CB 20911 PRIJS 30 CENT BIJ GETALLEN 15 CENT DE piDIGE GELOOFSVERVOLGINGEN IN RUSLAND DOOR Dr, G. LODYGENSKY REDE UITGESPROKEN OP DE GR0 0TE PROTESTVERGADERING TE ROTTERDAM ONDER LEIDING VAN Dr. F. J. KROP DEN Sden HAART 1930 OOF EN VRIJHEID" 102-106 ~ Rotterdam Wordt lid van de Chr. Mannenvereeniging „Gij zijt allen Broeders". Lidmaatschap f 1.50 per jaar. De leden ontvangen gratis het orgaan „Geloof en Vrijheid". _ Art. 3 en 4 der Statuten geven duidelijk doel en richting aan. Art. 3. De Vereeniging heeft tot grondslag het Evangelie van Jezus Christus naar de Heilige Schriften, en heeft ten doel de toepassing der beginselen des Evangelie's op elk levensterrein. Art. 4. Zij tracht dit doel te bereiken: a) door de behandeling van onderwerpen van godsdienstigen, kerkelijken, zedelijken en maatschappelijken aard zoowel op de ledenvergaderingen, als in openbare samenkomsten. b) door het inrichten van een bibliotheek. c) door het verspreiden van lectuur. d) door het uitgeven van een orgaan. e) en verder door alle wettige middelen, die aan het doel bevorderlijk kunnen zijn. Men geeft zich op als lid voor de stad, bij het bestuur der Vereeniging: le Pijnackerstraat 102—106. HET BESTUUR van „Gij zijt allen Broeders'' is samengesteld als volgt; Dr. F. J. KROP, Eere-Voorzitter, Willebrordusplein 19, Tel. 42992. N. VAN DER VLOED, le Voorzitter, Diergaardelaan 48c, Tel. 55671 en 51940. J. VAN LUYK, 2e Voorzitter, Cath. Beersmansstraat 4. M. J. KUNST, le Secretaris, Maaskade 66b, O.Z., Tel. 55814. G. L. MOLENBROEK, 2e Secretaris, Willebrordusstraat 133. W. A. BRAND, le Penningmeester, Bergschelaan 121, Tel. 41375. A. M. VAN DER ZANDE, 2e Penningmeester, le Pijnackerstraat 102, Tel. 43734. H. HEY, Benthuizerstraat 83b. S. VAN WAARDENBERG, Jan Willem Frisostraat 24, Hillegersberg. (Zie voor vervolg Bestuur Pag. 3 Omslag) Dr. Georges Lodygenskv is een man ™„ „:jj„iu. W £ ?J mee Ms chlïur& eers* aan het front, daarna aan zich ^Ian(T.m,UtaJir hosP,itaal te Kieff. Hij bevond zien in deze stad, toen de revolutie uitbrak Onmiddellijk werd hij aangesteld als leider van een vtlSn'enTa'n T^^^^'U^tJ^ & A^eeTdên g;n0men' t^«^*«^r in^onTsn"^ u-^ï ? s hl' m d,e ^nctie werkzaam. Hij had een werkzaam aandeel in d» mXi-L* i. t internationale verbond te.en dV mi f . stlc?.tmê, van heT v»n u. tl . i 8 de 11Ide Internationale, waar- S er Th' Aubert voorzitter is Naar zijn overtuiging is het bols'jewisme de grootste hinderpaal tot een duurzamen vrede in Europa 8 DE HUIDIGE GELOOFSVERVOLGINGEN IN RUSLAND. door Dr. G. Lodygensky Dames en Heeren, De uitnemende geschiedschrijver van Calvijn, Prof. E. Doumergue, schreef in een van zijn eerste artikelen aan het Bolchewisme gewijd: „Het bolchewisme weet dat het niet kan leven indien God leeft. Ik denk aan de woorden van het Evangelie, Joh. 8 :44: „Gij zijt uit den vader den duivel en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een menschenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zoo spreekt hij uit zijn eigen, want hij is een leugenaar en een vader derzelve leugen." Tegen den „vader der leugen" is ten allen tijde de waarheid het machtigste wapen geweest. Daarom is deze geheele uiteenzetting uitsluitend gegrond op documenten, waarvan het onmoge- lijk is de authenticiteit in twijfel te trekken. *) Algemeen plan en grondbeginsel. De verschillende vormen van den strijd door de Bolchewisten tegen den godsdienst aangebonden, vanaf het oogenblik dat zij de macht in handen kregen tot in 1929, laten zich aldus samenvatten: Verbod tot het geven van godsdienstonderwijs; Uitgebreide organisatie der atheïstische propaganda; Vervolging der geestelijkheid en der geloovigen; Sluiting der kerken en kloosters terwijl op hun goederen beslag wordt gelegd; Verwoesting van het gezin en moedwillig bederf der jeugd. De anti-godsdienstige leer, die als de grondslag van al die dwangmaatregelen kan worden beschouwd, Vindt haar *) Het Sowjetisch Persbureau „Tass" heeft onlangs durven beweren dat er nooit in Rusland geloofsvervolgingen hadden plaats gehad. De man die zulk een leugen dorst lanceeren weet zeker niet, dat wij Het Zwarte boek (1925) in ons bezit hebben, waar ons de lijdensweg van duizenden priesters en geloovigen wordt verhaald naar de officiële bronnen. samenvatting in deze drie citaten van Sowjetischen oorsprong: ,,Het werk van Lenin is het werk der God-loozen." „De godsdienst en het communisme zijn onvereenigbaar." „Alle godsdiensten zijn een en hetzelfde vergif. Een strijd op leven en dood moet tegen hen worden aangebonden." („De God-looze" ,,A. B. C. van het Communisme.") Het zou mij te ver voeren indien ik u den lijdensweg der geloovigen gedurende den loop der eerste jaren van het anti-godsdienstige Schrikbewind in bijzonderheden zou willen mededeelen. Eënige voorbeelden van dat „Schrikbewind" tijdens de eerste periode mogen hier volstaan. Ik voeg er aan toe, dat ik van de aangehaalde gebeurtenissen en feiten óf zelf getuige was, óf de waarheid er van heb kunnen contrbleeren in documenten boven alle verdenking verheven. Daar ik ter plaatse zelf aan het hoofd stond van een onderneming, die zich ten doel had gesteld hulp te verleenen aan de slachtoffers van de Tchéka1), heb ik 1) Tchéka — Russische afkorting voor „Buitengewone Commissie" belast met de politie en ootmoedige dienaresse van het Schrikbewind. Deze naam is later vervangen door een anderen: „Politieke Staatsadministratie", in Russische afkorting: G. P. U. inderdaad heel wat kunnen zien. Ik was te Kieff, toen den 25sten Januari 1918 de moord werd gepleegd op den Métropolitaan (bisschop of aartsbisschop der Grieksche Kerk) Wladimir, vóór den hoofdingang van het beroemde klooster Kievotscherskaia, de aloude bakermat der orthodoxie en der Russische cultuur. Een troep Bolchewisten was daar verschenen en had den Métropolitaan gedwongen hen te volgen. Hij sloeg een kruis, verliet het gebouw en korten tijd daarna hoorde men geweerschoten, waarna men zijn lichaam uitgestrekt vond op de keien van een naburige straat. Bij de,lijkschouwing heeft men verscheidene wonden geconstateerd. Men heeft toen ook kunnen vaststellen, dat hij, alvorens te sterven, langdurige martelingen had ondergaan. Duizenden andere bisschoppen, orthodoxe en Roomsche priesters, predikanten en geloovigen ondergingen hetzelfde lot. Het martelaarschap van den Métropolitaan Benjamin van Petrograd is een van de glorierijkste episoden uit de geschiedenis van het Christendom. Deze hoogwaardigheidsbekleeder der Russische kerk was bekend om zijn heiligen wandel en zijn leven van zelfverloochening. Hij was een vriend der armen, een beschermer van alle ongelukkigen en vervolgden. Hij was algemeen geacht en geëerbiedigd in alle de volkswijken van Petrograd, en zijn benoeming tot den hoogen post, dien hij vóór zijn dood bekleedde, was het gevolg van een eensgezinde stemming van alle parochies van Petersburg in 1917. De Métropolitaan hechtte zeer weinig, waarde aan de stoffelijke bemoeienissen dezer wereld, hij vermeed met groote nauwgezetheid het terrein der politiek. Zijn moreel gezag en zijn steeds toenemende populariteit waren de ware oorzaak van zijn martelaarschap en zijn dood. Aangehouden onder een valsch voorwendsel en alleen voor den vorm veroordeeld door een rechtbank, uitsluitend uit agenten van de Tchéka be* staande, werd hij tot den doodstraf veroordeeld en terechtgesteld denzelfden dag als zijn vrienden, de kloostervoogd Serge, professor Novitsky en de advokaat Rovchanoff. De Tchéka zelf heeft deze handeling niet openlijk durven uitvoeren noch haar ter kennis der bevolking van Petrograd durven brengen. Men heeft bekend gemaakt, dat de veroordeelde naar Moskou was overgebracht. In werkelijkheid had men hem het haar afgesneden, zijn kleeren verwisseld en hem op een vrachtauto ver van Petrograd gebracht, waar hij met revolverschoten Werd afgemaakt. Om een idee te geven van den lijdensweg der Russische kloosters moet men de geschiedenis van het klooster der Sviatogorsk bij Karkoff in herinnering brengen. Het werd een eerste maal ge« plunderd onmiddellijk toen de Bolchewisten in 1918 aan het bewind kwamen. Toen de econoom van het klooster deze plundering wilde beletten, werd hij in het voorportaal van het klooster doodgeschoten. Weinigen tijd daarna werden verscheidene monniken gedood tijdens een godsdienstige processie. De plundering van het klooster werd herhaald in 1919. Zestig roode soldaten drongen er met geweld binnen; zij vie.len de monniken aan met de kolf van hun geweren, plunderden de kerk en namen alle kleeren van de broeders mede, alsmede hun linnengoed. De monniken moesten tegelijkertijd een schandelijke behandeling ondergaan; men roste ze af met de bajonet om ze te laten springen en draven. Eerst tegen den nacht hielden deze ongeregeldheden op. De broederschap verzamelde zich in de kerk en de liturgie werd ingezet. Een troep Bolchewisten snelde onmiddellijk toe en riep uit: „Gij hebt nu genoeg gebeden, Gij verliest uw tijd, gaat heen." De monniken smeekten dat hun zou worden toegestaan hun gebeden te vervolgen. Na nieuwe bedreigingen werd hun verlof daartoe gegeven; maar de Bolchewisten blevend in de kerk rookend en God lasterend, en liepen met de hoed op het hoofd te midden der geknielde monniken. Aan het einde van de mis werden verscheidene monniken gegrepen, op den grond geworpen en het haar en de baard afgeknipt. De broederschap bereidde zich op den dood voor en ontving het Heilig Sacrament. Toen men tegen den morgen een tweeden gebedendienst wilde houden, werd dit verboden. Andere monniken werden bij hun kleeren en haren buiten de kerk gesleurd. Het was bitter koud. Men dwong de ongelukkigen hun schoenen uit te trekken en tusschen twee rijen Bolchewisten door te loopen, terwijl men hen sloeg en uitvloekte. Talrijke moniken werden dien dag doodgeschoten. Zij stierven als ware Christenen, God biddende voor hun beulen. De orthodoxen van de sekte der oudgeloovigen zijn aan dezelfde vervolgingen blootgesteld geweest. Twee hunner aartsbisschoppen zijn vermoord. Talrijke priesters en leeken zijn gevangen genomen en verbannen. De Bolchewisten hadden gehoopt, dat zij spoedig meester van den toestand zouden zijn wanneer zij de priesters doodden of in de gevangenis wierpen; wanneer zij gelijktijdig verschillende dissenters bevoordeelden, aldus tweedracht en wantrouwen zaaiende onder de geloovigen. Maar, ondanks alle pogingen om Hém te dooden, bleef Christus toch leven in de ziel der trouwe belijders. Men zag zelfs de geloovigen een eenheidsfront tegenover den gemeenschappelijken vijand vormen. Hier volgt een uittreksel uit een rapport, in 1928 verschenen, en gebaseerd op officiëele sowjetische bronnen. „Ondanks al hun bloeddorstig optreden en hun hardnekkige woede aan het anti-godsdienstige front, zijn de communisten genoodzaakt te erkennen, dat in den loop der twee laatste jaren alle godsdiensten zich belangrijk in de Sowjet-repuhliek hebben uitgebreid." Hetgeen de communisten vooral bezorgd maakt, is het werkzaam aandeel dat de werklieden nemen ih alle godsdienstige vereenigingen. De „Prawda van de Komsomol' f1) geeft de volgende inlichtingen: „In den loop van het laatste jaar zijn, alleen door de zorgen der arbeiders, nieuwe f1) Komsomel = Bond van Communistische Jeugdorganisaties. kerken gebouwd aan de fabriek „De Communistische Voorhoede". (Gouvernement van Wladimir — 8000 werklieden namen er deel aan); aan de fabriek „De Roode Octobermaand" (Gouvernement van Pensa — 6000 namen er deel aan); aan de fabriek Yartseff (Gouvernement van Smolensk — 10000 werklieden); aan de fabriek „De Roode Octobermaand" (Gouvernement van Saratoff) aan de fabriek Douleff (Gouvernement van Koursk). In de industriestreek Crechbvo-Zouevo hebben de arbeiders in enkele dagen 2000 roebel bijeen gebracht voor een nieuwe versiering van hun kerk. Te Kharkoff, organiseerden de werklieden met geestdrift een collecte voor den aankoop van nieuwe klokken tegen Paschen. Sowjetische bladen publiceeren inlichtingen over de uitbreiding van verschillende secten. Zij constateeren ook, dat de kerk zich heeft weten aan te sluiten aan de nieuwe eischen van het leven. In Februari 1928 heeft zij een campagne op touw gezet tegen de antigodsdienstige instellingen. Om zich tegen de atheïstische propaganda kunnen verzetten, hebben de gemeenten speciale cursussen opgericht voor godsdienstige propagandisten. In de scholen verzetten de kinderen zich tegen de amoreele voorschriften, welke hun onderwijzers hun trachten in te prenten. Het gebeurt niet zelden dat de kinderen, elke kastijding verachtend, openlijk hun geloof belijden. De Sowjetische dagbladen kondigen dagelijks aan, dat niet alleen de leden van de Komsomol, maar kinderen van de leden der Partij actief deelnemen aan zangvereenigingen, aan koorknapenzangscholen, aan bonden, opgericht door de plaatselijke kerken. De pogingen om de anti-godsdienstige propaganda te versterken tijdens de Paaschfeesten hebben niet die resultaten gehad, welke de Sowjets hadden gehoopt; de kerken waren stampvol, de communisten zelf geven 'het vol spijt toe. De arbeiders lieten hun fabrieken in den steek om de kerkdiensten te kunnen bijwonen en de feestdagen als goede Christenen door te brengen. Kameraad Goreff schreef in de „Izvestias": „Het springt in het oog, dat de geloovigen buitengewoon actief geworden zijn. Zij dringen onze fabrieken binnen zoowel als onze mijnen; zij werken op onze ateliers en voeren een levendige actie in de arbeidersklasse. Door hun godsdienstige propaganda brengen zij verdeeldheid in de gelederen van het proletariaat; veranderen op hun wijze zijn mentaliteit, maken het los van ons werk, van onzen klassenstrijd. De geloovigen leveren heden ten dage slag voor iedere fabriek, voor iedere kazerne. Een der beste kenners van het godsdienstige vraagstuk in Rusland heeft zoo juist een zeer ernstige studie aan dit onderwerp gewijd (Prins Troubetzkoy: La Russie et le monde slave). Hij schrijft het volgende: „Wanneer men de nieuwe uitingen van godsdienstig leven in Rusland van nabij beschouwt, bestaat er alle redén om de aandacht te vestigen op een verschijnsel, waarvan het onmogelijk is het groote belang te onderschatten. In het aangzicht van dengemeenschappelijken vijand openbaart zich steeds meer het verlangen om één gemeenschappelijk front te vormen voor de verdediging van het geloof. Het is natuurlijk zeer moeilijk de aloude vooroordeelen te overwinnen, de oude vijandelijkheden te begraven; niettemin, de nood der omstandigheden en de geestelijke herleving werken samen om deze hinderpalen te overwinnen. Men kent de oude betrekkingen tusschen de officiëele kerk, de oud-geloovigen, de verschillende Protestantsche groepen en anderen. Heden is de toenadering met de oud-geloovigen bijna een voldongen feit. Inlichtingen uit vertrouwde bronnen geven ons talrijke voorbeelden van innige samenwerking tusschen de aanhangers der verschillende godsdienstige zienswijzen. Een priester van het gouvernement Tcheningoff heeft het op een vergadering van Orthodoxen en. Doopsgezinden aldus uitgedrukt: „Broeders, het oogenblik zou slecht gekozen zijn, zoo wij ons thans wilden overgeven aan allerlei redetwisten en onderlingen naijver; wij moeten thans wedijveren, niet in hatelijkheid, maar in Christelijke liefde." Ten gevolge van dezen oproep is er een overeenkomst gesloten tusschen Orthodoxen en Doopsgezinden om elkander bij te staan. Elders (en dat is inderdaad zeer merkwaardig), heeft*zich een comité gevormd, waarvan zoowel Orthodoxen en Protestanten als Muselmannen en Zionisten deel uitmaken Zijn leden hebben de volgende verklaring gepubliceerd: „Wij zijn allen broeders, omdat wij allen gelooven in God, al moge de wijze waarop wij Hem aanbidden verschillend zijn." En de schijver besluit zijn lange studie met deze woorden: „Heel Rusland is verdeeld in twee kampen: V o o r G o d en tegen Go d." Het nieuwe anti-godsdienstige offensief van 1929—'30. Maatregelen van algemeenen aard. De vaststelling van deze schijnbare nederlaag der anti-godsdienstige propaganda en vervolgingen, en de campagne van verraderlijke aanklachten die daarop volgde in de pers, gaf de Sowjet-Regeering aanleiding tot een nieuw antigodsdienstige offensief, dat in 1929 een aanvang nam. Den lOen Mei 1929 had te Petersburg het tweede Congres plaats van de „Unie der God-loozen", onder bescherming van de leden der Sowjet-regeering. Op dat Congres onderging de Unie der God-loozen een wijziging. Zij heet thans „Vereeniging der strijdende vijanden van alle geloof". De leider der organisatie, Yaroslavsky-Goubelman, die tegelijkertijd een der hoogste functies in de administratie der Republiek bekleedt (het diplomatieke jaarboek der Sowjet-Regeering duidt aan dat hij een der directeuren is van het Commissariaat der Inspectie] beweert in de „Prawda" van 15 Januari 1930, dat het beruchte vijfjarige economische plan moet uitloopen „op het onherroepelijk uitsterven van alle godsdienstige vooroordeelen." Reeds is het getal der atheïsten in den loop der laatste maanden meer dan verdubbeld. Het is nog vermeerderd in den loop der anti-godsdienstige campagne van Kerstmis. Het blad de „God-looze" heeft een oplaag bereikt van 350.000 ex. De verschillende organisaties der Sowjets, die zich tot op heden afzijdig gehouden hadden van den strijd tegen den godsdienst, zijn gedwongen geworden er deel aan te nemen. De godsdienstige feesten zijn afgeschaft, lederen dag sluit men nieuwe kerken en de klokken worden in geheel het grondgebied van de U. R. S. S. {Union des Républiques Socialistes Sovietiques; Unie der Socialistische Sowj et-Republieken) weggenomen, hetgeen van groot politiek belang is. Maar dit alles is nog niet voldoende voor Yaroslavsky, die deze verklaring aflegt: ,,Men moet de anti-godsdienstige propaganda versterken, zij moet dieper doordringen." Onder den druk der ,,God-loozen" heeft men in 1929 de laatste sporen van een z.g. godsdienstige verdraagzaamheid uitgewischt. Wij lezen in het dagblad „De Anti-Godsdienstige" No. 7, 1929: „Het Commissariaat van het Openbaar Onderwijs heeft het beginsel der anti-godsdienstige opvoeding op school aanvaard, in plaats van de „neutrale" opvoeding zonder meer. Daar is voorts een wijziging in de Grondwet van de Sowjet-Republiek aangebracht, betreffende de rechten der godsdienstige vereenigingen. Het Congres der Godloozen heeft deze twee feiten als een groote overwinning van de anti-godsdienstige beweging aangemerkt." De oude tekst van de Grondwet (§ 4) liet „de vrijheid van godsdienstige én van anti-godsdienstige propaganda" bestaan. Volgens den nieuwen tekst is de vrijheid der godsdienstige propaganda afgeschaft, terwijl de vrijheid der anti-godsdienstige propaganda wordt bevestigd. (Besluit van den Hen Mei 1929). Een nieuwe wet is den 8sten April 1929 uitgevaardigd, waardoor het godsdienstonderwijs onmogelijk wordt {Semaakt; een wet, die aan de Kerk elk recht ontzegt, om als eigenaresse op te treden, haar het organiseeren van godsdienstige samenkomsten verbiedt, alsook het oprichten van bibliotheken, van coöperatieve vereenigingen, van bonden tot onderling hulpbetoon, van clubs, van kindersamenkomsten, van contributieinzamelingen, van medische hulpverleening enz. (Izvestia). Volle vrijheid en officiëele steun voor anti-godsdienstige propaganda, volmaakte geknechtheid van de Kerkzoo is thans de werkelijke toestand in Rusland. Feitelijk komt elke religieuse werkzaamheid in conflict met de wet en kan elke poging om de Kerk te verdedigen, als een vergrijp tegen den Staat worden aangemerkt. En inderdaad zijn de gevallen van gevangenneming, verbanning en ter dood veroordeeling om des geloofs wille en wegens trouw aan de Kerk, bijzonder talrijk geworden in het jaar '29—'30. Gelijktijdig vermeerdert de Vereeniging van militante God-loozen. het aantal harer leden en past zij steeds verbeterde methoden toe, met steun der Regeering, ten einde haar propaganda meer aan haar doel te doen beantwoorden. Sprekende over het anti-godsdientige offensief der Sowjets in 1929, is er aanleiding om de volgende feiten eveneens te onderstreepen: Terwijl in den loop der vorige jaren voornamelijk de Orthodoxe Kerk het voorwerp der vervolgingen was, begon de Sowjet-Regeering, vanaf eind 1928 en vooral in 1929, een systematische vervolgingscampagne tegen de aanhangers van andere godsdiensten, inzonderheid tegen de Protestanten, de Muzelmannen en in den laatsten tijd tegen de Joden. Speciale aandacht werd vervolgens geschonken aan het platteland. Yaroslavsky verklaart in de „Anti-godsdienstige" (No. 3, 1928, p. 24) de taaie volharding der godsdienstige vereenigingen uit het enorme aantal boerenhofsteden. Hij verklaart dat „alleen de toe- passing der socialistische beginselen op het landbouwbedrijf eiken godsdienst zal dooden." Bij gevolg gaat de socialisatie van den landbouw, de gedwongen inlijving van de boeren bij de organisaties tot gemeenschappelijke exploitatie van den grond, samen met een eveneens gedwongen verloochening van het Christendom. De uittocht der Duitsche pachters wordt grootendeels verklaard door die politieke gedragslijn der Sowjets. Ik kom daarop nog terug. Tenslotte is in 1929 de actie tegen het geloof aan de orde van den dag gesteld door alle Bolsjewistische organisaties buiten Rusland. Yaroslavsky schrijft in de „Prawda" van 15 Januari 1930: „De beweging die van den godsdienst afvoert wordt er een die de groote menigte beroert, niet alleen in ons land, doch ook elders. Een heele reeks van feiten toont ons duidelijk aan, dat die beweging ook in andere landen een merkwaardige vlucht neemt. In het bijzonder breidt zij zich uit onder de belangrijke groepen van Joodsche arbeiders in Polen, Letland, Lithauen, België, Engeland, Amerika en andere landen!...." De anti-godsdienstige beweging in de groote menigten stelt het vraagstuk van de versterking der atheïstische propaganda aan de orde van den dag in alle communistische partijen. Die communistische partijen moeten in den boezem van alle anti-godsdienstige organisaties doordringen, ze tot zich trekken, haar actie dienstbaar maken aan den klassestrijd van het proletariaat, en de actie tegen het geloof gebruiken om het doel van dezen klassestrijd te bevorderen. Er moet een internationaal brandpunt van anti-godsdienstige actie worden gevormd, dat alle communistische partijen van de verschillende landen in staat stelt, om de steeds groeiende beweging tegen godsdienst en priesters in een goede bedding te leiden. Die strijd is in den diepsten grond een strijd der klassen onderling en gaat onafscheidelijk, ja, onvermijdelijk gepaard met den strijd tegen de kapitalistische wereld en vóór het communisme. Hier kan de vraag worden gesteld naar de oorzaak van het onloochenbare verschijnsel, dat de anti-godsdienstige actie zulk een verscherpt karakter vertoont sinds het twaalfde jaarfeest der bolsjewistische Revolutie. *** Oorzaken van het offensief. Die oorzaak is eenvoudig deze, dat een atheïstische eenheidsfront steeds noodzakelijker wordt, ter bevestiging van de macht der Sowjet-Republiek. Op het terrein van het geloof wordt de zwaarste, doch ook de meest belangrijke strijd gevoerd. Het communisme toch wil een nieuwe wereld in het leven roepen, een wereld, gebouwd op zuiver materialistische grondslagen. Om die tot stand te brengen heeft het geheel nieuw materiaal noodig. Tot eiken prijs moet dus de volksziel aan den invloed van den Chr. godsdienst onttrokken worden. Anders zal het communisme zich niet kunnen handhaven. Van dat standpunt uitgaande, acht de Sowjet-RuslanH een overwinning op het anti-godsdienstige front van grooter belang dan welke andere politieke overwinning ook. En deze eer kan aan de Sowjets dan ook niet worden onthouden, dat zij in den strijd om deze overwinning een wilskracht en een volharding zonder weerga aan den dag leggen. Hoe heeft men nu de aanwijzingen der officiëele communistische organen, die ik zoo juist aanhaalde, in practijk gebracht? Practische toepassing der algemeene maatregelen met het oog op het nieuwe anti-godsdienstige offensief van 1929 vastgesteld. Laat ons eerst een enkel woord wijden aan de ontwikkeling der ongeloofspropaganda buiten Rusland, waarvan Yaroslavsky zoo juist gewaagde, om daarna onze aandacht te bepalen bij hetgeen in Rusland zelf plaats grijpt. De voornaamste communistische organen, die zich met deze besogne belasten zijn: „De Onderwijzers-Internationale", „De Internationale der Communistische Jeugdorganisaties", „De Federatie der Roode Pioniers". Het bulletin der eerstgenoemde Internationale publiceert ten dienste van het onderwijzend personeel .de volgende aanwijzingen: „Men moet vooral de kinderen emancipieren, losmaken van de Kerk, hen onttrekken aan den invloed van het godsdienstig vergif.... Zij, die werkzaam zijn bij het onderwijs en de leerlingen zelf moeten zich tegen elke godsdienstige propaganda verzetten. Die nobele taak rust voornamelijk op de Pioniers en de Communistische Jeugdorganisaties.... Ieder lid der Partij en der Communistische Jeugdbonden, elk bewust lid eener vakvereeniging zal deel moeten nemen aan den systematischen strijd tegen den godsdienst...." Nog niet voldaan met hun actie door middel van de Onderwijs-Internationale. laten de Sowjets kinderen uit verschillende landen naar Moskou komen, waar die ongelukkigen onderworpen worden aan een speciaal anti-religieus onderwijs. Men heeft in de Sowjet-Republiek de tegenwoordigheid geconstateerd van kinderdelegaties uit de volgende landen: Engeland, Frankrijk, Duitschland, Noorwegen, Bulgarije, de Vereenigde Staten (waarvan verscheidene negertjes) China. ' Het bulletin van de Onderwijs-Internationale beweert, dat bij de laatstgehouden internationale vergadering van Koode Pioniers in Rusland, omstreeks honderd kinderen uit de kapitalistische landen aanwezig waren. De „Frankfurter Zeitung" toont aan. dat het onderwijs uit Moskou niet zonder resultaat blijft: vier communistische bladen voor kinderen verrichten in Uuitschland een afschuwelijk werk Het zijn „de Roode School", „de Roode bchoolbezem , „de Schooltrom" en „de Koode Scholier". Deze laatste wordt in de scholen van Leipzig uitgedeeld en wordt gedirigeerd door een vroegrijpen jongen van 13 jaar, Allex geheeten, die J.l. zomer verscheidene weken in Rusland heeft doorgebracht. Hij werd erheen gezonden door de directie der commumstische partij. In alle landen van Europa, Amerika en Azië werpt dezelfde propaganda dezelfde resultaten af. „L'Humanité" van Parijs plaatst dagelijks tientallen convocaties van communistische kindergroepen. Men heeft in den loop van een speciaal onderzoek naar de communistische werkzaamheid onder de Zwitsersche kinderen en haar uitgesproken anti-godsdienstig karakter allerlei gegevens verzameld, die te denken geven. Niets van dien aard werd in dat land gevonden twee of drie jaar geleden, maar sindsdien is de actie er sterk op vooruit gegaan. Er bestaan 59 communistische organen, voor oudere en jongere kinderen in Europa, 2 in de Vereenigde Staten, 8 in Zuid-Amerika en 6 in Azië. Al deze geregeld verschijnende bladen voeren een intense propaganda tegen het geloof. Van deze speciaal anti-religieuse bladen moet men in de eerste plaats de Duitsche uitgave van de „Godlooze" noemen. Het schijnt, dat men in Moskou Fransche en Engelsche uitgaven van hetzelfde blad voorbereidt. * * * Sluiting der kerken en plundering van haar goederen. Laat ons nu zien, wat zich in Rusland afspeelt. Sinds het begin van 1929 neemt het aantal kerken, gesloten op hoog bevel en tot centra van bolsjewistische propaganda gemaakt, van week tot week toe. Een nummer uit de maand December 1929 van het blad „Troud" van Rostov, schrijft: „De godsdienst weert zich als een vervolgde marter. Hij wordt zonder genade nagezeten en in de toekomst zal het er niet beter op worden. Er waren 675 kerken in Moskou, er zijn er thans nog slechts 287 over. Men heeft in den loop van 1928 in de Sowjet-Republiek 542 bedehuizen gesloten (in het oorspronkelijke wordt een term gebruikt, die wij het best zouden kunnen weergeven door .Heilige huisjes van Onzen Lieven Heer"), 445 kerken, 59 synagogen en 38 moskeeën. In 1929 heeft men er tot aan de maand Augustus 579 gesloten; vóór den lsten Januari zullen er 1000 gesloten zijn. De klokken zuchten treurig en droef, maar men geeft, noch zal kwartier geven." Een onlangs verschenen nummer van de „God-looze" deelt mede: „De Unie der God-loozen eischt, dat men onmiddellijk alle Protestantsche gemeenten uit haar lokalen verjaagt. Mochten de huurcontracten niet geëindigd zijn, dan moet men ze onder voorwendsel van woningnood, onmiddellijk verbreken, krachtens speciale beslissin- gen der Sowjets. Men moet al die godsdienstige duisterlingen niet alleen uit de gebouwen, die eigendom zijn van stad of Staat, verdrijven, maar' zelfs uit de particuliere woningen." De kerk van Dmitrovka te Moskou is in een anti-godsdienstig Museum veranderd (Pravda 12—10—29). Eenigen tijd daarvoor was de beroemde kathedraal van St. Andreas van Kieff tot hetzelfde doel ingericht. Verscheidene der meest eerbiedwaardige kloosters zijn eveneens in musea veranderd, bijv. het klooster der Drieëenheid en dat van St. Serge, het klooster van Kievo-Ouspensk en dat van Alexander Nevsky te Petersburg. Men kan zich een denkbeeld vormen van hetgeen daar gebeurt,' naar dit gezaghebbend getuigenis van het „Onderwijzersblad" (10—12—29): „Wij berichten, dat onder de directie van de partij het museum te Troize Sergievskaya Lavra een plaats van dronkenschap en ontucht is geworden. De leiders kennen slechts hun persoonlijke belangen, laagheid en ontuchtigheid." Het onderwijzersorgaan verklaart onomwonden, dat de leiders der antigodsdienstige beweging ten eigen bate de kunstvoorwerpen uit de kloosters verkochten, de graftomben openden en het stoffelijk overschot van prinsen en monniken schonden bij het zoeken naar kostbaarheden. Een nieuwe verordening geeft aan de plaatselijke Sowjets het recht, om beslag te leggen op de klokken der kerken en ze in stukken te slaan, om voor industriëele doeleinden te worden aangewend. Op last der communisten zijn duizenden heiligen-beelden verbrand in verschillende Russische steden. Verandering van den kalender. De pers heeft de kalenderverandering aangekondigd, met afschaffing van den Zaterdag en van den Zondag. Het is onnoodig, de anti-godsdienstige strekking van dien maatregel te doen uitkomen. De anti-godsdienstige actie van de verschillende Sowjet-instellingen is veel krachtiger in 1929 dan in den loop der voorafgaande jaren. Bijzondere instructies zijn gegeven met het oog op de anti-godsdienstige opvoeding van de soldaten van het roode leger („God-looze" no. 22. 1929). De „Pravda" van 8—12—'29 publiceert een circulaire van het bestuur der vak> vereenigingen, dat een uitgebreid plan van anti-godsdienstigen strijd heeft opgemaakt, waarin alle industriëele ondernemingen begrepen zijn en de „Izves-- tias" van 20—11—'29 hadden daarvóór een gelijkluidend document gepubliceerd afkomstig van het Centraal Bureau van Roode Pioniers en Jonge Communisten. „De Anti-Godsdienstige" no. II van 1929 deelt mede, dat het commissariaat van het openbaar onderwijs voor alle scholen de instelling van „cellen" daadwerkelijke atheïsten verplichtend heeft gesteld. Het „Onderwijzersblad"( no. 132. 1929) heeft de aanstelling van speciale anti-godsdienstige inspecteurs bij het onderwijs aangekondigd en e\ eneens tegen 1 Mei 1930 het eerste congres der „God-looze kinderen". Hetzelfde blad verkondigt d.d. 2 Jan. '30, dat er thans op het grondgebied der Sowjet-Republiek 35 anti-godsdienstige universiteiten met 7000 cursisten bestaan. Bovendien 15 ongeloofsfaculteiten met 1500 hoorders. Om aan de werkzaamheden dezer instellingen kracht bij te zetten, is de Radio-Universiteit van Moskou begonnen, sinds 15 October j.1., 68 anti-godsdienstige cursussen uit te'zenden (de „God-looze" 10—29). Dat blad heeft eveneens de advertentie van het „speciale anti-godsdienstige persbureau van Moskou" gepubliceerd, dat alle Sowjet-bladen van copie voorziet. • Het Communistisch Bureau van het Moskou-gebied heeft voor alle leden van de partij antigodsdienstige schriftelijke cursussen georganiseerd, waarvan ik exemplaren in mijn bezit heb. De „Pravda" van 13 Dec. '29 deelt mede, dat de directie der kunstenaars-, schilders- en toonkunstenaarsbonden al haar leden aan het werk heeft gezet voor de anti-godsdienstige campagne, tegen Kerstfeest op touw gezet. Een later bevel verbiedt aan de artisten elke deelname aan eenige godsdienstige betooging, van welken aard dan ook. Deze bijzondere bepaling is in het collectief contract opgenomen. De cinema's en schouwburgen zijn verplicht, elk stuk met religieus-mystiek karakter af te schaffen, terwijl er films en gramofoonplaten met anti-godsdienstige strekking kwistig worden uitgedeeld. Dat alles gaat gepaard met antigodsdienstige en Godlasterende lectuur op groote schaal. Een lange lijst van die uitgaven is gepubliceerd in de Staatsedities van Dec. 1929, in de „Izvestias" en de „Pravda". De anti-godsdienstige lectuur voor de kinderen neemt er een der voornaamste plaatsen in. Men tracht inderdaad de kinderen onmiddellijk te doen deelnemen aan den strijd tegen den godsdienst. Zesduizend kinderen hebben deelge- nomen aan de anti-godsdienstige Kerstbetoogingen van Dec. '29. Een der laatste nummers van de „God-looze" (no. 11, '29) vertelt, dat m verscheidene scholen van Moskou de communistische leeraren aan de scholieren bevolen hebben, zich om de beurt naar de naburige kerken te begeven om aanteekening te houden van allen die er komen bidden, en tweemaal per dag een rapport over hun bevindingen aan de communistische autoriteiten aan te bieden. Het Sowjetblad raadt anderen paedagogen aan, dit voorbeeld na te volgen en bevestigt met voldoening,- dat deze nieuwe spionnage-methode met het grootste succes bekroond is. De door de kinderen opgemaakte lijsten hébben tot basis gediend voor de sluiting der kerken. Dezelfde krant deelt met niet minder voldoening mede, dat de kinderen niet alleen hun eigen ouders niet gespaard hebben, maar dat zij eveneens kleine meisjes, hun klassegenooten, hebben aangebracht. De kleine spionnen hebben als belooning boeken ontvangen en zijn er officiëel mede gelukwenscht, dat zij er toe hebben medegewerkt kerken in communistische vergaderlokalen te veranderen. Heel deze propaganda brengt ontzag- lijke uitgaven mede. En ter zelfder tijd Iaat de Sowjet-Regeering duizenden verlaten kinderen van honger sterven; weigert ze hulp aan honderd duizenden werkeloozen en ontzegt ze aan Duitsche kolonisten, die vlak voor de deuren van het Kremlim liggen te sterven, allen steun. Behalve de sluiting der kerken en de toepassing der nieuwe propagandamiddelen, die ik zooeven genoemd heb, is daar bovendien nog een verschrikkelijke dwangmaatregel in den strijd tegen het geloof ingevoerd. Men weet, dat de levensmiddelencrisis, waartoe het Sovjet-regime Rusland geleid heeft, de invoering van de broodkaart sinds 1929 noodzakelijk heeft gemaakt. Evenals in oorlogstijd is het zonder die kaart nagenoeg onmogelijk zich levensmiddelen te verschaffen. En nu worden de bedienaren van welken godsdienst dan ook in de onmogelijkheid gesteld zich van broodkaarten te voorzien, en niet alleen zij, doch tevens allen, die volgens de nieuwe' wet tegen den godsdienst de verantwoordelijkheid van het beheer der godsdienstige gemeenten op zich hebben genomen. Voorts is het voldoende door een Sowjet-administratie te zijn weggezon- den, om zich veroordeeld te zien tot een langzamen hongersdood. ^e Sowjet-regeering wendt dit strijdmiddel in haar optreden tegen de geloovigen op groote schaal aan. Oni dezen toestand te. illustreeren, volgc hier een uittreksel uit een brief, kortgeleden uit Rusland ontvangen. De schrijfster is een jong meisje, die een zieke moeder en twee kleine broertjes tot haar last heeft. Ziehier wat zij schrijft: „De strijd tegen den godsdienst is in vollen gang. Men lastert God en spot met hen, die hun geloof belijden. Het leven der geloovigen is ontzettend moeilijk. Gisteren ben ik bij den Commissaris geroepen, die mij er een verwijt van heeft gemaakt, dat ik ter kerke ga. Hij heeft mij bevolen, dat niet meer te doen, omdat daardoor de aandacht van de leden der partij op mij wordt gevestigd. Het is zijn plicht, zegt hij, mijn opvoeding te herzien, of anders op mij zekere dwangmaatregelen toe te passen, die mij wel zullen noodzaken de Kerk vaarwel te zeggen. Bidt voor mij, dat God mij Zijn bijstand verleene om dat alles te verdragen, en mij de kracht schenke om mij als goede Christin te onderwerpen aan de nieuwe smartelijke beproevingen die mij wellicht nog wachten. God beware mij voor eenige daad, die mij van den rechten weg zou kunnen afvoeren en voor alles wat mijn geloof aan het wankelen zou kunnen brengen. Ik ben trouwens overtuigd, dat zulk een achteruitgang in het geloof voor mij onmogelijk zou zijn, daar ik liever het verstand verlies dan zonder geloof te leven." Moet men nog het feit onderstrepen, dat deze woorden geschreven zijn onder de onmiddellijke bedreiging van een verbanning, die vier onschuldige menschen aan den hongersnood zou prijs geven? Iemand, die pas uit Rusland hierheen is gekomen, heeft ons verteld, dat het hem, na de invoering van de broodkaart, verscheidene malen is overkomen priesters te zien, die afval onderzochten om er, al was het dan maar beenderen voor de honden bestemd, uit op te diepen. En wij lezen in een brief, pas uit Rusland ontvangen: „Een groot aantal orthodoxe priesters staan bedelende op de hoeken der straten, want de honger kwelt hen." Ds. Chabert deelt soortgelijke feiten mee, betreffende de Protestanten in Rusland. „Onder de Christenen lijden de Grieksch-Orthodoxen het meest, zegt hij. Duizenden zijn den marteldood gestor- ven. De Orthodoxe kerk, die soms als absoluut gebroken wordt beschouwd, heeft haar levenskracht bewezen en haar schatten van vroomheid en geloof worden nog vermeerderd door de vervolgingen." „Wat de Protestanten betreft, vóór den oorlog waren er in Rusland 25 Gereformeerde predikanten: nu is er geen een meer. Er blijven alleen nog 90 Luthersche predikanten over op de 300 van vóór de Revolutie; 9 zijn er dit jaar gestorven. De hongersnood en de ontberingen van allerlei aard tasten hun gezondheid aan en verkorten hun leven. De vervolgingen, de kwellingen, de ontzegging van elk recht, maken hun bestaan tot een martelaarschap. Een 65-jarige predikant was verplicht 80 kilometer te voet af te leggen om zijn gemeente te bezoeken, die de middélen niet bezat een paard voor hem te huren. Na elke preek worden de predikanten naar de „G.P.U." geleid en vaak tot verschillende straffen veroordeeld." „Allen, die zich garant verklaren voor een godsdienstige vereeniging worden als „dienaren van den godsdienst" beschouwd en als zoodanig zijn zij van elk recht beroofd en getroffen door buitengewoon zware belastingen." De predikant van Stravopol (Noord- Kausasus) was ten slotte zonder eenige bron van inkomsten achtergebleven en zag zich verplicht de gastvrijheid in te roepen van geruïneerde boeren. Hij heeft kou gevat in den loop van den winter en stierf aan longontsteking. Dergelijke gevallen zijn legio. „Er zijn geen heilige boeken meer; zij zijn in beslag genomen in den loop der vele huiszoekingen en het drukken van nieuwe exemplaren is verboden. Dr. Chabert haalt verscheidene brieven aan, door hem uit Sowjet-Rusland ontvangen: „Wij hebben geen predikant, schrijft een zijner correspondenten; men vraagt mij voortdurend om gewijde boeken; maar hoe kan ik ze verschaffen, daar men ons verbiedt uit het buitenland hoeken voor onzen eeredienst te laten komen! Ik heb negen kinderen en ik kan er niet een naar school sturen, want . Den, een ..dienaar van den godsdienst". Wat zal er van hen worden? Indien ik niet aan de woorden van Ps. 73 geloofde, zou ik sinds lang alles over boord geworpen hebben. Wij willen echter in het lijden volharden tot het einde toe." Een ander predikant schrijft: „Wij hadden vijf kinderen, niet één is er overgebleven. Sommigen benijden ons, omdat wij thans, naar hun zeggen, minder zorgen hebben. Wij leven in een tijd door den Bijbel aldus aangeduidt: ,,Zalig de onvruchtbaren". Men begrijpt dat zulke woorden over de lippen kunnen komen, wanneer men dezen brief van een Russische moeder leest: „Wat zal er van onze kinderen worden? De Hoogere Scholen zijn voor hen gesloten. Om toe te treden tot den Bond van Jonge Communisten, wiens leden alleen het recht hebben op vooruitgang en ontwikkeling zou men de volgende verklaring moeten teekenen: „Ik N. N., oud 18 jaar, wonende daar en daar, verbreek alle banden met mijn vader, met wien ik niets meer gemeen heb en met wien ik niets meer te doen wil hebben." Volgt handteekening. [Sp? Moeten wij ook nog dergelijke handelingen bij onze zonen billijken? Liever den dood dan iets van dien aard!" Dr. Chabert besluit met deze woorden: „Indien het Westen zich wil vrijwaren tegen een in- en uitwendig bolchewisme, zou men het communisme in zijn voornaamste bolwerk, Rusland, moeten aanvallen. Monseigneur d'Herbigny heeft kort geleden te Rome met groote welsprekendheid een lezing gehouden over de geloofsvervolgingen in Rusland, in tegenwoordigheid van talrijke kardinalen, prelaten en leden van het corps diplomatique. Hij legde daarbij sterk den nadruk op de toeneming der vervolgingen in 1929 en wijdt tot in bijzonderheden uit over het lijden der Roomschen. Wij vernemen inderdaad uit Roomsche bron, dat. om hun ambtsplichten te vervullen ten opzichte van hun gemeente, de pastoors verplicht zijn zich te vermommen, te voet groote afstanden af te leggen en hun geloovigen in de bosschen saam te roepen, terwijl zij aldus bij iederen stap niet alleen martelingen, maar zelfs den dood trotseeren. De „Jewish Chronicle" van zijn kant, heeft kort geleden de volgende verklaringen van den Opperrabijn van Engeland over den toestand der Joodschgeloovigen gepubliceerd: „Het geweten, de godsdienstvrijheid en alles wat goddelijk is in den mensch wordt thans met voeten getreden in Rusland. De Joden lijden vreeselijk onder deze geloofsvervolging; het Jodendom is het mikpunt van den haat en de wraakzucht der Commissarissen. De sluiting der synagogen door de Sc w jets gaat voort in geheel Rusland. Door een schaamtelooze miskenning van alle rechten, die zij sinds onheuglijke tijden bezaten, worden de plaatsen voor de uitoefening van den godsdienst bestemd, aan de godsdienstige vereeniging ontnomen en in communistische vergaderlokalen omgezet. Slechts enkele dagen vóór het groote Joodsche feest werden in de eene stad Homel vijf synagogen gesloten. De geloovigen hadden het geluk schuren en stallen te kunnen vinden, om op de plechtigste dagen van het jaar hun diensten te houden. Behalve de verbeurdverklaring der synagogen wordt aan de belijders van onzen godsdienst voortdurend overlast aangedaan. Rabbijnen zoowel als alle geestelijken der verschillende kerken, zijn het voorwerp van allerlei beleedigingen, onder voorwendsel dat ze tegen de Revolutie zijn; de Zionisten zijn ten prooi aan onmenschelijke wreedheid, z.g. omdat elke Zionist een agent is van het Britsche imperialisme. Zij worden gevangen genomen of verbannen naar ver verwijderde oorden der Witte Zee of naar Siberië en verscheidenen zijn tot zelfmoord gedreven of tot krankzinnigheid gekomen door een lijden, dat alle menschelijke krachten te boven gaat. Wat vooral noodlottig voor het geloofsleven dreigt te worden is het verbod om aan de jeugd onderricht in den godsdienst te geven. De Sowjet-commissarissen verbieden elk godsdienstonderwijs op de scholen, zelfs buiten de schooltijden^ Het onderricht in het Hebreeuwsch is formeel verboden aan Joodsche kinderen. Het is nog niet lang geleden, dat twee mannen van 71 en 73 jaar tot zes maanden dwangarbeid veroordeeld werden, omdat zij hun gebeden aan Israëlitische kinderen hadden geleerd. Twee honderd kinderen zijn meer dan twee weken lang in de gevangenis te Vinnitra (Podolië) opgesloten gebleven, omdat zij geweigerd hadden hun leeraren in de Hebreeuwsche taal aan te wijzen. Het godsdienstonderwijs moet in het geheim gegeven worden in kelders en op zólders te middernacht; terwijl leeraren en leerlingen geen oogenblik rust kennen wegens hun voortdurende vrees voor spionnen, precies als in de dagen der inquisitie." De Sowjets koesteren de hoop, dat zij weldra twisten tusschen de Christelijke wereld en den Islam zullen kunnen ontketenen/ Het Sow jet-orgaan „Het Nieuwe Oosten'' heeft de samenstelling van een speciale commissie te Moskou aangekondigd, die moet trachten de pan-Arabische beweging aan de belangen van het bolsjewisme dienstbaar te maken. Dit land, met zijn talrijke muzelmaansch'e onderdanen zal ongetwijfeld inzien hoe belangrijk deze verklaring van kameraad Soltz, een'hooge Sowjetambtenaar, geacht moet worden: „Het geloof in God, hij zij dan een Israëlitische of een Muzelmaansche, een Christelijke of een Boedhistische God, verzwakt slechts den wil van den mensch tot den strijd des levens. Alle goden zijn eenzelfde vergif. Aan allen moet een oorlog zonder pardon worden verklaard." Het handboekje „Aan het anti-godsdienstige front" bevat speciale aanwijzingen vcor de ongeloofspropaganda onder de Muzelmannen. Evenzoo de Sow jet-brochures „Ten dienste van den strijdenden God-looze" De „Pravda" vestigt de aandacht der Sowjet-autoriteiten op de belangrijke rol der Muselmaansche geestelijkheid. Zij verklaart, dat het noodig is dezen invloed totaal te breken. Wij hebben gezien dat in Rusland zelf de Sowj et-regeering aandringt op de sluiting der moskeeën. En wat het Boedhisme betreft, het zij voldoende te herinneren aan den lijdensweg der Kalmukken, wier tempels geplunderd werden en geschonden vanaf de eerste jaren van het Bolchewisme. En ten slotte mogen hier eenige uittreksels volgen van een document, afkomstig van het Comité der Duitsche kolonisten, die naar Duitschland gevlucht zijn. Het geeft een aangrijpend fceeld van wat er zich afspeelt op het platteland, waar de „Socialistische bearbeiding van het land den godsdienst moet dooden", zooals Yaroslavsky het wenscht, naar zijn reeds vroeger aangehaalde verklaring. Daar de groote massa van het Russische volk een plattelandsbevolking is, interesseert dit document alle godsdiensten. „Onze vertrouwensmannen zijn uit Oekranië teruggekomen, slechts enkele dagen geleden. De toestand daar ginds is erger dan tijdens de eerste jaren der Revolutie (1919-1921). Bij den lichamelijken nood voegt zich thans nog de geestelijke ellende. „Sinds den herfst heeft de vervolging der Christenen een meer stelselmatig karakter verkregen. In iedere uiting van godsdienstig leven beweren de Sowjets een tegen-revolutionaire actie te ontdekken, derhalve: vijandig aan den Staat. Alle onderwijzers zijn gehouden antigodsdienstige propaganda onder de kinderen te voeren. Zelfs de ouders van een onderwijzer hebben niet het recht de kerk te bezoeken.... De kerkelijke (christelijke) begrafenis van een familielid wordt reeds beschouwd als een vergrijp tegen den Staat; het kerkbezoek op Zondag is onmogelijk gemaakt, daar ieder familie- lid, ook de schoolkinderen, een verschillenden rustdag hebben. De predikanten worden op die wijze genoodzaakt hun diensten in den nacht te houden. En dit geschiedt ook om de menschen, die de een of andere staatsbetrekking bekleeden, van hoe ondergeschikte beteekenis die ook moge zijn, in de gelegenheid te stellen zich in de duisternis, onopgemerkt, naar de godsdienstoefeningen te begeven. ' De diensten worden vaak verstoord door ambtenaren der Sowiets Men geeft aan schooljongens het bevel om in dichte kolommen rondom de kerk te wandelen, schreeuwende en zingende. Men zet landbouwmachines (tractors) tegen de kerk aan, opdat het leven dat ze maken de rustige overdenking zou verstoren. Tal van bedehuizen zijn tot arbeiderslokalen ingericht of tot dorpsschouwburgen. De kerkhoven worden geschonden, de kruisen ter aarde geworpen en gebroken. Het officiëele orgaan van het Centrale Comité der Communistische partij in Oekranië, in het Duitsch gesteld, schrijft, dat voor de geestelijken het laatste uur weldra zal slaan. Dat is geen looze bedreiging, onze berichtgevers hebben zich ervan kunnen overtuigen. De geestelijken hebben als eenig uitzicht het . einde van hun werkzaamheden en van hun bestaan. Kort geleden zijn verschillende predikanten opgeroepen door de Tchéka, en men wilde hen dwingen, onder bedreigingen, om in de dorpen spionnagediensten te verrichten voor de G. P. ü. De Sow jet-Regeering stuurt recht op haar doel aan met inderdaad gemeenwreede middelen. Door nijpende zorgen van stoffelijken aard, nachtelijke overvallen en opsluiting in de gevangenissen; door gerechtelijke ondervragingen, in 't bijzonder van ouderlingen der kerk; door de moeilijkheden die men voortdurend aan de geestelijken in den weg legt; door het spionnagewerk van de G. P. U., wordt de godsdienstige gemeente verstoord en loopt gevaar ten onder te gaan. De belastingen worden voor de kerk voortdurend verhoogd. Als die belastingen niet betaald zijn vóór het verloop van een vastgesteld termijn, vervalt de kerk aan den Staat, die haar in een plaats voor vermakelijkheden verandert. Daar de boeren op hun godsdienst en htm kerk gesteld zijn met een werkelijk bewonderenswaardige trouw, hebben zij tot op heden bijna steeds de vereischte belastingen betaald. Maar ook de boeren zijn ten prooi aan dwangmaatregelen van economischen aard, die fen doel hebben elk privaatbezit te doen verdwijnen. De onteigening van de laatste kerk is niet meer dan een kwestie van tijd. En de kerk is de eenige troost voor ongelukkigen. Een onzer vertegenwoordigers, met het onderzoek belast, heeft deelgenomen aan een vergadering van de kerkeraden der kolonie te X. Juist had men de kerk met een nieuwe speciale belasting getroffen.... Hij maakte de opmerking, dat 'het nutteloos was zelfs een kopeke te storten, want het was duidelijk dat de eenige wensch van de Bolchewistische Regeering deze was: een einde te maken aan het bestaan der kerk. Toen stond de voorzitter van de vergadering op en gaf hem het volgende ten antwoord: „Zoolang wij nog één kopeke bezitten en wij onze handen nog kunnen gebruiken, zullen wij de kerk behouden. Zij is onze eenige troost en hetgeen wij het meest waardevol achten in deze aardsche hel. Als wij de kerk prijsgeven, zijn wij voor altoos verloren. Hoe zouden wij het leven kunnen voortzetten, wij en onze kinderen, zonder Gods Woord? Maar wanneer gij, waarde vriend, in den vreemde zult zijn terug gekeerd, zeg dan aan al onze broeders in Jez'i* Chris- • tus, dat wij hier den laatsten strijd strij- den, dat wij wanhopig zijn en dat wij geen uitkomst meer zien. In Rusland vervolgt en doodt men Christenen om hun geloof, zooals in de eerste tijden der Christelijke Kerk. Zijn er werkelijk nog Christenen daar over de greris? Is het werkelijk mogelijk, dat onze broeders in den vreemde weten waar wij aan toe zijn en dat zij ons niet ter hulpe komen?" Afgescheiden van den godsdienst acht de G. P. U. het een zijner voornaamste plichten eiken priester en eiken predikant, zoodra hij eenigen invloed verwerft, te doen verdwijnen. Heden ten dage worden er in zijn kerkers 50 GriekschOrthodoxe bisschoppen en tienduizenden priesters en geloovigen gevangen gehouden. Het 'hoofd der Orthodoxe kerk, de Métropolitaan Pierre, die den Patriarch vervangt, is sinds jaren naar Siberië verbannen; hij is ziek en kan geen hulp krijgen, omdat hij geen concessie wil doen aan de anti-godsdienstige Sowjet-Regeering. Een dame, die pas uit Rusland ontsnapt is en die in talrijke gevangenissen opgesloten is geweest, vertelt dat het grootste deel der gevangenen slachtoffers zijn der geloofsvervolgingen Overal in de gevangenissen heeft zij priesters ontmoet, Evangelie-predikers en leden der Roomsche kerk. Overal zijn zij on- derworpen aan vele en onnoemelijke kwellingen; tooneelen die herinneren aan hetgeen zich' destijds in de Romeinsche rechtzaal afspeelde. Een zeer groot aantal bisschoppen, priesters en leeken van verschillend geloof, in de gevangenis geworpen om' Lun overtuiging, worden opgesloten in het kamp van Solovetzk. Dit eiland, vroeger de zetel van een beroemd klooster, middelpunt van beschaving en menschlievend hulpbetoon voor heel het gebied der Witte Zee, wordt thans door het volk als het „Duivelseiland" aangeduid. Kort geleden hebben wij een uitvoerig verslag ontvangen van een Zwitser, die er langen tijd opgesloten is geweest. Dit document, evenals getuigenissen van recenten datum, komende van andere ontsnapte gevangenen, geven een zeer nauwkeurig beeld van dat oord der verschrikking. De getuigen vertellen het volgende.' Solovetzk telt op dit oogenblik tienduizenden gevangenen, waaronder 2000 vrouwen; de mortaliteit (nog daargelaten de terechtstellingen) bedraagt 20 %. Het meerendeel der gevangenen loont in lomoen. Dikwijls worden ze nog gedwongen te werken bij een koude van 25° onder nul. De vrouwen worden schandelijk geëxploiteerd door de kamphoofden en zijn bijzonder te beklagen. De strafmethoden die het meest toegepast worden zijn „de steenenzak" en de „muskietenpaal". De „steenen zakken" zijn diepe, donkere holen van minder dan één vierkanten meter oppervlakkte. De gevangene is verplicht er rechtop in te blijven staan. Zelden kan men deze martelingen langer dan enkele dagen uithouden. De „muskietenpaal" is een straf, welke in den zomer wordt toegepast; de gevangene, man of vrouw, wordt geheel ontkleed en in de open lucht aan een paal vastgemaakt. In minder dan geen tijd is het gansche lichaam bedekt met muskieten. Na een kwartier heeft het slachtoffer het bewustzijn verloren. Zooals overal zijn het de geestelijken die in Solovetzk prijs gegeven zijn aan de meest gruwelijke bejegening. Men heeft het vooral gemunt op diegenen, die geduld en Christelijke trouw aan den dag leggen. Zoo werd een oude geestelijke iederen dag met stokslagen gekastijd omdat h'ij zijn psalmgezang niet wou nalaten. Een aantal Protestanten werden van samenzwering beschuldigd. Men verplichtte hen hun eigen graf te graven en bracht hen daarna om het leven. Maar als men de Sowjet-gevangenissen kent, dan weet men dat de dood er vaak te verkiezen is boven het leven. Een terechtstelling zonder veel omhaal is minder te vreezen dan een langzame marteling. Herinnert u het tafereel der galeien uit Ben-Hur, wanneer de uitgeputte galei-slaaf weigert verder te roeien. Herinnert u hoe hij doodgeslagen wordt en hoe zijn bloedend lichaam in het water wordt geworpen. Sinds dien zijn er 19 eeuwen verloopen. Maar luistert thans naar dit getuigenis zonder uit het oog te verliezen, dat het geval zich afspeelt in de buurt van de Noord-Pool. ,,De vluchtelingen uit Solovki werden ondervxaagd over de wijze waarop de Sow jets er in slagen hun hout tot een zoo lagen prijs uit te voeren, dat zij met Zweden kunnen concurreeren. „Het zijn, zeggen de vluchtelingen, de gevangenen van Solovki die gebruikt worden om het hout te bewerken. Wie zijn dagtaak om 2 uur in den vroegen morgen begint is nog gelukkig te achten, als hij des avonds om 10 uur klaar is. Het omhakken en vellen van 60 boomen is het werk van -2 mannen per dag. Wie het zoover niet brengt krijgt geen eten Slaap is een bijna ongekende weelde in Solovetzki. Voor drie mannen is er één houten bank beschikbaar van één meter breedte. In het Krasnaïa Gorka-kamp waren 150 gevangenen in zoodanigen toestand van uitputting geraakt, dat ze niet meer in staat waren te werken, noch zelfs zich te verroeren, ondanks al de slagen die men hun toediende en de ergste straffen, die hun werden opgelegd. Het hoofd van het kamp, een zekere Sofine, beval toen deze ongelukkigen bij een koude van 20 graden uit te kleeden en ze naakt in een sloot te werpen, waar zij een langzamen dood stierven. De bewakers hebben het recht te mishandelen en te dooden naar welgevallen. Solovki is een hel. Naast Russische gevangenen, vindt men er mannen van Duitsche, Finlandsche, Baltische, Hongaarsche en Chineesche nationaliteit. Dit getuigenis is gepubliceerd in een te Stockholm verschijnend blad (Nya Dagblit Allehanda 15/12 '29). Maar slechts 16 vluchtelingen hebben Finland kunnen bereiken. Hun 44 kameraden zijn van vermoeienis gestorven of zijn door de roode bewakers, die hen achterna werden gezonden, weer gevangen genomen. Wij herinneren ons allen die aandoenlijke bladzijde uit „De Negerhut" waar ons die vreeselijke menschenjacht wordt verhaald. Wat de ontsnapten uit Solovetzk ons vertellen is echter nog veel verschrikkelijker, aangezien alles zich afspeelt in een Poolstreek, en omdat de communistische slavenhandelaars uit de 20ste eeuw hun beambten van alle technisch geperfectionneerde middelen kunnen voorzien om hun duivelsch werk te verrichten: goed gedresseerde politiehonden, telefoon, radio, en ver-dragende geweren. Men belooft bovendien aan ieder, die er in geslaagd is een voortvluchtige dood of leven te vangen, een groote hoeveelheid brood als belooning. En het brood is zijn gewicht aan goud waard in die streken! Jammer genoeg is er geen BeecherStowe meer om ons al het afgrijselijke van het schouwspel voor oogen te stellen. Zekere voorname vertegenwoordigers van hetgeen men de intellectueele elite noemt, zijn het ongetwijfeld eens met de Communistische slavenhandelaars, daar zij zich blijkbaar niet schamen de organisaties, die dezen laatslen ten dienste staan, te verdedigen en in bescherming te nemen. (Nansen, Einstein). Het Duivelseiland is het laatste en het meest afschuwelijke station op den lijdensweg der geloovigen in Bolchewistisch Rusland. Zelden ontsnapt er iemand. De martelaren vinden er de eeuwige rust; maar de zg. beschaafde wereld laadt een onuitwischbare schande op zich door onbewogen toeschouwster te blijven bij hun marteling of zelfs door broederlijke gemeenschap te zoeken met hun beulen. Een Duitsche kolonist, uit Rusland ontsnapt, heeft verklaard: „Toen wij besloten te vluchten, legde een agent van de G. P. U. ons uit, dat het geen nut kon hebben. Buiten Sowj etRusland, zei hij, had men sinds lang het Christelijk geloof verloochend. Wij sloegen geloof aan zijn woorden, want we konden ons niet indenken dat Christelijke volkeren diplomatieke betrekkingen zouden willen onderhouden met een macht, die openlijk verklaart tegen God en zijn geboden te willen strijden." Was die kolonist zeker van de waarheid? Gelukkig zijn er menschen opgestaan, die, geleid door het Heilige Kruis, tot in het diepst van hun ziel overtuigd zijn, dat naastenliefde niet slechts een ijdel woord is. De vijanden Gods roepen te vroeg victorie. Want zij zullen moeten zwichten voor een nieuw ontwaken der geloovigen. Hoort: eenige maanden geleden hebben 16 strijders voor het Kruis, die aldus de traditie van een roemrijk geslacht voortzetten, hun leven gelaten in een verwijderde streek van Rusland, terwijl ze in het aangezicht hunner beulen den opgestanen Christus verheerlijkten. In de kracht van het Kruis hebben zij den dood getrotseerd. Hun voorbeeld wordt thans door duizenden hunner broeders gevolgd. Het blad „Sowjet-Siberië (No. 5-1930) kondigt aan, dat de priester Gabriël Leparirisky veroordeeld is tot de kogel omdat hij gezegd had in een preek: „In den vreemde neemt het godsdienstig bewustzijn steeds meer in kracht toe. Zoo zal het ook gaan bij ons. Weldra zal Gods Woord in geheel ons land triompheeren." -Het Sowjet-blad „Het Zoeklicht" verhaalt dat de Communisten besloten hadden de kerk van Kiniri te sluiten. De priester Kolleroff weigerde de beslissing van den Sowjet-agent uit te voeren; hij kondigde een laatste godsdienstoefening aan en riep de boeren uit den omtrek op. Een groote menigte gaf gehoor aan zijn roepstem en aan het einde van zijn rede over de vervolgingen van Christus vroeg hij aan de geloovigen om zonder geweld hun kerk te verdedigen. De klokken luidden drie dagen lang en 2000 menschen bleven bidden. Het Sowjet-blad bevestigt dat duizenden soortgelijke gevallen zich voordoen en dat het werk der priesters om het Christelijk geloof te handhaven voortgaat met een buitengewone volharding. Aan den vooravond van het Kerstfeest hebben kinderen van 12 jaar in het bijzijn van communistische leeraren uitge- roepen (en dat, terwijl ze bedreigd werden met allerlei wraakname om hun godsdienstig geloof): „Wij gaan als altijd de geboorte van Christus vieren, wij zullen iederen dag naar de kerk gaan; wij zullen bij eiken maaltijd en iederen avond bidden." Wij willen hopen dat de belijders van het Christelijk geloof in Rusland niet geïsoleerd zullen blijven en dat, als antwoord op de roepstem, die vanuit Genève en Londen geklonken heeft, duizenden in Europa en Amerika zich zullen scharen onder de banier van St. George 1), (wij zouden in Nederland zeggen: het vaandel van Geloof en Vrijheid), om den rechtvaardigen strijd tot een goed einde te voeren. Maar zij, die zich bij ons voegen, moeten het wachtwoord aanvaarden van den heer Th. Aubert, stichter en voorzitter van de internationale Anti-bolchewistische beweging. Sprekende voor + 8000 hoorders te Londen, den 19en Dec. 1929 besloot hij zijn rede met de woorden: *) Reverend Prebendary Gough, Voorzitte* van het Nationaal Protest. Comité (Londen) heeft, op den dag der oprichting van dat Comité, de Nationale Engelsche vlag halfstok laten waaien bij wijze van rouw over de vervolgingen in Rusland en heeft de vlag van St. George op zijn kerk geheschen als zinnebeeld van den nieuwen Kruistocht. „Gij onderneemt een waren Kruistocht; gij zult Gods soldaten zijn en dat is de grootste verantwoordelijkheid, die op een mensch kan rusten. „Soldaten van den levenden God, gij moet strijden tot de overwininng behaald zij. Uw volharding moet krachtiger zijn dein het atheïsme van den tegenstander. Deze beweging moet geen opwelling zijn van voorbijgaanden aard, onder den indruk eener gewettigde verontwaardiging, zij moet volhouden, totdat de oorlog tegen den godsdienst geheel tot het verleden behoort. F. GOUDSWAARD, Vlietstraat 17a J. TEUNISSEN, Verbraakstraat 44a. A. PLOEG, Zaagmolenstraat 30a. H. ROOZENBEEK, Hibexlaan 4, Schiebroek P. DE WAARD, Tamboerstraat 26. A. VAN MARION, Burgemeester Roosstraat 204b. J. M. v. WAALWIJK, Meubelstraat 15a, Tel. 2481. GROEPSVERTEGENWOORDIGERS. Groep Kralingen. JOH. KRENNING, Adamshofstraat 99. Groep Delfshaven. G. DE KEIZER, Taandersstraat 137. Groep Feyenoord. M. J. KUNST, Maaskade 66b. O.Z., Tel. 55814. Groep Tuindorp- Vreewijk. C. SCHRIER, Groene HUledijk 165. Groep Charlois. C. M. A, VAN BOVEN, Eben Haëzerstraat 56. Groep Tuindorp Heyplaat. M. WÖHLER, Sirrahstraat 18. Groep Pernis. H. GERBSCHEID, Hey, Pernis. Groep Schiedam. Ds. P. C. A. HALFFMAN, Lange Haven, Schiedam. Groep Hillegersberg. H. ROOZENBEEK, Julianalaan 61, Hillegersberg. Dnbbelkwartet „Internos". P. C. J. VAN BOVEN, Voorde 100. Vraagt aan het Bestuur van G.Z.A.B. prijsopgave van de brochures van Th. AUBERT, van Prof. A. KARTACHOV, van Dr. G. LODYGENSKY, van Dr. G. H. GRONDIJS, enz. enz. tegen de revolutie.