CB PRIJS 20 CENT !0914 9 PINKSTEREVANGELIE EN BOLSJEWISME Vde RADIOTOESPRAAK door Dr. F. J. KROP. UITGAVE: „GELOOF EN VRIJHEID" lc Pijnackerstraat 102—106 — Rotterdam Zeldzaam aanbod. I Door een vriendelijke beschikking van een onzer medewerkers, zijn wij in staat gesteld, tot een beperkt aantal, het volgende pakket tegen sterk verminderden prijs aan te bieden: Dr. K, Cramer, in samenwerking met Prol, Dr. N. N. Glubokowsky, Prof. Dr, Iwan Iljin, Prof, Dr. N. von Arseniew, Dr, Hans Koch, Fritz Lieb en Dr. Kurt Boehme. CHRISTENDOM EN BOLSCHEWISME ƒ 3,90 (Het noodgeschrei der Russische Christenen) Het boek bevat de volgende hoofdstukken: De Russisch-Orthodoxe Kerk onder de heerschappij der Bolschewisten 1917-1930 — De Evangelische Kerk onder de macht der Sowjets — Het collectief der Godloozen — De ondermijning van het gezinsleven1 in den Sowjet Staat — Het wezen van het Bolschewisme — Christendom en Bolschewisme Dr. O, Schabert, MARTELAREN VAN ONZEN TIJD, met een woord vooraf van Dr. F. J. Krop n 2.90 Ds. R, Curland, IN BOLSCHEWISTISCHE GEVANGENSCHAP met een woord vooraf van Dr, F, J, Krop „ 1.— Dr, O. Schabert, SLACHTOFFERS van het BOLSCHEWISME „ 0,65 J. N, Voorhoeve, BOLSCHEWISME EN EVANGELIE .... „0.30 Verschillende redevoeringen van J. Douillet, Dr, J, Lodygensky, Dr, O. Schabert, Dr, F. J Krop! vlugschriften over het communisme, enz enz., tot een bedrag van •< 1.25 ƒ 10.— Wie nu f 5,75 stort op het gironummer van den heer H, N. den Outer, conciërge van „Geloof en Vrijheid", 123776, ontvangt al het bovenstaande franco thuis. Men haaste zich ons zijn bestellingen te doen toekomen, daar wij slechts enkelen met deze aanbieding van dienst kannen zijn. Het bestuur der Chr. Mannenvereeniging „Gij zijt allen broeders", gebouw „Geloof en Vrijheid", 1ste Pijnackerstraat 102-106, Rotterdam. — Giro 123776, Pinksterevangelie en Bolsjewisme. Vde RADIOTOESPRAAK Dr. F. J. KROP. Laat ik mogen beginnen met een opmerking, die wellicht niet overbodig zal zijn, n.1. deze* dat men mij niet al te streng moet houden aan de titels van mijn korte radio-toespraken. Die titels toch, moet ik steeds tijdig opgeven, ter wijl mijn gedachten nog niet zijn geordend en zeker nog niet op schrift zijn gesteld; zoodat allerlei berichten op het laatste oogenblik mijn aandacht kunnen vragen, en brieven, die antwoord vereischen, mij kunnen noodzaken om van een voorloopig opgemaakt plan eenigszins af te wijken. Zoo bereikte mij dit maal een brief uit Haaslem, waarin mij dringend werd verzocht op het vraagstuk van den dwangarbeid eenigszins nader in te gaan. Mijn vriendelijke correspondent heeft enkele mijner artikelen aan communistische kameraden te lezen gegeven, en er was van die zijde maar één roep: „Al te maal „kapitalistische leugens"; in SowjetRusland heeft de arbeider het best; hiér wordt de proletariër geëxploiteerd, om van onze koloniën heelemaal maar niet te spreken, enz. enz." zoodat de briefschrijver vraagt om overtuigende bewijzen en degelijk gedocumenteerd materiaal om mee te kunnen werken in zijn omgeving. Nu, dat laatste verschaf ik gaarne, hetzij tegen een kleine vergoeding, hetzij kosteloos, aan een iegelijk die kien de moeite geeft een desbetreffend verzoek schriftelijk bij. mij in te dienen, terwijl ik zal trachten niet alleen in mijn radio-toespraken doch ook in mijn artikelen voortaan, nog meer dan voorheen, rekening te houden met de wenschen van mijn vriendelijke correspondenten, die zoo hartelijk medeleven en op zoo ondubbelzinnige wijze (niet het minst door gaven ten bate van de verdrukte geloofsgenooten) blijken geven van hun belangstelling. Geen „dwangarbeid" in Rusland? Neen, zegt Maxim Gorki, de gelukkige bezitter van een schitterende villa op Capri, neen, geen dwangarbeid, maar verplichte arbeid. De Prawda van 5 Maart j.1. publiceert daarover van zijn hand een artikel, dat inderdaad wel leerzaam is en uitermate geschikt om allerlei z.g. „legenden" uit den weg te ruimen. Allereerst (ongetwijfeld om de aandacht van de zaak waarom het gaat af te leiden) wordt gewag gemaakt van twee „dienaren van het kapitalisme", wier .cynische uitlatingen den Sowjet-burger moeten demonstreeren, wat hem bij de heerschappij van het kapitalisme staat te wachten. Zoo zou de leider van de arbeidsbeurs te Przemysl tot de delegatie der werkloozen hebben gezegd: „Geld heb ik niet in kas, ik kan jullie slechts een zekere som aanbieden voor een touw om je op te hangen". En een vooraanstaand puitsch' politicus (de naam wordt natuurlijk niet genoemd) zou hebben gezegd: „Het is noodzakelijk, dat 20 millioen Duitschers krepeeren, daar de Staat niet in staat is ze te voeden". Op een zeer weinig overtuigende wijze wordt daarna de „legende" met de volgende motiveering ontzenuwd, „Dwangarbeid? In de Sowjet-Unie is de arbeid alleen maar ver- plicht; want wie niet werkt, zal ook niet eten. Dat is de grondslag van het juist opgebouwde socialisme. Overeenkomstig de socialistische orde moet iedereen werken. Roovers en parasieten werden niet geduld. Er mogen ook geen mogelijkheden voor het ontstaan van roovers, parasieten, avonturiers en andere nietsnutters aanwezig ';zijn. Dwangarbeid wordt in Sowjet-Unie niet eens in de gevangenissen toegepast, waar de analphabeten onder de misdadigers verplicht worden te leeren lezen en schrijven, en waar de boeren het recht hebben, voor landarbeid naar hun familie in hun dorp met verlof te gaan". Over het feit van de deportatie van duizenden en nog eens duizenden boeren in de oerwouden van het Noorden en van Siberië, en hun gedwongen tewerkstelling bij wegen en boscharbeid, rept Gorki met geen woord. Deze dwangarbeid behoort blijkbaar ook onder de rubriek der „verplichte" werkzaamheden. Van belang is daarbij echter, dat het hier geen arbeidschuwe menschen betreft, maar de werkzaamste elementen der boerenbevolking, die de Sowjet-Unie wegens hun godsdienstige overtuiging, of om dergelijke redenen, voor de indeeling in de, onder dwang, georganiseerde „collectieven" niet geschikt acht. Maar hoe durft Gorki te ontkennen wat de vooraanstaande mannen Van den Communistischen heilstaat, als ze zich vrijelijk durven uitspreken openhartig, ja, cynisch toegeven? Hoort een Kolitów, Voorzitter van den Raad var, volks, commissarissen in zijn rapport over de werkzaamheden der Sowjet-Regeering: „Het spreekt vanzelf, en wij hebben het nooit verheimelijkt, zegt hij, dat bij ons voor den arbeid, van gezonde en voor arbeid geschikte gevangenen bij gemeentewerken en wegenbouw gebruik gemaakt wordt. Wij hebben dat vroeger gedaan, doen het nu, en zullen het ook verder doen," (Hierbij moet men steeds in het oog houden, dat verreweg het grootste deel der gevangenen geen misdadigers zijn, maar „Klasse-vijanden" van de groep, die in SowjetRusland de dictatuur uitoefent, derhalve volkomen onschuldige menschen.) Welk een gehuil de bourgois - pers in het buitenland ook moge aanheffen, wij zullen van het gebruik van den arbeid van gevangenen bij deze werken geen afstand doen." Als gewoonlijk tracht Molitow zijn aanvallers met hun eigen wapens te treffen, door zijnerzijds dezelfde bewering te uiten, als van de overzijde wordt gehoord; „dwangarbeid zou niet in Sowjet-Unie bestaan, maar in de kapitalistische Staten. Het doet zeker wat vreemd aan, dat hij deze bewering slechts met een aanhaling uit Mant schijnt te kunnen^ staven. Zijn uiteenzettingen over de onhoudbaarheid van het verwijt, dat de Sowjet-regeering dwangarbeid zou hebben ingevoerd, besluit hij met er op te wijzen, dat het voorstel van het buitenland, om bijzondere commissies in te stellen voor het onderzoek naar den werkekjken toestand in de Sowjet-Unie, voor de Radenregeering niet aannemelijk is, daar een souvereine regeering dat niet zou kunnen toelaten. Geen dwangarbeid in het communistische paradijs? Het rapport dat daarover is uitgebracht door Senator Eccard, en dat ik weldra aan alle belangstellenden in het Nederlandsen hoop te kunnen aanbieden, is inderdaad verpletterend en maakt voor eerlijke menschen alle twijfel in deze absoluut onmogelijk. Maar wij moeten, als geloovigen, steeds tot de kern van de zaak doordringen. Economische oorlog, dumping, dwangarbeid enz,, dat alles, hoe vreeselijk ook, blijft toch maar aan de peripherie. Het wezen van den strijd gaat om het geloof aan den levenden God, Ik was kort geleden te Brussel op bezoek bij den schrijver van Moscou sans voiles, en zag daar een pracht-schilderij van een Belgischen kunstenaar, wiens naam ik ben vergeten. Eenerzijds de gekruiste Heiland, en anderzijds een bolsjewiek, die zijn wapen gericht heeft op het hart van den Zaligmaker. Als verklaring, deze woorden: Waarom het gaat. Ja waarlijk, het gaat in de huidige wereldworsteling, waarvan weinigen ten onzent den ernst beseffen, om het wezen zelf van het geloof, om het bestaan der Kerk van Christus. Loenacharsky, Sowjetminister van Openbaar Onderwijs, sprak nog niet zoo lang geleden aldus: „Met geheel mijn hart wensch ik den „God-loozen" alle succes in hun strijd tegen de weerzinwekkende schim van God, die zooveel duivelsch kwaad berokkend heeft aan geheel de menschheid in haar lange geschiedenis," „Wij haten het Christendom en de Christenen; zelfs de besten onder hen moeten als onze ergste vijanden worden beschouwd. Zij prediken liefde voor den naaste en medelijden, hetwelk lijnrecht in strijd is met onze beginselen. Christelijke liefde is een hindernis in de ontwikkeling der revolutie. Wég met naastenliefde! Wat wij noodig hebben is haatüWij moeten weten, hoe te haten; slechts op die wijze kunnen wij de wereld veroveren." Dat zijn ten minste woorden die aan duidelijkheid niets te wenschen overlaten. Dwazen, die wij waren, toen wij in vroeger jaren slechts aan voorbijgaande excessen en licht verklaarbare uitspattingen geloofden. „Het blijkt thans onwaar te zijn," zegt Paul Scheffer terecht, „dat godsdienstvervolging in Rusland van recenten datum is. Integendeel, zij werd systematisch en doelbewust uitgevoerd sinds het ontstaan van den Bolsjewistiscfien Staat, hoewel in telkens veranderde graden van hevigheid.... De dozijnen en dozijnen van „voorschriften", welke door het Sowjet-decreet van April 1929 aan het godsdienstig leven van Rusland worden opgelegd, zijn als de vele mazen van een dicht net, waarin alle bovennatuurlijk geloof zonder ver- deren woordenstrijd geworgd kan worden. Dat decreet is inderdaad een karakteristieke illustratie van de „systematische revolutie op wetenschappelijke basis", welke het wezenzelf is van het Sowjet-regime." Onze oogen zijn te laat opengegaan. Wij hadden veeleer alarm moeten blazen. En ik verbaas mij pver de lichtzinnigheid van menschen, die mij voortdurend schrijven, „waarom protesteert ge ook niet hier of daartegen", of „Waarom zijt ge vroeger niet in verzet gekomen tegen andere gruwelen". Vooreerst wist ik niet dat ik vroeger zoo stil en zoo lijdelijk was! Sommigen hebben mij weieens verweten dat ik altijd, en naar hun meening weieens te vlug, te spontaan, vaak zelfs te heftig, naar de wapens greep voor hetgeen ik recht en waarheid achtte. Maar is er ooit één strijd gevoerd van zóó groote beteekenis, van zoo ingrijpend karakter, als de strijd die thans gaande is, en die geheel onze beschaafde wereld op haar grondvesten doet schudden? Men had hét kwaad bij den aanvang moeten bestrijden en zij die Lenin indertijd hebben gesteund uit staatkundige overwegingen, kunnen zich thans rekenschap geven van de ellende die ook zij hun kortzichtige handelswijze en de kronkeldaarmede brachten over de wereld, dank zij gangen hunner verderfelijke politiek. Wist men niet dat Lenin den strijd had aangebonden tegen den levenden God en zich als hoogste ideaal had voorgesteld alle geloof uit de ziel van den mensch ten eenenmale uit te roeien? De bekende schrijver Fülop-Miller, die een veelszins gunstig beeld van Lenin tracht te geven in zijn biographie, die hier en daar een apologie wordt van den machtigen, doch satanischen bewerker der Russische Revolutie, erkent het onomwonden. „Het is wel overbodig er met nadruk op te wijzen", zegt hij p. 34, „dat Lenin steeds met de grootste scherpte tegen alle vormen van godsdienstigheid is opgetreden. Hij zag immers in de vroomheid van het volk den ergsten hinderpaal voor het doorvoeren van zijn nieuwe ideeën!! Herhaaldelijk heeft hij er in zijn geschriften en redevoeringen op gewezen, hoe het communistische proletariaat en zijn leiders alle krachten moesten inspannen, om God, „den aartsvijand der communistische maatschappij", er onder te krijgen. Voor dit doel heeft hij een rechtstreeksche atheïstische propaganda georganiseerd. „Het zou de grootste en meest bedenkelijke fout voor een Marxist zijn" schreef hij eens, „wanneer hij meende, dat de groote massa van het volk, met name de boeren en de handwerkers uit hun geestelijke duisternis en onwetendheid slechts bevrijd kunnen worden langs den rechtstreekschen weg van het marxistisch inzicht. Integendeel: men moet deze millioenen een atheïstisch proganda-materiaal van de grootste verscheidenheid in de hand geven, men moet ze bekend maken met wetenschappelijk getoetste feiten; ze nu eens zoo, dan weer zoo aanpakken; hun belangstelling wekken, en trachten ze van alle kanten en met allerhande middelen op te sporen. De slagvaardige, levendige, talentvolle, geestige, en vaak het heerschende papendom aangrijpende libellenschrijverij der atheïsten uit de achttienden eeuw was duizendmaal geschikter, om de menschen uit hun religieuzen dommel wakker te schudden, dan de langdradige, droge, onhandige, populaire uiteenzettingen van het marxisme, zooals ze in onze literatuur de overhand hebben en het marxisme zelfs vaak misvormen. Het is en blijft het voornaamste, de belangstelling der nog geheel onontwikkelde menigte te wekken voor een bewuste kritiek op den godsdienst". Stalin blijft dus geheel in de lijn van hetgeen men heeft genoemd het Leninisme, wanneer hij zich aldus kras en scherp uitlaat: „Als collectivisme het lichaam is van het communisme, dan is atheïsme daarvan de ziel, en internationalisme geheel het wezen en de bestemming van zijn actie-naar-buiten. Zooals de natuur van vuur is te branden, of van water te bevochtigen, of van teer te besmetten, zoo bestaan de karakteristieke functies van communisme in de drievoudige werking van: het collectiviseeren der menschheid, het verdierlijken van de menschenziel en het onbeperkt heerschen over alle menschen...." Let hierop: over alle menschen. Geen grens houdt de wereldactie van het Communisme tegen. De Prawda slaat den juisten toon aan als zij deze woorden van Het revolutionnair kompas weergeeft: „Het wereld-wijd karakter van ons program is maar niet „louter woorden", maar een allesomvattend en bloedige realiteit. Het kan ook niet anders zijn.... Ons einddoel is het universeel communisme; al onze toebereidselen tot den strijd richten zich op de Wereld-actie, de machtsverovering op wereld-wijde schaal en op de vestiging van •en wereld-wijd dictatorschap van het proletariaat Ons programma werpt de bour- geois-wereld den handschoen toe voor een strijd op leven en dood! Wij, communisten, hebben geen enkele reden om ons doel te verbloemen. Ons einddoel en de middelen, om dat te bereiken, onze strategie, onze tactiek, worden voor iedereen duidelijk gemaakt in ons programma," Naar dezen maatstaf kan men de moreele waarde beoordeelen van de volgende verklaring, door een Sowjet-Gezant in een onzer groote steden van West-Europa afgelegd: „Wij hebben het voornemen om de verplichtingen welke wij op ons nemen, loyaal te venrullen, en rekenen terzelfder tijd op de landen, die vriendschappelijke betrekkingen met ons onderhouden, dat zij van hun kant rekening houden met de onveranderlijke basis van ons politiek en economisch systeem." Die basis is wel erg wankelbaar en doet meer denken aan het drijfzand van leugen en bedrog, dan aan de vasfe rots van waarheid en recht. * * Zijn er dan geen idealisten onder de aanhangers van het Sowjet-regime — zoo is mij gevraagd — geen menschen die het eerlijk en goed meenen, wien het waarlijk te doen is om lotsverbetering van de meest verdrukte en rechtlooze klasse der maatschappij? De zal de laatste zijn om het te ontkennen, al moesten de grondbeginselen van het bolsjewisme, die de omverwerping zijn van alle moraal, ieder verstandig mensch tot nadenken brengen. Maar dwalende en dwaze idealisten zijn er ten allen tijde geweest; in Sowjet-Rusland worden zij echter spoedig tot de harde werkelijkheid teruggeroepen. Lees de werken van Istrati; lees Parmi les maitres rouges van G. Salomon; lees doch wat zou een heele opsomming van algemeen bekende werken hier geven? Overweeg liever deze bladzijde van Melgounov (De Roode Terreur, p. 234): „Den 16den Februari 1923 heeft de arbeider Skwortsow, een der revisors van de staatscommissie, die belast was met het controleeren van de daden der G.P.Oe., op den Nikitskiej boulevard te Moscou door een revolverschot een einde aan zijn leven gemaakt. Er werd op het lijk een onverzegelde brief gevonden, geadresseerd aan het Praesidium van het Centrale Comité der Russische Communistische Partij, waarin hij schreef: „Kameraden, Reeds de eerste/ kennismaking met de akten van onze centrale instelling voor de bescherming van de voorrechten, die de arbeiders hebben veroverd, het doorlezen van de gegevens, die de rechters van instructie hebben verzameld, en het vernemen van de methoden, die de overheid bewust duldt, om op deze wijze onze positie te versterken, en die kameraad Unschlicht als beslist noodzakelijk en voor de belangen van de partij onmisbaar acht, — dat alles heeft mij genoopt al de verschrikkingen en gemeenheden, die door ons in naam van de hooge principes van communisme begaan worden en waaraan ik bewust heb deelgenomen, daar ik een der actieve leden van de communistische partij was, te ontvluchten. Ik wil met den dood voor mijn schuld boeten en wend jnij vóór den dood met het laatste verzoek tot u: komt tot bezinning vóór het te laat is, bezoedelt niet met uw wandaden den naam van onzen grooten leeraar Marx en vervreemdt de massa's van het socialistische ideaal niet". *) Neen, dergelijke getuigenissen spreken boekdeelen. En juist omdat zij komen van de zijde der verdrukkers, van niet-geloovige zijde, verleenen zij te meer waarde aan de noodkreten van onze geloofsgenooten, waarnaar wij moeten luisteren of wij willen of niet; en al zijn wij geneigd, in onze zelfzucht, om te spreken van een „eentonig" droef geklaag dat zichzelf steeds herhaalt. *) „Ter bereiking van de revolutionnaire doeleinden is alles veroorloofd". De bolsjewiki bootsen graag de montagnards na. Lenin was in deze uitlating heelemaal niet origineel; hij herhaalde letterlijk de woorden van Collot d'Herbois. Weekblad der Tsje-Ka, No, 5. „De bolsjewistische paedagogen zorgen er voor, dat de jeugd niet al te zachtzinnig wordt. In een „Handboek" voor paedagogen, dat in 1920 werd uitgegeven, vindt de lezer bijv. het volgende: „Een meisje van 12 jaar voelt zich naar, wanneer zij bloed ziet.... Stel een lijst van boeken samen, het lezen waarvan den tegenzin van het kind in de Roode Terreur zou .overwinnen." Ditmaal uittreksels van brieven uit De Krim, uit Siberië, en van de Molotspia: 1. „Lieve kinderen! Ik weet waarlijk niet, wat ik jullie moet schrijven. Als ik de waarheid schrijf, gaat de brief niet weg, en ik heb geen zin, om wat anders te schrijven. Wij zijn hier allemaal volkomen moedeloos. We hebben gehoopt, gehoopt, en altijd te vergeefs. Het eene bedrog is al erger dan het andere. We zijn nu zoo ver gekomen, dat we zeggen: „Laat God maar met ons doen, wat Hij wil. Het blijft hetzelfde, waar wij omkomen". De hoofdzaak is, dat we waardig bevonden mogen worden. Menigeen zal den moed wel verliezen. Zooveel kan ik jullie schrijven, dat wij gezond en bij elkaar zijn, wat bij zeer velen niet het geval is. Want wat je hier voor een ellende en jammer ziet, kan ik niet beschrijven. Ik had nooit kunnen gelooven, dat menschen zóó onbarmhartig kunnen zijn. Ik heb nog maar één wensch. Als ik jullie van aangezicht tot aangezicht kon zien, zou ik willen sterven. Wij zijn hier zoo los van alles, niets bindt ons meer. Een wereld vol leugen en bedrog. In dezen tijd is voor mij het lied van beteekenis geworden: „Deze wereld heeft niets dan bedrog". Als men 's morgens wakker wordt, dan zegt men dadelijk bij zich zelf: „Wie weet, wat de dag van heden ons zal brengen!" Iedereen wacht maar af, wat er nu weer zal gebeuren. Lust om te werken heeft niemand. We hebben drie emmers aardappelen gepoot, ook groente, maar zonder e enige hoop. Denkt u eens in onzen toestand in. Geen oogst, geen tarwe gezaaid, geen koe, geen varken, geen kippen, geen huis; in het heele dorp is geen varken. Vleesch krijgen we niet, ook geen suiker. Wie lid is van de coöperatie krijgt per maand voor het heele gezin 600 Gr. suiker, en af en toe 200 Gr. vleesch, en daarvan kan niemand iets missen. Menigeen heeft nog 'n kleinen voorraad. van vroeger, doch maar heel weinig. Iedereen is bang voor honger, en wie draagt de schuld? Met geweld is alles vernietigd. Het is om het uit te schreeuwen. Jullie hebt er geen voorstelling van, hoe het hier is Uit Amerika kregen we 20 roebel toegezonden. Wij zijn er zeer dankbaar voor, maar het helpt heel weinig, want hier is voor geld niets te krijgen. Zendt ons voorloopig dus geen geld. Als jullie iets wilt doen, probeert dan of wij weg kunnen komen.... *** 2. Lieve Oudersl Een vreeselijk lot is den „verschickten" ten deel gevallen; ze zijn naar een eiland gebracht, waar 90 werst in den omtrek niets is dan een moeras dat onbegaanbaar is. Veel menschen'Thoeten er omkomen, kinderen bevriezen en raken onder de sneeuw bedolven. De menschen krijgen geen onderdak; zij moeten onder den blooten hemel slapen, koken en bakken. De arme kinderen huilen, ze hebben kou en honger, en de ouders kunnen niet helpen. Hoe vreeselijk voor de moeders! Toen zij hier aangekomen waren, hebben ze de sneeuw wat weggeruimd, haar goederen neergezet; toen zijn ze maar gaan zitten en nu weten ze niet, wat ze moeten beginnen. Velen hebben huizen van sneeuw gebouwd.... Onze neef is ook naar Marünsk getransporteerd, hij heeft het heel moeilijk; hij is gevangen genomen, maar moet op de binnenplaats met G. samen hout en ijzer laden; dan moeten ze zelf voor de kar gaan staan en die wegrijden.... Oom J. P. zit ook nog gevangen, en vele andere met hem. Het is zoo verschrikkelijk, als zij daar door het traliehek staan te kijken. Dan wijzen ze met de handen en zouden zoo graag spreken, maar dat mogen ze niet.... *** 3 Niet te vergeefs is het groote Godsoordeel over ons losgebarsten. Niet tevergeefs zijn we nog in den smeltkroes der benauwdheid. Dikwijls denk ik: „Als wij in zak en asch boete deden. Dan waren wij geholpen. Maar dat is ook niet anders dan een oorkussen van traagheid. Ieder die dit gevoelt, moet boete doen, dat zou al helpen. Het doet mij ook zoo'n leed, dat jullie nog altijd niets kunnen beginnen. Dat is ook zoo'n heel, heel moeilijk ding, en daarbij loopt men gevaar, door en door te verliederlijken.... Naar onze meening is alles hier nu wel op de spits gedreven. De ellende wordt zóó groot, dat ze niet te beschrijven is. De menschen worden „verschickt" (weggestuurd) en „ausgesiedelt" (verjaagd). Die twee uitdrukkingen beteekenen niet hetzelfde. „Verschickt" worden beteekent: in jammer en gebrek naar het Noorden verbannen worden. Duizenden zijn er al „verschickt". Die menschen' mogen wat proviand en kleeren meenemen, dan worden ze met 40 a 50 man in een wagon gestopt, de deur wordt gesloten en zoo reizen zij dan + 4 dagen, eer het portier eens geopend wordt. Water krijgen ze niet eens genoeg om hun dorst te lesschen, laat staan om te wasschen. Eten wordt hun uitgedeeld, maar niet van het hunne, dat ze meegenomen, hadden: ze krijgen een regeeringssoep. Bij zoo'n transport „verschickten" waren ook onze goede kennissen vrouw I. uit T. en vrouw U. F. Tot nu toe is er nog maar één brief aangekomen. Met de brieven doen de lui zóó: Bij een halte werpen zij die eenvoudig uit den wagon, de een of andere goede mensch ontfermt zich over hen en doet ze op de post. Zij schrijven: Wij gaan onder in ons vuil. Water krijgen we per wagon emmer per dag. 2 emmers soep en 2 brooden Toen de menschen hier den lsten April „verschickt" werden, reden alleen door Ohrloff en Tiege bijna 300 vrachten „verschickten". Vandaag den 17den April, werden heel veel van onze menschen „ausgesiedelt". Zij worden 36 werst van hier +( 60 K.M.) in de richting Heidelberg (d. i. de Russische plaats van dien naam) op de steppe gebracht. Mellem, een onderwijzeres aan de centrale school, gaf hun heel vriendelijk den raad, zeildoek en stokken mee te nemen, om tenten op te slaan. Zij mogen wat meubelen, kleeren en ondergoed meenemen, ook proviand, doch ze hebben maar heel, heel weinig. Je kan bijna niets meer koopen.... Het is zoo ontzettend, wat hier gebeurt. Ik denk vaak, geen buitenlander kan zich zoo iets voorstellen, en het ook niet gelooven. Over ons arm Rusland gaan de wateren tot aan den hals; en als ze nog hooger komen, dan zullen we allemaal moeten verdrinken, d.w.z. als God niet ingrijpt.... Wij zijn tot slaven gemaakt en hebben even weinig vrijheid als vroeger de negers in Amerika. Alles komt er tegen in opstand, maar het baat niets. Nu moet jullie niet denken, dat we niet anders doen dan murmdreeren. Het is heel moeilijk, maar voor ons persoonlijk nog te dragen.. Doch de anderen, wie zal. ze helpen?...." *** Waarde Vrienden, wij hebben hier in grooten vrede het heerlijk Pinksterfeest gevierd. Dat Pinksterfeest spreekt van een Trooster, die de leegte van het hart aanvult, ja, psalmen doet zingen zelfs in den duisteren nacht. Moge die Trooster, mede op ons gebed, de arme verdrukten steunen in de concentratiekampen, bij den dwangarbeid, in de gevangenissen, in de geheimzinnige kelders van de G.P. Oe., waar de dood hen dagelijks tegengrijnst. Dat Pink' sterfeest spreekt ook nog van een H. Geest, die overtuigt van „zonde, van gerechtigheid en van oordeel." (Joh. 16 : 8—11). Van „zonde"; en wij belijden schuld om ons ongeloof, ons gebrek aan vertrouwen in den Heiland, onze groote wankelmoedigheid, die onzen Koning onteert. Van „gerechtigheid"; en wij zien op Hem die alle gerechtigheid heeft volbracht, verzoeningaanbrengende ook over de grootste ongerechtigheden; op Hem, die stierf om onze zonde, die opgewekt werd om onze rechtvaardigmaking, daarna met eer en heerlijkheid werd bekroond aan 's Vaders rechterhand, die ook „voor ons bidt." Van „oordeel", omdat de overste dezer wereld geoordeeld is, zoodat niet wij de zegepraal hebben te bevechten, doch slechts hebben te getuigen van een zegepraal die behaald werd door den Grooten Held, die overwon. En al is er dan veel dat ontmoedigt; veel dat raadselachtig schijnt; veel dat ons een angstig „waarom" of „tot hoelang" afperst, wij gaan voorwaarts in de kracht des Heeren, wakend biddend en biddend strijdend, de oogen opwaarts heffende tot de bergen „van waar alleen onze hulpe komen kan" (Ps. 121': 1) zingende met onzen grooten Da Costa: Wegen Gods! hoe duister zijt gij! Maar w'omvleuglen ons het hoofd Voor 't verblindend licht der toekomst Die 't verrukte hart gelooft! Blijve t middel ons verholen, God verkondigt ons het doel, in d' onfeilbre profetiën Van het zegenrijkst gevoel. Aan den eindpaal van de tijden, Ziet ons oog den geest van 't kwaad, Moe geworsteld en ontwapend, Tot geen afval meer in staat! Als de Heere God in allen, En in alles Alles is, Zal het licht zijn, eeuwig licht zijn, Licht uit licht én duisternis. VLUGSCHRIFTEN over de Russische Geloofsvervolgingen en het Communisme, uitgegeven door de Chr. Mannenvereeniging „Gij zijt allen Broeders", le Pijnackerstraat 102-106, Rotterdam. (Gebouw „Geloof en Vrijheid") Dr, F. J, Krop, Radiotoespraak over de geloofsvervolgingen , . . ,, 0.05 Atbeiderstoestanden in het Sovjet-Paradijs . .- , , , „ 0.0S De laatste overdenkingen van een door de Gepeoe ter dood veroordeelde ,, 0.05 Wat ik in Rusland gezien heb in 1929—1930 0.10 Teleurgesteld terug uit Sovjet-Rusland (no. 12) , 0.05 De vernieuwde actie der Godloozen (no. 14) . 1 , 0.05 De Russische geloofsvervolgingen en de plicht der Christenheid (no. 15) „ 0.10 Een en ander over de handelstaktiek van Sovjet-Rusland en wat daarmee samenhangt (no. 17) „ 0.15 Hoe ze andersdenkenden den dood injagen (no. IS) , 0.10 Het bestaan van Communistisch gevaar in de koloniën (no. 19) . . ,, 0.03 Dr, O. Schabert, Godsdienstvervolging of Godsdienstvernietiging? (no. 30) „ 0.05 Prof. Dr. L Iljin Het gezin in gevaar (no. 25) 0.06 Prol» Dr, Auhagen, De waarheid omtrent den godsdienstigen toestand in Sovjet-Rusland (no. 16) „ 0.10 De Russische Kerk en de Sovjet-Regeering (no. 27) 0.06 P. Jankowski—Junosze, Russische kerken in Sovjet-Rusland en daarbuiten (no. 28) „ 0.15 Prof. Dr. Korenchewsky, Eendracht maakt macht (29) 0.08 Dr. F. J. Krop, De Paaschcampagne der Godloozen cn wat zij ons te zeggen heeft (30) „ 0.12 Tschegolev (naar) Het anti-godsdienstig werk onder de kinderen in Rusland (31) „ 0.08 N. A. Klépinlne, De godsdienst en de nieuwe communistische cultuur (32) „ 0.12 Annie Wieek, Een beeld uit Sowjet-Rusland (no. 33) 0.08 De gruwelen der Concentratie-kampen van de Sowjet Unie (no. 34) ,, 0.05 Prof. Dr. Iwan Iljln, Hoort de Signalen, (no. 35) 0.08 D. Hausdorff, De Joden en het Bolsjewisme (no. 36) ,, 0.08 Berichten over den toestand der Orthodox-Russische kerk buiten Rusland enz. (no. 37) „ 0.08 Rev. E. A, Walah, Voornaamste stellingen van de Sowjetsche pro'- . paganda tegen de Protestbeweging en de weerlegging ervan (no. 38) „ 0.08 Het getuigenis van een Zwitser uit Rusland (no. 39) „ 0.06 Eischen der godsdienstig gezinde Russische arbeiders (no. 40) . . „ 0.08 Prof, Dr. H. R. Nielauhr, Heeft de godsdienst in Rusland een toekomst? (no. 41) „ 0.08 BROCHURES over de Russische Geloofsvervolgingen en het Communisme, uitgegeven door de Chr. Mannenvereeniging „Gij zljt allen Broeders", le Pijnackerstraat 102-106, Rotterdam. (Gebouw „Geloof en Vrijheid") Dr. F. J. Krop Ons beginsel en Ons Streven ƒ 0.25 J. N. Voorhoeve, Bolschewisme en Christendom 0.30 Vijanden Gods en bewerkers der Wereldrevolutie 0.15 Th. Aubert, De groote Protestmeeting in Albert-Hall te Londen . . „ 0.H Prol. A. V. KarUchov, Rede op de meeting van 5 Maart 1930 . . „ 0.15 Dr. G. Lodyjjeniky, De huidige geloofsvervolging in Rusland ..... 0.80 Dr. L. H. Grondya, De vervolging van het Christendom door de Sovjets „ 0.20 J. Douillet, De werkelijke toestand in Sovjet-Rusland 0.30 Dr. F. J. Krop, Een en ander over het Communisme 0.50 Dr. O. Schabert, Slachtoffer» van het Bolsjewisme „0.65 Ir. Max Henkart, Sovjetbeloften en werkelijkheid 0.25 Rob. de Traz, Verontwaardiging over de laksheid der Christenheid „ 0.15 De heerschappij der Communisten van 1917-1930 (no. 11) 0.35 Dr. Karl NStzel, Oorsprong, weien en beteekenis van hel bolsje- wisme (no. 12J „ U.2U R, von Koschfitski, Herinneringen aan Rusland (no. 13) 0.15. Prol N. von Arseniew, Godsdienat in Sovjet-Rusland !no. 14) . . ., 0.18 Dr. J. R. CaUenbach en anderen, Toespraken over de Rus». Geloofs- vervolgingen (no. IS) „ «.au C. ShevfticlL De gevolgen van de builenlandsche protMtbeweging op den godsdienatigen toestand in Rusland (no. 16) „ 0.» M, MlachailoH, De Russ. Orth. Kerk onder het Sovjet Regime (17) 0.3i Dr. W. KBrfumpt. Het Bolsjewisme - zijn «Mkdoell^ - ^ De godsdienstvervolgingen in Rusland (uit het Russ. blad;o"D^,' f oa) Wat is het Bolschewisme en hoe ziet het er in Rusland uit? (no. 20) „ 0.15 Tlna Schmtdt, Mijn reia in Rusland (no. 21) 0,1 Dr. G. Lodygentky, Rusland in 1930 (no. 22) O-40 Boria EliacheB, De Sowjet Dumping (no. 23) 0-1' Dr, F, J. Krop, Het Bolsjewiame in de praktijk en wat wij uit die — n waroldactl» kunnen loeren (no. 24) „ 0.w Dr. O. Schabert, De Baltische Ruslandarbeid (no. 25) 0.20 Dr. F. J. Krop, Pinksterevangelie en Bolsjewisme (no. 26) ... „ 0.20 Frédérlc Eccard, De dwangarbeid in Sovjet-Rusland (no. 27) 0.20