwijl hunne vrouwen, hunne kinderen en allen, die hun aanhingen, levend door de aarde verslonden werden. En de ervaring bevestigt het, dat geen heil en zegen, maar bloed en tranen steeds de vrucht waren van het zaad door de revolutie uitgestrooid. Intusschen zal,.er bij ons geen sprake zijn van onderwerping aan het wettig gezag, van een eeren des Konings zonder vreeze Gods. Vanwaar zooveel minachting en vertrappen van het wettig gezag ook in onze dagen? Vanwaar zooveel tuchteloosheid en ongehoorzaamheid reeds bij de jeugd? Vanwaar zooveel criminaliteit bij „overvolle" gevangenissen? Vanwaar die geest van revolutie allerwege? Vanwaar dat verlangen: och dat men mij tot een rechter stelde, wat zou het dan goed gaan, ofschoon het daarbij zoo dikwijls alleen gaat om eigen eer, genot en voordeel ? Het komt omdat er geen vreeze Gods is. En dat geldt niet alleen van onvroom maar ook van vroom, zooals het op zichzelf voor God staat en zich beweegt. Zal het in Kerk en Maatschappij, in school en huisgezin goed gaan, zal men waarlijk den koning, de wettige overheid eeren en zich aan haar gezag onderwerpen, zal men dulden en lijden bij veel wat er onrechtvaardigs geschiedt, zonder daarom nog te zwijgen van recht en gerechtigheid, dan moet de vreeze Gods bij ons heerschappij voeren. Zonder deze gaat alles verkeerd. In welken anderen weg of wat andere wijze men ook verbetering zoekt en verwacht, — geloof het toch — 't zal niet baten. Alleen, waar zij in onze harten woont gaat het goed. Zoo staat geschreven Ps. 111 vs. 10: „De vreeze des Heeren is het beginsel der wijsheid,,. En wederom Spr. 19 vs, 23a; De vreeze des Heeren is ten leven." — Waar dan 'de vreeze Gods in onze harten uitgestort is door den Heiligen Geest, geboren niet uit de wet, maar uit het geloof van Jezus Christus, daar gaat het-goed, alleen goed. Daar zal de juiste verhouding zijn tusschen hoog en laag, rijk en arm, ouders en kinderen, overheid en onderdaan, werkgever en arbeider enz.; daar een dragen van elkanders lasten, èen meeleven met elkander, gemeenschapszin en gevoel, een weenen met de weenenden, een blijde zijn met de blijden; daar ontsluit men zijn kas voor de weduwe en den wees, den behoeftige; daar is een wegnemen, zooveel in ons vermogen is. van alle economische misstanden en sociale ongerechtigheid Er is een wandelen in alle goed werk ook te midden van een heidendom, of van een christendom, dat zich als heidendom, gedraagt; daar is men alle menschelijke ordening onderdanig, is een eeren van den Koning; daar is orde en tucht, vrede en welvaart, rechtvaardigheid en blijdschap en vrede ook in het hart des rijken, die nu niet behoeft te vreezen voor geweldadigheden bij een onbevlekt geweten. Daar zullen wij ook het wettig gezag helpen schragen, zooveel ons mogelijk is, Ja, wie onzer zou den koning niet eeren, wij, die als Nederlanders, tfns geregeerd weten door een Koningin zóó edel én fier, dat haar naam zelfs in het republikeinsche Frankrijk een goeden klank heeft, een Koningin, die een man, zooals mij dezer dagen te Zwolle verteld werd door iemand uit het volk, toen deze zijn paard en daarmede zijn kostwinning verloren had en hij dit op zijn eigeneenvoudige wijze der Hooge Vrouwe meedeelde, terstond, natuurlijk na onderzoek, de middelen verschafte om een nieuw beest te koopen; ziet! dat is onze Koningin, een hart van goud, medelevend en medevoelend met haar volk, wier begeerte het is,.dat de nood van het volk in al zijn diepte gepeild worde, en naar de mate van de macht der Overheid door deze worde bestreden. Ja, wie zou Haar niet eeren, de afstammelinge van den „Vader des Vaderlands", dien godvreezende, dien waren democraat Prins Willem van Oranje die goed en bloed en eere en aanzien vrijelijk ten offer bracht om het verdrukte volk, de verdrukte gemeente des Heeren in deze landen te hulp te komen, Oranje had een hart voor Kerk en Vaderland. Kerk, Oranje en Vaderland waren steeds één en behooren ook bijeen. Neen, wij zullen als zonen der Hervorming en ware vaderlanders niet dulden, dat men onze Koningin beleedigt, veel minder naar den troon staat. De verbreking van het drievoudig snoer: Oranje, Kerk en Vaderland zal niet geschieden, tenzij dan onder het oordeel Gods! ... Maar ach, wie en wat zijn wij, wat is de gemeente des Heeren in en op zichzelve?! Wat vermag zij, in'zichzelf zoo zwak tegen het geweld van allen, die het toeleggen op de verwoesting van huwelijk en huisgezin, van Kerk en Staat, van Nederland en Oranje?! „Met vïïn WOfdt niets,volbracht, wij zijn terstond verloren deze uitspraak van Luther geldt ook ten dezen. En in besef daarvan stijgt de verzuchting, omhoog: O Heere, behoud! o Heere "ergeet! o Heere, wees genadig! ..Laat ons o God der legermachten, Niet vruchtloos op Uw bijstand wachten • (ja onzen ha'tren zelf te keer, Getrouwe Herder, breng ons weerVerlos ons, toon ons 't lieflijk licht, Van .Uw vertroostend aangezicht." Ps. 80 vs. 5. Onze toevlucht en sterkte in allen nood is de Heere onze God. Laat alle zichtbare sterkten ineenstorten. Gods troon is in de hemelen bevestigd. De Heere is een sterke toren en wie daarheen vliedt wordt behouden, ..Mijn schild ende betrouwen zijt Gij o God, n „ , , , miJn Heer. up U zoo wil ik bouwen, verlaat mij nimmermeer. —'' jjlltiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii 1 koopen hun Chocolade- en Suiker- g werken in de winkels van rAMA § Onze winkels zijn te Rotterdam gevestigd: = 13 Viaduct. 1 H 11 Viaduct. § H 97b Weste Wagenstraat. = = 8b Scheepstimmermanslaan. = 344b Oostzeedijk. = = 236 Hoogstraat. i| 452 Nieuwe Binnenweg. s 443 Nieuwe Binnenweg. — 204 Nieuwe Binnenweg. H = 18 Rosier Faassenstraat. s Ij 46b Schiétbaanstraat. < = 's 15 Van Oldenbarneveltstraat. g § 55 Hofdijk. 1 = 18 Goudscheweg. = H 152 Goudscheweg. js 9 Hoogstraat. = H 286a Oostzeedijk. s = 31 Nieuwstraat. = s 9 Asterstraat (Bloemhof). § I Reclamedagen: ZATERDAG en DINSDAG. § | Fabriek: BERGWEG 151, ROTTERDAM. | =DHMiniiiiimMiiiHH!iK!!wniuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiMiiiinHiiiiiiuiiuiiniiniiHM i MEN VRAGE OVERAL IGEBR. SEEMEYER's 1 Sinaasappellimonade, | Grenadine, § | Kwast, | Ananas en § | Frambozen* | i' f | OOK HET BESTE ADRES VOOR f 1 DIVERSE SOORTEN | 1 WIJNEN » | | OP AANVRAGE BEZORGEN AAN HUIS. f 9 ® | Telefoon 1533. ® 9 $ i) ® e>® ROTTERDAM @/® | MOLENWATERWEG 22. 5 2 ® ê> ® s> I Wordt lid van dé Chr. Mannenvcrecniging „Gij zi]t allen Broeders". Lidmaatschap f 1.50 per jaar. De leden ontvangen gratis het orgaan „Geloof en Vrijheid". Art. 3 en 4 der Statuten geven duidelijk doel en richtina aan: , a Art. 3. De Vereeniging heeft tot grondslag het Evangelie van Jezus Christus naar de Heilige Schriften, en heeft ten doel de toepassing der beginselen des Evangelies op elk levensterrein. Art. 4. Zij tracht dit doel te bereiken: • a) door de behandeling van onderwerpen van godsdienstigen. kerkdijken, zedelijken en maatschappelijken aard, zoowel op de ledenvergaderingen, als in openbare samenkomsten. b) door het inrichten van een bibliotheek. c) door het verspreiden van lectuur. d) door het uitgeven van een orgaan. e) en verder door alle wettige middelen, die aan iet doel bevorderlijk kunnen zijn. Men geeft zich op als lid: voor de stad bij het bestuur der Vereeniging le Pijnackerstraat 102. Voor Feijenoord: bij den Heer F. A. M. TOPMAN, ' JThorbeckestraat 5. „ Charlois: G. A. de Vries, Clemensstraat 81 „ . Tuindorp-Heyplaat: A. W. KOUDSTAAL, Rondolaan 3. „ Delfshaven : A. M. v. d. Sande, Willemrv: Zuylenstr. 32a. „ Schiedam; "Ds. P. A. C. HALFFMAN, Lange Haven 134. „ Kralingen (nader op te geven). ..v. ^anaelsdrukK^J ïMWteWegf ö Stemerding — Weenaplein 16 — Rotterdam