CB "1 1vaal uxjueav: cirADHOUDEKSKADE 137 ï i AMSTERDAM (ZUID) PR,JS 20 cent 20916 „HET COMMUNISME IS HET KONINKRIJK GODS" WAT TE DENKEN VAN DEZE STELLING? TWINTIGSTE RADIOTOESPRAAK VAN Dr. F. J. KROP UITGAVE „GELOOF EN VRIJHEID" le PIJNACKERSTRAAT 102-106 - ROTTERDAM BROCHURES over de Russische Geloofsvervolgingen en het Communisme, uitgegeven door de Chr. Mannenvereen. „Gij zijt allen Broeders", le Pijnackerstraat 102-106, Rotterdam. (Gebouw „Geloof en Vrijheid"). — Dr. F, J. Krop, Ons beginsel en ons streven ƒ 0.25 — J. N. Voorhoeve, Bolschewisme en Christendom 0.30 — Vijanden Gods en bewerkers der Wereldrevolutie 0.15 — Th. Aubert, De groote Protestmeeting in Albert-Hall, te Londen 0.15 — Prot A. V. Kartachov, Rede op de meeting van 5 Maart 1930 0.15 — Dr. G. Lodygensky, De huidige geloofsvervolging in Rusland 0.30 — Dr. L. H. Grondijs, De vervolging van het Christendom door de Sovjets .. „ 0.20 — J, Douillet, De werkelijke toestand in Sovjet-Rusland 0.30 — Dr. F. J. Krop, Een en ander over het Communisme , 0.50 — Dr. O. Schabert, Slachtoffers van het Bolsjewisme 0.65 — Ir. Max Henkart, Sovjetbeloften en werkelijkheid 0.25 — Rob. de Traz, Verontwaardiging over de laksheid der Christenheid 0.15 11 De heerschappij der Communisten van 1917—1930 0-35 12 Dr. Karl Nötzel, Oorsprong, wezen en beteekenis van het bolsjewisme .. „ 0.20 13 R. von Koscbfitski, Herinneringen aan Rusland 0.25 14 Prol. N. von Arseniew, Godsdienst in Sovjet-Rusland ... „ 0.15 15 Dr. J. R. Callenbach en anderen, Toespraken over de Russ. Geloofsvervolg. „ 0.50 16 C. Shevitsch, De gevolgen van de buitenlandsche protestbeweging op den godsdienstigen toestand in Rusland ■ »•« 17 M. Mischailoff, De Russ. Orth. Kerk onder het Sovjet-Regime 0.35 18 Dr. W. Künhaupt, Het Bolschewisme — zijn ideeën, bedoelingen en ondergang 020 19 De godsdienstvervolgingen in Rusland (uit het Russische blad „Dni") .. ., 0.20 20 Wat is het Bolschewisme en hoe ziet het er in Rusland uit? 0.15 21 Tfaia Schmidt, Mijn reis in Rusland 0.15 22 Dr. G. Lodygensky, Rusland in 1930 0.40 23 Bori» Eliacheü, De Sowjet Dumping 0.15 24 Dr. F. 3. Krop, Het Bolsjewisme in de praktijk en wat wij uit die wereldactie kunnen leeren ..: °-20 25 Dr. O. Schabert, De Baltische arbeid voor Rusland 0.25 26 Dr. F. J. Krop, Pinksterevangelie en Bolsjewisme 0.20 27 Frédéric Eccard, De dwangarbeid in Sovjet-Rusland 0.2» 28 Dr, F. J. Krop, De treurige toestand der arbeiders in Sowjet-Rusland en de Kerken 026 29 G.Z.A.B.-Bestuurslid, De Russ. arbeider onder communistische heerschappij 0'20 30 De intern. Samenkomst der Kerken te Genève, 10 Sept. 1931, en de roeping van den Volkenbond inzake de Russ. geloofsvervolgingen ƒ 0.15 31 Dr. F. J. Krop, De gunstige berichten van reizigers, die de Sowjet-repu- biiek hebben bezocht, en de werkelijkheid 0-15 32 Dr. F. J. Krop, Nog eens: De gunstige berichten van reizigers, die de Sowjet-republiek hebben bezocht, en de werkelijkheid 0.20 33 Ds. J. de Saussure e.a , Intern. Kerkelijke samenkomst te Genève, om de aandacht van den Volkenbond op de godsdienstvervolgingen in Sowjet-Rusland te vestigen O-40, 34 Dr. F. J. Krop, De Kerstcampagne en de geloofsvervolgingen 0.20 35 Dr. F. J. Krop, Dwangarbeid, terreur. Een adres aan ae uniwapemngs- conferentie 0.20 36 Geweld en Terreur in Sowjet-Rusland „ 0.25 37 Staat men in Rusland aan ielle vervolging bloot, alleen om net ten, aai men geloovig is? • °'20 38 Mijn ervaringen in de Russische gevangenissen en hoe ik uit de klauwen der G.P.Oe ontkwam |>.25 39 Gawroesja Boerja, Onder het juk der Sovjets 0.25 40 Dr. F. J. Krop, Mijn reis naar de Russische grens, of wat ik zag van het werk van Dr. O. Schabert e.a 0 30 41 Dr. F. J. Krop, De Lappo-Beweging 0.15 42 Een Handleiding over Gewapenden Opstand 0-25 43 Dr. F. J. Krop, De Lappo-Beweging 1932 0.20 44 Th. Aubert, Het Leven der Arbeiders in Sowjet-Rusland 0.30 45 Pierre Manry, Gedachten over het Communisme ,0.25 46 Dr. F. J. Krop, Wat het bolsjewisme feitelijk is en bedoelt 0.20 47 Het leven en lijden van de vrouw in Sowjet-Rusland „ 0-30 48 Dr.- F. J. Krop, Plicht en Roeping der Christenen ten opzichte van de vervolgden in Sowjet-Rusland °-2« 49 Grepen uit Finland's verleden (met een inleidend woord van Dr. Krop) „ 0.20 50 Dr. Raymond Devrient, De sociale consequentie .van het Bolsjewistische 51 dVa. EW-'«'Ör"i!'&hwddt*rt. De bolsjeviseering van Duitschland ,, 0.35 52 Dr. F. J. Krop, De beteekenis van Finland in den huldigen cultuurstrijd „ 0.35 53 Dr. F. J. Krop, Waarom maakt gij U toch zoo druk over Rusland7 0.30 54 Dr. F. J. Krop, Ons parool in den strijd tegen het bolsjewisme: Godsdienst, Gezin, Gezag ;;- u : VL'' " 0 20 55 Prof. A. Lecerf, Het recht van weerstand in de H. Schrift en meer bepaald in het Evangelie 0.15 56 Godsdienst, Gezin, Gezag ...................... 0-40 57 Dr. F. J. Krop, „Het communisme is het Koninkrijk Oods u.iu Wat te denken van deze «telling-? „HET COMMUNISME IS HET KONINKRIJK GODS" WAT TE DENKEN VAN DEZE STELLING? TWINTIGSTE RADIOTOESPRAAK VAN Dr. F. J. KROP UITGAVE „GELOOF EN VRIJHEID" le PIJNACKERSTRAAT 102-106 • ROTTERDAM over te laten. Zij géven hem geen vrijheid van keuze. Hij onderwerpt zich of hij gaat er uit. Als hij zich verzet, wordt hij onschadelijk gemaakt met niet meer gewetensbezwaar dan men heeft bij het dooden van een hinderlijk insect." *) Verstaat gij het goed? Als een hinderlijk insect wordt de mensch, die zich niet tot een verlengstuk van de machine laat maken, vermorzeld. „Waarom moeten we het westeuropeesche voorbeeld nabootsen? vraagt Lenin. Ik ken tegenover politieke tegenstanders maar één vorm' van verzoening: écraser — verbrijzelen" *) Hebben zij die van Moskou verlossing, bevrijding verwachten, dat wel goed ingedacht? „Door de stelling te verkondigen: „Vrijheid is een burgerlijk vooroordeel", heeft TiPnin een omwenteling veroorzaakt, die, wellicht meer dan al het politieke en economische gebeuren, het bolsjewisme voor goed heeft afgescheiden van de revolutionnaire bewegingen uit vroeger tijden. Het ideaal van zedelijke en burgerlijke vrijheid, dat tot nu toe voor het hoogste en laatste doel van alle volksbewegingen had gegolden, diende voortaan als een leugen te worden vertreden; de vroeger als verwerpelijk beschouwde dictatuur werd eenige moreele eisch. Wat goed en wat slecht was, mocht voortaan niet meer door het gevoel, maar slechts met het wegende verstand worden onderscheiden: goed was van nu af al het politiek nuttige, vloekwaardig echter alles, wat schade kon doen aan de zaak, waar de bolsjewieken voor streden." 5) Men heeft mij overdrijving verweten, toen ik de moraal van het bolsjewisme aldus schetste: „Wat de revolutie verhaast, noemen zij goed, wat haar tegenhoudt, slecht". Maar ik geef eenvoudig weer wat de voormannen zelf openlijk erkennen. „Terwijl in een *) Ibidem, p. 35. «) Fülop-Miller: Lenin en Gandhi, p. 49. ») Fülop-MiHer, Le. p. 51. samenleving zonder klassen", schrijft Preobrajenski, „de leugen op zichzelf een nadeel is, daar ze de leden der samenleving dwingt, hun energie te gebruiken voor het ontdekken van de waarheid, staat de zaak in een klassenmaatschappij heel anders. In den strijd van een uitgebuite klasse tegen haar vijanden zijn leugen en bedrog vaak zeer belangrijke wapenen: de geheele ondergrondsche werkzaamheid van revolutionnaire organisaties berust immers hierop, dat men de staatsmacht door list de baas wordt. Voor den staat der arbeiders, die aan alle kanten omringd is door vijandelijke kapitalistische landen, kan de leugen in de buitenlandsche politiek noodzakelijk en zeer nuttig zijn; daarom staan de arbeidersklasse en de communistische partij geheel anders tegenover de openlijke erkenning van het recht te liegen, dan de westeuropeesche socialisten, die godvruchtige kleine burgers, die door de vertegenwoordigers van het kapitaal systematisch bedrogen en voor den gek gehouden worden. De leugen is' een konsekwentie, die ontstaat uit de onderdrukking van den eenen mensch door den anderen, het resultaat van den strijd tusschen klassen en groepen." °) Houdt het U dus voor gezegd, waarde luisteraar: voor het bolsjewisme moeten goed en kwaad, waarheid en leugen definitief stuivertje verwisselen; en waar Ananias en Saffira om hun leugen tegen den H. Geest zoo zwaar werden gestraft in de eerste Christengemeente, zonder klassen", die Preobrajenski ons voorspiegelt, wellicht om hun handig dissimuleeren met eere worden bekroond! Doch de tegenstelling tusschen het Communisme van Jeruzalem en het „communisme" Van Moskou komt vooral scherp uit, als men let op het hoofdmotief. Van een liefde Gods, die noopt tot liefde tot den naaste, wil de bolsjewiek niet weten. Met God heeft hij afgedaan, en voor liefde predikt hij haat, kokenden, ziedenden haat. «) By Fülop-Miller, Lc. p. 53. „De haat was Lenins element; zooals hij tegenover den politieken tegenstander slechts één ding kende: écraser, vernietigen, zoo was voor hem ook de met haat vervulde kreet van zijn tegenpartij de „schoonste muziek". In de moeilijkste oogenblikken van strijd om de macht herhaalde hij graag die versregels, die hij op den vóóravond der October-revolutie had uitgesproken: „Door goede woorden zijn wij niet gebaat: „Want ons verblijdt alleen de wilde kreet van haat". Dit vers karakteriseert Lenin het best, meent Sinowjeff: Hierin vindt men den geheelen Lenin." 7) Van dezen leider is ook het woord: „Laten 90 °/o van het Russische volk te gronde gaan, als 10 % maar de wereldrevolutie beleven". Waarna de „Prawda" schreef: „Het lied van de arbeidersklasse, zij een lied van haat en wraak." Geen gevoeligheid, geen sentimentaliteit. Wie nog aarzelt z'n eigen vader, z'n eigen moeder, z'n besten vriend te vermoorden, als de belangen der revolutie het meebrengen, die hoort in het klassenlooze paradijs niet thuis. „Gij zijt communist, schreef „Kameraad Iljin" eens in een blad te Wladikawkar, en hebt dus het recht iederen agent-provocateur of saboteur (en dat is men al spoedig in SowjetRusland! K.) neer te schieten, indien hij U in daar zouden zij in de ideale(?) „samenleving den strijd wil beletten over lijken ter overwinning te schrijden." 8) Hoe durft de „communist" de uitdrukking „Koninkrijk Gods", die aan naastenliefde en geestelijke saamhoorigheid doet denken, op z'n lippen te nemen! „Het gevoel, dat hem beheerscht, is niet teederheid voor de menschen, wier kampioen hij is, maar haat tegenover degenen, die hij wil omverwerpen en vernietigen. „Zijn scheppende ?) Ibidem, p. 119. 8) Melgoenov: De Roode Terreur in Rusland, p. 122. arbeid", zegt een Russische criticus over den schrijver Nikiforov, „bestaat daarin, dat hij een groote liefde voor den haat wil opwekken". Nikiforov laat een van zijn helden zeggen: „Dikwijls zie ik een man, die deze aarde zou willen reinigen door middel van een sterk haatgevoel om haar zoo gereed te maken voor het opkweeken van een nieuwe beschaving en een nieuw leven. „Deze woorden zijn buitengewoon toepasselijk op den communist. Al is de liefde voor een nieuwe menschheid zijn doel, dan is toch zeker de haat een van zijn voornaamste middelen om dit doel te bereiken. Hij zal nooit toegeven, dat er ook goede kanten aan een vijand zijn. Ontbreekt hem ieder sportief gevoel? De kapitalist is altijd een paria in zijn oogen, wiens ziel stinkt van het bederf. Zijn kerk, zijn godsdienst, zijn menschenliefde zijn doortrokken van ongerechtigheid. Hij heeft als menschelijk wezen geen deugden, die! een proletariër eerbiedigen moet." 9) Hier zijn wij wel heel ver van Handelingen II! De bolsjewieken willen haten, verdelgen, uitroeien wat niet tot hun proletariaat behoort; hoe zouden zij zich niet keeren, met alle macht die in hen is, tegen den godsdienst in al zijn vormen, m.n. tegen het Christendom? „Hoe gemoderniseerd de godsdienstige opvattingen ook zijn, zij willen er niets van weten. „Heiligheid," „de eerbied voor Goddelijke geboden", waarover Kant spreekt: „het respect en de liefde voor een ideaal gedrag", zooals John Stuart MUI en Huxley en religie omschrijven; „een zaligmakend besef van innerlijke toewijding en geestkracht in 't dagelijksch leven," wat volgens Fosdick het wezen van de religie uitmaakt; het geloof „in een eeuwigen God, een Goddelijken Geest en Wil, Die het heelal bestuurt en in een zedelijke betrekking staat tot de menschheid", in de woorden van Dr. Martineau, „de overwinning van de persoonlijkheid" wat Fosdick den kern van het Christendom noemt — de Bolsjewiki verwerpen al deze ») Hindus Lfc p. 141. „HET COMMUNISME IS HET KONINKRIJK GODS" Wat te denken van deze stelling? XXSTE RADIOTOESPRAAK VAN Dr. F. J. KROP. Den 20sten Juli 1919 werd op een vergadering van communisten deze taal gehoord: „Het communisme is het Koninkrijk Gods; zoek eerst dat koninkrijk en al het overige zal U worden toegeworpen". Op deze uitspraak zou ik hedenavond eens nader willen ingaan, en dat om twee redenen: le. Zijn er nog steeds sociaal-voelende Christenen, die zich door het woord laten misleiden en daarom den ernst van het communistische gevaar, zoo niet geheel loochenen, dan toch sterk onderschatten; 2e. Wordt er door de tegenpartij een handig gebruik gemaakt, in geschriften en op debatsamenkomsten, van een misverstand, dat groote verwarring kweekt en dat uit den weg geruimd moet worden. Ligt er trouwens in het naderende Pinksterfeest geen aanleiding om de ideale teekening der eerste Christengemeente, zooals wij die vinden in Handelingen II, te vergelijken met het toekomstbeeld der lilde Internationale? Van de Pinkstergemeente lezen wij: „Allen, die geloofden, waren bijeen en hadden alle dingen gemeen; en zij verkochten hunne goederen en have, en verdeelden dezelve aan allen, naar dat elk van noode had." (Hand. H : 44, 55.). Het verband is U ongetwijfeld bekend en de innerlijke samenhang der dingen kan Uw aandacht niet zijn ontgaan. Het leven in Gods gemeenschap heeft tot on- middellijk gevolg de gemeenschap der broederen. (1 Joh. 5:1). Wie God lief heeft, voelt ook zijn hart open gaan voor Gods kinderen. Met onweerstaanbaren drang worden allen die „in Christus zijn" tot elkander aangetrokken, zien de gevolgen der zonde (die verdeelt, vanéénscheurt, uiteenrukt) gebroken, en komen tot het besef, dat zij elkanders leden zijn, kinderen van een gezin, zonen en dochters van één Vader. Moet zulk een liefde niet elke zelfzucht vernietigen, in den wortel aantasten, en haar overwinnen, zelfs in haar hardnekkigsten vorm, n.1. die eener o! zoo natuurlijke gehechtheid aan aardsche goederen, geld, tijdelijke bezittingen? „Allen die geloofden waren bijeen"; kwamen samen voor gebed en breking des broods, voor gemeenschappelijken zang en aanbidding; hoe zouden ook niet de rijken of meer gegoeden, mét hun hart, hun beurs hebben geopend voor minder bedeelde broeders en zusters in het geloof? Heeft de ware bekeering des harten ook niet de bekeering der beurs tengevolge? Handelingen H onderstreept dat alles met kracht in het bekende verhaal waarop ik zinspeel. De Geest is uitgestort en leidt de geloovigen in de eeuwige waarheid. Laat hun alle dingen zien bij het licht der eeuwigheid. Alle dingen betreffende hun zondigen toestand en het verlossingswerk van Christus. Alle dingen ook betreffende de aardsche goederen en bezittingen. En hoe zij die zien? Niet als het eigendom der „gemeenschap", Kerk, Staat, of hoe ge haar noemen wilt. AUerminst als hun persoonlijk eigendom. Maar als het eigendom van God. (Lev. 25 : 23. Deut. 15 : 4 : 23 : 24). Al hun hebben en houen ligt op het altaar Gods en op het altaar der naastenliefde. En waar het werddschokkende drama, door den Heiland en de Apostelen voorspeld, door velen in de allernaaste toekomst wordt verwacht, daar verliest elk bezit van vaste goederen zijn waarde in hun oogen en verkoopen zij hetgeen zij hebben, geheel of gedeeltelijk, om in de gemeenschappelijke kas te worden gestort tot onderhoud der armen en behoeftigen. Hier is dus sprake van een spontane daad van barmhartigheid, een hartelijke openbaring van liefde. Geen afschaffing van het privaat bezit, daar ieder vrij bleef met het zijne te doen en te laten naar wat de Geest hem ingaf (Hand. 4 : 32, 5 : 4), maar een aanwenden van dat bezit ten bate der gemeenschap, overeenkomstig het beginsel dat, wie God liefheeft, ook zijn broeder daadwerkelijk moet liefhebben. Of het verstand niet wat luider had moeten spreken in die dagen, en de ingeving des harten wat beter had moeten controleeren? Het is mijn vaste overtuiging. Want misbruiken konden niet uitblijven, toen deze regel door steeds meerderen (zij het dan ook vrijwillig) werd aanvaard: „Wij geven alles aan de gemeenschap, in de zekerheid dat die gemeenschap, op haar beurt, ons weder zal onderhouden". En die misbruiken verhaastten de gevolgen, die men bij eenig nadenken wel had kunnen voorzien, toen armoede en nood over de gemeente van Jeruzalem kwamen. Heeft Paulus niet aanhoudend en liefdevol gecollecteerd voor de broeders en zusters, die hij eerst had vervolgd, doch later zoo onuitsprekelijk had liefgekregen? Wij zien dan ook geen enkele andere Apostolische gemeente in deze het voorbeeld der moedergemeente volgen; integendeel, vermijden zij alle de fout van een liefdadigheidssysteem, dat maar al te aanlokkelijk moest zijn voor luiaards en dagdieven, die o! zoo gaarne onder vromen schijn een gemakkelijk parasietenleven leiden, de vruchten plukkende van eens anders werk en inspanning, terende op eens anders verdiensten. Maar een verkeerde toepassing doet aan de zuiverheid van het beginsel niets af. Want de vorm, waarin de Christelijke liefde zich destijds te Jeruzalem openbaarde moge het stempel van zeer bijzondere omstandigheden hebben gedragen, die Christelijke liefde blijft haar eischen en bevelen handhaven voor alle eeuwen en tijden. Waar Gods Geest werkt aan de harten, daar voelt men zich als leden van één gezin. Die leden kunnen wel verschillende woningen betrekken, of in dezelfde woning verschillende apartementen; kunnen wel verschillende inkomsten hebben, rijk of arm zijn: telkens zullen zij weer samenkomen, elkander steunen, elkander helpen naar vermogen, somwijlen zelfs boven vermogen. (2 Cor. 8 : 3; 13—15. Ex. 36 : 5, 6). Geen broeder, die zijn geloof leeft, zal akker aan akker, huis aan huis trekken, kapitaal bij kapitaal voegen, het rustig aanziende dat zijn broeder gebrek lijdt. Gaarne zal hij met de kinderen van denzelfden Vader zijn koren, zijn most en zijn olie deelen. (Hoséa 2:7). En al zijn zij Terscheiden, hun eenheid zal toch openbaar worden, zal toch naar buiten treden; men zal te allen tijde aan hen kunnen zien, dat zij met Jezus gemeenschap hebben. (Joh. 17 : 23. Hand. 4 : 13). Zeker, de Schrift waarborgt de rechten van het persoonlijk bezit. Het achtste gebod is ondubbelzinnig op dit punt. Maar zelfzucht, gierigheid, schraapzucht worden allerminst daardoor in de hand gewerkt. Het geloof kent, in laatste instantie, slechts één Eigenaar, n.1. God. De mensch is nooit meer dan rentmeester over de hem toevertrouwde talenten. Hij weet dat hij voor zijn beheer rekenschap zal moeten afleggen en die wetenschap zal heel zijn houding bepalen. Is hij ontrouw, zoekt hij zichzelf, dan treft hem de vloek: „Uw geld zij met U ten verdervë", (Hand. 8 : 20). Slechts dan heeft hij rust en vrede, als hij luistert en riaTiryit naar dit woord van Paulus: „Beveel den rijken in dezen tegenwoordigen tijd, dat zij niet hoogmoedig zijn; noch hun hoop stéllen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent om te genieten; dat zij Weldadig: zijn, rijk worden in goede werken, gaarne mededeelende s$jn en gemeenzaam; leggende zichzelven weg tot een schat een goed fondament tegen het toekomende, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen mogen." (1 Tim. 6 : 17—18). Natuurlijk verwacht ik bier de opmerking, dat van zulk een schoon ideaal al bitter weinig is verwezenlijkt in de samenleving, en dat de verlossing zeker niet van dié zijde zal komen. Troelstra sprak het openlijk uit in 'slands vergaderzaal (12 Nov. 1918): „Het Christendom moge menigeen als vertroosting der ziel bij leven en sterven goede diensten bewijzen, een groot deel van het volk moge zijn geestelijk leven in dezen vorm het best kunnen behartigen, als element dat werkelijk de realiteit der maatschappelijke verhoudingen beheerscht, kan het niet gelden". Wie de innerlijke kracht van het geloof kent, en ook de historie raadpleegt, zal zóó niet spreken, noch zulke groote woorden beamen. Zeker is het echter dat wij, geloovigen, hier een deficit hebben te boeken en openhartig moeten bekennen, dat er een groote schuld op ons rust. De sociale zijde van het Evangelie is door ons te veel verwaarloosd. Ik zou hier onderscheid kunnen maken tusschen de verschillende Kerken en geestelijke stroomingen, maar ik verbreek de solidariteit in dit verband liever niet en spreek uit aller naam een Nostra Culpa uit. Een terugkeer tot, een betere doorwerking van, de Reformatorische (m.n. de Calvinistische) beginselen kan in deze heil aanbrengen. Nooit heeft de Schrift de broodvraag als bagatel behandeld. Nooit heeft zij het lichaam (met z*n maag) buiten de sfeer van het geloof gesteld. De Heid. Catechismus spreekt van onzen eenigen troost in leven en in sterven in dézen zin, dat wij met lichaam en ziel het eigendom van Christus zijn. Het lichaam wordt niet vergeten. Het stoffelijke niet als iets onbeduidends genegeerd. „Ziel en lichaam, geest en wereld, zegt Prof. Slotemaker de Bruine, moeten gezien worden als schepselen van God, waarin God moet worden verheerlijkt. Niet op gelijke wijze, maar wel in gelijke mate. Niets in het bestaan van gansch Gods schepping mag worden terzijde gelaten, waar Gods eer wordt bedoeld en de toepassing gezocht van Zijn wetten. Niets kan worden uitgesloten, als de vruchten moeten worden geplukt van het verlossingswerk van Christus." Daarom mag de Kerk haar geestelijke roeping niet losmaken van de sociale vraagstukken. En heeft zij, bijv. in het probleem van den arbeid, steeds haar stem te verheffen ten gunste van de minderbedeelden, van de economisch-zwakkeren, van hen die soms als een verlengstuk van de machine worden beschouwd. In 1903 schreef Ds. J. C. Sikkel reeds: „Het hardste in den gemeenschappelijken arbeid is, voor wie zich waarlijk mensch weet een zoodanige toestand, waarin gebrek aan menschenliefde een mensch slechts een werktuig, een gehuurde werkkracht rekent, die niet zijn eigen, maar anderer werk doet " Zeker, die woorden hebben ons iets te zeggen. En als de wereld thans gegeeseld wordt met het bolsjewisme, dan ligt het voor een groot deel óók aan een Christendom, dat wel solidariteit predikte doch de consequenties niet aandorst in de practijk; wél de oneindige waarde der menscheljjke ziel poneerde, ook de gelijkheid van al Gods creaturen, doch in de maatschappelijke verhoudingen deze schoone beginselen niet voldoende tot hun recht het komen. „Het is kinderachtig om te verzwijgen wat in het oog springt," zoo las ik onlangs in een Fransch blad. „Men moet thans wel inzien dat het communisme (naast veel negatiefs K.) ook een positief element in zich sluit, n.1. de gedachte van een economische samenleving, waarvan de sociale strekking wijst in de richting eener gestadige verbetering van de levensvoorwaarden der breede volkslagen. Dat positieve element is ontleend aan het Christendom, en als het thans meer tot z'n recht komt door middel van 'n atheïstisch communisme, dan moet de oorzaak daarvan gezocht worden in 'n verzuim van 't historisch geworden Christendom, dat zich weinig of niets aantrok van de economische ontwikkeling der moderne tijden en geen oplossing had voor de ingewikkelde problemen, waarvoor die evolutie ons stelde". *) Nooit zou het atheïstisch communisme zulk een kracht hebben kunnen ontwikkelen over de geheele wereld, zulk een invloed hebben kunnen uitoefenen op de geesten, indien de Christenheid waarlijk ernst had gemaakt met het tweede deel van de samenvatting der heilige Wet, zooals de Heiland ons die gaf. (Mattheüs ?2 : 37—40). Nooit zou men een tegenstelling zich hebben zien ontwikkelen, nóch zou men het probleem hebben kunnen stellen, gelijk thans geschiedt: „Kapitalisme met God, óf socialisme zonder God", indien daar van de zijde der geloovigen in den loop der eeuwen geen aanleiding toe gegeven was. * * Maar dat alles royaal en zonder eenig voorbehoud toegegeven, moet ik met kracht verzet aanteekenen tegen het boven geciteerde woord van Troelstra. Niet het Christendom heeft z'n onmacht getoond op sociaal gebied, maar de Christenen! zijn ontrouw geweest aan hun hooge en heilige roeping: een intensiever doorwerken van de Christelijke beginselen kan alleen verbetering aanbrengen, óók in de maatschappelijke verhoudingen. Niet van buiten naar binnen, maar van binnen naar buiten werkt God door zijn Woord en Geest. En hier komen wij onmiddellijk in botsing met het bolsjewisme, dat zich ten onrechte met den schoonen naam van Communisme tooit. Het durft spreken van een „Koninkrijk Gods"? Het durft de taal der geloovigen voor de gedienstigheden van zijn praktijk gebruiken? Maar het spot met God en Zijn Woord, het bestrijdt elk geloof als een sprookje uit lang vervlogen tijden, ja, het ontkent de waarde van elk ideaal, van elk ethisch motief. 1) Zie: Jezus Christus en de maatschappelijke stroomingen (partijen) onzer dagen in mijn bundel jeugdpreeken „Laat ons deze belijdenis vasthouden". „Geheel nieuw in het economisch leven is het beginsel van maatschappelijk werk, dat de Russen tot een drijfveer trachten te maken. Ik zeg „nieuw", omdat het een andere beteekenis heeft dan in andere landen. Het is ontdaan van altruïsme. Opoffering heeft er niets meer mee te maken. „De opbouw van het socialisme", schrijft een jonge revolutionnair, „vraagt offers, maar niet de gemoedsgesteldheid van het offer.... het offer zal objectief en niet subjectief zijn...." In de dagen toen Trotski nog de held van de massa was en haar meest welsprekende woordvoerder, schreef hij: „De arbeiders-revolutie te aanvaarden in naam van verheven idealen, beteekent niet alleen haar te verwerpen, maar ook haar te belasteren de Socialistische Revolutie heeft afgedaan met illusies en stichtelijkheden Is het denkbaar, dat de Revolutie, waar wij mee te maken hebben, de eerste, sinds er leven op aarde is, een toebereiding noodig heeft van romantische leuzen, zooals een fcattenragout, een hazensausje?" 2) Mij dunkt dat is ondubbelzinnige taal. De Christen zegt: Ik heb; Gij hebt niet; Ik wil U van het mijne geven. De bolsjewiek zegt: Ik heb niet; Gij hebt; Welnu, ik neem. „De Russische revolutionnairen verbloemen de zaak niet. Zij hebben den dood gezworen aan het privaat bezit en zij zijn van plan om dit vonnis ten uitvoer te brengen, niet alleen plaatselijk maar universeel. Vandaar hun opvatting van de Wereldrevolutie. „De gansche samenleving", zei Lenin, „zal één bureau en één fabriek worden." De Russen zijn niet van plan dit aan het oordeel van den individu 2) Hindus: Ontredderde wereld, p. 53. omschrijvingen met nadruk en verachting. In hun geschriften schrijven zij zelfs het Woord God niet met een hoofdletter. Voor hen is werkelijk godsdienst „een bedwelmingsmiddel voor het volk". Bij hun bestrijding gaan zij uit van de stelling, dat religie niet het gevolg is van een innerlijken aandrang, maar van opleiding van iets dat van buitenaf opgedrongen wordt. Als kinderen zonder godsdienstige leiding opgroeien, worden zij niet-godsdienstig, verklaren zij, en de bron van de religie droogt dan op en verdwijnt vanzelf." Precies wat Boecharine verklaart: „De overgang van de maatschappij, die een eind maakt aan het kapitalisme naar de maatschappij, die volkomen vrij is van alle sporen van klasse-onderscheiding en klassestrijd, zal allen godsdienst en alle bijgeloof een natuurlijken dood doen sterven." *■) En dan zal het pas nacht Zijn, als er geen geloof en geen hoop en geen liefde meer is.... * * • Geen Christendom, dien naam waard, heb ik gezegd, zonder zichtbare vruchten van gerechtigheid en broederschap, zonder tastbare sociale consequenties? Maar nu stel ik met evenveel kracht de vraag, welke waarde er is te hechten aan een samenleving waar gelijkheid in dezelfde ellende en misère verkregen is, en waar de mensch verlaagd wordt tot het „chemisch preparaat" van De Genestet? «■) Niemand meene dat ik hier scherts. De geestverwant van Lenin loochent elke ideale zijde van ons wezen, elke hoogere beteekenis van ons bestaan. In een der bolsjewistische handboeken wordt 's menschen „onmiddellijke 10) L.c. pp. 25 én 26. u) De Materialist beweert: „Ik ben een chemisch preparaat" Vriend Spiritualist deswege maakt zich kwaad. Ik niet; mij geeft het licht, Ik dacht al lang voor dezen: Wat zou zoo'n sm. .p. .s toch wel wezen! waarde" als volgt beredeneerd: „De wetenschap heeft uitgemaakt, dat de bestanddeelen van het meest gecompliceerde wezen, n.1. den mensch, de volgende zijn: water 59 °/o, eiwit 9 °/o, vet 21 %>, asch 5 %>, glutine 5 %>, koolzuur 0.8 %. Daaruit hebben de chemici berekend, dat het menschelijk lichaam dus bevat: vet voor 7 stukken zeep, ijzer voor een spijker van middelbare grootte, suiker ongeveer een zoutvaatje vol, kalk voldoende om een kippenhok te witten, phosphor voor 2200 lucifers, magnesium voor een medische dosis, kali voor één schot uit een speelgoedkanon, zwavel voldoende om één hond van zijn vlooien te bevrijden, alles en alles te zamen tot een waarde van 1 roebel en 95 kopeken (2.32)". Het belachelijke doodt, zegt de Franschman. En als dat woord letterlijk moest worden opgevat, dan zou ik toch ernstig vreezen voor het leven van hem die dat prachtige rekensommetje uitdacht. Maar zelfs in verhevener vorm blijft die zienswijze, die den mensch tot een meer ontwikkeld apensoort verlaagt en zijn Goddelijke bestemming ontkent, even dwaas als verwerpelijk. „Wat baat het een mensch, vraagt de Heiland, zoo hij de geheele wereld gewint en hij lijdt schade aan zijn ziel? Of wat zal de mensch geven tot lossing zijner ziel." (Matth. 16 : 26). Laat de correspondent van MoskouRadio, gelijk zoovelen, om dat woord lachen, wij blijven, eenerzijds, overgeestelijke Christenen toeroepen, dat de Godzaligheid de beloften heeft „ook des tegenwoordigen levens", doch wij verheugen ons, anderzijds en nog veel meer, in de wetenschap dat wij het eigendom zijn van onzen Verlosser met lichaam en ziel, beide, zoowel in het leven als in den dood, voor den tijd zoowel als voor de eeuwigheid, en blijmoedig blijven wij getuigen van Gods liefde sterker dan alle machten uit den afgrond, sterker dan de meest doodelijke haat. Van die liefde alleen is onze verwachting, ook in den maatschappelijken strijd onzer dagen, daar zij alleen iets kan realiseeren van het waarachtige Communisme, dat broederschap en oprechten gemeenschapszin beteekent. VLUGSCHRIFTEN, over de Russische Geloofsvervolgingen en het Communisme, uitgegeven door de Ohr. Mannenvereen. „GIJ zijt allen Broeders", le Pljnackerstraat 102-106, Botterdam. (Gebouw „Geloof en Vrijheid".) — Dr. F. J. Krop, Radiotoespraak over de geloofsvervolgingen ƒ 0.Ö5 — Arbeiderstoestanden ln het Sovj et-Paradij a „ 0 05 — Laatste overdenkingen van een door de Gepeoe ter dood* veroordeelde 0 05 — Wat IS ln Rusland gezien heb ln 1929—1930 010 12 Teleurgesteld terug uit Sovjet-Rusland 0 05 14 De vernieuwde actie der Godloozen 0 05 15 De Russ. geloofsvervolgingen en de plicht der Christenheld „ 0.10 17 Een en ander over de handelstaktiek van Sovjet-Rusland en wat daarmee samenhangt 0.15 18 Hoe ze andersdenkenden den dood injagen ' o'lO 19 Het bestaan van Communistisch gevaar in de koloniën 0.03 20 Dr. O. Schabert, Godsdienstvervolging of Godsdienstvernietiging? 0.05 25 Prof. Dr. L. Iljin, Het gezin in gevaar 0 05 26 Prof. Dr. Auhagen, De waarheid omtrent den godsdienstlgen toestand ln Sovjet-Rusland 0 10 27 De Russische Kerk en de Sovjet-Regeering \ 0 08 28 P. Jankowski-Junosze, Russische kerken in Sovjet-Rusland en daarbuiten 0.15 29 Prof. Dr. Korenchewsky, Eendracht maakt macht o'o8 30 Dr. F. J. Krop, De Paaschcampagne der Godloozen en wat zy ons te zeggen heeft 0.12 31 Tschegolev (naar), Het anti-godsdienstige werk onder de kinderen in Rusland „ 0.08 32 N. A. Klépinine, De godsdienst en de nieuwe comm. cultuur „ 0.12 33 Annie Wieck, Een beeld uit Sowjet-Rusland 0.08 34 De gruwelen der concentratiekampen van de Sowjet-Unle „ 0.05 35 Prof. Dr. Iwan Iljin, Hoort de signalen! ,0 08 36 O. Hausdorf, De Joden en het Bolsjewisme 0.08 37 Berichten over den toestand der Orthodox-Russische kerk buiten Rusland, enz 0.08 38 Rev. E. A. Walsh, Voornaamste stellingen v. de Sowjetsche propaganda tegen de Protestbeweging en de weerlegging ervan „ o.Oê 39 Het getuigenis van een Zwitser uit Rusland 0.08 40 Elschen der godsdienstig gezinde Russische arbeiders „ 0.08 41 Prof. Dr. H. R. Nielauhr, Heeft de godsdienst ln Rusland «en toekomst? 0.08 42 G. Pimenoff, Het dekreet van het Pan-Russisch Centraai ultv. Comité en van den Raad van Volkscommissarissen tot regeling van godsdienstige vereeniglngen ƒ008 43 Werkloosheid en werklust ln Sowj et-Republiek , 0.08 44 Dr. O. Schabert, Beulsdiensten door West-Europeanen aan Sowjet-Rusland verleend, tegen de West-Europ. beschaving „ 0.05 45 Er wordt weer over de verwaarloosde kinderen gesproken .. .. 0 05 46 Brief uit Finland 7.." )'0.05 47 Fotografisch bewijsmateriaal betreffende Sowjet-Rusland".'. " 0.05 48 Waarheden en leugens, verbreid door een nieuw soort propaganda ten gunste van Sowjet-Rusland 0 12 49 Het „Proletarisch Kaartspel' van de Bolsjewlki 0 05 50 TJlt de maandberichten van Dr. O. Schabert „ 0.08 51 Vrouwenleven ln den Sowjetstaat , 0.08 52 Het Bolsjewisme als Wereldbeschouwing, door Seminar Dlr. Llc. Th. Priegel te Breslau 0 15 53 De strijd tegen den godsdienst 0.08 54 Propaganda der Godloozen onder de jeugd '. , 0.05 55 Iets uit het A.B.C. van het Communisme, door P. Gaxotte „0.12 56 Godsdienstvervolgingen ln de Sowjet-Republlek. TJit de Maandberichten van Dr. O. Schabert 0.12 57 J. Jacoby. Hoe Sowjet-Rusland geregeerd wordt 0 08 58 Kreten uit de diepte „ 0 08 59 Beknopte geschiedenis van het Bolsjewisme ........" 008 60 Prof. A. Lecerf. Calvinisme en kapitalisme 012 61 Tegen gezin en haardstede 0.05 62 Dr. O. Schabert, Het sterven van Bisschop Platon enz. .... 0.08 63 Dr. O. Schabert, School en Kunst in Sowjet-Rusland 0.08 64 Dr. O. Schabert, Hoe het Communisme de jeugd vergiftigt „ 0.05 65 Dr. O. Schabert, Verblinde Geloovigen „0 08 66 Dr. O. Schabert, Op weg naar de Oude School . " 0 08 al «goe staat de Sowjet-regeering officieel tegenover het geloof „ 0.05 88 -Dr. F. J. Krop, Wat doet de Baltische Ruslandarbeld voor de vervoleden om des Erelnnfaurill» nnc w «i. v. auuaweri, uroascuenst. in P -* 70 Toelichting bij de tabel: „Organisaf BIBLIOTHEEK VRIJE UNIVERSITE sinja in öowjet-Kusland 71 Dr. O. Schabert, Strijd tegen den g 72 Communistische jeugd en öodsdie n H„* : .•_ xf_j„i* j ' 74 Drie revoluties. De vijftiende jaarc Onder den titel COMMUNISTISCH GEVAAR heeft Ds. A. G. H. van Hoogenhuyze uitgegeven de Concertgebouw-rede door hem op 1 Mei ter gelegenheid van Prinses Juliana's verjaardag te Amsterdam gehouden. In deze brochure is tevens opgenomen de uitvoerige critiek van socialistische, christen-democratische en neutrale zijde daarop geoefend en het antwoord daarop van Ds. v. H. Tevens is daarin opgenomen het ProcesVerbaal te Zeist opgemaakt tegen iemand, die op 1 Mei het Wilhelmus had gezongen. De brochure, 46 pagina's tellende, is om die binnen ieders bereik te brengen, zoo goedkoop mogelijk gesteld, namelijk 20 cent, (franco per post 25 cent), en wordt na ontvangst van het bedrag toegezonden door de firma Vrolijk, Ceintuurbaan 250, Amsterdam. (Giro 176500).