CB ] 20926 j DE STRIJD TEGEN DEN GODSDIENST Vlugschrift No. 53. Uitgegeven door de Chr. Mannenver. „Gij Zijt Allen Broeders" 1e Pijnackerstraat 102-106 - Rotterdam DE STRIJD TEGEN DEN GODSDIENST Zooals men weet, beschouwt het Marxisme de openbaringen van de ziel: moraal, geweten, religie, als de verhevenste bouwwerken, op het economisch gebied van het burgerlijk regiem opgetrokken. Indien dit stelsel door een ander wordt vervangen, moeten eveneens die verhevenste bouwwerken worden gesloopt Vooral wordt de godsdienst door de bolsjewisten als de gevaarlijkste vijand van hun leer beschouwd en ze hebben hem dan ook van het begin af een oorlog op leven en dood verklaard, waarvan het dagblad „De Godlooze" in znn laatstverschenen nummer het grondbeginsel aldus formuleert: „De religie vertegenwoordigt het laatste bolwerk der bourgeoisie, ze moet worden uitgeroeid." Eén der communistische leiders had reeds eer deze formule nader omschreven en ontwikkeld. Hij verklaarde: „Alle slagen, die wij aan de geloofsbeginselen, welke deze ook ajn mogen, toebrengen, moeten de beteekenis hebben van een algemeenen aanval op den godsdienst. We moeten een beslissenden strijd voeren tegen den priester, die pastoor, rabbijn, patriarch, moellah of paus heet. In den loop der volgende stadia moet die strijd het karakter aannemen van een strijd tegen God, onverschillig of deze heet: Jehova, Jezus, Boeddha of Allah." (I. Stepanow: Problemen en methoden der anti-godsdienstige propaganda). : De eerste maatregelen, die de Sowjets namen, bestonden ia verzwakking der- Kerk, door haar van haar leiders te berooven. Patriarch Tichon werd gekerkerd, meer dan 30 bisschoppen en meer dan 1500 priesters werden vermoord, duizenden anderen naar de kampen voor dwangarbeid te Solowki gezonden! Dat is de balans van dezen eersten veldtocht. Maar tot groote teleurstelling der bolsjewiki, scheen deze vervolging de vlam des geloofs weer aan te wakkeren en de vermoorde of verbannen priesters waren spoedig door anderen vervangen. Nooit was er sprake van zooveel godsdienstige roepingen; duizenden jongelieden, professoren, medici, eenvoudige bedienden namen afscheid van de wereld, om den priesterrek aan te trekken. Daardoor steeg het intellectueel en zedelijk peÜ der geestelijkheid en haar weerstandsvermogen nam toe. Toen wreekten de bolsjewisten zieh op de kerken. Door een decreet werden deze geheel en al van haar versieringen beroofd; de voorwerpen, die bij den Eeredienst in gebruik waren, werden verbeurdverklaard en de klokken uit de torens verwijderd. Tevergeefs! De geloovigen vulden de kale en vernielde kerken in grooter aantal dan ooit. Men moest de kerken en kathedralen aan haar bestemming onttrekken, ze voor den Eeredienst sluiten, ze in scholen of clubs veranderen of zelfs ze sloopen. Dat lot ondergingen de kerk van St. Pimenius, de kathedraal van Batoem, de kapel van de Heilige Maagd van Ibérie (Spanje), het meest vereerde heiligdom van Rusland, dat totaal verwoest is en in den tegenwoordigen tijd hebben de Sowjets de ontzaglijk groote en prachtige kathedraal van den Heiligen Verlosser met dynamiet doen springen. Het dagblad Ost-Suropa schat het aantal kerken, die gedurende de laatste drie jaren op deze wijze werden gesloten of verwoest) op 14000. Tegelijkertijd voerden de Sowjets hun antigodsdienstige actie op de meest actieve manier. Er werden „speciale brigades van godloozen" ingesteld, 18 scholen opgericht tot opleiding van antï-religieuse agitators, dagbladen, zooals De Godlooze en revues, gelijk J3e Anti-godsdienstige" uitgegeven. De scholieren worden op gelijke wijze in deze richting bewerkt, in t bizonder ten opzichte van de Kerst- en Paaschfeesten. Men raadt hun aan, hun ouders te bespieden en degenen onder hen aan te brengen, die ikonen, d.i. heiligenbeelden, bezitten. De kleine Boris D. vertelt al schreiend aan zijn onderwijzeres, dat hij zijn grootmoeder tevergeefs heeft aangespoord niet in God te gelooven; ze wil er niets van hoor en. (De Antigodsdienstige, no. 7). Dezelfde onderwijzeres verklaart met bitterheid, dat ondanks al haar pogingen, veel kinderen zich tegen deze propaganda blijven verzetten. Een meisje, Tarua R., is er zeker van, dat er bij haar thuis een kerstboom zal zijn. Eén van haar kameraadjes, B. antwoordt op alle redeneeringen die men tegen haar houdt: „Ik geloof in God!" (De Anti-godsdienstige, no. 7.) Er moet worden toegegeven, dat de „antigodsdienstige propagandisten" talent en geestdrift missen. In de propagandistische kaders bereikt men slechts een erbarmelijk succes. Om in dezen toestand verbetering te brengen, besloot het Centraal Comité in het begin van 1931 centrale anti-godsdienstige cursussen te vormen, om er een keurbende te kweeken. Welnu, hier zijn de resultaten van dezen maatregel, die door het blad: „De Anti-godsdienstige" van Nov. worden meegedeeld. De hoedanigheid dezer studenten is allerslechtst. Men zou er meer dan de helft van moeten wegzenden, want ze kennen zelfs de 4 hoofdbewerkingen der rekenkunde niet en kunnen niet vloeiend lezen. Op 36 studenten zqn er maar 8, die meer uitgebreid onderwijs hebben gehad." Ook de resultaten van deze uitgebreide propaganda hebben niet aan de verwachtingen der Sowjets beantwoord. Ter gelegenheid van den 14den herdenkingsdag van den bolsjewistischen Staatsgreep hebben de Sowjetsche dagbladen eenige getallen bekend gemaakt betreffende het anti-religieus front. Op het oogenblik zijn er in SowjetRusland 4.000 brigades van „Godloozen", meer dan 300 „godlooze" Kolchozen, 31 „godlooze" fabrieken, 1 godlooze" stoomboot, 60 antigodsdienstige musea en ZlA millioen atheïsten. Deze getallen zijn teleurstellend voor een land als Rusland met zijn 160 millioen zielen. — Voorzeker een zeer sjofel resultaat! Trouwens, „de Godlooze" moet bekennen, dat „de boer dikwijls niet het geld voor het strikt noodzakelijke heeft, maar voor den priester vindt hij het altijd nog.... In het dorp Kolestowka hebben ze 50 roebel bijeengebracht ten behoeve van de kerk, maar ze geven geen kopeke voor de herstelling van de brug.... Een zelfde geschiedenis is het in het dorp Bytchky (,f>e Godlooze" van 30 Nov.) Het dorp Salasgir vierde de wijding van een nieuwe klok. Bij deze gelegenheid brachten de boeren aan de priesters geschenken ter waarde van 100 roebel." En deze gevoelens komen niet alleen tot uiting bij de plattelandsbevolking. Het Roode leger en de Komsomol (communistische Jeugd) zelf zijn „besmet" met godsdienst. In Melitopol, rossen de Soldaten, die er heen waren gezonden, om een voorstelling bij te wonen, die de club der Godloozen gaf, de spelers af en vermelen ^Wat de Komsomol betreft, kameraad Tchaplin bekent: dat een der grootste gevaren, waardoor deze wordt bedreigd, de religieuse propaganda is; veel succes heeft deze in de gelederen der Komsomols (Komsomolskaja Prawda, no. 160.) De communistische Jeugd bezoekt graag de kerk en maakt gebruik van de sacramenten. Zoo de Komsomol Vassiliew, secretaris van de cel der Kolchoze, laat zijn Kind doopen en dit voorbeeld wordt door talrijke andere Komsomols gevolgd" (De Godlooze van 30 Nov.) Deze herleving van het religieus gevoel, een onvermijdelijk gevolg van elke vervolging, openbaart zich in de bevolking op een opgewonden en mystieke wijze. Men stelt zich met enkel meer tevreden met naar de kerk te gaan, men ziet wonderen, die op het gansche ontzaglijk groote giondgebied van Rusland in aantal toenemen. En ten slotte, de derde manier van handelen, die den bolsjewisten dierbaar is: de list. Divide et impera, verdeel en heersch; deze lenze passen 7ij toe op de Russische Kerk. Als een eenheid was ze te sterk om haar te kunnen schenden, maar verbrokkeld, verdeeld in secten, zou ze slechts een heel zwakke tegenstandster zijn. Op hetzelfde oogenblik nu, dat de bolsjewistische staatsgreep geschiedde, vestigde de Russische Kerk opnieuw het patriarchaat en de metropoliet Tichon werd tot patriarch te Moskou verkozen onder het gedonder der kanonnen. Deze kerkvorst ontpopte zich als een heftig tegenstander van de nieuwe Regeering; hij betaalde zijn houding met zijn vrijheid en leven. Maar vóór de bolsjewiki hem doodden, waren ze erin geslaagd, — op welke wijze is onbekend — hem een acte te doen onderteekenen, waarin hij zijn dankbaarheid aan de Sowjetmacht betuigt. Daar de opvolgers van den patriarch deze acte als ongeldig verklaarden, moesten ze Moskou voor Siberië verlaten. Ten laatste vonden de Sowjets hun man in den metropoliet Sergius, die, als „plaatsvervanger van den patriarch" beschouwd werd en in alles toestemde, zelfs in het lezen van een gebed voor de Sowjets, gedurende de mis. Evenwel, de meerderheid der geestelijkheid en geloovigen had den nieuwen patriarch niet erkend. Zijn tegenstanders werden gedwongen naar Siberië te gaan, en de meest vooraanstaanden onder hen ondergingen den dood, zooals de bisschop van Serpoechow, Mgr. Maximus, die door de G. P. Oe op 6 Juli 11 werd doodgeschoten. Maar de actie tegen de „plaatsvervanger van den patriarch" breidt zich te snel uit om door de „sterke methode" te kunnen worden gestuit." Men kan derhalve thans wel aannemen, dat de rol, die de metropoliet Sergius speelde, ten einde is. De proefneming der Sowjets, om scheiding te bewerken, is alzoo mislukt. Het godsdienstig front houdt stand; het heeft zelfs veel beter weerstand geboden aan de aanvallen, dan de andere „bolwerken" van het kapitalistisch regiem" Beteekent dit, dat de Sowjets van den strijd hebben afgezien? In geen geval! Dagelijks wordt deze voortgezet op de meest verschillende wijzen, door maatregelen, die zijn gericht tegen alle godsdiensten in Sowjet Rusland. In het laatste nummer van De Anti-godsdienstige beschrijft kameraad Choediakow deze propaganda zeer nauwkeurig aldus: „Ze is een van de middelen, om de groote arbeidersmassa's mobiel te maken in den strijd voor het algemeene richtsnoer der partij 611 het socialisme'' en dan stelt hij een program op van een actieven veldtocht tegen de Kerstfeesten, want: „door de fabel van Jezus' geboorte te gebruiken, geven de priesters zich meer dan ooit aan hun verraderswerk over." Je suis partout 26-12-'3L