6 1 1 1 20937 1 In net land der Godloozen door Ds. H. van den Brink „Zalig zijn zij, die vervolgd worden om der gerechtigheid wil, want hunner is hei Koninkrijk der Hemelen." Mattheus 5 : 10. Dat is weer zoo'n plaats uit onzen Bijbel, waarover velen gemakkelijk en heel mooi kunnen praten. Ja, wie vervolgd wordt om Jezus' wil, zoo zegt men dan, ontvangt het loon nu en voor eeuwig. En dan denkt en spreekt men nog wat over het erge van die vervolgingen. Maar al spoedig zet iemand alweer een nieuwe pathefoonplaat op, een versch strootje wordt opgestoken en een koele dronk wordt besteld. Men mocht eens te somber worden ! Gelukkig zijn echter niet allen zóó. Maar toch wordt door de meesten, als over Christen-vervolgingen gesproken wordt, het allereerst gedacht aan die vervolgingen in de eerste eeuw. Toen Keizer Nero zijn wreedheden met de Christenen bedreef. En men leest, hoe hij eens de lanen in zijn tuin 's avonds wilde verlichten met door pek besmeerde, aan palen gebonden iGhris-rtenen, die daarna aangestoken werden Huiverend sluit ge dan Uw boek. Zeker, de Bijbel zegt wel: Zalig zijn zij die om hun geloof Vervolgd worden, en-we-lezen ook-van die eerste Christenen Maar, denken we, het is toch wel heel gelukkig, dat wij in dien tijd niet meer leven, dat zoo iets ons niet meer treffen kan. Weet ge dat zeker ? ? Weet ge hoe thans, misschien nog wel op wreeder wijze, menschen, precies zooals wij, gemarteld en gedood worden in Oost Europa, in Rusland ? En weet ge hoe de machten, die daar werken overal, over de geheele wereld probeeren door te dringen ? In deze artikelen wil ik U daar iets over meedeelen. Verschillende redenen heb ik daarvoor. Als een familielid van U of een sobat keras heel ver weg, in bijzondere zorgen van geld of levensonderhoud zich bevindt, dan zult ge ten eerste heel graag berichten van hem ontvangen. Want ge wilt met hem meeleven. Maar óók wilt ge op alle mogelijke manieren hem helpen. Als ge een echt Christen zijt zult ge allereerst ook voor hem bidden. Maar ge zult meer doen. Jezus heeft gezegd : Bidt èn werkt. En ge zult in dezen, werken door zoo mogelijk geld of eten of iets anders dat helpt, dien vriend toezenden. Nu is daar één groote familie, die haar leden over de gehééle wereld heeft. De eenheid van deze familie ligt in haar geloof in den Heere Jezus. Haar devies heeft de Apostel Paulus bedacht. Eén lichaam is het en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt tot één hoop Uwer roeping; één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen Die daar is boven allen en door allen en in allen. (Efeze 4 : 4-6). Door die eenheid is het voor ieder mogelijk, ondanks alle verschil van taal, afkomst, opvoeding, huidskleur etc. toch lid van die familie te zijn. En de band met de andere leden ook werkelijk te voelen. Maar ook in deze familie geldt het, dat, als er één lid is dat lijdt, de andere leden mee lijden. Nu moeten de andere leden daar dan natuurlijk van op de hoogte zijn. Christenen van Makassar, ja allen, die dit leest! Daar is een lid van onze familie dat lijdt. Dat bijna onzegbaar lijdt. Misschien hebt ge er al veel van gehoord. Maar hebt ge er ook al veel voor gedaan ? Bidt dan en werkt voor Uw „geestelijke familie" in Rusland. In den Naam van Jezus Christus, onzen Heere, roep ik U op tot een daad van naastenliefde. Eerst wil ik pogen U te doordringen van de noodzakelijkheid van deze daad. En zóó er geloof in U is, Gij zult het bewijzen in de werken Uwer liefde. Het zou heel gemakkelijk voor me zijn, uit de veelheid van berichten en geschriften, die ik ontvangen heb, U de meest schrikkelijke verhalen te verzamelen. Ik zal me echter beperken tot het allernoodzakelijkste. Wij willen eerder probeeren deze vervolging ook te zien, zooals de vervolgden zelf het aanvaarden, in het licht van Jezus' woord : „Zalig zijn zij die vervolgd worden" en te zien waarin die zaligheid en zegen ligt. Maar iets zal ik U wel mededeelen. Opdat ge U een voorstelling kunt maken van het ontzettend drama, dat zich achter een bijna totaal gesloten gordijn afspeelt. Dat drama speeltvzich eigenlijk al af vanaf 1919. Maar de oorsprong - ligt üf vroeger jaren. Die haat tegen de godsdienst in het algemeen en tegen het Protestantsche Christendom in het bijzonder is op zich zelf wel te verklaren. Daar draagt de Kerk in Rusland in vorige eeuwen óók schuld aan. De Kerk, die door haar geestelijken, de popen, het volk bewust dom hielden. Zeker, Vadertje Tzaar had daardoor wel een gewillig, maar ook een dom millioenen volk. Totdat de nieuwe ideeën veel later dan in het overige Europa eindelijk ook hier doordrongen. Maar toen sloeg het ook om in een haat tegen de geestelijken. En de theorieën van het Bolsjewisme gaven aan die haat vorm en uitdrukking. Een enkel woord daarover. Volgens deze theorie, die met geweldig fanatisme in de praktijk wordt gebracht, is alles stof. Alle hooger leven, het bestaan van God, duivel, ziel, geest, eeuwigheid, wordt geloochend. De mensch is niets meer dan een technisch ontwikkeld dier, voor wien alleen Lenin's leuze bekoring heeft: „Héél Rusland één kantoor, één fabriek. De mensch is aldus verlengstuk der machine, ja, zelf machine ! En zoo wordt hij ook behandeld in Rusland. Hij heeft slechts mee te wentelen. Hij is een ding dat gebruikt wordt, zoolang het nut heeft. Wanneer het niet voldoende meer mee gaat, wordt het weg geworpen. Recht op persoonlijk bezit heeft hij dan ook niet meer. Eigendom is diefstal! En al vallen millioenen slachtoffers, dat is ondergeschikt als het doel maar bereikt wordt, alle macht in handen van het volk. Wat er practisch op neerkomt, dat niet het volk maar een groep uit hen op een verschrikkelijk tyrannische wijze heerscht over de massa. En die heilstaat van de gemeenschap wil men door een geweldige wereldrevolutie overal brengen. Daartoe wordt het geld verzameld, dat' overal door de agenten wordt rondgestrooid om onrust en opstand te verwekken. Daartoe wordt het koren aan de hongerende boeren ontstolen, en. het houï aan de in het oerwoud wegkwijnende nr^ beiders. En door een dumpingspolitiek over de geheele wereld (de verkoop van de waren beneden iedere normale prijs) probeert men de sociale en economische toestanden in alle landen te verwarren. Om onrust te verwekken. Tot voorbereiding van de Russische Heilstaat. Zoo wordt Rusland het land waar de mensch „verontpersoonlijkt" wordt. Waar gerechtigheid en liefde met de voeten vertreden wordt. Natuurlijk is voor dit alles de godsdienst het meest gevaarlijke. Daarom is de Godsdienst volgens dit regiem ook opium voor het volk. Lenin zegt en duizenden hebben het hem nagezegd en het toegepast: Elke godsdienstige idee, elke idee van de een of andere God is de gemeenste en laagste infectie. Jaroslavsky schrijft: Wij hebben onze Sovjet-Unie gesticht juist om te kunnen strijden tegen de verdwazing en het dom houden der arbeiders door den godsdienst. Boekarin zegt: De bajonetten moeten de overwinning op de godsdienst behalen. Bijzondere aandacht moet besteed worden aan de jeugd, die definitief aan de nog in vele gevallen heerschende godsdienstige invloeden van het gezin moeten onttrokken worden. Daartoe moeten anti-godsdienstige volksscholen opgericht worden. Daar moet de jeugd de wapens ontvangen om onder de opkomende generatie definitief de godsdienst te vernietigen. Zoo wordt het gezin vermoord. Zoo wordt het huwelijk totaal losgemaakt. Zoo wordt de kinderziel vergiftigd. En waar alle banden op sexueel gebied geloochend worden, opent dit de weg tot de verschrikkelijkste misstanden. Op alle mogelijke manieren probeert men de officieele leiders van het kerkelijk leven onschadelijk te maken. En hoe gemakkelijk zijn dan niet overtredingen te vinden, waar hier toch twee wereldbeschouwingen op elk onderdeel op een geweldige manier botsen. Een predikant werd bij een (schijn) proces gevraagd : Wilt ge nalaten de Christelijke Godsdienst te onderwijzen ? „Wij kunnen dat niet", antwoordde hij, want het is de hoogste wet, n.1. Gods Wet die het ons beveelt". Daarop repliceerde de rechter smalend : „Die wet heeft geen kracht in den Sovjet-Staat. Doe Uw keuze, en wat Uw godsdienst betreft, daar spuw ik op". W^ie geen lid van deze Communistische partij is en met kracht daaraan meewerkt, is weerloos, rechteloos en werkeloos. Onwillekeurig denken we aan Openbaringen 13: 17, waarover den laatsteii tijd voor de wederkomst van Jezus geprofeteerd wordt: En niemand magkoopen of verkoopen, dan die het merkteeken van het Beest heeft. Ieder Christen loopt ieder uur van den dag en van den nacht gevaar gevangen genomen en gevonnisd te worden. Hetzij met den dood, hetzij met verbanning naar het verschrikkelijke Siberië, waar vóór den dood eerst nog wat gewerkt wordt voor den Sovjet-Staat, onder de ellendigste omstandigheden. En wanneer dan eindelijk na maanden van gevangenschap in de afschuwelijke holen van de G. P. Oe. (een staatsrechtbank, die aan niemand verantwoording schuldig is en zonder proces kan vonnissen) en na lange afmattende verhooren van soms 12 tot 20 uur achter elkaar, het doodvonnis wordt voltrokken, gebeurd dit op de meest onmenschelijke wijze. Zoo werd de Metropoliet Benjamin vermoord door hem op de paddelwielen van een rivierstoomboot te leggen. Bisschop Ravelsky werd gebonden aan een paal, overgoten met koud water, totdat hij een standbeeld van ijs was geworden en daarna met kogels doorboord. Bisschop Amvony werd aan de staart van een paard gebonden en zoo dood gesleept. De wijze van de vervolging neemt ook heel dikwijls de vorm van boycot aan. Zij, die een geestelijk ambt vervullen, ook die koster, ouderling of diaken zijn, zij die predikanten in hun huis nemen of openlijk voor hun geloof uitkomen, deze allen worden uit de gemeenschap gestooten. Zij ontvangen geen levensmiddelenkaart, geen werkkaart, zij mogen niet gebruik maken van publieke vervoermiddelen, zij hebben geen stemrecht. Niemand durft zich hunner te ontfermen uit vrees van ook uitgestooten te worden. Zoo worden deze menschen doelbewust, zonder mededoogen aan den langzaam nadersluipende hongerdood prijs gegeven. Wij sterven als vliegen in den herfst, schrijft één hunner. EN DAT ZIJN UW NAASTEN, UW BROEDERS EN ZUSTERS ! Over het sterven van velen weten we niets. Zij zijn op weg naar de verbanning of naar een andere gevangenis in de bosschen doodgestoken, neergeslagen of doodgeschoten. Maar getuigen hebben dikwijls berichten kunnen doorgeven. Ook omdat de taktiek vaak was, dat bij het voltrekken van het vonnis andere gevangenen aanwezig moesten zijn en de grafkuil graven. Dikwijls werd de voltrekking steeds Uitgesteld, wat een vreeselijke angst en spanning gaf. Mannen werden van hun vrouwen gescheiden. En in de war gebracht door valsche berichten over elkaar of over hun kinderen. De uitgedachte martelingen zijn dikwijls helsch. Maar dan staat men ook stom verwonderd bij het lezen der brieven en der geloofsgetuigenissen van deze martelaren, die roemen in de zegen, die ze uit dit lijden voor hun Heiland ontvangen. Ik schreef, dat ge daar stom verwonderd over staat. Maar dat is eigenlijk ongeloof van ons om dat zoo te schrijven. Want God heeft toch Zelf in Zijn Woord beloofd, dat Hij Zijn kinderen nabij zou zijn ? Wij gelooven veel te weinig in den Almacht van onzen God. Natuurlijk, we praten en preeken er wel over. Maar er absoluut in gelooven en er dan uit en naar dat geloof leven, is nog iets anders. Tot versterking van ons zwak geloof zien we echter van die heerlijke geloofsopenbaringen in Rusland. Ook dat is een van de waarden van vervolgingen voor de Kerk over de geheele wereld. Die vernieuwing van geloofsleven in Rusland is wonderbaarlijk schoon. Zoo lees ik van de moedige marteldood van predikant Hesse. Men gaf hem 2 uur tijd om zijn zaken te regelen. Hij vierde in dien tijd met zijn vrouw het Heilig Avondmaal en koos als tekst Ps 27. „De Heere is Mijn Licht en Heil. Wien zou ik vreezen ? Zij brachten hem voor het gerecht. Daar werd hem een stuk voorgelegd om te onderteekènen, inhoudende dat hij verklaarde dat alles, wat hij gepredikt had, gelogen was. Ds. Hesse verscheurde het en wierp de snippers voor de voeten van zijn rechters. Toen hebben ze hem afgrijselijk gemarteld, de oogen uitgestoken en de ooren afgesneden. Eerst toen ze hem de tong verminkte, stootte hij de eerste smartkreet uit. Nadat ze het hem zooals één zei, flink hadden ingepeperd, werd hij naar de rivier gesleept en daar doodgeschoten. De Heere bleef echter tot zijn dood toe „zijn licht en levenskracht". Dikwijls is het geloofsgetuigenis eenvoudiger maar niet minder krachtig. Het zijn de kreten dezer geplaagde zielen, die ons bereiken in den stroom van brieven, die vooral ook in Riga, bij den „Baltischen Ruslandarbeids" binnenkomt. In velerlei toonaard klinkt in al deze brieven slechts één roep. Heel kort was deze roep samengevat op een stuk grof papier, met boomhars samengeplakt, dat toch nog Riga bereikte en waarop met groote onbeholpen letters, geschreven met een of andere zwarte vloeistof, de noodkreet stond : „Helpt! Helpt!" Wij willen nog enkele brieven uit den laatsten tijd hier overnemen, waarin ook deze kreet om hulp te lezen staat. 6 Juli 1934. „De arme kinderen zijn opgezwollen van honger, ik weet niet, hoe ik ze moet helpen. Het beetje lompen dat ik nog had, heb ik reeds verruild voor brood, en verder heb ik niets meer. De oogst, waarin men nog een kleinigheid verdienen kan, blijft nog wel een maand uit. Op het oogenblik ben ik werkeloos en ook recht- en stemloos, omdat mijn Vader zeven jaar in den kerkeraad heeft gezeten." 1 Juni 1934. „Ik bevind mij in een zeer slechten toestand. Ik ben al vier jaar zonder land en heb dus al dien tijd geen oogst gehad. Mijn man is verbannen en ik heb vier kinderen. Zelf ben ik ziek, aan de long, dat komt van het te weinig eten. Mijn kinderen zwellen op van honger. Als ik niet spoedig hulp krijg, moeten wij den hongerdood sterven. 1 Juni 1934. Bij ons is zeer groote nood, wij weten niet, hoe wij moeten leven. Misschien wilt U zich in dezen hongersnood over ons ontfermen, want wij leven op het oogenblik van gras." 18 Juni 1934. „In dezen winter moest ik met vijf hongerige kinderen mijn huis verlaten. In deze week zijn mij alle kinderen afgenomen, drie zoons en twee dochters. Zij zijn ver bij mij vandaan en ze moeten allen als gevangenen werken | voor een hap brood ; zij verdienen niet I eens een stuk brood voor mij, oude moeder. Ik smeek U zeer om hulp, want ik lijd grooten honger. Er is ook geen groente, door de groote droogte verI dort alles." 4 Juni 1934. „Nu ik Uw adres heb geI kregen, wil ik U laten weten, hoe het I mij gaat. Ik ben een oude man van 62 jaar en leefde in tamelijk goeden doen | tot 1930. Van dat jaar af leefde ik in 1 groote armoede, want ik werd recht- en m stemloos gemaakt; have en goed werd I' mij ontnomen. Het vorige jaar werd ik 1 uit mijn huis verdreven, zoodat ik nu I met mijn familie in de allergrootste ar| moede verkeer en bitteren hongersnood I moet lijden. Ik heb geen land om iets te kunnen zaaien en ik heb ook geen midi delen om iets te koopen, zoodat ons voedsel meestal uit grassoep bestaat en I wij zijn daardoor geheel krachteloos ge| worden. Dit alles moet ik lijden, omdat ik in de afwezigheid van onzen geesteI lijke, godsdienstige handelingen verricht I heb, zooals doopen, begraven, en de I. godsdienstoefening leiden. Ik woon nu I in een schuur met mijn familie, bestaanI de uit zeven kinderen, vrouw, schoonI moeder van 75 jaar, in het geheel 10 zielen. Door het vele, dat ik dezen tijd I moest doormaken, is mijn rechteroog I blind geworden " ■ „Ik deel U mee, dat ik met mijn familie in 1930 verbannen ben. Mijn familie bestaat uit 4 zielen, ik en nog drie kleine kinderen. Mijn man ging er verleden jaar op uit om brood te zoeken en kwam niet meer terug. Waarschijnlijk is hij gestorven. Wij-hebben groot gebrek aan levensmiddelen 18 Juni 1934. Arbeid is er hier genoeg ; wij rooien de boomen en ontginnen den grond. Waar nog nooit een menschenvoet geloopen heeft, maken wij nu een nieuwe nederzetting, wij, slaven van de twintigste eeuw. Ja, hier moesten de journalisten van mijn lieve vaderland eens kunnen komen, om er zich een voorstelling van te kunnen maken, hoe wij hier in het door onze pers geprezen El Dorado worden uitgebuit, meer dan ooit een kapitalist heeft gedaan, 's Morgens om vier uur wordt men gewekt, om 5 uur gaat men aan het werk, tot zonsondergang. En het is nog niet genoeg, dat wij den ganschen dag moeten zwoegen, neen, ook des nachts moeten we werken om de stommels der gerooide boomen te verbranden. Waar is hier de veelgeprezen acht-urige werkdag ? En zoo werken er hier millioenen ! Als misdadigers, die niets misdreven hebben en die dubbel lijden, omdat hun familie moet deelen in hun lot. En het loon ? Er is na harde arbeid niet eens genoeg brood. Wij lijden aan ondervoeding. Van de vijf dagen zijn er twee zonder brood " 14 Mei 1934. Ons heeft het ongeluk getroffen, wij zijn verbannen naar het hooge Noorden, reeds vijf jaar lang. Wij hebben al veel honger en ellende geleden. Twee kinderen, een zoon en een dochter, moesten hier reeds hun jonge leven laten. Mijn man was thuis al vaak ziek, maar hier gaat de beste gezondheid nog te gronde. Wij moeten altijd in koude en vocht staan, daarbij altijd honger lijden, hetgeen nog de grootste ellende is. Mijn man is hart- en nierziek. Vooral in het voorjaar is het altijd erg. Dan zwelt hij geheel op. In Maart was hij weer zeer ziek. Toch ging hij naar het bosch boomen rooien. Daar moesten wij zeven weken tot aan de knieën in de sneeuw staan ; nu staan we in het water. De voeten zijn altijd nat, omdat het schoenwerk slecht is. Mijn man heeft weer kou gevat en zijn lichaam is weer opgezwollen. Medicijnen zijn hier niet; hij mag niet veel drinken, ook niet veel soep eten, alleen brood- en dat hebben wij juist zoo weinig. Wij mengen er altijd boomschors, gras en aardappelschillen doorheen. Onze dochter is ook reeds vier jaar aan het werk in het bosch. Van het balken dragen is zij ook ziek, haar rug is geheel opgezwollen. Kort gezegd, wij hebben hier een treurig leven". Zoo zouden we door kunnen gaan, bijna eindeloos. Maar de vraag dringt U wellicht reeds, hoè kan IK persoonlijk daar helpen ? Daarover in een volgend artikel. Eerst wil ik thans ingaan op een vraag die mij één dezer dagen gesteld werd. Heel begrijpelijk vroeg men mij, hoe krijgen we eenigszins zekerheid, dat in een land met dergelijke toestanden en haat tegen het Christendom, gaven voor die Christenen ook op de juiste plaats aankomen ? Laat me daarop antwoorden. Het werk wordt dus uitgevoerd door het Baltische Rusland Comité, dat in Riga zetelt en waar Dr. Schabert, die zelf eenige jaren geleden banneling in Siberië geweest is en dus die hel kent, leider is. Alle sub-comité's zenden hun gelden naar deze centrale. Deze Dr. Schabert schreef het volgende. En ik meen velen een dienst te bewijzen, het in zijn geheel op te nemen. * Gelukkig is hulp aan de vervolgden nog altijd mogelijk. Officieel loochent de Sovjet-regeering allen nood en verklaart zij zelfs, dat zij allen steun uit het buitenland zal aanmerken als een inmenging in interne aangelegenheden — maar anderzijds drukt zij op de officieele Russische briefkaarten reclame af in de Eogelsche taal, dus voor het buitenland bestemd, waarin zij opwekt om aan vrienden en kennissen in de Sovjet-Unie geld te zenden via de Staatsvaluta-winkels. De begunstigden kunnen zich dan in deze staatswinkels voorzien van levensmiddelen en andere artikelen. De bolsjewistische machthebbers hebben deze maatregel uitgevonden om aan buitenlandsche geldswaarden te komen, daar de Russische roebel in den handel onbruikbaar is. Niet in alle plaatsen zijn dergelijke z.g. Torgsin-kantoren gevestigd. Naar de kleinere plaatsen en naar de verbanningsoorden, zelfs in Siberië, zendt de „Baltische Ruslandarbeid" dan ook levensmiddelen-pakjes. Ook deze pakjes bereiken altijd het juiste adres. Hiervoor zijn verschillende waarborgen. Ten eerste heeft de Sovjet-regeering er niets tegen, dat het buitenland haar „slaven" voedt. Ook profiteert zij van deze pakketten door het heffen van zeer hooge invoerrechten. Bovendien is de Russische post aangesloten bij het internationale postwezen en heeft zij als zoodanig aan haar verplichtingen te voldoen. Voor een verloren gegaan pakje kan langs diplomatieken weg vergoeding verkregen worden. Het gebeurt meermalen, dat een afgezonden pakje weer ongeschonden in Riga terugkomt, omdat de geadresseerde vertrokken of gestorven was. Een groote zekerheid, dat de pakjes aankwamen, geven ook de brieven en kaarten uit Rusland, die de goede ontvangst melden en die ontroeren door de hartelijke woorden van innige dankbaarheid. Buitengewoon treffend is het ook telkens en telkens weer te lezen, hoe de gezonden pakketten niet alleen medewerken tot versterking van verzwakte, uitgehongerde lichamen, maar hoe vooral geloof en hoop weer worden verlevendigd en de treurende ziel vertroost. Honger lijden is ontzettend, maar om daarbij ook nog te moeten dragen de bespotting der godloozen, te moeten hooren en ook zelf te moeten denken: „Waar is nu Uw God ?", om dag aan dag te moeten verkeeren onder menschen, die als beesten zijn, denkend alleen aan eigen voordeel zonder eenig menschelijk gevoel van medelijden of barmhartigheid, en dagelijks vertrapt te worden en verguisd als aller afschrapsel, dat alles en nog veel meer is onbeschrijfelijk bitter. Niemand van de menschen ontfermt zich hunner en de hemel schijnt gesloten. En te midden van dit neerdrukkend zware leed komt nu plotseling een pakje of een geldzending. „God leeft nog ! En Hij zorgt! En er zijn nog menschen, die liefde en barmhartigheid kennen!" De gebogen ziel richt zich weer op, de oogen gaan weer ten hemel, geloof en vertrouwen keeren weer en de hoop wordt verlevendigd. Wie, die zich waarlijk Christen noemt, zou met dezen arbeid niet gaarne willen meewerken ? Elk afgezonden pakje versterkt, wat dreigt te sterven, verkwikt en versterkt het geloofsleven en is tevens een middel in Gods hand om het kwijnend godsdienstig leven in Rusland eenigermate in stand te houden. Versterking is wel noodig. Want het eischt een geweldige moed om in Rusland de Naam van Christus te belijden. Openlijk Christus belijden ! Ongetwij feld hebt gij dat ook eens gedaan, mijn lezer ? Maar toen werd Uw belijdenis met het schoone „Amen" der Gemeente beantwoord. Maar in Rusland moet men Hem belijden te midden van verdierlijkte menschen, vol haat en vijandschap, waar met hoonlachen der hel het woord vóór Jezus Christus, Onzen Heiland beantwoord wordt. Zoudt gij zoo ook kunnen belijden ? Als ge waarachtig geloofd, dan zal God U er in die ure kracht voor geven. Maar nu reeds, onderzoek toch Uw geloof. En verwaarloos nu toch niet de rustige gelegenheid om door bijbellezen èn gebed èn samenkomst Uw geloof te versterken. Als ge daartoe komt, zal dat ook één van de zegeningen voor die martelaren in Rusland zijn, de zegen op hun lijden. Ontroerend rijk en diep is de liefde bij de Christenen onderling. Daar aan de predikanten de broodkaart ontnomen is, waardoor het een Sovjet-burger alleen mogelijk is zich eenigermate van brood te voorzien, zoo is eigenlijk honger hun eenig lot. Doch de liefde weet ook hier haar dank te uiten voor de ontvangen geestelijke gaven. Komt de gemeente .naar de godsdienstoefening, dan brengt ieder, die kan een klein pakje mee. In het eene zit een stukje brood in krantenpapier verpakt. In het andere drie aardappelen, in een derde eenig geld, een vierde brengt een zakje meel. Dit alles wordt in het portaal der Kerk in een groote zak gedaan. Dit is het tractement van den predikant, waarvan hij met zijn gezin moet leven tot den volgenden Zondag. Als dan tenminste de dienst niet verstoord wordt en het tractement gestolen. Vaak worden, zoo mogelijk, uit dit tractement ook nog de vele armen verzórgd. Dat is liefde ontvangen en geven. Uit een andere brief lezen we : Ook zijn de pakjes, die wij door Uw zorg krijgen de eenige geregelde hulp geweest. Hoe zullen we U danken ? Zoo ontvangt Dr. Oskar Schabert te Riga, onder wiens leiding de „Baltische Ruslandarbeid" staat, iedere maand gemiddeld 1000 brieven. Hij staat weer in verbinding met allerlei Comité's in het buitenland, waaronder ook het Comité in Holland en ons Comité in Indië, die aan hem de verzamelde gelden zenden. Gij verlicht het lijden van voor U onbekenden. Maar het zijn Uw Broeders en Zusters. Die zelf het alleruiterste reeds doen. Ten slotte nog een gesprek, dat eei gevangene achter zijn celdeur van twee bewakers afluisterde. A. : Dus gisteren hebben jullie den ouden proost doodgeschoten ? Dat was ook zoo'n vervloekte burger. B. : Ja. A. : Waarom ben je zoo stil ? Anders snij je er altijd zoo over op, als je ze kan doodschieten. B. : zwijgt A. : Nu, vertel eens, heeft die ouwe hond zich erg verzet, hebben jullie hem stevig moeten binden ? B. : Wij wilden het doen, maar hij zei, het is niet noodig, ik blijf wel rustig staan. A. : En stond hij rustig ? Heeft hij gehuild ? B. : Hij stond rustig en gehuild heeft hij niet, alleen wat gezegd. A. : Wat heeft hij gezegd ? B. : Eigenlijk niets gezegd, hij heeft gebeden. A. : Haha ! gebeden ! 1! Zeker voor zijn leven, die ellendeling ! B. : Neen hij... heeft voor ons gebeden Toen zwegen beiden. Wonderbaar is Christus, Die zwakke Christenen tot zulke getuigen maakt, dat bloedige beulen overwonnen worden. Bidden voor zijn vijanden ! Onmogelijk ? Zeker, in eigen kracht. Maar in Christus' kracht is het mogelijk. De getuigen hiervoor worden thans in Rusland gezien. Moge dat ook de zegen van die martelaren zijn, dat ook wij wat meer ver- gevensgezind worden tegen hen, die ons gekrenkt hebben. En dat zijn nog niet eens onze moor denaars ! Ja, ontroerend rijk en diep is de liefde bij die Christenen onderling. Verschillen, vroeger zoo belangrijk, vallen weg. En duidelijk wordt hoe belijdend geloof en dienende liefde ten diepste de hoofdzaak en de kracht is voor het leven van de Kerk. Laten Uw Broeders en Zusters in Rusland ons dat toch leeren. Belijdend geloof en dienende liefde. En gij, die in vergelijking met Uw Russische broeders zoo ontzag'lijk rijk in ALLE OPZICHTEN zijt, bidt toch voor hen. Maar WERKT OOK. Geeft uit dankbaarheid, om wat Christus voor U gedaan heeft. Geeft met blijdschap. Den blijmoedige gever heeft de Heere lief. Paulus' woord blijft van kracht: En gij, Broeders, vertraagt niet in goed te doen. En God Zelf zal U zegenen, met een zegen die nimmer meer vergaat. Voor Uw vervolgde Broeders en Zusters in Rusland en in de landen daaromheen, geldt Jezus' woord : Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden. Zalig zijn zij, die vervolgd worden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der Hemelen. En voor U geldt, als gij uit liefde tot Christus, die vervolgden met Uw gebed en gaven steunen gaat: Zalig zijn de barmhartigen, want hunner zal barmhartigheid geschieden.