No. 30 CB Pr^js 15 cent 20922 DE INTERNATIONALE SAMENKOMST DER f IÉfERKEN TE GENÈVE 1Ó SEPTEMBER .1.1,. EN DE ROEPING VAN DEN VOLKERENBOND INZAKE DE RUSSISCHE GELOOFSVERVOLGINGEN DOOR DR. F. J. KROP UITGAVE „GELOOF EN VRIJHEID" lsta PIJNACKERSTRAAT 102—106 DE INTERNATIONALE SAMENKOMST DER KERKEN TE GENEVE 10 SEPTEMBER j.1. EN DE ROEPING VAN DEN VOLKERENBOND INZAKE DE RUSSISCHE GELOOFSVERVOLGINGEN. VII de Radio- toespraak. Zooals men weet, bestaat er een soort Entente fraternel le (een beteren naam heeft men tot nog toe niet kunnen vinden) tusschen de Kerken der verschillende beschaafde landen, om één lijn te trekken in den geestelijken strijd tegen het bolsjewisme. Dat systeem toch is waarlijk niet alleen een voortdurend gevaar voor het staatkundig leven, voorzoover het revolutie en geen evolutie in z'n vaandel schrijft; het bedreigt niet alleen de economische verhoudingen, die zich slechts langzaam kunnen wijzigen ten goede; neen, het is een volledige levens- en wereldbeschouwing, waarvan de grondgedachte consequente en militante goddeloosheid is, optredende met de leuze: geen God, geen meester; dood aan alle kerk, aan alle geloof, aan alle idealisme, aan alle moraal, ontleend aan de bestaande godsdiensten. Het zou derhalve de gekroonde dwaasheid zijn, indien de Kerken zwegen, indien zij niet krachtig opponeerden, indien haar bazuin een onzeker geluid gaf in de machtige, geestelijke worsteling onzer dagen — die zeer zeker een steeds scherper karakter zal vertoonen in de naaste toekomst — en zij zouden haar roeping ten eenenmale ontrouw zijn, als zij meenden te kunnen volstaan met het aankweeken van die zelfzuchtige vroomheid, die — bewust of onbewust — het openbare leven prijsgeeft aan de woedende machten uit den afgrond. „Zou een hond niet blaffen, als zijn meester wordt aangerand?" vraagt Calvijn. Welnu, de groote Meester van hemel en aarde wordt aangerand; Zijn Naam wordt aangetast, onteerd op de meest gruwelijke wijze; een lasterlijke hand strekt zich uit naar Zijn kroon; Satan blaast verzamelen in het helsche leger over de geheele wereld. Het is onze plicht om, van onzen kant, den strijdkreet aan te heffen ter eere van onzen Hemelschen Koning, die tóch het laatste woord zal hebben, al gaat het een zwaren weg, waardoor onze trouw, onze standvastigheid worden beproefd, en ons te scharen om de banier des Kruises, het teeken onzer eenige hoop in leven en in sterven, beide. Dat begin- sel bracht de Kerken der verschillende landen tot onderling overleg in haar arbeid van aanval en verweer; dat bewustzijn van de groote taak, die inzonderheid op de Christenheid rust, lag ook ten gronde aan de internationale en interkerkelijke samenkomst, die den lOden September j.1. in de schoone kathedraal van Genève plaats vond en waarvan gezegd kan worden, dat zij boven alle verwachting slaagde. Iemand heeft mij gevraagd of het gesproken woord niet meer effect zou hebben gesorteerd, als het had kunnen weerklinken op de officieele vergadering van den Volkerenbond zelf. Ik geloof het niet; want al waren niet alle afgevaardigden in de Kerk van Calvijn aanwezig, aai allen zijn de toespraken toegezonden, en allen zullen rekening moeten houden met hetgeen daar leeft in het hart van duizenden en millioenen,. en in de plechtige ure, waarop ik hier uw aandacht vestig, tot uiting kwam. Bovendien zijn de verhoudingen nu zuiverder gebleven. De Volkerenbond behandelt politieke en economische vraagstukken. De Kerken hebben zich daarmede niet rechtstreeks in te laten; zij hebben zich slechts af te vragen, hoe zij haar roeping kunnen ver- vullen, haar wereldzending kunnen nakomen, en de gewetens der regeerders wakker te schudden, wanneer het werk Gods door tyrannie en geweld wordt tegengestaan, wanneer de meest elementaire rechten van den mensch, om te handelen naar de inspraak van zijn consciëntie, door een satanische politiek met voeten worden getreden. De afgevaardigden der verschillende natiën waren samengekomen om te beraadslagen over allerlei actueele en ingrijpende problemen? Welnu, een stem moest tot hen komen, en i s tot hen gekomen, om hun aandacht te vestigen op de gruwelijke geloofsvervolgingen, die een zesde van de wereld op dit oogenblik teisteren; om hen te wijzen op hun plicht om het gevaar, dat ons allen met den zedelijken ondergang bedreigt, onder de oogen te zien; om hun toe te roepen, dat geen staatkunde, dien naam waardig, de rechten van den mensch en van den Christen, als een quantité négligeable kan behandelen. En die stem moest tot hen komen, niet in den vorm van een courantenartikel of van een brochure, waarvoor alleen de schrijver individueel aansprakelijk zou zijn, maar namens de algemeene Christelijke Kerk, in haar een- heid van geloof en hoop en liefde, eenheid waarvan de buitenwereld heelemaal geen begrip heeft, die wij zelf maar al te vaak uit het oog verliezen. Dat heeft aan de samenkomst van 10 September zulk een gansch eenige beteekenis gegeven, dat geeft aan het gesproken woord z'n waarde, ook voor hen die van God noch Kerk meer willen weten. „Hebt gij die en die gezien?" werd mij na afloop van den dienst gevraagd. En ook: „Waarom zou Mijnheer A. of Minister B. niet gekomen zijn?" Al dergelijke vragen heb ik rustig naast mij neergelegd en interesseeren mij ook bitter weinig. Zeker, de aanwezigheid van zeer marquante staatslieden is door alle sprekers gewaardeerd; terwijl de verontschuldigingen wegens „verkoudheid" of „drukke bezigheden" door een nauw merkbaar glimlachje werd begroet; maar geen enkele persoonlijkheid, hoe hoog ook, kon aan de kerkelijke samenkomst haar eigenaardig karakter geven of ontnemen: het was de gemeente van Christus, die haar stem verhief in het open bare leven, die haar nood uitschreeuwde, haar verontwaardiging te kennen gaf; doch ook haar verwachting uitsprak en haar vertrouwen in den Volkerenbond, waarvan de instelling geen zin heeft, zoo hij niet handhaaft op zijn gebied de beginselen die wij prediken van den kansel. Persoonlijk sprong mijn hart op van vreugde toen, eenigen tijd geleden, een zeer invloedrijk man van de Société des Nations deze merkwaardige woorden tot mij sprak: „Alle weidenkenden in ons midden, ook al kunnen zij zich niet zoo uiten als wij willen, juichen het optreden der Kerken, binnen de grenzén van haar competentie, van harte toe, en zij kunnen zich er van verzekerd houden, dat haar streven meer wordt gewaardeerd dan in het openbaar kan worden toegegeven, terwijl haar rechtmatige eischen niet zonder invloed op de besprekingen zullen blijven. Waar moet het heen, als de Volkenbond het nobel idealisme van zijn stichters vergeet en zich verliest in de behandeling van allerlei kleine kwesties en kleine belangen van materiëelen aard?" Die woorden zijn onze beste belooning en het bewijs dat ons doel werd bereikt: achter het vernis van staatkundige voorzichtigheid, die soms onbewogenheid schijnt, hebben wij den mensch en zijn geweten willen treffen; God zal het uitgestrooide zaad op Zijn tijd doen ontkiemen. Doch komen wij tot de eigenlijke samenkomst, waartoe plechtig klokgelui vanaf kwart over achten de gemeente samenriep. Voor een aandachtig luisterende schare, waaronder, behalve afgevaardigden van den Volkenbond, ook burgerlijke en kerkelijke autoriteiten, zoowel van de stad als van het canton Genève, werden opgemerkt, sprak allereerst Ds. Jean de Saussure, van de E g 1 i s e Nationale der aloude C i t é du R e f u g e. Zijn eerste woord, na het aanroepen van Gods Naam, moest — helaas — een woord van protest zijn tegen de weigering van het betrokken gezaghebbende lichaam om de toespraken per radio te laten uitzenden. Deze weigering was te meer kwetsend en krenkend voor de Kerk, daar zij niet volgde op het onderzoek der te houden toespraken, maar zonder eenig voorafgaand onderzoek aan de commissie van voorbereiding was toegezonden. Meer dan verbazingwekkend werd die houding geacht in verband met de uitzending eener communistische propagandarede, die niet zoo heel lang geleden door dezelfde Société suisse de Radiodiff u s i o n was toegestaan. Dat het laatste woord in deze nog niet is gesproken, spreekt vanzelf. Maar deze teleurstelling mocht geen schaduw werpen op den overigens zoo wel geslaagden avond en weldra kwam de jonge, sympathieke prediker, schrijver van het zeer lezenswaardige boak „A 1'école de Calvin", tot zijn eigenlijke onderwerp: DeKerkinhet openbare leven. Moet de Kerk alleen persoonlijke vroomheid aankweeken? Neen, en nogmaals neen. Zij heeft haar invloed te laten gelden op elk levensterrein, binnen de haar gestelde geestelijke grenzen, en zij zou haar roeping onwaardig zijn zoo zij zweeg als de gewetens worden verkracht en de vrijheid van den Christenmensch met voeten wordt getreden, gelijk thans in SowjetRusland geschiedt. Zij heeft dubbel recht haar stem in deze benarde tijden te verheffen, daar zij vroeger evenmin zweeg, toen onder het tsaristisch régime anders^ denkenden, zoo niet vervolgd, dan toch belemmerd werden in hun vrijheid van beweging. Met name in 1870, '71 en '87 is daar een krachtig protest uitgegaan van de internationaal verbonden Kerken, en zij die ons voortdurend verwijten nu wèl te spreken, nu het een communistische staatsorde geldt, doch vroe- ger ons rustig te hebben neergelegd bij de zonden van kapitalistisch absolutisme, kennen de historie niet, of verdraaien haar op ergerlijke wijze. De Kerk moge wel eens heben geslapen als waakzaamheid was geboden, zij heeft toch getoond in den loop der geschiedenis, dat zij zich haar roeping niet schaamde, zich haar schoone taak bewust was, naar het bevel van haar Meester wilde luisteren: zij blijft ook in den strijd onzer dageu op de bres voor de heilige goederen aan onze arme menschheid toevertrouwd. Daarna sprak, namens de Duitsche Christenheid en in de Duitsche taal, Ds. O. Fiedler, om de feiten naar voren te brengen en niemand in twijfel te laten over de vraag öf er wel geloofsvervolgingen in Sowjet-Rusland bestaan. In een zeer goed gedocumenteerde rede werd de droeve werkelijkheid met krachtige trekken geschilderd. Zeker, daar is eenige verademing te bespeuren sinds de groote protestbeweging, die nu ruim anderhalf jaar geleden een aanvang nam; maar de beginselen zijn niet veranderd, de wettelijke bepalingen blijven dezelfde, en de vervolgingen gaan stillekens door, al neemt men zich uiterlijk wat meer in acht. Mogen de Kerken lijdelijk toezien, vraagt de spreker ten besluite, dat in naam van den Antichrist de grootste gruwelen v. orden bedreven? In zeer eenvoudige termen sprak vervolgens aartspriester Serge Orloff, namens de verdrukte Russische Kerk, een kort doch kernachtig gebed uit, waarna Ds. A. Dartigue, die de Fransche Kerken vertegenwoordigde, zijn gehoor bij de diepste oorzaken der geloofsvervolgingen bepaalde. Dwaas, wie bij den huidigen toestand alleen denkt aan een voorbijgaande phase in de revolutionnaire worstelingen, waaraan het vroegere tsarenrijk ten prooi is. Het bolsjewisme, dat inderdaad het orthodoxe, consequente Marxisme genoemd kan worden, kent alleen de materie en loochent al wat geest is. Niet de fouten van de vroegere tsaristische Kerk worden aan de huidige generatie bezocht, maar met kracht van wapenen (in eiken zin) wordt al wat geestelijk en ideëel is, door de huidige machthebbers van Oost-Europa bestreden. Hoe hooger een godsdienst staat, hoe fijner de gepredikte levens- en wereldBescbouwing, hoe feller de oppositie die hij ondervindt, hoe onmeedoogender de vijandschap waaronder hij gebukt gaat. Een treffend parallel tusschen het militante materialisme, dat naar de wereldheerschappij streeft, en het Christendom, dat niet minder dan universeel kan zijn, stelt ten slotte den hoorder midden in den grooten strijd onzer dagen, die met de volslagen nederlaag van een der beide partijen moet eindigen, waarbij wij, Christenen, aan de bekende woorden van kalm geloofsvertrouwen denken: Christus vincit, Christus regnat, Christus imperat; Christus verwint, Christus regeert, Christus heerscht. Aan deze krachtige toespraak sloot zich onmiddellijk de rede van Dr. J. A. Douglas, van Londen, aan. Deze hooggeplaatste geestelijke, die z'n jaren niet telt, doch steeds, in alle landen en bij elke gelegenheid, met jeugdig vuur voor de verdrukten opkomt, wijst op het gevaar, dat het bolsjewisme voor de geheele wereld oplevert. Wie lijdelijk toeziet als het huis van z'n buurman in brand staat, is vooreerst een egoïst, maar is vooral dom, als z'n eigen huis in ondergraven en de ontplofbare stoffen overal liggen opgehoopt. Dat is de toestand van Europa, ja, van de geheele wereld. Meer dan eens en in allerlei toonaard hebben de voof- mannen van het bolsjewisme het uitgesproken: hun revolutie moet een wereldrevolutie worden, of zij is als een mislukking te beschouwen. Vandaar een openlijke en vooral geheime propaganda, die door geen grenzen zich laat weerhouden, die alleen van afbreken weet, en die alles in den komenden strijd ten ondergang zou willen brengen. Niet op het program vermeld, doch daarom niet minder welkom, was Dr. O. Schabert, van Riga. Deze trouwe pionier, deze onvermoeibare dienaar van het Evangelie, gaf enkele staaltjes uit zijn rijke ervaring ten beste. Mochten anderen over het bolsjewisme hebben gesproken en van dreigende gevaren hebben getuigd door studie of hooren zeggen, hij had die gevaren aan den lijve gevoeld en was — helaas — maar al te vaak in de gelegenheid geweest zijn studie, door hetgeen hij zelf had gezien en ondervonden, te controleeren. Van de duizenden brieven, die hij, langs verschillende wegen, uit Rusland ontvangt, las hij er enkele voor, die niet nalieten grooten indruk te maken en hij eindigde met te wijzen op de kracht van het gebed voor de verdrukten, voor de vervolgers (dat ze tot inkeer mochten komen), voor onszelf, opdat wij ons zouden schamen voor onze zelfzucht, onze gemakzucht, ons ongeloof. Het slotwoord was aan mij opgedragen. Mij wendende namens het geweten der gansche Christenheid tot den Volkerenbond, wees ik dezen op de verheven beginselen, die aan zijn instelling ten grondslag liggen. Die Bond toch heeft geen reden van bestaan, zoo hij niet met alle hem ten dienste staande middelen den oorlog bestrijdt, kon het zijn tot een moreele onmogelijkheid maakt, en de oorzaken van den maatschappelijken oorlog (niet minder erg dan de andere) nagaat en bestudeert, om in hun kiem te smoren den haat, het wantrouwen der volkeren en der standen, die leiden naar het slagveld, naar eindelooze gruwelen van jammer en wee. Men moge den Bond zoo nu en dan belachelijk maken, wijzende op den afstand tusschen ideaal en werkelijkheid, de Kerken doen aan die goedkoope kritiek niet mee; zij zien in het streven van den Bond een uitvloeisel van haar eigen prediking en bidden Gods zegen op de werkzaamheden van de Société des Nations in ootmoed af. Maar zij hebben dan ook het recht om bij den Bond aan te kloppen voor alle politieke en economische vraagstukken, die met het Russische probleem — dat een wereldproblem is — samenhangen. Millioenen worden vervolgd, vermoord om des gewetens wille. Het huisgezin, die cel van het maatschappelijk leven, wordt uit elkander gerukt; het huwelijk ontheiligd; de natuurlijke verhouding tusschen ouders en kinderen onmogelijk gemaakt. Kunnen de regeeringen lijdelijk toezien? Mag het Internationaal Arbeidsbureau gedoogen, dat vooral het leven der werknemers in Sowjet-Rusland tot een hel is geworden en dat de vrijheid van den arbeid daar niet meer is dan een ijdel woord? De Kerken steunen de vervolgden moreel en verrichten het werk van den Barmhartigen Samaritaan; maar de Volkerenbond moet de politieke en economische zijde van den huidigen. onhoudbaren toestand onder de oogen zien. Wij rekenen op dien Bond; wij hebben vertrouwen in zijn idealisme; terwijl onze verwachting in laatste instantie is van Hem, die de harten neigt als waterbeken en ook in onze dagen gerechtigheid en waarheid elkander op aarde kan doen kussen. En als ik nu nog zeg dat de Russische kapel van Genève enkele schoone liederen ten gehoore bracht, dan kan men zich eenig denkbeeld vormen van die gedenkwaardige samenkomst van den lOden September, die bij alle aanwezigen een onuitwischbaren indruk naliet, die ook op buitenstaanders in haar blijvende beteekenis steeds meer openbaar zal worden. De Kerken kunnen niet zwijgen, de Kerken willen niet zwijgen, de Kerken zullen niet zwijgen, zoolang de rechten van den mensch en van den Christan worden miskend en verkracht; zij blijven zeggen met Luther; „Hier staan wij, wij kunnen niet ander?; God helpe ons," en zingen met den Hervormer (spreekt het niet vanzelf dat de schare met dat lied uiteenging?): Een vaste burcht is onze God, Een toevlucht voor de Zijnen! Al drukt het leed, al dreigt het lot, Hij doet Zijn hulp verschijnen! De vijand rukt vast aan Met opgestoken vaan: Hij draagt zijn rusting nog Van gruwel en bedrog, Maar zal als kaf verdwijnen! En grimd' ook d'open hel ons aan, Met al haar duizendtallen, Toch zal geen vrees ons nederslaan, Toch doen wij 't krijgslied schallen! Hoe ook de satan woedt, Wij staan hein voet voor voet, Wij tarten zijn geweld, Zijn vonnis is geveld! Eén woord reeds doet hem vallen! L. S. VOOR DE VOLLEDIGE LIJST VLUGSCHRIFTEN EN BROCHURES INZAKE RUSLAND EN HET COMMUNISME. UITGEGEVEN VANWEGE DE CHR. MANNENVEREENIGING „GIJ ZIJT ALLEN BROEDERS". WENDE MEN ZICH TOT HET BESTUUR, lste PIJNACKERSTRAAT 102. ROTTERDAM. Typ. D. van Mijn & Zonen, RoweTaa.ro.