CB 21013 redesd^g WERELDBOND DEIR KERKEN Vrede op aarde, in de menschen een welbehagen. „Ik bid, dat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader! in Mij en Ik in U, dat in Ons één zijn; opdat de wereld geloove, dat Gij mij gezonden hebt." Joh. 17:21. DE CHRIS 1US VAN DE ANDES. Het doel van den Wereldbond. Toen in 1899 juist tegen Paschen een oorlog dreigde tusschen Chili.en Argentinië, is er een merkwaardige godsdienstige beweging in beide volken ontstaan, die dien dreigenden oorlog door een sterken vredeswil verhinderde. Een. Christusbeeld van 50 voet hoog is door beide volken op het hoogste punt van het Andes-gebergte, dat de grens tusschen Chili en Argentinië vormt, opgericht Daaronder staan de woorden: „Eer zullen deze bergen ineenstorten en tot stof vergaan dan dat de volken van Chili en Argentinië hun plechtig verdrag zullen breken, aan de voeten van den Christus bezworen". Aan. de andere zijde staat .geschreven: „Hij is onze Vrede, die beide tot één maakte". %De apostel .Paolus schreef deze woorden met het oog op de Joden en Heidenen, EL 2 : 14, tusschen wie Christus de scheidsmuur had verbroken. Dit woord bevat een vredesprogram voor de Christenheid. Tot één maken, d.i. vereenigen alle volken, talen en rassen. Geen volkenstrijd maar volkenverzoening zij ons ideaal, omdat het de wil Gods is in Christus. Tot „medearbeiders" aan dit doel Gods worden wij geroepen. Uit de Statuten. In de statuten der Ned. Af deeling wordt als doel genoemd: a. de Kerken op te wekken om haar invloed te gebruiken bij het volk, de volksvertegenwoordiging en de Regeering, teneinde een goede verstandhouding tusschen de volken te bevorderen; .. b. Christenen van verschillende Kerken, godsdienstige genootschappen en vereenigingen samen te brengen om de kerken in dit werk té steunen; ;- c. bij de Christenheid het bewustzijn te wekken, dat de internationale verhoudingen moeten worden gebracht onder den invloed ; van het Evangelie van Jezus Christus en dat zij Wj verwaar'3rloüng dezer taak hare roeping verzaakt. Uit de geschiedenis van den Wereldbond der Kerken en der Oecumenische Beweging Augustus 1914 brak de groote wereldoorlog uit. . „Alle vaderlanders ontrolden hun vaandel, doch de Kerk van Christus, die een banier bezit, was niet in staat deze hoog boven alle uit te heffen." Deze klacht van den bekenden Franschen predikant Wilfred Monod is een aanklacht, die de kerken steeds meer verontrust en de oecumenische beweging al sterker doet worden. Dit boekje vertelt van haar. In de eerste eeuwen van het Christendom kwamen de kerken op Oecumenische Kerkvergaderingen bijeen. Toen leefde nog krachtig het besef tot één Kerk te behooren en de belijdenis leefde: ik geloof in de ééne heilige algemeene Christelijke Kerk. Thans is dit geloof veelal tot een dood artikel uit de belijdenisgeschriften geworden. Sinds meer dan 1000 jaren kwamen de kerken uit de geheele oecumenè, dj. bewoonde wereld, niet meer bijeen. Nationale en confessioneele scheidingen leidden tot dikwijls zeer droevigen onderlingen strijd, waarvan menige donkere bladzijde der kerkhistorie verhaalt Nu is de oecumenische beweging geboren. Het besef van gemeenschappelijke schuld en verantwoordelijkheid, gave en taak groeit Terwijl de scheidsmuren tusschen volken, rassen en klassen steeds hooger worden opgetrokken, is een verblijdende toenadering tusschen de kerken internationaal en nationaal te constateeren. Wanneer Is het eigenlijk begonnen? Reeds eeuwen heeft het verlangen naar de eenheid der christenheid geleefd, doch het leefde bij enkelen en werd niet tot een beweging. Na het midden van de vorige eeuw komt er kentering. Na de oprichting van de Evangelische Alliantie in 1845 gaat het in snel tempo voort. In de 70 er jaren volgen pogingen tot hereeniging der Oostersche „Orthodoxen", Anglicanen en Oud-Katholieken. Wereldbonden worden opgericht; internationale conferenties worden gehouden. Nog slaat de beweging echter niet over naar de kerken zelf. Die tijd is echter niet ver meer. DE WERELDBOND DER KERKEN. In 1899. kwam de eerste Haagsche vredesconferentie bijeen. De toenemende wedloop in bewapening deed het ergste voor Europa vreezen. Diplomaten en juristen beraamden tezamen over middelen om den vrede te bewaren. Waar waren de kerken? Allerlei stemmen werden gehoord, maar naar de stem der Kerk van Christus, den Vredevorst, werd niet gevraagd en de kerken waren onmachtig om haar eenparig te doen hooren. Toen is het begonnen. Prof. Siegmond Schultze vertelt ervan (blz. 24). Het plan om de kerken Internationaal en interconfessioneel bijeen te brengen rijpte. In Amerika werd In Februari 1914 een kerkelijke vredesvereenlging opgericht (Church Pèace Union). Andrew Carnegie schonk haar 2 millioen dollar met den wensch: „Welk en heerlijke zaak zou .het zijn alle kerken der wereld in dit jaar bijeen te brengen." DE CONFERENTIE TE CONSTANZ. Spoedig zou de wensch in vervulling gaan, doch welk een tragiek ligt er in het feit, dat de kerken uit 15 landen te Constanz bijeenkwamen op denzelfden datum, dat de groote wereldoorlog uitbrak! De profeet Jeremia ontving eens in tijden, dat voor Israël alles verloren scheen, van God de opdracht een stuk land te koopen ten teeken aan de Israëlieten, dat Hij hen eenmaal „zeker zal doen wonen" (Jerem. 32:37). Is de oprichting van den Wereldbond juist op het moment, dat de hel losbreekt over Europa en de haat de volken verteert, een door God gegeven profetie, dat Hij den volken „eenerlei hart en eenerlei wet zal geven" (vs. 39)? Zoo gelooven wij. Terwijl de stad Constanz vol was van oor- logsgerucht, werd de Wereldbond in den hemel gesloten. (Zie blz. 25). Begrijpelijk is, dat het werk tijdens den oorlog niet krachtig kon worden voortgezet, al bleef er contact bestaan en werd er veel gedaan voor de krijgsgevangenen. Het was echter de Wereldbond, die na den vrede van Versailles het eerst erin slaagde de „vijanden" weder op een conferentie en wel op het kasteel OudWassenaer bij den Haag in 1919 (30 Sept.—4 Oct.) bijeen te brengen. Gaarne mocht Nathan Söderblom daarop wijzen (zie blz. 17). Het werd een belangrijke conferentie. Verschillende eischen werden gesteld, o.a.: 1. het lidmaatschap van den Volkenbond toegankelijk voor alle volken, ook de overwonnenen. 2. Verleening van vrijheid aan de Zending, die bij het verdrag van Versailles aan de Duitschers was ontnomen. 3. Waarborgen, dat in den Volkenbond de rassen door 'alle. natiën gelijkelijk worden behandeld. 4. Een bepaling In het Volkenbondsstatuut, dié de vrijheid' van godsdienst waarborgt. Natuurlijk spande het meermalen op de conferentie, speciaal tusschen de Franschen en Duitschers. Toen op een critiek moment de spanning zeer groot werd, nam de Duitscher Prof. Siegmund Schultze het Nieuwe Testament en las — in het Fransen! — 1 Joh. 1, waarin de woorden staan: „indien wij zeggen, dat wij geen zonden hebben, zoo verleiden wij elkander en zijn in de waarheid niet" Daarna verzocht hij samen het „Onze Vader" te bidden. De spannig was verdwenen. Wel mocht in een resolutie, aan het slot der conferentie aangenomen, worden gezegd: „Wij spreken als onze diepe overtuiging uit, dat de genezing „van de wonden der naties en de herbouw van het sociale en internationale leven der wereld enkel kan tot stand komen in en „door Jezus Christus, onzen Heer, onder wiens heerschappij wij „hier Zijn samengekomen. De eenheid van Zijn' discipelen is een „feit, dat zelfs oorlog en economische strijd op geenerlei wijze kan „te niet doen. Wij wenschen ernstig, dat deze feitelijke eenheid „dieper zal worden gevoeld en duidelijker zal worden gedemonstreerd midden in een nog steeds verscheurde en krankzinnige „wereld, opdat Jezus Christus in het licht trede als de Verlosser „der Wereld en in Hem de oplossing van de diepste problemen „der menschheid gevonden moge worden". Dit is het doel van den Wereldbond, ja van de oecumenische beweging in haar geheel. De conferentie op Oud-Wassenaer is een verblijdend en profetisch getuigenis geweest der christelijke kerken. Zoo dikwijls wordt gezegd, dat de kerken de gordijnen pas openschuiven als het daarbuiten reeds lang licht is. Hier is het toch wel anders. Hier profeteeren de kerken een nieuwen dag en wijzen den weg, dien de wereld moet gaan! Pas in 1925 zal Duitschland tot den Volkenbond toegelaten worden! WERELDBOND EN VOLKENBOND. Reeds het volgende jaar (1920) komt men weder bijeen te Beatenberg. Wederom een belangrijke conferentie. De opgerichte Volkenbond wordt met blijdschap begroet: „Voor de eerste maal in de geschiedenis der menschheid is „een lichaam tot stand gekomen, dat het grootste deel van de „wereld vertegenwoordigt en, naar wij hopen, spoedig alle be„schaafde naties zal vertegenwoordigen. Wij zien in hem een „organisatie, waardoor de menschheid zal kunnen spreken en „waarin hare gemeenschappelijke broederschap belichaamd kan „zijn." Doch dan volgt de eisch: „Wij weten echter eveneens, dat, tenzij de Heer het huis „bouwt, de arbeid der bouwlieden vergeefsch zal zijn en wij „bidden, dat uwe raadslagingen steeds geleid mogen worden door „Hem, die ons lot regeert en alleen uwe beraadslagingen met „succes kan kronen. „Daarom hopen wij, dat uwe besluiten en maatregelen zoo „mogen zijn, dat zij overeenstemmen met Zijn wil en dat steeds „voor de groote taak, die voor u ligt, Zijn hulp zal worden ingeroepen." Een geestelijk vriend heeft eens President Wilson geraden om als eerste bepaling van het Volkenbondsverdrag op te nemen: doel van den Bond is de volvoering van Gods wil. De Wereldbond der kerken acht het zijn roeping tot dit doel steeds weer op te roepen. Daarom zegt zij ook te Bpatenberg „dat er alleen hoop op broederschap en vrede tusschen de volken bestaat, indien de christelijke beginselen krachtiger op de internationale verhoudingen worden toegepast" Geen private moraal maar de geldigheid der beginselen van het Evangelie ook voor de samenleving der volken! Ook voor een volk is het niet goed en noodzakelijk om kwaad met kwaad te vergelden, zeide de vroegere president van het oppergerechtshof in Duitschland eens als minister in den Rijksdag. Dat deze eisch niet wordt erkend noemde Prof. Max Huber (zie foto blz. 19) het groote heidendom onzer dagen. ONTWAPENING. De Volkenbond wil recht boven macht doen heerschen. Daarbij kan hij rekenen op den vollen steun van den Wereldbond, die in zijn resolutie, te Avignon in 1929 aangenomen, verklaart: „Wij gelooven, dat de oorlog, beschouwd als middel tot op„lossing van internationale verschillen, onvereenigbaar is met „den geest en de methode van Christus en daarom onvereenig„baar met den geest en de methode van Zijn Kerk. „De georganiseerde Christenheid van het Westen moet een van beide doen: óf het oorlogspel opgeven óf haar zendelingen terugroepen en aan haar godsdienst een anderen naam geven" zeide de Amerikaan F. B. Smith op de conferentie te Praag, die een resolutie aannam, waarvan de laatste woorden eischen: „de kerken van Jezus Christus moeten als haar eersten plicht het bevel aanvaarden van haar aller Heer: Zoekt eerst het Koninkrijk Gods". Geen wonder, dat alles gedaan werd om de ontwapeningscon- ferentie te doen slagen. De Nederlandsche afdeeling, reeds In 1915 onder voorzitterschap van Dr. J. A. Cramer, opgericht, verzamelde 340.000 handteekeningen en 852 adhaesiebetuigingen van kerkeraden, die naar Genève werden gezonden. De ontwapeningsconferentie mislukte. Haar voorzitter Arthur Henderson is overleden. Zal nu ook de Wereldbond niet goed doen mede te werken aan een eervolle begrafenis van de Ontwapeningsidee? Nooit! Ontwapening, is geen idee van menschen, maar eisch van God en wij hebben zijn belofte: Christus komt! Op een tentoonstelling te Londen waren eens landbouwwerktuigen te zien, die vervaardigd waren uit oorlogsmateriaal, dat na den oorlog in de velden van Palestina was gevonden. Daaronder stond de bekende Oud-Testamentisché profetie: ,.De zwaarden zullen omgesmeed worden tot ploegscharen en de speren tot sikkelen." Aan deze profetie houdt de Wereldbond vast. Ontwapening is geen overmoedige idee van menschen maar belofte Gods, die Hij waar zal maken. In gehoorzaamheid aan dezen God,- den Vader van Jezus Christus, zet de Wereldbond zijn arbeid voort, thans reeds in 35 landen, ook in Nederland. Het slot der boodschap der Ned. Afdeeling van Oct. 1935 luidde: • In dezen tijd van godloosheid en nieuw-heidendom gaat de strijd om Jezus Christus. W$ leggen in Zijnen naam deze gelofte af: witten God meer gehoorzamen dan de menschen. Wij witten van onze eenheid in Christus getuigen. Wij willen de geldigheid van de beginselen van het Evangelie voor alle terreinen van het leven eischen. Wij witten als getuigen van Jezus Christus den twijfelenden en wanhopigen toeroepen: Houdt goeden moed! Christus komt. W(jIsmeeken den almachtigen God, onzen Vader, door Zijnen Heiligen Geest de volken te stemmen tot vrede en ons te bekwamen tot dienstknechten, die van harte hegeeren in de navolging van Jezus Christus vredestichters op aarde te zijn. De God des Vredes zij met ons alten! Internationale Conferentie van den Wereldbond der Kerken op Oud-Wassenaer (Sept. 1919). In het midden: Nathan Söderblom, Dr. }. A. Cramer, Lord Dickinson. Conferentie van het Internationale Comité van den Wereldbond te Chamby, 12—18 Augustus 1935. Eerste rij in het midden L. H. Hcnriod, alg. secr. Achter hem de nieuw gekozen president bisschop Valdemar Ammundsen, aan zijn linkerhand (3e) mevr. Söderblom. STOCKHOLM. Het was reeds op de conferentie te Oud-Wassenaer (1919), dat Nathan Soderblom het plan opperde om een groote Kerkenconferentie voor praktisch Christendom bijeen te roepen, die de gel' digheid der beginselen van het Evangelie zou eischen voor alle terreinen van het leven. In 1925 kwam zij te Stockholm samen. In haar boodschap aan de christenheid lezen wij: „Wij belijden voor God en de wereld de zonden en tekortko„mingen, waaraan de Kerk door gebrek aan liefde en meevoelend „begrijpen zich heeft schuldig gemaakt. Menschen, die met ernst „naar waarheid en gerechtigheid streefden, hebben zich van Chris„tus verre gehouden, omdat Zijne volgelingen Hem voor de mensch„heid zoo onvolkomen hebben geopenbaard. De oproep van dit „oogenblik aan de Kerk moet daarom een oproep zijn tot boete „en toch ook een oproep tot een blijmoedig nieuw begin uit de „onuitputtelijke krachtbron Jezus Christus. „De Conferentie heeft onze overgave aan den Leidsman onzer „zaligheid verdiept en op Zijn roepstem: „Volg mij na!" hebben „wij onder Zijn kruis den plicht erkend om Zijn Evangelie op „alle terreinen van het menschelijke leven tot de beslissende macht te maken: in het industrieele, sociale, politieke en internationale leven." Spoedig zal met den „Wereldbond der Kerken" worden overeengekomen, dat hij zal blijven arbeiden op het terrein van het politieke en internationale leven, terwijl aan de Stockholm-beweging, weldra geleid door een Oecumenischen Raad voor Praktisch Christendom, het sociale terrein in den ruimsten zin des woords genomen, blijft toegewezen. De Kerken zijn in haar sociale roeping te kort geschoten. Zij hebben niet eenparig de sociale beginselen van het Evangelie verkondigd. Zij hebben te veel vergeten, dat In de verhouding tusschen God en de ziel naar het Evangelie steeds een derde is betrokken: de broeder. „Indien iemand zegt: ik héb God lief en hij haat zijn broeder, die is een leugenaar." 1 Joh. 1 :20. Het meest volmaakte gebed „het Onze Vader" kan alleen in gemeenschap ge- beden worden. Te yeèl Is het vergeten. Daardoor is er in onze Westersch-christelijke cultuur zooveel ontstaan, dat vloekt met het Vaderschap Gods en de broederschap der menschen. Te Stockholm belijden de Kerken schuld en getuigen: „In naam van het Evangelie hebben wij opnieuw met nadruk „uitgesproken, dat de industrie niet enkel mag gebaseerd zijn op „de begeerte naar persoonlijke winst, doch dat zij als een dienst „aan de gemeenschap het eigendom als een toevertrouwd pand moet „beschouwen, waarvan wij God rekenschap schuldig zijn. Samen„werking moet in plaats van zelfzuchtige concurrentie komen." In het arbeidersdeel van Oost-Berlijn is het voorgekomen, dat een kind aan een Zondagschooljuffrouw, van wie het een tekst ontving om thuis aan de wand op te hangen, zeide: „Juffrouw wg hebben thuis geen wand meer." Toen de juffrouw, niet begrijpend, wat het kind bedoelde, op onderzoek uitging, kwam zij in eén kamer, die door touwen in drieën was verdeeld. In elk gedeelte woonde een gezin en het kind had de waarheid gesproken. Voor de tekst was geen plaats beschikbaar aan de wand Natuurlijk is het niet de taak der Kerken om sociale programmen in details uit te werken. Aan een Christelijk kunstenaar zegt de Kerk ook niet hoe hij zijn schets moet Opzetten of zijn kleuren moet mengen. Doch de Kerk schenkt hem wel bezieling. Zoo heeft ; de Kerk ook tot het waarlijk sociale te inspireeren door hare prediking, dat God in Christus die gemeenschap wil, waarin als één lid Üjdt alle leden mede-lijden en het gebod wordt gehoorzaamd „Draagt elkanders lasten en vervult alzoo de wet van Christus." Söderblom is het overkomen, dat hij in Engeland op twee achtereenvolgende Zondagen in verschillende kerken precies aan elkaar tegenovergestelde eischen voor het sociale leven hoorde verkondigen. ÉÉN STEM, ÉÉN GETUIGENIS. De bedoeling van Stockholm en Wereldbond is aan deze niet alleen in Engeland voorkomende verwarring een einde te maken door tot één sociale ethiek te komen. Meer dan ooit is het noodig, dat deze eenparige stem van de kerken wordt gehoord. Effathaf d.i. doe uw mond open, roept Söderblom aan het einde der Stock' holmconferentie de kerken toe. De arbeid is in vollen gang. De 2e groote conferentie, die in 1937 te Oxford. in Engeland zal worden gehouden en het meest brandende en actueele vraagstuk van de verhouding tusschen KERK — VOLK — STAAT zal behandelen, wordt in internationale en nationale studieconferenties' krachtig voorbereid. Ook Nederland neemt daaraan deel. Onder voorzitterschap van den bekenden jurist Prof. Max Huber werd in de Betuwe op het kasteel Hemmen van 4—8 Mei J935 een internationale studieconferentie over het onderwerp: de totaliteitseisch van den staat en de vrijheid van een christenmensch, gehouden, (zie foto blz. 19) en reeds in September daarop had over hefeelfde onderwerp op „WoudschOten" een Nederlandsche oecumenische theologenconferentie plaats. Steeds sterker wordt het besef, dat de vragen waarvoor wij in onze dagen worden gesteld de geheele Kerk van Christus raken. Eén strijd, hebben wij te strijden, één front te vormen, dat het supranationaal en supraraciaal karakter van het Evangelie en de vrijheid van een, christenmensch verdedigt en gehoorzaamheid zweert aan God alleen. Het gaat om het laatste, om het Evangelie zelf, om Jezus Christus als de openbaring van God den Vader en om de zelfstandigheid en het bestaansrecht van Zijn Kerk in onze 20ste eeuw. LAUSANNE. Geen wonder, dat naast Stockholm en Wereldbond nog de Lausannebeweging voor „Belijdenis en Kerkorde" is gekomen, die haar naam ontving naar de eerste conferentie, in 1927 te Lausanne gehouden. Ip het mogelijk, dat de Kerken ook in belijdenis en kerkorde tot meerdere eenheid komen? Ook hierover is het gesprek begonnen, al is het duidelijk dat wij, die gedurende vier eeuwen in tal van kerken (in Amerika zijn er 200) zijn'uiteengegaan, niet in enkele jaren de eenheid zullen bereiken. Toch willen wij de vizie van Lausanne niet missen! In Engeland ivefc- scheen reeds een schets van de ook organisatorisch hereenigde Kerk! DE JEUGD. Wat zal uit de oecumenische beweging worden? Is zij eén tijdsverschijnsel, dat zal voorbijgaan? Of is zij het antwoord op de roepstem Gods en schenkt Hij ons een nieuwe kerkhervorming, die in een nieuwe navolging van den één en Heer, Jezus Christus, aan de wereld zichtbaar wordt? Eén ding weten wij, dat de Jeugd zich wendt tot deze herlevende Kerk! Een internationaal Oecumenisch Jeugdcomité is gevormd en komt geregeld op conferenties samen. Zij wil den strijd tegen elkaar niet meer, die te veel door de ouderen is gestreden. Vande Jeugd en van de jonge Zendings-kerken komt al luider de eisch tot eenheid. ZENDING. Door de Zendingsconferentie, in 1928 op den Olijfberg bij Jeruzalem gehouden, wordt aan de oude kerken toegeroepen „de ergernis u^ièr verdeeldheid moet ophouden!" In Britsch-Indië, China, Canada, overal waar het Christendom jong is of zich gesteld ziet tegenover een niet-christelijke wereld wordt de noodzaak der eenheid gevoeld en zien wij de vorming van één nationale Kerk. Dit alles is zeer hoopvol. God geeft aan elk leven kansen. Zeker zijn de kansen groot, die Hij thans geeft aan de kerken. Aan ons is de taak deze te grijpen. Het treedt .inderdaad steeds duidelijker aan het licht „dat buiten de krachten van het Evangelie om de verhoudingen tusschen volken, rassen en klassen tot onderlinge strijd in plaats van tot samenwerking, tot wederkeerige haat in plaats van tot verzoening én vrede zich ontwikkelen, zoodat de versplintering en verdeeldheid grooter is dan wêQicht ooit te voren", gelijk de Oecumenische Raad in Nederland aan de kerkeraden zegt; velen wenden zich' tot de kerken om het alleen, verlossende Woord te hooren. Als nu de kerken zich aaneensluiten om in geloof en leven zich'als de ééne Kerk van Christus te openbaren, in woord en daad te ge- tuigen van Hem, die gekomen is niet om de wereld te veroordeelen, doch te behouden, dan zullen zij worden meer dan zij waren het Licht der wereld, waarheen die in duisternis zitten zich wenden en een hopelooze wereld zullen zij oproepen te hopen, omdat er nog is een levende God, die met ons is: Immanuel. NEDERLAND. 'Dankbaar mogen wij zijn, dat er ook voor Nederland, volgens Adolf Keiler kerkelijk het meest verdeelde land ter wereld, reden is te hopen. Van de drie takken der oecumenische beweging: Stockholm, Wereldbond, Lausanne zijn ook in ons land nationale afdeeling en. Deze drie hebben zich den lOen Mei 1935 geconcentreerd door een „Oecumenische Raad in Nederland" te vormen. Dén 3en Maart 1934 werd een „Nederlandsen Oecumenisch Jeugdcomité" opgericht, waarin 14 landelijke Jeugdorganisaties zijn vertegenwoordigd. Te Nijmegen, Amersfoort, Amsterdam, Den Haag werden hiervan reeds plaatselijke afdeelingen gevormd. In meerdere plaatsen is men met de voorbereiding daarvan begonnen. Gegrepen door de vizie van de ééne Kerk van Christus, gaat de Jeugd steeds krachtiger getuigen: Wij willen oecumenisch zijn. Een oude profetie luidt: „uwe ouden zullen droomen droomeh, uwe jongelingen zullen gezichten zien" (Joel 2:28). Gaat althans het tWeede deel thans in vervulling? Het groeit — waarheen? • God weet het alleen, maar Zijn belofte is zeker. Jezus Christus is in de wereld gekomen om de scheidsmuur neer te werpen, opdat het worde: „Een Heer, één geloof, één doop, Een God en Vader van allen, die daar is boven allen en door allen en in u allen". Moge ieder christen, die deze korte zeer onvolledige schets tof het einde heeft gelezen, van de Oecumenische beweging met Söderblom zeggen: „Wee mij, als ik aan haar niet deelneem," Zweden en Nederland De treffende overeenkomst tusschen de geestelijke kuituur van Holland en van Zweden werd reeds vroeg door Nathan Söderblom opgemerkt In het jaar 1891 nam hij deel aan de Wereldconferentie van de Christelijke Jongemannenvereeniging te Amsterdam en verkreeg een sterken indruk van de hooge cultuur en de diepe geestelijke kracht van het Hollandsche volk. De jonge student van 25 jaar was bliikbaar fnpn repds door de groote gedachte van de eenheid der Christenen gegrepen: „toen wij onder de hooge gewelven van de Westerkerk „een vaste burcht is onze God" aanhieven, ieder in zijn eigen taal, voelden wij ons ondanks de verschillen toch één in den geest Bedenkt jonge menschen, dat wat u scheidt, vergankelijk en wat u vereenigt, eeuwig is." Het was ook in Holland, dat de menschen uit de oorlogvoerende landen voor de eerste maal na den wereldoorlog samenkwamen. Dit gebeurde op de gezegende conferentie van den Wereldbond op Oud-Wassenaer in den herfst van 1919. Dat had noch de kerk van Rome noch de internationale arbeidersbeweging ondanks alle dappere pogingen kunnen bereiken! Het waren de evangelische kerken, die deze eerste ontmoeting tusschen de vroegere vijanden tot stand konden brengen. Dat dit juiit in Holland gebeurde, was een gevolg van de sterke zelfstandige positie, die het in volle overeenstemming met de edele geschiedenis van het lancr gedurende den oorlog had ingenomen De politiek van Holland had zich dapper, neutraal en edelmoedig betoond. De conferentie op Oud-Wassenaer werd van beslissende beteekenis voor hetgeen later in Genève (1920) en in Stockholm (1925) geschiedde. „Wanneer ik geen Zweed ware, zou ik een Hollander willen zijn" móet mijn man gezegd hebben. Een mogelijkheid daartoe heeft zich eenmaal voorgedaan. In het jaar 1900 werd hij na Brede Kristensen en Eduard Lehmann als de opvolger van C. P. Tiele voorgesteld. De bewerking van Tiele's Compendium der godsdienstgeschiedenis verbindt zijn naam met Hollands beroemden, godsdienst-historicus. Bij het portret van mijn echtgenoot zou ik een paar woorden van hemzelf willen voegen: „Wij kunnen slechts waken en bidden, vertrouwen en werken. Wanneer de geest des Heeren onze verscheurde, materialistisch geworden en verminkte Christenheid doordringt, dan zullen de scheidsmuren, die in den loop der tijd verrezen zijn, niet langer stand hóuden. Zij zullen in stukken vallen, niet door welmeenende eenheidsbewegingen, doch door de macht van den Heer zelf. En in haar^grooten stroom zal de vloed van Gods liefde ons allen, die .door den geest van onzen Heer bewogen worden, één maken." „Het is onze menschelijke en christelijke plicht geduldig te werken voor het schijnbaar onmogelijke: voor den vrede. De eenige weg naar den vrede is de smalle, op welke niemand zichzelf in vrede laat doch strijden moet den onverbiddelijken strijd tegen den ouden Adam in zichzelf en in anderen." ANNA SÖDERBLOM. Bij de opening van de groote conferentie te Stockholm zeide Söderblom: „Geve God, dat de in onze harten ontstoken heilige vlam moge worden gelouterd en zich vereènige tot een enkel groot vuur der liefde en der gerechtigheid, dat de geheele Christenheid aansteekt, haar de eeuwige goddelijke waarheid in nieuwe helderheid openbare en elke ziel en de geheele Kerk met de gloeiende» barmhartigheid van Christus vervulle. Dit moet ons gebed zijn/n» en immer."; i m .btistofcao Internationale Studieconferentie te Hemmen, 4—8 Mei 1935. Zittend van rechts naar links: Prof. A. Keiler, Prof. M. Huber, Prof. P. Scholten, Dr. J. H. Oldham. „Zij roepen Vrede, Vrede, terwijl er geen vrede is" Jerem. 8:11. De geheele wereld vraagt naar vrede, terwijl de cene helft der wereld de andere helft verwijt, dat er geen vrede is. Politici hitsen op tot den oorlog; nationalistische leiders moedigen den oorlog aan; handelsconcurrenten geven aanleiding tot oorlog. Ondertusschen kunnen ontelbare millioenen mannen en vrouwen elk oogenblik in den oorlog gesleept worden, doch zij doen niets om aan dit lot te ontkomen. Kan er eenige twijfel bestaan, dat de vrede verzekerd zou zijn, als de naar vrede verlangende massa's ook bereid waren actief voor den vrede te werken? Wat de wereld noodig heeft is blijvende vrede; niet slechts voor een of twee jaren om van het vechten weer op adem te komen, zooals in het verleden het geval is geweest. Noodig is een nieuw stelsel, waarin de oorlog geen rol kan spelen, in zooverre als de naties voor de regeling hunner aangelegenheden andere -methoden zullen hebben aanvaard en door anderen geest zullen worden geleid. . De methode kan worden uitgewerkt door deskundigen. In het raam van den Volkenbond, het Permanente Hof van Internationale Justitie en verschillende rechtbanken voor arbitrage en verzoening is hierin reeds voorzien. Indien de wereld bereid ware om oorlog te vervangen door recht dan ligt de weg gereed. Doch is de wereld daartoe bereid? Helaas moet het antwoord luiden: neen! De vredesgeest is nog niet tot activiteit opgeroepen. De massa's der menschen zijn stom gelijk schapen, die ter slachting geleid worden. Tenzij zij het uitroepen, dat er geen oorlog meer mag zijn, zal de vrede nooit iets anders dan voorbijgaande zijn. Wij hebben het middel te vinden, dat zulk een kreet zal doen losbreken. Waar zullen wij de kracht vinden, die daarvoor noodig is? Napoleon de Groote zeide, dat er twee groote machten in de wereld zijn: de macht van het zwaard en de macht van den geest en dat de geest altijd sterker is dan het zwaard. Dit is een waar woord. Ongelukkigerwijze wordt het zwaard zoo gemakkelijk uit de schede getrokken, terwijl de geest enkel komt door bidden en vasten. Aan de Christenen is dit bekend en daarom rust in dezen op hen een zware verantwoordelijkheid. Ontwijfelbaar heeft Christus zijn volgelingen den plicht opgelegd om de menschheid op de paden des vredes te leiden. In hoeverre vervult het Christenvolk deze taak? De Christelijke Kerken strekken zich uit over alle landen en zij hebben ongeëvenaarde gelegenheden om haar Evangelie overal te verspreiden en toch doen zij weinig in deze richting. Daarom is het onze eerste plicht om de kerken op te wekken. Aan dezen oproep mogen wij geen grenzen Stellen. Dikwijls wordt de tegenwerping gemaakt, dat de eigen kerk te klein of een bepaalde natie te zwak is om eenigen invloed op de gang van zaken in de grootere wereld te hebben. Deze bewering is echter dwaas èn laf. Niet voordat alle kleine volken dapper genoeg zijn om zich te vereenigen, zullen de groote volken notitie van hen nemen. Dikwijls is opgemerkt, dat bij de verhandelingen van den Volkenbond alleen naar de opinie van de groote mogendheden wordt geluisterd, terwijl aan die der kleinere staten geen aandacht wordt geschonken. Indien zij echter met een éénparige stem zouden kunnen spreken, zou aandacht aan hen geschonken moeten worden en zouden zij hun invloed verdrievoudigen. De Christelijke kerken kunnen dit bereiken, daar zij de middelen hebben om één stem te doen hooren. Zij hebben deze middelen nog niet aangewend, omdat hare verschillen op verscheidene punten van kerkinrichting en leer in den weg stonden; er is evenwel ondet de volgelingen van Jezus Qhtistus geen meeningsverschil betreffende de vredesvraag. Dit is bewezen door de ervaring van den „Wereldbond voor internationale vriendschap door de kerken", waarin alle voornaamste Evangelische en Orthodoxe kerken zijn vertegenvertegenwoordigd en die geregeld over oorlogs- en vredesvraagstukken confereeren. Op een van deze vergaderingen werd definitief het beginsel aangenomen „dat oorlog ter beslechting van internationale geschillen onvereenigbaar is met den geest en de methode van Christus en daarom onvereenigbaar met den geest en de methode van Zijn kerk." Indien de Christelijke gemeenschappen over de geheele wereld willen arbeiden voor de aanvaarding van dit beginsel en het wilden bekend maken aan de nationale en internationale autoriteiten, die den vrede moeten hand' haven dan zal de vrede bewaard worden: de geest zal gezweefd hebben boven de wateren en aan de menschheid den weg tot verzoening hebben geopenbaard. DICKINSON OF PAINSWICK. „Wij zijn en moeten onherroepelijk zijn: internationaal; op geen andere wijze kunnen wij trouw zijn aan onzen Meester. Het bevel van Jezus Christus luidde, dat Zijne volgelingen, zouden onderwijzen „alle volken". Hij wilde geen onderscheid gemaakt hebben tusschen Ariërs en niet-Ariërs; tusschen Joden en heidenen of tusschen wit, zwart of geel. Hij stierf voor de geheele wereld en de kerken mogen voor haar arbeid geen engere grenzen trekken. Zoolang de handelingen van de staten niet door deze beginselen geleid worden, zal vrede nooit gewaarborgd zijn en daarom is het de plicht der kerken om in dezen geest moedig haar stem te doen hooren. Een kerk, die een staat toestaat om de zedelijke wet te schenden, zonder dat zij protesteert, is ontrouw aan haar geloof en dient de belangen van haar eigen volk slecht. Indien de kerken haar verantwoordelijkheid in deze materie zullen erkennen, dan zullen zij den steun ontvangen van millioenen mannen en vrouwen, die met groote angst aan den horizon de wolken zien naderen, die de wereld met een nieuwen oorlog bedreigen." Uit de boodschap van Lord Dickinson aan alle leden van den Wereldbond. Aug. 1934. Staande van links naar rechts: Mevr. Cramer, L. J. v. Wijk, Ds. J. W. K. Hoevers, Prof. Dr. J. A. Cramer, Dr. Pockema Andreae (burgemeester), Ds. J. Jezéquel, superintendent Stoltenhof, Ds. W. Monod, Mevr. Jezéquel, iets naar achteren Ds. F. Dijkema. Voor een Wereldoorlog De mogelijkheid, dat een nieuwe oorlog uitbreekt, is thans voor Europa zoo nabij als nooit tevoren. Het optreden van Italië tegenover Abessinië, de noodzakelijkheid om het Volkenbondsverdrag te verdedigen, de spanningen in Midden-Europa hebben onder den te Genève schijnbaar geplaveiden bodem van internationale betrekkingen een hoeveelheid springstof opgehoopt, dat men aan alle kant de grootste explosie kan verwachten. Wellicht kan men zeggen, dat het christelijke geweten meer ontwaakt is dan in 1914. De kerken kiezen voor een deel partij, de oecumenische organisaties hebben zich vrij duidelijk uitgesproken. Doch de kerken en kerkelijke instanties, waarop het aankomt, vooral ook de Paus, hebben zoo weinig geleerd en zijn zoo onbeslist in hare houding als de kerkelijke' instanties der oorlogvoerende landen van den wereldoorlog waren. Een herinnering kan hier van nut zijn: de herinnering aan een poging der christelijke kerken bij het begin van den grooten wereldoorlog om op het laatste moment te verhinderen, dat de geweren afgingen. Deze dramatische poging uit de eerste Augustusdagen van 1914 valt samen met de eerste conferentie van den Wereldbond voor internationale vriendschap door de kerken. In de jaren 1908 en 1909 sloten eenige Britsche en Duitsche christenen zich aaneen om te pogen de Europeesche spanning op het meest critieke punt te ontladen. In 1914 waren zij zoo ver ge- vorderd, dat zij een.conferentie van vertegenwoordigers der kerken van alle landen der aarde voor de versterking van den vrede konden bijeenroepen. In het voorjaar had te Londen de beslissende bespreking tusschen den Zwitser, Professor Emery, den Engelschen kwaker J. Allen Baker en ondergeteekende in het huis van Allen Baker plaats. Wij waren besloten om ondanks allen tegenstand een vredesconferentie der kerken samen te roepen. Als plaats werd Constanz gekozen, als tijd van aanvang Augustus. In Duitschland gelukte het, eenige leidende mannen der Duitsche kerken voor de zaak te winnen; doch de kerkelijke besturen weigerden. In Engeland waren zoowel leiders der vrije kerken als van de staatskerk bij het plan geïnteresseerd. Evenzoo in de Vereenigde Staten. In Frankrijk waren het eenige weinige hoogstaande mannen. Uit Nederland kwam Dr. }. A. Cramer, toen invloedrijk predikant te den Haag. Velen, die wilden komen, werden door het uitbreken van den oorlog verhinderd. 84 wisten ondanks alles te komen en kwamen den len of 2en Augustus te Constanz aan, dat zich in die dagen in een legerplaats veranderde. Wij kwamen bijeen in het oude Dominicaner klooster op het eiland in het Bodenmeer, omgeven door het tumult van den beginnenden oorlog. Toen wij over de statuten van den op te richten Bond beraadslaagden, viel er een bom binnen: de telegraphische oproep aan twee Fransche deelnemers om onder de wapenen te komen. Een van hen knielde in ons midden neer en bad. Mijn Duitsche gebed antwoordde. Menigeen heeft sindsdien zich dezen bond, die toen in den hemel gesloten werd, herinnerd. Op dien 2en Augustus werd de conferentie tot een gebedsvergadering. De persoonlijke onzekerheid had eiken deelnemer tot een gebed voor eigen nood aanleiding kunnen geven, het was echter veel meer de bezorgdheid voor de wereld, die ons vereenigde. Op dien namiddag bracht ik de telegrammen naar de post, die de conferentie of enkele leden aan de staatshoofden, de ministers en overige leiders zonden. Ik betaalde daarvoor ongeveer 2000 Mark. Het waren grootendeels hartroerende verzoeken, vermaningen, waarschuwingen, eischen. Zij gingen ten onder in het woeden der elementen. De Christenheid was niet toegerust, zij had niet voldoende zich voorbereid, zif stond machteloos tegenover de situatie. Is het heden anders? Zullen de oproepen van de oecumenische organisaties, die heden bestaan, die nu 20 of 30 jaar hebben gewerkt, meer vermogen? Zullen de kerken ook die der oorlogvoerende landen een duidelijker taal durven te spreken? Zou een vredesconferentie der kerken, die in dit oogenblik van groot gevaar werd samengeroepen, meer kunnen bereiken dan Constanz op 2 Augustus 1914? Wie den vredesarbeid der kerken kent, zal moeilijk met een volmondig ja kunnen atwoorden. Zeker, de organisaties zijn er, gedeeltelijk dank zij hetgeen in dien moeilijksten tijd werd begonnen. Ook is binnen de kerken het vraagstuk meer onder de oog en gezien. Ook maakt het bestaan van politieke organen voor de solidariteit der volken een vredesactie voor de kerkelijke lichamen gemakkelijker. Doch ook de tegenkrachten zijn beter toegerust. Het nationalisme heeft niet slechts zijn uitwendige wapenrusting versterkt doch zich ook, vooral in de laatste jaren, met een passende wereldbeschouwing toegerust Op het moment, dat de christelijke kerken met een beroep op Christus haar „Vrede op aarde!" zullen uitroepen, zal een duizendstemmig „Oorlog" van het weder opgestane heidendom antwoorden. Niet slechts de dienstweigeraar doch iedere christelijke prediker des vredes zal een wilde horde van oorlogsophitsers en wachters voor de nationale eer tegen zich en boven zich hebben. En terwijl de hemel verduisteren zal door de moordbrengende wolken van vijandige vliegtuigen, zal nationalistische propaganda ook aan den Christen den toegang tot de hemelsche krachten beletten of bemoeilijken. Is ons christelijk kerken-volk op dit uur voorbereid? Zoo niet Iaat het dan meer ernst maken met den arbeid van den Wereldbond voor internationale vriendschap door de kerken! F. SIEGMUND SCHULTZE. Het gesprek der Kerken Langen tijd hebben de kerken niet met. elkaar gesproken; of, wanneer zij het deden, was het, om elkaar te vervloeken. De geschiedenis van het christelijk: gesprek der kerken onderling is waarlijk droevig. Het christelijk verkeer tusschen de kerken' bestond uit verwenschingen, godsdienstoorlogen, brandstapels en wederkeerige vervloekingen. Ging het daarbij werkelijk steeds slechts om de waarheid? Wie iets weet van den éénen Heer, de ééne doop, de ééne hoop, treurt diep in zijn hart over de onmacht der christenen om elkander in het hoogste te verstaan en ons geloof aan de eene heilige apostolische Kerk te verwerkelijken. Moet dit zoo blijven? Blijven wij werkelijk in den wil van onzen God, die zijne kudde op aarde heeft gesteld, wannéér wij ons in het geheel niet bekommeren om hetgeen ons scheidt en om hetgeen ons vereenigt? Uit deze bezorgdheid is de oecumenische beweging voortgekomen. Men moet haar niet misverstaan of verkeerd uitleggen, zonder te weten, wat zij wil en uit welken- geest zij is 'ge~ boren. Men kan een dergelijke beweging zich voorstellen als een torenbouw 'van Babel, die allen in spraakverwarring brengt, als menschelijk idealisme, dat in goddelijke dingen er maar op losconstrueert alsof het menschelijke dingen waren, als een zaak van organisatie, waarbij men meer voor den vorm dan' voor den geest geïnteresseerd is of 'als een groote kerkenbrei, waarin alle vei:- schillen verdwijnen. Ja, men kan zich haar denken als een gebaar van de liefde, waarbij de waarheid wordt vergeten. Een dergelijke oecumenische beweging zou inderdaad veroordeeld moeten worden. Zij zou niet dien geest der waarheid in zich dragen, die tot het Evangelie behoort Doch de huidige pogingen der Kerk, om elkaar beter te verstaan, mogen zoo niet worden uitgelegd. Men kan niet bescheiden genoeg van deze bemoeiingen spreken. Ik noem de oecumenische bewegingen een nieuwe deemoed der Kerk, want zij zijn voortgekomen uit den nood en uit de bekommernis om het ontbreken der eenheid, die ons toch is beloofd. Zij groeien op uit de benauwenis van de velerlei taak, die deze wereld stelt en die geen kerk voor zich alleen kan vervullen.. Zij zijn een vrucht van het geloof, dat niet ophoudt zich het hoogepriesterlijk gebed uit het 17e hoofdstuk van het Johannesevangelie te herinneren. Zij zijn een nieuwe vizie van die Kerk, die voor ons oprijst, wanneer wij den Epheserbrief lezen. Zij zijn een kreet van verlangen, zooals een Calvijn heeft geslaakt, toen hij aan den Aartsbisschop van Canterbury schreef: „Ik zou gaarne tien oceanen doorkruisen, wanneer ik daarmee iets voor de Christelijke eenheid kon doen." Juist omdat men zoo bescheiden en deemoedig van de oecumenische beweging moet spreken, mag men haar in het huidig stadium een nieuw gesprek der kerken onderling noemen, een gesprek, waartoe wij door den bijbel zelf worden opgeroepen, die door hare teekening van de eenheid van het Christelijk gezin-ons voortdurend in onze verscheurdheid onrustig maakt De kerken spreken daarom heden weer met elkaar. Hoe voert men heden dit gesprek? Men begon niet met de oude geschillen, die sinds weldra tweeduizend jaar de kerken verdeelen, doch men begon met de onbetwistbare onmiddellijke taak, die God duidelijk aan alle kerken op min of meer gelijke wijze stelt De christelijke Kerk wordt heden overal bedreigd. Wij mogen van een eigenlijke vervolgingstijd spreken. Alleen laat men thans geen leeuwen en gladiatoren op de Christenen los. Het zijn niet de Romeinsche keizers, die tot vermaak van het volk in de arena christenbloed laten vergieten, doch heden is het de totaliteitseisch van den staat, die de kerken in haar wezen bedreigt Hij wil alles zijn. De Staat houdt zich in een reeks van landen niet slechts bezig met het recht de bescherming en eccaomische verzorging der onderdanen, doch hij dicteert een wereldbeschouwing, hij organiseert de gewetens, hij wil de Jeugd in een bepaalde geest opvoeden Hij is gedeeltelijk gehuwd met een nieuw heidendom, dat het Christendom bestrijdt. Deze nieuw-heidensche geest brengt heden de christelijke kerken in alle landen in gevaar. Hij is zelfs to de kerken zelf binnengedrongen in die vermomming, die ook den duivel als een engel des lichts doet verschijnen. Dit is het groote uur van verzoeking voor de Kerk; tegenover haar staat als eens voor Jezus, de totale staat en zegt: dit alles zal ik U geven, vrede, bescherming recht, invloed, traktement staatsbijdragen. als gij nedervallende mij zult aanbidden. In dit gevaar spreken de kerken heden met elkaar Niet enkel deze verzoeking dwingt haar daartoe, doch ook de nood der geloofsgenootèn. In Rusland sterft de kerk. .Van 200 Luthersche predikanten zijn heden nog 8 in het ambt De hervormde kerk is om zoo te zeggen reeds uitgebluscht Kerken, gemeenten, inrichtingen, ^fdadigheidswerken zijn heden ook elders bezig te sterven. Vluchtelingen dringen over de grenzen en de politie speelt voetbal met hen. De nood is ook tot de Kerk en haar arbeid gekomen, zij wordt arm. Zij wordt weder tot een kleine kudde Kan zij onder zulke omstandigheden in hare tot dusver bestaande scheidingen volharden en verder gaan? «,l3« M^fïÜf* *tervendc kerken ^ gemeenten, inrichtingen en liefdadigheidswerken rustig te laten sterven, omdat het ons h*e "nood'? DOOd br0edCrS Cen 9emeenschappe- In dezen nood spreken de kerken heden met elkaar. Haar gesprek fa cen begin. Wij gelooven. dat Gods geest zelf ons tot dit gesprek dringt Een christelijk gesprek leidt steeds tot het centrum. Wij kunnen zeker niet lang over bijkomstige dingen aan de periferie met elkaar spreken. Het eenige groote thema van «Ut christelijk gesprek is in laatste instantie: Christus. Als de kerken begonnen zijn over volk, staat en kerk met elkaar-' te spreken of over de sociale vragen of over de evangelische soli-| dariteit, dan doen zij dit slechts, omdat zij daarbij aan Christus denken. Hij is de Heer der Kerk. Het huidige gesprek stuurt ten slotte op dit nieuwe middelpunt aan. Eigenlijk spreken wij over Christus, als wij met elkaar over een christelijke solidariteit, de evangelische vrijheid, het christelijk staatsbegrip, de inrichting der Kerk, de sociale taak der Kerk spreken. Ja, wij hebben het gevoel, dat in de huidige beweging Christus weer tot ons spreekt,' dat Christus' geest ons dringt, om weer dichter tot den ander te komen en hem te zoeken. De Geest heeft de Kerk gesticht. De Geest heeft steeds weer de macht ons van onze oude plaatsen voorwaarts te bewegen. God zelf spreekt tot ons, door ons woorden van den bijbel weder tot geboden te maken, die wij niet mogen weerstaan. Wij 'spreken daarom heden weer met elkaar, omdat Hij met ons spreekt. Wij zijn onderweg in dit gesprek gekönten, omdat wij niet langer tegenover elkaar konden zwijgen. Wij weten niet waarheen de weg voert Ook de Kerk' kent Gods' weg niet, dbc& een ding weten wij: Hoe dichter wij Christus naderen, des te nader komen wij elkander. ADOLF KELLER. WAAR LIGT DE EENHEID? Toen de conferentie op het eiland Fanö (Denemarken 1934) wegens de afwijkende meening der afgevaardigden der Duitsche rijkskerkregeering geen eenparig . aangenomen boodschap kon uitgeven, werd dit door bisschop Ammundsen in de slotgodsdiênst-. oefening rondweg "geconstateerd. Hij eindigde zijn toespraak echter met de woorden: . „Toch zijn wij een, niemand heeft de conferentie verlaten. Allen willen het gesprek voortzetten. Waar ligt Onze eenheid ?" Daarop wendde hij zich om en wees op het vóór ons hangende: beeld van den gekruisigden Christus en zeide: „Hij is voor ons allen gestorven." Daarop hebben allen tezamen liederen van deze ééne. liefde gezongen en het „Onze Vader" gebeden, leder in zijn eigen taal/' De Nederlandsche Afdeeling In het Bestuur van de Nederlandsche Afdeeling van den Wereldbond zijn thans 7 Kerkgenootschappen vertegenwoordigd: de Nederlandsche Hervormde Kerk; de Evangelisch Luthersche Kerk; de Hersteld Evangelisch Luthersche Kerk; de Algemeene Doopsgezinde Sociëteit; de Remonstrantsche Broederschap; de Oud-Katholieke Kerk; de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband. Bij de Nederlandsche Afdeeling zijn aangesloten 15 godsdienstige organisaties. De Nederlandsche Afdeeling geeft twee organen uit: het „Maandbericht", waarin de voornaamste berichten uit den Wereldbond in het bijzonder en de oecumenische beweging in het algemeen worden gepubliceerd (elke jaargang minstens 100 bl. druks) en „Internationaal Christendom", dat 3 a 4 maal des jaars verschijnt en waarin belangrijke artikelen verschijnen, o.a. de referaten op de Oecumenische Theologen-conferenties gehouden (elke jaargang ongeveer 150—200 blzn.). Door lezing van beide organen blijft men op de hoogte van de oecumenische beweging. Het lidmaatschap der Nederl. Afdeeling wordt verkregen: door een jaarlijksche contributie van ƒ1.—, waarvoor het „Maandbericht" wordt ontvangen; door een jaarlijksche contributie van ƒ3.—, waarvoor het „Maandbericht" en „Internationaal Christendom" worden toegezonden. Over de contributie wordt met verhooging der inningskosten in de maand October beschikt, tenzij het bedrag van te voren wordt gezonden aan den penningmeester Jhr. L. HUYDECOPER, Oudkerkhof, Utrecht (giron. 2679: Rotterdamsche Bankvereeniging). Wat doet gij met inliggende kaart ? De Nederlandsche Afdeeling versterken ? „Zalig zijn de Vredestichters, want zij zullen Gods Kinderen genaamd worden"